• No results found

Het effect van approach/avoidance tendenties op de risk perception ten opzichte van nieuwe technologieën

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van approach/avoidance tendenties op de risk perception ten opzichte van nieuwe technologieën"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Sociale Psychologie

Het Effect van Approach/Avoidance Tendenties Op de Risk Perception Ten

Opzichte van Nieuwe Technologieën

L.D.J Sutorius

(2)

UvA

Studentnummer: 10594787 Begeleider: Alessandra Galí Datum: 2 – 6 – 2017

Abstract

Het effect van een emotioneel gemanipuleerde staat op de risico perceptie van kunstmatige intelligentie werd bij een groep van 60 deelnemers onderzocht. Hierbij werd gecontroleerd voor een

modererend effect van de BIS/BAS oriëntatie. Bij de helft werd deze staat gemanipuleerd door een geblinddoekte loop, de andere helft zat in de controle conditie. Enkel de moderatie analyse van de BIS

oriëntatie was significant. Zij vertoonde een sterkere mate van angst en namen minder risico’s op het gebied van technologie. Waarbij de hoge BIS score dit effect versterkt. Voor de BAS oriëntatie is geen significant effect gevonden. De directe effecten van BAS en BIS op de Risk

Perception waren wel significant en staan in lijn met het eerder onderzoek.

Een nieuwe generatie van kunstmatige intelligentie is aanstaande en zal mogelijk onze manier van leven veranderen. Het is enkel een kwestie van tijd voordat deze nieuwe technologieën integreert worden in ons dagelijks leven. Vandaag de dag zijn er al apparaten die schade aan gehoor en zicht kunnen herstellen. Daarnaast zijn er pillen opkomst die ons geheugen kunnen vergroten. Bij een man genaamd Rich Lee is er zelfs al een magneet

(3)

geïmplanteerd waarmee hij muziek rechtstreeks kan afspelen in zijn hoofd, zonder gebruik te maken van een koptelefoon (CNN, 2014). Tot slot heeft Elon Musk in de week van 20 maart 2017 zijn bedrijf Neuralink bekend gemaakt. Hiermee wilt hij electroden implanteren in het menselijk brein om connectie te maken met computers. Kortom, de interesse naar kunstmatige intelligentie is groter dan ooit. Dat er technologische ontwikkelingen aan zit en te komen kan niet worden ontkend. Echter, niet iedereen is hier even enthousiast over. Profesoren waken ons voor de risico’s die gepaard gaan met deze technologische vooruitgang. Zo stelt Dr. Anthony Guiseppe-Elie,

professor in bioengineering: “Iedereen die dit zichzelf aan doet, moet

stoppen”(CNN, 2014). Los van het feit of deze professor gelijk heeft of niet, haalt hij een belangrijk punt aan. Ieder mens heeft namelijk zelf een keuze. In de geschiedenis is terug te zien dat men in beginsel vaak angstig is voor nieuwe ontwikkelingen, denk aan de computer en de trein. Daarnaast zijn er ook altijd mensen die deze ontwikkelingen in een vroeg stadium al omarmen. (Zie voorbeeld van Mr. Rich Lee).

De vrijheid die de mens heeft om zelf keuzes te maken, gaat gepaard met individuele verschillen. Niet iedereen maakt tenslotte dezelfde keuze. Eerder onderzoek toont aan dat verschillen in persoonlijkheidskenmerken zoals de Behavioral Approach System (BAS) en de Behavioral Inhibition System (BIS) effect hebben op beslissingen van mensen (Carver & White, 1994; Kim & Lee, 2002; Depue & Iacono, Franken & Muris, 2005; van Honk et al., 2002; Goudriaan et al., 2006). Wellicht hebben deze persoonlijkheidskenmerken ook

(4)

invloed op de keuzes die men maakt op het gebied van kunstmatige intelligentie. Het verder onderzoeken van de invloed van BIS/BAS op dit soort risicobeslissingen geeft ons duidelijkheid waarom de ene persoon deze technologische ontwikkelingen omarmt en de andere deze juist afstoot. Het geeft ons inzicht in waarom een bepaalde stimulus voor de een als een uitdaging gezien wordt en voor de ander als angstig wordt ervaren.

Bovendien geeft het ons meer duidelijkheid hoe een emotionele staat, zoals angst, invloed heeft op het nemen van risico’s.

Een goede reden om aan te nemen dat er een verschil tussen personen gevonden gaat worden kan worden afgeleid uit de theorie van Gray (1982) en eerder onderzoek naar de BIS/BAS oriëntatie. Gray’s Reinforcement Sensitivity Theory (1982) laat zien hoe gedrag voorkomt uit de activiteit van twee grote systemen: The Behavioral Approach (BAS) en de Behaviroal Inhibition System (BIS). Beide systemen functioneren onafhankelijk van elkaar en zijn gevoelig voor verschillende types van conditionering. Het BIS-systeem is gevoelig voor straf en geconditioneerde aversieve stimuli. Het BAS-systeem is gevoelig voor beloningen en voor juist appetitieve conditionering. Activiteit in de systemen is gerelateerd aan verschillende emotionele en gedragsmatige consequenties. BIS-activiteit leidt tot gevoelens van angst en probeert de stimuli te

vermijden. BAS-activiteit is gelinkt met positieve gevoelens en triggers juist toenadering van dit gedrag. Een stimuli kan bij de ene persoon voor BIS-activiteit zorgen, terwijl het bij de ander voor BAS-BIS-activiteit zorgt. Dit

(5)

verklaard waarom proefpersonen een andere emotionele staat kunnen ervaren na blootstelling aan dezelfde stimuli.

Door persoonlijke verschillen in BIS/BAS oriëntatie kan een stimuli verschillend worden geïnterpreteerd. Dit verschil in oriëntatie leidt ook tot het maken van verschillende risico beslissingen. Dit wordt hierna verder uitgewerkt.

Onderzoek toonde aan dat mensen met een hoge BAS meer risico beslissingen namen bij de Iowa Gambling Task (IGT) (Suhr en Tsanadis, 2007; Van Honk, Hermans, Putman, Montage en Schutter, 2002). Uit onderzoek van Kim en Lee (2002), kwam dat proefpersonen met een hoge BAS meer risico beslissingen namen na een win-ervaring. Terwijl de proefpersonen met een hoge BIS veiligere beslissingen namen na een verlies-ervaring. Dit geeft aan dat een eerdere staat van een persoon van invloed kan zijn op een

toekomstige keuze. Uit het onderzoek van Muehlfeld, Weitzel, en

Witteloostuijn (2002), kwam dat een BIS of BAS oriëntatie invloed had op het koopgedrag op de financiële markten. Mensen met een hoge BAS hadden één strategie na een positieve of negatieve gebeurtenis op de beurs, namelijk: meer aandelen kopen. Mensen met een hoge BAS hebben namelijk een verhoogde kans om een bepaalde gebeurtenis als positief te beoordelen en een verlaagde kans om een bepaalde gebeurtenis als negatief te beoordelen (Rose, 2009, aangehaald in Muehlfeld et al., 2002). Terwijl positieve of negatieve gebeurtenissen op de beurs weinig effect hadden bij mensen met een hoge BIS. Onderzoek heeft aangetoond dat personen die scherp zijn op

(6)

strafsignalen, zoals mensen met een hoge BIS, ook een grotere kans hebben om negatieve verwachting te ontwikkelen bij blootstelling aan een ongunstige stimuli (Avila et al., 1999 en Zinbarg and Mohlman, 1998; aangehaald in Muehlfeld et al., 2002 ). Mensen met een hoge BIS focussen zich op de potentiele negatieve kant van een risico.

Eerder is geconcludeerd dat een zelfde stimuli verschillende kan worden geïnterpreteerd door de verschillen in de BIS/BAS oriëntatie. Nu is duidelijk dat verschillen in BIS/BAS oriëntatie leidt tot verschillen in het nemen van risicobeslissingen. Tot slot wordt er gekeken wat de mogelijke invloed is van de emotionele staat.

Volgens Ernst en Paulus (2005) bestaat beslissen uit 3 stadia. Opties evalueren, de acties en de ervaring van de uitkomst. Alle drie deze stadia worden beïnvloed door verschillende persoonlijkheid kenmerken en daarnaast ook door de feedback die men ervaart na een gemaakte keuze. Persoonlijkheidskenmerken hebben effect op het evalueren van de opties en de acties zelf. Feedback, zoals een win of verlies ervaring, speelt een rol bij het monitoren van de huidige keuzes en heeft ook invloed op de strategie die gebruikt gaat worden bij keuzes in de toekomst (Brand, Heinze, Labudda & Markowitsch, 2008). Er treden duidelijke fysiologische veranderingen op na het ervaren van een negatieve of positieve feedback. Zoals veranderingen in het automatisch zenuwstelsel, zoals hartslag, huidgeleidings niveau en

bloeddruk (Goudriaan, Oosterlaan, de Beurs, & van den Brink, 2004). De BAS heeft de controle over het ervaren van positieve gevoelens. Een positieve

(7)

feedback ervaring kan er dus voor zorgen dat het BAS systeem in het brein wordt geactiveerd. De BIS is verantwoordelijk voor de ervaring van negatieve gevoelens. Een ervaring van een negatieve feedback kan er bij mensen met een BIS oriëntatie voor zorgen dat de het BIS systeem in het brein wordt geactiveerd. Dit verklaard waarom er verschillende keuzes worden gemaakt na het ervaren van een negatieve of positieve feedback. Dit zou op deze manier ook kunnen verklaren waarom men in een angstige staat aversiever is voor risicovolle beslissingen. Terwijl mensen die in een staat van opwinding verkeren juist meer risico durven nemen.

Echter, er is vooralsnog nog geen onderzoek gedaan naar het effect van emotioneel gemanipuleerd staat op risico beslissingen. Daarnaast is er ook niet eerder gekeken naar risico beslissingen die een direct effect hebben op de mens zelf. De beslissingen in het huidige onderzoek gaan namelijk over de potentiele vooruitgang van het menselijk functioneren en de mogelijke risico’s hiervan op de gezondheid van de mens. Zo wordt er in dit verslag gekeken naar de invloed van BIS/BAS oriëntatie op risico attitude tegenover nieuwe technologieën. Waarbij de staat van de persoon gemanipuleerd wordt door een geblinddoekte loop versus en niet-geblinddoekte loop. De geblinddoekte loop wordt gebruikt omdat die een conflict kan veroorzaken tussen

opwinding en angst.

Op basis van eerder onderzoek en de theorie over de BIS en BAS oriëntatie wordt het volgende verwacht: Individuele verschillen in BIS/BAS oriëntatie hebben invloed op de Risk van de personen ten opzichte van

(8)

futuristische technologieën. Proefpersonen met een hoge BAS zullen na geblinddoekte loop in een staat van opwinding verkeren en nemen hierdoor meer risicobeslissingen. Proefpersonen met een hoge BIS zullen na een geblinddoekte loop in een staat van angst verkeren en nemen hierdoor minder risicovolle beslissingen.

Methode Deelnemers

60 aantal personen deden mee aan dit onderzoek. Deel van de

proefpersonen waren eerstejaarsstudenten van de opleiding Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Het andere deel kwam uit ons eigen

netwerk. De helft van de proefpersonen zat in de experimentele groep (EG) met de geblinddoekte loop, de andere helft zat in de controle groep (CG). De eerstejaarsstudenten ontvingen een half participatiepunt voor hun deelname. De proefpersonen uit ons eigen netwerk ontvingen geen vergoeding.

Materiaal

De geblinddoekte loop werd uitgevoerd met behulp van een

slaapmasker. Voor dit onderzoek werd één exemplaar gebruikt. Het huidige slaapmasker verzekerde ons van het feit dat de proefpersonen niks konden zien. Voor de controle conditie was geen materiaal nodig. In beide condities werd er voor en na de manipulatie vragenlijsten afgenomen. Voor de

(9)

& White, 1994), Curiosity and Exploration Inventory (CEI) (Kashdan, Rose & Fincham, 2004), Regulatory Focus Questionnaire (Higgins, 1998) en de State-Trait Anxiety Inventory (STAI) (Spielberg, Gorsuch & Lushene, 1970). Na de manipulatie werden de STAI en de DOSPERT vragenlijst afgenomen. Om antwoord te geven op de hypotheses werden enkel de BIS/BAS, STAI en DOSPERT vragenlijsten gebruikt.

De BIS/BAS oriëntatie te meten werd er een BIS/BAS vragenlijst afgenomen (Carver & White, 1994). De vragenlijst bestaat uit 24 items waarbij vier antwoorden mogelijk waren. De BAS wordt gemeten aan de hand van drie sub schalen, namelijk BAS Drive, BAS Fun Seeking en BAS Reward Responsivness (rr) met respectievelijk vier, vier en vijf stellingen per schaal. Voor BIS is er een schaal met zeven stellingen. De overige vier stellingen waren opvulling. De antwoordmogelijkheden voor deze stellingen waren helemaal mee eens, beetje mee eens, beetje mee oneens en helemaal mee oneens. Voorbeeldvragen zijn: “ik doe vaak dingen in een vlaag van

opwelling”, “vaak doe ik dingen voor de lol” of “kritiek of uitbranders raken mij behoorlijk”.

Om de bereidheid om risico’s te nemen te meten is de Domain Specific Risk Taking (DOSPERT) vragenlijst gebruikt (Weber, Blais, & Betz, 2002). Origineel bevat de vragenlijst vijf domeinen echter in ons geval maar twee. Namelijk: (1) Implanteerbare Technologie (2) Niet Implanteerbare Technologie. In totaal waren er tien vragen verdeeld over beide domeinen. Om de

(10)

manieren benaderd. In totaal moest men deze tien vragen dus drie keer beantwoorden. Namelijk de DOSPERT Likelihood (Hoe waarschijnlijk je het gedrag zou vertonen), DOSPERT Risk Perception (hoe groot je het risico vindt) en de DOSPERT Expected Benefit (Hoe veel voordeel het oplevert), zie

appendix 1.

Procedure

De proefpersonen werden om en om in een van de twee condities geplaatst. Waarbij begonnen werd met de experimentele conditie. Deelnemers uit beide groepen werd verteld dat ze meededen aan een onderzoek naar de invloed van lopen op beslissingen. Allereerst moesten de deelnemers de verdere details van het onderzoek lezen en een informed consent tekenen. De details die gegeven werden verschilde in de experimentele conditie van de controle conditie. Vervolgens moesten beide condities een vragenlijst invullen op de computer. Tot zover is naast de gegeven details geen verschil tussen de condities. Als de proefpersoon in de experimentele conditie klaar was met de vragenlijst werd hem of haar gevraagd om even in de gang te wachten. In de tussentijd werd de kamer, die de proefpersonen nog niet habben gezien, klaar gezet. Vervolgens werd er in de experimentele conditie gevraagd aan de proefpersoon om het slaapmasker op te zetten. De deelnemer werd onder leiding van de proefleider de nieuwe kamer in geleid. Hier moesten de deelnemers, nog steeds onder leiding van de proefleider, eerst een rondje draaien en daarna in een rechte lijn van de muur naar de computer lopen. Als

(11)

de proefleider stop zei, mocht het masker af en begonnen de proefpersonen direct aan de vragenlijsten op de computer. In de controle conditie verliep dit identiek uitgezonderd van het slaapmasker. Ten slotte werden de deelnemers ingelicht over het werkelijke doel van het onderzoek, ook was er een tijd voor mogelijke vragen.

Data Analyse

In de volgende alinea worden de onderzoeksgegevens beschreven en de daarop uitgevoerde statistische toetsen. De huidige resultatensectie zal veel informatie bevatten van meerdere toetsen. De volgorde van de

uitgevoerde statistische bewerkingen en de onderzoeksgegevens is als volgt: (1) Standaardisatiecheck, (2) Manipulatiecheck, (3) Multipele Regressie, (4) Moderatie analyse implanteerbare technologie (BIS en BASrr) en (5)

Moderatieanalyse niet implanteerbare technologie (BIS en BASrr).

Resultaten

60 deelnemers hebben deelgenomen aan het onderzoek. Alle 60 zijn meegenomen in de analyse. Van hen zaten er 30 in de CG en 30 in de EG. Voordat de hoofdanalyse gedaan kan worden moeten er eerst een aantal standaardisatiechecks worden uitgevoerd. Dit wordt gedaan om de

verschillen tussen de condities te controleren. Er werd gekeken naar leeftijd en geslacht.

(12)

(1) In de CG was de gemiddelde leeftijd (M= 22.2, SD= 1.9) lager dan de EG (M= 23, SE= 3). De One-way ANOVA met afhankelijke variabele leeftijd en onafhankelijke variabele conditie. Aan de assumptie normaliteit werd niet voldaan. De Levene’s test liet zien dat de varianties tussen de twee condities niet gelijk verdeeld was, p = 0.028. Vervolgens liet de Welch zien dat het verschil in leeftijd niet significant was, Welch’s F(1,59)= 1.706, p = .198. Vervolgens werd er gekeken of de frequentie mannen en vrouwen gelijk verdeeld was tussen de condities. Hiervoor is een Chi-kwadraat toets gebruikt, met als afhankelijke variabele sekse en onafhankelijke variabele conditie. Deze toets liet zien dat er geen significant verschil was tussen sekse en conditie, χ2(2) = 3.270, p = .071.

(2) Naast de standaardisatiechecks moet de manipulatie ook gecontroleerd worden. Met een manipulatiecheck kan er worden

gecontroleerd of de manipulatie van de geblinddoekte loop geslaagd is. Dit werd gedaan door te kijken of de deelnemers na de manipulatie een hogere mate van opwinding en angst ervoeren en een lagere mate van controle. De scores met bijbehorende standaardafwijkingen zijn te zien in Tabel 1, 2 en 3.

Tabel 1

Gemiddelde mate van Angst en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor en na de Behandeling voor de Experimentele en de Controlegroep.

Groep Voor

behandeling Na

behandeling

(13)

Experimenteel 33.8 (8.4) 41.7 (11) 7.9 Controle 34.5(9.2) 36.2 (8.6) 1.7

Noot. Effect = Nameting – Voormeting

Tabel 2

Gemiddelde mate van Controle en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor en na de Behandeling voor de Experimentele en de Controlegroep.

Groep Voor behandeling Na behandeling Effect Experimenteel 5.1(1.2) 3.7 (1.7) 1.4 Controle 5.5(1) 4.9 (1.3) 0.6

Noot. Effect = Nameting – Voormeting

Tabel 3

Gemiddelde mate van Opwinding en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor en na de Behandeling voor de Experimentele en de Controlegroep.

Groep Voor behandeling Na behandeling Effect Experimenteel 10.6(1.8) 11.3 (1.6) 1.4

(14)

Een variantieanalyse (ANOVA) is uitgevoerd op deze gemiddelden - van Tabel 1 en 2- met één tussen-proefpersoon variabele groep

(experimenteel versus controle) en één binnen-proefpersoon variabele meetmoment (voor versus na). Voor de mate van opwinding is een T-test uitgevoerd met de variabele meetmoment voor de experimentele conditie en de variabele opwinding. Bij analyse naar de mate van angst (Tabel 1) liet de Levene’s test liet zien dat er aan de assumptie van gelijke varianties werd voldaan, de Shapiro-Wilk toets liet zien dat ook aan de assumptie normaliteit werd voldaan. Verder liet de analyse naar de mate van angst een significant interactie-effect tussen conditie en meetmoment F(1, 58) = 6.6, p = .013. Dus het verschil tussen de voor- en nameting was afhankelijk van de conditie. Daarnaast was er ook een significant hoofdeffect van meetmoment, F(1,58) = 15.72, p < .001. Kortom, het verschil van de gerapporteerde angst tussen de voor- en nameting, wat te zien in Tabel 1, was significant groter in de EG dan in de CG. Bij analyse naar controle (Tabel 2) liet de Levene’s test liet zien dat er aan de assumptie van gelijke varianties werd voldaan, de Shapiro-Wilk toets liet zien dat ook aan de assumptie normaliteit werd voldaan. De analyse liet verder ook een interactie-effect tussen conditie en meetmoment zien, F(1,58) = 4.52, p = .038. Het hoofdeffect was ook significant, F(1,58) = 24, p < .001. Dus: de EG rapporteerde in Tabel 2 een significante daling van de mate van controle ten opzichte van de CG. Als laatst liet de T-test zien dat er geen significant effect is gevonden voor de mate van opwinding (Tabel 3), t(58) =

(15)

1.53, p = .131. De EG rapporteerde niet significant meer opwinding na de manipulatie, dit is terug te zien in Tabel 3.

(3) De regressieanalyses over Risk Perception lieten het volgende zien. Bij beide domeinen (wel of niet implanteerbaar) werd er voldaan aan de assumpties. Ten eerste werd er een significant effect van BIS op de Risk Perception van de implanteerbare technologieën gevonden. BIS had een

negatieve invloed op Risk Perception, B= -.42, t= -2.54, p < .05. De BAS Reward Responsiveness was randje significant bij de implanteerbare technologieën, B = .40, t = 1.98, p = .053. Dus hoe hoger mensen scoorden op de BIS hoe minder risico’s zijn namen bij de implanteerbare technologieën. Terwijl des te hoger mensen scoorden op de BAS-rr des te meer zij bereid waren risico’s te nemen. Daarnaast werd er bij de niet implanteerbare technologieën hetzelfde soort effect gevonden, B= -.51, t= -3.21, p < .01 en voor BAS-rr, B= .60, t= -3.02, p < .01. Dit betekent dat des te hoger mensen scoorden op de BAS-rr des te meer risico’s zij namen op basis van de niet implanteerbare technologieën. Voor BIS betekent dit dat des te hoger mensen scoorden op de BIS des te minder risico’s zij namen op basis van niet implanteerbare technologieën. Deze

bevindingen staan in lijn met de vooraf opgestelde verwachtingen. Zie figuur 1 en 2.

(16)

§

Figuur 1. De Risk Perception scores voor implanteerbare technologie afgezet tegen de BIS scores.

Figuur 2. De Risk Perception scores voor niet implanteerbare technologie afgezet tegen de BIS scores.

(4) Om vervolgens de onderzoeksvraag te beantwoorden werd er getest wat het effect is van de manipulatie op de Risk Perception ten opzichte van de technologische ontwikkelingen. Waarbij gecontroleerd wordt of de BIS/BAS oriëntatie dit effect modereert. Van te vore werd een moderatie effect van BIS/BAS verwacht op de Risk Perception. Een moderatieanalyse werd uitgevoerd, via PROCESS (Hayes, 2013), met conditie als onafhankelijke

-1 -0,5 0 0,5 1 1,5 10 15 20 25 30 R isk P er cep ti o n BIS -2 -1,5-1 -0,50 0,51 1,5 10 15 20 25 30 R isk p er cep ti o n BIS

(17)

variabele en Risk Perception (implanteerbare technologie) als afhankelijke variabel waarbij BIS is toegevoegd als modererende factor. De verklaarde variantie van het model was niet significant, R2 = 0.10, F(3, 56) = 2.12, p = .107.

De onafhankelijke variabele conditie was geen significante voorspeller in het model, b1 = -0.35, t = -0.76, p = .452, de BIS oriëntatie van de proefpersonen was ook geen significante voorspeller voor de Risk Perception bij implanteerbare technologie in het huidige model, b2 = -0.06, t = -1.6, p = .113. Verder was te zien dat ook de interactie tussen conditie en BIS niet significant is en ook niks toevoegde aan het model. De moderatieanalyses bij de BAS oriëntatie lieten geen enkel significant resultaat zien. Een moderatieanalyse werd uitgevoerd met conditie als onafhankelijke variabele en Risk Perception (implanteerbaar) als afhankelijke variabele, waarbij BASrr is toegevoegd als modererende factor. De verklaarde variantie van het model is niet significant, R2 = 0.16 F(3, 56) =

0.50, p = .683. De onafhankelijke variabele conditie was geen significante voorspeller in het model, b1 = -0.02, t = -0.09, p = .928, de BAS oriëntatie van de proefpersonen was ook geen significante voorspeller voor Risk Perception bij implanteerbare technologie in het huidige model, b2 = -0.02, t= -0.62, p= .540. Verder was te zien dat ook de interactie tussen conditie en BASrr niet

significant is en ook niks toevoegde aan het model.

(5) De moderatieanalyse van BIS op de niet implanteerbare technologie was wel significant. Dit werd wederom uitgevoerd via PROCESS (Hayes, 2013). De verklaarde variantie van het model was significant, R2 = 0.20, F(3,

(18)

in het model, b1 = -1.58, t = -2.74, p < .01, de BIS oriëntatie van de

proefpersonen was ook een significante voorspeller voor Risk Perception bij niet implanteerbare technologie in het huidige model, b2 = -0.16, t= -3.48, p< .001. Verder was te zien dat ook de interactie tussen conditie en BIS

significant was en een bijdrage leverde aan het model, R2 = 0.13, F(1, 56) = 9.1,

p < .01. De conditie heeft dus invloed in hoe de proefpersoon de risico’s van de niet implanteerbare technologieën interpreteert waarbij de BIS oriëntatie dit effect versterkt. De moderatieanalyse van BASrr op de niet implanteerbare technologie was niet significant. De verklaarde variantie van het model was niet significant, R2 = 0.03, F(3, 56) = 0.70, p = .555. De onafhankelijke conditie was geen significante voorspeller in het model, b1 = -0.24, t = -0.60, p = .553, de BAS oriëntatie van de proefpersonen was ook geen significante voorspeller voor Risk Perception bij niet implanteerbare technologie in het huidige model, b2 = -0.03, t= -0.79, p = .433. Wederom was te zien dat ook de interactie tussen conditie en BASrr niet significant is en ook niks toevoegde aan het model.

Er is dus enkel bij de moderatieanalyse van BIS op de niet

implanteerbare technologie een significant effect gevonden voor conditie. Bij alle andere analyses niet. Dat betekent dat er niet met zekerheid gesteld kan worden dat het feit of de proefpersoon in de controle conditie of

experimentele conditie zit effect heeft op de Risk Perception. Ondanks dat conditie wel een significant effect heeft op de gerapporteerde angst en controle.

(19)

Discussie

In deze studie werd gekeken of een staat van opwinding/angst (de manipulatie) invloed heeft op de risico perceptie tegenover technologische ontwikkelingen, waarbij gecontroleerd werd voor een moderatie effect van de BIS of BAS oriëntatie van de proefpersonen. Er werd enkel één significant moderatie effect gevonden. BIS beïnvloedde namelijk de relatie tussen de conditie en Risk Perception van de niet implanteerbare technologie. Daarnaast toonde de regressieanalyses aan dat deelnemers die hoog scoorde op de BIS minder toenadering vertoonden richting risico’s. De proefpersonen die hoog scoorde op de BAS Reward Responsiveness scoorde juist hoger op de Risk Perception en vertoonde meer toenadering richting risico’s in het huidige onderzoek. Beide bevindingen komen deels overeen met de vooraf opgestelde hypotheses. De resultaten kunnen echter niet geheel worden toegeschreven aan de manipulatie, aangezien deze maar een enkele keer significant bleek. Er kan dus niet met zekerheid worden geconcludeerd dat de gemanipuleerde emotionele staat van de deelnemers nog van invloed is geweest bij het afnemen van de DOSPERT vragenlijst. Terwijl de manipulatie wel voor een significante stijging in de mate van angst en een significante daling in de mate van controle zorgde. Dit neemt echter niet weg dat er wel één moderatie effect gevonden is en ook directe effecten van BIS/BAS-rr op de Risk Perception.

Belangrijkste bevinding van dit onderzoek is het significante moderatie effect van BIS op niet implanteerbare technologie. Deze bevinding is in lijn met

(20)

de vooraf opgestelde hypothese. De hypothese dat mensen met een hoge BIS na een geblinddoekte loop in een staat van angst verkeren en hierdoor minder risico’s nemen kan na dit onderzoek worden aangenomen. Voor de andere hypothese is in het huidige onderzoek geen bevestiging voor gevonden. De verwachting dat mensen met een hoge BAS na een geblinddoekte loop in een staat van opwinding verkeren en daardoor meer risico’s nemen kan niet worden ondersteund. Bij de moderatie analyse naar BASrr is geen enkel significant effect gevonden, ook niet voor conditie. Mogelijke verklaring hiervoor is dat angst wellicht een sterkere emotie is en hierdoor meer invloed uitoefent op het maken van keuzes. Verder is gevonden dat een hoge score op de BIS schaal zorgt voor minder risicovolle beslissingen bij de DOSPERT vragenlijst, dit komt overeen met het eerder onderzoek. Er werd immers verwacht dat mensen met een hoge BIS een grotere kans hebben om een negatieve verwachting te ontwikkelen bij blootstelling aan een ongunstige stimuli (Avila et al., 1999 en Zinbarg and Mohlman, 1998; aangehaald in Muehlfeld et al., 2002). Dit komt omdat mensen met een hoge BIS focussen op de potentiële negatieve kant van een risico. Daarbij is het tegenovergestelde gevonden bij de deelnemers met een hoge BAS. Zij vertoonden meer

toenadering richting deze risico’s. Dit staat wederom in lijn met het eerder onderzoek. Daarnaast is gebleken dat de manipulatie gewerkt heeft. Dat is een bruikbare bevinding voor verder onderzoek die gebruik wil maken van een emotioneel gemanipuleerde staat. Echter, is er maar een enkele keer een significant effect gevonden van conditie op Risk Perception, ondanks de

(21)

werking van de manipulatie. Dit zou kunnen betekenen dat de staat van angst/opwinding niet meer actief was tijdens het afnemen van de vragenlijst. Het feit dat conditie nauwelijks een significant effect vertoonde is iets wat in vervolgonderzoek rekening mee gehouden moet worden.

Dat conditie nauwelijks een significant effect vertoonde is een kritiekpunt voor het huidige onderzoek. Dit onderzoek kan hierdoor geen uitsluitsel geven of een gemanipuleerde staat van angst/opwinding invloed heeft op hoe risico’s worden geïnterpreteerd. Daarnaast zou dit kunnen betekenen dat de staat van angst/opwinding niet meer actief was tijdens het afnemen van de vragenlijst. De manipulatiecheck toont aan dat de

manipulatie deels geslaagd is. De proefpersonen rapporteerde immers een significante daling van angst. Wat mogelijk is, is dat er te veel tijd tussen de geblinddoekte loop en de DOSPERT vragenlijst in zat. Eerst moesten de deelnemers namelijk de mate van controle rapporteren, vervolgens werd de STAI vragenlijst afgenomen en daarna pas de DOSPERT. Deze tijd zorgt er mogelijk voor dat de staat waarin de proefpersoon verkeerd gedaald is en geen invloed meer heeft op de DOSPERT vragenlijst. Bij volgende onderzoek kan hier rekening mee gehouden worden door de vragenlijst sneller achter de manipulatie te plaatsen. Daarnaast is het ook belangrijk in ogenschouw te nemen dat meerdere proefpersonen uit de CG na het onderzoek vertelde dat zij het gevoel hadden dat er nog iets ging gebeuren. Deze proefpersonen hadden het gevoel dat ze bekeken werden en of werden afgeluisterd. Dit kwam omdat in de kamer waar het onderzoek werd gedaan camera’s en

(22)

microfoons hingen. Alhoewel wij hier geen gebruik van hebben gemaakt. Het is mogelijk dat dit toch invloed heeft gehad. Achteraf hadden we in de CG duidelijk moeten maken dat ze enkel op computer de vragenlijst moesten voortzetten en dat er verder niks zal gebeuren. Dit zou mogelijke problemen hebben verholpen.

Daarnaast is het aantal deelnemers vrij klein. Met maar 30 proefpersonen per conditie is het lastig om uitspraken te generaliseren. Daarnaast was een groot deel van deze deelnemers uit ons eigen netwerk. Hierdoor was het onvermijdelijk dat de proefpersoon een of meerdere onderzoekers kende. Dit zorgt er mogelijk voor dat de proefpersoon zich op zijn gemakt voelt en hierdoor minder emotie ervaart. Daarnaast is het ook mogelijk dat een proefpersoon niet helemaal op gaat in het experiment. Het is voor te stellen dat een proefpersoon niet angstig wilt overkomen bij zijn vrienden die hem onderzoeken. In vervolg onderzoek moet hier meer rekening mee gehouden worden. Dit voorkomt mogelijke vertekeningen.

Voorlopig kan er uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat de geblinddoekte loop zorgt voor een staat van angst bij de proefpersonen, deze staat heeft invloed op de risico perceptie voor niet implanteerbare

technologieën, waarbij de BIS oriëntatie dit effect modereert. Daarnaast is er ook een positief significant direct effect van BASrr op niet implanteerbare technologieën gevonden. De kunstmatige intelligentie is aanstaande en zal met de dag dichterbij komen. Het is begrijpelijk dat dit angsten met zich meebrengt, echter nieuwe dingen ontdekken is juist hetgene wat de mens

(23)

verder brengt. Waarbij deze huidige ontwikkeling dat ook gaat doen. Appendix DOSPERT Domein 1: Implanteerba re Technologie Domein 2: Niet Implanteerbare Technologie Dospert Likelihood Dospert Risk Perception Dospert Expected Benefit 1 Het dragen van een interne koptelefoon. Het aanschaffen van huisrobot. Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnli Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant)

Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal geen voordeel) tot 7

(24)

Appendix 1. DOSPERT vragenlijst.

Reflectieverslag

(a) Na indeling in dit onderwerp is de samenwerking tussen mij, de

begeleider (Alessandra Galí) en de medestudenten erg soepel verlopen. Het onderwerp werd binnen een week duidelijk met het daarbij horende

jk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) (veel voordeel) 2 Elektrode in je brein implanteren om je kennis te upgraden. Het aanschaffen van een auto die emoties begrijpt en daarop kan inspelen. Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnli jk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 3 Elektronische tatoeage laten zetten die info controleert en doorstuurt. Een scanner gebruiken die de nutritionele waarde van je eten scant. Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnli jk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 4 Implantaten laten plaatsen in de erogene zone voor seksueel genot. Rijden in een zelfsturende auto. Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnli jk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel) 5 Chip onder je huid laten plaatsen om eigendom te ontgrendelen . Persoonlijke informatie afstaan voor automatische gezichtsherkenn ing voor veiligheidsmaat regelen. Zevenpunts Likert-schaal; 0 (zeer onwaarschijnli jk) tot 7 (zeer waarschijnlijk) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal niet riskant) tot 7 (zeer riskant) Zevenpunts Likert-schaal; 0 (helemaal geen voordeel) tot 7 (veel voordeel)

(25)

onderzoek. Het zoeken van bijpassende literatuur ging ook goed. Er is relatief veel onderzoek gedaan naar BIS/BAS oriëntatie en risicobeslissingen, zoals in het huidige project ook is terug te zien. Er was een punt waar ik in de knoop kwam. Dit was bij de Opzet inleiding en data analyse plan. Ik kwam er niet helemaal uit hoe precies mij analyse in elkaar zat. Achteraf bleek dit dus een moderatie analyse te zijn. Ik kwam er niet uit omdat het dus een soort

dubbele analyse is. Namelijk staat van opwinding/angst (manipulatie) van de proefpersonen heeft invloed op de risico waarneming van de technologische ontwikkelingen wat gemodereerd wordt door BIS/BAS oriëntatie. Met feedback is dit toch gelukt. Verder heb ik niet grotere veranderingen moet maken op basis van de verkregen feedback. Meestal waren het kleine

aanpassingen of stukken tekst op een andere plaats zetten. (b) Het project is goed verlopen in communicatie en afspraken met de begeleider. De

begeleider heeft ons erg goed geholpen waar nodig was. We hadden

duidelijke afpsraken over de deadlines en de feedback gesprekken. Dit alles verliep erg soepel. Wat beter had gekund is het onderzoek uitvoeren. Wij hadden dit zelf, als studenten, beter kunnen doen. De LAB dagen vielen tijdens de tentamenweek wat lastig combineren was. Daarnaast hadden minimaal gepromoot en geen gebruik gemaakt van flyers. Het aantal deelnemers die via LAB.uva kwamen was veel kleiner dan verwacht. Hierdoor hebben wij veel uit ons eigen netwerk moeten gebruiken wat niet ideaal is voor het onderzoek. Voor mij persoonlijk is het project over het algemeen wel goed verlopen. Enkel bij die analysesectie had ik het wat

(26)

moeilijker. (c) Ik denk dan ook dat de analysesectie een zwakker punt is van het onderzoeksverslag. Ik snap de toetsen niet helemaal, al is dat na dit onderzoek wel een stuk beter. Daarnaast vind ik het ook lastig om de

resultaten te interpreteren, maar vooral om daar dan conclusies uit te trekken. Een sterker punt is denk ik de structuur en de inleiding. De eerdere

onderzoeken zijn relevant en onderbouwden het huidige onderzoeksverslag. (d) We hebben eigenlijk geen ethische aspecten waar we rekening mee

moesten houden. De manipulatie was vrij simpel. Verder is er alleen gebruik gemaakt van vragenlijsten. Al met al heb ik een positief gevoel overgehouden aan het huidige onderzoeksverslag en ben ik erg benieuwd naar de

(27)

Referenties

Brand, M., Heinze, K., Labudda, K., & Markowitsch, H. J. (2008). The role of strategies in deciding advantageously in ambiguous and risky

situations. Cognitive Processing, 9(3), 159-173.

Carver, C. S., & White, T. L. (1994). Behavioral inhibition, behavioral activation, and affective responses to impending reward and punishment: The BIS/BAS Scales. Journal of personality and social psychology, 67(2), 319.

Depue, R. A., & Iacono, W. G. (1989). Neurobehavioral aspects of affective disorders. Annual review of psychology, 40(1), 457-492.

Ernst, M., & M. Paulus, M. (2005).Neurobiology of decision-making: selective review from a neurocognitive and clinical perspective. Biol. Psychiatry, 58, pp. 597– 604.

Franken, I. H., & Muris, P. (2005). Individual differences in decision-making. Personality and Individual Differences, 39(5), 991-998. Gray, J.A. (1982).The neuropsychology of anxiety: An inquiry into the

functions of the septo-hippocampal system. Oxford University Press. Goudriaan, A. E., Oosterlaan, J., de Beurs, E., & van den Brink, W. (2006).

Psychophysiological determinants and concomitants of deficient decision making in pathological gamblers. Drug and alcohol dependence, 84(3), 231-239.

(28)

Hayes, A. F. (2013). An introduction to mediation, moderation, and

conditional process analysis: A regression-based approach. New York, NY: Guilford Press.

Higgins, E. T. (1998). Promotion and prevention: Regulatory focus as a Motivational principle. Advances in experimental social psychology, 30, 1-46.

Honk Van, J., Hermans, E.J., Putman, P., Montagne, B., & Schutter, J.D. (2002). Defective somatic markers in sub-clinical psychopathy

Neuroreport, 13, pp. 1025–1027.

Kashdan, T. B., Rose, P., & Fincham, F. D. (2004). Curiosity and exploration: Facilitating positive subjective experiences and personal growth opportunities. Journal of personality assessment, 82(3), 291-305.

Kim, D.Y & Lee, J.H. (2011). Effects of the BAS and BIS on decision-making in a gambling task. Personal and Individual Differences, 50, pp. 1131–1135

Muehlfeld, K., Weitzel Van, U., & Witteloostuijn, A. (2013). Fight or freeze? Individual differences in investor's motivational systems and trading in experimental asset markets J. Econ. Psychol., 34, pp. 195–209.

Monks, K. (2014). Forget wearable techs, embeddable implants are already here. Opgehaald van http://www.edition.cnn.com.

Spielberger, C. D., Gorsuch, R. L., & Lushene, R. E. (1970). Manual for the state-trait anxiety inventory.

Suhr J.A., & Tsanadis J. (2007). Affect and personality correlates of the Iowa gambling task. Personal and Individual Differences, 43, pp. 27–36.

(29)

van Honk, J., Hermans, E. J., Putman, P., Montagne, B., & Schutter, D. J. (2002). Defective somatic markers in sub-clinical

psychopathy. Neuroreport, 13(8), 1025-1027.

Weber, E. U., Blais, A. R., & Betz, N. E. (2002). A domain‐ specific risk‐ attitude scale: Measuring risk perceptions and risk behaviors. Journal of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, according to Figure 3-2 in Chapter three of Robinson‟s Triadic componential framework based on his Cognition Hypothesis, this phase is an example of

Granger causality test confirmed the presence of causal relationship running from export and import to GDP implying that export-led and import-led growth theory is valid for

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

Nu een stijging van kosten niet aanvaardbaar is en ook de suggestie uit het Pakketadvies 2010 om het eigen risico te verhogen niet door de minister is overgenomen, meent het CVZ

Aangezien de vraag naar vlees sterk toeneemt, zullen er alternatieven moeten komen voor de huidige vleesproductie om ernstige gevolgen ten opzichte van het milieu te kunnen

Using the discrete key-lifting formula (9 ) and the key-lifting formula ( 5 ), the classical discrete time Fourier transform of the discrete sampling function ¯χ opt K [n] of

De supporters’ trust van AFC Wimbledon haalde, omstreeks 2004, via de uitgifte van aandelen 1,3 miljoen pond op voor de aankoop van een stadion en de start van een nieuwe club

Wanneer gekozen wordt voor een lagere tempe- ratuur in de eierbewaarplaats moet dit dus in goed overleg worden gedaan en moet hiermee verder in de schakel terdege rekening