• No results found

Client acceptance decision : mitigerende maatregelen om de risico’s te verkleinen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Client acceptance decision : mitigerende maatregelen om de risico’s te verkleinen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Client acceptance decision

Mitigerende maatregelen om de risico’s te verkleinen

Bas Bleeker (10574840)

Bachelor thesis, final version BSc Accountancy & Control Universiteit van Amsterdam

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Dhr J.J. Schipper, RA 29-06-2016

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Bas Bleeker, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt

origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

Aan een cliënt acceptatiebeslissing gaat een ingewikkeld proces vooraf. De risicoanalyse en risico adaptatiemaatregelen moeten ervoor zorgen dat alleen geschikte cliënten worden geaccepteerd.

In dit literatuuronderzoek is getracht maatregelen te vinden die dit cliënt acceptatieproces mitigeren. Als eerste is gekeken welke factoren bij dit proces spelen. Hierna is bekeken hoe het proces in de praktijk verloopt aan de hand van het model van Johnstone (2000). Vervolgens is aan de hand van de risico’s en mogelijke maatregelen, die gevonden is in de literatuur, een conclusie getrokken

Het blijkt dat weinig maatregelen, met uitzondering van het verhogen van de auditvergoeding en het inschakelen van gespecialiseerd personeel, invloed hebben op de cliënt acceptatiebeslissing. Maatregelen worden niet getroffen om de risico’s vooraf te verkleinen en het percentage acceptaties te verhogen, maar ze worden genomen om de risico’s achteraf te verkleinen. Ook is gekeken naar de invloed van onbewuste vooroordelen tijdens dit proces en worden alternatieve maatregelen gepresenteerd die het proces kunnen mitigeren. Dit onderzoek roept op voor meer onderzoek over strategieën voor een verbeterde besluitvorming bij cliënt acceptatiebeslissingen.

(4)

Inhoudsopgave

Verklaring eigen werk ... 1

Abstract ... 2 Inhoudsopgave ... 3 1. Inleiding ... 4 2. Theoretisch kader ... 7 2.2 Audit ... 7 2.3 ‘Client acceptance’ ... 8

2.4 Factoren die een rol spelen bij de cliënt acceptatiebeslissing ... 9

2.5 Cliënt acceptatieproces in de praktijk ... 10

3. De risico’s van het ‘client acceptance process’ ... 12

3.2 Risico’s model Johnstone ... 12

3.3 Aansprakelijkheidsrisico ... 12

3.3.1 Schadevergoedingen ... 13

3.3.2 Aansprakelijkheidsfricties ... 14

3.4 Onbewuste vooroordelen ... 14

4. Risico adaptatiemaatregelen ... 16

4.2 Maatregelen van Johnstone en van Johnstone en Bedard ... 16

4.3 Aansprakelijkheidsrisico mitigerende maatregelen ... 20

4.3.1 ‘Limited liability agreement’ ... 20

4.3.2 Financial statement insurance ... 22

4.4 Maatregelen tegen onbewuste vooroordelen ... 22

5. Samenvatting en Conclusie ... 24

Literatuurlijst ... 26

(5)

1. Inleiding

Een beslissing die vaak voorkomt bij accountantskantoren is de keuze om een cliënt wel of niet te accepteren. Aan deze beslissing, de 'client-acceptance decision', gaat een proces vooraf dat het 'client-acceptance process' wordt genoemd, waar de risicoanalyse een belangrijk onderdeel van is. Dit proces is erg belangrijk voor het accountantsberoep aangezien er nagedacht moet worden over de risico's die de cliënt met zich meebrengt, waardoor financiële schandalen zoals bij Enron, Parmalat of Ahold kunnen worden voorkomen. Door dergelijke schandalen zal de winstgevendheid van de opdracht dalen, aangezien dit veelal rechtszaken met zich meebrengt en dit zal reputatieschade aanbrengen. Belangrijk is dat de reputatie van het accountantskantoor, maar ook de collectieve reputatie het accountantsberoep niet wordt geschaad (Wittek, van der Zee en Mühlau, 2008).

Het proces bestaat uit drie onderdelen die ervoor moeten zorgen dat er een overwogen keuze wordt gemaakt, in acht nemende de 'business risk' van de cliënt, de 'audit risk' en de auditors 'business risk', wat goed wordt weergegeven in het model van Johnstone (2000). Deze fasen zijn uitgelegd als (1) 'screening clients based on their risk characteristics', (2) 'screening clients based on the audit firm's risk of loss on the engagement' en (3) ' more proactively adapting using strategies including adjusting the audit fee, making plans about necessary audit evidence, making plans about personnel assignment, and/or adjusting the amount of data collected during the client-acceptance process' (Johnstone, 2000).

Recentelijk is er veel onderzoek gedaan naar de manier waarop dit proces verloopt bij verschillende accountantskantoren, zoals door Wittek et al. (2008) binnen de Nederlandse tak van de branche. Zij combineren voorgaande onderzoeken van onder andere Johnstone (2000), Johnstone en Bedard (2003) en Gendron (2002). In dit soort onderzoeken komt naar voren dat het proces belangrijk is om bijvoorbeeld reputatieschade aan het accountantskantoor en rechtszaken tegen het kantoor te voorkomen (Irving en Walker, 2012). Choi, Doogar en Ganguly (2004) zien een groei in rechtszaken tegen accountantskantoren, maar ook in steeds hogere auditvergoedingen, schikkingen, en verzekeringskosten. Hieruit volgt dat het belangrijk is voor een accountantskantoor om de risico's goed in te schatten om deze extra kosten zoveel mogelijk te beperken of te voorkomen.

(6)

De professionele standaarden, zoals die van de AICPA, geven enige richting in het maken van de 'client-acceptance decision'. In sectie 220 wordt verklaard dat de regeling vereist van een accountantskantoor 'to obtain information considered necessary in the circumstances before accepting an engagement with a new client, when deciding whether to continue an existing engagement, and when considering acceptance of a new engagement with an existing client' (AICPA, 2012). In combinatie met sectie 315, waarin onderdelen van de 'risk-assessment' worden gegeven, geeft dit volgens Johnstone enige richting, maar verklaard niet hoe accountantskantoren deze 'risk-assessment' moeten uitvoeren (2000) (AICPA, 2012).

Ouertani en Damak Ayadi (2012) concluderen dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de derde fase uit het model van Johnstone (2000), de ‘active risk adaptation’. In deze derde stap probeert het kantoor actief de risico's van het contract bij ‘client-acceptance’ te verminderen door middel van bijvoorbeeld het vragen van een hogere vergoeding, het inschakelen van gespecialiseerd personeel, het beoordelen van welk bewijsmateriaal nodig en belangrijk is, en/of het aan te passen van de hoeveelheid data die wordt verzameld tijdens het proces (Johnstone, 2000).

Aan de hand van het model van Johnstone (2000), waar Johnstone zelf verder op in gaat in haar onderzoek samen met Bedard (2003), en aan de hand van andere factoren die een rol spelen bij de 'client-acceptance decision', wordt in dit literatuuronderzoek gekeken naar hoe een 'client-acceptance decision' tot stand komt. Ook wordt bekeken welke factoren een rol spelen en wordt getracht een antwoord te geven op de vraag: Welke maatregelen kunnen de risico’s van het ‘client acceptance process’ mitigeren en het aannemen van de cliënt aantrekkelijker maken?

In dit literatuuronderzoek zal specifiek worden onderzocht welke actieve maatregelen er in het ‘client-acceptance process’ door accountantskantoren worden gebruikt, wat daarvan de gevolgen zijn en er wordt beredeneerd of het loont voor de kantoren om hier meer aandacht aan te besteden en daarmee dus het de ‘business risk’, ‘audit risk’ en ‘auditors business risk’ te verlagen. Om tot een complete conclusie te komen worden ook andere risico’s beschreven en worden alternatieve maatregelen gegeven.

In het volgende hoofdstuk zullen de gebruikte begrippen uitgelegd worden. Hier worden ook de factoren die een rol spelen bij een acceptatiebeslissing gedefinieerd.

(7)

Aan de hand van het model van Johnstone (2000) zal aan het einde van het hoofdstuk het besluitvormingsproces bij een cliënt acceptatie in de praktijk worden geschetst. Hierna worden de risico’s die bij een cliënt acceptatiebeslissing komen kijken in hoofdstuk drie behandeld. In hoofdstuk vier zullen vervolgens de maatregelen die zijn gevonden in de literatuur worden gegeven en hieruit volgt in het laatste hoofdstuk een conclusie.

(8)

2. Theoretisch kader

In dit theoretisch kader zullen de gebruikte termen aan de hand van de theorie uit de artikelen worden gedefinieerd. Ook worden de factoren die een rol spelen bij het cliënt acceptatieproces behandeld. In de daarop volgende hoofdstukken wordt beschreven welke risico’s het proces met zich mee brengt en welke maatregelen toegepast kunnen worden om deze risico’s te mitigeren. Het model van Johnstone (2000) wordt in deze hoofdstukken als basis gebruikt om het proces te beschrijven. Alvorens dit proces aan bod komt, worden in alinea 2.2 enkele algemene termen besproken.

2.2 Audit

Definities in het accountantsberoep kunnen verwarrend zijn, aangezien veel instanties ze verschillend definiëren. Volgens het Amerikaanse instituut AICPA (Section 110, 1972) is het doel van een audit als volgt:

“The objective of the ordinary audit of financial statements by the independent auditor is the expression of an opinion on the fairness with which they present, in all material respects, financial position, results of operations, and its cash flows in conformity with generally accepted accounting principles.”

De definitie van Arens, Elder en Beasley (2012) is net iets anders, namelijk:

“Auditing is the accumulation and evaluation of evidence about information to determine and report on the degree of correspondence between the information and established criteria. Auditing should be done by a competent, independent person.”

Deze definities zijn deels gelijk, zoals het feit dat een accountant onafhankelijk dient te zijn en dat het een controle van de financiële verslaggeving is. Deze onafhankelijkheid is volgens Arens et al. (2012) belangrijk om het vertrouwen van gebruikers van de financiële verslaggeving te behouden. Ook zeggen zij dat een accountant bekwaam in zijn vak hoort te zijn. Zij zeggen dat een auditor gekwalificeerd dient te zijn om de criteria (standaarden) te begrijpen en hij dient bekwaam te zijn om te weten welke en hoeveel informatie er verzameld dient te worden.

Welke definitie er aangehouden wordt kan van belang zijn, hoewel ze inhoudelijk alleen een richtlijn geven. Om te verduidelijken hoe er precies moet worden gehandeld om een audit te verrichten, dient te worden gekeken naar eerdere

(9)

onderzoeken. Uit de definities van het AICPA (2012) en van Arens et al. (2012) volgt dat het de verantwoordelijkheid van de auditor is om te zorgen dat hij de materiële fouten vindt aan de hand van geëvalueerde informatie en een gepast oordeel over de financiële verslaggeving geeft met een ‘redelijke mate van zekerheid’. Aangezien dit de verantwoordelijkheid is van de auditor, loopt de auditor risico door bijvoorbeeld het verkeerde oordeel te geven waardoor er een hogere aansprakelijkheid is als het fout gaat (Laux en Newman, 2010). Hier wordt later verder op in gegaan bij de bespreking van het aansprakelijkheidsrisico.

In paragraaf 2.3 is beschreven wat de cliënt acceptatiebeslissing is en in paragraaf 2.4 zijn de factoren beschreven die bij deze beslissing komen kijken.

2.3 ‘Client acceptance’

Het accepteren van een cliënt als accountant(skantoor) kan voordelen en nadelen met zich mee brengen. Volgens Mironiuc, Chersan en Robu (2013) hangt de beslissing af van factoren van de auditor zelf (onafhankelijkheid en bekwaamheid), maar ook van een serie specifieke factoren van de cliënt. Over de keuze om een cliënt te accepteren zegt de standaard het volgende (AICPA, Section 210, 2012):

“The objective of the auditor is to accept an audit engagement for a new or existing audit client only when the basis upon which it is to be performed has been agreed upon through (a.) establishing whether the preconditions for an audit are present and (b.) confirming that a common understanding of the terms of the audit engagement exists between the auditor and management and, when appropriate, those charged with governance.”

Ten eerste moeten dus alle randvoorwaarden bekend zijn en ten tweede dat deze door de auditor en door het management van het bedrijf hetzelfde worden geïnterpreteerd. In de standaard wordt weinig inhoudelijk ingegaan op het risicoanalyseproces dat hieraan vooraf gaat en geeft alleen aan dat het belangrijk is om zo’n analyse te doen om tot een goed oordeel te komen in de oordeelvormingsfase. Elk accountantskantoor heeft dus zelf de verantwoordelijkheid om vorm te geven aan zo’n risicoanalyse. Onder anderen heeft Johnstone (2000) onderzoek gedaan naar hoe dit proces in de praktijk gebeurt en hiervan heeft zij een model gemaakt, wat in de volgende paragraaf wordt behandeld.

(10)

2.4 Factoren die een rol spelen bij de cliënt acceptatiebeslissing

Bij de keuze om een cliënt te accepteren komen een aantal factoren kijken. Arens et al. (2012) zeggen dat de meeste accountantskantoren een nieuwe cliënt eerst onderzoeken om de aanvaardbaarheid te bepalen. Volgens hen wordt dit meestal gedaan door een ervaren auditor die op een positie zit waar dit soort belangrijke keuzes worden gemaakt. Ook zeggen zij dat de auditor de acceptatiebeslissing zo vroeg mogelijk wil doen om kosten te voorkomen die niet terug te krijgen zijn. Arens et al. geven aan dat dit proces bestaat uit het onderzoeken van, voor zover mogelijk, de draagkracht van de potentiële cliënt in de economie, de financiële stabiliteit en de relatie met de vorige auditor (2012).

De standaard geeft aan dat bij een initiële auditovereenkomst de opvolgende auditor verplicht is om contact op te nemen met zijn voorganger (AICPA, Section 510, 2012). Volgens Arens et al. (2012) is deze communicatie en de informatie die hierbij wordt verkregen van belang voor de opvolgende auditor om te evalueren of deze de nieuwe cliënt zal accepteren. In de standaard staat dat de opvolgende auditor deze informatie mag gebruiken om tot een goed oordeel te komen over de financiële verslaggeving, maar in de standaard staat ook het volgende over deze informatie: “In reporting on the audit, the successor auditor should not make reference to the report or work of the predecessor auditor as the basis, in part, for the successor auditor's own opinion” (AICPA, Section 315, 2012). De opvolgende auditor moet dus zonder beïnvloed te worden een eigen mening vormen over de financiële verslaggeving van de cliënt, maar mag de informatie die hij krijgt wel gebruiken bij de cliënt acceptatiebeslissing.

Arens et al. geven aan dat naast de communicatie met de voorgaande auditor ook meer onderzoek gedaan kan worden door de opvolger. Hierbij kan gedacht

worden aan informatie verzameling via lokale advocaten, andere

accountantskantoren, banken en andere bedrijven. Soms wordt zelfs een professionele ‘detective’ ingeschakeld om informatie te verzamelen over de reputatie en achtergrond van de belangrijkste leden van het management (2012). Arens et al. geven aan dat dit vooral belangrijk is wanneer er geen voorgaande accountant is, de voorgaande accountant niet de benodigde informatie wil verschaffen of als er

(11)

indicaties van problemen ontstaan zijn door de communicatie met de voorganger (2012).

2.5 Cliënt acceptatieproces in de praktijk

Johnstone (2000) heeft een model geschetst in haar onderzoek door 137 ervaren partners en participanten van accountantskantoren te ondervragen. Johnstone is het eerst in het onderzoeken van de verschillende risico’s en de invloed daarvan op het gebruiken van actieve maatregelen en de cliënt acceptatie beslissing.

De eerste fase van het ‘client-acceptance model’ van Johnstone (2000) is de evaluatie van de relevante risico’s. Deze worden in het volgende hoofdstuk uitvoerig behandeld.

De tweede fase van het model is ‘risk adaptation’. Dit is het actief verminderen van de risico’s door de auditor die zijn gevonden in de risicoanalyse. In deze fase wordt actief gehandeld naar de risico’s die zijn gevonden in de eerste fase. Johnstone (2000) geeft drie mogelijke strategieën om op deze risico’s te reageren en ze zo te verminderen. De eerste strategie is het niet accepteren van een cliënt op basis van de gevonden risico’s die horen bij de cliënt. Dit impliceert een negatieve relatie tussen de gevonden risico’s en het aannemen van een cliënt. De tweede strategie is het niet accepteren van een cliënt op basis van de geschatte winstgevendheid van de overeenkomst, want een accountantskantoor wil door de overeenkomst met een cliënt winst maken. Aangezien de risico’s van een cliënt invloed hebben op de geschatte winstgevendheid, daalt door hogere risico’s de geschatte winst en wordt een cliënt afgewezen. De derde strategie is het gebruiken van actieve maatregelen om deze risico’s te verlagen. Hierdoor kan de waarschijnlijkheid van het accepteren van een cliënt groter worden (Johnstone, 2000).

(12)

FIGUUR 1

A model of the client-acceptance decision

In het volgende hoofdstuk worden alle risico’s behandeld waar rekening mee moet worden gehouden bij een cliënt acceptatiebeslissing. In paragraaf 3.2 zijn dat die uit het model van Johnstone en in de daaropvolgende paragrafen zijn dit de overige risico’s die zijn gevonden in de literatuur.

(13)

3. De risico’s van het ‘client acceptance process’ 3.2 Risico’s model Johnstone

De risico’s die Johnstone (2000) behandeld zijn in te delen in ‘client business risk’, ‘audit risk’ en ‘auditor business risk’. Het eerstgenoemde is het risico dat de economische staat van de cliënt verslechterd op de korte en/of lange termijn. ‘Audit risk’ is het risico dat de auditor materiële fouten in de jaarrekening niet ontdekt en daardoor een verkeerd oordeel geeft over deze jaarrekening en het ‘auditors business risk’ is het risico dat het accountantskantoor niks verdient of zelfs verlies maakt op het aangaan van de overeenkomst (AICPA, Section 315, 2012).

3.3 Aansprakelijkheidsrisico

Zoals al beschreven in de inleiding, is er een risico dat accountantskantoren worden aangeklaagd. Laux en Newman (2010) beschrijven in hun onderzoek de relatie tussen de aansprakelijkheid van de auditor en het accepteren van de cliënt. Gendron (2002) ziet een verhoging van het aantal regelovertredingen en een verslechtering van de onafhankelijkheid van accountants. Castarella, Jensen en Knechel (2010) zien in de Verenigde Staten een jaarlijks aantal van 4000 aangespannen rechtszaken. Deze aansprakelijkheid is een risico die in het model van Johnstone (2000) past bij het ‘auditor business risk’ aangezien er bijvoorbeeld een rechtszaak kan worden aangespannen door de cliënt, bij het ‘audit risk’ als een onbewuste fout door het accountantskantoor niet wordt gevonden, maar ook bij het ‘client business risk’ als een cliënt opzettelijk fouten maakt (Castarella et al., 2010). Bij het verliezen van zo’n aanklacht van een cliënt zal het accountantskantoor verlies/minder winst maken, aangezien dit leidt tot schadevergoedingen en aansprakelijkheidsfricties (Laux & Newman, 2010). Dit risico van aansprakelijkheid is volgens Laux & Newman een van de grootste risico’s waar rekening mee moet worden gehouden (2010).

Een accountant kan volgens Habib, Jiang, Bhuiyan en Islam (2014) niet worden aangeklaagd voor een ondermaatse audit, tenzij de cliënt wordt aangeklaagd voor een

incorrecte financiële verslaggeving door de aandeelhouders of andere

belanghebbenden. Zij zeggen dat ondermaatse controles de hoofdreden lijken te zijn voor rechtszaken tegen auditors. Zij zeggen daarentegen wel dat het gebrek aan

(14)

overeenstemming van de definitie van de kwaliteit van de financiële verslaggeving zorgen voor een mindere bruikbaarheid van eerdere onderzoeken (2014).

Laux en Newman (2010) onderscheiden binnen de aansprakelijkheid drie componenten, namelijk 1) de striktheid van het juridische regime, 2) de potentiële schadevergoedingen van de accountant naar de investeerders en 3) overige kosten die horen bij aansprakelijkheid, genaamd aansprakelijkheidsfricties, zoals reputatieschade en de procedurele kosten van een rechtszaak. De striktheid van het juridische regime wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, aangezien in vervolgonderzoeken uit zal moeten worden gegaan van een westers regime. Uit het onderzoek van Laux en Newman blijkt dat hogere potentiële schadevergoedingen leiden tot een lager percentage afwijzingen als het gaat om de cliënt acceptatiebeslissing. Dit komt doordat de kwaliteit van de audit stijgt en hiermee de waarde van de investeringsmogelijkheid en hierdoor is het mogelijk om de vergoeding te laten stijgen boven de extra verwachte kosten. In contrast concluderen zij dat aansprakelijkheidsfricties juist zorgen voor een hoger percentage afwijzingen (Laux & Newman, 2010). In de volgende sub paragrafen worden de potentiële schadevergoedingen en de aansprakelijkheidsfricties verder gespecificeerd.

3.3.1 Schadevergoedingen

Schadevergoedingen kunnen ontstaan doordat een accountantskantoor wordt aangeklaagd door onvoldoende professionele aanpak van de audit. Het kantoor moet de schade die de cliënt geleden heeft, vergoeden bij het verliezen van een rechtszaak (Habib et al., 2014). Seetharaman, Gul, & Lynn (2002) zeggen dat het daarom een plicht is van accountantskantoren om continue de aansprakelijkheidsrisico’s te evalueren en dit te verwerken in de planning en de prijs van de audit.

(15)

3.3.2 Aansprakelijkheidsfricties

Als een accountantskantoor wordt aangeklaagd, geeft dit een signaal naar de buitenwereld. Dit signaal kan reputatieschade voor de kwaliteit van de diensten van het kantoor veroorzaken. Hierdoor zullen huidige cliënten kunnen besluiten de overeenkomst te verbreken en nieuwe cliënten zullen minder snel een overeenkomst aangaan (Seetharaman et al., 2002; Habib et al., 2014). De extra procedurele kosten vallen ook onder de aansprakelijkheidsfricties. Denk hierbij aan kosten van een advocaat en extra werkuren die gemaakt moeten worden (Laux & Newman, 2010).

3.4 Onbewuste vooroordelen

Als wordt beredeneerd waarom veel maatregelen om de risico’s te verlagen niet of pas achteraf worden getroffen, kan ook vanuit de behavioral auditing worden gekeken. Dit is een opkomende stroming binnen de beroepsgroep die veel betekenis kan geven aan problemen door ze vanuit een psychologisch perspectief te bekijken. Het grootste nadeel bij een verkeerde keuze bij ‘cliënt accepatance’, zijn de verliezen die een accountantskantoor maakt. Aan de ene kant is dit verlies financieel en aan de andere kant treedt er reputatieschade voor het kantoor maar ook voor de hele branche op. Vanuit de behavioral auditing wordt vooral gekeken naar onbewuste fouten, die niet volgen uit fraude of manipulatie. Deze fouten komen voort uit onbewuste vooroordelen (Bazerman, Loewenstein & Moore, 2002).

Het probleem bij de cliënt acceptatiebeslissing is dat maatregelen vaak pas achteraf plaatsvinden of dat de getroffen maatregelen niet zorgen voor een verhoging van het percentage van cliënten dat wordt geaccepteerd (Arens et al., 2012; Johnstone, 2000). Dit zou kunnen komen doordat er een psychologische reden achter zit. Het is moeilijker dan het lijkt om bij een bepaalde keuze de auditor bewust te maken van zijn vooroordelen en deze te voorkomen (Bettinghaus, Goldberg en Lindquist, 2014). Op het moment dat een bepaalde auditor of een accountantsteam voor de keuze staat om een cliënt te accepteren, is er sprake van een conflict of interest, aangezien een accountant risico’s inschat, maar zelf ingehuurd wordt door deze cliënt (Arens et al., 2012). Deze ‘self-interest’ resulteert in vooroordelen, doordat onbewust mentaal stappen worden overgeslagen (Milkman, Chugh & Bazerman, 2009). Milkman et al. (2009) zeggen dat fouten in de besluitvorming bij accountants kostbaarder zijn geworden door de tijd heen en alleen maar kostbaarder gaan worden.

(16)

Zij zeggen dat dit komt doordat bedrijven meer industrieel worden in plaats van agrarisch, maar ook door globalisering. Hierdoor is er steeds meer geld gemoeid met deze fouten.

Bazerman et al. (2002) geven drie oorzaken voor onbewuste vooroordelen. De eerste is ambiguïteit. Doordat informatie op meerdere manieren valt te interpreteren ontstaat dubbelzinnigheid. De tweede oorzaak is de verbondenheid met de cliënt. Het is in het voordeel van de accountant om een goede relatie te onderhouden met de cliënt, omdat deze de accountant kan ontslaan bij slechte resultaten. Dit wordt ook wel een fundamentele weeffout genoemd, aangezien de accountant onafhankelijk moet handelen in het belang van aandeelhouders en andere belanghebbenden, maar wordt betaald door de cliënt. De derde oorzaak die Bazerman et al. geven is goedkeuring. Hiermee wordt bedoeld dat een accountant wordt beïnvloed door een verklaring, zoals een financiële verslaggeving, die door een ander is gemaakt. Hierdoor zal een bepaalde bias van een ander die in lijn ligt met de bias van een auditor worden versterkt (2002).

Tversky en Kahneman (1974) delen het besluitvormingsproces als eersten op in twee types. ‘Systeem 1 denken’ betekent dat er vanuit intuïtie wordt gehandeld, wat vaak snel, automatisch, zonder inspanning, impliciet en emotioneel wordt gedaan. ‘Systeem 2 denken’ gebeurt langzamer, bewuster, met meer inspanning, expliciet en logisch (Stanovich & West, 2000). Vaak hebben auditors een te kort aan informatie of lukt het niet om geschikte informatie te vinden. Ook hebben zij vaak te maken met tijdsdruk en hebben zij een budget. Veel keuzes worden, zeker als de auditor het druk heeft, genomen op basis van systeem 1 denken (Milkman et al., 2009). Dit is volgens Milkman et al. niet altijd de verkeerde keuze, maar toch is een meer overwogen keuze vanuit systeem 2 denken vaak beter (2009).

Binnen het proces van cliënt acceptatie zal rekening moeten worden gehouden met dit soort vooroordelen. Veel accountantskantoren hebben eigen manieren om de risico’s en maatregelen te evalueren, maar toch hebben deze maatregelen weinig invloed op het accepteren van een cliënt (Johnstone, 2000; Arens et al., 2012). In het volgende hoofdstuk worden maatregelen besproken die het cliënt acceptatieproces kunnen mitigeren.

(17)

4. Risico adaptatiemaatregelen

In dit hoofdstuk wordt gekeken welke maatregelen gebruikt worden in de praktijk en wat hun invloed is op de keuze om de cliënt te accepteren. Ook nog niet eerder behandelde maatregelen komen aan bod. Ook wordt beredeneerd waarom bepaalde maatregelen pas worden toegepast als de cliënt al is geaccepteerd. Als eerste wordt hieronder beschreven wat risico adaptatie inhoudt.

Het actief handelen om het ‘client business risk’, het ‘audit risk’ en het ‘auditor business risk’ te verkleinen of minder relevant te maken heet ‘risk adaptation’. Elk accountantskantoor heeft ook hier zijn eigen manieren voor (Johnstone, 2000). Wittek et al. beschrijven in hun onderzoek over de strategie van Nederlandse accountantskantoren (2008). Zij maken binnen die strategie onderscheid tussen twee dimensies, namelijk de commerciële en de professionele oriëntatie. Bij een sterke commerciële oriëntatie is een risico acceptabel als de verwachte opbrengsten van een verbintenis hoger zijn dan de verwachte kosten. Bij een hoge professionele oriëntatie wordt vooral de nadruk gelegd op de reputatie van het accountantskantoor en het beroep in het algemeen. Bij het maken van cliënt acceptatiebeslissingen is bij een hoge commerciële oriëntatie vooral de winst van het kantoor van belang en bij een hoge professionele oriëntatie zijn vooral de normen en waarden belangrijk zoals de onafhankelijkheid en professionele expertise (Wittek et al., 2008). Volgens Gendron (2002) is het van belang dat beide oriëntaties aanwezig zijn bij een accountantskantoor, aangezien anders de ‘going concern’ van een kantoor in gevaar komt.

Elk kantoor heeft, zoals volgt uit het voorgaande, een eigen manier van het omgaan met de cliënt acceptatiebeslissing en dus met de manieren van het verlagen van de risico’s. In de volgende paragraaf wordt beschreven aan de hand van het model van Johnstone (2000) en het model van Johnstone en Bedard (2003) welke maatregelen er zijn en welke worden gebruikt in de praktijk.

4.2 Maatregelen van Johnstone en van Johnstone en Bedard

De maatregelen die Johnstone in haar model heeft getest zijn een hogere vergoeding te vragen, gespecialiseerd personeel in te schakelen, te beoordelen welk

(18)

bewijsmateriaal nodig en belangrijk is, en/of de hoeveelheid data die wordt verzameld tijdens het proces aan te passen van (Johnstone, 2000).

Hypothese 5 van Johnstone test of de gebruikte actieve maatregelen invloed hebben op de cliënt acceptatiebeslissing en of deze maatregelen als bemiddelaar significant zijn. De uitkomst van het onderzoek van Johnstone is dat deze maatregelen geen invloed hebben op de cliënt acceptatiebeslissing en dat deze daarmee als bemiddelaar ook niet significant kan zijn (Johnstone, 2000). Uit de gevonden waarden voor hypothese H4 blijkt dat er wel wordt gekeken naar welke actieve maatregelen ingezet kunnen worden om het risico te verlagen, maar dat de genoemde maatregelen geen invloed hebben op de gemaakte cliënt acceptatiebeslissing.

In het model van Johnstone en Bedard (2003) wordt het model dat is geïntroduceerd door Johnstone in 2000 gebruikt en worden in een nieuwe model twee mogelijke maatregelen gebruikt om het risico van het accepteren van de cliënt te verlagen, namelijk het inschakelen van gespecialiseerd personeel en het verhogen van de vergoeding voor de controle. Dit model is te zien in figuur twee.

(19)

FIGUUR 2:

A model for the client acceptance decision-making process

Dit model geeft een stappenplan weer met bovenaan de risicoanalyse, waarin wordt gekeken hoe hoog de ‘client business risk’, de ‘audit risk’ en de ‘auditor business risk’ zijn. Aan de hand van deze risico’s wordt ingeschat of de vergoeding op het juiste niveau is. Als dit het geval is, wordt de cliënt aangenomen en als dit niet het geval is,

(20)

zijn er mogelijke risico verlagende maatregelen (Johnstone & Bedard, 2003). Later in dit onderzoek worden er meer risico verlagende maatregelen gegeven.

In het model van Bedard en Johnstone (2003) worden er specifiek twee maatregelen apart getest. Dit zijn het verhogen van de vergoeding en het inschakelen van gespecialiseerd personeel. Dit is gedaan omdat deze twee maatregelen volgens hun het meest relevant zijn voor de ‘client acceptance decision, maar ook omdat deze twee factoren in het initiële bod staan van een accountantskantoor. Hieruit volgt dat deze strategieën waarschijnlijk vóór het accepteren van een cliënt worden gebruikt. In het onderzoek wordt gevonden dat het geëvalueerde ‘audit risk’, met het inschakelen van gespecialiseerd personeel als bemiddelaar, invloed heeft op het maken van de cliënt acceptatiebeslissing. Aan de andere kant wordt gevonden dat de evaluatie van het ‘client business risk’, met als bemiddelaar het inschakelen van gespecialiseerd personeel, geen invloed heeft op de cliënt acceptatiebeslissing. Ook wordt er gevonden dat het vragen van een hogere vergoeding de negatieve relatie verminderd tussen het ‘client business risk’ en de cliënt acceptatiebeslissing en deze relatie wordt ook gevonden voor het ‘audit risk’ en de cliënt acceptatiebeslissing (Johnstone & Bedard, 2003).

Uit deze twee onderzoeken volgt dat er daadwerkelijk maatregelen worden genomen op basis van het gevonden risico, maar dat de meesten weinig invloed hebben op de gemaakte cliënt acceptatiebeslissing, met uitzondering van het verhogen van de vergoeding en het inschakelen van gespecialiseerd personeel. Deze twee specifieke strategieën verlagen het risico en zijn effectief als de kosten van deze strategieën niet hoger zijn dan de opbrengsten (Johnstone, 2000; Johnstone & Bedard, 2003). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de overige maatregelen pas toegepast worden als al bekend is of de cliënt geaccepteerd gaat worden. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat accountantskantoren de risico’s veelal enkel analyseren en gebaseerd hier op nieuwe cliënten met acceptabele risico’s kiezen (Johnstone & Bedard, 2004). De gevonden huidige situatie wordt weergegeven in figuur 3. Aan de hand van deze situatie wordt in de conclusie een voorstel gedaan voor vervolgonderzoek.

(21)

FIGUUR 3:

Huidige situatie omtrent het ‘client acceptance proces’

4.3 Aansprakelijkheidsrisico mitigerende maatregelen 4.3.1 ‘Limited liability agreement’

Uit de modellen van Johnstone (2000) en van Johnstone en Bedard (2003) blijkt dat de beschreven maatregelen een beperkte invloed hebben op de cliënt

acceptatiebeslissing. Om het aansprakelijkheidsrisico, en daarmee de

aansprakelijkheidsfricties en potentiële schadevergoedingen, te verlagen kan ook nog een ander middel worden gebruikt. Een maatregel tegen deze aansprakelijkheid van een accountantskantoor is een ‘auditor liability limitation agreement’ (Flores, 2011). Zo’n contract kan drie vormen aannemen, namelijk het opnemen van 1) een maximale aansprakelijkheid (‘liability cap’), 2) een proportionele aansprakelijkheid en 3) een beperking van aansprakelijkheid (Commission Recommendation, 2008).

De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan in 2008 voor ‘auditor liability limitation agreements’ met bovengenoemde eigenschappen (Commission Recommendation, 2008). Dit deden zijn omdat zij zag dat er grote risico’s waren voor accountantskantoren om in te storten na een grote rechtszaak of een aantal kleinere rechtszaken, aangezien er te weinig wordt gedekt door de verzekeringen (Flores, 2011). Volgens Flores (2011) moet dit voorstel gegrondvest zijn op bepaalde aspecten van het publieke belang, zoals het beschermen tegen een financiële crisis. Het zou niet acceptabel zijn als accountants die hun beroep onvoldoende professioneel bedrijven, weg komen zonder dat er maatregelen tegen hun getroffen wordt (2011). Hieruit volgt dat in zo’n contract ook de negatieve gevolgen voor de maatschappij meegerekend moeten worden.

(22)

Het voorstel van de Europese Commissie (Commission Recommendation, 2008) om een beperking van aansprakelijkheid toe te passen, is eigenlijk alleen mogelijk in het Verenigd Koninkrijk. In dat land is het namelijk toegestaan om voor een jaar niet aansprakelijk gesteld te worden door derden. Dit onderzoek richt zich niet specifiek op het Verenigd Koninkrijk en daarom zal op deze maatregel niet verder worden ingegaan (Flores, 2011).

Door huidige onduidelijke wetgeving over aansprakelijkheid worden de risico’s niet goed ingeschat (Flores, 2011). Flores (2011) beargumenteert dat een ‘liability cap’ positief kan zijn voor het risicoanalyseproces, aangezien accountants zich nu sneller houden aan de minimale vereisten van zo’n analyse. Echter concludeert hij dat een geschil met een cliënt met hoge financiële risico’s vaak eindigt in een schikking en een ‘liability cap’ zou dan logischerwijs op het bedrag van de schikking worden gesteld, waardoor deze ‘liability cap’ geen effect heeft (Kaplan, 1987; Flores, 2011).

Ook zegt Flores (2011) dat in het huidige systeem kleinere

accountantskantoren kunnen worden afgeschrikt om grotere cliënten aan te nemen, doordat zij zich bewust worden van de onevenredige aansprakelijkheid. Hij zegt dat daarom een proportionele aansprakelijkheid meer gepast is om te zorgen dat accountantskantoren de goede stimulansen hebben. Dit houdt in dat accountantskantoren alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade die zij zelf hebben veroorzaakt. Echter is dit geen goede naam voor deze maatregel, aangezien bij proportionele aansprakelijkheid alle schade kan worden verhaald, totdat de activa volledig uitgeput zijn (Flores, 2011).

Er bestaat wel al een vorm van proportionele aansprakelijkheid, namelijk doordat veel accountantskantoren contracten met elkaar hebben, die gelden als een verzekering. Zo kan het zijn dat een relatief klein bedrijf aansprakelijk wordt gesteld, maar als deze onvoldoende liquiditeit heeft, dat andere accountantskantoren dit opvangen. Dit leidt echter tot complicaties bij aanhoudende rechtszaken, aangezien niet alleen de direct betrokkenen aansprakelijk worden gehouden, maar alle bedrijven in het netwerk en het overkoepelende bedrijf. Hierdoor kunnen bij aanhoudende aansprakelijkheid meerdere kantoren failliet gaan (Flores, 2011).

De voorgestelde vorm van proportionele aansprakelijk zou een goede oplossing kunnen zijn om het accepteren van een cliënt te bevorderen en daarmee te

(23)

zorgen dat niet alle bedrijven in het netwerk en het overkoepelende bedrijf aansprakelijk kunnen worden gesteld voor geleden verliezen door het falen van een auditor (Flores, 2011).

4.3.2 Financial statement insurance

Cunningham (2004) beargumenteert dat het oude systeem van verzekeren van accountantskantoren onderling impliceert dat de kwaliteit van een audit, de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving of de aansprakelijkheid niet kunnen worden beïnvloed, doordat het wordt behandeld alsof ze een natuurramp zijn. Echter zegt hij dat het door mensen en dus ook auditors kan worden beïnvloed en hij stelt daarom een nieuw model voor, wat hij ‘financial statement insurance’ noemt. In dit model verzekerd het bedrijf zelf haar financiële verslaggeving en zal de

verzekeringsmaatschappij het accountantskantoor weer inhuren. De

verzekeringspremie die dan betaald wordt geeft zo het vertrouwen in de financiële verslaggeving weer. Op deze manier zal de verzekeringsmaatschappij aansprakelijk zijn voor het aansprakelijkheidsrisico en hoeft het accountantskantoor deze kosten niet door te berekenen en zal dit wellicht een indirect effect hebben op de aandeelhouders (Cunningham, 2004).

De invloed van de ‘limited liability agreement’, zoals een maximale aansprakelijkheid, een proportionele aansprakelijkheid of een beperking van aansprakelijkheid alsook een verzekering van de financiële verslaggeving zou in het model van Johnstone kunnen worden getest. Hierdoor zou meer duidelijkheid kunnen ontstaan over de invloed van deze voorgestelde maatregelen op de cliënt acceptatiebeslissing.

In de volgende paragraaf wordt, aan de hand van behavioral auditing, een mogelijk nieuwe verklaring gegeven voor het feit dat veel maatregelen vooraf niet zorgen voor een verhoogd percentage geaccepteerde cliënten.

4.4 Maatregelen tegen onbewuste vooroordelen

In de literatuur is een aantal maatregelen gevonden om self-interest vooroordelen tegen te gaan, welke hieronder worden beschreven. Een nieuw model waar vooroordelen meegenomen worden in de besluitvorming van de cliënt

(24)

acceptatiebeslissing zal meer duidelijkheid geven over het denkproces in deze situatie. Hier wordt later in de conclusie meer op ingegaan.

Bij een besluitvormingsproces wordt altijd getracht de beste keuze te maken (Milkman et al., 2009). Volgens Milkman et al. (2009) is de optimale keuze één waarbij de beslissingsnemer deze keuze als best acht, ongeacht of de beslissingsnemer haar eigen keuze of die van een ander aan het evalueren is. Dit valt volgens hun te bereiken door meer van systeem 1 naar systeem 2 denken te gaan. Hiervoor worden een aantal strategieën door Milkman et al. voorgesteld (2009).

De eerste strategie is om het proces meer analytisch te maken. Hierdoor kan door het gebruik van lineaire modellen volgens hun veel vooroordelen worden voorkomen. De tweede strategie is het aannemen van de beslissingsmaker van het perspectief van een buitenstaander (Milkman et al., 2009). Hierdoor kan de overmoedigheid over de kennis en de vooroordelen die ontstaan over een cliënt verkleinen (Gigerenzer, Hoffrage, & Kleinbölting, in Milkman et al., 2009). Ook kan hiervoor een buitenstaander naar zijn mening worden gevraagd. Als derde strategie geven Milkman et al. (2009) het aanmoedigen van beslissingsmakers om het tegenovergestelde van wat op het punt staan te besluiten te overwegen.

Bettinghaus et al. (2014) zegt hierover dat niet alleen de alternatieve keuzes, maar ook alternatieve onderliggende assumpties moeten worden overwogen. Volgens hun zouden bij het maken van een cliënt acceptatiebeslissing alle onderliggende risico evaluatiemethodes moeten worden bekeken. Door een nieuw cliënt acceptatieproces te creëren waarbij zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met de mogelijke vooroordelen zullen deze vooroordelen en de overige risico’s worden gemitigeerd.

(25)

5. Samenvatting en Conclusie

In dit literatuuronderzoek is getracht een antwoord te vinden op de vraag welke maatregelen de risico’s, die bij een cliënt acceptatiebeslissing komen kijken, mitigeren. De discussie is vooral ontstaan uit het steeds groter wordende aantal rechtszaken tegen accountantskantoren.

Het blijkt dat weinig maatregelen invloed hebben op de cliënt acceptatiebeslissing. Maatregelen worden niet getroffen om de risico’s vooraf te verkleinen en het percentage acceptaties te verhogen, maar ze worden genomen om de risico’s achteraf te verkleinen. Cliënten worden op basis van het ingeschatte ‘client busniness risk’, het ‘audit risk’ en het ‘auditor business risk’ aangenomen om zo de risico’s in het cliëntenportfolio af te wegen tegen de winstgevendheid van deze overeenkomsten.

Een aantal andere factoren die getest zouden kunnen worden in het model van Johnstone zijn de ‘limited liability agreement’, zoals een proportionele aansprakelijkheid, en alternatieve constructies, zoals de ‘financial statement insurance’, waardoor een verzekeringsmaatschappij de werkgever van het accountantskantoor wordt. Het testen van deze maatregelen kan duidelijkheid geven over de invloed op de risico’s en de cliënt acceptatiebeslissing, mits het model van Johnstone correct geformuleerd is. Ook zouden ze kunnen worden getest in het model van Johnstone en Bedard om een beter beeld te krijgen van hun afzonderlijke invloed.

De aanhoudende groei van het aantal rechtszaken bij accountantskantoren zorgt voor kritiek op het huidige systeem van verzekeren. Het oude systeem van verzekeren tussen accountantskantoren blijkt niet optimaal te zijn, doordat kleinere accountantskantoren afgeschrikt worden om grote cliënten aan te nemen. Ook wordt gezegd dat de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving en de aansprakelijkheid niet kan worden verbeterd in het oude systeem, maar in het voorgestelde nieuwe systeem kan de aansprakelijkheid worden verschoven van accountantskantoren naar verzekeringsmaatschappijen. Deze verschuiving zal mogelijk een positief hebben op zowel de kwaliteit van de verslaggeving als op de financiële positie van de cliënt.

(26)

Vanuit het perspectief van de behavioral auditing zou een nieuw model geschetst moeten worden die rekening houdt met de vooroordelen van de accountant tijdens het besluitvormingsproces. Deze vooroordelen zullen nooit helemaal tegengegaan kunnen worden, maar accountants zouden zich tijdens het proces vooral bewuster kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van deze vooroordelen.

Dit literatuuronderzoek laat voldoende ruimte over voor vervolgonderzoeken. Er zijn namelijk limiterende factoren van dit onderzoek die in verdere onderzoeken meer tot hun recht komen. Ten eerste is er nog nooit onderzoek gedaan naar de vooroordelen van een accountants bij de cliënt acceptatiebeslissing. Ten tweede is dit onderzoek zelf geen empirisch onderzoek en kunnen er geen absolute conclusies worden getrokken. Als laatste slaat de gebruikte literatuur niet allemaal op de Nederlandse situatie.

Verder onderzoek zou zich moeten richten op de ontwikkeling van een nieuw systeem voor het ‘client acceptance proces’. Hierbij moet onderscheidt worden gemaakt tussen bedrijven met een commerciële en een professionele oriëntatie om een goede inschatting te maken van welk soort bedrijf welke keuzes maakt en wil maken. Hierbij is van belang dat er een antwoord wordt gevonden op de vraag of accountants bij een cliënt acceptatiebeslissing geneigd zijn om te handelen op hun intuïtie of meer rationeel. Ook moet worden onderzocht welke maatregelen vooral vooraf kunnen zorgen voor een hoger percentage geaccepteerde cliënten, aangezien nog altijd bedrijven met potentie door accountantskantoren worden afgewezen. Deze bedrijven hebben hulp nodig van accountants om hun risico’s te verlagen en een sterke financiële verslaggeving te creëren. Dit artikel roept op voor meer onderzoek over strategieën voor een verbeterde besluitvorming bij cliënt acceptatiebeslissingen.

(27)

Literatuurlijst

AICPA (1972). Clarified Statements on Auditing Standards, Section 110: Responsibilities and Functions of the Independent Auditor

AICPA (2012). Clarified Statements on Auditing Standards, Section 315:

Understanding the Entity and Its Environment and Assessing the Risks of Material Misstatement

AICPA (2012). Clarified Statements on Auditing Standards, Section 510: Opening Balances— Initial Audit Engagements, Including Reaudit Engagements AICPA (2012). Clarified Statements on Auditing Standards, Section 220: Quality

Control for an Engagement Conducted in Accordance With Generally Accepted Auditing Standards

AICPA (2012). Clarified Statements on Auditing Standards, Section 10: A Firm’s System of Quality Control.

Arens, A.A, R.J. Elder & M.S. Beasley (2012). Auditing and Assurance Services: An integrated approach. Edinburgh: Pearson.

Bazerman, Max H., Loewenstein, George., & Moore, Don A. (2002). Why good

accountants do bad audits.(Unconscious bias is the main cause of bad

audits). Harvard Business Review, 80(11), 96.

Bettinghaus, B., Goldberg, S., & Lindquist, S. (2014). Avoiding Auditor Bias and Making Better Decisions. Journal of Corporate Accounting & Finance, 25(4), 39-44.

Castarella, Jeffrey R., Jensen, Kevan L., & Knechel, W. Robert. (2010). Litigation risk and audit firm characteristics.(Report). Auditing: A Journal of Practice & Theory, 29(2), 71.

Choi, J., Doogar, R., & Ganguly, A. (2004). The Riskiness of Large Audit Firm Client Portfolios and Changes in Audit Liability Regimes: Evidence from the U.S. Audit Market*. Contemporary Accounting Research, 21(4), 747-785.

Commission Recommendation (2008). Concerning the limitation of the civil liability of statutory auditors and audit firms. Official Journal of the European Union, L162/39.

Cunningham, Lawrence A. (2004). Choosing gatekeepers: The financial statement insurance alternative to auditor liability. UCLA Law Review, 52(2), 413-475. Flores, C. (2011). New Trends in Auditor Liability. European Business Organization

Law Review, 12(3), 415-436.

Gendron, Y. (2002). On the role of the organization in auditors’ client-acceptance decisions. Accounting, Organizations and Society, 27(7), 659-684.

Habib, Jiang, Bhuiyan, & Islam. (2014). Litigation risk, financial reporting and

auditing: A survey of the literature. Research in Accounting Regulation, 26(2), 145-163.

Irving, J., & Walker, P. (2012). Auditor Resignations and the Importance of Monitoring Client Acceptance Risk. Current Issues in Auditing, 6(1), 7-11.

(28)

Johnstone, K. (2000). Client-Acceptance Decisions: Simultaneous Effects of Client Business Risk, Audit Risk, Auditor Business Risk, and Risk Adaptation. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 19(1), 1.

Johnstone, K., & Bedard, J. (2003). Risk Management in Client Acceptance Decisions. The Accounting Review, 78(4), 1003-1025.

Johnstone, K., & Bedard, J. (2004). Audit firm portfolio management decisions. Journal of Accounting Research, 42(4), 659-32.

Kaplan, R. (1987). Accountants' liability and audit failures: When the umpire strikes out. Journal of Accounting and Public Policy, 6(1), 1-8.

KPMG. (2013). Professional judgment framework: Understanding and developing professional judgment in Auditing. Retrieved from:

http://www.kpmguniversityconnection.com/Downloads/ProfJudg/ KPMG-UC-ProfJudg-Summary.pdf

Marilena Mironiuc, Ionela-Corina Chersan, & Ioan-Bogdan Robu. (2013). The Influence of the Client’s Background on the Auditor’s Decision in Acceptance the Audit Engagement. Communications of the IBIMA, 2013(567289), 1- 16.

Milkman, Katherine L., Dolly Chugh, and Max H. Bazerman (2009). How can decision making be improved? Perspectives on psychological science 4.4 (2009), 379-383.

Moore, D. A., Tanlu, L., & Bazerman, M. H. (2010). Conflict of interest and the intrusion of bias. Judgment and Decision Making, 5(1), 37.

Seetharaman, Ananth, Gul, Ferdinand A., & Lynn, Stephen G. (2002). Litigation risk and audit fees: Evidence from UK firms cross-listed on US markets. The

Journal of Accounting and Economics, 33(1), 91.

Tversky, A., & Kahneman, D. (1974). Judgment under uncertainty: Heuristics and biases. Science, 185(4157), 1124-1131.

Wittek, R., van der Zee, T., Mühlau, P. (2008). Client acceptance decisions of Dutch auditing partners. Journal of Management and Governance 12, 93-115.

(29)

6. Methode

In dit literatuuronderzoek is gekeken naar de mogelijke maatregelen die een cliënt acceptatiebeslissing mitigeren. Hiervoor is gebruik gemaakt van artikelen die gevonden zijn via Google Scholar en de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. De gebruikte termen zijn onder andere ‘auditing’, ‘client acceptance decision’, ‘risk management’, ‘auditor bias’ en ‘auditor liability’. De journals waaruit deze artikelen afkomstig zijn, zijn onder andere ‘Auditing: A Journal of Practice & Theory’, The Accounting Review’, ‘Research in Accounting Regulation’ en ‘Perspectives on psychological science’. Ook is gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode. Doormiddel van het gebruik van artikelen waarnaar verwezen wordt in gebruikte literatuur is een compleet beeld geschetst in dit onderzoek. Getracht is om vooral recente artikelen te gebruiken om zo te zorgen dat dit onderzoek relevant is. Zo zijn de meeste artikelen die gebruikt zijn van rond het jaar 2010, met de nodige uitzonderingen om het onderzoek compleet te maken. Zo zijn de artikelen van Johnstone en van Johnstone en Bedard gebruikt om het cliënt acceptatieproces in de praktijk te beschrijven. Verder is de cliënt acceptatiebeslissing gekoppeld aan de vooroordelen die voorkomen bij accountants door artikelen te gebruiken binnen de behavioral science. Dit geeft een volledig beeld van de risico’s en maatregelen die bij het cliënt acceptatieproces komen kijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaal eens per 6 maanden en bij elk bezoek moet de patiënt gecontroleerd worden op ontwikkeling van de novo of verslechtering van

Maar ik ben ervan overtuigd dat er onder de gevallen van voedselvergiftiging door het eten van bedorven eieren of vlees ook gevallen zitten waar- bij verse

• Het programma van eisen wordt mogelijk op basis van onvoldoende informatie opgesteld, waardoor offertes (en mogelijk ook het project) mogelijk suboptimaal zijn.. 2.3

Kwaliteitszorg en risico’s voor leerlingen Bij een klein deel van de besturen in het voortgezet onderwijs (15 procent van de eenpitters en 2 procent van de meerpitters) is

Het bevoegd gezag Wet milieubeheer (gemeente of provincie) betreedt het terrein van de ruimtelijke ordening, het bevoegd gezag RO (gemeente) is medeverantwoordelijk voor

Klasse 00 Maximale gebruiksspanning 500 volt AC/getest tot 2.500 volt AC en 10.000 volt DC Klasse 0 Maximale gebruiksspanning 1.000 volt AC/getest tot 5.000 volt AC en 20.000 volt

De morele rechten op kunstwerken geschonken door kunstverzamelaars zullen immers in de regel bij de erfgenamen liggen – morele rechten kunnen immers niet

Hieronder worden allereerst de belangrijkste risico’s voor de klant beschreven en vervolgens de kenmerken van de financiële instrumenten waarin door de klant belegd kan worden en