• No results found

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Borstvoeding op de Intelligentie van Kinderen

Maartje Diroë

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen

Studentnummer: 11302933

Begeleidster: Titia van Zuijen

Aantal woorden: 5492

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen ... 4

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van à terme geboren kinderen ... 7

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen ... 15

Conclusies & Discussie ... 18

(3)

Abstract

Borstvoeding heeft belangrijke gezondheidsvoordelen tijdens zowel de kindertijd als de volwassenheid. Of borstvoeding ook cognitieve voordelen heeft, is minder bekend. Vandaar is onderzocht wat de invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen is. Om een antwoord te geven op deze vraag is een overzicht gegeven van onderzoek naar de invloed van borstvoeding op de intelligentie van zowel à terme geboren kinderen als prematuur geboren kinderen.

Uit de bestaande literatuur is gebleken dat borstvoeding een significant effect heeft op de intelligentie van kinderen. Duur en effectiviteit van borstvoeding blijken een rol te spelen in deze relatie. Zo zijn beiden gerelateerd aan hogere intelligentietestscores. Tot slot blijken de gevonden effecten zelfs groter te zijn voor prematuur geboren kinderen dan voor à terme geboren kinderen.

Op basis van eerder onderzoek en huidig literatuuroverzicht blijkt dus dat borstvoeding zowel lichamelijke als cognitieve voordelen heeft.

Sleutelwoorden: borstvoeding, intelligentie, intelligentie quotiënt, cognitieve ontwikkeling

(4)

De Invloed van Borstvoeding op de Intelligentie van Kinderen

De vroege ontwikkeling van kinderen heeft belangrijke langetermijneffecten voor de gezondheid in het volwassen leven. Zo blijkt uit de theorie van Barker (2004) over de ontwikkelingsoorsprong van ziekte in het volwassen leven dat de eerste 1000 dagen na conceptie van groot belang zijn voor de gezondheid in het volwassen leven. Deze theorie heeft zijn oorsprong in verschillende epidemiologische associaties. Zo vond Barker onder meer associaties tussen een lager geboortegewicht en een groter risico op overlijden op middelbare leeftijd door hart- en vaatziekten (Barker & Osmond, 1986). Daarnaast vond Barker associaties tussen voeding tijdens het vroege leven, kindersterfte en de ischemische hartziekte (Barker & Osmond, 1986). Deze, en andere epidemiologische associaties, hebben geleid tot de hypothese dat de gezondheid in het volwassen leven niet alleen wordt beïnvloedt door genetische- en omgevingsfactoren tijdens de volwassenheid, maar ook in grote mate door verschillende omgevingsfactoren die tijdens het vroege leven werkzaam zijn.

Uit voorgaande alinea wordt duidelijk dat omgevingsfactoren tijdens het vroege leven van groot belang zijn voor de gezondheid tijdens het volwassen leven. Recent onderzoek noemt borstvoeding als zo’n belangrijke factor tijdens het vroege leven voor de gezondheid tijdens het volwassen leven. Zo laat de review van Robinson en Fall (2012) zien dat het krijgen van borstvoeding tijdens het vroege leven samenhangt met een lagere bloeddruk en lagere cholesterol tijdens de volwassenheid. Daarnaast laat deze review zien dat kinderen die borstvoeding hebben gekregen een lager risico hebben op obesitas en diabetes in de

volwassenheid. Elke extra maand borstvoeding bleek dan ook geassocieerd te zijn aan een 4% lager risico op obesitas. Uit de literatuurreview van Robinson en Fall (2012) bleken de

hiervoor genoemde associaties op te gaan voor zowel à terme geboren kinderen als prematuur geboren kinderen.

(5)

Naast deze langetermijneffecten van borstvoeding, heeft borstvoeding ook korte termijneffecten voor de gezondheid en ontwikkeling van kinderen. Zo blijken ziekte- en sterftecijfers lager te zijn onder kinderen die borstvoeding hebben gehad dan onder kinderen die dit niet hebben gehad (Victoria, 2000; Bartick et al., 2017; Robinson & Fall, 2012). Ook laat de studie van Quigley, Kelly en Sacker (2007) zien dat 53% van de ziekenhuisopnamen voor diarree en 27% voor luchtweginfecties voorkomen had kunnen worden door het geven van borstvoeding. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Venneman et al. (2009) dat

borstvoeding het risico op wiegendood aanzienlijk vermindert. Zo blijkt dat borstvoeding dit risico laat afnemen met ongeveer 50% tijdens de gehele periode waarin men borstvoeding geeft. Borstvoeding heeft dus naast belangrijke langetermijneffecten, ook belangrijke korte termijneffecten voor de gezondheid van zowel à terme als prematuur geboren kinderen.

Uit voorgaande theorieën en studies kan geconcludeerd worden dat borstvoeding aanzienlijke gezondheidsvoordelen heeft tijdens zowel de kindertijd als de volwassenheid. Naast onderzoek naar deze gezondheidsvoordelen van borstvoeding, wordt er ook steeds meer onderzoek gedaan naar de invloed van borstvoeding op de cognitieve ontwikkeling. Men kan zich namelijk afvragen of borstvoeding naast deze belangrijke gezondheidsvoordelen, ook cognitieve voordelen met zich meebrengt.

De ontwikkeling van de hersenen is namelijk complex en enkel calorieën zijn niet voldoende voor deze ontwikkeling. Voor de groei en ontwikkeling van de hersenen zijn allerlei verschillende voedingsstoffen nodig, maar de belangrijkste zijn toch wel degene die onder anderen eiwitten, jodium, zink, ijzer, vitamine A, D, B6, en meervoudige onverzadigde vetzuren bevatten (Schwarzenberg & Georgieff, 2018). De meest actieve periode van

hersenontwikkeling is de eerste 1000 dagen na conceptie (Fox, Levitt & Nelson, 2010). Wanneer men niet slaagt in het verstrekken van de belangrijke voedingsstoffen aan het kind tijdens deze kritieke periode van hersenontwikkeling, zou dit mogelijk kunnen leiden tot een

(6)

verminderde cognitieve ontwikkeling (Georgieff, Brunette & Tran, 2015). Voeding is dan ook van groot belang tijdens deze kritieke periode.

Moeders kiezen tijdens deze kritieke periode vaak voor het geven van moedermelk, formulemelk of een combinatie van beiden. Anders dan formulemelk verandert de

samenstelling van moedermelk constant, om de baby precies te kunnen geven wat het op dat moment nodig heeft (Robinson en Fall, 2012; Voedingscentrum, z.d.). Zo verschilt de moedermelk van de eerste dagen na de geboorte aanzienlijk van de moedermelk van twee weken na de geboorte. De moedermelk van de eerste dagen na de geboorte bevat namelijk relatief grote hoeveelheden beschermende stoffen. Na twee weken nemen deze beschermende stoffen af en maken deze plaats voor andere voedende stoffen, zoals vitamines en vetten. Maar ook tijdens de borstvoeding zelf verandert de samenstelling van moedermelk

geleidelijk. Zo varieert het vetgehalte van de melk, afhankelijk van de tijd die er tussen twee voedingen zit. Naast het variëren in vet, varieert de moedermelk ook in verschillende

voedingstoffen, zoals eiwitten, koolhydraten en vitamines. Hierdoor krijgt het kind precies binnen wat het op dat moment nodig heeft. Ook Eidelman, Schanler en Johnston (2012) noemen de variatie van voedingsstoffen en vetten in moedermelk als een belangrijke factor in de kritieke periode van hersenontwikkeling. Formulevoeding mist deze variatie, waardoor het kinderen niet kan bieden wat moedermelk hen wel kan bieden. Moedermelk zou volgens hen dus grote voordelen opleveren voor de hersenontwikkeling tijdens het vroege leven

vergeleken met formulemelk. Vandaar wordt in huidig onderzoek onderzocht wat het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen is.

Intelligentie is onderdeel van de cognitie. Cognitie verwijst naar de mentale processen waardoor externe of interne input wordt getransformeerd, verminderd, uitgewerkt,

opgeslagen, hersteld en gebruikt (Neisser, 1967). Het omvat een verscheidenheid aan functies, zoals perceptie, aandacht, redeneren en plannen. Zoals reeds genoemd valt ook intelligentie

(7)

onder deze cognitieve functies. Intelligentie is geen eenduidig construct en er is dan ook geen eenduidige definitie voor (Tak, Bosch, Begeer & Albrecht, 2014). Bij huidige studie wordt echter de definitie van Spearman aangehouden. Volgens Spearman is intelligentie een

algemene factor genaamd ‘g’ die bij een tal van cognitieve activiteiten, zoals taal, plannen en redeneren, een rol speelt (Tak et al., 2014). Deze g-factor staat voor General Intelligence, oftewel de algemene intelligentiefactor waarop alle cognitieve vaardigheden zijn terug te voeren. Deze g-factor kan gemeten en uitgedrukt worden met een enkel nummer, zoals een IQ-score.

In huidig onderzoek wordt ten eerste een overzicht gegeven van onderzoek naar de invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Ten tweede wordt gekeken wat het effect is van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen vergeleken met à terme geboren kinderen. Wellicht dat er namelijk een verschil bestaat in dit effect. In het bijzonder wordt in huidig onderzoek nagegaan of borstvoeding daadwerkelijk een positieve invloed heeft op de intelligentie van zowel à terme geboren als prematuur geboren kinderen.

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van à terme geboren kinderen De invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen is een onderwerp waar veel onderzoek naar gedaan is. De meeste informatie omtrent het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen komt van observationele studies. Dit kan het lastig maken om mogelijke confounders uit te sluiten. Er is sprake van confounding wanneer een derde factor, die gerelateerd is aan zowel de onafhankelijke als afhankelijke factor, het causale verband tussen de twee veroorzaakt of verstoort. Er zijn echter een aantal observationele studies die erin geslaagd zijn te controleren voor relevante confounders. Zo heeft Kanazawa (2015) het effect van borstvoeding op de intelligentie van het kind onderzocht, waarbij is gecontroleerd voor het IQ van de ouders en sociale klasse. Dit is onderzocht aan de hand van data van een longitudinale studie bestaande uit een steekproef van 4.287 Britse kinderen. Intelligentie is

(8)

hierbij gemeten met de Peabody Picture Vocabulary Test (PPVT) en de Verbal Memory Test (VMT) op vierjarige leeftijd, de Peabody Individual Achievement Test (PIAT) op vijf- of zesjarige leeftijd en de Forward en Backward Digit Span Test (FDST & BDST) op

zevenjarige leeftijd. Informatie over voeding is verkregen via verschillende interviews met de moeder. Uit dit onderzoek is een associatie tussen borstvoeding en intelligentie gebleken, zelfs na controle voor intelligentie van de ouders en sociale klasse.

Ook Boutwel, Young en Meldrum (2018) controleren in hun onderzoek voor intelligentie van de ouders. Daarnaast controleren zij ook voor educatie en cognitieve stimulatie van de ouders. Bij deze studie is gebruik gemaakt van een steekproef van 790 Amerikaanse respondenten die gedurende een tijd van 15 jaar gevolgd zijn, beginnend direct na de geboorte. Informatie over de voeding is verkregen via interviews met de moeder tijdens het eerste levensjaar. Intelligentie is gemeten met de Woodcock-Johnson testbatterij (WJ) tijdens het derde en vijfde leerjaar en tot slot op 15-jarige leeftijd. Uit de resultaten blijkt dat er een significante relatie bestaat tussen borstvoeding en de intelligentie van het kind. Naast overeenkomsten omtrent het controleren voor de intelligentie van ouders, hebben voorgaande twee studies meer overeenkomsten. Zo hebben beiden onderzocht in hoeverre de duur van de borstvoeding een rol speelt in de relatie tussen borstvoeding en intelligentie. Beiden hebben geconcludeerd dat de duur van borstvoeding significant positief geassocieerd is aan de intelligentie tijdens de kindertijd. Zo is gebleken dat elke extra maand borstvoeding geassocieerd is aan een stijging van 0,3 IQ-punten.

Ook Quigley et al. (2012) hebben het effect van de duur van borstvoeding op de intelligentie van het kind onderzocht. In deze studie is data gebruikt van een nationale, longitudinale studie van 11.101 kinderen geboren in het Verenigd Koninkrijk. Informatie omtrent voeding is verkregen aan de hand van interviews met de moeder tijdens het eerste levensjaar en op driejarige leeftijd van het kind. Intelligentie is op vijfjarige leeftijd gemeten

(9)

met de British Ability Scales (BAS). Ook dit onderzoek heeft gecontroleerd voor educatie en intelligentie van de ouders. Net als uit onderzoek van Kanazawa (2015) en Boutwel, Young en Meldrum (2018) is gebleken, heeft dit onderzoek uitgewezen dat de duur van borstvoeding positief samenhangt met de intelligentie van kinderen.

Een studie die de resultaten van voorgaande drie studies tegenspreekt, is de studie van Jiang, Foster en Gibson-Davis (2011). Ook zij hebben het effect van borstvoeding, en de duur daarvan, op de intelligentie van het kind onderzocht. Hierbij hebben zij gebruikgemaakt van data van een longitudinale studie bestaande uit 3.271 kinderen en hun moeders uit de

Verenigde Staten. Intelligentie is hierbij gemeten met de WJ-testbatterij en de Wechsler Intelligentietest voor kinderen (WISC). Informatie omtrent voeding is verkregen aan de hand van interviews met de moeder. In dit onderzoek is gecontroleerd voor onder anderen sekse van het kind, educatie en intelligentie van de ouders. Ondanks dat de resultaten van dit onderzoek een significant effect laten zien van borstvoeding op de intelligentie van kinderen, is er geen significant effect gevonden van de duur van borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Zo blijkt dat alleen borstvoeding tijdens de eerste zes maanden van het leven leidt tot significant hogere IQ-scores, hierna draagt borstvoeding niet significant meer bij aan de intelligentie vergeleken met wat de eerste zes maanden al hadden bijgedragen.

Naast de duur van borstvoeding is vaak onderzocht of de exclusiviteit van borstvoeding van belang is in de relatie tussen borstvoeding en intelligentie. Zo ook in onderzoek van Bernard et al. (2013). Wanneer exclusieve borstvoeding wordt gegeven, betekent dit dat de baby voor een bepaalde tijd alleen moedermelk gevoed krijgt. Dit

onderzoek heeft gebruik gemaakt van data van een steekproef van 1.387 tweejarigen en 1.199 driejarigen, afkomstig uit Frankrijk. Informatie omtrent voeding is hierbij verkregen aan de hand van vragenlijsten die tijdens de eerste twee jaar na geboorte door de moeder zijn ingevuld. Intelligentie is op tweejarige leeftijd gemeten met de MacArthur Communicative

(10)

Development Inventory (CDI) en op driejarige leeftijd met de Ages and Stages Questionnaire (ASQ). Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen die ooit borstvoeding hebben gekregen

gemiddeld 3,7 IQ-punten hoger scoren op de CDI en 6,2 IQ-punten op de ASQ vergeleken met kinderen die nooit borstvoeding hebben gekregen. Ook laat dit onderzoek zien dat de duur van exclusieve borstvoeding positief geassocieerd is aan hogere scores op de CDI en de ASQ. Zo is elke extra maand exclusieve borstvoeding geassocieerd aan een gemiddelde stijging van 0,75 op de CDI en 1,0 op de ASQ. Elke extra maand van elke vorm van

borstvoeding is daarentegen geassocieerd aan een gemiddelde stijging van 0,56 op de CDI en 0,60 op de ASQ. Het effect van exclusieve borstvoeding op de intelligentie is volgens dit onderzoek dus groter dan het effect van niet-exclusieve borstvoeding.

Ook in onderzoek van Jedrychowski et al. (2012) is het effect van exclusieve

borstvoeding op de intelligentie van kinderen onderzocht. Dit is onderzocht aan de hand van data van een longitudinale studie bestaande uit een steekproef van 468 Poolse vrouwen en hun kinderen. Informatie omtrent voeding is hierbij verkregen via interviews met de moeder tijdens het eerste jaar na de geboorte. Intelligentie is tot en met driejarige leeftijd gemeten met de Bayley Mental Scales of Infant Development (BSID) en op zes- en zevenjarige leeftijd met de WISC. Ook hier is gecontroleerd voor onder anderen geslacht van het kind, educatie van de ouders en gewichtstoename van de moeder tijdens de zwangerschap. Dit onderzoek laat een significant effect zien van exclusieve borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Zo scoorden kinderen die voor ten minste drie maanden exclusieve borstvoeding kregen gemiddeld 2,1 IQ-punten hoger tijdens de zevenjarige follow-up dan kinderen die gemixte borstvoeding kregen. Kinderen die vier tot zes maanden exclusieve borstvoeding kregen, scoorden gemiddeld 2,6 IQ-punten hoger dan zij die gemixte borstvoeding kregen. Kinderen die zelfs langer dan zes maanden exclusieve borstvoeding kregen, scoorden gemiddeld 3,8

(11)

IQ-punten hoger dan zij die gemixte borstvoeding kregen. Er is dus een positief effect gebleken van exclusieve borstvoeding op de intelligentie van kinderen.

Net als uit onderzoek van Bernard et al. (2013) en Jedruchowski et al. (2012), is ook uit onderzoek van Belfort et al. (2013) een significant effect van exclusieve borstvoeding op de intelligentie gebleken. Deze studie heeft gebruik gemaakt van longitudinale data van een steekproef van 1.312 moeders en hun kinderen uit de Verenigde Staten. Informatie omtrent voeding is hierbij verkregen via interviews met de moeder tijdens het eerste levensjaar. Intelligentie is op driejarige leeftijd gemeten met de PPVT en de Wide Range Assessment of Visual Motor Abillities (WRAVMA) en op zevenjarig leeftijd met de WRAVMA en de Kaufman Brief Intelligence Test (KBIT). Daarnaast is gecontroleerd voor onder anderen geslacht van het kind, geboortegewicht en zwangerschapsduur. Deze studie heeft

geconcludeerd dat exclusieve borstvoeding samenhangt met hogere intelligentietestscores op drie- en zevenjarige leeftijd.

Een studie die voorgaande drie studies tegenspreekt, is de studie van Borra, Iacovou en Sevilla (2012). Hierbij is gebruik gemaakt van data van een longitudinale studie bestaande uit een steekproef van 12.268 Engelse moeders en hun kinderen. Hierbij is de intelligentie van het kind gemeten met de Standard Attainment Test (SAT) op zeven-, 11- en 14-jarige leeftijd. Informatie over voeding is verkregen via interviews met de moeder. Ook hier is gecontroleerd voor onder anderen geslacht van het kind en intelligentie van de ouders. Net als bij

voorgaande studies blijkt er een significant effect te bestaan van borstvoeding op de

intelligentie van het kind. Anders dan in voorgaande studies, is er in deze studie daarentegen geen significant verschil gevonden in het effect van exclusieve borstvoeding vergeleken met gemixte borstvoeding. Ondanks deze verschillen omtrent exclusieve borstvoeding, hebben voorgaande drie studies ook overeenkomsten. Zo blijkt uit de resultaten van deze studies dat het effect van borstvoeding op de intelligentie van het kind consistent en stabiel is over de

(12)

gehele kindertijd. Zowel onderzoek van Jedruchowski et al. (2012) als onderzoek van Belfort et al. (2013) laat namelijk zien dat het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen consistent en stabiel is tot en met zevenjarige leeftijd. Tot slot laten de resultaten van Borra, Iacovou en Sevilla (2012) zien dat het effect zelfs geldt voor de gehele kindertijd, namelijk tot en met 14-jarige leeftijd.

Een ander onderzoek dat zich in het bijzonder richt op het effect van borstvoeding op de verschillende trajecten van de cognitieve ontwikkeling en intelligentie van kinderen, is het onderzoek van Huang, Peters, Vaughn en Witko (2014). Hierbij is gebruik gemaakt van data van een longitudinale studie waarbij een steekproef van 3.129 Amerikaanse kinderen vanaf de geboorte gevolgd is. Informatie over voeding is verkregen via interviews met de moeder. Daarnaast is intelligentie van de kinderen gemeten met de WJ-testbatterij. Ook in dit onderzoek is gecontroleerd voor onder anderen geslacht van het kind, intelligentie van de ouders en sociaaleconomische status. Uit deze studie is gebleken dat er een significante associatie bestaat tussen borstvoeding en intelligentie. Dit effect bleek, net als bij voorgaande studies, consistent te zijn tijdens de gehele kindertijd. Daarnaast is gebleken dat de trajecten van de cognitieve ontwikkeling en intelligentie niet significant verschillen tussen kinderen die wel en geen borstvoeding hebben gekregen. Ze volgen dus dezelfde cognitieve trajecten en paden, maar doen dit op een ander niveau.

Voorgaande onderzoeken hebben allen gecontroleerd voor relevante confounders. Boutwel, Beaver en Barns (2012) hebben in hun onderzoek zelfs voor 12 relevante

confounders gecontroleerd, waaronder opleiding van de ouders, intelligentie van de ouders en geslacht van het kind. In dit onderzoek is onderzocht of het effect van borstvoeding op de intelligentie van het kind direct is, of dat dit effect wordt veroorzaakt door confounders. Dit is onderzocht aan de hand van data van een steekproef van 10.700 kinderen uit de Verenigde Staten. Met behulp van propensity score matching is de data van kinderen die borstvoeding

(13)

ontvingen gematched op potentiële confounders met kinderen die geen borstvoeding

ontvingen. Intelligentie van het kind is gemeten met de Bayley Short Form-Research Edition (BSF-R). Informatie omtrent borstvoeding is verkregen via interviews met de moeder tijdens het eerste levensjaar. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het effect van borstvoeding op de intelligentie van het kind significant is. Er is namelijk een gemiddeld verschil van 1,92 IQ-punten gebleken tussen kinderen die wel borstvoeding hebben gekregen en kinderen die geen borstvoeding hebben gekregen. Concluderend is het effect van borstvoeding op de

intelligentie dus significant, zelfs wanneer wordt gecontroleerd voor potentiële confounders. Naast bovenstaande studies die hebben getracht om confounders zo veel mogelijk te controleren in hun onderzoek, zijn er ook studies die hebben getracht voor

sociaal-demografische confounders te controleren door gebruik te maken van sibling paren. Bij het gebruik van siblings in onderzoek zijn verschillen in intelligentie die geassocieerd zijn aan verschillen in borstvoedingsgeschiedenis niet toe te wijzen aan sociaal-demografische verschillen. Een voorbeeld van zo’n onderzoek is de studie van Evenhouse en Reilly (2015). Zij hebben gebruik gemaakt van data van een longitudinale, nationale studie uit de Verenigde Staten. Intelligentie is hierbij gemeten met de PPVT toen de kinderen 15 jaar oud waren. Na analyse van 523 sibling paren is gebleken dat borstvoeding een voordeel oplevert wat betreft de intelligentie van kinderen. Kinderen die borstvoeding hebben gekregen, scoorden namelijk significant hoger op de intelligentietest dan kinderen die geen borstvoeding hebben gekregen. Dit effect is zowel binnen als tussen sibling paren aangetoond. Concluderend geeft deze studie evidentie voor een causale link tussen borstvoeding en de intelligentie van kinderen door gebruik te maken van sibling paren.

Door de aard van onderzoek naar het effect van borstvoeding op de intelligentie zijn de meeste onderzoeken naar dit onderwerp observationeel van aard. Alle hiervoor besproken studies zijn dan ook observationeel van aard. Onderzoek van Kramer et al. (2008) is

(14)

daarentegen experimenteel van aard. Experimenteel onderzoek zorgt ervoor dat potentiële confounders random verdeeld worden en hierdoor geen rol spelen in de resultaten van het onderzoek. Hierdoor kan men beter causale conclusies trekken. Bij het onderzoek van Kramer et al. (2008) is gebruik gemaakt van een gerandomiseerde clustersteekproef. Met behulp van 31 Wit-Russische kraamklinieken zijn er in totaal 17.046 kinderen en hun moeders geworven voor het onderzoek, waarvan er 13.889 (81,5%) deelnamen aan de follow-up op zesjarige leeftijd. De respondenten zijn middels randomisatie in ofwel de experimentele conditie ofwel de controleconditie terechtgekomen. In de experimentele conditie is gebruik gemaakt van een borstvoedingspromotie-interventie om borstvoeding te bevorderen, in de controleconditie is dit niet gedaan. De experimentele interventie leidde tot een grote stijging van zowel

exclusieve borstvoeding als andere vormen van borstvoeding tijdens het eerste levensjaar. Op zesjarige leeftijd is intelligentie gemeten met de Wechsler Abbreviated Scales of Intelligence (WASI). Hieruit is gebleken dat de experimentele groep gemiddeld 7,5 IQ-punten hoger scoorde voor verbaal-IQ, 2,9 voor performaal-IQ en 5,9 voor totaal-IQ. De kinderen van de moeders die werden aangemoedigd tot het geven van borstvoeding hadden dus gemiddeld een hogere intelligentie dan de kinderen waarvan de moeders niet werden aangemoedigd.

Concluderend geeft deze experimentele studie dus evidentie dat borstvoeding de intelligentie van kinderen bevorderd.

Concluderend blijkt er een significant effect te zijn van borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Dit effect blijft bestaan wanneer wordt gecontroleerd voor

potentiële confounders. Daarnaast blijkt een langere duur van borstvoeding samen te hangen met hogere scores op de intelligentietests (zie echter, Jiang, Foster en Gibson-Davis, 2011). Ook blijkt dat exclusieve borstvoeding samenhangt met hogere scores op de intelligentietests dan gemixte borstvoeding (zie echter, Borra, Iacovou en Sevilla, 2012). Daarnaast blijkt dat het effect van borstvoeding op de intelligentie consistent over leeftijd is. Het effect van

(15)

borstvoeding op de intelligentie van kinderen is ook significant wanneer in onderzoek gebruik wordt gemaakt van sibling paren. Tot slot blijkt ook uit experimenteel onderzoek dat

borstvoeding een significant effect heeft op de intelligentie van kinderen.

De invloed van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen Voorgaand besproken onderzoek is onderzoek naar het effect van borstvoeding op de intelligentie van à terme geboren kinderen. Kinderen die prematuur geboren zijn, hebben vaak een brein dat nog niet zo ontwikkeld is als het brein van een à terme geboren kind. Wellicht dat het positieve effect van borstvoeding op de intelligentie van het kind dus juist voor prematuur geboren kinderen van groot belang is. Vandaar wordt in huidige paragraaf onderzocht wat de invloed is van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen.

Een onderzoek dat zich richt op deze relatie tussen borstvoeding en de intelligentie van prematuur geboren kinderen is het onderzoek van Belfort et al. (2016). In dit onderzoek is de associatie tussen de inname van moedermelk en de intelligentie van prematuur geboren kinderen onderzocht. Dit is gedaan aan de hand van data van een longitudinale studie in Australië. In totaal zijn er 180 participanten, geboren voor 30 weken na verwekking,

meegenomen in het onderzoek. Informatie omtrent voeding is verkregen aan de hand van het medisch dossier van de participanten. Hierin stond de dagelijkse inname van moedermelk en formulemelk tijdens de eerste 28 dagen van het leven. Intelligentie is gemeten toen de kinderen twee en zeven jaar oud waren met de BSID. Op zevenjarige leeftijd is daarnaast de WISC afgenomen om algemene intelligentie te meten. Ook is gecontroleerd voor sekse van het kind, aantal weken bij geboorte en educatielevel van de verzorger. Uit dit onderzoek is een significante associatie tussen de inname van moedermelk tijdens de eerste 28 dagen van het leven en intelligentie op zevenjarige leeftijd gebleken. Zo bleek het IQ 0,5 IQ-punten hoger te zijn per extra dag waarop meer dan 50% van de inname moedermelk was. Daarnaast bleek het

(16)

IQ 0,7 IQ-punten hoger te zijn per extra 10 milliliter/kilogram/dag moedermelk. Deze resultaten suggereren dat borstvoeding een substantieel effect heeft op de intelligentie van prematuur geboren kinderen.

Naast onderzoek naar de effecten van borstvoeding op de intelligentie tijdens de kindertijd, is er ook onderzoek gedaan naar de effecten van borstvoeding op de intelligentie tijdens de volwassenheid. Zo onderzochten Sammallahti et al. (2017) wat het effect is van variaties in voeding op de cognitieve uitkomsten in de volwassenheid. Prematuur geboren kinderen hebben namelijk een verhoogd risico op slechter neurocognitief functioneren. Snellere groei na de premature geboorte voorspelde daarentegen betere cognitieve

vaardigheden en een hogere intelligentie tijdens het leven. Deze snellere groei kan bevordert worden met behulp van goede voeding. Vandaar is onderzocht of variaties in

voedingspatronen bij prematuur geboren baby’s zich daadwerkelijk vertalen in lange termijneffecten op de intelligentie. Bij deze studie is gebruik gemaakt van data van een longitudinale studie in Helsinki. Bij 86 prematuur geboren respondenten is onderzocht of de inname van moedermelk tijdens de eerste negen weken na de premature geboorte de prestatie op intelligentietests op 25-jarige leeftijd voorspelt. Data omtrent voeding is verkregen aan de hand van medisch dossiers van de respondenten. Intelligentie is gemeten met de Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS). Ook is gecontroleerd voor onder anderen geslacht, sociaaleconomische status en educatie van de ouders. Uit dit onderzoek is gebleken dat een grotere inname van moedermelk geassocieerd is aan hogere intelligentietestscores op 25-jarige leeftijd. Zo bleek dat 10 kcal/kilogram/dag meer aan moedermelkinname tijdens de eerste drie tot zes weken na geboorte geassocieerd was aan een IQ-score van gemiddeld drie IQ-punten hoger. Concluderend is een grotere inname van moedermelk bij prematuur geboren baby’s dus geassocieerd aan een hoger IQ op 25-jarige leeftijd.

(17)

Uit voorgaande twee studies blijkt dat borstvoeding geassocieerd is aan intelligentie tijdens zowel de kindertijd als de volwassenheid. Naast onderzoek naar de effecten van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen, is ook onderzoek gedaan waarin de effecten van borstvoeding op de intelligentie van prematuur geboren kinderen zijn vergeleken met de effecten van borstvoeding op de intelligentie van à terme geboren

kinderen. Zo is in onderzoek van Quigley et al. (2012) het effect van borstvoeding op de intelligentie van het à terme en prematuur geboren kind onderzocht. Hierbij is ook gekeken naar het effect van exclusiviteit en duur van borstvoeding. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van data van een longitudinale studie uit het Verenigd Koninkrijk, bestaande uit 11.879 kinderen, waarvan 11.101 à terme geboren en 778 prematuur geboren. Informatie over voeding is verkregen via interviews met de moeder. Intelligentie is op vijfjarige leeftijd gemeten met de BAS. Hierbij zijn drie subschalen gebruikt, namelijk Naming Vocabulary (NV), Picture Similarities (PS) en Pattern Construction (PC). Ook hier is gecontroleerd voor educatie en intelligentie van de ouders. Uit dit onderzoek is gebleken dat prematuur geboren kinderen die voor ten minste twee maanden borstvoeding hebben gekregen gemiddeld vier punten hoger scoren op PS en zes punten hoger op PC dan zij die dit niet hebben gekregen. Daarnaast is gebleken dat borstvoeding voor ten minste vier maanden geassocieerd is aan een stijging van vier punten op de NV. Deze effecten bleken significant groter te zijn dan de effecten van borstvoeding op de intelligentie van à terme geboren kinderen. Concluderend hebben de resultaten van dit onderzoek uitgewezen dat borstvoeding geassocieerd is aan hogere intelligentietestscores voor zowel à terme geboren kinderen als prematuur geboren kinderen. Dit effect is voornamelijk erg sterk gebleken voor prematuur geboren kinderen.

Concluderend blijkt er een associatie te bestaan tussen borstvoeding en de intelligentie van prematuur geboren kinderen. Deze associatie blijkt op te gaan voor zowel kinderen als volwassenen. Daarnaast blijkt het effect van borstvoeding op de intelligentie zelfs groter te

(18)

zijn voor prematuur geboren kinderen dan voor à terme geboren kinderen. Het blijkt dus dat juist bij prematuur geboren kinderen voeding tijdens het vroege leven van belang is voor de intelligentie van het kind. Goede voeding bevordert namelijk een snellere groei na de premature geboorte. Deze snellere groei voorspelde op zijn beurt weer betere cognitieve vaardigheden en een hogere intelligentie tijdens het leven.

Conclusies & Discussie

In huidig onderzoek is onderzocht wat de invloed van borstvoeding op de intelligentie van kinderen is. Uit de besproken onderzoeken blijkt dat borstvoeding een significant effect heeft op de intelligentie van kinderen. Het gemiddeld gevonden verschil tussen kinderen die wel en geen borstvoeding hebben gekregen blijkt ongeveer tussen de twee en zes IQ-punten te liggen. Ook de duur en exclusiviteit van borstvoeding blijken een rol te spelen in deze relatie. Zo blijken beiden samen te hangen met hogere intelligentietestscores. Het gevonden effect tussen borstvoeding en intelligentie blijkt zelfs groter te zijn voor prematuur geboren kinderen dan voor à terme geboren kinderen.

Dit kan wellicht verklaard worden door het effect van borstvoeding op het volume van de witte materie van het brein bij prematuur geboren kinderen. Uit onderzoek van Isaacs et al. (2010) is namelijk gebleken dat borstvoeding positief samenhangt met het volume van de witte materie bij prematuur geboren kinderen, en het volume van de witte materie met latere IQ-scores van prematuur geboren kinderen. De resultaten van dit onderzoek suggereren dan ook dat er een relatie bestaat tussen borstvoeding, hersenvolume en intelligentie van

prematuur geboren kinderen. Voornamelijk het volume van de witte materie blijkt een belangrijke rol te spelen in deze relatie. In dit onderzoek is dan ook geconcludeerd dat borstvoeding van groot belang is voor de neurologische en cognitieve ontwikkeling van prematuur geboren kinderen. Prematuur geboren kinderen hebben namelijk een grotere kans op een verminderde neurologische en cognitieve ontwikkeling dan à terme geboren kinderen.

(19)

Borstvoeding, en de invloed van borstvoeding op het hersenvolume en de intelligentie van kinderen, kan er daardoor juist voor zorgen dat prematuur geboren kinderen zich adequaat ontwikkelen.

Een mogelijk kritiekpunt op de besproken onderzoeken is dat het door de aard van onderzoek naar het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen lastig is om conclusies over causale effecten te trekken. Er zijn namelijk veel factoren, zoals intelligentie en educatie van de ouders, die een confounding rol kunnen spelen in de relatie tussen

borstvoeding en intelligentie van het kind. Daarom moet voor deze confounding factoren gecontroleerd worden. In bovenstaande onderzoeken is dit gedaan aan de hand van propensity score matching. Maar zelfs wanneer men denkt te controleren voor relevante confounders in onderzoek, kan men nooit zeker weten of voor alle relevante confounders is gecontroleerd. Een eerste beperking van huidig onderzoek is dan ook dat potentiële confounders het lastig maken om conclusies over causale effecten tussen borstvoeding en intelligentie te trekken.

Een tweede beperking van huidig onderzoek sluit aan op deze eerste beperking. Zoals reeds gezegd is het dus lastig alle potentiële confounders uit te sluiten. Een manier waarop confounders effectief gecontroleerd kunnen worden, is door het gebruik van experimenteel onderzoek. Dan worden de confounders namelijk random verdeeld over de experimentele en controlegroep, waardoor deze confounders geen rol meer kunnen spelen in het onderzoek. Door de aard van onderzoek naar het effect van borstvoeding op de intelligentie is het echter lastig om experimenteel onderzoek te doen. Het is namelijk onethisch om de ene groep mensen te verplichten borstvoeding te geven (experimentele conditie) en de andere groep mensen te verbieden borstvoeding te geven (controle conditie). Hierdoor is er voornamelijk observationeel onderzoek gedaan naar het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Dit maakt het echter lastig om causale conclusies te trekken. Concluderend is een tweede beperking dus dat er voornamelijk observationeel onderzoek naar het effect van

(20)

borstvoeding op de intelligentie is gedaan, waardoor het lastig is conclusies over causale effecten te trekken.

Ondanks de hiervoor genoemde beperkingen, geeft huidig literatuuronderzoek toch evidentie voor een causale relatie tussen borstvoeding en de intelligentie van kinderen. Nu moet namelijk worden gekeken naar aanwijzingen die evidentie geven voor een causaal effect van borstvoeding op intelligentie. Ten eerste blijkt een langere duur van borstvoeding samen te hangen met hogere intelligentiescores. Dit duidt op een causale relatie. Ten tweede blijkt dat naarmate de borstvoeding exclusiever is, het effect op de intelligentie groter is. Ook dit is een aanwijzing voor causaliteit. Ten derde blijkt dat naarmate er meer melk wordt gegeven, het effect op de intelligentie groter is. Ook dit wijst in de richting van causaliteit. Tot slot is het effect ook gevonden in quasi-experimentele, longitudinale onderzoeken. Al deze

aanwijzingen samengenomen, geeft huidig literatuuronderzoek evidentie voor een causaal effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen.

Ondanks dat huidig literatuuronderzoek evidentie geeft voor een causaal effect van borstvoeding op de intelligentie, wordt aangeraden om meer onderzoek naar dit onderwerp te doen. Ten eerste wordt aangeraden om te controleren voor nog meer potentiële confounders dan voorheen al is gedaan. Alleen wanneer voor zo veel mogelijk potentiële confounders gecontroleerd wordt in observationeel onderzoek, zal men iets kunnen zeggen over het effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen. Ten tweede wordt aangeraden om het onderzoek van Kramer et al. (2008) te repliceren. Experimenteel onderzoek maakt het namelijk wel mogelijk om uitspraken over causaliteit te doen. De experimentele opzet van Kramer et al. (2008) is wel ethisch verantwoord, omdat zij niks weghalen bij de

controleconditie (borstvoeding), maar enkel iets toevoegen bij de experimentele conditie (promotie van borstvoeding). Vandaar wordt aangeraden deze onderzoeksopzet te repliceren.

(21)

Dit zal namelijk evidentie geven voor een causaal effect van borstvoeding op de intelligentie van kinderen.

Ondanks dat er in huidig onderzoek een verband is gevonden tussen borstvoeding en de intelligentie van kinderen, is het de vraag of dit effect betekenisvol is in de praktijk. Het effect van borstvoeding op de intelligentie is vaak namelijk slechts een klein tot gemiddeld effect, waarbij er een gemiddeld verschil is van slechts een paar IQ-punten tussen kinderen die wel borstvoeding hebben gekregen en kinderen die geen borstvoeding hebben gekregen. Of dit een substantieel effect heeft op het leven van individuen is dan nog maar de vraag. Maar ondanks dat dit effect wellicht niet heel groot is voor de intelligentie van het kind in de praktijk, is het gevonden significante effect toch noemenswaardig. Ieder kind moet namelijk optimaal gestimuleerd worden, zowel lichamelijk als cognitief. Borstvoeding blijkt voor beiden belangrijk te zijn. Zo heeft borstvoeding grote gezondheidsvoordelen tijdens zowel de kindertijd als de volwassenheid. Daarnaast hangt borstvoeding positief samen met de

intelligentie. Aangezien ieder kind het verdiend om optimaal gestimuleerd te worden, moet borstvoeding dan ook zo veel mogelijk bevorderd worden.

(22)

Literatuurlijst

Barker, D. J. P. (2004). The developmental origins of adult disease. Journal of the American College of Nutrition, 23(sup6), 588S-595S. doi: 10.1136/jech.58.2.114

Barker, D. J., & Osmond, C. (1986). Infant mortality, childhood nutrition, and ischaemic heart disease in England and Wales. The Lancet, 327(8489), 1077-1081. doi: 10.1016/S0140-6736(86)91340-1

Bartick, M. C., Jegier, B. J., Green, B. D., Schwarz, E. B., Reinhold, A. G., & Stuebe, A. M. (2017). Disparities in breastfeeding: Impact on maternal and child health outcomes and costs. The Journal of pediatrics, 181, 49-55. doi: 10.1016/j.jpeds.2016.10.028

Belfort, M. B., Anderson, P. J., Nowak, V. A., Lee, K. J., Molesworth, C., Thompson, D. K. & Inder, T. E. (2016). Breast milk feeding, brain development, and neurocognitive outcomes: a 7-year longitudinal study in infants born at less than 30 weeks'

gestation. The Journal of pediatrics, 177, 133-139. doi: 10.1016/j.jpeds.2016.06.045 Belfort, M. B., Rifas-Shiman, S. L., Kleinman, K. P., Guthrie, L. B., Bellinger, D. C.,

Taveras, E. M., ... & Oken, E. (2013). Infant feeding and childhood cognition at ages 3 and 7 years: effects of breastfeeding duration and exclusivity. JAMA pediatrics, 167(9), 836-844. doi: 10.1001/jamapediatrics.2013.455

Bernard, J. Y., De Agostini, M., Forhan, A., Alfaiate, T., Bonet, M., Champion, V., ... & EDEN Mother-Child Cohort Study Group. (2013). Breastfeeding duration and cognitive development at 2 and 3 years of age in the EDEN mother–child Cohort. The Journal of pediatrics, 163(1), 36-42. doi: 10.1016/j.jpeds.2012.11.090

Borra, C., Iacovou, M., & Sevilla, A. (2012). The effect of breastfeeding on children's cognitive and noncognitive development. Labour Economics, 19(4), 496-515. doi: 10.1016/j.labeco.2012.05.007

(23)

Boutwell, B. B., Beaver, K. M., & Barnes, J. C. (2012). Role of breastfeeding in childhood cognitive development: A propensity score matching analysis.Journal of Paediatrics and Child Health, 48(9), 840-845. doi: 10.1111/j.1440-1754.2012.02547.x

Boutwell, B. B., Young, J. T., & Meldrum, R. C. (2018). On the positive relationship between breastfeeding & intelligence. Developmental psychology, 54(8), 1426. doi:

10.1037/dev0000537

Eidelman, A. I., Schanler, R. J., & Johnston, M. Section on Breastfeeding. Breastfeeding and the use of human milk. Pediatrics. Published February 27, 2012. doi:

10.1542/peds.2011-3552

Evenhouse, E., & Reilly, S. (2005). Improved estimates of the benefits of breastfeeding using sibling comparisons to reduce selection bias. Health services research, 40(6p1), 1781-1802. doi: 10.1111/j.1475-6773.2005.00453.x

Fox, S. E., Levitt, P., & Nelson III, C. A. (2010). How the timing and quality of early

experiences influence the development of brain architecture. Child development, 81(1), 28-40. doi: 10.1111/j.1467-8624.2009.01380.x

Georgieff, M. K., Brunette, K. E., & Tran, P. V. (2015). Early life nutrition and neural plasticity. Development and psychopathology, 27(2), 411-423. doi:

10.1017/S0954579415000061

Holme, A., MacArthur, C., & Lancashire, R. (2010). The effects of breastfeeding on cognitive and neurological development of children at 9 years. Child: care, health and

(24)

Huang, J., Peters, K. E., Vaughn, M. G., & Witko, C. (2014). Breastfeeding and trajectories of children's cognitive development. Developmental science, 17(3), 452-461. doi:

10.1111/desc.12136

Isaacs, E. B., Fischl, B. R., Quinn, B. T., Chong, W. K., Gadian, D. G., & Lucas, A. (2010). Impact of breast milk on intelligence quotient, brain size, and white matter

development. Pediatric research, 67(4), 357. doi: 10.1203/PDR.0b013e3181d026da Jedrychowski, W., Perera, F., Jankowski, J., Butscher, M., Mroz, E., Flak, E., ... & Sowa, A.

(2012). Effect of exclusive breastfeeding on the development of children’s cognitive function in the Krakow prospective birth cohort study. European journal of

pediatrics, 171(1), 151-158. doi: 10.1007/s00431-011-1507-5

Jiang, M., Foster, E. M., & Gibson-Davis, C. M. (2011). Breastfeeding and the child cognitive outcomes: a propensity score matching approach. Maternal and child health

journal, 15(8), 1296-1307. doi: 10.1007/s10995-010-0677-5

Kanazawa, S. (2015). Breastfeeding is positively associated with child intelligence even net of parental IQ. Developmental psychology, 51(12), 1683. doi: 10.1037/dev0000060 Kramer, M. S., Aboud, F., Mironova, E., Vanilovich, I., Platt, R. W., Matush, L., ... & Collet,

J. P. (2008). Breastfeeding and child cognitive development: new evidence from a large randomized trial. Archives of general psychiatry, 65(5), 578-584. doi:

10.1001/archpsyc.65.5.578

Neisser, U. (1967). Cognitive psychology. East Norwalk, CT, US: Appleton-Century-Crofts. Quigley, M. A., Hockley, C., Carson, C., Kelly, Y., Renfrew, M. J., & Sacker, A. (2012).

(25)

population-based cohort study. The Journal of pediatrics,160(1), 25-32. doi: 10.1016/j.jpeds.2011.06.035

Quigley, M. A., Kelly, Y. J., & Sacker, A. (2007). Breastfeeding and hospitalization for diarrheal and respiratory infection in the United Kingdom Millennium Cohort Study. Pediatrics, 119(4), e837-e842. doi: 10.1542/peds.2006-2256

Robinson, S., & Fall, C. (2012). Infant nutrition and later health: a review of current evidence. Nutrients, 4(8), 859-874. doi: 10.3390/nu4080859

Sammallahti, S., Kajantie, E., Matinolli, H. M., Pyhälä, R., Lahti, J., Heinonen, K., ... & Järvenpää, A. L. (2017). Nutrition after preterm birth and adult neurocognitive outcomes. PloS one, 12(9), e0185632. doi: 10.1371/journal.pone.0185632

Schwarzenberg, S. J., & Georgieff, M. K. (2018). Advocacy for improving nutrition in the first 1000 days to support childhood development and adult health. Pediatrics, e20173716. doi: 10.1542/peds.2017-3716

Tak, J.A., Bosch, J.D., Begeer, S., & Albrecht, G. (2014). Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten, 8e druk. Utrecht: De Tijdstroom.

Vennemann, M. M., Bajanowski, T., Brinkmann, B., Jorch, G., Yücesan, K., Sauerland, C., & Mitchell, E. A. (2009). Does breastfeeding reduce the risk of sudden infant death

syndrome?. Pediatrics, 123(3), e406-e410. doi: 10.1542/peds.2008-2145

Victoria, C. G. (2000). Effect of breastfeeding on infant and child mortality due to infectious diseases in less developed countries: a pooled analysis. Lancet (British

edition), 355(9202), 451-455. doi: 10.1016/S0140-6736(00)82011-5 Voedingscentrum. (z.d.). Moedermelk. Geraadpleegd op 6 januari 2019, van

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als u thuis bent met de baby en er nog vragen zijn, bijvoorbeeld over de verzorging of de voeding, dan verwijzen we u naar Met uw baby naar huis, en dan… Als uw kindje eerder dan bij

Uw baby geeft tijdens het drinken signalen af of het drinken goed gaat.. Op deze pagina leest u adviezen om uw baby op een natuurlijk en aangename manier te leren drinken uit

Voor een te vroeg geboren baby is het makkelijker om uit de borst te leren drinken als u voldoende borstvoeding heeft.  Op de afdeling Neonatologie is de lactatiekundige aanwezig

Als er een wachtlijst is bij het Nazorgbureau, gaat u met uw kind naar de kinderarts op de polikliniek Kindergeneeskunde.. De vaccinaties worden dan door het

Maar een (veel) te vroeg geboren kindje doet er mis- schien meerdere weken over voordat het helemaal zelf uit de borst kan drinken.. Afhankelijk van de leeftijd en de signalen van

Omdat de zuigontwikkeling bij te vroeg geboren kindjes anders verloopt dan bij kindjes die op tijd geboren zijn, is het belangrijk om momenten te creëren dat de kindjes kunnen

Een prematuur geboren baby heeft nogal eens de neiging om gedurende de voeding wat van de borst af te glijden en heeft dan op een goed moment alleen nog maar het puntje van de

Als de moeder zich te ziek voelt of als de ouders willen dat er meer wordt gebuideld met hun baby, mogen de ouders ook een ander persoon toewijzen om te buidelen met hun baby, zoals