• No results found

Negatieve emoties van ouders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Negatieve emoties van ouders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN ONDERWIJSINSTITUUT VOOR PEDAGOGISCHE EN ONDERWIJSKUNDIGE WETENSCHAPPEN

Negatieve Emoties van Ouders en de Aandacht van Baby’s voor Emotionele Gezichtsuitdrukkingen

Parents Negative Affect and the Attention of Infants’ to Emotional Facial Expressions

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam M.J.E. Groot Studentnummer: 10880070 Eerste beoordelaar: MSc E. Aktar Tweede beoordelaar: Dr. M. Majdandžić

(2)

1

Negatieve Emoties van Ouders en de Aandacht van Baby’s voor Emotionele Gezichtsuitdrukkingen

Parents Negative Affect and the Attention of Infants’ to Emotional Facial Expressions

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam M.J.E. Groot Studentnummer: 10880070 Eerste beoordelaar: MSc E. Aktar Tweede beoordelaar: Dr. M. Majdandžić

(3)

2 Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 10 Resultaten ... 13 Discussie ... 15 Referenties ... 19

(4)

3 Abstract

Negatieve Emoties van Ouders en de Aandacht van Baby’s voor Emotionele Gezichtsuitdrukkingen.

Gebleken is dat negatieve emoties van depressieve moeders invloed hebben op hoe baby’s emotionele signalen verwerken (Goodman & Gotlib, 1999). Onderzoek naar de invloed van negatieve emoties van ouders uit een normaal ontwikkelende steekproef is beperkt. In het huidige onderzoek is bij een niet-klinische steekproef onderzocht of de negatieve emoties van vaders en moeders samenhangen met de aandacht van baby’s van 12 maanden voor emotionele gezichtsuitdrukkingen van vreemden. De pupilverwijding (aandacht) van 77 baby’s bij het zien van een blij, boos, bang, verdrietig of neutraal gezicht werd gemeten met een eye-tracker. De negatieve emoties van moeders en vaders werden gemeten met een vragenlijst. Uit de resultaten blijkt dat de negatieve emoties van moeders en vaders niet significant samenhangen met de aandacht van baby’s voor gezichtsuitdrukkingen. Een mogelijke verklaring is dat er weinig variantie is in de negatieve emoties van ouders uit een niet-klinische steekproef in vergelijking met negatieve emoties van ouders uit een klinische steekproef.

Parents Negative Affect and the Attention of Infants’ to Emotional Facial Expressions It has been found that the negative emotions from depressed mothers influence the processing of emotional cues in infants (Goodman & Gotlib 1999). Research on the influence of negative emotions from parents in a typically developing sample is limited. The present study investigated the association between the negative emotions from fathers and mothers and the attention for emotional expressions at the age of 12 months in a typically developing sample. The pupil dilation, as an index of attention, from 77 infants to happy, angry, fearful, sad or neutral facial expression was measured with an eye-tracker. De negative emotions from mothers and fathers were measured with a questionnaire. The results showed that the negative emotions of mothers and fathers aren’t significantly associated with the attention of infants to facial expressions. A possible explanation is the little variance in negative emotions from parents in a typically developing sample in comparison with the variance of negative emotions from parents in a clinical sample.

(5)

4 Inleiding

Voordat kinderen kunnen praten is het belangrijk dat zij kunnen communiceren door het herkennen en aflezen van emotionele gezichtsuitdrukkingen om informatie te verkrijgen over de gevoelens van anderen (Leppänen & Nelson, 2009). Het begrijpen van de emotionele uitdrukkingen tijdens interacties zorgt ervoor dat een kind de emotionele staat van een ander kan herkennen en geeft aanwijzingen over hoe passend gereageerd kan worden tijdens verschillende sociale situaties (Grossman, 2010). In het eerste levensjaar is de ontwikkeling van het herkennen van emotionele gezichtstuitdrukkingen voornamelijk sensitief (Leppänen, 2011). Met ongeveer zes maanden verbetert het herkennen van gezichtsuitdrukkingen in een snel tempo doordat het gezichtsvermogen aanzienlijk is toegenomen (Grossman, 2010). Vanaf 12 maanden gaan baby’s de emotionele gezichtsuitdrukkingen van anderen gebruiken om hun eigen gedrag te reguleren in nieuwe of beangstigende situaties, dit wordt social referencing genoemd (Feinman, 1982; Walden & Ogan, 1988).

De aandacht van baby’s voor emoties is afhankelijk van de mate waarin ouders bepaalde emoties uiten (De Haan, Belsky, Reid, Volein, & Johnson, 2004). Moeders met bijvoorbeeld een postnatale depressie ervaren en tonen meer negatieve emoties en herkennen vaak niet de behoeften van hun kind (Beck, 1995; Murray et al., 1999). Een postnatale depressie of angst van de ouder is gerelateerd aan gedragsproblemen bij kinderen op latere leeftijd (Avan, Richter, Ramchandani, Norris, & Stein, 2010; Murray et al., 1999). Bovendien vertonen kinderen van depressieve moeders zelf ook meer negatieve emoties (Feldman et al., 2009). Volgens Goodman en Gotlib (1999) is een verstoring in de verwerking van emotionele signalen een belangrijk mechanisme voor de intergenerationele overdracht van bijvoorbeeld depressie of angst. Aangezien de negatieve emoties van ouders invloed hebben op meerdere ontwikkelingsgebieden van het kind is het belangrijk om te begrijpen hoe blootstelling aan negatieve emoties van ouders gerelateerd is aan de aandacht van baby’s voor emoties.

Negatieve aandachtsbias

Met een eye-tracker kan informatie verkregen worden over hoe baby’s emotionele informatie verwerken door de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen te meten (Bradley, Miccoli, Escrig, & Lang, 2008). Het voordeel van een eye-tracker is dat het de aandacht meet op

(6)

5

gedragsniveau (kijkrichting) en op fysiologisch niveau (pupildiameter) (Gredebäck, Ericksson, Schmitow, Laeng, & Stenberg, 2012). In het huidige onderzoek werd de aandacht van baby’s van 12 maanden onderzocht voor emotionele gezichtsuitdrukkingen door de pupildiameter van de baby’s te meten. Deze methode is recent door andere onderzoekers gebruikt bij het bestuderen van de aandacht van baby’s voor emoties (Aktar et al., 2015; Geangu, Hauf, Bhardwaj, & Bentz, 2011; Gredebäck, Johnson, & von Hofsten, 2009; Gredebäck et al., 2012).

Baby’s tussen de vijf en zeven maanden oud krijgen meer aandacht voor negatieve prikkels, dit wordt ook wel een negatieve aandachtsbias genoemd (Vaish, Grossmann, &Woodward, 2008). Deze negatieve aandachtsbias is onderzocht in de volgende onderzoeken. Ten eerste is in een studie met eye-tracking van Geangu en collega’s (2011) gekeken naar de aandacht van baby’s van zes en 12 maanden voor gezichtsuitdrukkingen van andere baby’s met dezelfde leeftijd weergegeven in een video. Uit de resultaten bleek dat baby’s van zes en 12 maanden meer pupilverwijding (meer aandacht/opwinding) vertoonden voor een negatieve gezichtsuitdrukking dan voor een neutrale en een positieve gezichtsuitdrukking van leeftijdsgenoten. Het zien van een blij gezicht zorgde ook voor meer pupilverwijding bij de baby’s, maar met kortere tijdsintervallen dan voor een angstig gezicht (Geangu et al., 2011). Ten tweede hebben Gredebäck en collega’s (2012) onderzoek gedaan met eye-tracking naar de negatieve aandachtsbias van baby’s. Zij bepaalden het aantal en de verdeling van fixaties en de pupildiameter van baby’s van 14 maanden die afbeeldingen te zien kregen met emotionele gezichtsuitdrukkingen van zowel hun eigen ouders als van vreemden. De baby’s hadden meer fixaties verdeeld over een groot gedeelte van het gezicht en vertoonden meer pupilverwijding (aandacht/opwinding) bij het zien van een angstig gezicht in vergelijking met een neutraal gezicht van vreemden, maar hadden dit niet bij hun ouders. Ook baby’s die bij beide ouders woonden hadden meer fixaties verdeeld over een groot gedeelte van het gezicht en vertoonden meer pupilverwijding bij het zien van een angstig gezicht dan bij het zien van een neutraal gezicht in vergelijking met baby’s die alleen bij hun moeder woonden. Baby’s die opgevoed worden door beiden ouders lijken beter gezichten te kunnen verwerken dan baby’s die opgevoed worden door één ouder. Een blij en neutraal gezicht zorgde in dit onderzoek voor weinig fixaties en een kleine pupilverwijding bij de baby’s. Verder werd in dit onderzoek gevonden dat de baby’s meer pupilverwijding vertoonden bij een vrouwelijk dan bij een mannelijk gezicht. Gesuggereerd wordt dat dit te maken zou kunnen hebben met dat mannelijke en vrouwelijke gezichten perceptueel van elkaar verschillen of een verschillende betekenis hebben voor kinderen (Gredebäck et al., 2012).

(7)

6

Ten derde bleek uit het onderzoek van Hunnius, de Wit, Vrins en von Hofsten (2011) dat baby’s van vier en zeven maanden vermijdend reageren op een angstig en boos gezicht, maar niet op een verdrietig gezicht. In dit onderzoek is echter alleen gekeken naar gedrag (scan patronen), maar niet naar de fysiologische processen (pupildiameter). In het huidige onderzoek werd de pupildiameter gebruikt als een fysiologische maat voor de aandacht van baby’s. Met de pupildiameter werd het verschil in aandacht van baby’s voor een boos, angstig, verdrietig en blij gezicht onderzocht ten opzichte van een neutraal gezicht. Onderzocht werd of de negatieve aandachtsbias van baby’s specifiek is voor angst en woede, of dat de bias ook voor verdriet geldt.

Aandacht van baby’s op emotionele gezichtstuitdrukkingen

Baby’s van ouders met psychopathologie

Gedacht wordt dat wanneer een kind tijdens ouder-kind interacties relatief vaak wordt blootgesteld aan bepaalde gezichtsuitdrukkingen, dit invloed heeft op de verwerking van emotionele gezichtsuitdrukkingen (De Haan et al., 2004). Volgens Kuchuk, Vibbert en Bornstein (1986) hebben kinderen een voorkeur voor gezichtsuitdrukkingen die zij niet vaak tegenkomen. Zo is uit onderzoek met klinische steekproeven gebleken dat baby’s van drie en zes maanden met een moeder met een depressieve stoornis langer keken naar een moeder met een lachend gezicht dan baby’s met een niet-depressieve moeder. Baby’s met een niet-depressieve moeder keken langer naar een verdrietig gezicht. Een verklaring zou kunnen zijn dat baby’s van depressieve moeders weinig lachende gezichten zien en daardoor langer kijken naar een voor hen nieuwe gezichtsuitdrukking (Field, Pickens, Fox, Gonzalez, & Nawrocki, 1998; Striano, Brennan, & Vanman, 2002). Het ontwikkelingspsychopathologisch perspectief op de intergenerationele overdracht van depressie en angst gaat uit van verschillende ontwikkelingstrajecten die kunnen leiden tot de overdracht van depressie en angst van ouder op kind (Cichetti & Toth, 1998). Het onderzoeken van de effecten van blootstelling aan ouderlijke negatieve emoties op de reacties van baby’s uit niet-klinische steekproeven is waardevol voor het begrijpen van de effecten van blootstelling aan negatieve emoties van ouders uit klinische steekproeven op de reacties van baby’s.

(8)

7

Baby’s van ouders zonder psychopathologie

Voor zover bekend is de relatie tussen de getoonde emoties van ouders zonder psychopathologie en de aandacht van baby’s voor gezichtstuitdrukkingen van vreemden weinig onderzocht. In slechts één eerdere studie van de Haan en collega’s (2004) is onderzoek gedaan naar het negatief en positief affect van moeders en de aandacht van zeven maanden oude baby’s voor gezichtsuitdrukkingen. Baby’s van zeven maanden kregen zes afbeeldingen te zien van een vrouwelijk gezicht met een blije, angstige en een neutrale gezichtsuitdrukking, waarbij de aandacht van de baby’s werd gemeten met elektro-encefalogram (EEG). De moeders vulden een vragenlijst in met betrekking tot het temperament van hun kind en een vragenlijst over hun eigen positieve en negatieve emoties. Uit de resultaten bleek dat baby’s met zeer positieve moeders langer keken naar een beangstigend gezicht dan naar een blij gezicht. Negatieve emoties van moeders leken in dit onderzoek niet samen te hangen met de reacties van de baby’s. Dit kan echter te wijten zijn aan weinig variantie van negatieve emoties bij de moeders. Dit is het eerste onderzoek dat aantoont dat de persoonlijkheid van moeders en de dagelijkse interactie tussen moeder en kind gerelateerd is aan de verwerking van emotionele gezichtsuitdrukkingen bij een normaal ontwikkelende steekproef (De Haan et al., 2004).

De rol van de moeder en de vader

In eerdere onderzoeken is voornamelijk gekeken naar de rol van de moeder. Dit, omdat gedacht wordt dat de invloed van de moeder groter is dan van de vader, maar ook omdat de moeders in de meeste gevallen met hun kind naar het onderzoek toekomen (Bögels & Perotti, 2011). De vader heeft echter ook een belangrijke rol in de opvoeding, die verschilt met de rol van de moeder. In de opvoeding zijn vaders voornamelijk gespecialiseerd in externe protectie namelijk fysiek spelen, uitdagen, het aanmoedigen van risico’s nemen en stimuleren van onafhankelijkheid (Bögels & Phares, 2008; Bögels, Stevens, & Majdandžić, 2011). Moeders zijn gespecialiseerd in interne protectie namelijk troost bieden en voeden (Bögels et al., 2011). Kinderen lijken meer waarde te hechten aan de reactie van de vader in het geval van dreiging dan aan de reactie van de moeder om te bepalen hoe zij moeten reageren (Bögels & Phares, 2011). Onbekend is de samenhang tussen de negatieve emoties van zowel vaders als moeders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. In één eerdere studie van Aktar en collega’s (2015) is onderzoek gedaan

(9)

8

naar de angstsymptomen van vaders en moeders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtstuitdrukkingen. De aandacht van baby’s tussen de 13 en 16 maanden oud werd gemeten door middel van een eye-tracker waarbij gekeken werd naar zowel de duur van fixaties als naar de pupildiameter van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Uit de resultaten bleek dat er een negatieve samenhang was tussen de negatieve emoties van moeders en de pupilverwijding van de baby’s voor gezichten. Baby’s van moeders met een lage mate van angst hadden meer aandacht voor een blij gezicht dan voor een neutraal gezicht. Dit is tegenstrijdig met het idee van Kuchuk en collega’s (1986) dat kinderen een voorkeur zouden hebben voor gezichtsuitdrukkingen die zij niet vaak tegenkomen. Het negatief affect van vaders was niet voorspellend voor de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Een beperking van dit onderzoek is dat de baby’s één vrouwelijk gezicht te zien kregen, om die reden kunnen de resultaten niet gegeneraliseerd worden naar andere vrouwelijke of mannelijke gezichten (Aktar et al., 2015).

Geconcludeerd kan worden dat bij de steekproef met depressieve moeders de baby’s minder aandacht hebben voor een verdrietig gezicht en bij de steekproef met positieve moeders de baby’s minder aandacht hebben voor een blij gezicht. Het blijft echter onduidelijk of er een samenhang is tussen de negatieve emoties van vaders en moeders in een niet-klinische steekproef en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen van vreemden.

Vraagstelling en hypothesen

Het doel van het huidige onderzoek was ten eerste het onderzoeken van de aandacht van baby’s bij het zien van positieve en negatieve emoties en ten tweede het onderzoeken of de negatieve emoties van vaders en moeders uit een niet-klinische steekproef gerelateerd zijn aan de aandacht van baby’s voor emoties van vreemden. In dit onderzoek werd met een eye-tracker gekeken naar de samenhang tussen negatieve emoties van vaders en moeders en de aandacht van baby’s van 12 maanden voor emotionele gezichtsuitdrukkingen van vreemden. Er werd gekeken naar 12 maanden oude baby’s, omdat vanaf deze leeftijd baby’s in staat zijn om gezichtsuitdrukkingen van anderen te gebruiken bij het bepalen of een object gevaarlijk is en waarmee zij hun gedrag kunnen reguleren in onbekende of beangstigende situaties (Feinman, 1982; Walden & Ogan, 1988). Negatieve emoties van ouders werden gemeten met een vragenlijst met betrekking tot negatief affect. De vraagstelling van het onderzoek luidde als volgt: Is er een samenhang tussen de negatieve emoties van vaders en

(10)

9

moeders en de aandacht van baby’s van 12 maanden oud voor emotionele gezichtsuitdrukkingen van vreemden? Gebaseerd op resultaten waaruit een negatieve aandachtsbias blijkt (Geangu et al., 2011; Gredebäck et al., 2012), werd verwacht dat de baby’s meer pupilverwijding (meer aandacht/opwinding) vertonen voor een angstige gezichtsuitdrukking dan voor een neutrale of blije gezichtsuitdrukking. In dit onderzoek werd voor het eerst gekeken naar de pupilverwijding van baby’s bij het zien van een verdrietig of boos gezicht. Gebaseerd op eerder onderzoek naar de persoonlijkheid van de moeder en de aandacht van baby’s voor emotionele uitdrukkingen (Aktar et al., 2015) werd verwacht dat negatief affect van moeders significant samenhangt met de aandacht van de baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Niet eerder is met eye-tracking gekeken naar de persoonlijkheid van de vader en de aandacht van baby’s voor gezichten. Wel is bekend dat vaders ook een belangrijke rol hebben in de opvoeding, die verschilt met de rol van de moeder (Bögels & Phares, 2008) en om die reden werd verwacht dat het negatief affect van vaders ook significant geassocieerd is met de aandacht van baby’s voor gezichtsuitdrukkingen. In deze studie werd voor het eerst aan de hand van baby’s pupilverwijding gekeken naar de samenhang tussen negatief affect van ouders en de aandacht van baby’s voor gezichtsuitdrukkingen, waarbij zowel vrouwelijke en mannelijke gezichten getoond worden.

Tot op heden is voornamelijk gekeken naar de relatie tussen de getoonde emoties van moeders met psychopathologie en de aandacht van baby’s voor emoties. Het is echter ook belangrijk om onderzoek te doen naar vaders en moeders waarbij geen sprake is van psychopathologie. Met het huidige onderzoek kan de samenhang tussen negatieve emoties van ouders uit een niet-klinische steekproef en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen vergeleken worden met onderzoeken naar de samenhang tussen negatieve emoties van ouders uit een klinische steekproef en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Deze vergelijking biedt meer informatie over de samenhang tussen de negatieve emoties van ouders op de aandacht van baby’s voor gezichten in een klinische steekproef. Aan de hand van de resultaten uit dit onderzoek kunnen ouders voorlichting krijgen over de relatie tussen ouderlijke negatieve emoties en de verwerking van emotionele gezichtsuitdrukkingen van het kind en daarnaast het risico voor het kind om een depressie of angst te ontwikkelen.

(11)

10 Methode Proefpersonen

Het huidige onderzoek was cross-sectioneel. De baby’s kwamen eenmalig met hun ouders naar het BabyLab van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Ouders met een baby zijn door de gemeente Amsterdam benaderd met een brief over het onderzoek. Deelname aan het onderzoek was vrijwillig. Wanneer ouders zich hadden opgegeven voor het onderzoek en de baby de juiste leeftijd had werden zij uitgenodigd. Aan ouders werd gevraagd om een informed consent te tekenen vooraf aan de meting. Als dank voor hun deelname kregen ouders een leesboekje voor hun baby en een certificaat. De data was verzameld bij 77 baby’s van 12 maanden, waarvan 44 meisjes en 33 jongens (M leeftijd = 12.10, SD = 0.58, range: 2.2) en bij hun moeders en vaders. De verkregen data van 12 baby’s konden niet gebruikt worden door fouten in de apparatuur of bewegingen, boosheid, verdriet of moeheid bij de baby’s. In totaal hadden 84 moeders en 74 vaders de vragenlijst ingevuld.

De moeders die deelnamen aan het onderzoek waren gemiddeld 34.01 jaar (SD = 4.57, range: 23). De vaders hadden een gemiddelde leeftijd van 36.42 jaar (SD = 5.68, range: 36). Van de moeders had 68.3% de Nederlandse nationaliteit, van de vaders was dit 66.1%. Het opleidingsniveau (op een schaal van 1 ‘lagere basisonderwijs’ tot en met 8 ‘universiteit’) was bij moeders M = 7.50 (SD = 0.98, range: 5), en bij vaders M = 7.00 (SD = 1.52, range: 7). Het beroepsniveau (op een schaal van 1 ‘arbeid waar geen opleiding voor vereist is’ tot en met 11 ‘arbeid, waarbij wetenschappelijke opleiding vereist is’) was bij moeders M = 9.31 (SD = 2.07, range: 9) en bij vaders M = 8.93 (SD = 2.28, range: 10). Het maandelijks inkomen (op een schaal van 1 ‘< 500 euro per maand’ tot en met 7 ‘>5000 euro per maand’) van moeders was M = 4.11(SD = 1.44, range: 6) en van vaders was dit M = 4.97 (SD = 1.50, range: 6). Het aantal uren dat moeders werkten per week was gemiddeld 27.03 uur (SD = 10.97, range: 50) en vaders werkten gemiddeld 34.38 uur (SD = 13.27, range: 60).

Procedure

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een vragenlijst voor de ouders en de pupilverwijding (aandacht) van de baby’s werd gemeten met een eye-tracker. Masterstudenten die getraind zijn in eye-tracking hebben de metingen uitgevoerd. De baby’s werden in een maxi-cosi geplaatst,

(12)

11

ongeveer 60 cm voor een beeldscherm in een donkere ruimte. De ouder zat naast de baby en kreeg de instructie om alleen in te grijpen als zijn of haar baby getroost moest worden. De kijkrichting van de baby werd gekalibreerd met een 5-punts procedure. In eerdere onderzoeken werden afbeeldingen getoond. Echter, in dit onderzoek kregen de baby’s video’s te zien verdeeld over acht blokken. Ieder blok bestond uit vijf trials. In totaal kregen de baby’s 40 trials te zien. Twee mannelijke en twee vrouwelijke modellen werden gebruikt en vijf emotionele gezichtsuitdrukkingen (blij, angstig, boos, verdrietig en neutraal). De vijf gezichtsuitdrukkingen werden herhaald over de vier modellen. Een model werd herhaald wanneer alle modellen getoond waren, dit was na vier blokken. De volgorde van de modellen was willekeurig. Elk blok begon met een video van een neutraal gezicht en volgde met video’s van de emoties in willekeurige volgorde. Een trial bestond uit ten eerste een aandachtstrekker (500 ms) zodat de aandacht van de baby naar het scherm werd getrokken. Hierna volgde een wit scherm (1000 ms) en vervolgens werd een wazig gezicht getoond om de pupil aan de helderheid aan te passen (1500 ms). Na het wazige gezicht startte de video met de emotie, zie Figuur 1 voor de onderdelen van een trial. De video’s begonnen allemaal met een neutraal gezicht (500ms) en vervolgens veranderde het gezicht in een emotie en werd deze op haar hoogtepunt getoond gedurende vijf seconden.

Figuur 1. De beeldschermen van een trial met een blije gezichtsuitdrukking.

Maten

Aandacht van baby’s voor gezichtsuitdrukkingen. De aandacht van baby’s voor gezichtsuitdrukkingen werden gemeten door middel van een eye-tracker, namelijk de EyeLink. De eye-tracker geeft informatie over hoe kinderen kijken naar gezichten en hoe zij emotionele informatie van anderen verwerken. In dit onderzoek werd de pupilverwijding (aandacht/opwinding) van de baby’s gemeten (Gredebäck, Fikke, & Melinder, 2010).

(13)

12

Negatief affect van moeders en vaders. Om het negatief affect van ouders te meten is de vragenlijst ‘Negative Affect Schedule’ (NAS) bij hen afgenomen, onderdeel van de ‘Positive and Negative Affect Schedule’ (PANAS). De vragenlijst bestaat uit 10 negatieve emoties die gemeten worden op een 5-puntenschaal (1 = helemaal niet t/m 5 = extreem) om te kijken welke emoties de ouders de afgelopen twee weken hebben ervaren. De NAS is een betrouwbaar meetinstrument (Watson, Clark, & Tellegen, 1988). De betrouwbaarheid van de NAS was α = 0.80 voor moeders en α = 0.83 voor vaders.

Analyse

Ten eerste, om rekening te houden met meetfouten, zijn de uitschieters van de pupilmetingen eruit gehaald (>|3| SD) bij iedere baby. Ten tweede is de data waarbij de baby voor een langere periode wegkeek, namelijk meer dan 500 ms geïdentificeerd en vervangen via lineaire interpolatie. Alleen de trials waarbij de baby’s voor tenminste 500 ms naar het gezicht keken werden meegenomen in de analyse. De data was gereduceerd naar observaties waarbij de baby keek naar het gezicht en was gemiddeld naar 24 observaties van 250 ms in een tijdsbestek van 6 seconden. Daarnaast zijn de observaties waarbij de baby’s naar minder dan 10 trials keken niet meegenomen in de analyse. De pupilreactie van de baby’s op emotionele gezichtsuitdrukkingen werd vergeleken met de gemiddelde pupilgrootte van de baby tijdens het zien van het neutrale gezicht aan het begin van iedere video gedurende 500 ms. De scores van de ouders op de NAS en de pupil reacties werden gestandaardiseerd in de analyses. Het negatief affect van ouders en de herhaalde observaties binnen een blok en binnen een trial waren de continue variabelen. De emotionele gezichtsuitdrukkingen waren de categorische variabelen. De pupil data werd geanalyseerd met one-way repeated-measure ANOVA en one-way repeated-measure ANCOVA met de negatieve emoties van de ouders als covariaat.

(14)

13 Resultaten Negatieve aandachtsbias

Allereerst is geanalyseerd of de baby’s van 12 maanden oud een negatieve aandachtsbias hebben ontwikkeld. Verwacht werd dat baby’s van 12 maanden meer pupilverwijding vertonen voor een angstige gezichtsuitdrukking, dan voor een neutrale of blije gezichtsuitdrukking. Het verschil in aandacht (pupilverwijding) van de baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen is gemeten met een one-way repeated-measure ANOVA. De pupilverwijding bij het zien van een emotionele gezichtsuitdrukking was de within-subjects variabele. Gekeken werd of de pupilverwijding van de baby’s voor een blij, boos, bang, verdrietig en neutraal gezicht van elkaar verschilden. Zie voor de gemiddelden en standaarddeviaties Tabel 1. De resultaten laten zien dat er geen significant verschil is in de pupilverwijdingen voor de verschillende emotionele gezichtsuitdrukkingen (F (4,65) = 2.04, p = 0.09, multivariate partial eta2 = 0.12). Verondersteld mag worden dat de baby’s evenveel aandacht hebben voor de verschillende emoties en er geen sprake is van een negatieve aandachtsbias.

Tabel 1.

Gemiddelde pupilverwijding van baby’s van 12 maanden oud voor emotionele gezichtsuitdrukkingen (N=66). Pupilverwijding M SD Boos 1.03 .09 Angst 1.04 .10 Blij 1.02 .10 Neutraal 1.03 .08 Verdrietig 1.05 .09

Note. De pupilverwijding is vergeleken met de gemiddelde pupilgrootte van de baby tijdens het zien van het neutrale

(15)

14 Negatieve emoties van moeders en vaders

Ten tweede is de samenhang tussen het negatief affect van moeders en vaders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen geanalyseerd. Verwacht werd dat negatief affect van moeders significant samenhangt met de aandacht (pupilverwijding) van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Daarnaast werd verwacht dat negatief affect van vaders eveneens significant samenhangt met de aandacht (pupilverwijding) van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. Beide hypothesen werden getoetst met een one-way repeated-measures ANCOVA. De pupilverwijding bij het zien van een emotionele gezichtsuitdrukking was de within-subjects variabele. Het gemiddelde negatief affect van moeders en het gemiddelde negatief affect van vaders waren de covariaten. Zie Tabel 2 voor de gemiddelden en standaarddeviaties van het negatief affect van moeders en vaders. Uit de analyse blijkt dat het negatief affect van moeders niet significant samenhangt met de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen (F (4, 55) = 1.55, p = .19). Daarnaast blijkt dat er eveneens geen significante samenhang is tussen het negatief affect van vaders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen (F (4, 55) = 0.37, p = .83). Het negatief affect van moeders en vaders is dus niet significant geassocieerd met de pupilverwijding (aandacht) van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen.

Tabel 2.

De gemiddelde score van moeders en vaders op de NAS.

Negatief affect N M SD Skewness (SE) Kurtosis (SE)

Moeders 84 1.77 0.53 0.93 (0.26) -0.6 (0.52)

Totaalscore moeders 84 17.69 5.25 0.93 (0.26) -0.6 (0.52)

Vaders 74 1.76 0.60 1.04 (0.28) 0.52 (0.55)

Totaalscore vaders 74 17.62 6.03 1.04 (0.28) 0.52 (0.55)

Note. NAS = Negative Affect Schedule. De vragenlijst bestaat uit 10 negatieve emoties die gemeten werden op een

(16)

15 Discussie

In het huidige onderzoek is gekeken of de aandacht van baby’s van 12 maanden oud verschilt voor positieve, negatieve en neutrale emotionele gezichtsuitdrukkingen. Daarnaast is onderzocht of er een samenhang was tussen de negatieve emoties van vaders en moeders uit een niet-klinische steekproef en de aandacht van baby’s voor emoties van vreemden. De aandacht van baby’s voor emoties is onderzocht met eye-tracking waarbij gekeken werd naar de fysiologische maat van aandacht (pupilverwijding).

Negatieve aandachtsbias

Vanuit de resultaten blijkt dat de baby’s gemiddeld evenveel pupilverwijding (aandacht) vertonen bij het zien van de positieve, negatieve en neutrale gezichten. De hypothese dat de baby’s meer pupilverwijding (aandacht) vertonen voor een angstig gezicht dan voor een neutraal of blij gezicht wordt verworpen. In het huidige onderzoek is er geen sprake van een negatieve aandachtsbias bij de baby’s. Ten eerste komen de resultaten niet overeen met het onderzoek van Geangu en collega’s (2011) waarin werd gevonden dat baby’s van zes en 12 maanden meer pupilverwijding (meer aandacht/opwinding) vertonen voor een negatieve gezichtsuitdrukking dan voor een neutrale en een positieve gezichtsuitdrukking van leeftijdsgenoten. Mogelijk kan het verschil in resultaten komen doordat bij het onderzoek van Geangu en collega’s (2011) gebruik werd gemaakt van positieve en negatieve video’s met geluid van andere baby’s en doordat de video’s slechts een keer getoond werden. In het huidige onderzoek werd echter gebruik gemaakt van video’s van emotionele gezichtsuitdrukkingen van volwassenen en werden de emotionele gezichtsuitdrukkingen acht keer herhaald. Ten tweede zijn de resultaten niet consistent met de bevindingen van Gredebäck en collega’s (2012). Zij vonden dat baby’s van 14 maanden die door beide ouders werden opgevoed meer pupilverwijding vertoonden bij het zien van een angstig gezicht dan bij het zien van een neutraal gezicht in vergelijking met baby’s die alleen door hun moeder werden opgevoed. Wellicht worden de baby’s uit het huidige onderzoek voornamelijk opgevoed door hun moeder. Zo werken de moeders in het huidige steekproef gemiddeld minder uur (27 uur) dan de vaders (34 uur). Bovendien kan het verschil in resultaten veroorzaakt worden doordat de baby’s in het onderzoek van Gredebäck en collega’s (2012) statische stimuli van emotionele gezichtsuitdrukkingen te zien kregen, terwijl in huidig onderzoek de baby’s

(17)

16

dynamische stimuli van emotionele gezichtsuitdrukkingen te zien kregen. Ten derde kunnen de huidige resultaten veroorzaakt worden doordat de ouders geen extreme vormen van positieve of negatieve emoties tonen naar hun kind. Zo is gebleken dat baby’s van zeven maanden oud met zeer positieve moeders meer aandacht hebben voor negatieve emoties (de Haan et al., 2004), terwijl baby’s van zes maanden met depressieve moeders meer aandacht hebben voor positieve emoties ten opzichte van negatieve emoties (Striano et al., 2002). Dit suggereert dat blootstelling aan relatief veel positieve emoties nodig is voor het ontwikkelen van een negatieve aandachtsbias (Vaish et al., 2008).

Samengevat is er geen negatieve aandachtsbias gemeten met pupilverwijding bij de baby’s van 12 maanden oud. Dit kan mogelijk veroorzaakt zijn doordat de baby’s primair door hun moeder worden opgevoed, door de stimuli die de baby’s te zien kregen en/of doordat de ouders geen extreme mate van positieve of negatieve emoties vertonen.

Negatieve emoties van vaders en moeders

In het huidige onderzoek werd geen significante associatie gevonden tussen de negatieve emoties van vaders en moeders en de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. De hypothese dat het negatief affect van moeders en vaders significant samenhangt met de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen wordt verworpen. De resultaten van het huidige onderzoek komen overeen met de bevindingen van de Haan en collega’s (2004), namelijk dat de negatieve emoties van moeders niet samenhangen met de reacties van baby’s op gezichten bij een normaal ontwikkelende steekproef. Net zoals bij de Haan en collega’s (2004) was er in de huidige niet-klinische steekproef weinig variantie in negatieve emoties bij de ouders. Zo behaalden de moeders op de NAS een gemiddelde totaalscore van 17.69 en vaders een gemiddelde totaalscore van 17.62. Respondenten uit een klinische steekproef, bestaande uit depressieve mannen en vrouwen, behaalden een gemiddelde totaalscore van 24.99 op de NAS (Dunkley et al., In Press). Gesuggereerd kan worden dat de negatieve emoties in een niet-klinische steekproef een minder groot bereik hebben dan de negatieve emoties in klinische steekproeven. De resultaten komen tevens overeen met het onderzoek van Aktar en collega’s (2015) waarin bleek dat het negatief affect van vaders niet samenhangt met de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen. De onderzoekers vonden daarentegen wel een negatieve samenhang tussen

(18)

17

de negatieve emoties van moeders en de pupilverwijding van de baby’s voor gezichtsuitdrukkingen (Aktar et al., 2015). Deze samenhang werd niet in het huidige onderzoek gevonden. Aktar en collega’s (2015) gebruikten echter uitsluitend afbeeldingen van vrouwelijke gezichtsuitdrukkingen in plaats van dynamische stimuli van zowel mannelijke als vrouwelijke gezichten. Ten slotte zijn de huidige resultaten niet consistent met de onderzoeken waarbij gekeken werd naar de aandacht voor gezichten van baby’s met depressieve en baby’s met niet-depressieve moeders. Hieruit bleek dat baby’s met niet-depressieve moeders meer aandacht vertoonden voor een verdrietig gezicht dan baby’s met een depressieve moeder (Field et al., 1998; Striano et al., 2002). De theorie van Kuchuk en collega’s (1986), namelijk dat kinderen een voorkeur zouden hebben voor gezichtsuitdrukkingen die zij relatief weinig zien, wordt met het huidige onderzoek niet bevestigd. Mogelijk kan dit verklaard worden, doordat de ouders van de baby’s uit de niet-klinische steekproef alle basisemoties met enige frequentie vertonen naar hun kinderen, waardoor geen van de emoties relatief onbekend of nieuw voor hen is. Bovendien maakten Field en collega’s (1998) gebruik van EEG en Striano en collega’s (2002) van video opnames die gecodeerd werden. Mogelijk is met deze maten aandacht eenvoudiger te meten dan met pupilverwijding. Kortom, in dit onderzoek werd geen significante samenhang gevonden tussen de negatieve emoties van vaders en moeders en de aandacht van baby’s van 12 maanden oud voor emotionele gezichtsuitdrukkingen.

Aanbevelingen

Dit onderzoek heeft een aantal tekortkomingen. Ten eerste zijn de negatieve emoties van ouders onderzocht door middel van een zelfrapportage vragenlijst. Zelfrapportage vragenlijsten hebben een aantal nadelen. Met een zelfrapportagelijst wordt geen objectieve data verkregen, maar de subjectieve beleving van de respondent. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de respondenten de vragenlijst sociaal wenselijk beantwoorden, wat een vertekend beeld kan geven van de mate van negatieve emoties van ouders. Een oplossing voor deze nadelen is een gestructureerde observatie van het gedrag of in dit geval van de negatieve emoties van ouders (Bryman, 2012). In een vervolgonderzoek lijkt het zinvol om zowel een zelfrapportage vragenlijst als een observatie te gebruiken om de negatieve emoties van ouders te meten. Een tweede tekortkoming van het onderzoek is dat de steekproef in dit onderzoek voornamelijk bestond uit hoogopgeleide moeders en vaders. Dit maakt dat de steekproef onvoldoende representatief is voor laagopgeleide ouders uit

(19)

18

een normaal ontwikkelende steekproef. Om die reden zijn de huidige resultaten enkel te generaliseren naar andere hoogopgeleide ouders (Bryman, 2012). Aanbevolen wordt om in een vervolgonderzoek zowel laagopgeleide als hoogopgeleide ouders in de steekproef op te nemen, zodat een goede representatie ontstaat van ouders uit een normaal ontwikkelende steekproef. Ten derde zijn in dit onderzoek uitsluitend gezichten van vreemden getoond aan de baby’s. Voor vervolgonderzoek is het interessant te onderzoeken of er een verschil in aandacht is van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen van ouders of vreemden. Daarbij kan een soortgelijke opzet gebruikt worden als bij het onderzoek van Gredebäck en collega’s (2012), waarbij de baby’s zowel emotionele gezichtsuitdrukkingen van hun ouders als van vreemden te zien kregen. De baby’s vertoonden in dit onderzoek meer pupilverwijding (aandacht) bij het zien van een angstig gezicht in vergelijking met een neutraal gezicht van vreemden, maar dit verschil werd niet gevonden bij de gezichten van ouders. Het is waardevol om te onderzoeken of er een samenhang is tussen de negatieve emoties van ouders en de aandacht van baby’s voor gezichten van vreemden en gezichten van de ouders zelf. Ten slotte is aandacht van de baby’s voor emoties gemeten met één fysiologische maat, namelijk pupilverwijding. Voor een volgend onderzoek is het zinvol om meerdere meetinstrumenten voor het meten van aandacht te gebruiken, zoals EEG of de tijd dat een baby naar een gezicht kijkt. Op die manier kan worden gekeken of de uitkomsten van de verschillende meetinstrumenten met elkaar overeenkomen, dit geeft vervolgens een betrouwbaarder beeld van de aandacht van baby’s voor emotionele gezichtsuitdrukkingen.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden vanuit het huidige onderzoek dat de baby’s van 12 maanden oud geen negatieve aandachtsbias hebben ontwikkeld in hun pupil reacties, maar dat hun aandacht (pupilverwijding) voor positieve, negatieve en neutrale gezichten relatief gelijk is. Daarnaast is gebleken dat in dit onderzoek de negatieve emoties van zowel vaders als moeders uit een niet-klinische steekproef niet significant samenhangen met de aandacht van baby’s van 12 maanden oud voor emotionele gezichtsuitdrukkingen.

(20)

19 Referenties

Aktar, E., Mandell, D. J., de Vente, W., Majandžić, M., Oort, F. J., van Renswoude, D., Raijmakers,

M. E. J., & Bögels, S. M. (2015). Infants’ fearful temperament and mothers’ and fathers’ anxiety symptoms predict infants’ attention to facial expressions of emotion. In E. Aktar (Eds.), Exposure to parents’ negative emotions in early life as a developmental pathway in the intergenerational transmission of depression and anxiety (pp.113-132). Amsterdam: Ipskamp Drukkers

Avan, B., Richter, L. M., Ramchandani, P. G., Norris, S. A., & Stein, A. (2010). Maternal postnatal depression and children’s growth and behaviour during the early years of life: Exploring the interaction between physical and mental health. Archives of Disease in Childhood, 95, 690-695. doi:10.1136/adc.2009.164848

Beck, T. C. (1995). The effects of postpartum depression on maternal-infant interaction: A meta-analysis. Nursing Research, 44, 298-305. Geraadpleegd via http://ovidsp.tx.ovid.com.proxy.uba.uva.nl

Bögels, S. M., & Perotti, E. C. (2011). Does father know best? A formal model of the paternal influence on childhood social anxiety. Journal Child Family Study, 20, 171-181. doi: 10.1007/s10826-010-9441-0

Bögels, S. M., & Phares, V. (2008). Fathers’ role in the etiology, prevention and treatment of child anxiety: A review and new model. Clinical Psychology Review, 28, 539-558. doi:10.1016/j.cpr.2007.07.011

Bögels, S. M., Stevens, J., & Majdandžić, M. (2011). Parenting and social anxiety: Fathers’ versus

mothers’ influence on their children’s anxiety in ambiguous social situations. Journal of

Child Psychology and Psychiatry, 52, 599-606. doi:10.1111/j.1469-7610.2010.02345.x

Bradley, M. M., Miccoli, L., Escrig, M. A., & Lang, P. J. (2008). The pupil as a measure of emotional arousal and autonomic activation. Psychophysiology, 45, 602-607. doi: 10.1111/j.1469-8986.2008.00654.xo

Bryman, A. (2012). Social research methods (4th edition). United States: Oxforx University Press. Cichetti, D., & Toth, S. L. (1998). The development of depression in children and adolescents.

(21)

20

De Haan, M., Belsky, J., Reid, V., Volein, A., & Johnson, M. H. (2004). Maternal personality and infants’ neural and visual responsivity to facial expressions of emotion. Journal of Child

Psychology and Psychiatry, 45, 1209-1218. doi: 10.1111/j.1469-7610.2004.00320.x

Dunkley, D. M., Lewkowski, M., Lee, I. A., Preacher, K. J., Zuroff, D. C., Berg, J. L., … Westreich, R. (In Press). Daily stress, coping, and negative and positive affect in depression: Complex trigger and maintenance patterns. Behavior Therapy. Geraadpleegd via http://www.sciencedirect.com.proxy.uba.uva.nl:2048/science/article/pii/S0005789416300 34X

Feinman, S. (1982). Social referencing in infancy. Merrill-Palmer Quarterly, 28, 445-470. Geraadpleegd via http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/stable/23086154

Feldman, R., Granat, A., Pariente, C., Kanety, H., Kuint, J., & Gilboa-Schechtman, E. (2009). Maternal depression and anxiety across the postpartum year and infant social engagement, fear regulation and stress reactivity. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 48, 919-927. doi:10.1097/CHI.0b013e3181b21651

Field, T., Pickens, J., Fox, N. A., Gonzalez, J., & Nawrocki, T. (1998). Facial expression and EEG responses to happy and sad faces/voices by 3-month-old infants of depressed mothers.

British Journal of Developmental Psychology, 16, 485-494. doi:

10.1111/j.2044-835X.1998.tb00766.x

Geangu, E., Hauf, P., Bhardwaj, R., & Bentz, W. (2011). Infant pupil diameter changes in response to others’ positive and negative emotions. PloS ONE, 6 (11), 1-10. doi:10.1371/journal.pone.0027132

Goodman, S. H., & Gotlib, I. H. (1999). Risk for psychopathology in the children of depressed mothers: A developmental model for understanding mechanisms of transmission.

Psychological Review, 106, 458-490. doi: 10.1037/0033-295X.106.3.458

Gredebäck, G., Ericksson, M., Schmitow, C., Laeng, B., & Stenberg, G. (2012). Individual differences in face processing: Infants’ scanning patterns and pupil dilations are influenced by the distribution of parental leave. Infancy, 17, 79-101. doi: 10.1111/j.1532-7078.2011.00091.x

Gredebäck, G., Fikke, L., & Melinder, A. (2010). The development of joint visual attention: A longitudinal study of gaze following during interactions with mothers and strangers.

(22)

21

Gredebäck, G., Johnson, S., & von Hofsten, C. (2009). Eye tracking in infancy research.

Developmental Neuropsychology, 35(1), 1-19. doi: 10.1080/87565640903325758

Grossman, T. (2010). The development of emotion perception in face and voice during infancy.

Restorative Neurology and Neuroscience, 28, 219-236. doi:10.3233/RNN-2010-0499

Hunnius, S., de Wit, T. C. J., Vrins, S., & von Hofsten, C. (2011). Facing threat: Infants’ and adults’ visual scanning of faces with neutral, happy, sad, angry and fearful emotional expressions.

Cognition and Emotion, 25, 193-205. doi:10.1080/15298861003771189

Kuchuk, A., Vibbert, M., & Bornstein, M. H. (1986). The perception of smiling and its experiential correlates in three-month-old infants. Child Development, 57, 1054-1061. doi: 10.2307/1130379

Leppänen, J. M. (2011). Neural and developmental bases of the ability to recognize social signals of emotions. Emotion Review, 3, 179-188. doi: 10.1177/1754073910387942

Leppänen, J. M., & Nelson, C. A. (2009). Tuning the developing brain to social signals of emotions.

Nature Reviews. Neuroscience, 10, 37-47. doi:10.1038/nrn2554

Murray, L., Sinclair, D., Cooper, P., Ducournau, P., Turner, P., & Stein, A. (1999). The socioemotional development of 5-year-old children of postnatally depressed mothers.

Journal of Child Psychology and Psychiatry, 40, 1259-1271. doi:

10.1111/1469-7610.00542

Striano, T., Brennan, P. A., & Vanman, E. J. (2002). Maternal depressive symptoms and 6-month old infants’ sensitivity to facial expressions. Infancy, 3, 115-126. doi: 10.1207/S15327078IN0301_6

Vaish, A., Grossmann, T., & Woodward, A. (2008). Not all emotions are created equal: The negativity bias in social-emotional development. Psychological Bulletin, 134, 383-403. doi: 10.1037/0033-2909.134.3.383

Walden, T. A., & Ogan. T. A. (1988). The development of social referencing. Child Development,

59, 230-1240. doi: 10.2307/1130486

Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Developmental and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social

Psychology, 54(6), 1063-1070. Geraadpleegd via

(23)

22

Afbeelding omslagpagina:

Robinson, L., Saisan, J., Smith, M., & Segal, J. (2016). Helpguide. How to build a secure

attachment bond with your baby. Geraadpleegd op 29 juni 2016 via http://www.helpguide.org/articles/secure-attachment/how-to-build-a-secure-attachment-bond-with-your-baby.htm

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Patiënten lijken zich van alle media-aandacht echter weinig aan te trekken: ondanks de negatieve publiciteit is het imago van de Nederlandse ziekenhuizen nauwelijks geschaad

(antwoord is af te leiden uit de tekst: kwaliteit regionale zorg zou in Groningen en Friesland beter zijn dan in Limburg / in Groningen en Friesland zijn waarschijnlijk meer

The aim of the present study is to identify condition- transcending determinants of success of self- management interventions in two parallel individual patient data meta-analyses

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),

This was done by observing for how long rail signallers showed behaviours that were linked to observation, manual actions, planning behaviour, communication with team members

BUN indicates blood urea nitrogen; CRP, C-reactive protein; EPO, erythropoietin; ESAM, endothelial cell-selective adhesion molecule; GDF-15, growth differentiation factor 15;

Using examples and calculations on the Wikipedia graphs for nine different languages, we show why these rank correlation measures are more suited for measuring degree assortativity

This study aims to provide access through translation and historical annotation to an important untranslated medieval legal text, the Tractatus de jluminibus