• No results found

Gecamoufleerd door Geraniums: De Praagse Opstand van 1945 als Militaire Operatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gecamoufleerd door Geraniums: De Praagse Opstand van 1945 als Militaire Operatie"

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gecamoufleerd door Geraniums

De Praagse Opstand van 1945 als Militaire Operatie

Nan de Bruin

MA Militaire Geschiedenis Masterscriptie 01/07/2016

Begeleider: dhr. dr. C.W.C. Reijnen Tweede lezer: dhr. dr. S.F. Kruizinga

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding……….5

2. Voorgeschiedenis…….……….17

2.1 Historische antecedenten………..18

(3)

3. Tsjechoslowaakse militairen bij buitenlandse mogendheden na 1938………31

3.1 Tsjechoslowaakse eenheden in Verenigd Koninkrijk………..35

3.2 Tsjechoslowaakse eenheden in de Sovjet-Unie………..….40

3.3 Tsjechoslowaakse eenheden in het Protectoraat……….….44

4. De Praagse Opstand……….………49

4.1 Eerste etappe: de uitbraak……….……….……..50

4.2 Tweede etappe: de barricades……….…….65

4.3 Derde etappe: hoogtepunt……….……...75

4.4 Afsluiting……….………82

5. Conclusie……….………85

Bijlagen………...………...…91

Bijlage 1: Map bevrijding Tsjechoslowakije 1944-45………..93

Bijlage 2: Oriëntatie map Praag 1945………....95

Bijlage 3: Map barricades Praag………96

(4)
(5)

1. Inleiding

In de vroege ochtend van 5 mei 1945 klonken in de uitzending van de Praagse radio de woorden: ‘Het is zojuist sechs uur geweest.’.1 Voor het eerst sinds de bezetting van 1939 zond de radio geheel in het Tsjechisch uit en speelde Tsjechische muziek die jarenlang verboden was geweest. De radio werd overspoeld met jubelende berichten – dit zou het startschot worden van wat zich in de komende dagen zou ontpoppen tot een landelijke opstand. Duitse borden, straatnamen en alle andere tweetalige uitingen werden verwijderd en men stak massaal de Tsjechoslowaakse vlag uit.

De Praagse Opstand die op 5 mei 1945 begon, is de grootste slag die in de moderne geschiedenis op Tsjechisch grondgebied geleverd is.2 De opstand in Praag was onderdeel van een nationale opstand in afwachting van de komst van de geallieerde troepen uit het westen en het Rode Leger uit het oosten.3 De slag om Berlijn was al drie dagen eerder, op 2 mei beslecht. Hitler was dood en de stad was ingenomen door het Rode Leger. Op het

grondgebied van het Protectoraat Bohemen en Moravië bevond zich op dat moment de laatste gevechtsklare legergroep, Heeresgruppe Mitte.4 Geruchten gingen rond dat de Amerikanen

vrijwel aan de poorten van Praag stonden en dat de bevrijding nooit lang meer kon duren. Via de radio werden oproepen in het Engels gedaan om de geallieerde troepen die in Pilsen stonden zo snel mogelijk naar Praag te krijgen, waar intussen een bloedbad plaatsvond op de haastig opgetrokken barricades door de stad.5

Het zwaartepunt van de opstand was de Slag om de Radio tussen 5 en 9 mei, waar de militairen van verschillende legers en leden van het verzet6 samenwerkten in de strijd tegen de Duitse eenheden – de SS-eenheid die zich verschanst had in de kelder van het

radiogebouw gaf zich uiteindelijk over aan kapitein Záruba van het regeringsleger van het Protectoraat. Drie dagen later capituleerde de Duitse generaal Toussaint aan kapitein Nechanský van de Britse Special Operations Executive (SOE) getrainde paragroep 1 Pícha, A. (2015). Čtyři dny bitvy o Český rozhlas. Opgehaald op 12 maart 2016, van http://www.rozhlas.cz/bitvaorozhlas/bitva/_zprava/ctyri-dny-bitvy-o-cesky-rozhlas--1392993 2 Marek, J. (2005). Barikáda z kaštanů (1st ed.). Praag: Svět Křídel: 5.

3 Zie kaart in bijlage 1. Op 5 mei 1945 stonden troepen van het Rode Leger op de lijn van de rivier de Elbe in het noorden bij de Poolse grens, tot de Slowaakse grens bij Žilina, respectievelijk ongeveer 150 en 410 kilometer van Praag. De westerse geallieerde troepen stonden ter hoogte van Pilsen (Plzeň), bijna 98 kilometer van Praag.

4 Jakl, T. (2015). Květnové Vítězství (1st ed.). Praag: Mladá Fronta: 12. 5 Pícha, 2015.

6 De samenstelling van Tsjechische verzetsgroepen is ingewikkeld; de meest gehanteerde onderverdeling is tussen westerse en communistische verzetsgroepen. Desalniettemin waren er tenminste acht grote organisaties in het Protectoraat actief met verschillende doelstellingen, politieke overtuigingen en sociale achtergronden.

(6)

PLATINUM-PEWTER en generaal Kutlvašr van de verzetsgroep Obrana Národa (ON, Verdediging van de Volk7), de militaire vertegenwoordigers van de regering in ballingschap.8 Direct al bij het uitbreken van de opstand op 5 mei werd er tussen kapitein Nechanský, generaal Kutlvašr en enkele andere vertegenwoordigers – allen militairen – besloten dat de eerste stap om de opstand tot een goed einde te brengen het opzetten van een generale staf was. Er werd een duidelijke commandostructuur georganiseerd onder de naam Posádokvé Velitelství Velká Praha (Commando Strijdkrachten Groot Praag, PVVP).9 Deze generale staf nam per direct de leiding over alle deelnemende verzetsgroepen en aangesloten burgers, en coördineerde de bouw van barricades op straat, de levering van wapens en de inname en verdediging van strategisch belangrijke gebouwen in de stad. De PVVP bemiddelde ook bij de overgave van de Duitse eenheden in de stad. Dit illustreert de groei in de samenwerking tussen de verschillende binnen- en buitenlandse militaire- en verzetselementen die naar de stad toestroomden om het Duitse leger uit de stad en het land te verdrijven.

Aan het einde van de opstand op 9 mei 1945, toen in de vroege ochtend de eerste Sovjettanks de stad binnenreden, waren er in Praag 3700 mensen gesneuveld. Daarnaast kwamen nog eens 8000 mensen, onder wie vele burgers, om op het platteland en bij opstanden in andere steden.10 De westerse geallieerde troepen, waar de hoop op was gevestigd voor de bevrijding, zijn nooit in Praag aangekomen. De Amerikaanse generaal Patton stond op 6 mei klaar om op te trekken naar Praag dat slechts op twee uur van zijn positie in het stadje Rokycany lag, maar de demarcatielijn die door de westerse geallieerden samen met de Sovjets was vastgelegd, verhinderde dat.11 De legerleiding verbood Patton om verder naar het oosten op te rukken, waar het Rode Leger haar Praag-offensief al zou zijn begonnen. De opstandelingen in stad hadden geen weet van deze demarcatielijn en zouden nog drie dagen door moeten strijden tot de komst van het Rode Leger dat op 6 mei net de oostgrens van het Protectoraat waren overgestoken.12

Het doel van dit onderzoek is de Praagse opstand te herdefiniëren als militaire operatie in plaats van een volksopstand. Hiermee wordt een contrast gecreëerd van het 7 Obrana Národa (ON) was in geest een militaire verzetsorganisatie gevormd door de officieren van het in 1939 ontbonden Leger van de Eerste Republiek. Het ON onderscheidde zich door tot op zekere hoogte de commandostructuur van het leger aan houden en manschappen bij andere verzetsgroepen te rekruteren en trainen.

8 Marek, J. (2010). Největší Bitva Novodobých Českých Dějin. Opgehaald op 29 februari, 2016, van http://www.czsk.net/svet/clanky/cr/osvobozenipraha.html.

9 Marek, 2005: 23. 10 Pícha, 2015.

11 Ešner, J. (1999). Pattonova vojska v Čechách. Opgehaald op 29 februari, 2016, van Fronta http://www.fronta.cz/pattonova-vojska-v-cechach.

(7)

heersende beeld in de met name Tsjechische geschiedschrijving. De opstand als militaire operatie zal worden geïllustreerd aan de hand van de rol en het aandeel van Tsjechoslowaakse militairen die onder andere dienden bij het nazi-gestuurde regeringsleger, bij de westerse geallieerden en bij het Rode Leger. Om de keuzes van en de samenwerking tussen al deze groepen bij de Praagse Opstand te begrijpen, moet eerst duidelijk zijn hoe ze tot stand zijn gekomen. Dit begint al in 1918 bij het leger van de Eerste Republiek. Na de inval in 1939 vormden de Tsjechoslowaakse militairen vaak aparte eenheden met hun eigen officieren binnen de buitenlandse legers, wat ze in een uitzonderlijke positie bracht als foreign fighters – al verschilt de mate van onafhankelijkheid per leger.13 Een voorbeeld hiervan is het 1e Tsjechoslowaakse Legerkorps in de USSR onder generaal Ludvík Svoboda14, de grootste Tsjechoslowaakse militaire eenheid in het buitenland en de langst functionerende, dat

organisatorisch het Rode Leger volgde, zodat ze ook door de Sovjets zouden kunnen worden ingezet, maar in principe onafhankelijk was.15 Dit in tegenstelling tot de troepen die in het Verenigd Koninkrijk waren gestationeerd. Zij waren geen onderdeel van het Britse leger en stonden dus ook niet onder het bevel van Churchill, maar van de regering in ballingschap onder president Beneš en generaal Moravec.16 Een een ander punt wat het verschil duidelijk illustreert is dat de correspondentie in het communistische kamp in het Russisch verliep, terwijl de telexen en telegrammen aan westerse kant in de regel in het Tsjechisch werden geschreven.

Ten slotte zal er worden gekeken met welke missie zij, de verschillende

Tsjechoslowaakse legereenheden, naar het Protectoraat kwamen en in hoeverre zij die hebben kunnen uitvoeren. Hun samenwerking met niet-militaire eenheden zal aan bod komen en tot slot hoe die heeft bijgedragen aan het slagen van de Praagse Opstand. Door gebruik te maken van de correspondentie en bevelen van de PVVP ten tijde van de opstand, maar ook aan de hand van dagboeken en persoonlijke verhalen van de opstandelingen zal een beeld worden geschetst van een militaire organisatie. Op basis van deze argumenten zal worden betoogd dat de Praagse Opstand een militaire operatie was en zich daarmee keren tegen de mythe van een spontane volksopstand.

13 Solpera, J. (1987) Vojenské dějiny Československa III. díl. (1e ed). Praag: Naše vojsko: 424. 14 Later minister van defensie ´45 - ‘50 en 7e president van ‘68 - ‘75.

15 Brož, M. (2005).Válečné dokumenty vypovídají. (2e. ed.). Praag: AVIS: 319.

16 Dit verschilt met de positie van de Tsjechoslowaakse piloten bij de RAF die wel bij het Britse legeronderdeel hoorden en daar ook officieel bij in dienst waren.

(8)

Eerst zal de historiografie rond de Praagse Opstand worden geanalyseerd. Het beeld dat men bij een opstand krijgt is dat van een razende massa die door de straten spoelt om het juk van zijn onderdrukkers in een waan van woede en euforie gewelddadig af te werpen. Deze mythevorming rond de Praagse Opstand heeft zeker gestalte gekregen in de loop der jaren, met name onder het communistische regime tussen 1948 en 1989. Het door het regime geliefde marxistische narratief van de klassenstrijd, waar de massa zich tegen de fascistische onderdrukker keert en het zegevierende Rode Leger de genadeslag levert, heeft zich tot een zodanig hardnekkige mythe gevormd dat het nu nog veel in allerhande literatuur wordt herhaald. De Praagse Opstand wordt in het algemeen gekarakteriseerd als een volksopstand, gestuurd door de verschillende verzetsorganisaties en partizanengroepen die in het land opereerden – de meeste literatuur is dan ook hier op gericht. In de meeste geschiedschrijving wordt slechts terloops aandacht besteed aan de militaire component van de opstand, en als het wel gebeurt, is het fragmentarisch en beschreven vanuit de beleving van individuen.

Onder het communistische regime van 1948 tot 1989 zijn de meeste ‘politiek onzuivere’ elementen uit de geschiedenis verwijderd of gewoonweg genegeerd. Een groot deel van die literatuur wordt tegenwoordig als onvolledig, tendentieus en gedateerd beschouwd. Je kunt niet stellen dat de communistische geschiedschrijving per definitie onwaar is, maar er bestaat geen methode, buiten de (wetenschappelijke) consensus om, om feitelijkheden te abstraheren van hun duidelijke politieke kleur. Sommige werken,meestal verzamelde getuigenissen, maar ook militair-technische beschrijvingen, zoals bijvoorbeeld de nog steeds breed gebruikte encyclopedie van militaire geschiedenis Vojenské dějiny

Československa, hebben nog historische waarde. Al worden ze tot zekere hoogte als problematisch beschouwd als ze na 1948, en zeker na 196817 zijn uitgebracht. Sommige publicaties, met name de werken van Karel Bartošek met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, maar ook de interviews door Miroslav Ivanov,18 worden door consensus in hun volle omvang afgeschreven, terwijl bij andere het devies geldt: ‘Alles wat politiek is erbuiten laten’. In het buitenland is relatief weinig uitgebracht over deze gebeurtenis, sterker nog, in Nederland wordt de titel ‘Praagse opstand’ vaak als synoniem gebruikt voor de Praagse Lente van 1968. Daarbij leunen Engelse publicaties vaak op het werk van Karel Bartošek De Praagse Opstand 1945 dat tegenwoordig als schoolvoorbeeld van tendentieuze 17 Na de inval van de legers van het Warschaupact werd de censuur na een periode van relatieve vrijheid veel strenger toegepast.

18 In het geval van Ivanov heeft het ook deels te maken met slecht onderzoek: hij nam

getuigenverslagen voor waar aan en zo ontstond de situatie dat in een van zijn boeken een bekende collaborateur en verrader zich vrij kon pleiten.

(9)

socialistische geschiedschrijving wordt beschouwd. Een pikant detail hierbij is dat Bartošek na de omwenteling in 1989 publiekelijk afstand heeft genomen van de werken die hij voor 1960 heeft geschreven. Desalniettemin, het openen van de archieven en een hernieuwde interesse voor dat tijdperk vragen vooral om een herevaluatie van de rol van de militairen – van wie velen na de communistische staatsgreep in 1948 in de gevangenis belandden of werden geëxecuteerd – in de Praagse Opstand om zo een vollediger beeld van de periode te kunnen schetsen.

Er lijkt sinds de jaren negentig in de Tsjechische geschiedschrijving een tendens te bestaan die uitgaat van de menselijke, biografische kant van de geschiedenis – dit geldt ook voor de militaire geschiedenis die bij uitstek het domein van militairen zelf is. Deze tendens van de ‘kleine geschiedenis’19 zoals het genoemd wordt, vertoont gelijkenissen met wat in de militaire geschiedschrijving ‘new military history’20 wordt genoemd: een interdisciplinaire manier van onderzoek en interpretatie die de beleving van ‘de gewone man’ uitlicht binnen de context van grotere gebeurtenissen die slechts puntsgewijs worden opgesomd. Er wordt in beide gevallen gebruik gemaakt van elementen uit andere vakgebieden, zoals sociologie, psychologie en antropologie.21 Oorlog is namelijk, zoals von Clausewitz schreef, geen geïsoleerde gebeurtenis. Oorlog gaat niet enkel militairen aan; het heeft vaak grote

repercussies voor de samenleving, economie en politiek. Oorlog is ook menselijk, dus het is enkel logisch om het menselijke perspectief erbij te betrekken. Het valt wel op dat alleen in vakbladen, zoals Naše Vojsko (Ons leger), de militaire componenten uit de geschiedenis werkelijk worden geanalyseerd. Grotere publicaties daarentegen, zoals het voor een breder publiek bedoelde Květnové Vítezství (De zege in mei) van Tomáš Jakl en Průvodce

Protektorátní Prahou (Praagse gids door het Protectoraat) van Jiří Padevět, kennen die een veel kleinere rol toe. Wat door deze tendens wel opvalt, is dat er geen werkelijke analyse bestaat van de militaire componenten in specifiek de Praagse Opstand en van de banden met het leger van de Eerste Republiek. Daar wordt slechts fragmentarisch aan gerefereerd en als dat gebeurt, dan met name als het om de rol gaat van de eerder genoemde kapitein Nechanský en generaal Kutlvašr van het ON. Dit wil niet zeggen dat deze ‘kleine geschiedenis’ geen plek in de historiografie kan hebben, maar dat deze wel in balans moet zijn met de ‘grote geschiedenis’.22

19 Kyncl, V. (2012). Bez výčitek... (1st ed.). Praag: Historický ústav: 18.

20 Henninger, L. (2008). Military Revolutions and Military History in Palgrave Advances in Modern Military History. 8-22. United Kingdom: Palgrave MacMillan: 9.

21 Ibidem: 9. 22 Kyncl, 2012: 18.

(10)

De historicus Jan Rychlík merkt in zijn artikel over geschiedschrijving tijdens het communisme op dat er weinig interesse bestaat voor het analyseren van de geschiedschrijving uit de communistische tijd – het is al ‘lang geleden’. Veel moderne historici lijken vrij luchtig te doen over de marxistische geschiedschrijving, misschien omdat er tegenwoordig juist zoveel nadruk wordt gelegd op de postmodernistische methode. Er wordt meestal gezegd dat om voor publicatie in aanmerking te komen er bepaalde elementen in het werk moeten zijn opgenomen, maar dat zegt nog niets over de overtuigingen van de schrijver zelf. ‘Je leert vanzelf om eroverheen te lezen, zoals wij de ook op school deden’ is een vaak gehoorde opmerking. Maar dit is juist problematisch voor jongere historici die de communistische periode niet (bewust) hebben meegemaakt. Onderscheid maken tussen ‘verplichte nummers’ voor publicatie en een echte beschrijving van de methodologie is lastig zonder een helder beeld van de politieke situatie van dat moment. Omdat er ook weinig interesse was voor de Praagse Opstand in de vroege jaren van het communisme, is er geen duidelijke consensus hoe ermee moet worden omgegaan. Aan de hand van twee toonaangevende werken zal hier een poging worden gedaan helderheid te scheppen in de Tsjechische historiografie over de Praagse Opstand.

Pas aan het begin van de jaren zestig krijgt de marxistische geschiedschrijving de overhand, maar dat is ook het moment waarop de kritiek niet alleen op binnenlandse maar ook op buitenlandse geschiedschrijving sterk toeneemt. Het wordt zo de taak van de historicus om vanuit het marxisme te opereren en zich te ontdoen van de dogma’s in de ideologie, en de geschiedschrijving als het ware terug te nemen van de bourgeoisie23 – een duidelijk verzet tegen de academische discussie van eerder die eeuw. Dit komt het duidelijkst naar voren in een corpusonderzoek naar vakbladen tussen 1948 en 1989. De niet-marxistische geschiedschrijving stond onder invloed van het postmodernisme en de ‘Tsjechische vraag’: het einde van de grote verhalen en de nadruk op de subjectiviteit van de waarheid, maar wel gegoten in de vorm van marxistisch denken. De jaren zestig waren een periode van relatieve vrijheid, waar duidelijk werd dat de vrije uitwisseling van kennis en ideeën essentieel was voor het beoefenen van geesteswetenschappen.24

Het boek van Karel Bartošek, De Praagse Opstand, 1945 uit 1960 houdt zich ook bezig met dit vraagstuk. Zijn werk is moeilijk te analyseren vanwege zijn bloemrijke proza en 23 Olšáková, D. (2010). Dobová Recepce Školy Annales v Českých Historických Časopisech v 60. Letech 20. Století. Opgehaald op 4 maart 2016, van https://halshs.archives-ouvertes.fr/halshs-01233052/document: 3.

24 Rychlík, J. (2012). Čeští a slovenští levicoví intelektuálové a komunistické hnutí. Opgehaald op 4 maart 2016, van Listy, http://www.listy.cz/archiv.php?cislo=125&clanek=051208.

(11)

omdat hij veel dingen eigenlijk impliciet laat. Bartošek schrijft in het voorwoord van de uitgave uit 1964: ‘De revolutie doet zijn stalinistische bril af en het is nodig om zonder die glazen naar de geschiedenis te kijken.’25 Maar een aantal zinnen later geeft hij toe dat het volgens hem slechts een ‘modegril’ en ‘snobisme’ is en dat het voor hem geen rede is om essentieel iets in het boek te veranderen, eigenlijk omdat hij volgens hemzelf in de eerste uitgave van het boek in 1960 al de ‘stalinistische bril’ had afgezet.26 Hij beschuldigt andere historici er in principe van dat zij elkaar napraten zonder tot nieuwe inzichten te komen, iets wat hij natuurlijk zelf wel doet. Hij blijft naar eigen zeggen conservatief in zijn werk en houdt vast aan de methode van materialistische dialectiek27 volgens het marxisme.28 Het dogma van de marxistische geschiedschrijving ligt volgens hem in het creëren van een persoonlijkheidscultus rond prominente communistische verzetshelden onder de invloed van het stalinisme, en daar zet hij zich tegen af.29 Maar dat wil niet zeggen dat er volgens hem geen alternatief is voor de materialistische dialectiek in historiografie. Zelf verantwoordt hij dit met de redenering dat alternatieven niet werkbaar zijn: het louter verzamelen van

‘honderden bladzijden aan feiten’ zonder enige analyse is niet afdoende, maar een nationalistische insteek ook niet, omdat het idee van ‘de strijd voor vrijheid […] slechts bestaat in de menselijke fantasie, niet in de realiteit’. Hiermee lijkt hij te doelen op een persoonlijke, emotionele analyse die niet kan functioneren als wetenschappelijk kader.30 Zoals Bartošek deze alternatieven voorstelt, lijken ze inderdaad niet werkbaar, maar het zijn dan ook slechte voorbeelden. Hij probeert duidelijk aan te tonen dat de materialistische dialectiek de enige methode is om met geschiedenis om te gaan, omdat volgens hem het alternatief is geen analyse doen – wat behoorlijk draconisch is. Bij dit voorbeeld is het lastig om de afweging te maken of Bartošek dit echt meent, of dat het een ‘verplicht nummer’ voor publicatie is. Hoe dan ook, het illustreert wel dat ondanks de reformatie in de

geschiedschrijving de marxistische methode nog steeds diepe wortels heeft. Bartošek vindt ook dat, zoals steeds populairder is geworden in het vrijere politieke klimaat in

Tsjechoslowakije, persoonlijke verhalen en ervaringen de historicus niet dichter bij de historische waarheid brengen, omdat het menselijke geheugen onderhevig is aan ‘foute inzichten’.31 Daarmee verwerpt hij het idee dat egodocumenten die ten tijde van een 25 Bartošek, K. (1964). Pražkské Povstaní 1945 (2e ed.). Praag: Naše Vojsko: 9.

26 Ibidem: 9-10.

27 De theorie dat de geschiedenis van elke maatschappij bestaat uit klassenstrijd. 28 Ibidem: 10.

29 Ibidem: 11-12. 30 Ibidem: 12.

(12)

gebeurtenis zijn geschreven en getuigenissen bruikbaar zijn: er is afstand nodig om alle elementen te kunnen begrijpen in een bredere context. Hij besteedt hele pagina’s aan citaten uit Tolstojs Oorlog en Vrede en de werken van Marx en Engels om zijn punt te onderbouwen, waardoor hij het eigenlijk alleen maar moeilijker te begrijpen maakt. Het idee op zich is niet helemaal fout: (ego-)documenten die ten tijde van een conflict worden geschreven kunnen nooit de bredere implicatie van gebeurtenissen bevatten; ze zijn een momentopname. Het is aan de historicus om deze in de context te plaatsen. Een duidelijke politieke lijn is te

herkennen in latere hoofdstukken wanneer Bartošek met zijn analyse begint. Zo schrijft hij hoe de westerse geallieerden het Protectoraat ‘met rust lieten’ – een curieuze woordkeuze – zoals met Rusland was afgesproken.32 Ook omschrijft hij de westers georiënteerde

verzetsgroepen en parachutisten, zoals kapitein Nechanský, steevast als ‘liberale

“democratische” bourgeoisie’33 die koste wat kost haar eigen militaire en politieke doctrine probeerde door te drukken en zo ‘grote delen van het volk trachtte buiten te sluiten ten koste van het welslagen van de opstand.’.34 Bartošek concludeert uiteindelijk dat het conflict, de opstand, werd aangedreven door arbeiders, en is beslecht door het Rode Leger en dat het moet worden geclassificeerd als een ‘revolutie van het volk’: ‘[de] krachten van het volk vochten voor de volksrepubliek, en dat is ze ook gelukt.’.35

Maar ook dit discours, een herbeschouwing van de geschiedschrijving uit de jaren vijftig, eindigde abrupt na de inval van het Warschaupact in 1968. Alle verworven vrijheden werden binnen een jaar teruggedraaid en de geschiedschrijving in Tsjechoslowakije moest weer de lijn van Moskou volgen.36 In deze periode is er weinig aandacht voor de Praagse Opstand: het was een lastig onderwerp om binnen de opgegeven kaders te beschrijven. Hoewel het communistische verzet een grote rol had gespeeld, maakte de centrale rol van de westerse verzetselementen zoals de SOE en groep ‘Bartoš’ onder generaal Kutlvašr het tot een ongeschikt onderwerp.37 In verschillende media. zoals de krant Rudé Právo maar ook het humoristische tijdschrift Dikobraz werd de nadruk gelegd op het ‘onberispelijke heroïsme van het Tsjechische volk’.38 Historici in ballingschap hielden zich ook niet veel bezig met de 32 Ibidem: 41.

33 Ibidem: 40. 34 Ibidem: 259. 35 Ibidem: 256. 36 Rychlík, 2012.

37 Hertl, D. (2015). Když přijel ruský válec. Pražské povstání zkrátilo boje v Evropě nejméně o týden. Opgehaald op 13 februari 2016, van Ceský Rozhlas,

http://www.rozhlas.cz/plus/archivplus/_zprava/kdyz-prijel-rusky-valec-prazske-povstani-zkratilo-boje-v-evrope-nejmene-o-tyden--1487127.

38 Beer, L. (2011). Líčila komunistická historiografie Čechy za Protektorátu jako zbabělý národ? Nikoliv – zcela naopak! Opgehaald op 13 februari 2016, van

(13)

http://nassmer.blogspot.nl/2011/02/licila-opstand: de aanslag op Heydrich was een veel aantrekkelijker onderwerp. Een van de

voornaamste schrijvers is Stanislav Berton in Australië, die door zijn toegang tot de archieven in het buitenland een breder perspectief kon formuleren, maar omdat hij als amateurhistoricus in zijn eigen woorden een hobby uitoefende, besteedde hij weinig aandacht aan de methode van geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog in communistisch Tsjechoslowakije vanuit westers perspectief.

Na de omwenteling in 1989 heeft de Tsjechoslowaakse geschiedschrijving een ommekeer gemaakt: de postmodernistische benadering werd populairder. De nadruk kwam veel meer te liggen op de biografische geschiedenis en veel historici begonnen te schrijven vanuit een rechts perspectief en met een sterker nationalistische inslag.39 Rychlík suggereert dat dit een natuurlijke reactie is en dat de pendel die na 1989 sterk naar rechts is gezwaaid vanzelf weer naar links zal gaan. Het gaat niet om een ‘renaissance van de communistische ideologie’, maar om een jongere generatie historici die het totalitaire regime niet meer heeft meegemaakt en zich vanzelf afzet tegen de gevestigde orde.40 De Tsjechische historiografie lijkt wat dat betreft de tendens van de rest van de wereld te volgen, al lijkt er een idee van isolationisme te heersen. Bij sommige oudere historici heeft het idee postgevat dat de Tsjechische geschiedenis zou moeten worden beoefend door enkel Tsjechische historici. Buitenlandse historici zullen nooit kunnen begrijpen hoe de verschillende lijnen in de geschiedenis met elkaar verbonden zijn – daarvoor zijn ze te complex – en ze ontberen het inherente begrip van de Tsjechische geest. Bovendien hebben ze door de taalbarrière geen toegang tot het bronmateriaal en daardoor is hun werk inherent incompleet en mist de

‘historische waarheid’. Het is natuurlijk een vicieuze cirkel als er uitsluitend in het Tsjechisch gepubliceerd wordt en publicaties alleen toegankelijk zijn voor de sprekers van die taal. Daarmee zet men zich af tegen het idee van de ‘Tsjechische vraag’ uit het begin van de twintigste eeuw, toen werd geconcludeerd dat de Tsjechische geschiedenis niet los kan worden gezien van haar verbanden met de rest van de wereld.41

De werken die worden uitgebracht over de Praagse Opstand passen binnen deze tendens: recentere werken, met name in Naše Vojsko, zijn volledig biografisch en putten voornamelijk uit dagboeken, interviews en verhoren van de StB, de communistische inlichtingen- en veiligheidsdienst, na 1948. Er wordt in de publicaties ook altijd een apart komunisticka-historiografie.html.

39 Rychlík, 2012. 40 Ibidem.

41 Kutnar, F. & Marek, J. (1997). Přehledné dějiny českého a slovenského dějepisectví (1e ed.). Praag: NLN - Nakladatelství Lidové noviny: 686–690.

(14)

stuk vrijgemaakt voor ‘herinneringen’ die met slechts enkele commentaren zijn afgedrukt. Boeken, zoals Prahou pod pancířem povstalců (Praag onder het pantser van de

opstandelingen) van Tomáš Jakl en Barikáda z kaštanů (Een barricade van kastanjebomen) van Jindřich Marek laten een sterke tweedeling zien: een deel van het werk wordt gebruikt om tabellen, cijfers en tijdslijnen te presenteren, en een ander deel is volledig gewijd aan getuigenissen. Hoewel de werken informatief zijn, ontbreekt het aan analyse, vooral op historiografisch gebied. Dit is zeer goed merkbaar in het boek van Marek. In de introductie schrijft hij: ‘Het doel van dit boek is om ten minste een beetje het [niet-communistische] verzet te rehabiliteren [...] en het conflict te vermenselijken.’42 Maar hij schrijft niet over de methodologie die hij gebruikt, of expliciet over hoe hij omgaat met de communistische geschiedschrijving. Hij schrijft vooral op een theatrale manier, waar emoties de boventoon voeren. De rehabilitatie waar Marek over schrijft, heeft ook weinig te maken met wat er onder het communisme is geschreven: hij zet zich vooral af tegen buitenlandse schrijvers die in zijn ogen de herinnering van de Praagse Opstand hebben ‘vergiftigd’.43 Het lijkt erop dat de werken impliciet in een breder discours worden gezet, maar het is niet duidelijk waar dit discours begint: de ambigue benadering van communistische geschiedschrijving geeft hier geen uitsluitsel over. Wat is wel bruikbaar en waarom? Het lijkt vooralsnog een onopgelost vraagstuk en vergt een apart onderzoek; niet om het hoofdstuk van de erfenis van het communisme af te kunnen sluiten, maar juist om dat te openen.

De Praagse Opstand was geen populair onderwerp voor historici in de

communistische periode tussen 1948 en 1989. De werken die wel bestaan, staan duidelijk onder de invloed van het communistische denken, wat inhoudt dat er vooral naar de rol van het volk wordt gekeken in het kader van klassenstrijd. De werken van na 1989 ontbreekt het aan analyse en concentreren zich sterk op het persoonlijke narratief, en niet zozeer op de bredere context. Daarom is er voor dit onderzoek gekozen om uit te gaan van een basis van militaire documenten en correspondentie en die aan te vullen met persoonlijke getuigenissen. Het doel is om een tussenweg te vinden tussen de traditie van communistische

geschiedschrijving volgens Bartošek, waarin egodocumenten waardeloos zijn, en de postmodernistische variant, waar ze, zoals bij Marek, de boventoon voeren. Hier is bewust voor gekozen omdat persoonlijke ervaringen wel degelijk een aanvulling op gebeurtenissen zijn: zoals von Clausewitz beschreef is oorlog een drie-eenheid van emotie, rationaliteit en

42 Marek, 2005: 20. 43 Ibidem: 274.

(15)

kans, verbeeld door respectievelijk het volk, de politiek en het militaire apparaat.44 Het samenspel van deze drie-eenheid wordt essentieel geacht om een militair conflict te kunnen begrijpen en er is dus voor gekozen om al deze elementen een plek te geven in dit onderzoek. Berichten en telexen van niet alleen de PVVP, maar ook van de Duitse legerleiding in Praag en individuele officieren, zullen in acht worden genomen. Deze documenten kunnen met elkaar gecontrasteerd worden om een zo duidelijk mogelijke situatie vanuit militair

perspectief te schetsen. De documenten zijn ook nauw verbonden met de politieke dimensie, en het geheel zal worden aangevuld met persoonlijke herinneringen van individuen die aan de opstand hebben deelgenomen. Dit onderzoek zal op deze manier elementen uit de ‘kleine geschiedenis’ gebruiken als aanvulling op de ‘grote geschiedenis’, waarmee een balans zal worden gezocht tussen de methodiek van Bartošek en die van Marek.

44 Townshend, C. (1e ed.). (2000). Introduction: the Shape of Modern war in The Oxford history of modern war. 3-19 New York: Oxford University Press: 8.

(16)

2. Voorgeschiedenis

In dit hoofdstuk zullen de historische antecedenten verder worden uiteengezet, waaronder de positie van het Protectoraat en het Tsjechische volk tussen 1939 en 1945 in het Derde Rijk, en de historische beginselen hiervan. De uitzonderlijke positie van het Protectoraat vindt zijn oorsprong reeds in de 13e eeuw bij de volksverhuizingen van Duitsers naar Bohemen.45 Dit was ook de reden dat de nazi’s van mening waren dat de volkeren dusdanig gemengd waren dat veel Tsjechen ‘gegermaniseerd’ zouden kunnen worden. Andere redenen voor het ontstaan van het Protectoraat waren niet alleen de ethnische Duitsers, Sudeten-Duitsers, die op het grondgebied woonden, maar ook het krachtige militair-industriële complex dat in het interbellum was opgebouwd.46 Daarbij zullen ook de specifieke oorzaken van de opstand uiteen worden gezet. De sterker wordende sociale onrust die ontstond na de aanslag op Reinhard Heydrich in 1942, de zware represailles die daarop volgden, de druk op de industrie en de tekorten aan levensmiddelen door het kerende tij van de oorlog, zijn allen een directe katalysator voor het uitbreken van de Praagse Opstand geweest.

Verder zal de ontstaansgeschiedenis van het eerste onafhankelijke Tsjechoslowaakse leger van de Eerste Republiek (1918-1938) worden uiteengezet47; dit is belangrijk omdat deze periode bij uitstek een tijd van militaire bloei is: de groei van het nationale militair-industriële complex, de ontwikkeling van het militaire denken, de reorganisatie en herdefiniëring van de 45 Beneš, Z. e.a. (2002). Rozumět Dějinám (1e ed.). Praag: Gallery: 12.

46 Brandes, D. (2015). Umvolkung, Umsiedlung, rassische Bestandsaufnahme (Tsjechische vertaling) (1e ed.). München: Collegium Carolinum: 19.

47 Tsjechoslowaakse eenheden bij andere legers waren geen nieuwe verschijnsel in de Tweede Wereldoorlog; in de Eerste Wereldoorlog werden er al buitenlandse legioenen gevormd door militairen die niet voor het Oostenrijk-Hongaarse rijk wilden vechten maar voor de vrijheid van hun land. Dit heeft een invloed gehad op de onder andere de commandostructuur, modernisering en strategie.

(17)

nationale identiteit en militaire cultuur.48 Deze factoren zijn van invloed geweest, omdat niet alleen de militairen, die een belangrijke rol in de Praagse Opstand speelden, hun militaire loopbaan in dit leger hebben aangevangen, maar ook de burgers die meevochten hun

dienstplicht in dit leger hebben vervuld. Elementen hiervan, zoals de commandostructuur en de strategie, zijn terug te vinden in de planning en uitvoering van de Praagse Opstand. De dienstplicht in het interbellum heeft er mede voor gezorgd dat de burgerbevolking ervaring had met bijvoorbeeld wapens en de organisatiestructuur van het leger: met grijpt bij de Praagse Opstand terug naar het eerste onafhankelijke Tsjechoslowaakse leger. Hoewel het leger vooral in de beginjaren sterk werd beïnvloed door de ideeën van Franse militaire denkers, heeft het zich in de loop van de jaren dertig hiervan losgekoppeld. De informatie, hoe gebrekkig ook, die door spionnen uit Duitsland werd verkregen, maakte duidelijk dat de Franse doctrine, die nog sterk leunde op ideeën uit de Eerste Wereldoorlog, niet opgewassen zou zijn tegen de moderne (Duitse) legertactiek.49 De dreiging uit het westen werd al in de vroege jaren dertig door de militaire staf geïdentificeerd en gaf daarmee een impuls aan de ontwikkeling van een militaire doctrine, strategie en bewapening. Ondanks de crisis zijn miljarden kronen 50 gestoken in de verdediging van het land, met name in de bouw van bunkers van de Beneš-linie – geïnspireerd door de Franse Maginotlinie –, maar ook in de ontwikkeling van nieuwe technologieën, zoals vliegtuigen en tanks.51 De ideeën over militair modernisme –volgens kolonel Fetka was het Tsjechoslowaakse oorlogsleger voor München een van de beter uitgeruste legers in Europa52 – sijpelen door in de Praagse Opstand. Hoewel ze geen luchtmacht tot hun beschikking hadden, maakten de opstandelingen breed gebruik van tanks en pantservoertuigen.53

2.1 Historische antecedenten

Het op 27 oktober 1918 onafhankelijk geworden Tsjechoslowakije heeft historisch gezien altijd sterke banden met Duitsland gehad. Bij de onafhankelijkheid zijn de grenzen van het land opgetekend aan de hand van de historische grenzen van het Boheemse koninkrijk (Corona regni Bohemiae, Landen van de Boheemse Kroon) die in 1348 door keizer Karel IV waren vastgesteld, maar in 1749weer verdwenen door de hervormingen van Maria-Theresia 48 Fetka, J. (2015). Československá Válečná Armáda 1918-1939 (1e ed.). Praag: Mladá Fronta:17. 49 Ibidem: 44.

50 Solpera,1987: 440.

51 Jakl, T. (2010). Prahou Pod Pancířem Povstalců (1st ed.). Praag: Mladá Fronta: 31 -34.

52 Minařík, P. (1998). Mobilizace v roce 1938 předválečné armády - Mobilizace září 1938. Opgehaald op 15 maart 2016, van http://armada.vojenstvi.cz/predvalecna/mobilizace/4.htm

(18)

van Oostenrijk.54 Voor de Eerste Republiek in 1918 betekende dit dat er stukken grondgebied bijkwamen aan de noord-, west- en zuidgrens die werden bewoond door voornamelijk

Sudeten-Duitsers: bewoners die vaak enkel Duits spraken55 maar lang niet altijd etnisch Duits waren: ‘de Duitse bevolking [...] differentieerde zich op gebied van taal, cultuur en politiek en verbond haar identiteit met de Germaanse buurlanden.’,56 Volgens de census uit 1921 bestond de bevolking uit ongeveer 23 procent etnische Duitsers.57 Zij woonden vaak al generaties lang in het gebied. De eerste Duitsers verhuisden vanaf de 12e eeuw naar het snelgroeiende Boheemse koninkrijk met een tekort aan kooplieden, arbeiders en boeren – slechts vijftien procent van het land was in gebruik.58 De komst van de bewoners uit het verder ontwikkelde Duitsland had grote sociale, industriële en juridische gevolgen. Zo werd bijvoorbeeld de wet volgens Duits inzicht vernieuwd en veel Duitse woorden vonden een plek in de Tsjechische taal. Tot de onafhankelijkheid behoorden de Duitse bewoners van het gebied tot de hogere sociale lagen en bekleedden vaak hoge politieke posities Tot eind negentiende eeuw was Duits ook de voertaal van de elite in Bohemen.59

Door de crisis van de jaren dertig stond het Sudetenland er uitzonderlijk slecht voor: Sudeten-Duitsers op het platteland waren traditioneel vaak vakmensen – meubelmakers, kleermakers of handschoenmakers. De snelle industrialisatie en de crisis leidden tot ernstige economische gevolgen voor het gebied. Het interbellum was ook bij uitstek een periode waarin nationalisme een grote rol ging spelen, zowel voor Tsjechen als Sudeten-Duitsers: de onafhankelijkheid, die voor eenheid in het land had moeten zorgen, zorgde juist voor een grote breuk in de relatie tussen de twee volkeren en het beleid van de Eerste Republiek werd gekenmerkt door een harde lijn tegen de Sudeten-Duitsers die zich bij Duitsland wilden aansluiten en weigerden te assimileren.60 De Sudeten-Duitsers raakten ook hun

geprivilegieerde positie kwijt in de samenleving, wat voor onrust en boosheid zorgde en hen zo receptiever maakte voor het nationaalsocialisme uit Duitsland, en ze richtten daarom hun eigen partijen op.61 Bij de verkiezingen in 1935 deden maar liefst acht verschillende Duitse 54 Bělina & Pokorný, 1997: 18.

55 Een detail is hier dat het grondgebied rond Dresden waar weer veel etnische Slaven, Sorben, woonden door T.G. Masaryk werd afgewezen, omdat dat zou betekenen dat de Duitse minderheid in het jonge land te groot zou worden en dus relatief gezien veel macht zou kunnen krijgen.

56 Beneš e.a, 2002: 57.

57 Bělina & Pokorný, 1997: 169. 58 Beneš e.a, 2002: 57.

59 Ibidem: 57. 60 Ibidem: 12.

61 Het nationaal-socialisme had ook gehoord bij de Tsjechen en Slowaken zelf, zo deden er ook vier verschillende binnenlandse fascistische partijen mee en nog vier Poolse en Hongaarse partijen die onafhankelijkheid op de agenda hadden staan.

(19)

partijen mee; de meeste nationaalsocialistisch en enkele katholiek.62 Met het verdrag van München van 30 september 1938 kreeg de Duitse bevolking wat ze wilde: alle gebieden waar meer dan 50 procent van de bevolking Duits was werd in het kader van de appeasment politics door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aan Duitsland ‘teruggegeven’. Daardoor verloor Tsjechoslowakije niet alleen een groot deel van haar landbouwgrond en fabrieken, maar ook de gehele defensielijn – de Beneš-linie – van het land, wat effectief het leger vleugellam maakte.63 Dit luidde het einde in van de Eerste Republiek en ontstond er voor korte tijd de Tweede Republiek onder president Emil Hácha. Slowakije was inmiddels onafhankelijk geworden en zou tijdens de oorlog onder president Josef Tiso fungeren als een vazalstaat van nazi-Duitsland.64 Hácha zou als onwillig hoofd van de collaborerende regering aanblijven als president van het Protectoraat,.

Na de Duitse inval in 1939 en de instelling van het Protectoraat Bohemen en Moravië, een politiek nagenoeg autonoom gebied,65 werd al in 1940 een nieuwe rassenpolitiek

geïmplementeerd: het idee was dat ‘Germaansheid’ een meetbaar iets was. Het Tsjechische volk was door haar eeuwenlange vermenging met Duitsers hiervoor bij uitstek geschikt als proefkonijn en iedereen die niet aan de criteria beantwoordde zou worden ingezet als verwaarloosbare arbeidskracht of later naar de vernietigingskampen worden gestuurd.66 Dit project kwam in stroomversnelling door de aanstelling van Reinhard Heydrich als

vervangend Reichsprotektor in 1941, nadat zijn voorganger Konstantin von Neurath er niet in was geslaagd het verzet en de sabotageacties in het land effectief de kop in te drukken.67 Dit luidde de periode van de ‘Heydrichiade’ in waarmee de staat van beleg werd ingesteld en het verzet nagenoeg werd gedecimeerd. Onder het voorwendsel van een grootschalig

tbc-onderzoek in 1941 werden röntgenfoto’s gemaakt, schedels en gelaatsstreken gemeten en de oog- en haarkleur vergeleken met stalen. Hier kwam uit dat ongeveer vijftig procent van het Tsjechische volk probleemloos zou kunnen assimileren.68

Ondertussen werd de druk op de industrie steeds verder opgevoerd om de oorlog aan het oostfront te kunnen faciliteren: hoewel de Duitsers een modern leger hadden, was slechts een klein deel werkelijk gemechaniseerd en gemotoriseerd. De achterhoede werd nog steeds

62 Bělina & Pokorný, 1997: 171. 63 Ibidem: 187.

64 Solpera, 1987: 408. 65 Brandes, 2015: 19.

66 Bělina & Pokorný, 1997: 189. 67 Brandes, 2015: 47.

(20)

bemand door paarden en mannen die houwitsers en kanonnen naar het front vervoerden.69 In Londen kampte de regering in ballingschap met het probleem dat het volk in het thuisland vrijwillig met de bezetter leek mee te werken bij de productie van onder meer tanks en andere wapens. Er werd een gedurfd plan opgezet door president Beneš en generaal Moravec: in het kader van Churchills ungentelmanly warfare zouden een Tsjech en een Slowaak – als teken van verbintenis tussen de twee landen – een aanslag plegen op een prominent figuur in het Protectoraat. Op 27 mei 1942 voerden de SOE-parachutisten Jan Kubiš en Josef Gabcík een aanslag uit op Heydrich, de beul van de Tsjechische natie, die een aantal dagen later aan zijn verwondingen zou bezwijken.70

De dood van Heydrich luidde een periode van zware represailles in, ook wel de tweede Heydrichiade genoemd, onder het bewind van Heydrichs rechterhand: de Sudeten-Duitser K.H. Frank. Twee dorpen, Lidice en Ležáky, werden letterlijk van de kaart geveegd en bijna 300 mensen werden in Mauthausen gefusilleerd vanwege van hun vermeende samenwerking met de parachutisten en andere verzetsgroepen.71 Velen anderen zijn volledig willekeurig geëxecuteerd.72 In combinatie met de steeds hogere productiedruk in onder andere de fabrieken van Škoda, Praga en Porsche, de steeds grotere wordende verplichtingen voor het afstaan van voedsel aan de oorlogsmachine van het Rijk en het wegvoeren van ‘geschikte’ kinderen naar Duitsland voor heropvoeding bij Duitse gezinnen, nam de onrust in het Protectoraat steeds sterker toe.73 Daarbij kwam dat er voornamelijk in Praag en andere grote steden een ernstig voedseltekort heerste, omdat de mensen daar geen landbouwgrond bezaten en de oorlog de economie tot nieuwe dieptepunten had gebracht.74 Maar het was nu ook duidelijk dat het land er niet meer alleen voor stond: Tsjechoslowakije had zich door de aanslag op Heydrich ferm tussen de geallieerden genesteld en kon eindelijk rekenen op steun van de Engelsen en Amerikanen na het einde van de oorlog. Verder bereikte de oorlog aan het oostfront in de eerste helft van 1943 bij de Slag om Stalingrad een keerpunt en later bij de Slag om Koersk, toen de Sovjets duidelijke strategische successen begonnen te boeken en langzaam maar zeker de Duitse troepen terug westwaarts wisten te dringen.75 Later, in het 69 Frieser, K. H. (2007). Pantzer Group Kleist and the Breakthrough in France, 1940 in Historical perspectives of the operational art. 169-184. United States: Center of Military History: 169.

70 Brandes, 2015: 52. 71 Ibidem: 53.

72 Ibidem: 54. 73 Kycnl, 2012: 31.

74 Klemeš, J. (2012) Heydrich - konečné řešení: Východní vítr (22/44). Opgehaald van: https://www.youtube.com/watch?v=c5uAQ4hNPko.

75 Glantz, D. (2007). Soviet Operational Art Since 1936: The Triumph of Maneuver War in Historical perspectives of the operational art. 247-292. United States: Center of Military History: 258.

(21)

voorjaar van 1944 begon de geallieerde operatie Overlord met de landing op de stranden in Normandië, op 25 augustus werd Parijs bevrijd en begonnen de geallieerden hun tocht door Europa.76 Hiermee werd bij mensen in het Protectoraat de hoop gewekt dat de bevrijding niet meer lang meer op zich zou laten wachten: Praag was een strategisch belangrijke stad met voldoende infrastructuur om in Centraal-Europa als knooppunt op de weg van oost naar west te fungeren. Veel Duitse troepen vanuit het oostfront trokken dan ook via deze route naar het westen om vooral niet als krijgsgevangen in handen van de Sovjets te vallen. Met name de zich terugtrekkende SS-divisies richtten uit frustratie en wraak volstrekt willekeurig

bloedbaden aan in Slowakije en het Protectoraat.77 De berichten dat zowel uit het oosten als het westen de grote legers naderden, dat Hitler inmiddels dood was en Berlijn was gevallen, waren het signaal om grootschalig in verzet te komen. Rond het middaguur op 5 mei 1945 klonk op de Praagse Radio, terwijl beneden op straat de eerste schoten werden gelost: ‘Tsjechoslowaakse burgers: Hitlers Duitsland is verpletterd! Het Derde Rijk bestaat niet meer!’.78

2.2 Militair-historische antecedenten

Na bijna 400 jaar als onderdeel van het Oostenrijks-Hongaarse rijk gaf de onafhankelijkheid na de Eerste Wereldoorlog eindelijk de kans voor het bestaan van een zelfstandig,

onafhankelijk Tsjechoslowaaks leger. In de eerste jaren na de bloedige oorlog was de politiek niet enthousiast om een leger op poten te zetten. Met uitzondering van de persoonlijke bescherming van parlementariërs zag met het nut niet in van een georganiseerd, formeel leger, laat staan van gewapende volksmilities.79 Het werd echter al snel duidelijk dat de legitimiteit van de jonge staat internationaal gezien alleen serieus zou worden genomen als men ook over een staand leger beschikte.80 De meest complete beschrijving van deze periode komt van Jaroslav Fetka, tussen 1931 en 1939 kolonel in de generale staf bij de 3e afdeling (operaties). Hij was onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de bouw van de Beneš-linie in 1936. Hij geeft een unieke inkijk in de werking van de generale staf in het interbellum aan de hand van documenten die hij zelf heeft bewaard, en vult deze aan met eigen herinneringen, foto’s en aantekeningen uit die tijd. Zo kan hij licht werpen op 76 Weighly, R. (2007). Normandy to Falaise: A Critique of Allied Operational Planning in 1944 in Historical perspectives of the operational art. 393-414. United States: Center of Military History: 393. 77’Egli’. (2015). Masakry českých civilistů a zajatců během Pražského povstání. Opgehaald op 15 maart 2016, van Fronta, http://www.fronta.cz/dokument/masakry-civilistu-a-zajatcu-behem-prazskeho-povstani

78 Pícha, 2015 79 Fetka, 2015: 12. 80 Ibidem: 12.

(22)

gebeurtenissen waarvan alle documentatie voor de Duitse inval is vernietigd.

Ondertussen was in de nieuw verworven gebieden van Sudetenland een Volkswehr opgericht om de inlijving bij Tsjechoslowakije desnoods met geweld tegen te gaan.81 Als reactie hierop vormden zich in Praag verschillende organisaties, zoals Sokol82 en andere vrijwilligersorganisaties en milities, waarbij men erin slaagde om achttien compagnieën te formeren. Hoewel er geen cijfers bekend zijn van het precieze aantal manschappen, omdat de meeste documenten na de Duitse inval zijn vernietigd, kan men ervan uitgaan dat een

compagnie normaliter tussen de 75 en 200 man had: het ging dus om ongeveer tussen de 1350 tot 3600 man.83 Het is nooit tot een confrontatie tussen de provisionele gewapende groepen gekomen, maar het was een impuls voor de regering onder T.G. Masaryk, Edvard Beneš en generaal Milan Ratislav Štefaník om een formeel leger op te bouwen. Tot dan toe hadden Tsjechische en Slowaakse eenheden altijd als verlengstuk van Oostenrijk-Hongarije gefungeerd en ontbrak het in het land dus sterk aan officieren en kennis.84 De legioenen die in de Eerste Wereldoorlog in het buitenland hadden gevochten, 60 000 man in Rusland en 30 000 in Frankrijk en Italië, en langzaamaan terugkeerden, waren oorlogsmoe en niet in staat om zelf een verdediging van het land op te zetten.85

Reeds op 2 november 1918, nog geen week na de onafhankelijkheid, werd besloten de dienstplicht in te voeren: er werden direct acht lichtingen opgeroepen met als doel een staand leger van 150 000 man te formeren.86 De weinige officieren die het leger tot zijn beschikking had, waren vaak in dienst van het Oostenrijks-Hongaarse leger geweest, waardoor ze er vaak van werden verdacht landverraders te zijn en niet loyaal, terwijl de officieren er zelf weer niet in geloofden dat het zou lukken een Tsjechoslowaaks leger op te zetten. Hoewel Fetka het niet zo expliciet zegt, kan er worden geconcludeerd dat er weinig vertrouwen heerste tussen de soldaten en hun leiding, en dat het moreel dus ernstig aangetast was.87 De inmenging van de verschillende volksmilities verergerde dit probleem. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de het leger gedecentraliseerd en contra-intuïtief- bottom-up fungeerde: soldaten vormden onderling groepen en namen zo beslissingen. De officieren werden hierover vaak pas naderhand ingelicht en hadden geen autoriteit. Pas met de terugkeer van de eerste officieren 81 Ibidem: 13.

82 Sokol was van origine een organisatie voor lichamelijke opvoeding, maar met name in het interbellum en tijdens de tweede wereld oorlog, maar ook later onder het communistische bewind, hielden zij zich bezig met politieke aangelegenheden en verzet.

83 Ibidem: 12. 84 Ibidem: 13. 85 Ibidem: 12. 86 Ibidem: 13. 87 Ibidem: 13.

(23)

van de legioenen uit Frankrijk en Italië in januari 1919 kwam er een oplossing voor dit probleem.88 Er kon een generale staf naar Oostenrijks-Hongaars model worden opgezet en er kon een werkelijke centrale militaire macht worden gecreëerd.89 Officieren uit de legioenen genoten over het algemeen veel meer respect bij de soldaten en brachten een schat aan kennis en contacten mee. Zo kreeg het leger in het voorjaar van 1919 vijfenveertig officieren van Frankrijk te leen om het eigen officierenapparaat op te leiden en werd ook de eerste militaire academie in het land gesticht.90 Dit was het begin van een nauwe militaire samenwerking tussen Tsjechoslowakije en Frankrijk, zodanig zelfs dat in de eerste jaren van de jaren twintig de generale staf werd geleid door Franse generaals als Pétain, Mittelhauser en Gamelin.91

Het opleiden van officieren door de Fransen hield in dat veel van hun denkbeelden over de kunst van oorlogsvoering werden overgenomen door de nieuwe officieren. Kort gezegd werden van de Fransen de trainingsmethoden en doctrine overgenomen en gegoten in een commandostructuur naar oud Oostenrijks-Hongaarse voorbeeld.92 Dit kwam vooral voort uit het feit dat Tsjechoslowakije het als kleine mogendheid nooit had kunnen opbrengen om een groot veldleger op te bouwen, zoals dat in Duitsland en Oostenrijk-Hongarije had

bestaan. Er zou dan een dusdanig groot contingent manschappen moeten worden opgeroepen dat het waarschijnlijk de samenleving en industrie zou ontwrichten en het zou nagenoeg onbetaalbaar zijn voor het arme land. Het was bovendien niet de bedoeling dat het

Tsjechoslowaakse leger in zijn eentje zou vechten, het doel was een vertragende strategie te hanteren tot de mogendheden die wel over grote veldlegers konden beschikken, zoals

Frankrijk en Rusland, te hulp zouden komen. Het kenmerk van het Franse militaire denken in het interbellum is de bataille conduit, ofwel de methodische oorlogsvoering.93 Deze methode houdt in dat elk onderdeel van de operaties stap voor stap is gepland en een strak tijdsschema volgt om kleine tactische doelen te behalen. De nadruk lag op de discipline op het slagveld van de troepen die in groten getale konden worden gemobiliseerd naar het idee van de

88 Ibidem: 14. 89 Ibidem: 18. 90 Ibidem: 15. 91 Ibidem: 16. 92 Ibidem: 18.

93 Doughty, R (2007). French Operational Art: 1888-1940 in Historical perspectives of the operational art. 69-110. United States: Center of Military History: 92.

(24)

Poster van de Tsjechoslowaakse communistische partij uit 1938. ‘We zijn niet alleen. Wij zijn niet bang!’.94

levée en masse van 1793. De artillerie stond in dienst van de infanterie en de

commandovoering was sterk gecentraliseerd, waardoor er geen plek was voor beslissingen gemaakt op het slagveld zelf 95 – dit in tegenstelling tot de Duitse doctrine van Auftragstaktik. De Franse manier van militaire vorming ging uit van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid: een effectief leger werd niet gemaakt door het materieel, maar door manschappen met een sterk moreel en nationalistische gevoelens.96 Nationalisme was nog relatief jong in

Tsjechoslowakije, er werd pas in 1916 voor het eerst serieus nagedacht over een

onafhankelijke staat, en hoewel er geen peilingen bestaan over het effect van het ‘nieuwe’ nationalisme bij militairen, suggereert Fetka dat het effect ervan groot was. De mobiliteit van een leger was van veel kleiner belang in de Franse doctrine, omdat er met de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog van werd uitgegaan dat een volgende oorlog op een vergelijkbare manier zou worden gevoerd: statisch en vanuit loopgraven.97 Dit hield dus ook in dat er weinig rekening werd gehouden met het behalen van diepte in operaties: de operationele 94 Solpera,1987: 481

95 Ibidem: 92.

96 Solpera,1987: 445. 97 Doughty, 2007: 92, 93.

(25)

doelen lagen over het algemeen maar drie of vier kilometer ver, hetgeen zorgde voor een vervaging tussen operationele en tactische doelen. Het Franse denken ging ervan uit dat de defensieve partij altijd in het voordeel zou zijn: de verdedigingslinie was opgedeeld in drie sectoren en als de vijand tot de laatste sector, de stoplinie, door zou weten te breken, dan ging men ervan uit dat de bevelhebber van die sector tijd genoeg zou hebben gehad om

versterkingen op te roepen om de opmars te stuiten en de vijand klem te zetten.98 Deze manoeuvre werd colmater, of opvulling, genoemd. Zodra de vijand klem was gezet, zou de artillerie in positie worden gebracht om de doorgebroken eenheden te vernietigen, net zo lang tot de vijand de aftocht zou blazen of totaal weggevaagd was.99 De fatale fout in deze manier van denken was dat de moderne oorlogsvoering, zoals die werd geïmplementeerd in de jaren veertig, op geen enkele wijze overeenstemde met het idee van de Fransen. Mobiliteit en beslissingen in het veld werden veel belangrijker en de Tweede Wereldoorlog wordt

gekenmerkt door een oorlogsvoering van snelle manoeuvres, in tegenstelling tot het langzame en logge militaire apparaat van de Fransen in zowel het veld als de commandovoering. In eerste instantie werd deze doctrine, het rigide commandosysteem en de statische

oorlogsvoering één op één door het Tsjechoslowaakse leger overgenomen.

Dit systeem bleef in werking tot Hitler in 1933 in Duitsland aan de macht kwam. Vanaf dat moment werd serieus nagedacht over de verdediging van het land. Ondertussen waren er al een aantal lichtingen Tsjechoslowaakse officieren afgestudeerd aan de academie. Nieuwe concepten moesten worden geformuleerd voor de samenstelling van het leger, voor de verdedigingsstrategie en de wapenontwikkeling. Er werd besloten dat het niet afdoende was om wapens in het buitenland aan te schaffen, er moest vooral in het eigen militair-industrieel complex geïnvesteerd worden.100 Tragisch genoeg leidde deze laatste keuze ertoe dat Tsjechoslowakije des te interessanter voor het Derde Rijk werd om in lijven en steeds meer in de propaganda als een gevaar voor Duitsland werd gepresenteerd. De concepten van etappegewijze oorlogsvoering en operationeel denken in de stijl van Frankrijk voldeden gewoonweg niet als ze werden toegepast op het langwerpige grondgebied van

Tsjechoslowakije.101 Er was te weinig natuurlijke strategische diepte aan de westgrens van het land om het idee van de bataille conduit effectief te kunnen implementeren, en de

infrastructuur in dat gebied was niet ontwikkeld genoeg om gemotoriseerde eenheden

98 Ibidem: 93. 99 Ibidem: 93. 100 Fetka, 2015: 32. 101 Ibidem: 32.

(26)

effectief als ondersteuning voor de infanterie in te kunnen zetten.102 Het type tank dat in Frankrijk werd ontwikkeld, zwaar bewapend en gepantserd, was veel te langzaam om

effectief in bossen en heuvelachtig gebied te kunnen opereren, juist het soort landschap waar de Beneš-linie werd gebouwd. Uit onderzoek en informatie van spionnen ging de generale staf er in 1932 van uit dat als Duitsland in hetzelfde tempo door zou blijven gaan met haar militaire ontwikkeling, er rond 1938 een ‘kritische tijd’ zou aanbreken waarin Duitsland over voldoende middelen zou beschikken om een internationaal gewapend conflict aan te kunnen gaan.103 Door de onrust in de grensgebieden en de retoriek van Hitler voorzag men dat dit conflict in Sudetenland zou plaatsvinden en daarom werd de Tsjechoslowaakse

oorlogsmachine op stoom gebracht om voor dat jaar, 1938, klaar te zijn voor een eventuele inval.

De investering in het binnenlandse militair-industriële complex in de jaren dertig zorgde voor een heuse wapenwedloop. Autofabrikanten als Škoda en Praga begonnen met het ontwikkelen van tanks, vliegtuigen en wapens. In een breuk met het Franse denken werd gekozen voor tanks die zich vooral snel en onafhankelijk van de infanterie voort moesten kunnen bewegen door het landschap in de grensstreek, waar zoals eerder gezegd de

infrastructuur slecht was ontwikkeld. Dit in tegenstelling tot het Franse idee dat tanks vooral ter ondersteuning dienden voor de infanterie, maar veel dichter bij het idee van de Duitse manoeuvre-oorlog. Deze ideeën kwamen uiteindelijk tot een ongelukkige confrontatie tijdens de operatie Fall Gelb, de inval in Frankrijk in 1940, waarbij het Duitse leger de

Tsjechoslowaakse Škoda tank 38T inzette als onderdeel van hun pantserdivisies bij het

verrassingsoffensief door de Ardennen. Er waren in die tijd ongeveer 600 van gebouwd, en in 1942 stonden 1411 exemplaren in dienst van het Duitse leger. Tegen 1938 had het

Tsjechoslowaakse militair-industrieel complex internationaal een hoog aanzien en werden veel type wapens – de bekendste wapens waren de lichte en zware mitrailleur BREN (ZGB 33,

een samentrekking van Brno en Enfield, waar hij werd geproduceerd) en de BeSa ((ZB-53, vernoemd naar de Birmingham Small Arms Company) – verkocht aan buitenlandse

102 Ibidem: 44. 103 Ibidem: 35.

(27)

Deze cartoon uit de Montreal Star van 23 juni 1938 somt de Tsjechoslowaakse verdedgingsstratie op.104

mogendheden, met name aan het Verenigd Koninkrijk.105 In Tsjechoslowakije werd meer dan bij de Fransen de nadruk gelegd op modernisme binnen het militaire apparaat. Dit kwam mede doordat het overgrote deel van de Tsjechoslowaakse soldaten in de Eerste

Wereldoorlog aan het oostfront had gevochten aan zowel de Russische als de Oostenrijk-Hongaarse kant. In tegenstelling tot het westfront werd daar een manoeuvre-oorlog gevoerd, waar duidelijk wad geworden dat snelheid en technologie bij uitstek van belang waren voor de overwinning. Door het eerdergenoemde tekort aan strategische diepte aan de westgrens werd in 1934 besloten een begin te maken met de bouw van een vestigingslinie langs de grens, naar het voorbeeld van de Maginotlinie aan de noordoost grens van Frankrijk. Dit zou de vijand dusdanig vertragen dat de bondgenoten tijd kregen om te mobiliseren.

Tsjechoslowakije was een arm land en de economische crisis hield de wereld nog in zijn greep. Desondanks adviseerde Frankrijk Tsjechoslowakije te investeren in een

vestigingswerk en een kleiner vestingleger ten koste van een veldleger. Tussen 1935 en 1938 104One Reason Germany Slows Down, Montreal Star, 23 juni 1938. [Cartoon]. (3 maart 2016).

Opgehaald op 16 maart, 2016, van http://anatomy-lesson.tumblr.com/post/142373421006/one-reason-germany-slows-down-montreal-star.

(28)

werd bijna 10,9 miljard kroon vrijgemaakt voor de bouw van de Beneš-linie:106 een formatie van vestingwerken die in 1946 de gehele grens van Tsjechoslowakije moest beslaan.107 In totaal zou de grens worden bewaakt door 1276 zware en 15 643 lichte vestigingswerken – uiteindelijk waren in 1938 maar 226 zware en ongeveer 10 000 lichte vestingwerken gereed aan de westgrens.108 De gemechaniseerde en gemotoriseerde divisies moesten als

ondersteuning van de linie dienen om doorbraken tegen te houden en stapsgewijs terugvallen naar het oosten om daar in Moravië de linie proberen te houden tot Frankrijk of Rusland te hulp zou kunnen schieten.109 Ondanks alle planning, zoals massamobilisatie: van het maximum van 972 747 manschappen werd een gedeelte van 125 000 in 1938 in staat van paraatheid gebracht. Maar ook ondanks alle modernisering – 350 tanks, 5000 stuks artillerie en 950 vliegtuigen – is het nooit tot een slag om Tsjechoslowakije gekomen.110 Na de Duitse inval van 1939 werd het leger gedemobiliseerd en grote delen ervan opgenomen in wat het later het regeringsleger van het Protectoraat zou worden. Zij die konden, vluchtten naar het buitenland. Daar sloten ze zich aan bij het Franse vreemdelingenlegioen of, in navolging van de legioenen uit de Eerste Wereldoorlog, zetten ze zelf legioenen op, zoals bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk.

Met name in het begin was het leger van de Eerste Republiek chaotisch, want er bestond veel wantrouwen tegenover de officieren die uit het Oostenrijks-Hongaars leger kwamen en die geen echte patriotten zouden zijn: ze hadden in de Eerste Wereldoorlog voor de bezetter gevochten. Toch lukte het om met hulp van de Fransen en de legionairs een nieuw leger op te bouwen. De nadruk lag op patriottisme en sterke discipline: zo kon de onderlinge onenigheid tussen (politieke) groeperingen worden opgelost. Deze elementen van discipline en

patriottisme werden door de PVVP ook gebruikt om de verschillende groeperingen bij de opstand samen te brengen. Ondanks de latere loskoppeling van de Franse doctrine zijn elementen van de bataille conduit terug te zien in de Slag om Praag bij de bouw van de barricades. Het opwerpen van verschillende barricades achter elkaar, in de vorm van drie linies, ondersteund door reserves van gemotoriseerde divisies en met steun van boven uit de omliggende gebouwen, doet denken aan een provisorische uitwerking van de Franse doctrine. Dit werd met name gepropageerd door generaals die in het leger van de Eerste Republiek 106 Stehlík, E. (2005) Československé opevňovací programy 1936-1938. (II. část - dokončení). Historie a vojenství. Jaargang 54, no. 2,: 272.

107 Ibidem: 272. 108 Ibidem: 414. 109 Solpera, 1987: 375 110 Minařík, 1998.

(29)

hadden gediend, zoals Kutlvašr en Slunečko. De operatie was succesvoller dan de

verdediging van Frankrijk in 1940 omdat het doel anders was: in Praag moesten de Duitse troepen vooral worden vertraagd in afwachting van de grotere legers en moest verdere vernietiging van de stad en de industrie worden tegengaan, in tegenstelling tot een stapsgewijze vernietiging die de Fransen voor ogen hadden.

3. Tsjechoslowaakse militairen bij buitenlandse mogendheden na 1938

In dit hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op drie verschillende legereenheden in zowel het buitenland als in Tsjechoslowakije. Hierbij is de keus gemaakt om de twee voor de Praagse Opstand belangrijkste buitenlandse eenheden te behandelen: de SOE-paramilitairen in het Verenigd Koninkrijk en het Svoboda-leger in de Sovjet-Unie. Daarnaast zal ook het regeringsleger in het Protectoraat behandeld worden dat later in de opstand eveneens een

(30)

belangrijke rol heeft gespeeld. In dit hoofdstuk zal hoofdzakelijk worden gekeken naar het ontstaan van deze verschillende eenheden en legers en de type operaties die zij uitvoerden, hun positie als foreign fighters en naar de lokale en internationale politiek waaraan ze onderhevig waren. Dit is van belang om de keuzes te begrijpen die tijdens de Praagse Opstand werden gemaakt, om inzicht te krijgen in de onderlinge samenwerking tussen de eenheden en het verzet, maar ook in de mate van vrijheid waarmee ze konden opereren bij de opstand.

Foreign fighters zijn in de militaire geschiedenis geen nieuwe begrip. Samuël Kruizinga definieert foreign fighters als: taking up arms in defence of an ideologically framed cause that is at odds with the stated foreign policy objectives of one’s own polity.111 Dit is een brede definitie die alles beslaat van huurlingen in de legers in de vroegmoderne tijd, tot de Syriëgangers van tegenwoordig. De politicoloog David Malet maakte in 2015 een specifiekere onderverdeling in verschillende types: de transnational insurgents: niet staten-actoren zoals rebellen die over grenzen heen opereren112 – in het kader van de Tweede Wereldoorlog zouden de partizanen in Oost Europa een passend voorbeeld zijn. Foreign trained fighter/terrorist: ‘individuen die naar het buitenland zijn gereisd om (para)militaire training te krijgen [...] en terugkeren naar het thuisland om [...] terroristische acties te plegen.’.113 Malet noemt hier zelf als voorbeeld de 7/7 bombers in Londen, maar deze definitie is in principe ook toepasbaar op de parachutisten die werden getraind door de SOE, zoals later in dit hoofdstuk verder zal worden beargumenteerd. Verder benoemt hij de foreign terrorist: buitenlandse strijders die naar een land in vrede reizen om een aanslag te plegen, Malet noemt hier de plegers van 9/11.114 Ten slotte geeft hij een definitie van de foreign

fighter: ‘Een niet-burger van een staat bij een civiel conflict die zich aldaar bij de opstand aansluit.’115 Hier wordt ISIS als voorbeeld genoemd en de Internationale Brigades uit de Spaanse Burgeroorlog. Maar ook deze definities zijn niet afdoende om alle typen foreign fighters te benoemen, ze lijken sterk tijdsgebonden te zijn. De meeste voorbeelden die Malet noemt zijn ook relatief recent en zijn vooral gericht op de rol van niet-militairen. Er is in deze taxonomie geen plek voor militairen die aansluiting vinden bij een buitenlandse mogendheid: vrijwillig of onder dwang als krijgsgevangen. Met oog op het onderwerp van dit onderzoek is 111 Kruizinga, S. Burgers in Oorlog: Foreign Figthers. (21 april 2016). Hoorcollege in P.C.

Hoofthuis,Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

112 Malet, D. (2015) Foreign Figher Mobilization and Persistence in a Global Context in Terrorism and

Political Violence 27. 454-473: 458. 113 Ibidem: 458.

114 Ibidem: 459. 115 Ibidem: 459.

(31)

deze onderverdeling dus ontoereikend. Nir Arielli en Bruce Collins bieden in hun boek Transnatonal Soldiers. Foreign Military Enlistment in the Modern Era een alternatief: soldaten die vechten voor het leger van een vreemde mogendheid dat hun land bezet. En ondanks dat ze staatsburgers zijn, zijn ze geen ‘burgers in de moderne zin van woord’ en daarmee dus een soort van foreign fighters.116 Ze gebruiken het voorbeeld van Ierse soldaten die in de negentiende eeuw voor het Verenigd Koninkrijk vochten en ze vonden dat ze op dezelfde manier ‘hun land dienden’ als hun Engelse collega’s?117 Tsjechen waren ondanks hun staatsburgerschap op papier om etnische redenen geen ‘volwaardig’ burger van het Derde Rijk.118 Dit is een definitie die dus toepasbaar is op het regeringsleger, maar niet op de

eenheden in bijvoorbeeld Engeland. Het ligt dan voor de hand om een nieuwe subcategorie voor te stellen, de foreign militairy fighter: militairen die zich om ideologische redenen of onder dwang bij het leger van een buitenlandse mogendheid aansluiten om te vechten tegen het land waar ze staatsburger van zijn. Hierbij kan men denken aan de legioenen uit de Eerste Wereldoorlog die vaak uit krijgsgevangen bestonden. Met name in Rusland werd vechten vaak als een betere optie gezien dan de goelag.119 In de Tweede Wereldoorlog ligt het voor de hand om de militaire Engelandvaarders onder deze categorie te scharen: militairen die naar het buitenland vertrokken met het doel om zich daar bij een leger aan te sluiten of zelf een legereenheid op te zetten. In dit hoofdstuk zal verder worden uitgewerkt en beargumenteerd hoe deze definitie zich precies verhoudt tot de Tsjechoslowaakse militairen in zowel het Verenigd Koninkrijk als de Sovjet-Unie.

Na de ratificatie van het Verdrag van München op 5 oktober 1938, trad op 22 oktober Edvard Beneš af als president van de Eerste Republiek en vluchtte met een groep

gelijkgestemden naar het Verenigd Koninkrijk.120 Na de bezetting van Tsjechoslowakije, het instellen van het Protectoraat Bohemen en Moravië en het uitroepen van de onafhankelijkheid van Slowakije in 1939, zette Beneš in Londen een regering in ballingschap op om protest bij andere regeringen aan te kunnen tekenen voor de onrechtmatige bezetting van

Tsjechoslowakije door nazi-Duitsland. Het duurde echter tot juli 1940 voor het Verenigd Koninkrijk de regering in ballingschap, officieel Prozatímní státní zřízení in het Tsjechisch 116 Arielli, N. & Collins, B. (2013);Transnational Military Service since the Eighteenth Century; Transnatonal Soldiers. Foreign Military Enlistment in the Modern Era. 1-12. Basingstoke, Palgrave Macmillan: 7.

117 Ibidem: 6-7.

118 Dit in tegenstelling tot Tsjechen en Slowaken onder Oostenrijk-Hongarije.

119 Emmert, F. (2015). Československý odboj za druhé světové války (1e ed.). Praag: Mladá Fronta: 74.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Terzelfder tijd ontving de Russische veldmaarschalk van graaf Pahlen berigt, dat men bij eene verkenning, door de voorhoede van zijn korps, onder bevel van den generaal von Ludert,

Daar de slaapbariken zeer kort zijn, zoodat zelfs bij iemand van zulke bescheiden afmetingen als uw SPROKKELAAH, de onderste lede- maten buitenboord hangen, en daarbij de

Immers dan zou do kreet nimmer hebben kunnen oprijzen , dat het le- vende weerstelsel (het personeel) aan het doode weèrvermo- gen (vestingen , defensielijnen, arsenalen

De mondiale politieke verantwoordelijkheid van de VS eist strijdkrachten die flexibel en gedifferentieerd kun- nen worden ingezet, die snel en gelijktijdig op ver- scheidene, ver van

Janske gaat terug naar haar kamer op de afdeling... Op

Er zijn geen bestaande scheepvaart- begeleidingscentra in de Straat van Sunda en conform de Enroute sailing directions for Borneo, Jawa, Sulawesi and Nusa Tenggara is er maar

de muskeltiers droegen de lont steeds tusschen de vingers van de linker hand , waarom zij ook nooit aangestoken werd dan wan- neer gevuurd moest worden; doch op welke wijze het

Het is, onzes inziens, niet voldoende, zich door proeven over tuigd te hebben, welke bedekking voldoende zij, om den va en de uitbarsting der bommen weerstand te bieden; maar men