• No results found

De relatie tussen literariteit en woordfrequentie in youngadultboeken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen literariteit en woordfrequentie in youngadultboeken"

Copied!
245
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen literariteit en

woordfrequentie in youngadultboeken

Nanko van Egmond

(2)
(3)

3

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Geesteswetenschappen Neerlandistiek: Redacteur/editor (MA)

Eerste lezer: mw. prof. dr. K.H. Van Dalen-Oskam (Huygens ING) Tweede lezer: mw. drs. E.J. Rietstap (Universiteit van Amsterdam)

N.T. van Egmond 10243518

nankoteunis@gmail.com

(4)

4

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 4 Inleiding ... 7 Het basiscorpus ... 7 Het vergelijkingscorpus ... 7 Voorlopige hypothese ... 8 Opbouw ... 8

1 The Riddle of Literary Quality en Het Nationale Lezersonderzoek ... 10

1.1 The Riddle of Literary Quality ... 10

1.2 Het Nationale Lezersonderzoek ... 11

1.2.1 Wie zijn de lezers die de enquête hebben ingevuld? ... 13

1.2.2 Opleidingsniveau ... 13

1.2.3 Geslacht... 14

1.2.4 Conclusie ... 15

2 Methodologie: Stylo en AntConc ... 16

2.1 Stylo ... 16

2.2 AntConc ... 19

2.3 De relatie tussen Stylo en AntConc ... 20

2.4 De methodologie van het huidige onderzoek ... 20

2.4.1 Waarom woordfrequentie? ... 20

2.4.2 De hypotheses uitgelicht ... 21

3 Genre... 24

3.1 Wat is genre? ... 24

3.2 De relevantie van genre voor dit onderzoek ... 25

3.3 De genres young adult en ‘literaire roman’ ... 26

3.3.1 Young adult ... 27

3. 2.4.2 Literaire roman en het verschil met young adult ... 35

3.5 Classificatie van de corpora ... 36

3.5.1 NUR-code, UNESCO-classificatie en doelgroep ... 37

3.5.2 Klopt de classificatie voor de corpora? ... 38

3.5.3 Lengte ... 39

4 Resultaten van de enquête ... 42

4.1 Resultaten voor het basiscorpus ... 42

(5)

5

4.2 Resultaten voor het vergelijkingscorpus ... 45

4.2.1 Opvallende patronen ... 47

5 Motivaties ... 48

5.1 Wat is eigen aan motivaties voor lage scores? ... 48

5.1.1 ‘Het gaat om…’ ... 48

5.1.2 Wat ontbreekt er? ... 49

5.1.3 Geen ‘mooie schrijfstijl’ ... 50

6 Stijl... 52

6.1 Iedereen weet wat ‘stijl’ is ... 52

6.2 Van stijl naar formele eigenschappen ... 52

6.3 Low-level patterns ... 53

6.4 Van formele eigenschappen naar woordfrequentie ... 53

7 Analyse ... 55

7.1 De eerste en tweede hypothese getest ... 55

7.1.1 Verschillende analyses: culling, voornaamwoorden en MFW ... 56

7.1.2 Stylo analyses ... 57

7.1.3 Verklaring grafieken en de hypotheses bewezen ... 63

7.2 De derde hypothese bewezen ... 64

7.2.1 Verteltijd ... 65 7.2.2 Dialoog ... 69 7.2.3 Informeel taalgebruik ... 81 7.2.4 Zinslengte ... 88 Conclusie ... 97 Resultaten ... 97

De woordfrequentie als indicator van de literariteit ... 97

De relevantie van mijn onderzoek ... 98

Kanttekeningen bij het onderzoek ... 98

Vervolgonderzoek ... 100 Dankwoord ... 101 Literatuurlijst ... 102 Bijlages ... 108 Bijlage 1 ... 108 Bijlage 2 ... 123 Bijlage 3 ... 152

(6)

6

Bijlage 4 ... 154

Bijlage 5 ... 157

Voor de laagste scores (1, 2 en 3) ... 157

Voor de hoogste scores... 159

Bijlage 6 ... 161

Cluster A eerst: ... 161

Cluster B eerst ... 169

Bijlage 7 ... 176

Bijlage 8 ... 177

Inclusief de eerder verwijderde voornaamwoorden, 0-100% culling en 10-600 MFW ... 177

Inclusief de eerder verwijderde voornaamwoorden, 100% culling en 10-680 MFW ... 179

Inclusief de eerder verwijderde voornaamwoorden, 0% culling en 10-680 MFW ... 181

Bijlage 9 ... 183

Bijlage 10 ... 185

Zinnen met dialoog als basisgroep ... 185

Zinnen zonder dialoog als basigroep ... 199

Bijlage 11 ... 212

Korte zinnen uit het hele corpus als basisgroep ... 212

Lange zinnen uit het hele corpus als basisgroep ... 227

Korte zinnen uit de vier boeken met kortste zinnen als basisgroep ... 233

Lange zinnen uit de vier boeken met kortste zinnen als basisgroep ... 238

Korte zinnen uit de vier boeken met langste zinnen als basisgroep ... 241

(7)

7

Inleiding

In deze masterscriptie zal ik onderzoek doen naar het verband tussen woordfrequentie en literariteit. Ik zal in het bijzonder kijken naar 8 youngadultboeken en 8 literaire romans die opgenomen zijn in het onderzoek The Riddle of Literary Quality (The Riddle), waarin 401 boeken door middel van een enquête zijn beoordeeld op hun literariteit en kwaliteit. Aan de hand van deze enquête onderzoeken de onderzoekers van The Riddle hoe formele tekstkenmerken samenhangen met de beoordeling van boeken. Hiervoor gebruiken ze statistische en computationele methodes. Ik zal de 16 boeken uit mijn corpus analyseren om te achterhalen hoe de woordfrequentie van deze boeken samenhangt met de literariteit, zoals beoordeeld door de respondenten, en het genre. Ik zal nu eerste de 16 boeken kort introduceren, waarna ik mijn hoofdhypotheses weergeef.

Het basiscorpus

In dit onderzoek focus ik mij op een kleine sectie van de boeken die met de enquête van The Riddle of Literary Quality zijn onderzocht. Ik bespreek de 8 youngadultboeken die mijn basiscorpus vormen nu kort, in hoofdstuk 3 zal ik deze boeken uitgebreider introduceren en ook ingaan op het genre young adult. De 8 boeken zijn te vinden in tabel 1.1 De drie boeken van Suzanne Collins vormen samen een trilogie, Erfenis van Paolini is het vierde deel in de Erfgoed-tetralogie en Harry Potter en

de Relieken van de Dood is het zevende en laatste deel in de Harry Potter-serie.

Titel Auteur

De Hongerspelen Suzanne Collins

Vlammen Suzanne Collins

Spotgaai Suzanne Collins

Bangkok Boy Carry Slee

Fatale liefde Carry Slee

Erfenis Christopher Paolini

Harry Potter en de Relieken van de

Dood J.K. Rowling

Misleid Merel van Groningen

Tabel 1.

Het vergelijkingscorpus

Naast het basiscorpus gebruik ik een vergelijkingscorpus, waarmee ik het hoofdcorpus vergelijk om mijn hieronder geïntroduceerde hypotheses te testen. De boeken uit het vergelijkingscorpus behoren tot de meeste literair bevonden boeken uit de enquête en zijn allemaal literaire romans. Alle 8 boeken uit het vergelijkingscorpus zijn te vinden in Tabel 2. In Hoofdstuk 3 zal ik dieper ingaan op genre en de verschillen tussen de literaire roman en young adult.

1 Alle gegevens zijn afkomstig uit Het Nationale Lezersonderzoek, de volledige lijst van 400 boeken is te vinden in Bijlage 1.

(8)

8

Tabel 2.

Voorlopige hypothese

Mijn eerste hoofdhypothese luidt dat er een correlatie is tussen de woordfrequentie van de 16 boeken uit mijn corpora enerzijds, en het genre en de beoordeelde literariteit anderzijds. Mijn tweede hoofdhypothese vloeit hieruit voort en luidt dat, gezien deze correlatie, de 8 zeer literair bevonden literair romans significant andere woorden gebruiken dan de 8 niet zeer literair bevonden youngadultromans. Mijn derde hoofdhypothese is dat de volgende formele eigenschappen van een tekst van invloed zijn op de woordfrequentie: (a) de verteltijd, (b) de hoeveelheid dialoog, (c) de hoeveelheid spreektaal of populair woordgebruik en (d) de lengte van de zinnen. Als alle hypotheses bevestigd worden, is er dus ook een verband aangetoond tussen de formele eigenschappen (a-d) enerzijds en de literariteit, zowel wat betreft de beoordeling als het genre, anderzijds.

In Hoofdstuk 2 zal ik uitgebreider ingaan op mijn hypotheses en ook enkele deelhypotheses opstellen. Voor het begrip van de lezer wil ik eerst de opbouw van mijn onderzoek weergeven en de opzet van het onderzoek van The Riddle en de enquête uitleggen, omdat de hypotheses op dat onderzoek gebaseerd zijn.

Opbouw

In Hoofdstuk 1 zal ik de missie en opzet van de onderzoeksgroep The Riddle of Literary Quality bespreken, waarna ik de enquête introduceer die aan de basis van The Riddle stond, Het Nationale Lezersonderzoek. Ik zal kijken naar de omstandigheden van de enquête, waarbij ik de representatie op basis van opleiding en geslacht meeneem.

In Hoofdstuk 2 zal ik de technische methodologie van dit onderzoek uiteenzetten en de twee belangrijkste computerprogramma’s, Stylo en AntConc, uitgebreid introduceren. Ik zal de belangrijkste termen en instellingen opsommen, zodat in het eigenlijke onderzoek de termen zonder verdere uitleg gehanteerd kunnen worden. Ook zal ik in dit hoofdstuk mijn hypotheses helder uiteenzetten en aangeven hoe ik deze zal testen.

Vervolgens zal ik in Hoofdstuk 3 ingaan op het concept genre en beargumenteren dat het genre van een boek van invloed is op hoe respondenten dit boek beoordelen. Ook zal ik in dit hoofdstuk uitgebreid ingaan op wat de genres young adult en literaire roman, of literaire fictie, inhouden, wat de verschillen zijn, wat de verschillende in mijn corpus aanwezige subgenres van young adult zijn en op het samenspel tussen genre en literariteit. Allerlaatst zal ik mijn classificatie

Titel Auteur

Alsof het voorbij is Julian Barnes

Godenslaap Erwin Mortier

Tonio A.F.Th. van der Heijden

Norwegian Wood Haruki Murakami

Geleende Levens J. Bernlef

De begraafplaats van Praag Umberto Eco

Quadriga: een eindspel F. Springer

(9)

9 van de twee corpora nog staven door te kijken naar onder andere de NUR-codes, die bevestigen dat de youngadultboeken inderdaad als zodanig worden beschouwd door uitgevers en bibliotheken, net als de literaire romans.

In Hoofdstuk 4 zal ik de resultaten van de enquête van The Riddle bespreken en precies weergeven hoe de respondenten de 16 boeken beoordeeld hebben, waarbij ik ook inga op enkele opvallende patronen die samenhangen met de onderzoeksvraag

In Hoofdstuk 5 onderzoek zal ik de motivaties van de respondenten onder de loep leggen en bestuderen met het computerprogramma AntConc, om te achterhalen om wat voor expliciete redenen respondenten een boek als literair of juist niet literair beoordelen. Met name ‘diepgang’ en ‘veel lagen’ blijken een reden te zijn om een boek als literair te beoordelen, maar er wordt ook verwezen naar het genre of de doelgroep van een boek. Natuurlijk zullen veel onbewuste, niet geëxpliciteerde redenen ook een rol spelen bij de beoordeling, maar de motivaties geven een goede indicatie van de redenen die respondenten hebben om een boek als (niet-)literair te beoordelen.

In Hoofdstuk 6 zal ik kort ingaan op het concept stijl en de slag slaan van stijl naar formele kwaliteiten, en in het bijzonder woordfrequentie, de data die ten grondslag liggen aan mijn hypotheses.

In Hoofdstuk 7 zal ik de 16 boeken analyseren met de computerprogramma’s Stylo en AntConc, alsmede het programma Voyant Tools en enkele zelf opgestelde formules in Excel. Allereerst zal ik met Stylo de youngadultboeken met elkaar vergelijken en bekijken hoe deze onderling van elkaar verschillen wat betreft het woordgebruik. Nadat ik de resultaten van deze analyse heb besproken, zal ik alle 16 boeken met elkaar vergelijken, en aantonen dat de 8 youngadultboeken significant andere woorden gebruiken dan de 8 literaire boeken. Vervolgens zal ik de boeken met elkaar vergelijken in AntConc, waardoor de woorden die in het ene corpus veel meer gebruikt werden dan in het andere uitgelicht worden. Aan de hand van deze woorden ga ik op zoek naar verklaringen voor het verschil in woordgebruik. De hypothese stelt dat ik verwacht dat het verschil in de beoordeelde literariteit hiervoor verantwoordelijk is, maar het zal blijken dat nog veel meer factoren de

verschillen kunnen verklaren: het genre, het vertelperspectief, de verteltijd en de hoeveelheid dialoog.

In de Conclusie zal ik vaststellen in hoeverre mijn hypothese bewezen kan worden. Het zal blijken dat er wel degelijk een verschil is in woordgebruik tussen de als literair beoordeelde literaire romans en de als niet-literair beoordeelde youngadultromans. Maar het is onmogelijk om met zekerheid vast te stellen of de literariteit de belangrijkste reden hiervoor is, of zelfs sowieso een reden.

(10)

10

1

The Riddle of Literary Quality en Het Nationale Lezersonderzoek

1.1 The Riddle of Literary Quality

Begin 2012 werd het onderzoeksproject The Riddle of Literary Quality (The Riddle) opgezet door Huygens ING, het Institute for Logic, Language and Computation (ILCC) en de Fryske Akademy. Onder leiding van professor Karina van Dalen-Oskam wordt onderzoek gedaan naar wat maakt dat een tekst literair of goed wordt gevonden. Het spreekt voor zich dat sociale en culturele factoren een grote rol spelen bij de beoordeling van teksten: de invloed van de Nobelprijs en literatuurlijsten op scholen zijn hiervan twee voorbeelden. Het uitgangspunt van The Riddle is dat ook formele, tekst-intrinsieke kenmerken de evaluatie van een tekst beïnvloeden; denk hierbij aan het woordgebruik of de complexiteit van zinnen (‘The Riddle of Literary Quality’).

Het initiële corpus van The Riddle bestaat uit de 400 meest verkochte en uitgeleende romans (en enkele lange verhalen) van de periode 2010-2012. Op een enkele uitzondering na zijn alle boeken gepubliceerd na 2007 (‘Veel gestelde vragen’). Er is een enquête, Het Nationale

Lezersonderzoek, opgesteld die Nederlandse lezers vroeg deze boeken te beoordelen op literariteit en algemene kwaliteit.2

Met behulp van computerprogramma’s wordt onderzocht of boeken die op een bepaalde manier beoordeeld worden (bijvoorbeeld als heel literair) formele kenmerken met elkaar delen (‘The Riddle of Literary Quality’). De hypothese dat er een relatie is tussen leeservaring en de formele kwaliteiten van boeken staat daarmee centraal binnen The Riddle (‘Prehistory of The Riddle’). Zulk stilistisch en statistisch onderzoek maakt het mogelijk om leeservaring, iets wat altijd als iets heel subjectiefs werd gezien, te kwantificeren. Op termijn zou de literariteit of kwaliteit van een boek zelfs voorspeld kunnen worden door computerprogramma’s, terwijl het beoordelen van de kwaliteit en literariteit nu voorbehouden is aan het fingerspitzengefühl van redacteurs en uitgevers.3

Hieronder evalueer ik de methodologie van Het Nationale Lezersonderzoek, om te beoordelen of de resultaten een evenwichtig en bruikbaar beeld geven van de gemiddelde

leeservaring. Ik zal nagaan of er een representatief aantal respondenten ondervraagd is, maar ik zal ook onderzoeken hoe de respondenten benaderd werden en de aandacht vestigen op enkele sterke demografische afwijkingen.

2 Meer informatie over het lezersonderzoek is te vinden op de eigen website (“Het Nationale

Lezersonderzoek’’).

(11)

11

1.2 Het Nationale Lezersonderzoek

De enquête Het Nationale Lezersonderzoek vormt de basis van het meeste onderzoek binnen het project The Riddle. Deze enquête was online in te vullen tussen 4 maart en 27 september 2013, onder andere via ‘bibliotheken, websites en mailingen’ (‘Het Nationale Lezersonderzoek’; Van Dalen-Oskam, ‘E-mail naar de auteur’). In totaal hebben 13.782 lezers de enquête ingevuld, wat een grote hoeveelheid aan data heeft opgeleverd (‘Eerste resultaten van Het Nationale Lezersonderzoek’’). Hoe zat de enquête in elkaar?

Eerst werd de deelnemers gevraagd welke boeken op de lijst zij hadden gelezen. Daarna werden zeven boeken willekeurig geselecteerd uit de lijst met gelezen boeken. De respondenten werden geacht zowel de literariteit als de algemene kwaliteit van deze boeken te beoordelen op een schaal van 1 (laag/negatief) tot 7 (hoog/positief). Vervolgens moesten de respondenten 7 boeken die ze níet hadden gelezen op dezelfde manier te beoordelen.

De vraag over de algemene kwaliteit luidde in beide gevallen als volgt: ‘In hoeverre vond u het boek goed of slecht?’. Die over de literariteit luidde: ‘Kunt u deze boeken nu beoordelen op hun literaire waarde? In welke mate vond u het boek literatuur?’ (Van Dalen-Oskam, ‘E-mail naar de auteur’). In Tabel 3 staan de woordelijke beoordelingen, zoals deze gebruikt werden in de enquête, die corresponderen met de cijfers 1 tot en met 7, die ik gebruik om gemakkelijk vergelijkingen te kunnen maken tussen de verschillende beoordelingen.

Cijfer Term ‘algemene kwaliteit’ Term ‘literariteit’

1 Zeer slecht Absoluut niet literair

2 Slecht Niet literair

3 Engiszins slecht Eerder niet literair

4 Noch goed, noch slecht Op de grens van literair en niet literair

5 Enigszins goed Enigszins literair

6 Goed Literair

7 Zeer goed In hoge mate literair

8 Weet niet Weet niet

Tabel 3. Alle gegevens zijn afkomstig uit ‘E-mail naar de auteur’.

De lezers moesten voor één van hun opvallende oordelen over een gelezen boek een motivatie geven. De beoordeling waarvoor de lezers een motivatie moesten geven, stak af tegen de andere beoordelingen, bijvoorbeeld omdat deze relatief hoog of juist laag was. Door te vragen naar een opvallend hoog of laag oordeel hoopten de onderzoekers een reactie te ontlokken die de literatuuropvattingen van de lezers verried. Bij een boek dat een gemiddelde score krijgt, was de gedachte dat een lezer eerder geneigd was iets te zeggen als: ‘Ik vond het wel okay.’ Een dergelijke motivatie biedt weinig meer informatie dan de beoordeling zelf.

Het corpus van de enquête bestond uit de 400 meest gelezen en uitgeleende boeken van 2010-2012, als ook de Boekenweekgeschenken van die periode. De onderzoekers hebben zo geen eigen schifting gemaakt op basis van welke boeken zij bij voorbaat literair of goed vinden. Een andere reden voor deze selectie is dat veelgelezen boeken meer reacties ontlokken dan boeken die weinig mensen kennen. De keuze voor deze 400 boeken blijft tot op zekere hoogte arbitrair, maar hier was geen ontkomen aan. Het zou, ook volgens de onderzoekers, ondoenlijk zijn geweest om de lezers zelf titels in te laten vullen of om lezers te laten kiezen uit een veel langere lijst: waarschijnlijk

(12)

12 zouden minder mensen de enquête dan hebben afgemaakt, en per boek zouden er niet genoeg data zijn geweest om statistisch relevante vergelijkingen te maken (‘Prehistory of the Riddle’). Deze selectie is dus op gedegen wijze tot stand gekomen en hier hoeft niet veel aandacht meer aan besteed te worden.

De boeken moesten tevens allemaal na 2007 gepubliceerd zijn; op een enkel boek dat er onbedoeld in is geslopen na, is dit het geval. Op de website van het Lezersonderzoek staat dat de lijst enkel bestaat uit recente boeken omdat de onderzoekers op zoek zijn naar de ‘eigen mening’ van de lezers, en niet willen dat lezers worden beïnvloed door wat anderen erover hebben gezegd (‘Veel gestelde vragen’). De impliciete redenering is dat hoe ouder een boek is, hoe groter de kans is dat een lezer in aanraking is gekomen met waardeoordelen over een boek. Een boek dat je absoluut niet mocht lezen voor je lijst op de middelbare school bekijk je anders dan een boek dat altijd door je meer literaire vrienden wordt omschreven als een meesterwerk. Omdat de onderzoekers van The Riddle willen kijken naar formele kwaliteiten, beoogden ze de invloed van sociale factoren op de beoordeling van boeken zoveel mogelijk te elimineren.

Ik vind het vreemd dat er gekozen is om alleen boeken die na 2007 gepubliceerd zijn op te nemen. Het is allereerst onmogelijk om alle sociale factoren die komen kijken bij de beoordeling van boeken te ‘elimineren’, de onderzoekers pretenderen dat ook niet te kunnen doen. Waarom zou je dat voor één factor (tijd of canonisering) dan wel proberen? Het is bovendien helemaal niet gezegd dat hoe ouder een boek is, hoe meer sociale factoren er meespelen in de beoordeling. De

omgekeerde redenering is retorisch net zo logisch: als een boek net uit is, ben je als lezer misschien wel juist vatbaarder voor recensies uit kranten of een aanbeveling op De Wereld Draait Door. De keuze is dus arbitrair en bovendien problematisch omdat er impliciete aannames van de

onderzoekers aan ten grondslag liggen - het waardeoordeel van nieuwere boeken wordt minder sociaal beïnvloed dan oude - die het onderzoek juist had kunnen bevragen.

Karina van Dalen, het hoofd van The Riddle, geeft aan dat er door de focus op recente werken vooral in beeld komt wat contemporaine leeservaringen zijn en is zich daarmee bewust van deze beperking (‘The Prehistory of the Riddle’). Zij ziet dit niet als een probleem, omdat het

onderzoek zo een specifieke, gedateerde meting is waartegen later onderzoek afgezet kan worden (‘The Prehistory of the Riddle’). De keuze voor de meest gelezen boeken van 2010-2012 vind ik in dat licht logisch, maar de keuze voor enkel publicaties na 2007 blijft vreemd: oudere boeken kunnen net zo belangrijk zijn voor het contemporaine leeslandschap als pas uitgekomen boeken. Een boek als

Tirza (gepubliceerd in 2006) stond gezien de verfilming uit 2010 wellicht wel op de lijst met meest

gelezen boeken van die periode en had interessant vergelijkingsmateriaal kunnen opleveren voor een studie naar Grunberg, van wie immers niet ieder boek verfilmd is.4 Zo zullen er nog wel meer veelgelezen boeken uit die periode ontbreken, waaronder heruitgegeven klassiekers, die veel hadden kunnen zeggen over wat lezers lezen en hoe ze tegen boeken aankijken. Het is jammer dat deze niet zijn meegenomen.

4 Tirza stond in 2010, het jaar van verschijning van de film, en begin 2011 weer 18 weken in De Bestseller 60,

(13)

13 1.2.1 Wie zijn de lezers die de enquête hebben ingevuld?

Zoals de naam al zegt, was Het Nationale Lezersonderzoek een enquête die de leesopvattingen van Nederlandse lezers probeerde te achterhalen. De lijst van 400 boeken is dan ook gebaseerd op verkoop- en uitleencijfers in Nederland, en niet uit Vlaanderen en andere Nederlandstalige gebieden.

De enquête werd bovendien online afgenomen en was door iedereen in te vullen; de meeste respondenten waren Nederlands (Van Dalen-Oskam, ‘E-mail naar de auteur’). Het is dus geen

steekproef van de hele Nederlandse bevolking en logischerwijs vormen de respondenten geen perfecte representatie van de Nederlandse bevolking. Het is aannemelijk dat mensen die regelmatig lezen sneller in aanraking zijn gekomen met de enquête en zich eerder geroepen hebben gevoeld de hele enquête in te vullen. Iemand die al jaren geen boek heeft gelezen, zal wellicht minder snel een enquête over recente boeken invullen. Natuurlijk ontbreken de literatuuropvattingen van een grote groep Nederlanders zo, maar dit is geen groot gemis. Het onderzoek is niet sociologisch van aard, maar is er op gericht te ontdekken hoe formele kwaliteiten de leeservaring vormen. De mening van mensen die (regelmatig) boeken lezen is daarvoor nu eenmaal relevanter dan die van mensen die amper boeken lezen. Het is wel de vraag in hoeverre de enquête de hele groep ‘regelmatige lezers’ bereikt heeft.

1.2.2 Opleidingsniveau

Van Dalen-Oskam geeft aan dat meer dan 70% van de respondenten hoogopgeleid (HBO of WO) is, is dit een representatief aantal (‘The Prehistory of the Riddle’)? Uit de LeesMonitor van 2016 blijkt dat hoog opgeleiden meer lezen dan midden opgeleiden en laag opgeleiden, zoals te zien in Figuur 1 (‘Wie lezen er?’). 5 41% van de hoog opgeleiden leest dagelijks in een boek, tegenover 36% van de midden opgeleiden en 24% van de laag opgeleiden (‘Wie lezen er?’). Daarnaast lezen hoog

opgeleiden meer boeken per jaar (‘Wie lezen er?’). Hoog opgeleiden lezen dus regelmatiger, maar niet veel regelmatiger dan met name midden opgeleiden. Het percentage hoog opgeleide

respondenten is daarmee onevenredig hoog voor het gehele onderzoek; je zou immers verwachten dat slechts 41% van de respondenten hoog opgeleid is, oftewel 29% minder dan nu het geval is.

Figuur1. Overgenomen uit de sectie ‘Wie lezen er?’ van de LeesMonitor 2016.

5 Hoog opgeleiden hebben als hoogst genoten opleiding WO/HBO, midden opgeleiden MBO en laag

opgeleiden voorgezet of basisonderwijs, of geen opleiding. De schrijfwijze ‘laag opgeleiden’ etc., met een spatie, neem ik over uit de LeesMonitor in het geval dat ik het expliciet heb over de gegevens uit dat onderzoek.

(14)

14 Ook voor de respondenten voor de 8 youngadultboeken geldt dat er onevenredig veel antwoorden zijn van hoogopgeleide lezers. Ik heb geen toegang gehad tot de opleidingsniveaus van alle respondenten die hun mening hebben gegeven over een van de 8 boeken, maar wel tot de opleidingsniveaus van de respondenten die voor hun oordeel over een van deze boeken een motivatie hebben gegeven. Uit de gegevens van deze respondenten blijkt 61% van de lezers een hbo- of wo-opleiding als hoogste opleiding heeft genoten, 7% een mbo-opleiding en 29% voortgezet onderwijs; 4% van de lezers heeft niet aangegeven wat voor opleiding ze hadden gedaan.6 Dit is natuurlijk een grove benadering, omdat ik niet de beschikking had over de gegevens van alle respondenten, maar hieruit blijkt wel dat ook een groot deel van de respondenten voor de youngadultboeken waarschijnlijk hoogopgeleid is. Het verschil van ongeveer 10% tussen de youngadultlezers (61% hoogopgeleid) en het gemiddelde voor het hele corpus (meer dan 70%) kan verklaard worden door een hoger aantal lezers jonger dan achttien jaar, de doelgroep van

youngadultboeken: zij hebben natuurlijk vaak nog geen vervolgstudie afgerond. Omdat ik geen toegang heb gehad tot alle gegevens, heb ik dit niet na kunnen gaan.

Onderzoekleidster Van Dalen-Oskam erkent de bovenmatige representatie van

hoogopgeleiden en schrijft dat het onderzoek moet worden gezien als een inkijk in de ‘conventies van literariteit’ van hoogopgeleide lezers (‘Prehistory of the Riddle’). Hoewel ik het jammer vind dat niet iedere lezer bereikt kon worden, horen dit soort gebreken bij een vrij in te vullen enquête. De consequentie is wel dat mijn onderzoek dus met name betrekking heeft op de literatuuropvattingen van hoogopgeleide lezers.

1.2.3 Geslacht

Het grootste deel van de respondenten was vrouw, wat overeenkomt met het percentage vrouwen dat volgens de LeesMonitor regelmatig leest: 41 procent van de vrouwen leest elke dag een boek, tegenover 30 procent van de mannen (‘Wie lezen er?’). Omdat ik niet een percentage heb van het aantal vrouwelijke respondenten tegenover de mannelijke, kan ik niet beoordelen of de sekse van alle respondenten strookt met het landelijk gemiddelde van regelmatige lezers.

Van de respondenten die een motivatie hebben ingevuld voor een van de 8

youngadultboeken is 73% vrouwelijk en 27% mannelijk. Dit is meer dan de gegevens van de

LeesMonitor doen vermoeden. Dit kan ten dele verklaard worden door een gebrekige representatie van mannelijke lezers binnen Het Nationale Leesonderzoek, maar waarschijnlijk ook door de aard van de boeken: intuïtief lijkt het mij dat youngadultboeken meer door vrouwen worden gelezen. Dit wordt bevestigd door de resultaten van de LeesMonitor, waaruit blijkt dat vrouwen meer fictie lezen dan mannen, en ook relatief meer kinder- en jeugdboeken (‘’Wie lezen er?’. De enige fictieboeken die mannen vaker lezen zijn oorlogs- en verzetsboeken, sciencefictionboeken en strips (‘Wie lezen er?’’). Daarnaast hebben alle youngadultboeken in mijn corpus een vrouwelijke auteur, op Erfenis na, wat wellicht zorgt voor meer vrouwelijke lezers. Uit een onderzoek van Goodreads uit 2014 bleek immers dat vrouwen meer boeken van vrouwen lezen, en mannen meer boeken van mannen

6 Het Nationale Lezersonderzoek heeft in tegenstelling tot de LeesMonitor de specifieke opleiding genoteerd,

bijv. vwo of havo. Iemand van 17 die VWO doet is natuurlijk anders ‘laagopgeleid’ dan iemand zonder enige opleiding, maar om een vergelijking te maken tussen de gegevens uit beide onderzoeken heb ik dat verschil niet meegenomen en is iedereen die geen opleiding na het voortgezet onderwijs heeft genoten laagopgeleid.

(15)

15 (Elizabeth). Het was natuurlijk geen wetenschappelijk onderzoek, maar toch heeft Goodreads dankzij zijn vele gebruikers veel data over leesgewoonten. Tevens hebben de youngadultboeken bijna allemaal vrouwelijke hoofdpersonen, op Erfenis en De relieken van de dood na, iets wat ook meer tot de verbeelding van vrouwelijke lezers zou kunnen spreken. Vervolgonderzoek zou deze uitspraak uiteraard moeten testen.

Dat de leeservaring van mannen en vrouwen uiteenloopt, wordt onderschreven door de scores van de respondenten die een motivatie hebben gegeven. 6 van de 8 boeken zijn op het gebied van literariteit of algemene kwaliteit met meer dan een half punt, en soms zelfs meer dan een punt, verschil tussen mannen en vrouwen beoordeeld.7 Zo geven mannen De Hongerspelen een score van 4.1, terwijl vrouwen een score van 3 gaven. Ik zal het verschil tussen verschillende

leeservaringen later in meer detail bespreken, om simplificerend essentialisme te voorkomen. Het is namelijk nog niet duidelijk waardoor dit verschil verklaard kan worden: ligt het aan de aard van de 8 boeken, lezen mannen en vrouwen intrinsiek anders, ligt het aan iets wat ‘invullers van enquêtes’ gemeen hebben of komt het door het lage aantal mannelijke respondenten? Wel kan veilig gezegd worden dat er een verschil is tussen wat vrouwelijke en mannelijke respondenten gemiddeld van een boek vinden. De lezer dient bij het lezen van dit onderzoek dus in het achterhoofd te houden dat de resultaten anders waren geweest bij een sekseverdeling die de regelmatige lezer beter

representeert.

1.2.4 Conclusie

De enquête heeft kortom veel data opgeleverd voor vervolgonderzoek. De enquêteurs hebben een grote lijst boeken opgesteld en veel respondenten weten te vinden, en bovendien een grote hoeveelheid motivaties bij elkaar weten te krijgen. De enige kritiek die ik heb betreft de vreemde keuze om boeken die voor 2007 gepubliceerd zijn uit te sluiten. Een kanttekening is de niet sluitende representatie van wat ik de ‘regelmatige’ lezer noem. De respondenten zijn hoger opgeleid en vaker vrouwelijk dan verwacht. Gezien de aard van een vrij in te vullen enquête zijn zulke afwijkingen echter te verwachten en blijft het dus een kanttekening en geen kritiek.

(16)

16

2

Methodologie: Stylo en AntConc

In dit hoofdstuk zal ik de methodologie van mijn onderzoek in detail bespreken. Ik zal eerst de werking van de programma’s Stylo en AntConc uitleggen, twee programma’s die het woordgebruik van boeken in beeld brengen. Aan de hand van Stylo wordt duidelijk welke boeken overeenkomen in woordgebruik en welke boeken juist erg verschillen; aan de hand van AntConc wordt duidelijk welke woorden in de ene groep teksten vaker voorkomen dan in een andere groep teksten. Zodra duidelijk is hoe deze programma’s werken, zal ik mijn hoofdhypotheses presenteren en aangeven hoe ik deze zal testen. Door eerst Stylo en AntConc uit te leggen, zullen de hypotheses gemakkelijker te

begrijpen zijn en hoef ik niet te verwijzen naar begrippen die de lezer nog niet kent.

2.1 Stylo

Stylo wordt vaak gebruikt voor stylometrisch onderzoek, oftewel ‘kwantitatief onderzoek naar schrijfstijl’, zoals Maciej Eder, Jan Rybicki en Mike Kestemont het definiëren in hun artikel over het programma Stylo (‘Stylometry with R: A Package for Computational Text Analysis’, 107). In

stylometrie wordt schrijfstijl vaak gekoppeld aan een factor buiten deze tekst (metadata), denk hierbij aan tijd, genre, gender of auteurschap (108). Aan de hand van onderzoek naar de laatste categorie, auteurschap, zal ik de werking van Stylo kort uitleggen.

Onderzoek naar auteurschap is niet alleen populair bij onderzoekers, maar ook bij het grote publiek. Zo bleek in 2013 dat J.K. Rowling een thriller had geschreven onder de naam Robert Galbraith. Dit werd niet in een wetenschappelijk tijdschrift onthuld, maar in The Sunday Times (Mostrous). Interessant is dat niet (alleen) woorden die veel betekenis dragen een meetbare indicatie van stijl zijn, maar juist ook functiewoorden (Juola). Denk hierbij aan ‘er’, ‘te’ of ‘zo’: woorden die een grammaticale functie hebben, maar weinig betekenis dragen buiten hun context. Hoewel er in Galbraiths The Cuckoo’s Calling geen vliegende bezemstelen of dubieuze

toverdrankleraren voorkomen, was toch te achterhalen dat J.K. Rowling deze boeken had geschreven. Dit komt doordat het gebruik van deze functiewoorden verschilt van persoon tot persoon: de een gaat even ‘op’ bed liggen, de ander even ‘in’ bed. Binnen het taalgebruik van één persoon is het gebruik van functiewoorden juist statisch, zo zal ik zelf over het algemeen even ‘op’ bed gaan liggen, nooit ‘in’ (Juola). Een menselijke lezer valt zo’n verschil bij het lezen van een boek niet snel op, zelfs als zij hier op let, daarvoor is het te subtiel.

Een computerprogramma als Stylo kan echter grote hoeveelheden data efficiënt tot zich nemen en kijken welke woorden het vaakst voorkomen; vaak zijn dit functiewoorden. Zo komen in mijn corpus, zoals later zal blijken, lidwoorden, tussenvoegsels en voorzetsels vaak voor. Een cluster van de 100 of 500 meest voorkomende woorden biedt Stylo handvatten om patronen te herkennen: als de ene tekst net iets vaker ‘een’ gebruikt dan een andere, zegt dit niet zoveel. Maar als dit voor significant veel andere woorden ook geldt, is dit een sterke indicatie van een specifieke stijl.

2.1.1 Werkwijze Stylo

Stylo vereist een corpus om mee aan de slag te gaan, een verzameling teksten die het programma analyseert en op basis waarvan het output genereert. Het corpus dat ik bestudeer bestaat in de meeste gevallen uit alle 16 boeken, zowel de youngadult als de literaire boeken. De 16 boeken zijn

(17)

17 omgezet naar een .txt-bestand en opgeschoond zodat enkel de tekst nog aanwezig is. Het colofon, dankwoorden en dergelijke zijn verwijderd.8

Hoe werkt Stylo precies? Ik geef hieronder een versimpelde weergave, waarbij ik de precieze statistische berekeningen voor nu buiten beschouwing laat.

In essentie hakt Stylo de teksten stuk voor stuk op in losse woorden, waarna het de X, bijvoorbeeld 100, woorden die in alle boeken samen het vaakst voorkomen in een lijst plaatst. Vervolgens telt Stylo hoe vaak elk van deze 100 woorden in ieder individueel boek voorkomt en gaat het programma per boek na of een woord vaker of juist minder vaak gebruikt wordt dan in andere boeken. Hierbij houdt Stylo rekening met de lengte van de boeken, omdat het natuurlijk significanter is wanneer woord A 7 maal voorkomt in een tekst van 20 woorden dan wanneer woord A 7 maal voorkomt in een tekst van 200.000 woorden. Nadat het dit voor ieder woord heeft gedaan, weet het programma in welke mate de boeken de 100 meest voorkomende woorden gebruiken en plaatst het deze boeken in een grafiek. Als twee boeken ver van elkaar staan in een grafiek, betekent dit dat ze de 100 meest voorkomende woorden relatief met een andere frequentie gebruiken, terwijl twee boeken die bij elkaar staan de 100 meest voorkomende woorden relatief juist even vaak gebruiken ( zie ook Eder et al., ‘Stylometry with R: A Suite of Tool’).

Om de werking van Stylo inzichtelijk te maken, presenteer ik een voorbeeldcorpus van vier boeken: boek A, boek B, boek C en boek D, waarbij ik ervanuit ga dat al deze boeken even veel woorden tellen.9 Stel dat Stylo kijkt naar de 3 meest voorkomende woorden uit deze boeken samen, zeg ‘aap’, ‘noot’ en ‘mies’. In Tabel 4 heb ik weergegeven hoe vaak deze woorden in het

voorbeeldcorpus gebruikt worden. De meest simpele statistische procedure, los gebaseerd op de hieronder uitgelegde Classic Delta-procedure, is om per boek te kijken in hoeverre een woord in een andere mate gebruikt wordt dan in de andere boeken en zo een afstand te creëren tussen ieder boek. Neem boek B: dit boek wijkt ‘9’ af van boek C, omdat boek B het woord ‘aap’ 2 keer minder vaak gebruikt, het woord ‘noot’ 4 keer vaker en het woord Mies 3 keer minder vaak. In Tabel 5 geef ik de afwijking van alle boeken ten opzichte van elkaar weer.

Boek A Boek B Boek C Boek D

Aap 1 4 6 3

Noot 2 6 2 9

Mies 2 2 5 7

Tabel 4.

Boek A Boek B Boek C Boek D

Boek A 0 7 8 14 Boek B 7 0 9 9 Boek C 8 9 0 12 Boek D 14 9 12 0 Tabel 5.

8 In Erfenis heb ik een verklarende woordenlijst (met fantastische woorden) laten staan omdat de definities

geschreven waren alsof de woordenlijst bestond in de fantastische wereld van het boek zelf.

9 Deze uitleg is gebaseerd op mijn lezing van de artikelen van Eder et al., het hieronder geïntroduceerde artikel

(18)

18 Aan de hand van deze matrix zou je een grafiek kunnen maken waarin je ieder boek verder van een ander plaatst als het aantal ‘stappen’ er tussen groter is. Maar voor dat dit gedaan kan worden, moet eerst bepaald worden hoe groot een verschil van, zeg ‘7’ precies is. Als alle boeken gemiddeld ‘2’ van elkaar verschillen, dan is ‘7’ best groot, maar als alle boeken gemiddeld ‘14’ van elkaar verschillen niet. Hiermee zijn we aangekomen bij verklaringen die beter in wiskundige dan

natuurlijke taal kunnen worden uitgedrukt, verklaringen die daardoor te ver voeren voor het huidige onderzoek en strikt genomen ook niet noodzakelijk zijn om de analyses te interpreteren. Uiteraard is de procedure van Stylo statistisch gecompliceerder, maar in het bovenstaande voorbeeld komt het belangrijkste principe goed naar voren: Stylo plaatst boeken verder van elkaar af in de grafiek naarmate ze de X meest voorkomende woorden anders gebruiken.

2.1.1.1 Classic Delta

De statistische procedure die ik gebruik voor mijn analyses is Classic Delta, ontwikkeld door John Burrows. Dit is de standaardprocedure voor Stylo en wordt aangeraden door de makers voor de meeste soorten onderzoek (‘“Stylo’: a package for stylometric analyses.”’).

De procedure wordt uitgebreid beschreven in Burrows’ ‘Delta’: a Measure of Stylistic Difference and a Guide to Likely Authorship’. Wat relevant is voor dit onderzoek is dat middels deze procedure gekeken wordt, zoals in het bovenstaande voorbeeld, naar het pure verschil tussen het gebruik in woorden, iets wat daarvoor niet het geval was (Burrows, 269). Anders gezegd, als Boek A het woord ‘aap’ 2 maal vaker gebruikt dan Boek B, en boek B het woord ‘noot’ 2 maal vaker gebruikt dan boek A, worden deze verschillen niet tegen elkaar weggestreept, maar juist bij elkaar opgeteld. Dit pure verschil noemt Burrows Δ, vandaar de naam ‘Delta’ (269). Om boeken van verschillende lengtes met elkaar te kunnen vergelijken, kijkt de Classic Delta Procedure per boek hoeveel procent van het totale aantal woorden van een boek een woord vertegenwoordigt (270). Anders gezegd, als het woord ‘aap’ in boek A 40 keer voorkomt en daarmee 2% van het aantal woorden vormt, dan kijkt de Delta Procedure naar die 2% en niet naar die 40 keer.10

2.1.1.2 Instellingen

Stylo kent veel verschillende instellingen, hieronder noem ik kort de instellingen die voor het huidige onderzoek relevant zijn.11

• In alle gevallen kijk ik naar de frequentie van volledige, enkele woorden, en niet naar groepen van woorden of groepen van tekens.

• Het aantal meest frequente woorden is uiteraard in te stellen, en ik heb verschillende aantallen gebruikt om te kijken hoe de uitkomsten onderling verschillen.

• Voor de Consensus Tree, de meest accurate representatie van de verschillen, is het mogelijk om verschillende aantallen tegelijk te laten bestuderen, waarvan vervolgens een gemiddelde wordt weergegeven. Bij een instelling met een ‘minimum’ van 10, een ‘maximum’ van 100

10 Voor verdere uitleg verwijs ik de lezer naar het artikel van Burrows.

11 Voor de uitleg van meer instellingen verwijs ik de lezer naar het paper dat fungeert als gebruiksaanwijzing

voor Stylo en waarop ik mijn uitleg van de instellingen gebaseerd heb: “‘Stylo’: a package for stylometric analyses’’ (Eder et al.).

(19)

19 en een ‘increment’ van 10 bijvoorbeeld, kijkt het programma naar de 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90 en 100 meest voorkomende woorden om vervolgens een visuele representatie te maken van hoe de boeken gemiddeld van elkaar verschillen.

• ‘Culling’ houdt in dat je alleen woorden meeneemt die in een bepaald percentage van de teksten voorkomen. Een culling van 100 houdt bijvoorbeeld in dat alleen de meest voorkomende woorden die in alle teksten voorkomen mee worden genomen; een culling van 20 houdt in dat alleen woorden worden meegenomen die in ten minste 20% van de teksten voorkomen; een culling van 0 houdt in dat alle woorden worden meegenomen.

2.2 AntConc

AntConc is een programma waarmee een corpusanalyse gedaan kan worden, waarbij ruwe data in de vorm van tekstbestand met elkaar vergeleken kan worden.12 Het is mogelijk om zowel naar één tekst, of één groep teksten te kijken, als naar de verschillen tussen twee teksten, of twee groepen teksten. AntConc deelt een tekst op in woorden en telt deze woorden, waarna de gebruiker van enkele opties gebruik kan maken. In alle gevallen heb ik de woorden allemaal in onderkast laten zetten, waardoor AntConc geen verschil ziet tussen ‘meneer’, ‘de’ en ‘vries’ en ‘meneer De Vries’. Ik heb twee opties van AntConc gebruikt, de Keyword list tool en de Concordance tool

2.2.1 Keyword list tool

Ik heb met name gebruikgemaakt van de zogenaamde keyword list tool (KWL), waarmee twee groepen teksten met elkaar vergeleken worden, om te achterhalen welke woorden in een van de groepen opvallend veel vaker voorkomen dan in de andere groep. Een van de groepen teksten vormt de basisgroep, de andere groep teksten vormt de vergelijkingsgroep.13 Woorden die opvallend vaker voorkomen in de basisgroep dan in de vergelijkingsgroep hebben een hoge ‘keyness’, dat wordt uitgedrukt in een positief getal. Hoe hoger dit getal, hoe significanter het verschil. AntConc plaatst de woorden met een significante keyness in een lijst, waarna ik deze kan duiden.

De precieze statistische methode waarmee AntConc tot deze ‘keyness’ komt, is te mathematisch voor het huidige onderzoek. Ik heb altijd gebruikgemaakt van de zogenaamde ‘log-likelihood’-methode.14 Voor de zogenaamde ‘Keyword Statistic Treshold’ heb ik altijd de

standaardwaarde behouden, oftewel ‘p < 0.05 (+Bonferroni)’. Deze drempel bepaalt wanneer een resultaat significant genoeg is om in de lijst met woorden met keyness opgenomen te worden. De door mij gehanteerde ‘Keyword Effect Size Measure’ is ‘Dice coefficient’ en de ‘Keyword Effect Size Treshold’ is ‘All Values’. Omdat ik niet inga op de Keyword Effect Size, een waarde die ook te vinden is in de resultaten van AntConc, leg ik deze instellingen niet uit.

12 Voor een beschrijving van AntConc, zie “AntConc: Design and Development of a Freeware Corpus Analysis

Toolkit for the Technical Writing Classroom” (Anthony). Ik heb gebruikgemaakt van versie 3.5.7, als ik verwijs naar de standaardinstellingen, gelden die voor deze versie.

13 De term ‘corpus’ gebruik ik niet om verwarring met de corpora van mijn onderzoek te voorkomen. 14 De ‘log-likelihood’-methode wordt uitgelegd op StatLect, het gratis online statistiekhandboek van de

(20)

20 2.2.2 Concordance tool

Daarnaast maak ik gebruik van de zogenaamde concordance tool, waarmee je enkele woorden, vaak niet meer dan 10, om een bepaald keyword kunt zien. Als je bijvoorbeeld op ‘de’ zoekt, zie je voor iedere plek waar ‘de’ staat de omringende woorden. Door deze functie kun je een idee krijgen van de context waarin een woord het vaakst gebruikt wordt. In relevante gevallen, bijvoorbeeld in het geval van woorden met een hoge keyness, kijk ik vaak kort naar de concordance. Verder is het met de concordance tool mogelijk om te zien in welke boeken een woord, en zijn context, gebruikt worden. Hierdoor hoef je niet per boek een analyse uit te voeren om te zien hoe vaak een woord in een boek voorkomt. De instellingen voor de concordance hebben niet veel om het lijf en ik heb overal de standaardinstellingen gebruikt.

2.3 De relatie tussen Stylo en AntConc

Wat hebben Stylo en AntConc met elkaar te maken? In dit onderzoek zal ik Stylo gebruiken om te kijken hoe teksten van elkaar verschillen wat betreft het woordgebruik en AntConc om deze verschillen te analyseren. AntConc is geschikt om de resultaten van Stylo te analyseren, omdat de woorden die een hoge keyness hebben waarschijnlijk van invloed zijn geweest op de resultaten van Stylo, mits deze woorden ook voorkomen in de MFW-lijst die Stylo gebruikt voor zijn analyse. Anders gezegd, als blijkt dat woord X in basisgroep A relatief veel vaker voorkomt dan in vergelijkingsgroep B, dan is het aannemelijk dat dit woord de boeken uit basisgroep A en vergelijkingsgroep B in Stylo verder uit elkaar heeft doen staan. Natuurlijk kan één woord de resultaten van Stylo niet verklaren, maar patronen met meerdere woorden wel.

2.4 De methodologie van het huidige onderzoek

2.4.1 Waarom woordfrequentie?

In de inleiding heb ik al aangestipt dat mijn eerste hoofdhypothese luidt dat er een correlatie is tussen het woordgebruik, om precies te zijn de woordfrequentie, van de 16 boeken uit mijn corpora enerzijds en de literariteit, zowel in beoordeling als genre, anderzijds. Ik kijk naar woordfrequentie omdat dit formele kenmerk in eerder onderzoek van onderzoekers van The Riddle een bewezen verband heeft met de beoordeling van literariteit door respondenten.15 Daarnaast geeft John Burrows, een van de pioniers van stylometrie, aan dat het analyseren van hele woorden

betekenisvolle resultaten oplevert die later hermeneutisch te interpreteren zijn (268). De resultaten worden in mijn geval geleverd door Stylo, waarna ik ze interpreteer met behulp van AntConc. In Hoofdstuk 6 zal ik aan de hand van het begrip stijl ook zelf beargumenteren dat woordfrequentie relevant is voor een onderzoek naar de beoordeling van literariteit van boeken.

Dat woordfrequentie een logische keuze is voor een computationeel onderzoek naar literariteit neemt natuurlijk niet weg dat ik ook naar een ander formeel kenmerk had kunnen kijken, zoals de grammaticale structuur, zoals Kim Jautze en anderen hebben gedaan voor chicklit (‘From high heels to weed attics: a syntactic investigation of chick lit and literature’). Of zelfs naar relatief minder formele kenmerken als thema’s, zoals Kim Jautze, Andreas van Cranenburgh en Corina

(21)

21 Koolen, onderzoekers van The Riddle, dit hebben gedaan in ‘Topic Modeling Literary Quality’.

Aangezien het huidige onderzoek beperkingen kent in omvang, en omdat ik diep en niet

oppervlakkig wil ingaan op de factoren die de woordfrequentie verklaren, ga ik alleen in op andere formele kenmerken in zoverre ze de woordfrequentie kunnen verklaren. Het is aan verder

onderzoek om mijn corpus te bestuderen aan de hand van andere formele kenmerken.

2.4.2 De hypotheses uitgelicht

Mijn eerste hoofdhypothese luidt dus dat er een correlatie is tussen de woordfrequentie, van de 16 boeken uit mijn corpora enerzijds en de literariteit, zowel in beoordeling als genre, anderzijds. Mijn tweede hoofdhypothese vloeit hier uit voort en stelt dat ik, gezien de correlatie, verwacht dat de 8 in de enquête zeer literair bevonden literair romans significant andere woorden gebruiken dan de in de enquête 8 niet zeer literair bevonden youngadultromans. Deze twee hypotheses zal ik testen met Stylo.

De eerste en tweede hoofdhypothese zullen als volgt getest worden. Ik zal alle 16 boeken invoeren in Stylo en een, later preciezer uitgelegde, analyse uitvoeren die enkele grafieken genereert waarop de afstanden tussen alle 16 boeken getoond zullen worden. Hoe verder boeken op deze grafieken van elkaar af staan, hoe minder ze op elkaar lijken wat betreft de

woordfrequentie.

De eerste hoofdhypothese zal bevestigd worden als boeken die vanwege hun genre en beoordeling literair zijn op de grafieken gemiddeld gezien dichter bij elkaar liggen dan bij niet-literaire boeken, en andersom. De eerste hoofdhypothese zal ontkracht worden als boeken die literair en niet-literair zijn grotendeels door elkaar te vinden zijn in de grafieken. Zoals zal blijken, wordt de eerste hypothese bevestigd.

De tweede hoofdhypothese zal bevestigd worden als er in de grafieken van Stylo sprake is van een cluster met (hoofdzakelijk) niet-literaire youngadultboeken enerzijds en een cluster met (hoofdzakelijk) literaire romans anderzijds. De tweede hypothese zal ontkracht worden als er geen sprake is van twee clusters met boeken en de afstanden tussen youngadultboeken onderling dus net zo groot zijn als die tussen youngadultboeken en literaire boeken, en andersom. De tweede

hypothese wijkt in zoverre af van de eerste dat er om deze tweede hypothese te bewijzen sprake moet zijn van een duidelijk visueel verschil tussen twee groepen met boeken uit de twee corpora: de meeste boeken uit het basiscorpus moeten meer op andere boeken uit het basiscorpus lijken dan op het dichtstbijzijnde boek uit het vergelijkingscorpus, en omgekeerd.

Zoals zal blijken, wordt ook de tweede hypothese bevestigd en zullen alle youngadultboeken behalve Erfenis en De relieken van de dood tot één cluster behoren (cluster A) en alle andere boeken tot een tweede (cluster B).16

Mijn derde hoofdhypothese is dat de volgende formele eigenschappen van een tekst van invloed zijn op de woordfrequentie: (a) de verteltijd (d.w.z. de verleden of tegenwoordig tijd, of een

16 De clusters vallen dus niet samen met de corpora: wanneer ik cluster zeg, behoren Erfenis en De relieken van

de dood tot hetzelfde cluster als de literaire romans, wanneer ik corpus zeg behoren deze twee boeken tot

(22)

22 combinatie hiervan), (b) de hoeveelheid dialoog, (c) de hoeveelheid informeel of formeel taalgebruik en (d) de lengte van de zinnen. Ik heb voor deze formele eigenschappen gekozen omdat ten eerste de tweede hypothese bevestigd zal worden en er dus een verschil is tussen de woordfrequentie van de meeste boeken uit beide corpora. Uit mijn verkennende onderzoek, dat bestond uit het

doorlezen van de boeken en enkele exploratieve AntConc-analyses, bleek ten tweede dat het waarschijnlijk is dat beide corpora deze eigenschappen in significant andere mate gebruiken. Als de resultaten uit mijn verkennende onderzoek bevestigd worden, zal er dus een voorlopige correlatie tussen woordfrequentie en de andere formele eigenschappen zijn aangetoond.

Mijn eerste deelhypothese bij de derde hoofdhypothese luidt dan ook dat ik verwacht dat boeken uit cluster A in significante mate (a) een andere verteltijd, (b) een andere hoeveelheid dialoog, (c) een andere hoeveelheid spreektaal en (d) een andere zinslengte hebben dan boeken uit cluster B. Ik zal deze hypothese testen door (a) vast te stellen in welke tijd de boeken geschreven zijn, (b) de hoeveelheid dialoog per boek te meten, (c) na te gaan of woorden die ik bestempel als formeel of informeel in een van de twee clusters relatief vaker voorkomen dan het andere en (d) de lengte van de zinnen te meten. De eerste deelhypothese bij de derde hypothese zal bevestigd worden als blijkt dat de resultaten van de analyses (a-d) aantonen dat boeken uit cluster A wat betreft deze factoren significant anders zijn dan die uit cluster B, en ontkracht wanneer het

tegenovergestelde het geval is. Het zal blijken dat de eerste deelhypothese waar is en dat boeken uit cluster A over het algemeen verschillen van die uit cluster B wat betreft de factoren (a-d). Cluster A is grotendeels in de tegenwoordige tijd geschreven, kent gemiddeld gezien meer dialoog, meer informele taal en heeft gemiddeld kortere zinnen.

Als de eerste deelhypothese is bevestigd, is er nog geen direct verband aangetoond tussen de woordfrequentie en de factoren (a-d), enkel een correlatie. Daarom luidt de tweede

deelhypothese bij de derde hoofdhypothese dat er een direct verband is tussen de factoren (a-d) en de woordfrequentie. Ik zal deze hypothese testen door (a) de boeken uit cluster A in een AntConc KWL-analyse te vergelijken met de boeken uit cluster B. Als hieruit blijkt dat woorden die te maken hebben met de verteltijd, bijvoorbeeld werkwoorden die in ofwel de verleden of tegenwoordige tijd geschreven kunnen zijn, een hoge keyness hebben, is bewezen dat er een aannemelijk verband is tussen verteltijd en de resultaten in Stylo vanwege de in paragraaf 2.3 besproken relatie tussen Stylo en AntConc. Dit zal het geval zijn.

Ik zal de hypothese voor factor (b) testen door de hoeveelheid dialoog voor ieder boek (op enkele later besproken uitzonderingen) na te meten. Hieruit zal blijken dat cluster A meer dialoog kent dan cluster B. Vervolgens zal ik in AntConc alle geanalyseerde zinnen met dialoog afzetten tegen alle zinnen zonder dialoog. Als blijkt dat zinnen met dialoog relatief gezien andere woorden gebruiken dan zinnen zonder dialoog, is aangetoond dat de hoeveelheid dialoog waarschijnlijk van invloed is op de resultaten in Stylo. Dit zal zo blijken te zijn.

Ik zal de hypothese voor factor (c) testen door in AntConc wederom de boeken uit cluster A te zetten tegen die uit cluster B middels een KWL-analyse. Als uit deze analyse blijkt dat woorden die naar mijn idee betrekking hebben op formele of informele taal een hoge keyness hebben, zal het aannemelijk zijn dat de hoeveelheid (in)formele taal van invloed is op de woordfrequentie. Dit zal zo blijken te zijn. Omdat ik hierbij alleen af ga op wat ik ervaar als informeel of formeel, is de conclusie voor deze factor voorbarig.

(23)

23 Ik zal de hypothese voor factor (d) testen door de lange zinnen uit het gehele corpus af te zetten tegen de korte zinnen uit het gehele corpus in een KWL-analyse in AntConc. Als hieruit blijkt dat lange zinnen significant andere woorden gebruiken dan korte zinnen, dan heeft de zinslengte waarschijnlijk invloed op de Stylo-resultaten. Dit zal zo blijken te zijn.

Na al deze analyses, die ik in Hoofdstuk 7 uitgebreider bespreek en waar nodig ook nog uitbreid en problematiseer, zal duidelijk worden dat de tweede deelhypothese van de derde hoofdhypothese waar is. Dit houdt in dat er een direct verband is tussen de factoren (a-d) en de woordfrequentie. Ik zal in de analyse ook ingaan op waarom ik denk dat dit verband bestaat door de woorden met keyness in AntConc nauwgezet te bestuderen en enkele aannames te doen, die in verder onderzoek getest kunnen worden.

2.4.2.1 Eerder onderzoek

Een deel van de bovenstaande hypothese heb ik reeds getest in mijn ongepubliceerde paper ‘The relation between word frequency and perceived literariness: A stylometric comparison between Dutch Young Adult and highly literary novels’ (Van Egmond).17 Het huidige onderzoek herhaalt in Hoofdstuk 7 niet alleen de conclusies van dit paper, maar bespreekt voor het eerst de zinslengte, haalt enkele eerder gedane foutieve uitspraken onderuit en bevat een superieure methode om de hoeveelheid dialoog te meten. Ik raad de lezer aan mijn eerdere onderzoek alleen te lezen als zij geïnteresseerd is in de precieze methodologie van enkele onderdelen, daar de conclusies uit het huidige onderzoek sterker zijn. Ik zal in Hoofdstuk 7 direct verwijzen naar mijn eerdere essay als ik conclusies herhaal, voor de rest van dit hoofdstuk geldt dat het als geheel gebaseerd op de in dat essay ontwikkelde methodologie.

(24)

24

3

Genre

In dit hoofdstuk zal ik allereerst uitleggen wat genre is en ingaan op zowel de praktische als culturele aspecten van genre. Vervolgens zal ik uitleggen wat de relevantie van genre is voor het dit

onderzoek, waarbij mijn hypothese is dat genre van invloed is op de beoordeling van de literariteit van een boek. Hierna ga ik in op de genres young adult en literaire fictie, waarbij ik het genre young adult in detail bespreek en inga op subgenres en de boeken uit mijn corpus, om dit genre vervolgens af te zetten tegen literaire fictie, een vergelijking waaruit duidelijk zal worden hoe beide genres een andere literaire waarde hebben die waarschijnlijk van invloed is op de beoordeling van boeken uit de enquête. Allerlaatst zal ik beargumenteren waarom de boeken uit mijn corpus behoren tot de twee genres middels objectieve gegevens van de uitgever en instanties als NDB Biblion en de Koninkiljke Bibliotheek.

3.1 Wat is genre?

Onder genre versta ik, in navolging van de Engelse definitie in Merriam Webster, een categorie van boeken die gekenmerkt wordt door een bepaalde stijl, inhoud of vorm (‘Genre’). Deze brede definitie verhult natuurlijk de vele verschillende betekenissen die het woord nog meer kent. Zo kan een bepaald genre een marketingtool, een kwaliteitsoordeel, geuzennaam, wetenschappelijke classificatie of noemer van een bepaalde doelgroep zijn. Bovendien, zo gaven de onderzoekers van The Riddle al aan, zijn ‘de grenzen van literaire genres vloeiend’ (‘Wat is het genre?’). Zo is De

relieken van de dood, om maar een boek uit mijn corpus te noemen, natuurlijk een jeugdboek, maar

het is ook een youngadultboek, een fantasyboek, en, om nog specifieker te worden, een mixed

fantasy- of contemporary fantasy-boek. En zo zijn er vast nog veel meer mogelijke genres en

subgenres te bedenken. Al deze verschillende genres zijn relevant voor verschillende partijen: in een doorsnee boekenwinkel staat De relieken van de dood misschien bij de youngadult-, fantasy- of jeugdboekensectie. In een gespecialiseerde fantasyboekwinkel staat het misschien wel in een kast met andere ‘young adult mixed fantasy’, terwijl het in sommige bibliotheken wellicht als D-boek in de kast staat. Een lezer kan dan weer lak hebben aan al deze classificaties, het is immers gewoon een van haar lievelingsboeken, meer niet.

Uit het bovenstaande wordt alleen duidelijk dat het een brede term is, dat een genre vloeiend is en dat verschillende groepen genres anders benaderen, maar uiteraard is hiermee nog niet genoeg gezegd om het gebruik van genre in de motivaties, en daarmee de beoordelingen, te duiden. Aan de hand van een hoofdstuk uit Claire Squires’ boek Marketing Literature. The Making of

Contemporary Writing in Britain zal ik ingaan op twee belangrijke aspecten van genre: het praktische

en culturele aspect, en daarmee samenhangend respectievelijk het bewuste en onbewuste aspect. In haar boek noemt Squires, hoogleraar Publishing Studies aan de University of Sterling, twee belangrijke aspecten van genre. Het eerste aspect is praktisch: boeken in een bibliotheek of boekhandel moesten ooit op een bepaalde manier geordend worden en de verschillende ordes van boeken werden zo genres. Ze stelt dat de enorme productie van boeken vraagt om genre, om het enorme aanbod overzichtelijk te maken (71). Hoewel zij dit niet expliciet zo stelt, valt het praktische aspect grotendeels samen met wat zij, in navolging van David Duff, de ‘bewuste component’ van genre noemt, oftewel alle expliciete categorieën en terminologie die gebruikt wordt door ‘schrijvers, recensenten, boekverkopers, uitgevers, bibliothecarissen en andere culturele instituten’ (71). Denk

(25)

25 hierbij aan de NUR-code, het noemen van het genre in een recensie of op het achterplat of de eerder genoemde sectie van de boekhandel of bibliotheek waarin een boek te vinden is.

Het tweede aspect is cultureel, want volgens Squires wordt genre ook gebruikt als een strategie om culturele waarde te produceren (71). Het culturele aspect valt samen met de

onbewuste component van genre, die bestaat uit de poging van schrijvers, lezers en recensenten om hun deelname in een bepaald genre te benadrukken of juist weg te moffelen (71). Sommige genres worden beschouwd als verhevener of waardevoller dan andere, en er zijn voorbeelden te over van invloedrijke culturele figuren, zoals recensenten, die genre gebruiken als argument om een boek als niet-literair te bestempelen.18 Deze twee aspecten staan niet los van elkaar, maar de praktische of bewuste component van genre beïnvloedt het culturele aspect. Squires gaat zelf in op marketing, en beschrijft hoe literaire prijzen, branding, fondsen en de wijze van verkoop het genre van een boek beïnvloeden en vormen (101). Ik zal in mijn verder beschrijving van genre slechts terloops ingaan op marketing, daar ik geen specifiek onderzoek heb gedaan naar de Nederlandse markt en young adult in Nederland in het bijzonder. Het is vooral belangrijk om in te zien dat niet alleen de formele inhoud van boeken van invloed is op de genres van een boek, maar vooral ook externe factoren, zoals de marketing en sociale conventies. Het is het culturele aspect van genre dat voor mijn onderzoek het meest relevant is, omdat dit aspect de meeste invloed heeft op wat mensen van een boek vinden (het praktische aspect heeft deze invloed natuurlijk wel indirect).

3.2 De relevantie van genre voor dit onderzoek

Uiteindelijk is een genre voor mij alleen van belang als het betrekking heeft op de leeservaring en de beoordeling van literariteit. Zoals in Hoofdstuk 5 zal blijken, refereren veel respondenten van de enquête aan de genres ‘jeugdboek’, young adult, kinderboek, literair boek en, in mindere mate, ook aan het genre ‘fantasy’ om hun, vaak negatieve, beoordeling te motiveren. Soms bestaat de

motivatie bij een negatieve beoordeling zelfs niet uit meer dan het noemen van het genre, dat voor de respondent blijkbaar voor zich spreekt. Omdat een hoog aantal respondenten het genre expliciet gebruikt in de motivatie van hun beoordeling, neem ik aan dat het genre ook in de beoordeling een rol speelt. Hieronder zal ik nog twee argumenten voor deze veronderstelling noemen, namelijk ten eerste de bewezen invloed van recensies op niet alleen het koopgedrag, in het geval van boeken, maar ook de ervaring van het spelen van een videospel, en ten tweede de resultaten van de enquête zelf.

Want hebben de vooroordelen over genres enige invloed op de beoordeling van boeken door lezers, het eigenlijke onderwerp van dit onderzoek? Ik beargumenteer dat recensies, maar ook opmerkingen van schrijvers in de media, het oordeel van je docent en de mening van een vriend allemaal van invloed zijn op de leeservaring. Uit eerder onderzoek is gebleken dat boeken beter verkopen nadat ze een positieve recensie hebben gekregen (Sorensen and Rasmussen, p. 3). Dit geldt ook voor negatieve recensies, maar in veel mindere mate en vooral als de auteur nog niet

18 Zie bijvoorbeeld het artikel “Bits and Pieces” uit het fantasy- en sciencefictionmagazine Ansible, waarin

David Langford de receptie van Margaret Atwood’s roman Oryx and Crake bespreekt. Atwood distantieert zich van het genre sciencefiction, juist vanwege de negatieve vooroordelen die heersen over fantasy en

sciencefiction die ik in paragraaf 2.3.1.4.2 zal bespreken. Desondanks schreef menig gerenommeerd recensent dat haar boek geen literatuur kan zijn omdat het sciencefiction is (“Bits and Pieces”).

(26)

26 bekend is (Berger et al., 815). Recensies zorgen er dus voor dat lezers een boek gaan lezen, maar houdt dit ook in dat ze hun oordeel van dat van recensenten laten afhangen? Een onderzoek naar deze vraag wat betreft fictie heb ik niet kunnen vinden, maar er bestaat wel een onderzoek over computergames. Daaruit bleek dat gamers die een negatieve recensie hadden gelezen hun

speelervaring negatiever beschouwden dan spelers die een positieve recensie hadden gelezen en om die reden ook een lagere waardering gaven (Livingston et al., 9). Het bleek ook dat dit niet te maken had met de werkelijke ervaring, die de onderzoekers objectief probeerden te meten met

elektromyografie en Galvanic Skin Responses, maar met een rationalisering achteraf: de gamers die een negatieve recensie hadden gelezen beschouwden hun ervaring anders dan zij die een positieve recensie hadden gelezen, terwijl ze volgens de onderzoekers werkelijk dezelfde ervaring hadden (9). Hiermee is niet gezegd dat dit ook voor lezers van boeken geldt, maar ik neem het bij dezen wel aan vanwege de gelijkenis tussen games en boeken als vermaaks- en cultuurobject. Uiteraard zal verder onderzoek deze veronderstellingen moeten testen.

Daarnaast geven ook de beoordelingen van de enquête zelf, nog los van de motivaties, een indicatie van de invloed van genre, omdat ook respondenten van de enquête van The Riddle die een boek niet gelezen hebben toch een oordeel kunnen vellen. Ook door de respondenten die een boek niet hadden gelezen, werden de youngadultboeken als minder literair beoordeeld dan literaire romans, zoals later zal blijken. Dit oordeel moeten deze respondenten ergens op gebaseerd hebben en mij lijkt het aannemelijk dat de kennis van het soort boek dat een schrijver schrijft de doorslag geeft, of, als de respondent niet met de schrijver bekend is, de titel en het soort boek waarvoor de titel typerend is (Quadriga: een eindspel doet mij literairder aan dan Fatale liefde). En ‘het soort boek’ is natuurlijk niets anders dan genre, ook al zal de respondent niet altijd expliciet beredeneren dat, bijvoorbeeld, het boek slecht is omdat het fantasy of jeugdliteratuur is.

Kortom, met name de motivaties indiceren dat genre van invloed is op de beoordeling, omdat respondenten zelf aangeven dat het genre een boek (niet) literair maakt. Daarnaast wijzen ook de beoordelingen zelf, en in het bijzonder die van niet-lezers, op het bestaan van externe factoren, omdat zij érgens hun keuze op moeten baseren, en mij lijkt het aannemelijk dat genre een belangrijke factor is. Allerlaatst is er wetenschappelijk onderzoek dat uitwijst dat recensies van invloed zijn op de keuze om een product aan te schaffen: als een recensie daar invloed op heeft, dan is het aannemelijk dat het ook van invloed kan zijn op de leeservaring. Een studie naar

computerspellen wijst uit dat recensies inderdaad van invloed kunnen zijn op de gebruikservaring van een cultureel object. De invloed van genre op de beoordeling van literariteit is kortom niet bewezen, maar wel aannemelijk.

3.3 De genres young adult en ‘literaire roman’

Ik zal nu uitgebreid ingaan op het genre young adult, omdat boeken die behoren tot dit genre de hoofdmoot vormen van mijn onderzoek. Als young adult en subgenres hiervan gebruikt worden om een negatieve beoordeling wat de literariteit betreft te motiveren, is het natuurlijk interessant om te bekijken wat deze boeken kenmerkt en onderscheidt van literaire boeken. Ik zal eerst de typische leeftijd van de youngadultlezer bespreken, alsmede veel voorkomende inhoudelijke kenmerken en de verschillen subgenres. Daarnaast ga ik kort in op het genre ‘literaire roman’, waarbij ik vooral kijk

(27)

27 naar het verschil tussen de literaire roman en de ‘niet-literaire roman’, oftewel genrefictie of

triviaalliteratuur, waar ook young adult onder valt.

3.3.1 Young adult

Het genre young adult valt volgens Bea Ros, specialist op het gebied van jeugdliteratuur, op twee manieren te benaderen: het is ten eerste een leeftijdscategorie die de typische lezer van het genre bespreekt en ten tweede een genre met zijn eigen thematische, inhoudelijke en literaire conventies Ros (16-17). Ik zal het genre young adult op beide manieren benaderen, omdat zowel de inhoud als de leeftijdscategorie, zoals later duidelijk zal worden, betrekking hebben op de vermeende

literariteit van dit genre. Uit het onderstaande zal allereerst dan ook duidelijk worden dat het genre young adult de beoogde lezer voor de boeken behorende tot dit genre omschrijft, in dit geval adolescenten. Vervolgens zal blijken dat er bepaalde inhoudelijke kenmerken zijn die typisch zijn voor dit genre, al is daarmee niet gezegd dat ieder boek aan deze kenmerken voldoet. Dit wordt onder andere duidelijk uit een contrast tussen youngadult- en zogenaamde middle grade-boeken, in het Nederlands grofweg B-boeken. Hierna zal ik enkele subgenres noemen die binnen het genre young adult populair zijn, om allerlaatst in detail in te gaan op de subgenres realistische

jeugdliteratuur, en daarmee ook het zogenaamde probleemboek, en fantastische jeugdliteratuur, daar alle boeken in mijn corpus redelijkerwijs onder deze twee noemers te scharen zijn.

3.3.1.1 Leeftijdscategorie

In de eerste plaats is young adult als gezegd een genre dat de beoogde lezer van de tot het genre behorende boeken omschrijft: jongvolwassenen. In het Nederlands komt de term

‘adolescentenroman’ nog het meest in de buurt. In het deellexicon van literaire genres uit het

Algemeen letterkundig lexicon wordt de adolescentenroman omschreven als een genre dat zich

bevindt tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen (Van Bork et al.,

‘Adolescentenroman’). Ik zal zelf echter enkel de term young adult, en in sommige gevallen jeugdliteratuur, gebruiken omdat deze het meest gangbaar is. Melanie Koss en William Teale, onderzoekers op het gebied van jeugdliteratuur, geven aan dat youngadultboeken bestemd zijn voor lezers tussen 13 en 19 (563). Ros heeft het in haar artikel over lezers tussen 15 en 25 (Ros, 9). Deze grenzen zijn nergens precies vastgelegd en het is voor dit onderzoek vooral relevant dat, mede blijkens bovenstaande omschrijvingen, de typische lezer tussen de 15 en 19 jaar oud is.

De term young adult is afkomstig uit de Angelsaksische boekenwereld, maar ook in de Nederlandse boekenwereld wordt deze term vaak gebruikt (10). Bij Nederlandse uitgevers deed het genre rond 2009 zijn intrede, en boekhandels als het toenmalige Selexyz richtten al snel toegewijde youngadultsecties in naar het voorbeeld van Amerikaanse boekhandels die daar veel succes mee hadden (10). Tegenwoordig vind je in veel grote boekhandels een youngadultsectie en ook sites als hebban.nl kennen aparte pagina’s voor dit genre (‘Young Adult: de populairste boeken van het moment’). Ook bibliotheken pikken hun graantje mee en gebruiken dit nieuwe genre om jongeren aan het lezen te krijgen, jongeren die eerder nog afhaakten omdat de stap naar de onbekende en ongeordende volwassenenliteratuur te groot was en voor wie de kinderliteratuursectie te ontgroeid was (Ros, 11).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Regulated Deficit Irrigation (RDI) is an agricultural technique with great relevance for water savings worldwide, in which water stress is imposed by irrigation withholding based

Second, organizations can and sometimes do offer the same participation oppor- tunities (including representative participation), just one aspect of work life quality, to

The development of designer nucleases that can target virtually all DNA loci of interest significantly enhanced the efficiency of precise genome editing, since integration of the

,QWKH QH[WVWHSHQHUJ\HIILFLHQF\ PHDVXUHV IRUWKH PRGHO VFDOH SURFHVV DUH LGHQWLILHG 7KLV FDQ EH DFKLHYHG E\ HYDOXDWLQJ WKH SUHYLRXVO\ VHOHFWHG VLQJOH

De boodschap wordt in deze studie gemanipuleerd op basis van twee verschillende aspecten: het benadrukken van verschillende doeleinden (detectie- of preventiegedrag) en de voor-

The first chapter explores the history and progression of Young Adult novels and how the resurgence of the category after the publication of Stephenie Meyer’s Young Adult romance

In the first chapter, I explore the themes and audience of young adult dystopian fiction, and in particular how these themes relate to teenagers and teenage life

Volgens Floortje Zwigtman is de kast met adolescentenliteratuur voornamelijk ontstaan, doordat boekhandelaren een plank nodig hadden voor de boeken die geen vast publiek hebben,