• No results found

Kalfsvleesproduktie en -consumptie in West-Duitsland : verslag van een studiereis van 5-9 november 1979

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kalfsvleesproduktie en -consumptie in West-Duitsland : verslag van een studiereis van 5-9 november 1979"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ing. J.A.W.M. Niks Ir. J.J. de Vlieger

KALFSVLEESPRODUKTIE EN -CONSUMPTIE IN WEST-DUITSLAND Verslag van een studiereis van 5 - 9 november 1979

Inlichting No. 170 Mei 1980

# D E « H m %

S I G N :

Là-no

S EX. NO : A

MLV: ÔOIC) X^O BIBLiQIHEtK Landbouw-Economisch Instituut Afdeling Structuuronderzoek

(2)
(3)

INHOUD

Biz.

1. INLEIDING 5 1.1 Doel van de reis 5

1.2 Reisprogramma 5 2. PRODUKTIE, CONSUMPTIE, IN- EN UITVOER, PRIJZEN 6

2.1 Produktie, consumptie, in- en uitvoer 6 2.2 Prijsontwikkeling, kosten en opbrengsten 9

2.3 Te vervachten ontwikkelingen 11 3. WETTELIJKE REGELINGEN IN WEST-DUITSLAND IA

3.1 Vieh- und Fleischgesetz 14 3.2 Regelingen t.a.v. het grensverkeer 15

4. DE POSITIE VAN NEDERLAND OP DE WESTDUITSE

KALFS-VLEESMARKT 17 4.1 Distributie van kalveren en kalfsvlees in

West-Duitsland 17 4.2 Waardering van het Nederlandse kalfsvlees 17

4.3 Vleeskleur 18 5. BEZOCHTE BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN 20

5.1 Z.M.P. 20 5.2 Vleesgroothandelsbedrijven 21

5.3 Bundesministerium für Ernährung,

Landwirt-schaft und Forstet! 21 5.4 Verband des deutschen Gross- und

Aussen-handels mit Vieh und Fleisch 22

5.5 C.M.A. 22

(4)
(5)

INLEIDING

1.1 Doel van de reis

Het doel van de studiereis was het verkrijgen van inzicht in de positie van het Nederlandse kalfsvlees op de Duitse markt. Hierbij ging het met name om de ontwikkelingen in de Westduitse produktie, consumptie, in- en uitvoer en de waardering door de Duitse afnemers van het Nederlandse kalfsvlees alsmede om de wette-lijke regelingen met betrekking tot de Duitse invoer van kalveren en kalfsvlees uit Nederland.

De reis is gemaakt in het kader van het marktstructuuronder-zoek in de kalver- en kalfsvleessector. Dit ondermarktstructuuronder-zoek is gericht op de contractproduktie en verticale integratie, op de ontwikke-lingen in de afzetstructuur en op de toekomstperspectieven van de sector. Voor dit laatste punt is met name de concurrentiepositie op buitenlandse markten van belang. Ruim 90% van het kalfsvlees wordt immers uitgevoerd. Om deze reden wordt ook informatie ver-zameld in de drie. belangrijkste importlanden van Nederlands kalfs-vlees (Duitsland, Italië en Frankrijk). In 1979 is West-Duitsland bezocht, de bezoeken aan Italië en Frankrijk zullen in

1980 plaatsvinden.

1.2 Reisprogramma

Het reisprogramma werd op een bijzonder prettige wijze samen-gesteld en gecoördineerd door de Nederlandse Landbouwraad te Bonn, Ir. L.Th.B. Hertog en zijn adjunct Ing. H.K.A. Koranyi.

De volgende, instellingen en bedrijven werden bezocht: 5 november: bezoek aan de Zentrale Markt- und Preisberichtstelle

für Erzeugnisse der Land, Forst- und Ernährungswirt-schaft G. m.b.H. te Bonn (ZMP);

6 november: bezoek aan de vleesgroothandelsfirma's N Pabst KG en Müller-Daub te Bonn;

7 november: bezoek aan het Bundesministerium für Ernährung, Land-wirtschaft und Forsten, Referat Vieh und Fleisch en aan de vleesgroothandelsfirma A Blanke te Bonn; 8 november: bezoek aan het Bundesministerium für Ernährung,

Land-wirtschaft und Forsten, Referat Tierseuchenangelegen-heiten bei der Ein- und Ausfuhr en aan het Verband des Deutschen Gross- und Aussenhandels mit Vieh und Fleisch te Bonn;

9 november: bezoek aan de Centrale Marketinggesellschaft der Deutschen Agrarwirtschaft G. m.b.H. (CMA) te Bonn.

(6)

PRODUKTIE, CONSUMPTIE, IN- EN UITVOER, PRIJZEN

2.1 Produktie, consumptie, in- en uitvoer

In de periode 1970-1978 nam in West-Duitsland het aantal vleeskalverslachtingen met 35% af van ruim 1 miljoen tot ruim 650.000 (zie tabel 2.1). Deze vermindering van het aantal kalver-slachtingen was in hoofdzaak het gevolg van de daling van het aan-tal in West-Duitsland geproduceerde vleeskalveren. In bovengenoem-de periobovengenoem-de was zowel bovengenoem-de invoer van vleeskalveren als bovengenoem-de uitvoer

van ondergeschikte en afnemende betekenis. Uit de tabel blijkt ook, dat een gering en nog dalend percentage van alle kalveren bestemd was voor de kalfsvleesproduktie. Geschat wordt dat in West-Duitsland ca. 10% van de kalveren niet geschikt is voor opfokdoel-einden of voor een langdurige mestperiode (roodvleesproduktie). Het in tabel 2.1 vermelde percentage ligt maar even boven deze mi-nimumgrens. In Nederland wordt een veel groter deel van de

be-schikbare kalveren voor de kalfsvleesproduktie bestemd, nl. ca. 39%. Daarnaast wordt 6,5% van de Nederlandse kalveren als start-kalf geëxporteerd.

Doordat in de periode 1970-1978 het gemiddeld geslacht ge-wicht sterk toenam, nl. van 76 tot 104 kg, was de daling van de kalfsvleesproduktie (19%) minder groot dan die van het aantal slachtingen (zie tabel 2.2). De kalfsvleesimport bedroeg vrijwel steeds ruim 40.000 ton, terwijl de export vrijwel nihil was. Als gevolg van al deze ontwikkelingen nam het totale binnenlandse ver-bruik en de consumptie per hoofd enigszins af en bedroeg de zelf-voorzieningsgraad vrijwel steeds ca. 60%.

In Baden-Wurtemberg en Beieren wordt ca. 45% van alle vlees-kalveren voortgebracht. Een tweede belangrijk produktiegebied is het Weser-Emsgebied. De produktie daalde sinds 1970 - blijkens een onderzoek van Birnkammer (1979) - vooral in het zuiden, nl. met 50% in Baden-Wurtemberg en met 40% in Beieren. Dit ondanks het feit, dat Baden-Wurtemberg in alle jaren kalfsvlees moest invoeren.

Dat vooral in het zuiden de kalfsvleesproduktie is teruggelo-pen, is het gevolg van de sterke groei van de stierenmesterij in dit gebied en van de grote vraag uit Italië naar kalveren t.b.v. van de eigen rundvleesproduktie. Hierdoor zijn de prijzen van nuchtere kalveren sterk gestegen en is de rentabiliteit van de vleeskalverproduktie sterk teruggelopen.

De belangrijkste consumptiegebieden van kalfsvlees zijn de grote steden en het zuiden, met name in Baden-Wurtemberg waar re-latief veel kalfsvlees wordt geconsumeerd.

Uit tabel 2.3 blijkt de invoer van kalveren en kalfsvlees en de uitvoer van kalveren door de Bondsrepubliek, dat vrijwel geen kalfsvlees uitvoert.

(7)

en X ) C o m 0) 1 3 C • H c CU r-l CU > r H cd A i Kl Ol 0) t - l > 0 CO > Ol •r-t 4-1 A i fi X ) O U fi. CD X I fi Ol y ^ * * \ M O CU o o o > — 4 J • H X 3 w C co a) r^ es i •—' fi 1 • H O r^ CU o s X ) — «v 0) fi X ) 0) o Ö O - H C M • H CU 4J O , • f i U 01 cö 1 3 I - l en fi • H r H cd A i 4-1 CU fi - H cd i - t cd X> 3 • u fi, CU CU PB M i — ' • CN r H CU r Q cd H 0 0 r^ OS ,—< r^ r-. Os v O r -as , — i L O r--as , — i <r r~~ O s ,_* co r~-os CN n'-as ,—, — r~ O s O r » OS ,—< co os < t r-~ 1 vo SO I v O i - ï N r v C3> —•! r^~ SO I VD 1 . < • 0 0 1 — — r o l oo t ^ I s O 1 o s 0 0 O CO r^ — i — i i--. — v O — CO 0 0 LO LO r^ J -d" -d"lo - c f - ï O r--. |r--1 Os o l o s co | c o 00 |oo 1 . M O I S o l o o l o — J — Os o os as Os as a \ fi cu u <u > i-H Ö cd CU A i u CU CU > 03 i - I X ) <D cd e • H A i cd 4-1 03 r - ) A i cu fi 3 0) - H T ) r - l O > O) M 4-1 P-, H , f i CD O fi o cd CU > —1 M 4 J 10 • H - i - I CU W £ 3 O CN V D a s 1 v O * I S O — 1 — l c o l o co 0 0 \\C> CN

1

-. CN| oo co I c o •> I s O CN 1 ,—1 LO VD v£3 t—l fi r - co , — 1 CO CO 0 0 \ o V 0 0 1 1 f B f a s l a s ƒ C 0 | CO f 1 ^ ƒ

f

I 1 fi 1 r H ' - o \ f~~-o-I co \ I c o / o

1 / —

I i 1 < t ] v O I o i o l l o \ |— \ 1 I 0 0 L O r-- J L O ƒ O / CU S 1 u cu o cd M M r û CU o . AS > - H r-H fi , C Cd -r-l CJ A i en fi cu eu a? ,0. 4-1 0 0 , 0 Ö r-4 Ci O -r-l Cd CU Cd 4-) 4-1 M r - l , ß fi cu en o cd > cu cd cd r - l M r - l cd en 4-J A i — i >-i CU en cd CD , £ CU 4-i > CU fi r H fi r - l cd cd cd > cd A i > fi 0) J j i-H r - l C U CU cd cd CU CU O Cd 4-1 4-1 > > LJ ß Ö H fi o cd CD cd r - l H < ! ü ^d\ Ä CJ en •^ cu — i Fn X I fi fi r~1 CU • H > • * v N c cd T—l •r-l PQ

ê

N I • • c o u m i CU Cu CU X I fi • H A i CU • H i—1 ,43 fi O i CU u en X I fi O m 0) X J r j •r-l en CU CU r - l > en LH r - l • - * cd 4-J A i CU > C T - ) cd - H > C en CU M-i • H cd 4-1 fi, LH S tu 3 -r-l en en fi fi O r-H CJ Ü X fi 0) 0) *> r-l C ai o O 4J > 4J O • H O fi O ' ,—| fi CU fi • H 1 ^ - ^ fi •r-l 0 0 r^ », O s CU — • H 1 • P O Ai r^ fi C3^ x ) — O H CU P - X ) 0 CU ' H O r-l ( N CNI r - l CU r Q cd H 0 0 r--as ,—, t-~ r--a s VO r-^ as , — i LO r -<3S ,—, s-f r--as , , CO r--as CN r--CTi i ^^ r^ CJS O r--as r^-s O LO VO r — s O O VO < t s O Csl s O as s O r--r— r^- r--cu •w 4-1 A i ^ x ) O r-l fi. CU en X ) 0 cd r - l 0 M r - <r — O \ \ 0 <t\ — \-_ — , — i o l LO o - l a s o sO < t l o

-1 -1

a s O 1 1 o l — oola^ o 1 VD coja> 1 1 1 1 a s a s o O CTv v O CO as — as 0 0 as LO as — s O - d - o —la^ — o ,—i i —, I LO r - r-» s O CO o- — o i — > co o i — « VO L O --d-r> -4-CT. ~ t . — f— oo ,_. ,_ - d --o-0 -o-0 LO LO O en r - H LO CO *—< VO co co CO -.-t — o CO •— ~-co , — i c 0 ) U UW cu en cd CD > CD CU cd CU A i r - l - r l CD , 0 > - H Cd 4-J r - l A i r H fi A i A i > -r-l en u co 0 en , f i en ,£) CD X l LH CJ r H H CD O r - l co cd CD r - l H Cd CU A i > > fi. A i r O M en S-l CD H r - l CD X ) CD r - l CD cd O fi o cd o cd > cd > 4-1 > 4-1 4-1 r H Ü O 0 O - H fi M H r H H fi> H co as o « - o — O S -LO oo <r o ., » o — O S -LO s O CN CO * *, as —— ,—• s O LO s D 0 0 « " 0 0 — o s O r-- oo LO » " 0 0 r~-LO V O C N — #, " O S ,—• ,—< s O as co CM •> " - 0 0 — as LO CN v o r--« •, r-^ CN CN VD — as \o #v », r ^ CN 0 0 LO ^ - v 0 0 A i 4-1 ,fi fi a • H - H w & X I <D x i cd ÖD L H cd O r-l 4J O M j f i J0 CO O M cd L-l fi r H CD - H CO fi, fi CU <D 0 0 <D - H ' H N X ) 4J H r H ft O CJ S o x i 3 > x i CO LH - H C rH e O CD CU U N O Ä O CO • H CD t—I f n X ) C fi .fi CU • H > • • N Ö cd — i • H pa i

ë

N I • • c o r-l p q

(8)

0 0 r-~ en v D ~a- ~-— O LO v t -3- <N CT\ — -O 3 ft o) w co

1

o x i o o • o ß cu > A : ß cd > u CU o > 4-> • H 3 CU X) e cu co 0) a) . - i > co LH I-l cd ß cu 00 e f-» 0) CTl O 0) > t—I cd ß CU cd X ) > o • H M 1-1 <u cu cu CO CM (U cd H Ci cn cr> co CT> CM O r-. «<r o -<r <r co <r co cr\ o <r o \ c o CN co co CN ro o ai co » LO « * 00 CN CM o o m vo CM CM r~~ LO LO O O LO <J\ co co r^ -o- <r o o -et oo o m o i n CN co -d- co — MD LO O O LO CN VD vO CM O CN O 00 CN LO v£> — «d- CO 00 vO O CN LO 00 LO CO CN —• •vT CTi •<f CO -tf CN CO N O * -— O -— CO CO 00 o-C 0 o-CO CN CN d -co o oo vo co 00 O co <r 00 < t co co LO m co oo o r^ co co — » * co co — LO < f CO CM r~-co v O O ^O < t CO CO v D CO CO I-» O co co co v O LO • Î O a N -vf — O LO LT> <J- \D o - CO L O CT\ <r O O LO — cr< < t -4- - * < t co i n <r ^o 0 0 < f O o VD r -co - * <f sr 0 0 <Ti - * co CN CN L O O o CN 0 0 LO V f O o •—' X ß <u u (U > I—1 cd ^ i CU X ) U CU O > CU 6 0 ß •r-l i—1 cd j - i ß cd < • • ß cd > u cd cd & ^—s —~ ß a) M a) • I - I T J 4 J Xi o cd i - i C0 1 ß cu u CU • r l • M O <4-l 1 M 3 X I O 1-1 ft CO CU CU 1—1 > <U 1 3 . > r Q 4-1 ß <u ^ CU • H X ) 1 • • 4 J •r-l 3 ß cd > M cd cd & X I ß cd i—i M cu X I CU 3 1 M H 3 r O B <u X 3 r J :cu • H M r - l CU M 1 CO CU CU 1—1 > co L H r H <d -M X I 1-1 CU o > CU Ö0 Ö • H T 3 • H CU r S 1 - 1 <u CU > CU o w ^ - N Ö o • u o o o r ^ X ^^ X ) ö cd 1—1 1-1 CU X I CU E5 4-1 •1-1 3 Ö cd > M cd cd S o X a <U u ai > i—i cd ^i <u X I u cu o > 0) 6 0 • u •1-1 3 i - l cd 4-1 Ö cd <! • • C cd > i - i cd cd & e <u M CU •i-i X ) 4 J ^2 CJ cd r - i co 1 Ö <u M CU • H X ) X O LH 1 ^5 3 T3 O ft co cu (U i - i > QJ XJ % > r Q 4J Ö CU 1-1 <u •r-l X I 1 :<u • H r - l cd 4 J M 1-1 cd cd Ö 1 3 cd cd <u X3 > 1-4 CU • H J3 QJ X ) (3 CU CO co 3 4-1 r - 4 • H ^3 O CO 1-1 ai > 4-1 CU Ä ^5 O O 4-1 l - i cd cd r - l M U cu > 4-1 •r-l n

d

o Q <u X ) 4 J • H 3 1-1 CU o > e •r-l CU X ) I H CU •w co 3 r - l O X w ^^\ ^~ r-~ m C S I r - l CU r Q cd 4 J ß • H OJ • H X I ß (U e CU i - l r C CJ co • H CU l—l h X I ß 3 r 3 0 ) • r l > N ß cd 1—1 •1-1 m C u § CN ß O 1-1 p q

(9)

Uit tabel 2,3 blijkt, dat de export van kalveren een dalende tendens vertoonde. Dit hangt samen met de uitbreiding van de stierenmesterij, met name in het zuiden van West-Duitsland (zie ook blz. 6 en 11). Het overgrote deel van de geëxporteerde kalve-ren bestond uit kalvekalve-ren bestemd voor de vleesproduktie, welke voor meer dan 90% naar Italië gingen.

In tegenstelling tot de uitvoer, vertoonde de invoer van kal-veren een stijgende tendens. Ook de kalverinvoer bestond voorname-lijk uit dieren bestemd voor de vleesproduktie. In de periode

1970-1978 is de invoer van vleeskalveren steeds meer vervangen door de invoer van kalveren bestemd voor de vleesproduktie, waar-door de invoer in 1978 vrijwel uitsluitend uit laatstgenoemde ca-tegorie kalveren bestond. Het Nederlandse aandeel in de totale Westduitse kalverinvoer, dat voor 1974 ca. 35% bedroeg, schommel-de vanaf dat jaar rond schommel-de 60%.

De Westduitse invoer van kalfsvlees vertoonde een vrij sta-biel beeld en bedroeg gemiddeld ruim 40.000 ton. In de loop der jaren is het Nederlandse aandeel daarin gestegen van ca. 80% tot ca. 90%. Het Nederlandse marktaandeel in de Westduitse kalfsvlees-consumptie is in de periode i 970—1978 dan ook gestegen van 30% tot 36%.

2.2 Prijsontwikkeling, kosten en opbrengsten Uit tabel 2.4 blijkt, dat van 1971-1978 1) de stijging van de marktprijzen van nuchtere kalveren, afhankelijk van het veeslag en de sexe, varieerde van 4!% (zwartbonte vaarskalveren) tot 74%

(Fleckvieh stierkalveren). Het prijsverschil tussen Fleckvieh en zwartbonte kalveren is toegenomen van DM 28,- tot DM 83,- en dat

tussen stieren en vaarzen van DM 20,- tot DM 70,-. Het prijsver-schil tussen de hoogste en de laagst geprijsde kalveren is daarmee in 8 jaar gestegen van gemiddeld DM 50,- tot DM 150,-.

In de periode 1970-1977 nam de prijs van kalvermelk met 28% toe, waardoor de kosten van de vleeskalverproduktie sterk zijn ge-stegen.

De prijsstijging in de jaren 1970-1978 van de diverse produk-tiemiddelen ging gepaard met een toename van de produktiviteit, een verhoogd afmestgewicht (zie tabel 2.1) en een stijging van de marktprijs voor vleeskalveren met ca. 40%. Als gevolg van dit

laatste steeg in genoemde perioden de consumentenprijs voor braad-vlees uit de achtervoet met 72%, hetgeen erop duidt dat ook de

bruto-marge bij vleesgrocthandel en vleesdetailhandel is toegeno-men.

(10)

I CO T 3 C O pq CD T3 fi • H CO 0) QJ > CO MH r H A CU a< > r H cd A CO QJ CU 3 CU U QJ > r H cd A QJ M eu 4-1 J3 o 3 C r> A r-H a) ö

m

CU > t—i cd A i rJ cd > 3 CU N • i—i •T-i u fX CU o < f CN •—I ai ^ cd H 00 r^ c^ »—. 1 O r^ o^ ~* CU 13 O •i-H M CU R <u 13 3 • H A CU •rH r H r û 3 P-<U M O 0 0 CO 0 0 o o 0 0 r-. O O co r--. <y\ *— CM r^ a-\ »— _ r-O ï O r-r. LO u-l O a\ #v i n m • — ' o co ** i n o m co -<f 50 A o o Q s • H A r H <U r4 CU > s t—i H cd pq A i r J co a) •<—> T 3 •H c M o P-l N N i n c o s f N r-s x cNi <r ro n o oo i n -cf CM co -d- un o -cf co co co IN M O N CM r v s t a i -<f co co CM N VD n M r-- o — N co co co CM - c f — i n - c f — . i n L O CM CO CM CM CM N - 0 \ 0 — 'vD 0 0 CO -cf c o co c o O CM -cf O oo -cf i n CM c o co co co -cf i n -cf r -N < t LO CJ C M C M CM CM A 3 r4 CU / - N CL. g 3 PQ <U r J r J CU CU > TJ r H 3 co o A N CU « U -i-i CU -iH 4J M , 3 CU O 13 3 M 3 <U O co ,£> • r - > •iH MH u co r H CC) cd A A M >H CU CU - . H • H 4 J CO co CU <u s • H O > ,£> A 4-> Ü r4 CU cd r H £ pH N I I s 3 (U cu u U CU CU > > r H r H CÖ cd A A co co h u cd cd cd cd > > cu QJ • H e o > ,o A 4-1 O r4 cu cd N r-- Ln CO CO i n -er-i n -er-i n o -cf -d- co Ln i n 0 0 0 0 CO 0 0 er. co C M C O - C f C M C M C M r ^ -er CM i n i n —< r--r-- i n 00 00 o 00 •o-co -er -er co o ~ - O L n i n CM co r - oo -er -cf O O '•n o C T , CTTl CO PH C CU U CU > r-< cd A co CU 0) r H > co r J P M A Q C CU Ö <u > CU CU O u c cd r J C UH CU 4-1 4 J • Ö -M U bO A cd <U cd 4-1 S rC a) a 4J cu o cd T3 r H Ö co cu > a, Qj O r H S co J 3 Q O ^ -/ co cd •<-> r H CO - r H CO •<-> U <U • H a t « JH CO CL. 6 0 T 3 / eu C 3 • I Ö CU r4 QJ j a MH 4-1 QJ - i - I rJ 3 I I O - H A r4 CU M) 4J QJ A . C "" - ^ ü S cd O r H ^ - ' CO CM CM O i n CTi QJ O co > QJ >H CU r H > CO LM r-l cd A CO •"-! • i H M CL, Ö CU 4-1 ö QJ CU 4J J 3 O cd cu TJ Ö cd > co CU QJ r H > T3 ^—^ 00 A i o co •iH QJ ;—I PH T 3 Ö 3 QJ N Ö cd r H • H pq Cw S N I Ö O u 10

(11)

Over de ontwikkeling van de Westduitse produktiekosten en op-brengsten zijn geen gegevens bekend. Volstaan moet daarom worden met een vergelijking van de door Birnkammer (1979) berekende ge-middelde resultaten op 11 Zuidduitse bedrijven voor 1977 en het gemiddelde resultaat op LEI-bedrijven in dat jaar, zoals die zijn gepubliceerd door het Consulent.schap voor de Rundveehouderij

(1979). Om beide berekeningen zo goed mogelijk vergelijkbaar te doen zijn. zijn enkele aanpassingen aangebracht (zie tabel 2.5).

Tabel 2.5 Het saldo per vlseskalf in Zuid-Duitsland en in Nederland in 197 Zuid-Duitsland 371 DM 420 DM 14 DM 12 DM 30 DM 1 3 DM 10 DM

JLL

I)M 928 805 123 82 DM DM DM DM ƒ ƒ ƒ j f f ƒ ƒ Nede 411,- 476,- 27,- 10,- 12,- 5,- 16,- 10,-rland ƒ ƒ ƒ ƒ 1030,- 914,- 116,- 53,-Opbrengst 1) Aankoop kalveren 2) Voer 3) Uitval 4) Voederwinst Energie en water Af l e v e r i n g s l e e s t en Gezondheidszorg Rente dieren en voer 5) Overige kosten 6)

Beschikbaar om de kosten van

arbeid en huisvesting te dekken 41 DM ƒ

63,-1) Duitsland 160 kg à 5,80 DM. Nederland 185 kg à ƒ 5,57. 2) Duitsland 53 kg à 7 DM. Nederland 40 kg à ƒ 10,27. 3) Duitsland 200 kg à 2,10 DM, Nederland ca. 250 kg à ƒ 1,91. 4) Duitsland 3% van 450 DM. Nederland 5,3% van f 500,-. 5) Duitsland 6% van 570 DM over 3,5 maanden. Nederland 6% van

ƒ 635,- ever 5 maanden.

6) Kosten schoonmaakmiddelen, registratie en diverse kosten.

In bovenstaande tabel is uitgegaan van een situatie zonder contracten. Zowel in Zuid-Duitsland als in Nederland is het be-drag beschikbaar om de ingezette arbeid en het in huisvesting geïnvesteerde kapitaal te belonen erg klein (4 à 6% van de

op-brengst). Kleine veranderingen in de kosten, met name van nuchtere kalveren en kalvermelk, hebben dan ook een grote invloed op de

re-sultaten van de vleeskalverproduktie.

2.3 Te verwachten ontwikkelingen

De daling van het aantal in West-Duitsland geproduceerde vleeskalveren, met name in het zuiden (Baden-Wurtemberg en Beieren)

(12)

was voornamelijk het gevo I g van de gestegen vraag naar nuchtere kalveren waardoor de prijzen hiervan sterk opliepen. Da toegenomen concurrentie om de nuka's werd veroorzaakt do >r de door de KEG ge-stimuleerde- prod uk tic: van roodvlees (si i o re nines teri j ) . De hogere

nuka-prijzen drukken, in verband met de hogere eindgewichten, bij de roodvleesproduktie minder zwaar op de kostprijs dan bij vlees-kalveren. Overigens hebben de hoge nuka-prijzen bij vleeskalveren geleid tot een sterke toename van het gemiddelde slachtgewicht. Blijkens het rapport van de studiecommissie intensieve veehoude-rij (1979), leidde ook de gunstige verhouding tussen de kalver-melkprijs en de opbrengstprijs per kg eindgewicht, tot verhoging van het slachtgewicht. Door de verhoging van het slachtgewicht verminderde de geproduceerde hoeveelheid kalfsvlees minder snel dan het aantal geslachte kalveren.

Voor de toekomst moet verwacht worden dat de stierenmesterij, onder andere t.g.v. de voorgestelde terugdringing van de interven-tieaankopen, zich niet verder zal uitbreiden. Hierdoor zal de kalfsvleesDroduktie gestabiliseerd worden op het huidige niveau, vooral omdat het slachtgewicht nog hoger zal worden. Er mag immers niet worden gerekend op een toename van het aantal beschikbare nuchtere kalveren zodat de nuka-prijzen hoog zullen blijven.

Ook de consumptie zal zich op het huidige niveau stabiliseren. De Duitse bevolking zal namelijk eerder af- dan toenemen, terwijl de welvaart in mindere mate zal toenemen dan voorheen. Kierdoor en door het feit dat kalfsvlees beschouwd wordt als een luxe arti-kel dat in hoofdzaak buitenshuis wordt gegeten, zal -eet. paribus-de consumptie per hoofd tussen 1,5 en 2 kg per jaar schommelen.

De te verwachten ontwikkeling t.a.v. de produktie en consump-tie in West-Duitsland betekent dat dit land ook in de toekomst

jaarlijks ca. 40.000 ton kalfsvlees zal importeren, waarvan het overgrote deel uit Nederland. Niet verwacht mag worden dat het Nederlandse aandeel nog boven de huidige 90% zal stijgen.

Van belang voor de Nederlandse kalvermarkt en kalfsvleespro-duktie is cok de toegenomen invoer door West-Duitsland van kalve-ren bestemd voor de mesterij en het feit, dat het Nederlands aan-deel in deze import is verdubbeld. Er zijn geen aanwijzingen, dat de export van kalveren bestemd voor de vleesproduktie uit Nederland naar West-Duitsland verder zal toenemen. Evenals in West-Duitsland zullen ook in Nederland de nuka-prijzen hoog blijven en de renta-biliteit in de vleeskalverhouderij laag.

Bovenstaande verwachtingen gelden bij een ongewijzigd beleid t.a.v. de zuivelproduktie. Uit een studie van J. Siemes (1975)

blijkt dat bij een beperking van de melkproduktie tot 105% van de behoefte, het vleestekort binnen de EEG zou toenemen en de nuka-prijzen zouden stijgen, waardoor het percentage kalveren bestemd voor de kalfsvleesproduktie zou afnemen. Voor West-Duitsland zou als gevolg hiervan de zelfvoorzieningsgraad van kalfsvlees van 60% tot ca. 30% dalen, terwijl door de hogere vleesprijzen ook het

verbruik zou verminderen tot beneden de 1,5 kg per hoofd. Blijkens

(13)

deze prognose zou ook clan nog een grool deel van het tekort ge-dekt worden door invoer uit Nederland, ondanks het feit dat ook de Nederlandse ka 1 Isv I eesproduk t i e rnet ca. h'l zou afnemen.

Wat de concurrentiepositie van de Nederlandse tegenover de Westduitse kalfsvleesproduktie betreft, is volgens Birnhammer (1979) Nederland t.o.v. West-Duitsland in het voordeel omdat in ons land:

relatief meer stierkalveren worden gemest, hetgeen een betere groei van de dieren en beter geproportioneerde karkassen tot gevolg heeft;

- de produktiestructuur met meer grotere bedrijven, het moge-lijk maakt de rationalisatiemogemoge-lijkheden bij de produktie beter te benutten;

- de kalveren in hoofdzaak worden geslacht in op kalveren ge-specialiseerde slachterijen, waar rationeel gewerkt kan wor-den.

Deze structurele voordelen bij produktie en slachten zijn - volgens Birnhammer - groot genoeg om de extra vrachtkosten bij levering op de Zuidduitse markt, het grootste Westduitse tekort-gebied, op te vangen.

(14)

3. WETTELIJK!] REGELINGEN IN WEST-DUITSLAND

3.1 Vieh- und Fleischgesetz

Het doel van deze wet is de handel in slachtvee en vlees meer doorzichtig te maken. Daartoe is een indeling van het op veemark-ten aangevoerde vee en van het verhandelde vlees in handelsklassen ingevoerd. Tevens is bepaald dat de prijsnotering plaats moet heb-ben op basis van deze handelsklassen. Op deze manier hoopt men ook te bereiken dat wordt uitbetaald naar slachtwaarde en dat de pro-duktie in kwalitatief opzicht beter wordt aangepast aan de vraag.

Op basis van de wet zijn enkele uitvoeringsbesluiten uitge-vaardigd o.a. met betrekking tot levend vee en vlees.

In het uitvoeringsbesluit voor levend vee worden kalveren op basis van ras, slachtrijpheid, ouderdom, uitslachtingspercentage en algemeen voorkomen, in de volgende handelsklassen verdeeld:

topkwaliteit;

A. beste vlees- en zuigkalveren;

- B. middelmatige vlees- en zuigkalveren; C. slechte zuigkalveren;

D. slechte (nuchtere) kalveren.

De commissie die de handelsklasse-indeling verzorgt, bestaat uit een deskundige onafhankelijke voorzitter en uit een vertegen-woordiger van resp. de kopers en de verkopers. Deze commissie

in-specteert voor het begin van de markthandel alle aangevoerde die-ren en vermeldt de klasse op de lijsten, waarop alle aangevoerde dieren staan. De klasse-indeling wordt niet bekend gemaakt, maar wordt overgebracht op de na afloop van de markt in te leveren ver-koopbriefjes. Deze verkoopbriefjes, waarop zowel de prijs als de klasse is vermeld, worden door de prijsnoteringscommissie gebruikt om officiële prijsnoteringen per handelsklasse te maken.

Voor schapen en kalveren is het mogelijk dat de indeling in handelsklassen per dier wordt vervangen door een schatting van het aantal dieren dat in elke klasse valt. Door vervolgens ook de verkoopprijzen in deze verhoudingen in te delen, krijgt men prijs-noteringen per bandelsklasse.

In het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de handelsklas-sen voor vlees is vermeld dat alle hele-, halve- en kwartrunderen volgens de handelsklassen dienen te worden geregistreerd. Vlees dat niet is geregistreerd mag niet in voorraad worden gehouden, worden aangeboden, geleverd of verkocht. Dit geldt niet voor geïm-porteerd vlees als de eerste koper de registratieverplichting •heeft overgenomen.

Bij in Duitsland geslachte dieren gebeurt het registreren on-middellijk na het slachten. De prijsnoteringen voor rundvlees

(15)

ten per handelsklasse worden vastgesteld en de vleesgroothandel dient de klasse op de rekeningen te vermelden.

Bij rundvlees worden de volgende handelsklassen onderscheiden E, EF, I, II en III. Daarnaast wordt het soort vlees aangegeven

b.v. kalfsvlees (KA), stierevlees (B), ossevlees (0), koeievlees (K). De classificatie berust op een aantal objectief vast te stel-len kenmerken (geslacht en ouderdom) en op een aantal subjectief te bepalen kenmerken (slachtrijpheid, vetbedekking, algemeen voor-komen). Opvallend is dat sinds 1 november 1979 de witte kleur van

het kalfsvlees niet meer als kwaliteitskenmerk fungeert. Met het oog op het subjectieve element in de kwaliteitsbeoordeling wordt veel aandacht besteed aan het controleren en bijscholen van de

classificeurs. De kosten van de classificatie vormen een onderdeel van de totale slachtkosten en worden dan ook doorberekend aan de producenten. Deze kosten kunnen per slachterij verschillend zijn omdat deze afhankelijk zijn van het aantal per slachterij geslach-te dieren.

De handelsklasse-indeling waaraan de prijsnotering is gekop-peld, bevordert de doorzichtigheid van de markt en heeft daarom ook een gunstige invloed op de aanpassing van de produktie in kwa-litatief opzicht aan de vraag. De classificatie maakt het echter niet mogelijk op beschrijving te kopen; daarvoor zijn de klassen te breed en lopen de wensen van de diverse afnemers te zeer uit-een.

3.2 R e g e l i n g e n t.a.v. het g r e n s v e r k e e r

Op de invoer in West-Duitsland van Nederlandse kalveren en kalfsvlees zijn de richtlijnen van de EEG inzake het intra-commun-autaire handelsverkeer in vee en vlees van toepassing.

Voor wat de invoer van levend vee betreft gaat het om de

richtlijn inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in runderen en varkens

(nr. 64/432/EEG). Op grond van deze richtlijn is het verboden zieke kalveren te exporteren, alsmede kalveren die niet zijn in-geënt tegen mond- en klauwzeer. Verder dienen de te exporteren kalveren afkomstig te zijn uit officeel tbc- en brucellose vrije veebestanden. Is dat niet het geval, dan dient via proeven te worden aangetoond, dat ze niet zijn besmet. Bovendien mogen ze niet afkomstig zijn uit gebieden waar, in het kader van de ziekten-bestrijding, beperkende bepalingen t.a.v. handel en transport gel-den. Bij export dient de dierenarts een gezondheidsverklaring af te geven en moet de uitvoer plaatshebben via één van de daartoe door het Importland aangewezen grenskantoren.

De im- en export van vlees is geregeld in de richtlijn in-zake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intra-commun-autaire handelsverkeer in vers vlees (nr. 64/433/EEG) en in de

richtlijn inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied

(16)

van het intra-communautaire handelsverkeer in vers vlees (nr. 72/461/EEC).

Op grond van deze richtlijnen mag slechts vlees afkomstig uit erkende sLachthuizen, d.w.z. welke aan hygiënische voorschriften voldoen, worden geëxporteerd. Bovendien moet het vlees gekeurd zijn, mag het slechts in verzegelde koelwagens worden vervoerd en dient het vergezeld te zijn van een gezondheidscertificaat.

Ten slotte moeten bij het grensverkeer ook de MCB's worden verrekend. Deze MCB's zijn verschillend al naar gelang het gaat om levende dieren, vers vlees, bevroren vlees, gezouten vlees, helften, voor- en achtervoeten, deelstukken of slachtafvallen.

(17)

DE POSTTU: VAN NEDERLAND OP DE WESTDUÏTSE KALFSVLEESMARKT

4., 1 Distributie v a v. kalveren en kalfsvlees in West-Duitsland

De wijze waarop de afzet van kalveren in West-Duitsland plaatsheeft, is slechts ten dele bekend. De betekenis van de markt voor de afzet van vleeskalveren neemt af. Werd in 1974 nog 20% van alle vleeskalveren via veemarkten verhandeld, in 1978 was dit nog maar 13%. Daarentegen nam de afzet aan verzendgrossiers en vlees-warenfabrieken toe van 16% in 1974 tot 40% in 1978. Daarnaast wor-den kalveren geleverd aan vleesgroothandelaren in consumptiecen-tra en aar1, slagers. Het aantal huisslachtingen bedroeg in 1978 ca.

3% van het totaalaantal slachtingen.

De slachting v~n vieeskaJveren heeft voornamelijk plaats in kleinere slachterijen. Fr zijn .-/lechts enkele grotere gespeciali-seerde bedrijven.

Kalfsvlees wordt voor ca. ó0% buitenshuis in restaurants, kantines en inricht:'ngen geconsumeerd, en voor 40% in de huis-houdens. De restaurants en de kantines kopen het kalfsvlees in hoofdzaak bij de vieesgrootka^eci, vrï. als helften, kwarten en grotere deelstukken, ten.n.j'' inrichtingen vooral bij slagers kopen. Hierbij gaat het vnl. Oiii kleinere deelstukken.

Consumenten kopen het. kalfsvlees hoofdzakelijk bij de slagers. Van de levensmiddelenzaken die vlees verkopen, verkoopt slechts ca. de helft ook kalfsvlees. Het betreft hier vnl. de wat grotere levensmiddelenzaken die. een beperkt assortiment kalfsvlees voeren waaronder steeds braadvlees en schnitzels. Het marktaandeel van vrijwillig filiaalbec'rijven en grootwinkelbedrijven blijkt enigs-zins toe te nemen. Deze afzetstructuur met een sterk accent op de

verkoop aan restaurants, maakt dat niet alle delen evenveel ge-vraagd worden, waardoor groot- en detailhandel problemen ondervin-den bij de afzet van bepaalde minder gevraagde delen.

Het uit Nederland geïmporteerde kalfsvlees wordt meestal ge-kocht van vaste leveranciers die weten welke kwaliteit gewenst wordt, doo-dat de importeurs regelmatig en zeker in het begin de dieren zelf komen uitzoeken. Deze importhandel volgt, wat de prijs betreft, de algemene tendens en er wordt geen gebruik ge-maakt van kortingen, en toeslagsystemen.

4.2 De waardering van het Nederlandse kalfsvlees De kwaliteit van het Nederlandse kalfsvlees is in het alge-meen beter en minder aan wisselingen onderhevig dan die van het Duitse kalfsvlees. Voor een deel hangt dit samen met het feit dat

(18)

er in Duitsland veel kleine slachterijen zijn terwijl de grote bedrijven, om de slachtlijn zo volledig mogelijk te benutten, kal-veren slachten van een sterk wisselende kwaliteit. Bovendien wordt in West-Duitsland slechts een gering percentage stierkalveren tot vleeskalf gemest, terwijl vrijwel alleen de kalveren die niet

ge-schikt zijn voor de melkveestapel of de roodvleesproduktie, in de vleeskalverhouderij verdwijnen.

Uit de tijdens de studiereis verkregen informatie bleek dat de Duitse vleesgroothandelaren het Nederlands kalfsvlees in het algemeen als goed tot zeer goed beschouwen, en wel omdat:

het Nederlandse vlees zachter is;

- in Duitsland een rode vleeskleur overweegt (ca. 7 0 % ) , terwijl het Nederlandse vlees in hoofdzaak de meer gewaardeerde witte kleur heeft;

- het Nederlandse kalfsvlees zeer constant van kwaliteit is; - het Nederlandse kalfsvlees geen hormonen en antibiotica bevat.

Hierop wordt namelijk stringent toegezien, daar de consument sterk negatief op de aanwezigheid hiervan in het vlees rea-geert.

Daar staat tegenover dat, door het hoge karkasgewicht, het Nederlandse vlees aan de grove kant is. Vooral in Zuid-Duitsland wenst men een licht kalf. In 1979 was het gemiddeld geslacht ge-wicht in Beieren en Baden-Wurtemberg dan ook nog maar 104 kg,

tegenover 117 kg in Nedersaksen, terwijl in vergelijking met Duits vlees het Nederlandse kalfsvlees als vrij vet wordt beoordeeld. Bovendien is Nederlands kalfsvlees vrij duur, mede als gevolg van de door de Duitse importeurs te betalen MCB van bijna 65,- DM per

100 kg bij import van hele of halve kalveren.

Ondanks de. goede naam die het Nederlandse kalfsvlees in West-Duitsland heeft, is er geen specifieke deelmarkt voor Nederlands vlees zoals die er b.v. wel is voor kaas en tomaten.

4.3 V l e e s k l e u r

In de Vieh- und Fleischgesetz is per 1 november 1979 de witte vleeskleur als kwaliteitskenmerk verdwenen. Deze maatregel is het resultaat van acties van groepen die bezwaren hebben tegen de wij-ze waarop vleeskalveren worden gehouden (boxen, geen licht, bloed-armoede) en tegen het industriële karakter van de produktie. Bo-vendien bleek uit onderzoek dat vele consumenten wit kalfsvlees minder aromatisch vinden. Officieel wordt dan ook gesteld dat kalfsvlees niet wit behoeft te zijn, omdat de consument qua smaak liever roodvlees heeft en er minder kans is op het optreden van actiegroepen. Er wordt echter nog steeds wit vlees gevraagd. Be-halve een stuk traditie speelt hierbij ook de herkenbaarheid van het kalfsvlees een rol, nodig om de hogere prijs te rechtvaardi-gen. Ook de beleidsinstanties realiseren zich dat rood kalfsvlees nauwelijks een hogere prijs kan opbrengen dan ander roodvlees.

(19)

Of in de toekomst het kalfsvlees wit of rood zal zijn is on-zeker. Dit zal afhangen van het prijsverschil tussen wit kalfs-vlees en roodkalfs-vlees, van het verschil in produktiekosten van beide soorten kalfsvlees, van de vraag van vleesgroothandelaren en de-taillisten en van de druk van de publieke opinie. Vooral met het oog op dit laatste punt is het zaak bij de produktie attent te blijven op het welzijn van de kalveren, en dient de huidige strin-gente controle op de aanwezigheid van hormonen en antibiotica in het vlees, te worden gehandhaafd.

(20)

BEZOCHTE BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN

5.1 Z.M.P.

De Zentrale Markt- und Preisberichtstelle für Erzeugnisse der Land-, Forst- und Ernährungswirtschaft G.m.b.h. (Z.M.P.) is de or-ganisatie waaraan, in het kader van het Absatzfondsgesetz, de ver-zameling en verspreiding van marktberichten is toevertrouwd. De Z.M.P. verzamelt, controleert en interpreteert gegevens over het actuele marktgebeuren in. binnen- en buitenland. Behalve de publi-katie van marktberichten verzorgt ze ook marktanalyses en progno-ses m.b.t. te verwachten ontwikkelingen.

Op deze wijze probeert de Z.M.P. de doorzichtigheid van de markt voor alle gebruikers (landbouwer, be- en verwerkende bedrij-ven, handelaren en verbruikers) te verbeteren. Via hun

organisa-ties zijn alle belanghebbenden bij het werk van de Z.M.P. in het Bestuur vertegenwoordigd.

Tijdens ons verblijf bij de Z.M.P. is gesproken met

J. Weidtmann, hoofd van de afdeling vee en vlees. Het gesprek ging in eerste instantie over de opbouw en interpretatie van de Z.M.P. Bilanz; Vieh und Fleisch.

Daarnaast is gesproken over de redenen voor het teruglopen van de vleeskalverhouderij in de Bondsrepubliek, Het bleek dat de door de EEG gestimuleerde omschakeling van melk- op mestvee vooral in Zuid-Duitsland tot de opkomst van de stierenmesterij heeft geleid. De daardoor ontstane grotere vraag naar nuka's,

te zamen met de vanouds belangrijke nuka-export naar Italië, leidde tot hoge nuka-prijzen en tot een sterke daling van het aantal

stierkalveren dat tot vleeskalf wordt gemest. In Zuid-Duitsland is nog maar 10% van de geproduceerde vleeskalveren een stierkalf. In het noorden nog ca. 50%. Dat de uitbreiding van de stierenmesterij ten koste ging van de vleeskalverproduktie was te verwachten. Hoge nuka-prijzen drukken namelijk t.g.v. de hogere afmestgewichten minder zwaar op de kostprijs van stieren dan van kalveren. Boven-dien bestaat er een interventieregeling voor stierevlees. De heer Weidtmann verwacht niet dat de stierenmesterij zich nog verder zal uitbreiden, gezien de tendens de interventie voor stierevlees te-rug te dringen.

Tijdens het gesprek bleek ook dat er geen gegevens verzameld worden m.b.t, het aantal, de omvang en de vestigingsplaats van de kalverhouderijen. Wel was bekend, dat er twee belangrijke

produk-tiegebieden zijn namelijk het Weser-Emsgebied in Noord-Duitsland en Baden-Wurtemberg en Beieren in Zuid-Duitsland. In het noorden zijn de bedrijven gemiddeld groter dan in het zuiden. Hierdoor en door de gemakkelijkere aanvoer van grondstoffen, zijn de prijzen voor kalvermelkpoeder in het noorden lager dan in het zuiden.

(21)

Ten slotte is van gedachten gewisseld over de verwachtingen t.a.v. de ontwikkeling van de Duitse kalfsvleesconsumptie, de vleeskwaliteit en de afzetkanalen van vleeskalveren.

5.2 Vleesgroothandelsbedrijven

In de gesprekken bij de vleesgroothandelaren Pabst, Blanke en Müller-Daub is vooral ingegaan op de kwaliteit van het Neder-landse kalfsvlees in vergelijking met die van het Duitse kalfs-vlees en op de wijze waarop het Nederlandse kalfskalfs-vlees wordt ge-kocht.

Daarnaast bleek, dat in Bonn en omgeving het kalfsvlees in hoofdzaak (90%) aan slagers wordt verkocht, die het op hun beurt weer hoofdzakelijk (80 à 90%) aan consumenten verkopen. Ook bleek dat de bij import uit Nederland te betalen MCB, voor vele kleinere vleesgroothandelsbedrijven - gezien de daaraan verbonden admini-stratieve handelingen - reden is geweest voortaan niet meer zelf kalfsvlees in Nederland te kopen.

Ten slotte is gesproken over de praktische betekenis van de handelsklasse-indeling en over de grootteverdeling van de kalver-slachterijen.

5.3 Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Fors ten

Op het Referat Vieh und Fleisch is gesproken met het hoofd Dr. Roller en de heren Klug en Schmidt Volkmar, terwijl op het Referat Tierseuchenangelegenheiten bei der Ein- und Ausfuhr is gesproken met dr. Geissler, het hoofd van dit Referat.

Tijdens het gesprek met de heren Roller, Klug en Schmidt Volkmar is vooral ingegaan op de Vieh- und Fleischgesetz en met name op de wijze van uitvoering en de praktische betekenis van deze wet. Daarnaast is gesproken over contractproduktie en produ-centengroeperingen in de vleeskalverhouderij. Daarbij kwam naar voren dat contractproduktie minder overheersend is dan in

Nederland; dit geldt ook voor de vast- en voergeldcontracten. Met name in Zuid-Duitsland komen weinig contracten voor. Dit stemt overeen met de gegevens die Alvensleben (1973) vermeld in zijn studie over vertikale integratie. Volgens Dr. Roller kwamen pro-ducentengroeperingen van vleeskalverhouders nauwelijks of niet voor. Ook hier is er overeenstemming met de gegevens van

Alvensleben (1973), die bericht over 2 producentengroeperingen in Beieren. Wel vernamen wij dat. sinds kort twee door kalvermelkpro-ducenten opgerichte verenigingen van vleeskalverhouders actief zijn. Deze verenigingen bepleiten subsidies op de verwerking van melkpoeder in kalvermelk. Deze wens vindt echter weinig gehoor bij de beleidsinstanties.

(22)

Ten slotte kan vermeld worden, dat op dit Referat ook is ge-sproken over de consumptie van kalfsvlees en de MCB's.

Tijdens het gesprek met Dr. Ceissler bleek dat, terwijl in Nederland het beleid t.a.v. de veeartsenijkundige en de volks-gezondheidsaspecten van dierziekten min of meer geïntegreerd is, dit in Duitsland niet het geval is. Zowel ten opzichte van het be-leid als ten opzichte van de uitvoering van het bebe-leid, is er in

Duitsland een strikte scheiding tussen het Ministerie van Landbouw en dat van Volksgezondheid.

Het beleid van het Ministerie van Landbouw t.a.v. de import van Nederlandse kalveren in kalfsvlees berust op twee

EEG-richt-lijnen, nl. die betreffende de intra-communautaire handel in vee en die betreffende de intra-communautaire handel in vers vlees. Daarnaast bestaat er t.a.v. de invoer van fokdieren een eigen Duitse maatregel. Hierin wordt gesteld dat, wil het dier als fok-dier kunnen worden ingevoerd, het aantoonbaar leukose vrij moet zijn. Deze maatregel van de Duitse Overheid is goedgekeurd door de EEG en geldt tot uiterlijk 31 december 1980. Momenteel wordt deze maatregel echter zodanig geïnterpreteerd, dat Nederlandse nuchtere en startkalveren nog slechts rechtstreeks vanuit

Nederland aan Westduitse kalver- en stierenhouders kunnen worden geleverd.

5.4 V e r b a n d des d e u t s c h e n G r o s s - und A u s s e n h a n d e l s m i t V i e h und F l e i s c h

Bij het Verband is gesproken met de heren Saft en Engel. Het Verband telt ruim 150 leden met in hoofdzaak importbelangen, waar-onder groothandelaren, verzendslachterijen en vleeswarenfabrieken. De taak van het Verband is de belangen van de leden bij de im- en

export van vee en vlees te behartigen, de leden te informeren over de wetten en maatregelingen op het gebied van de vee- en vlees-handel, op veterinair gebied en m.b.t. marktregelingen, alsmede het geven van voorlichting over marketing en marktinformatie.

Gesproken werd over de afzetstructuur van kalveren en kalfs-vlees, de ontwikkelingen t.a.v. de Duitse produktie en consumptie, de kwaliteit van het Nederlandse kalfsvlees en de regelingen t.a.v. de invoer uit Nederland. Hierbij kwam o.a. naar voren, dat een steeds groter deel van de omzet van de veehandelaren betrokken bij de handel in vleeskalveren, uit commissietransacties bestaat en dat in Duitsland steeds met de producenten wordt afgerekend op basis van de handelsklasse-indeling.

5.5 C.M.A.

Ook de Centrale Marketinggesellschaft der deutschen Agrar-wirtschaft G.m.b.h. (C.M.A.) is ontstaan op grond van het Absatz-fondsgesetz. De taak van de C.M.A. is het bevorderen van de afzet

(23)

van Duitse I andbotiwproduk t en in binnen- en buitenland. Hiertoe riebt de C M . A . zieb op bet verj'.roien van de ma rk l kenn i :;, de doe I-mat ij'.beid van bel mark I- en market inj', f.eriebie ^edra;',, bel verbe-It'i'i'ii van de distributie van Du i I se I aiidbouwp roduk t i e , bet in po-sitieve /.in befnvloeden van de opinie (.a.v. Duitse produkten en van de verbru i kersgewoonten. In bet Bestuur van de C M . A. zijn via hun organisaties, de landbouwers, de be- en verwerkende industrie, de handel (landhandel, groot- en detailhandel) en de consumenten vertegenwoordigd. Daarnaast zitten in het bestuur Bondsdagleden en vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën, Landbouw en Economische Zaken.

Op de C.M.A. is gesproken met de heer Worringen, hoofd van de subafdeling Fleisch und Fleischwaren binnen de afdeling Marketing Binnenland, over de feitelijke situatie op de kalfsvleesmarkt, waardoor deze markt zo moeilijk beïnvloedbaar is. De volgende

fac-toren zijn volgens hem hiervoor verantwoordelijk:

de relatief hoge prijs, waardoor kalfsvlees een luxe artikel is en het verbruik stagneert;

kalfsvlees wordt veelal als dieetvoedsel gepropageerd, doch zieken zijn meestal weinig koopkrachtig;

- consumenten vinden kalfsvlees weinig aromatisch;

de verkoop van bepaalde delen tegen een redelijke prijs onder-vindt moeilijkheden, doordat de vraag sterk gericht is op braadvlees en schnitzels;

- de consumenten zijn bevreesd dat het vlees antibiotica en hormonen bevat.

Om bovenstaande redenen voert de C.M.A. geen verkoopbevorde-rende acties voor kalfsvlees. Het effect zou, gezien deze feiten, zeer gering zijn.

Wel probeert de C.M.A. via eigen publikaties of artikelen in weekbladen, de consumenten warenkennis bij te brengen. Daarnaast geeft men recepten uit. Voor wat kalfsvlees betreft gaat het voor-al om duurdere recepten voor bijzondere gelegenheden en om recep-ten waarin minder gevraagde delen zijn verwerkt. Deze vormen van reclame met betrekking tot kalfsvlees zijn een onderdeel van de gecombineerde vleesreclame.

Met de heer Worringen is verder ook gesproken over de distri-butie en de consumptie van kalfsvlees, en over de betekenis van de vleeskleur.

(24)

LITERATUUR

1. Alvensleben, R., 1973. Vertikale Integration und Verträge in der Landwirtschaft, B.R. Deutschland. Hausmitteilungen über Landwirtschaft no. 106, Brussel, EEG Commissie.

2. Birnkammer, H., 1979. Zur markt- und betriebswirtschaftlichen Stellung der Kälbermast in der Bundesrepubliek Deutschland unter besonderer Berücksichtigung der Verhältnisse in Süd-deutschland, Berichte über Landwirtschaft vol. 57 no. 2,

Ver-lag Paul Parey.

3. Graaff, G.C. de en J.J. de Vlieger, 1978, Vertikale coördina-tie in de Westduitse landbouw. Verslag van een studiereis van 23 - 27 oktober 1978. Interne Nota no. 233, Den Haag, LEI.

4. Siemes, J., 1975, Prognose der Aussenhandels der BRD bei Rind-vieh und -Fleisch, sowie Milch und Milcherzeugnisse. Bonn. 5. Consulentschap voor de Rundveehouderij, 1979. Het houden van

vleeskalveren, Arnhem.

6. Studiecommissie intensieve veehouderij, 1979. Intensieve vee-houderij en dierenbescherming, 7e rapport, De kalvermesterij. 7. EEG, 1964, Richtlijn van de Raad, inzake

veterinairrechte-lijke vraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in runderen en varkens van 26 juni. Brussel, Veterinaire aangelegenheden Nr. 64/432/EEG.

8. EEG, 1964, Richtlijn van de Raad, inzake gezondheidsvraag-stukken op het gebied van het intra-communautaire handels-verkeer in vers vlees van 26 juni. Brussel, Veterinaire aan-gelegenheden Nr. 64/433/EEG.

9. EEG, 1972, Richtlijn van de Raad, inzake veterinairrechte-lijke vraagstukken op het gebied van het intra-communautaire handelsverkeer in vers vlees van 12 december. Brussel, Vete-rinaire aangelegenheden Nr. 72/461/EEG.

10. EEG, 1973, Beschikking van de commissie, waarbij de BRD wordt gemachtigd om bij invoer van fok- en gebruiksrunderen bijzon-dere gezondheidsgaranties in het kader van de leukosebestrij-ding toe te passen van 23 januari. Brussel, Veterinaire Aan-gelegenheden Nr. 73/30/EEG.

11. Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Forsten, 1951. Zweite Durchführungsverordnung zum Vieh und Fleisch-gesetz, Einreihung von slachtvieh in Handelsklasse und No-tierung von Preisen für slachtvieh. Bonn.

(25)

LITERATUUR (vervolg)

12. Bundesministeriumfür Ernährung, Landwirtschaft und Forsten, 1969 Vierte Durchführungsverordnung zum Vieh- und Fleisch-gesetz, über gesetzliche Handelsklassen für Rindfleisch. Bonn.

13. Z.M.P.-Statistieken

- Die Agrarmärkte BRD, EWG und Weltmarkt, Jahresbericht Vieh und Fleisch, de jaren 1970 t/m 1975.

- Bilanz, Vieh und Fleisch, de jaren 1976 t/m 1978.

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

those containing by weight &gt;= 5% of elastomeric yarn or rubber thread, and pile fabrics,

machines and calculating mac... those containing by weight &gt;= 5% of elastomeric yarn or rubber thread, and pile fabrics, incl. with outer soles of rubber,. plastics, leather

bij handelsverkeer met derde landen St Pierre en Miquelon. Falklandeilanden Comoren

Niet nader bepaalde gebieden bij handelsverkeer met derde landen Zuid-Soedan. Mayotte Kiribati Comoren Faeröer Palau Niue-eiland St

Niet nader bepaalde gebieden bij intra-EU-handelsverkeer hoge zee : bvb invoer en uitvoer naar boorplatformen. Niet nader bepaalde gebieden bij handelsverkeer met derde landen Turks-

venetian blinds, and similar articles and parts thereof, of plastics (excl.. fittings

bij handelsverkeer met derde landen hoge zee : bvb invoer en uitvoer naar

artikelen, geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische zelfstandigheden of opgemaakt voor de verkoop in het klein voor geneeskundige, chirurgische, tandheelkundige