• No results found

Het spoor bijster : een frame-analyse van de berichtgeving over het Fyra-project in Nederlandse en Vlaamse dagbladen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het spoor bijster : een frame-analyse van de berichtgeving over het Fyra-project in Nederlandse en Vlaamse dagbladen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

K. M. de Ruiter 10767975

Het spoor bijster

Een frame-analyse van de berichtgeving over het Fyra-project in Nederlandse en

Vlaamse dagbladen

Afstudeerproject Corporate Communication Begeleiders: Jelle Boumans & Alma van den Berg

Bachelor Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam, Amsterdam

Ingeleverd op: 06/06/2016

(2)

Abstract

In deze thesis is onderzoek gedaan naar de mate waarin Nederlandse dagbladen de Fyra-kwestie anders hebben geframed in verschillende fasen van het project ten opzichte van Vlaamse dagbladen. Hierbij werd bovendien een onderscheid gemaakt tussen kwaliteitskranten en populaire kranten. Om deze vraag te beantwoorden werden in totaal 247 krantenartikelen over de Fyra geanalyseerd die tussen september 2009 en maart 2016 in NRC

Handelsblad, De Telegraaf, De Standaard of Het Laatste Nieuws verschenen. Een

kwantitatieve inhoudsanalyse van deze artikelen wees uit dat het human interestframe en het economisch frame zowel in België als in Nederland vaker werden gebruikt in populaire publicaties. Voor het conflictframe bleek de nationale context van belang voor de relatie tussen type krant en mate van framegebruik: hoewel dit frame in België vaker in kwaliteitskranten dan in populaire kranten werd gebruikt, bleken Nederlandse populaire kranten juist meer indicatoren van dit frame te bevatten dan Nederlandse kwaliteitskranten. Over het algemeen maakten Nederlandse dagbladen gebruik van meer verschillende frames dan Vlaamse dagbladen, hoewel er in geen van beide landen duidelijk sprake was van een ontwikkeling in gebruikte frames over de tijd.

(3)

Introductie

Als exploitant van het Nederlandse hoofdrailnet genieten de Nederlandse Spoorwegen (NS) een grote maatschappelijke belangstelling (Galetzka, Gelders, Verckens, De Jong & Seydel, 2009); per dag reizen ruim een miljoen mensen met NS (NS, 2015). Deze prominentie in de maatschappij is terug te zien in de hoeveelheid berichtgeving over deze organisatie. Komt zij niet in het nieuws vanwege fraude door de NS-top (Van Gelder, 2016) of onvrede onder consumenten over de staat en bezetting van treinstellen (Nieuwenhuis, 2016), dan wel vanwege pogingen om de drukte tijdens spitsuren te bestrijden middels het lobbyen voor andere schooltijden (Sondermeijer, 2016). Na enkele jaren een stijgende lijn te zien in de reputatiescore, verzwakte de reputatie van NS tussen 2010 en 2012, en nogmaals in 2015 (NS, 2015). 2015 werd in de media zelfs het ‘rampjaar’ van NS genoemd (Duursma, 2016). Een kwestie die in de afgelopen jaren aan de reputatieschade van de organisatie heeft bijgedragen, was de uitkomst van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie over het falen van het Fyra-project (NS, 2015).

Een mogelijke verklaring voor de ontwikkeling in het publieke imago van de Nederlandse Spoorwegen, is het effect van framing. Dit onderzoek zal zich daarom richten op de vraag hoe verschillend Nederlandse dagbladen deze Fyra-kwestie hebben geframed in verschillende fasen van het project ten opzichte van Vlaamse dagbladen. Hierbij worden drie fasen onderscheiden: de introductie van de Fyra op het Nederlandse spoor; de afschaffing van de Fyra; en tenslotte de aanvang en nasleep van de parlementaire enquête. Daarnaast worden de berichtgeving door populaire en kwaliteitskranten met elkaar vergeleken.

Entman (1993) definiëerde framing als een proces waarbij sommige aspecten van een waargenomen realiteit worden geselecteerd en saillanter worden gemaakt om een bepaalde probleemstelling, causale interpretatie, morele evaluatie of aanbeveling te promoten voor een bepaald issue. Door middel van framing beïnvloeden de media de mate waarin het publiek

(4)

bepaalde issues belangrijk vindt, maar ook hoe men deze issues begrijpt en de betrokken actoren beoordeelt (Cho & Hong, 2009; Cornelissen, 2014; Deephouse, 2000; Hallahan, 1999; Kostadinova & Dimitrova, 2012; Scheufele & Tewksbury, 2007). De manier waarop de media de Fyra-problematiek framen, hangt daarom samen met hoe het Nederlandse en Vlaamse publiek NS en andere betrokken partijen evalueert. De Nederlandse en Vlaamse media kunnen pogingen van deze actoren om hun reputatie te verbeteren zowel ondersteunen als dwarsbomen. Vooral voor NS is dit relevant, omdat de organisatie bepaalde doelstellingen heeft vastgesteld met betrekking tot het verbeteren van haar reputatie (NS, 2015). De media

system dependency theory van Ball-Rokeach en DeFleur (1976) stelt dat organisaties van de

nieuwsmedia afhankelijk zijn om hun stakeholders te bereiken en om hun reputatie te waarborgen. NS kent een groot aantal stakeholders, waaronder aandeelhouders, medewerkers en vakbonden, maar ook politici en consumentenorganisaties. Dit zijn voorbeelden van stakeholders die NS direct kan bereiken, bijvoorbeeld door middel van een centrale stakeholderdialoog (NS, 2015). Aan de andere kant zijn individuen, zoals treinreizigers, niet altijd in staat om aan deze dialoog deel te nemen. Zij zijn hierdoor afhankelijk van de media om meer te weten te komen over organisaties (Einwiller, Carroll & Korn, 2010). De media spelen hierdoor een centrale rol in de communicatie tussen organisatie en stakeholders. Om deze laatste groep stakeholders te kunnen bereiken, is het voor NS belangrijk om op een gunstige manier in de media te komen. Communicatieprofessionals en journalisten hebben echter andere doelen, waardoor frame conflicts kunnen ontstaan. Bij een dergelijk conflict framen journalisten gebeurtenissen op een andere manier dan de organisatie voor ogen heeft. Deze conflicten kunnen worden voorkomen wanneer de organisatie rekening houdt met de frames die nieuwsmedia bij voorkeur gebruiken (Cornelissen, 2014). Voor NS is het daarom belangrijk om te weten welke frames dit zijn. Daarnaast is het voor de stakeholders van belang in welke mate hun informatievoorziening wordt beïnvloed door het gebruik van

(5)

bepaalde frames.

Naast een potentiële bijdrage van dit onderzoek voor maatschappelijke instanties zoals NS en zijn stakeholders, voegt deze thesis ook toe aan bestaand onderzoek naar frames. Frame-analyse is een veelgebruikte methodologie in de politieke communicatie, maar kent nog niet zo’n grote populariteit in de corporate communicatie, hoewel het ook in dit vakgebied een geschikte onderzoeksmethode is (Caroll & McCombs, 2003; Meijer & Kleinnijenhuis, 2006). Onderzoek naar framing kan belangrijke inzichten opleveren in hoe media berichten over zakelijk nieuws in het algemeen en in hun rapportage over specifieke organisaties (Waller & Conway, 2011). Vaak richt onderzoek naar framing zich op issue-specifieke frames in plaats van generieke frames, terwijl generieke frames beter geschikt zijn om berichten uit verschillende mediabronnen of periodes te vergelijken. Ook is het merendeel van onderzoeken naar framing beschrijvend en worden er geen hypotheses getest, waardoor de resultaten van deze studies beperkt blijven tot de issues waar deze onderzoeken zich op richten (Matthes, 2009).

In het kader van nationale vergelijkingen is er een gebrek aan onderzoek naar in hoeverre Nederlandse en Vlaamse mediasystemen en pers van elkaar verschillen. Wel is bekend dat de Vlaamse krantenmarkt kleiner is dan de Nederlandse en een beperkter publiek moet weten aan te spreken, wat gevolgen kan hebben voor de aard van de issues waarover zij berichten. Vlaamse berichtgeving is bijvoorbeeld minder internationaal georiënteerd (Mertens, 2016). Op het gebied van berichtgeving over organisaties werd eerder aangetoond dat Nederlandse kranten vaker met persbureaus werken, terwijl in Vlaanderen de pr-afdelingen van organisaties zelf een grotere rol spelen (Hijmans, Schafraad, Buijs & d’Haenens, 2011). Hijmans et al. (2011) toonden in hun onderzoek bovendien aan dat Nederlandse kranten nieuws overnemen van een meer divers aanbod aan bronnen dan Vlaamse kranten. Echter werd in geen van deze onderzoeken ingegaan op verschillen in

(6)

framing; met deze thesis werd gepoogd om dit gat in de literatuur deels op te vullen.

Er wordt in stappen naar het beantwoorden van de onderzoeksvraag toegewerkt. Om te beginnen worden het concept framing en de relevante frames bij deze kwestie nader toegelicht in het theoretisch kader. Aan de hand van bestaande literatuur worden hypothesen gevormd. Vervolgens worden de methode en het analyseproces beschreven. Hierna volgen de resultaten van deze analyses en de belangrijkste conclusies, inclusief het antwoord op de bovengenoemde onderzoeksvraag. Tenslotte zullen in de discussie de beperkingen van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek worden genoemd.

Theoretisch kader

Generieke frames

Onderzoek naar framing richt zich op de manier waarop informatie wordt gepresenteerd (Godefroidt, Berbers & D’Haenens, 2016). Frames plaatsen gebeurtenissen in een bepaalde context en benadrukken waarden, feiten of overwegingen die in een alternatief frame van minder belang zouden zijn (De Vreese, 2004; Ihlen & Nitz, 2008). Op deze manier helpen frames de lezer om informatie te classificeren en te verwerken (Lecheler & De Vreese, 2013). Doorgaans worden frames in verschillende onderzoeken op een andere manier geïnterpreteerd en geoperationaliseerd (Entman, 1993; Matthes, 2009). In het huidige onderzoek is voortgebouwd op het onderscheid tussen issue-specifieke en generieke frames dat in eerdere literatuur over dit onderwerp is gemaakt. Issue-specifieke frames worden geoperationaliseerd voor of afgeleid uit berichten over één onderwerp. Hierdoor zijn ze vaak gelimiteerd tot de specifieke context van deze berichten. Generieke frames kennen deze thematische beperking niet en zijn daarom toepasbaar op verschillende onderwerpen. Daarnaast zijn generieke frames geschikt voor een vergelijking tussen verschillende landen in verschillende periodes (De Vreese, 2002). Semetko en Valkenburg (2000) identificeerden in hun onderzoek vijf

(7)

verschillende generieke frames: het conflictframe, het human-interestframe, het economisch frame, het moraliteitsframe, en het verantwoordelijkheidsframe.

Binnen een moraliteitsframe wordt een issue in de context van religieuze of morele voorschriften geplaatst. Omdat onderzoek heeft uitgewezen dat de indicatoren van dit frame inconsequent zijn en het frame over het algemeen weinig voorkomt in Nederlandse berichtgeving, is ervoor gekozen om het moraliteitsframe in het Fyra-onderzoek achterwege te laten (o.a. D’Haenens & De Lange, 2001; Dirikx & Gelders, 2010; Semetko & Valkenburg, 2000).

Bij een conflictframe wordt er nadruk gelegd op conflicten tussen individuen, groepen of organisaties (Semetko & Valkenburg, 2000). Conflict is een indicator voor de nieuwswaardigheid van een bericht en is daarnaast bepalend voor de manier waarop journalisten over een situatie berichten (De Vreese, 2005; Galtung & Ruge, 1965). Nelson, Lecheler, Shuck en De Vreese (2015) suggereerden dat framing inherent is aan conflict, omdat het tegen elkaar afwegen van tegenstrijdige waarden vraagt om een zekere mate van interpretatie—deze interpretatie vindt plaats in de vorm van framing. Het conflictframe is dan ook in veel mediasystemen, waaronder de Nederlandse, dominant (De Vreese, 2012; De Vreese, Peter & Semetko, 2001; Hamdy & Gomaa, 2012). Onderzoek naar dit frame beperkt zich echter vaak tot politiek nieuws (zie De Vreese, 2005; Schuck, Vliegenthart & De Vreese, 2016). Ook in economisch nieuws zijn journalisten meer geneigd om het conflictframe toe te passen wanneer het politieke actoren betreft dan wanneer ze over bedrijven schrijven (Kalogeropoulos et al., 2014). Toch zal het conflictframe ook in de berichtgeving over de non-politieke organisaties betrokken bij de Fyra-kwestie een rol spelen, vanwege het feit dat

conflict frame building, het proces waarin journalisten issues framen in termen van conflict,

wordt gestimuleerd door Nederlandse mediaroutines (Bartholomé, Lecheler & De Vreese, 2015). Kwaliteitskranten berichten over het algemeen vaker over politiek en economisch

(8)

nieuws. Omdat het conflictframe veel in deze soorten nieuws wordt toegepast, is het aannemelijk dat dit frame daarom meer voorkomt in kwaliteitskranten dan in populaire kranten (Semetko & Valkenburg, 2000; Semetko, De Vreese & Peter, 2000; Van Cauwenberge, Gelders & Joris, 2009). Op basis hiervan is de eerste hypothese opgesteld:

H1 Het conflictframe zal vaker voorkomen in artikelen van de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en De Standaard dan in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws.

Een issue wordt in termen van economic consequences geframed wanneer de nadruk wordt gelegd op de economische gevolgen die het issue zal hebben voor een individu, groep, organisatie, gebied of land (Semetko & Valkenburg, 2000). De economische impact van een gebeurtenis is, net zoals conflict, een determinator van de nieuwswaardigheid van een issue. Het benadrukken van economische gevolgen kan een issue relevant maken voor het publiek (De Vreese, 2004; D’Haenens & De Lange, 2001). Ook in niet-financieel of economisch nieuws wordt dit frame vaak gebruikt (Van Cauwenberge, Gelders & Joris, 2009). Verhoeven (2009) toonde aan dat corporate actoren het economisch frame meer gebruiken dan de andere vier generieke frames wanneer zij zelf in het nieuws komen. Hoewel dit onderzoek televisienieuws betrof, vonden An en Gower (2009) eveneens een sterke aanwezigheid van het economisch frame in corporate nieuws in kranten.

Opnieuw lijken kwaliteitskranten vaker indicatoren van dit economisch frame te bevatten dan populaire publicaties (An & Gower, 2009; Semetko & Valkenburg, 2000). Dit leidt tot de volgende hypothese:

H2 Het economisch frame zal vaker voorkomen in de kwaliteitskranten NRC

Handelsblad en De Standaard dan in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws.

(9)

Wanneer gebruik wordt gemaakt van een verantwoordelijkheidsframe wordt de verantwoordelijkheid voor het veroorzaken of oplossen van een probleem toegeschreven aan de overheid, individuen of groepen (Semetko & Valkenburg, 2000). An en Gower (2009) vonden hierbij een relatie tussen de attributie van verantwoordelijkheid en elementen van de andere frames: wanneer de verantwoordelijkheid bij een individu wordt gelegd, komen vaak kwesties van human-interest en moraliteit ter sprake. Het toeschrijven van de verantwoordelijkheid voor een crisis aan een organisatie ging in deze studie gepaard met gebruik van het economisch frame.

In het geval van de Fyra zal dit frame relevant zijn, omdat de verantwoordelijkheidskwestie ingewikkeld is vanwege de vele betrokken factoren en de unieke positie van de NS. De NS is een geprivatiseerd bedrijf, maar de Nederlandse overheid is de voornaamste aandeelhouder van de NS (NS, 2015). Commerciële en publieke belangen kunnen hierbij verstrengeld raken, omdat deze twee organisaties niet volledig los van elkaar staan. Daarnaast is de vraag of de schuld wordt gelegd bij het gehanteerde beleid of bij het daadwerkelijke materieel van de Fyra. Eerdere inhoudsanalyses naar het gebruik van dit frame in corporate nieuws heeft aangetoond dat het verantwoordelijkheidsframe prominent is in de berichtgeving over organisaties, met name organisaties in crisis (An & Gower, 2009; Semetko & Valkenburg, 2000). Semetko en Valkenburg (2000) constateerden tevens dat het opnieuw kwaliteitskranten zijn die vaker van dit frame gebruik maken dan populaire kranten. Hieruit komt de derde hypothese voort:

H3 Het verantwoordelijkheidsframe zal vaker voorkomen in artikelen van de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en De Standaard dan in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws.

Bij een human-interestframe wordt de nadruk gelegd op emotionele aspecten van een issue of gebeurtenissen en wordt er een link gemaakt met de impact die het issue op individuen heeft.

(10)

Het issue wordt gepersonaliseerd en gedramatiseerd om een emotionele reactie op te roepen bij het publiek en kan zelfs beïnvloeden in welke mate verantwoordelijkheid voor een issue wordt toegeschreven aan een organisatie of aan de overheid (Boukes, Boomgaarden, Moorman & De Vreese, 2015; Cho & Gower, 2006; Semetko & Valkenburg, 2000). Een nadeel van studies naar de effecten van het human-interestframe is dat zij zich vaak richten op één specifiek onderwerp of op een periode van crisis, waardoor de resultaten niet te generaliseren zijn naar andere onderwerpen of algemene berichtgeving. An en Gower (2009) zagen het human-interestframe in hun onderzoek nauwelijks terug, hoewel zij dit gebrek zelf toeschreven aan het feit dat hun inhoudsanalyse zich richtte op “elite” publicaties die doorgaans minder gebruik maken van het human-interestframe dan andere publicaties. Andere studies hebben eveneens aangetoond dat dit frame, in tegenstelling tot de hierboven genoemde frames, vaker wordt gebruikt in meer sensatiegerichte, populaire publicaties, hoewel het alsnog als een dominant frame in de media wordt gezien (Semetko & Valkenburg, 2000; Van Cauwenburge, Gelders & Joris, 2009). Deze bevindingen hebben geleid tot de vierde hypothese:

H4 Het human-interestframe zal vaker voorkomen in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws dan in de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en De Standaard.

Kwaliteitskranten versus populaire kranten in Nederland en Vlaanderen

Nederland en België passen beiden in het democratic corporatist system van Hallin en Mancini (2004). Dit systeem wordt gekarakteriseerd door een hoog politiek parallellisme, hoge professionalisering van de journalistiek, een historisch partij-gerelateerd publiek omroepbestel en relatief sterke pogingen van de overheid om persvrijheid te waarborgen. Een groot verschil tussen deze twee landen is echter een meer competitieve krantenmarkt in het Nederlandse medialandschap (Van Aelst et al., 2008). Vlaamse krantenredacties hebben

(11)

bovendien een negatievere houding ten opzichte van het proces van framing dan Nederlandse dagbladen (Boesman & Van Gorp, 2016). Hoewel Boesman en Van Gorp (2016) onderzoek deden naar andere publicaties dan in deze thesis aan bod komen, zullen hun bevindingen alsnog relevant zijn vanwege het gebrek aan ideologisch pluralisme in het Vlaamse krantenlandschap. De Standaard en Het Laatste Nieuws lijken bijvoorbeeld, ondanks het verschil in achtergrond van de krant, een ideologische cultuur te delen en gebruik te maken van hetzelfde soort argumenten (Raijmaekers & Maeseele, 2014). Het is daarom mogelijk dat in de Nederlandse pers een grotere diversiteit aan frames wordt gebruikt dan in de Vlaamse, ondanks de vergelijkbare mediasystemen. De literatuur geeft hier echter geen complete overeenstemming over. Van Cauwenberge, Gelders en Joris (2009) toonden aan dat de Vlaamse krant De Standaard evenveel gebruik maakte van het conflictframe als de Nederlandse krant de Volkskrant; opvallend genoeg is dit in tegenstrijd met recenter onderzoek door Schuck, Vliegenthart en de Vreese (2016). Shuck et al. toonden namelijk aan dat het conflictframe vaker werd gebruikt in Nederlandse media dan in Vlaamse media— echter richtte dit onderzoek zich niet alleen op framegebruik door kranten, maar ook op frames in televisienieuws.

Een andere mogelijke reden waarom variatie in frames in België kleiner zou kunnen zijn dan in Nederland, is het verschil in gebruik van mediabronnen. Nederlandse nieuwsmedia nemen hun nieuws over van een groter aanbod van media dan Vlaamse nieuwsmedia (Hijmans, Schafraad, Buijs & d’Haenens, 2011). De salience hypothesis stelt dat de prominentie van frames in de media-input positief gerelateerd is aan de prominentie van deze frames in de berichtgeving van media. Omdat van nieuwsmedia wordt verwacht dat zij het nieuws op een objectieve manier brengen, zullen zij hun bronnen en de frames die zij gebruiken evenredig laten terugkomen in de berichtgeving (Hänggli, 2011). Aangezien Nederlandse dagbladen gebruik maken van meer bronnen, zullen zij waarschijnlijk meer

(12)

verschillende frames in de berichtgeving moeten laten terugkomen om aan dit criterium te voldoen dan Vlaamse dagbladen. Op basis van deze informatie is de vijfde hypothese opgesteld:

H5 In de Nederlandse dagbladen NRC Handelsblad en De Telegraaf zal gebruik worden gemaakt van een grotere diversiteit in frames dan in de Vlaamse dagbladen De

Standaard en Het Laatste Nieuws.

Ontwikkeling in gebruikte frames

Naast een onderscheid in Vlaamse en Nederlandse populaire en kwaliteitskranten maakt dit onderzoek een onderscheid tussen drie fasen in het verloop van de Fyra-kwestie. De fasen zijn afgebakend door belangrijke gebeurtenissen die tijdens het project hebben plaatsgevonden. De eerste fase vangt aan op 7 september 2009, na het in gebruik nemen van de Fyra-treinen op het Nederlandse spoor. De tweede fase, de afschaffing van de Fyra, begint op 31 mei 2013. Kort hierna volgde de aankondiging van een parlementaire enquête naar het project. Voor deze fase wordt als startpunt gekozen voor 19 december 2013, aangezien op deze datum het onderzoeksvoorstel van de enquêtecommissie door de Tweede Kamer werd aangenomen. De frames die journalisten gebruiken worden gevormd door hun politieke en maatschappelijke omgeving. Bepaalde frames kunnen hierdoor na verloop van tijd meer of minder prominent worden in de nieuwsmedia (Ryan, Carragee & Meinhofer, 2001). Dit proces van frame changing vindt plaats wanneer hetzelfde onderwerp langere tijd in het nieuws aanwezig is; journalisten benadrukken over de tijd andere attributen van dit onderwerp om het verhaal interessant te houden (Chyi & McCombs, 2004). Het is onduidelijk in hoeverre frame changing plaatsvindt in Vlaamse berichtgeving. Joris et al. (2013) liet zien dat Vlaamse journalisten gebruik maken van een beperkte set frames en hierdoor niet vaak van frames wisselen. Echter toonde Maeseele (2011) in een onderzoek naar het maatschappelijk debat over biotechnologie aan dat het framegebruik door zowel De Morgen als De Standaard

(13)

wel degelijk afhankelijk was van de fase waarin het debat zich bevond. Dit laatste onderzoek ging echter niet in op generieke frames, maar op issue-specifieke frames; dit fenomeen lijkt zich vaker voor te doen in studies waarin frames over een langere tijd worden bestudeerd (o.a. Weaver, Lively & Bimber, 2009).

Nijkrake, Gosselt en Gutteling (2015) vonden in hun inhoudsanalyse daarentegen wel een variatie in generieke frames in de berichtgeving van Nederlandse kranten gedurende het verloop van een crisis. In de eerste maand van de onderzochte crisis werd in de media voornamelijk gebruik gemaakt van een human-interestframe, terwijl dit frame in latere stadia slechts weinig voorkwam. Het issue waar dit onderzoek zich op richtte, was een bedreiging voor de publieke gezondheid en de resultaten van dit onderzoek zijn niet per definitie te generaliseren naar publieke kwesties in het algemeen. Toch ziet men ook in andere contexten veranderingen in generieke frames die worden gebruikt naarmate het issue zich ontwikkelt (o.a. Godefroidt, Berbers & D’Haenens, 2009).

In het geval van de Fyra kunnen de gebruikte frames zijn veranderd, omdat er na het initiële falen van de treindienst een uitgebreid onderzoek naar het aanbestedingsproces heeft plaatsgevonden. Later is opnieuw onderzoek naar de Fyra gedaan door een parlementaire enquêtecommissie. Hierdoor was er op verschillende momenten in de onderzochte tijdsperiode een verschil in beschikbare informatie over betrokken partijen en hun handelswijzen. Dagbladen kunnen hun invalshoeken hebben aangepast naar aanleiding van deze nieuwe informatie. Kuttschreuter, Gutteling en De Hond (2011) vonden in hun onderzoek naar de vuurwerkramp in Enschede een dergelijke invloed van de bekendwording van nieuwe saillante details op de berichtgeving in Nederlandse kranten. Op basis hiervan zijn de laatste twee hypothesen gevormd:

H6a Er zullen in de verschillende fasen van het Fyra-project verschillende frames worden gebruikt in de Nederlandse dagbladen NRC Handelsblad en de Telegraaf.

(14)

H6b Er zal geen verschil zijn in de gebruikte frames in de verschillende fasen van het Fyra-project in de Vlaamse dagbladen De Standaard en Het Laatste Nieuws.

De context

Gerrits, Marks en Böhme (2015) beschreven al eerder het verloop van het Fyra-project. Al in de jaren ’70 ambieerde de Nederlandse overheid een internationale treinservice die de Randstad zou verbinden met andere Europese hubs. Ze ontwikkelde een plan voor twee trajecten: de HSL-Zuid-lijn, tussen Amsterdam en Brussel, en de HSL-Oost-lijn, die Amsterdam met Keulen zou verbinden. Na het realiseren van de HSL-Zuid-lijn volgde de vraag wie dit spoor zou mogen exploiteren. Uiteindelijk leidde dit tot een samenwerking tussen de High Speed Alliance (HSA), gevormd door de NS en KLM, en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS). Hun Fyra-project werd vernoemd naar het Zweedse woord voor ‘vier’−een verwijzing naar de vier steden die door het hogesnelheidstraject werden verbonden: Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en Brussel. Daarnaast stond het voor ‘fier’ of ‘trots’. Al snel na de eerste Fyra-treindienst tussen Amsterdam en Breda op 7 september 2009 werd duidelijk dat het project niet het pronkstuk was waar de Nederlandse overheid destijds op had gehoopt. De bezetting viel tegen door hoge tarieven en het verplicht reserveren, waardoor zulke grote verliezen op het project werden gemaakt dat de HSA failliet dreigde te gaan. Ook was er sprake van ernstige technische mankementen aan het materieel, waardoor de Fyra als onbetrouwbaar werd gezien. In december 2012 werd de treindienst uitgebreid naar Brussel; een luttele veertig dagen later besloten de Belgische autoriteiten deze alweer stop te zetten. Niet lang hierna besloot ook Nederland de Fyra niet langer te laten rijden. Veertig jaren ontwerpen, plannen en bouwen van de HSL-Zuid-lijn waren uitgelopen op een mislukking. Na een onderzoek naar het aanbestedingsproces van de Fyra, werd in december 2013 van start gegaan met een parlementaire enquête naar het issue.

(15)

Methode

Om de gebruikte frames in de verschillende kranten te identificeren, is in deze thesis gebruikgemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Op deze manier kan de inhoud van de artikelen op een zo objectieve manier geanalyseerd worden. Dankzij de mogelijkheid tot statistische toetsen, kan bovendien worden vastgesteld of de resultaten van de analyse te generaliseren zijn naar Vlaamse en Nederlandse dagbladen in het algemeen. Zo levert dit onderzoek een bijdrage aan het in kaart brengen van de verschillen tussen deze twee medialandschappen op het gebied van framing.

Sample

Voor de Nederlandse kranten NRC Handelsblad en De Telegraaf is gebruikgemaakt van de database LexisNexis: de zoekterm ‘atleast2(Fyra)’ heeft geleid tot 447 artikelen in totaal. Belgische krantenartikelen uit De Standaard en Het Laatste Nieuws zijn opgevraagd uit GoPress Academic: de zoekterm ‘Fyra’ geeft hier 432 resultaten. De uiteindelijke sample is geselecteerd op basis van een getrapte steekproef. Van ieder van de vier kranten zijn random 20 artikelen geselecteerd voor ieder van de drie fasen van het project. Artikelen voor fase één zijn opgevraagd tussen de periode 1 september 2009 en 30 mei 2013; artikelen voor fase twee zijn opgevraagd tussen de periode 31 mei 2013 en 18 december 2013; tenslotte zijn artikelen voor fase drie opgevraagd tussen de periode 19 december 2013 en 31 maart 2016. Per fase zijn de resultaten gesorteerd op datum. Aangezien artikelen zowel in LexisNexis als in GoPress een nummer toegewezen krijgen, is de selectie gebaseerd op een random number

generator. Omdat GoPress onjuist ingevoerde (d.w.z. incomplete of dubbele) artikelen bevat,

zijn zeven extra nieuwsberichten in de sample meegenomen om te compenseren voor problematische artikelen. Dit heeft geleid tot een uiteindelijke steekproefgrootte van 247 artikelen.

(16)

Type krant en herkomst

Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag zijn in totaal zeven hypothesen getoetst. De eerste vier hypothesen hebben allen betrekking op de mate van aanwezigheid van verschillende frames in kwaliteits- en populaire kranten. Om dit te kunnen onderzoeken zijn de antwoorden op de variabele ‘Krant’ gehercodeerd tot een dichotome variabele ‘Populaire krant’. NRC Handelsblad en De Standaard vormen hierbij antwoordcategorie (0) of ‘geen populaire krant’; De Telegraaf en Het Laatste Nieuws vormen hierbij antwoordcategorie (1) of ‘populaire krant’. De vijfde hypothese doet een aanname over een verschil in diversiteit in frames tussen Nederlandse en Vlaamse dagbladen. Om dit te toetsen, zijn de antwoorden op de variabele ‘Krant’ gehercodeerd tot een dichotome variabele ‘Nederlandse krant’. De

Standaard en Het Laatste Nieuws vormen antwoordcategorie (0), ofwel ‘geen Nederlandse

krant; NRC Handelsblad en De Telegraaf vormen hierbij antwoordcategorie (1) of ‘wel Nederlandse krant’. De zesde hypothese heeft betrekking tot de ontwikkeling van frames over de tijd in Nederlandse dagbladen en de ontwikkeling van frames over de tijd in Vlaamse dagbladen. Ook om deze hypothese te toetsen is gebruik gemaakt van de gehercodeerde variabele ‘Nederlandse krant’, waarbij De Standaard en Het Laatste Nieuws de categorie (0) of ‘geen Nederlandse krant’ vormen en NRC Handelsblad en De Telegraaf de categorie (1) of ‘wel Nederlandse krant’. Daarnaast is hierbij gelet op de fase waarin het artikel was gepubliceerd; deze fasen zijn in het codeerschema zelf al opgenomen en hoeven om deze reden niet gehercodeerd te worden.

Meten van frames

De aanwezigheid van frames is in eerste instantie gemeten in alinea’s die hoofdzakelijk over de Fyra gingen. In het merendeel van de artikelen stond de Fyra centraal en ging het in meer dan twee alinea’s hoofdzakelijk over de Fyra; in dit geval is het artikel als geheel gecodeerd

(17)

en niet per individuele alinea. Om te meten in welke mate de verschillende frames in artikelen over de Fyra werden gebruikt, is gebruik gemaakt van twintig verschillende vragen die door de codeur met ja (1) of nee (0) beantwoord kunnen worden. Door te kiezen voor binaire antwoordschalen is gepoogd om de overeenstemming tussen de antwoorden van de codeurs zo hoog mogelijk te houden om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verbeteren. De vier onderzochte frames zijn geoperationaliseerd op basis van eerder onderzoek (Nijkrake, Gosselt & Gutteling, 2014; Semetko & Valkenburg, 2000). Er is op de codeboeken van deze studies voortgebouwd door de bestaande vragen aan te passen. De belangrijkste wijzigingen zijn het vertalen van de Engelse vragen naar het Nederlands en het specificeren van de generieke frames om ze toe te kunnen passen op het onderwerp Fyra. Dit proces van specificatie is gebaseerd op bestaande achtergrondkennis over het onderwerp die was opgedaan tijdens eerder onderzoek en tijdens het testen van het codeboek. Per frame is gebruikgemaakt van vijf indicatoren. Indicatoren voor het verantwoordelijkheidsframe zijn (1) attributie van verantwoordelijkheid aan commerciële organisaties, (2) het suggereren van onbetrouwbaarheid van betrokken partijen, (3) attributie van verantwoordelijkheid aan overheidsorganen, (4) het voorstellen van een oplossing en (5) het suggereren van urgentie.

Het human-interestframe bestaat uit (1) het gebruik van een menselijk voorbeeld of menselijk gezicht om de Fyra-kwestie weer te geven, (2) het gebruik van bijwoorden of een beschrijving van een persoonlijke situatie om woede, empathie, sympathie of compassie op te roepen, (3) het leggen van nadruk op de gevolgen van de Fyra-kwestie voor reizigers, en (4) het beschrijven van het privé- of persoonlijke actoren van betrokken actoren.

Het conflictframe is aanwezig wanneer (1) onenigheid tussen actoren wordt gereflecteerd in de tekst, (2) actoren tegenover elkaar staan en dit tot uitdrukking komt door middel van verwijten, (3) wordt gerefereerd naar twee of meer kanten van de Fyra-kwestie,

(18)

(4) wordt gesuggereerd dat bepaalde groepen profiteren van de problemen met de Fyra terwijl andere groepen de lasten dragen, of (5) één of meerdere partijen zich verdedigen tegen verwijten die tegen hen zijn gemaakt.

Tenslotte is het economisch frame opgebouwd uit (1) het noemen van toekomstige financiële verliezen of opbrengsten als gevolg van de Fyra-kwestie, (2) het refereren naar de kosten van de parlementaire enquête, (3) het verwijzen naar de economische consequenties van het wel of niet ondernemen van een bepaalde manier van handelen, (4) het noemen van achterstallige of kwijtgescholden betalingen en (5) het noemen van economische oorzaken van het Fyra-probleem. Deze indicatoren zijn vervolgens voor ieder frame samengevoegd tot een gemiddelde score, die de variabele ‘mate van aanwezigheid frame’ vormde. Hiermee kon worden onderzocht welke kranten meer indicatoren bevatten van ieder frame.

Om de diversiteit in frames te meten, is gebruik gemaakt van het criterium van Semetko en Valkenburg (2000); zij stelden dat de aanwezigheid van één indicator al duidt op de aanwezigheid van het frame. Voor elk van de vier frames is daarom een somscore gevormd uit de indicatoren. Deze somscore is vervolgens per frame gehercodeerd tot de variabele ‘aanwezigheid frame’, waarbij een score van nul leidt tot indeling in de categorie (0) of ‘niet aanwezig’, terwijl een score van één of hoger leidt tot indeling in de categorie (1) of ‘wel aanwezig’.

Betrouwbaarheid

Één codeur heeft aan de hand van een deels gezamenlijk opgesteld codeboek (zie bijlage) krantenartikelen uit de vier onderzochte kranten geanalyseerd. Het codeboek is meerdere malen doorlopen voor aanvang van het codeerproces om eventuele problemen en onduidelijkheden te achterhalen. In totaal zijn 30 artikelen door vier verschillende codeurs gecodeerd om de intercodeurbetrouwbaarheid te berekenen met behulp van Lotus. De codeurs hebben specifieke instructies ontvangen over hoe de variabelen met een te lage S-Lotus

(19)

gecodeerd moeten worden en het codeboek is aangepast. Na de tweede test varieerde de S-Lotus van 0,57 tot 0,80 en deze was dus nagenoeg voor alle variabelen voldoende of goed. De S-Lotus scores van de variabelen die nog steeds enigszins onder de grens van 0,60 scoorden (zie tabel 1.1) zijn vergeleken met de scores uit de eerste test; in de meeste gevallen scoren deze variabelen aanzienlijk beter en op basis hiervan werd aangenomen dat deze variabelen in een derde testronde na minimale instructie wel voldoende betrouwbaar zouden zijn. Indicator

KV2.5, “Noemt of beschrijft de tekst indirecte slachtoffers van de Fyra-kwestie?”, maakte

aanvankelijk deel uit van het human-interestframe, maar is niet opgenomen in het definitieve codeboek, omdat deze variabele meerdere malen te laag scoorde op de intercodeurbetrouwbaarheid en niet manifest genoeg te maken was.

Tabel 1.1

Indicatoren frames en interbetrouwbaarheidheidscores

Frame Indicator S-Lotus

Verantwoordelijkheidsframe Verantwoordelijkheid commerciële organisatie 0,80 Onbetrouwbaarheid betrokken partij 0,71

Verantwoordelijkheid overheid 0,68

Voorstellen oplossing 0,80

Urgentie van handelen 0,80

Human-interestframe Menselijk voorbeeld of menselijk gezicht 0,73 Bijwoorden of een beschrijving van een

persoonlijke situatie 0,66

Nadruk op gevolgen voor reizigers 0,73 Privé- of persoonlijke leven actoren 0,78

Conflictframe Onenigheid tussen actoren 0,77

Verwijten 0,57

Refereren naar twee of meer kanten 0,80 Profiteren van kwestie terwijl anderen de lasten

(20)

Verdedigen tegen gemaakte verwijten 0,73 Economisch frame Toekomstige financiële verliezen of opbrengsten 0,74

Kosten parlementaire enquête 0,71

Economische consequenties van bepaalde

manier van handelen 0,71

Achterstallige of kwijtgescholden betalingen 0,59

Economische oorzaken 0,69

Voorafgaand aan de analyses is voor ieder van de frames een principale-componenten-factoranalyse met Varimax-rotatie uitgevoerd. De indicatoren van het verantwoordelijkheidsframe, conflictframe en economisch frame leveren per frame twee componenten op met een eigenwaarde hoger dan één. Deze verklaren respectievelijk 54,9%, 67,1% en 59,7% van de variantie in de antwoorden. De Cronbach’s α van het verantwoordelijkheidsframe is 0,36 en kan alleen verbeterd worden door variabele KV1.2,

“Suggereert de tekst dat een betrokken partij zich als onbetrouwbaar heeft opgesteld?”, te

schrappen. Echter zou de α dan nog steeds ruim ondermaats zijn en de indicator wordt als te belangrijk gezien om buiten beschouwing te laten.

Hetzelfde geldt voor het economisch frame, die een Cronbach’s α heeft van 0,58. Ook hier weegt het verbeteren van de betrouwbaarheid niet op tegen het belang van de indicator in kwestie, K4.2, “Wordt er in de tekst gerefereerd naar de kosten van de parlementaire

enquête?”. Dit is namelijk de enige variabele die rekening hield met de indirecte

(economische) consequenties van het Fyra-project, in de vorm van de parlementaire enquête die op het project volgde.

Het conflictframe is de enige schaal met een redelijke betrouwbaarheid (Cronbach’s α = 0,68). Deze schaal kan verbeterd worden door K2.4, “Suggereert de tekst dat bepaalde

groepen profiteren van of baat hebben bij het falen van de Fyra?”, buiten beschouwing te

(21)

hebben op de betrouwbaarheid, is opnieuw gekozen om de variabele te behouden vanwege de gepercipieerde waarde van de indicator voor het frame. Doorgaans was deze indicator namelijk aanwezig wanneer concurrenten van de NS en HSA in een artikel aan bod kwamen; vaak lag hierbij de nadruk op de prestaties van de concurrent ten opzichte van de Fyra, waardoor conflict werd gestimuleerd.

Alleen het human interest frame bevat slechts één component met een eigenwaarde hoger dan één, die 55,7% van de variantie in de antwoorden verklaart. De Cronbach’s α van deze schaal is 0,67 en kan verbeterd worden door de variabele KV2.3, “Legt het verhaal

nadruk op hoe reizigers door de Fyra-kwestie worden geaffecteerd?”, te schrappen. Er is voor

gekozen om deze variabele niet weg te laten, vanwege het al eerder schrappen van een andere indicator van dit frame.

Ondanks de aanwezigheid van meerdere componenten voor het merendeel van de frames en de lage betrouwbaarheid, is voor alle frames een schaalvariabele gemaakt. De frames zijn namelijk gebaseerd op bestaand onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000) en zijn meerdere malen in onderzoek gebruikt; op basis hiervan werd aangenomen dat de schalen toch valide en betrouwbaar genoeg zouden zijn ondanks tegenstrijdige resultaten uit dit onderzoek.

Per frame is een schaal geconstrueerd die liep van nul (helemaal niet aanwezig) tot één (zeer prominent aanwezig). Het conflictframe is het meest voorkomend in de 215 artikelen die zijn opgenomen in de uiteindelijke analyses: de gemiddelde score was 0,34 (SD = 0,29). Daarna volgen het verantwoordelijkheidsframe (M = 0,32, SD = 0,23) en het economisch frame (M = 0,23, SD = 0,23). Het human-interestframe komt het minst vaak voor: dit frame scoort gemiddeld 0,11 (SD = 0,21).

Resultaten

(22)

Om de eerste vier hypothesen te beantwoorden, is—ondanks het feit dat er geen sprake was van een normale verdeling van de data—gebruik gemaakt van meerdere eenwegsvariantieanalyses. Hierbij vormen de fase waarin het artikel is gepubliceerd en de dummyvariabelen ‘Nederlandse krant’ en ‘populaire krant’ de onafhankelijke variabelen. De schaalvariabelen van de vier verschillende frames vormen de afhankelijke variabelen.

H1, ‘Het conflictframe zal vaker voorkomen in artikelen van de kwaliteitskranten NRC

Handelsblad en De Standaard dan in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws’, is niet ondersteund door de data. Er zijn geen significante verschillen tussen

populaire en kwaliteitskranten gevonden in het gebruik van het conflictframe. Wel is er voor het conflictframe een zwak significant interactie-effect gevonden tussen het type krant en de nationale context, F(1) = 5,36, p = 0,022, η2 = 0,02. Populaire kranten in Nederland bevatten vaker indicatoren van het conflictframe (M = 0,43, SD = 0,30) dan Nederlandse kwaliteitskranten (M = 0,36, SD = 0,30), terwijl Vlaamse populaire kranten juist minder vaak indicatoren van het conflictframe (M = 0,24, SD = 0,24) bevatten dan Vlaamse kwaliteitskranten, (M = 0,33, SD = 0,29). Deze tegengestelde resultaten kunnen verklaren waarom er geen ondersteuning voor H1 werd gevonden en geven tegelijkertijd een belangrijk verschil aan tussen Nederlandse en Vlaamse dagbladen.

Er is wel een zwak significant verschil gevonden in het gebruik van het economisch frame door kwaliteitskranten en populaire kranten, F(1) = 4,57, p = 0,034, η2 = 0,02. Kwaliteitskranten bevatten gemiddeld meer indicatoren van het economisch frame (M = 0,26,

SD = 0,24) dan populaire kranten (M = 0,19, SD = 0,22). Deze bevindingen ondersteunen H2, ‘Het economisch frame zal vaker voorkomen in de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en De Standaard dan in de populaire kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws’.

Daarentegen is H3 (‘Het verantwoordelijkheidsframe zal vaker voorkomen in artikelen

(23)

Telegraaf en Het Laatste Nieuws.’) niet ondersteund: er zijn geen significante verschillen

gevonden tussen populaire en kwaliteitskranten met betrekking tot de aanwezigheid van het verantwoordelijkheidsframe.

Tenslotte is er een zwak significant verschil in het gebruik van het human-interestframe door kwaliteitskranten en populaire kranten, F(1) = 4,11, p = 0,044, η2 = 0,02. Populaire kranten bevatten gemiddeld meer indicatoren van het human interest frame (M = 0,13, SD = 0,28) dan kwaliteitskranten (M = 0,08, SD = 0,20). Dit resultaat was in lijn met de verwachtingen van H4, ‘Het human-interestframe zal vaker voorkomen in de populaire

kranten De Telegraaf en Het Laatste Nieuws dan in de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en

De Standaard’.

Diversiteit in frames

Aan de hand van een t-toets op twee gemiddelden is bekeken in hoeverre Nederlandse en Belgische kranten verschillen in hun framegebruik. In totaal zijn 103 Vlaamse en 112 Nederlandse krantenartikelen geanalyseerd. Er is een redelijk significant verschil tussen Nederlandse en Belgische kranten in het gebruik van drie van de vier frames. Het verantwoordelijkheidsframe wordt vaker gebruikt in Nederlandse (M = 0,37, SD = 0,02) dan in Belgische krantenartikelen (M = 0,26, SD = 0,02), F(1) = 11,48, p = 0,001, η2 = 0,05. Ook het conflictframe is prominenter aanwezig in Nederlandse (M = 0,40, SD = 0,03) dan in Belgische kranten (M = 0,28, SD = 0,03), F(1) = 10,28, p = 0,002, η2 = 0,04. Tenslotte wordt het economisch frame vaker gebruikt in Nederlandse (M = 0,29, SD = 0,02) dan in Belgische kranten (M = 0,17, SD = 0,02), F(1) = 15,55, p < 0.001, η2 = 0,07.

Om de diversiteit in frames te meten, is per frame gebruikgemaakt van de dummyvariabele ‘aanwezigheid frame’; van alle vier deze dummyvariabelen werd vervolgens een somvariabele gemaakt om het totaal aantal frames per artikel aan te geven. In de

(24)

Nederlandse artikelen zijn gemiddeld 2,57 frames (SD = 0,88) gecodeerd, terwijl er in de Belgische kranten gemiddeld 2,17 (SD = 1,06) frames zijn aangetroffen. Dit verschil was matig significant, t(213) = -3.075, p = 0,002, Cohen’s d = 0,41. H5 (‘In de Nederlandse

dagbladen NRC Handelsblad en De Telegraaf zal gebruik worden gemaakt van een grotere diversiteit in frames dan in de Vlaamse dagbladen De Standaard en Het Laatste Nieuws’) is

dus door de data ondersteund.

Ontwikkeling in frames over de tijd

Met behulp van een eenwegsvariantieanalyse is bekeken of Vlaamse en Nederlandse dagbladen van elkaar verschillen in framegebruik over de tijd. Er is geen significant interactie-effect tussen de fase van het project en de herkomst van de krant met betrekking tot het verantwoordelijkheidsframe, human interest frame of het economisch frame. Alleen voor het conflictframe is een klein significant effect gevonden, F(2) = 9,12, p < 0,001, η2 = 0,07. Vlaamse dagbladen maakten gemiddeld ongeveer evenveel gebruik van het conflictframe in de eerste (M = 0,31, SD = 0,25) en tweede fase van het project (M = 0,31, SD = 0,28); dit gebruik nam af in de laatste fase van het project (M = 0,23, SD = 0,29). Voor Nederlandse dagbladen is het verschil in fasen duidelijker. Het conflictframe werd hier in de eerste fase van het project het minst gebruikt (M = 0,23, SD = 0,23). Vervolgens nam het gebruik toe in de tweede fase (M = 0,41, SD = 0,31). Hierna nam het gebruik enigszins af in de derde fase (M = 0,40, SD = 0,32), maar was het frame nog steeds vaker aanwezig dan in de eerste fase. De zesde hypothese is voor het grootste deel niet ondersteund. Er lijken geen grote verschillen te zijn tussen Nederlandse en Vlaamse dagbladen in de ontwikkeling van het framegebruik, behalve in het gebruik van het conflictframe.

(25)

In deze thesis is onderzocht op welke manieren Nederlandse en Vlaamse dagbladen de Fyra-kwestie hebben geframed in drie verschillende fasen van het project. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen populaire en kwaliteitskranten. Over het algemeen bevat de Nederlandse berichtgeving over de Fyra meer verschillende frames dan de Vlaamse berichtgeving. Bovendien zijn er per frame meer indicatoren aanwezig in de Nederlandse kranten NRC Handelsblad en De Telegraaf, wat betekent dat de frames in deze kranten prominenter aanwezig zijn dan in de Belgische kranten. Het conflictframe is het meest dominant aanwezig in de geanalyseerde artikelen, zoals te verwachten was aan de hand van eerdere frame-analyses (De Vreese, 2012; De Vreese, Peter & Semetko, 2001; Hamdy & Gomaa, 2012). Hiermee bevestigt deze studie dat niet alleen in politiek nieuws, maar ook in nieuws over organisaties de nadruk wordt gelegd op conflict—dit is niet in overeemstemming met An en Gower (2009), die aantoonden dat het economische frame de voorkeur had over het conflictframe in corporate nieuws.

Wanneer alleen naar België wordt gekeken, kan worden vastgesteld dat het conflictframe vaker voorkomt in kwaliteitskranten dan in populaire kranten, zoals aanvankelijk werd gedacht. In Nederland gebeurt echter het tegenovergestelde: populaire kranten maken vaker gebruik van het conflictframe dan kwaliteitskranten. Dit is opmerkelijk, omdat in het verleden is aangetoond dat het conflictframe prominenter aanwezig is in kwaliteitskranten (Semetko, De Vreese & Peter, 2000; Semetko & Valkenburg, 2000). Hoewel dit kan betekenen dat deze studies inmiddels enigszins gedateerd zijn en anno 2016 geen accurate reflectie meer vormen van het Nederlandse medialandschap, zijn andere resultaten van de huidige studie wel in overeenstemming met het werk van Semetko en Valkenburg. Er is bijvoorbeeld geconstateerd dat kwaliteitskranten zich vaker richten op de economische aspecten van de Fyra-kwestie dan populaire kranten. Bovendien is bevestigd dat populaire kranten vaker gebruik maken van het human-interestframe dan kwaliteitskranten.

(26)

Opvallend is dat het human-interestframe van alle onderzochte frames het minst werd gebruikt in nieuwsberichten over de Fyra, terwijl bestaande literatuur het human-interestframe juist als één van de dominante frames in de media beschouwt (Semetko & Valkenburg, 2000; Van Cauwenburge, Gelders & Joris, 2009). Ook An en Gower (2009) vonden in hun onderzoek eveneens lage scores voor het human-interestframe. Dit suggereert dat nieuws over organisaties minder vaak wordt gerelateerd aan de ervaringen of omstandigheden van individuen dan politiek nieuws.

Vlaamse kranten gebruiken, zoals verwacht, minder verschillende frames in hun berichtgeving over de Fyra dan Nederlandse dagbladen. Ook zijn in deze studie bevindingen door Schuck, Vliegenthart en De Vreese (2016) bevestigd; Nederlandse kranten bevatten vaker indicatoren van het conflictframe dan Vlaamse kranten.

Ondanks deze grotere diversiteit in frames in Nederlandse dagbladen, is niet geconstateerd dat frames aan een bepaalde fase van het project gekoppeld zijn en er is dus geen sprake van een ontwikkeling door de tijd in het gebruik van drie van de vier frames. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door het conflictframe. In de berichtgeving over de Fyra hebben Nederlandse kranten in eerste instantie weinig gebruik gemaakt van het conflictframe. Pas in latere stadia is de nadruk op conflict komen te liggen. In de Belgische kranten is juist in de laatste fase een afname van gebruik van dit frame geconstateerd, terwijl er in artikelen uit de eerste en tweede fase vaker indicatoren van dit frame aanwezig zijn. Ook hier is weer een verschil te zien tussen de berichtgeving in Vlaamse en in Nederlandse publicaties.

Een grote beperking van dit onderzoek wordt gevormd door de lage validiteit en betrouwbaarheid van de schalen. Ondanks het baseren van de operationalisatie op eerder onderzoek, is gebleken dat de indicatoren in de meeste gevallen niet éénzelfde component meten. Hierbij zijn echter twee zaken die in beschouwing moeten worden genomen. Allereerst

(27)

stelden Semetko en Valkenburg (2000) dat ieder van de indicatoren per frame even belangrijk zijn. De aanwezigheid van één van de indicatoren wijst al op het gebruik van een frame; de aanwezigheid van alle of zelfs de meerderheid van de indicatoren is niet noodzakelijk. Het is daarom mogelijk dat de verschillende indicatoren verschillende aspecten van ieder frame meten, wat de aanwezigheid van meerdere componenten en de lage betrouwbaarheid van de schalen zou kunnen verklaren. Een andere verklaring voor de lage validiteit ligt in de aanpassingen die aan de indicatoren zijn gemaakt ter bevordering van de intercodeurbetrouwbaarheid. Vanwege de algemene natuur van de vragen (het betrof tenslotte generieke frames), was het voor codeurs met weinig achtergrondkennis over het onderwerp Fyra lastig om te onderscheiden wanneer de indicatoren wel of niet van toepassing waren. Om deze reden is een poging gedaan de variabelen te specificeren en zo manifest mogelijk te maken. Uit de pretests van het codeboek en de uiteindelijke ICB-scores bleek dat dit inderdaad het begrip onder de codeurs verhoogde, maar anderzijds heeft dit wellicht geleid tot een minder samenhangende schaal. In toekomstig onderzoek moet daarom worden gezocht naar een betere balans tussen duidelijkheid en cohesie van de indicatoren.

Vanwege de beperkte tijd die voor dit onderzoek beschikbaar was, is de uiteindelijke sample redelijk klein uitgevallen; toch is door middel van een getrapte aselecte steekproef geprobeerd om deze zo representatief mogelijk te houden voor de gehele populatie van krantenartikelen over de Fyra uit de periode september 2009 tot maart 2016. Daarnaast zijn alle 247 artikelen die in het uiteindelijke databestand zijn opgenomen, gecodeerd door dezelfde codeur. Hoewel dit op basis van eerder genoemde ICB-scores in principe geen problemen zou mogen opleveren, moet wel vermeld worden dat de codeur meer kennis had over het onderwerp dan de gemiddelde persoon. Ondanks de aanpassingen om het codeboek zo manifest mogelijk te maken, zou er daarom toch vertekening plaatsgevonden kunnen hebben doordat impliciete boodschappen of verwijzingen eerder werden herkend dan wanneer

(28)

geen sprake was van achtergrondkennis over het onderwerp.

Ondanks de beperkingen van dit onderzoek, geven de resultaten aan dat er wel degelijk verschillen zijn tussen populaire en kwaliteitskranten en dat deze verschillen niet beperkt zijn tot Nederlandse media. Daarnaast is het, op basis van zowel eerdere literatuur (o.a. Van Aelst et al., 2008) als de gevonden resultaten in deze thesis, aannemelijk dat Nederlandse en Vlaamse dagbladen niet geheel op dezelfde wijze berichten over dezelfde onderwerpen. Toekomstig onderzoek zou nader op deze verschillen in kunnen gaan; zoals al eerder was geconstateerd, is er over het algemeen nog weinig bekend over hoe de Nederlandse en Vlaamse mediasystemen van elkaar verschillen. Toch blijft dit een interessante vergelijking, mede vanwege de overeenkomsten in taal. Een suggestie voor vervolgonderzoek zou zijn om in te gaan op verschillen tussen Nederlandse en Vlaamse dagbladen in frames in de algemene berichtgeving. Bovendien hoeft men zich niet te beperken tot frames in dagbladen: op een enkele uitzondering na (zie Schuck, Vliegenthart & De Vreese, 2016) zijn de verschillen in Vlaams en Nederlands televisienieuws zijn tot op heden nog niet duidelijk in kaart gebracht.

Op basis van de resultaten van deze studie zijn enige aanbevelingen die kunnen worden gedaan. Allereerst is in dit onderzoek aangetoond dat ook corporate nieuws voldoende mogelijkheden biedt voor framing-analyse, zoals in het verleden meerdere malen is beargumenteerd en gedemonstreerd (Caroll & McCombs, 2003; Meijer & Kleinnijenhuis, 2006). Ondanks dat de vijf generieke frames van Semetko en Valkenburg (2000) zijn afgeleid uit politiek nieuws, zijn ze goed toe te passen op andere onderwerpen.

Daarnaast is opnieuw de dominantie van het conflictframe in de nieuwsverslaggeving aangetoond. Voor organisaties die in het nieuws willen komen om hun reputatie te verbeteren, zoals NS, betekent dit concreet dat zij in hun persberichten en andere pogingen om media-aandacht te genereren ook gebruik zullen moeten maken van conflict. De organisatie zal

(29)

zichzelf binnen dit conflict op een zo positief mogelijke manier zien te positioneren, bijvoorbeeld door slechte kanten van de tegenstander te benadrukken en de eigen standpunten uit te leggen. Op deze manier kan een organisatie, door gebruik te maken van de dominante frames in de media, haar reputatie opnieuw in goede banen leiden.

(30)

Referenties

An, S., & Gower, K. K. (2009). How do the news media frame crises? A content analysis of crisis news coverage. Public Relations Review, 35(2), 107−112. doi:10.1016/j.pubrev.2009.01.010

Ball-Rokeach, S. J., & DeFleur, M. L. (1976). A dependency model of mass-media effects.

Communication Research, 3(1), 3−21. doi:10.1177/009365027600300101

Bartholomé, G., Lecheler, S., & De Vreese, C. H. (2015). Manufacturing conflict? How journalists intervene in the conflict frame building process. The International Journal

of Press/Politics, 20(4), 438−457. doi:10.1177/1940161215595514

Boukes, M., Boomgaarden, H. G., Moorman, M., & De Vreese, C. H. (2015). Political news with a personal touch: How human interest framing indirectly affects policy attitudes.

Journalism & Mass Communication Quarterly, 92(1), 121−141. doi:10.1177/1077699014558554

Caroll, C. E., & McCombs, M. (2003). Agenda-setting effects of business news on the public's images and opinions about major corporations. Corporate Reputation Review,

6(1), 36−46. doi:10.1057/palgrave.crr.1540188.

Cho, S., & Gower, K. K. (2006). Framing effect on the public’s response to crisis: Human interest frame and crisis type influencing responsibility and blame. Public Relations

Review, 32(4), 420–422. doi:10.1016/j.pubrev.2006.09.011

Cho, S., & Hong, Y. (2009). Netizens’ evaluations of corporate social responsibility: Content analysis of CSR news stories and online readers’ comments. Public Relations Review,

35(2), 147–149. doi:10.1016/j.pubrev.2008.09.012

Chyi, H. I., & McCombs, M. (2004). Media salience and the process of framing: Coverage of the Columbine school shootings. Journalism & Mass Communication Quarterly,

(31)

Cornelissen, J. (2014). Corporate Communication: A Guide to Theory & Practice (4th ed.). London: Sage.

De Vreese, C. H. (2002). Framing Europe: Television news and European integration. Amsterdam: Aksant Academic Publishers.

De Vreese, C. H. (2004). The effects of frames in political television news on issue interpretation and frame salience. Journalism & Mass Communication Quarterly,

81(1), 36–52. doi:10.1177/107769900408100104

De Vreese, C. H. (2005). News framing: Theory and typology. Information Design Journal +

Document Design, 13(1), 51–62. doi:10.1075/idjdd.13.1.06vre

De Vreese, C. H. (2012). New avenues for framing research. American Behavioral Scientist,

56(3), 365–375. doi:10.1177/0002764211426331

De Vreese, C. H., Peter, J., & Semetko, H. A. (2001). Framing politics at the launch of the euro: A cross-national comparative study of frames in the news. Political Communication,

18(2), 107−122. doi:10.1080/105846001750322934

D’Haenens, L., De Lange, M. (2001). Framing of asylum seekers in Dutch regional newspapers. Media, Culture & Society, 23(6), 847−860. doi:10.1177/016344301023006009

Dirikx, A., & Gelders, D. (2010). To frame is to explain: A deductive frame-analysis of Dutch and French climate change coverage during the annual UN Conferences of the Parties.

Public Understanding of Science, 19(6), 732–742. doi:10.1177/0963662509352044

Duursma, M. (2016, February 19). NS haalt in rampjaar 2015 meer omzet. NRC Handelsblad. Retrieved from: http://www.nrc.nl

Einwiller, S. A., Carroll, C. E., & Korn, K. (2010). Under what conditions do the news media influence corporate reputation? The roles of media dependency and need for orientation. Corporate Reputation Review, 12(4), 299−315.

(32)

Entman, R. M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal of

Communication, 43(4), 51−58. doi:10.1111/j.1460-2466.1993.tb01304.x

Galtung, J., & Ruge, M. H. (1965). The structure of foreign news. Journal of Peace Research,

2(1), 64−91. Retrieved from http://www.jstor.org/stable/423011

Gerrits, L., Marks, P., & Böhme, M. (2015). The development and failure of the Dutch “Fyra” high-speed project. Railway update, 9(10), 146−148.

Godefroidt, A., Berbers, A., & D’Haenens, L. (2016). What’s in a frame? A comparative content analysis of American, British, French and Russian news articles. International

Communication Gazette, 0(0), 1−25. doi:10.1177/1748048516640482 Hallahan, K. (1999). Seven models of framing: Implications for public relations. Journal of

Public Relations Research, 11(3), 205−242. doi:10.1207/s1532754xjprr1103_02

Hallin, D. C., & Mancini, P. (2004). Comparing media systems: Three models of media and

politics. Cambridge: Cambridge University Press.

Hamdy, N., & Gomaa, E. H. (2012). Framing the Egyptian uprising in Arabic language newspapers and social media. Journal of Communication, 62(2), 195−211. doi:10.1111/j.1460-2466.2012.01637.x

Hijmans, E., Schafraad, P., Buijs, K., & d’Haenens, L. (2011). Wie schrijft ons nieuws?

Tijdschrift voor de Communicatiewetenschap, 39(2), 77−91.

Ihlen, Ø., & Nitz, M. (2008). Framing contests in environmental disputes: Paying attention to media and cultural master frames. International Journal of Strategic Communication,

2(1), 1−18. doi:10.1080/15531180701623478

Joris, W., d’Haenens, L., Van Gorp, B., & Vercruysse, T. (2013). De eurocrisis in het nieuws.

Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 41(2), 162−183.

(33)

(2014). Are watchdogs doing their business? Media coverage of economic news.

Journalism, 16(8). 993−1009. doi:10.1177/1464884914554167

Kuttschreuter, M., Gutteling, J. M, & De Hond, M. (2011). Framing and tone-of-voice of disaster media coverage: The aftermath of the Enschede fireworks disaster in the Netherlands. Health, Risk & Society, 13(3), 201−220. doi:10.1080/13698575.2011.558620

Lecheler, S., & De Vreese, C. H. (2013). What a difference a day makes? The effects of and competitive news framing over time. Communication Research, 40(2), 147−175. doi:10.1177/0093650212470688

Maeseele, P. (2011). On news media and democratic debate: Framing agricultural biotechnology in Northern Belgium. International Communication Gazette, 73(1-2), 83−105. doi:10.1177/1748048510386743

Matthes, J. (2009). What’s in a frame? A content analysis of media framing studies in the world’s leading communication journals, 1990-2005. Journalism & Mass

Communication Quarterly, 86(2), 349−367. doi:10.1177/107769900908600206

Meijer, M. M., & Kleinnijenhuis, J. (2006). Issue news and corporate reputation: Applying the theories of agenda setting and issue ownership in the field of business communication.

Journal of Communication, 56(3), 543−559. doi:10.1111/j.1460-2466.2006.00300.x

Mertens, S. (2016). Comparison of news reporting on Islam and muslims in Flanders and the Netherlands. In S. Mertens & H. De Smaele (Ed.), Representations of Islam in the

News: A Cross-Cultural Analysis. Lanham: Lexington Books.

Nelson, T. E., Lecheler, S., Schuck, A. R. T., & De Vreese, C. H. (2015) Value poaching: Framing the same values for competing political ends. International Journal of

(34)

Nieuwenhuis, M. (2016, February 5). Reizigers: Niets verbeterd aan bomvolle treinen.

Algemeen Dagblad. Retrieved from: http://www.ad.nl/

Nijkrake, J., Gosselt, J. F., & Gutteling, J. M. (2015). Competing frames and tone in corporate communication versus media coverage during a crisis. Public Relations Review, 41(1), 80−88. doi:10.1016/j.pubrev.2014.10.010

NS. (2015). Jaarverslag 2015. Retrieved from:

http://www.nsjaarverslag.nl/FbContent.ashx/pub_1000/downloads/NS-jaarverslag.pdf Raeijmaekers, D., & Maeseele, P. (2014). Ideologisch pluralisme in Vlaamse nieuwsmedia: De Belgische regeringsformatie 2010-2011. Tijdschrift voor Communicatie, 42(2),

145−164.

Ryan, C., Carragee, K. M., & Meinhofer, W. (2001). Theory into practice: Framing, the news media, and collective action. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45(1), 175−182. doi:10.1207/s15506878jobem4501_11

Scheufele, D. A., & Tewksbury, D. (2007). Framing, agenda setting, and priming: The evolution of three media effects models. Journal of Communication, 57(1), 9−20. doi: 10.1111/j.0021-9916.2007.00326.x

Schuck, A. R. T., Vliegenthart, R., & De Vreese, C. H. (2016). Who’s afraid of conflict? The mobilizing effect of conflict framing in campaign news. British Journal of Political

Science, 46(1), 177−194. doi:10.1017/S000712341300052

Semetko, H. A., De Vreese, C. H., & Peter, J. (2000). Europeanised politics—Europeanised media?: European integration and political communication. West European Politics,

23(4), 121−141. doi:10.1080/01402380008425403

Semetko, H. A., & Valkenburg, P. M. (2000). Framing European politics: A content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50(2), 93−109. doi:

(35)

10.1111/j.1460-2466.2000.tb02843.x

Sondermeijer, V. (2016, March 2). Student laat zich niet zomaar uit spits jagen. Volkskrant. Retrieved from: http://www.volkskrant.nl/

Van Aelst, P., Brants, K., Van Praag, P., De Vreese, C. H., Nuytemans, M., & Van Dalen, A. (2008). The fourth estate as superpower? An empirical study of perceptions of media power in Belgium and the Netherlands. Journalism Studies, 9(4), 494−511. doi:10.1080/14616700802114134

Van Cauwenberge, A., Gelders, D., & Joris, W. (2009). Covering the European Union: From an intergovernmental towards a supranational perspective? Journal of the European

Institute for Communication and Culture, 16(4), 41−54. doi:10.1080/13183222.2009.11009013

Van Gelder, H. (2016, February 19). Sjoemelaars NS krijgen nog meer geld dan gedacht. De

Telegraaf. Retrieved from: http://www.telegraaf.nl/

Verhoeven, P. (2009). Corporate actors in Western European television news. Public

Relations Review, 35(3), 297−300. doi:10.1016/j.pubrev.2009.05.001

Waller, R. L., & Conaway, R. N. (2011). Framing and counterframing the issue of corporate social responsibility. International Journal of Business Communication, 48(1), 83−106. doi:10.1177/0021943610389752

Weaver, D. A., Lively, E., & Bimber, B. (2009). Searching for a frame: News media tell the story of technological progress, risk, and regulation. Science Communication, 31(2), 139−166. doi:10.1177/1075547009340345

(36)

Appendix A: Codeboek A: Administratieve variabelen A1: Codeur ID 1 = Sanne 2 = Lisa 3 = Adriaan 4 = Kimberley

NB: In de uiteindelijke dataset is deze variabele weggelaten, omdat alle artikelen door één codeur (codeur 4) zijn gecodeerd.

A2: Artikelnummer Nederlandse kranten: N# Belgische kranten: B#

Artikelen uit LexisNexis (Nederlandse kranten) worden voorafgegaan door N, gevolgd door het nummer dat door de database aan het artikel is toegewezen (bijvoorbeeld N6, N52, N103). Artikelen uit GoPress (Belgische kranten) worden voorafgegaan door B, gevolgd door het nummer dat door de database aan het artikel is toegewezen.

A3: Krant

1 = NRC Handelsblad 2 = De Telegraaf 3 = Het Laatste Nieuws 4 = De Standaard

A4: Datum van publicatie

1 = Fase 1 (7 september 2009 – 30 mei 2013) 2 = Fase 2 (31 mei 2013 – 18 december 2013) 3 = Fase 3 (19 december 2013 – heden)

(37)

KA: Filter

KA7: Is dit artikel relevant? 0 = Nee > Einde survey 1 = Ja > Ga door naar KV1.1

Coderen met 0 of NIET RELEVANT wanneer: de Fyra slechts terloops wordt genoemd in een

zin of als voorbeeld wordt gebruikt zonder verdere bespreking van de Fyra-kwestie zelf.

Coderen met 1 of WEL RELEVANT wanneer: in minstens één hele alinea wordt geschreven over de oorzaken of gevolgen van de Fyra-kwestie of de parlementaire enquête; in minstens één hele alinea het materieel, de dienstregeling of de bezetting van de Fyra worden

beschreven; in minstens één hele alinea actoren betrokken bij het Fyra-project in verband worden gebracht met de Fyra.

KV1: Verantwoordelijkheidsframe

KV1.1: Suggereert de tekst dat een bepaalde commerciële organisatie verantwoordelijk is voor het oplossen van de problemen met de Fyra?

0 = Nee 1 = Ja

Coderen met 1 of ‘Ja’ indien de tekst een commerciële organisatie zoals NS, AnsaldoBreda, Arriva, Thalys, etc. noemt en deze verantwoordelijk houdt voor het bieden van een oplossing. Een expliciete oplossing of alternatief hoeft niet te worden genoemd. Voorbeeld: ‘Kabinet verwacht dat NS ingrijpt in Fyra-kwestie’, ‘NS moet voor eind van jaar met alternatief komen’, ‘Arriva mag treinen in gaan zetten als vervanging voor Fyra’ worden allen met ‘ja’ gecodeerd.

KV1.2: Suggereert de tekst dat een betrokken partij zich als onbetrouwbaar heeft opgesteld tijdens het Fyra-project of tijdens de afname van de parlementaire enquête? 0 = Nee

1 = Ja

Coderen met 1 of ‘Ja’ indien in de tekst wordt vermeld dat een partij ‘onbetrouwbaar’, ‘niet volgens afspraak’, ‘misleidend’, ‘niet volgens de regels’, ‘niet volgens afspraak’

‘onverantwoordelijk’ etc. heeft gehandeld; andere partijen heeft ‘misleid’, ‘aan het lijntje gehouden’, ‘bedrogen’; of wanneer andere partijen expliciet vermelden dat zij de partij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle vier de kranten in voorliggend onderzoek besteden in periode 11 ruim aandacht aan de landelijke overheid en daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het conflictframe en

schouwt als gegeven, als vaststaande orde waarbinnen alles voor zover het is, zijn plaats heeft. Het ‘theologische toneel’ dat Derrida beschrijft, is ook de wereld, waarin

De Atlasregio’s zijn veel beter aangepast aan de actuele situatie van de bestaande vogelwerkgroepen (een groot aantal binnen Natuurpunt vzw), waardoor het efficiênter zou zijn om

Bij brief van 3 juli 2013 heeft de Kamer van Volksvertegenwoordigers in België het Rekenhof -onze Belgische collega-rekenkamer- verzocht onderzoek te doen naar aanbesteding, testen

Opleiden voor innovatief vakmanschap betekent dat er mensen nodig zijn die het vak een slag vóór zijn en zelf onderzoek doen in de ontwikkeling van het vakman- schap.. De

Betrokkene is vervolgens in beroep gegaan bij de rechtbank en de rechtbank heeft ons standpunt, onder verwijzing naar bestendige rechtspraak van de Raad van State,

Zoals in vraag 1c al aangegeven zijn er twee belangrijke aspecten die in rekening moeten worden gebracht voor het inschatten van ecologische verliezen en bijhorende compensaties

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel