• No results found

Herinzaai van grasland : verslag van vergelijkend onderzoek met verschillende methoden van herinzaai in de periode 1971 t/m 1974

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herinzaai van grasland : verslag van vergelijkend onderzoek met verschillende methoden van herinzaai in de periode 1971 t/m 1974"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

w

PROEFSTATION

VOOR

DE

RUNDVEEHOUDERIJ

Herinzaai

van

grasland

Verslag

van

vwgelijkend onderzoek met

verschillende

methoden van

fierinzaai

in

de

periode

1971

tlm 1974

Ir.

W

Luten

Ing.

J.

J.

Klooster

Ing.

L.

Roozeboum

, ' . ~

(2)

PROmSTATION 'VOOR DE RUNDV"EEH0TTDERIJ

F R I N M I VAN GRAS

'Verslag van een vergelijkend onderzoek met v e r s c h i l l e n d e methoden van h e r i n z a a i

i n de periode 1971 %/m 1974.

Ir. W. Luten

Ing. J.J. lluooster

(3)
(4)

i , I N L E I D I N G JZE

2.1. danleg van de proefvelden 2.2, %arnemingen 3. rnSUETBTrn

3 ,

i , Grondbewerking

5.2.

htwiweliang v m h e t gewas

3

e

3

e Grasproda%ie

3

4

Bo$mische s m e n s t el.13ing

(5)
(6)

oor de herinsaai van m a s % m d worden diverse methoden toe- gepast die zowel en verschillen in grondbewerking, zaaimethode en wijze van a m d en van he$ zaaibed. Van de jaarlijks in te zaaien oppenlakte (80

-

100.000 ha) mislukt ca. 10% (1).

Naar aanleiding van het grote aantal mislukkelingen bij de h e r b z a i werd getracht d ~ o r het vergelijken van diverse inathoden aYi de pr&tijk de meest bearijfszekere methode te kxnnen adviue- ren.

D a m o o r werden op regionale onderzoekcentra met verschillen

in wondsoort een drietal jaren achtereen in sdmenwerking met het

SeH,A,G, diverse in de praktijk gebrmikelijke methoden met el.kaar

vergeleken. levens werden kombinaties van bewerkingen vergeleken die niet d i r e k l in de praktijk toegepast worden maar die wellicht

msgelidaeden en bieden.

De wamemarigen bleven het eerste jaar beperkt Lot het pesio- diek vastleggen van de beginontwilckeling van het gcwas op de di- verse objelalen. Qok werden waarnemingen gedaan ten aanzien van de poncg%,ewerkbg.

%x% latere jaren werd zoveel mogelijk de grasproduktle geme-

%en en de botanische smenstelling van het nieuwe grasland vast- gelegd, Bovendien werd ook he% grasland zoals het voor de berin- saai aaniwezig was %n de vergelijking betrokkcn.

(7)

I n de maand augustus werden de proefvelden

In

de p r a k t i j k g e b r u i k e l i j k e m a c h b e s . Per p r o e f v e l d werden de werkzaamheden i n een zo k o r t mogelijke t i j d u i t g e v o e r d .

Frezen, zaaien en aand en van h e t zaaibed gebeurde op één dag, maar ploegen werd v e e l a l een of enkele dagen e e r d e r uitgevoerd.

I n de t a b e l l e n 1 %/m 3 worden de h e r i n z a a b e l h o d e n op de v e r s c h i l l e n d e g~ondsoordcena voo- i e d e r j a a r verme'Pid.

De k w a l i t e i t van h e t g r a s l a n d v66r de h e r i n z a a i v a r i e e r d e p e r p r o e f g e l d van matig t o t goed De kweek werd v o o r a f , i n d i e n d u i d e l i j k aanwezig, met dalapon bestreden. De bemesting werd op b a s i s van grondonderzoek uitgevoerd.

Tussen de objekten waren de v e r s c h i l l e n i n pondaxlalyse t e g e r i n g d a t de bemesting op a l l e oájekten p e r p r o e f v e l d g e l i j k kon worden gehouden.

Op a l l e proefvelden werd een BG-tj graszaadmengsel gezaaid

a

30 kg p e r ha.

De volgorde waarin de m c h i n e s z i j n genoemd g e e f t ook de volgorde van bewerking aan. Ra h e t ploegen werd, a f h a n k e l i j k van de s i t u a t i e , een zaaibed g e m a k t met een s l e e p , v e r b h e l - r o l l e n , k u l t i v a t o r of schudeg.

(8)

%

Tabel l . Methoden van herinzaai op diverse grondsoorten in 1 9 7 1 .

Plaat s Gronds oost

Reino Bruchem Zegveld Wogmeer zand rivierklei m e n a-eklei

Le$,yl'rees; -k . U ~ ~ i l l i : ~ i - - zaaimachine Ploegen

+

Brillion- zaaimachine Rowardfrees

+

Ploegen

+

Brillionzaaimachine Ploegen c Vlaszaai- machine Howardfreea a Ploegen c Vlas zaaimachine Lelyfrees

+

'Vlaszaai- machine

'Bij alle methoden werd na h e t ;l,ml-~i 2% oor aan spoor trast- gereden

Tabel 2 . Methoden van herinzaai op diverse grondsoorten in 1 9 7 2 .

Heinca Bruchern Zegveld Lelystad Grondsoort z~.nd. t . ~ v I e r d e j. v e en zeeklei

-v.

-- 1/8-29/8-5/10-72

Howaxd

s

L. ly zas2.t - 2 :u

-1- aaand-ruldce:~ i. X X

Lelyzaaif reei., .f- ahilrruh.~,.t~i. x A.,. . Lelyfrees -I- BsiElioa

.P- aaiidruklcen X X X

Lelyfrees -i- aandrukken

Bri.llion X X X

Lely r're es -t- aandrzzklren

Vlaszaaimachine X x X Ploegen

c

Brillion X x. Rowardfrees

+

Ploegen

+

Brillion X X Geen herinzaai

-

nulob j ekt

(9)

t3

Mdthoden van h e r i n z a a i op d i v e r s e u o n d s o o ~ t e n i n 1 9 7 3 .

P l a a t s

Grond~ooxt

Wi- j ze van aand 1 2 3 4 5 6 9 2 3 4 5 6 9 2 3 4 5 6

Lely z a a i f r e e s x x x x x x x x x x x w x x x x x Leayfrees Tarillion x x x x x x x x x x X x x x x x x ~ e l y f r e e s V l a s z a a i m c h i n e x x x x x x x x x x X x x x x x x Ploegen f BrilLion x x x x x Ploegen -t. Vlaszaai- x x x x x

i P- ralleri. v06r het, zaaien

2 spoor aan a p n s r v a s t r i j d e n v68r he% zaaien

"

r o l l e n na h e t zaaien

4.

-

spoor aan a p a o r .vn,strijiden na he% zaaien

5

-

v66r en nn bet z a a i e n r o l l e n

6

-

n i e t aa~~drukkexi

Benming van d e i n de kabellen genoende a c h i n e s : Howardfrees = o~~derd.uor werkende bladenf r e e s Eelyf r e e s = bovenover werkende b l a d e n f r e e s

Lelyleaaifrees

-

i-derfl .t. zaaimechanisme en. d s u b c ~ l l e n . B r i l l i o n .

-

zaaimachine Y Q Q ~ graszaad

Vlaszaaimachine

-

zaaimachine met z a a i k o s ~ l e r s op O cm afs"s;,n.d Grondbewerking

Be ervaringen, b i j de grondbewerking opgedaan, werden zo- v e e l mogelijk genoteerd. Tevens werd i n 9971 b i j e l k proefveld h e t door de L e ï y z a a i f r e e s gevraagde vernogen met behulp van een koppebmet ex gemeten.

(10)

Beginontwil&eling van het gewas

...

Na de herinzaai werd regelmatig de ontwikkeling van het gras op de verschillende objekten waargenomen. Daarbij werd vooral gelet op de snelheid en regelmaat van opkomst.

Bovendien werd de mate van onkruidontwikkeling genoteerd.

Droge-stofproduktie

---

Van de proefvelden of de objekten waarvan de herinsaai redelijk of goed was geslaagd, werd de ds-produktie gemeten. In het jaar van aanleg gebeurde dit door het uitmaaien van stroken per veldje. In het eerste produktiejaar door het periodiek maaien van het gras onder kooien of bij kleine vel- den door het maaien van het netto veld.

Botanische samenstelling

...

%n het najaar van 1973 werden van de proefvelden waarvan de herinzaai was geslaagd, monsters genomen voor een botanische

lyse door het I.B.S. In het na;aëzar van 1974 Is dit voor 6dn proefveld herhaald.

(11)

i 137 omw. p e r min

2 1 1 5 4 o m w . p c r m i n

3 = 193 omw. p e r min

r

uur

F l g u u r 1 Gemiddeld d a a r Lel yzaaif rees gevraagde vermogen

--

( P K ) brj verschillende rijsnelheden ( k m p e r u u r ) op

(12)

g, i , Grondbewerking ---.---

Het f r e z e n gaf geen problemen, h e t ploegen v i e l i n h e t a l - gemeen t e g e n . Vooral op zware grond (komklei) i s de benodigde %releleracht g r o o t en de grondlegging matig. I n h e t rilgemeen Laat deze grond z i c h mechanisch m o e i l i j k t o t een zaai'bed v e r k l e i n e n .

D i % g e l d t , z i j h e t i n mindere n a t e , sok voor veen, Dat was ook de reden d a t op veen na h e t e e r s t e en op komklei na h e t tweede j a a r de ploegobjekten n i e t meer i n de v e r g e l i j k i n g werden opge- nomen.

D e r e s u l tá-ben van do vernogensmetingen aan d i L , e % y z a ~ i - f r e e s z i j n wvergegeven i n f i g u u r i .

Bet benodigde aftakasvermogen b i j een r i x j s n e l h e i d van c a .

2 h p e r wr ( k a p a c i . ~ e i t 0 9 2 0 t o t 0 9 2 5 ha p e r u u r ) v a r i e e r d e van 40 S"HS op veengrond t o t

75

PK op zware k l e i g r o n d . B i j ü ~ t

vernogen moet ongeveer 10 PK worden opgeteld voor de voortbe-. weging van t r e k k e r en f r e e s .

9 , 2 . h $ w i & e % i n g van h e t gewas

- - - m - - - m - - - - - - m

Al.gemeen

Het u i t e i n d e l i j k e r e s u l t a a t van de h e r i n z a a i bleek van Jaar %o% j a a r v e r s c h i l l e n d t e z i j n ,

Van de i n augustus 1971 ingezaaide proefvelden bleken a l l e me"elaoden op zand en z e e k l e i een goed r e s u l t a a t t e geven. Op veen

en k o a l e i waren de r a s . u l t a l e n van a l l e methoden onvoldoende.

6p de i n 1 9 7 2 2~a:igeLegde proefvelden bleken a l l e methoden u i k e i n d e l i jk een gciei~ r:esultaat t e gevel; ,,

Daarentegen lson Den van de i n 1 9 7 5 aangelegde proefvelden, d i e op r i v i e r k l e i en zand voor proefvelddoeleinden grot endeels

a l s mislukt beschouwen en d i e op veen t o t op zekere hoogte. Veel-

ai kon d o o r een goed gebruik I n h e t daaropvolgende j a a r u i t e i n - d e l i j k t o c h nog een r e d e l i j k e grasmat verkregen worden.

Op i1.e In 1971 aangelegde proefvelden bleek d a t een vooraf- gaande -bewerking raiet een onderdoor werkende b l a d e n f r e e s ( ~ o w a r d ) geen invl.oed b e e f t op de s t a n d 'van het gewas. U i j de latere be- werking i s deze bewerking a l l e e n v66r h e t ploegen. i;cegt:pa:-;t om

(13)

een beter ploegwerk te krijgen. Voorafgaand aan frezen met d e bovenoverwerkende bladenfreee (~el~(zaai)frees) heeft deze be- werking geen zin.

Op de in 1 9 7 1 ingezaaide proefvelden kwame~ de methoden met de Lelyzaaifrees en die met de vlaszaaimachine duidelijk als de beste naar voren. Tussen de resultaten van deze metheden waren de verschiller& niet groot.

Van de in 1 9 7 2 aangelegde proeven gaven de methoden wa.ar- bij gezaaid was met een vlaszaaimachine een goede opkomst op veen- en zandgrond (op zandgrond zelfs het beste resulta.at). De methode Lelyzaaifrees en de methode Lelyfrees

-

Brillion- zaaimachine

-

aandrukken gaven de meest regelmatige opkomst en de methode Lelyfrees

-

aandrukken

-

Brillionzaaimachine de slechtste. Aandrukken na het zaaien is beter dan v66r het zaaien als met een Brillionzaaimachine gezaaid wordt.

De ploegobjekten op rivierklei gaven bij beide methoden (vlaszaaimachine en ~rillionzaaimachine) relatief een minder goede beginontwikkeling te zien.

Hoewel in het algemeen het resultaat van de herinzaai in

1 9 7 3 matig tot slecht was, waren er duidelijke verschillen tussen de methoden. Bij de methoden met ploegen (zand) kwam het gras goed tot ontwikkeling, bij de methoden met frezen mislukte de herinzaai.

ûp veen was de opkomst in het algemeen redelijk, vooral waar gezaaid was met de vlaszaaimachine.

Tussen de diverse methoden van aandrukken waren visueel geen verschillen waar te nemen.

k

Overzien we alle proev& dan blijkt dat grondbewerking en het tijdstip van aandrukken van het zaaibed veelal van wei- nig invloed zijn op de beginontwikkeling van het gezaaide gras. Tussen de diverse methoden van zaaien blijken wel duidelijke verschillen naar voren te komen. Zo geeft bijvoorbeeld het ge- bruik van de vlaszaaimachine vooral op de lichtere grondsoor- ten de beste bsgrlnontwikkeling.

Later onderzoek

(3)

wees uit dat iets dieper zaaien, zo- als dat met de vlaszaaimachine gebeart, inderdaad betere resul- taten geeft. Zwaar aandrukken van het zaaibed bleek alleen bij ondiep zaaien (O cm) een positier effekt te hebben maar het re- sultaat was gering vergeleken met wat dieper zaaien.

(14)

O&-uidontwi&eling na. de h e r i n z a a i

----m---

In het algemeen was de wijze van grondbewerking en de snelheid van beginontwikkeling van het nieuwe gras van invloed op het naar voren komen van onkruiden, met nriae muur- er1 otraat- gras eri op veen ook geknikte vossestuart.

Ma ploegen zijn er minder onkruidzaden in de bovengrond dcnn ma frezen glit8 niet kort geleden een grondbewerking is uit- gevoerd.

Be ontwifieling van het onkruid wordt evenwel sterk ge- remd door een vlot kiemend en groeiend nieuw grasgewas.

Een staqatie in de grasontwlkikeling kan ook na ploegen een sterke uitbreiding van de o iden tot gevolg hebben.

Verschillende methoden van herinzaai

---m---

V m het in 1971 op zand aangelegde proefveld zijn ter

orimtatie de opbrengsten bepaald van de eerste twee sneden (tabel

4).

Ge~ddelde droge-stsfopbrengsten -:&n h c t proefveld op zand

(1971) > in kg per are.

Lelyzaaifrees 1 2 9 9 22,O

Ixowardfrees

+

Lelyzaaifrees 1 0 , l 2 0 , 1

Ploeg 9 Brilliongraszaai-

mcbi-ae 39

5

2 6 9 3

Eowardfrees -i- ploeg

+

Brilliongraszaaimachine Eelyfrees

+

Brilliongras-

zaaimachine 6 9 1 2 1 , 3

Vlaszaaimachine

-

"slechts &én bepaling.

In het najaar na de berinzaai hadden de objekten die inge- zaaid waren met de Lelyzaaifrees simifikant grotere opbrengsten dan de andere objekten.

(15)

In het daaropvolgende voorjaar evenwel hadden de ploeg- objekten een signifikant hogere opbrengst dan de andere objek- ten.

Mogelijk zijn de verschillen in het najaar veroorzaakt door verschillen in beginontwikkeling als gevolg van verschil- len in zaaidiept e.

Deze resultaten waren aanleiding om van de in augustus 1972 aangelegde proeven de jaaropbrengst te bepalen, waarbi j tevens een n~l-ob jekt ( = geen herinzaai) aanwezig was. Boven- dien is de jaaropbrengst van het in

1971

aangelegde proefveld op zand 'bepaald.

De resultaten zijn weergegeven in tabel

5.

Uit deze gegevens blijkt dat er bij geen enkele proef tussen de methoden duidelijke verschillen in jaasopbrengsten naar voren kwamen. De aanvankelijke verschillen bij het in

1971

op zand aangelegde proefveld bleken in

1973

niet meer aanwezig te zijn.

Van de in augustus

1973

aangelegde proeven was de opkomst slecht tot matig.

Hoewel op veen de met de vlaszaaimachine ingezaaide ob- jekten de snelste beginontwikkeling hadden, kwm dit niet in de opbrengst van de eerste sneden tot uiting, voornamelijk we- gens een grote spreiding in de uitkomsten.

Aandrukken na het zaaien bleek signifikant beter te zijn dan aandrukken v66r het zaaien.

Van het proefveld op zand bleek alleen van de ploegobjek- ten een maaibare snede geoogst te k m e n worden.

Verschillen tussen zowel de methoden van zaaien als tussen de tijdstippen van aandrukken waren niet aan te tonen.

Het proefveld op rivierklei bleek in het voorjaar dermate onregelmatig te zijn door een zeer trage ontwikkeling dat een opbrengstbepaling geen zin bad.

Uit de gegevens bliJkt dat vooral bij herinzaai onder on- gunstige weersomstandigheden (aanleg 1971 en 1973) verschillen

tussen de objekten naar voren komen. De verschillen zijn niet altijd tot één faktor te herleiden. Vaak blijkt de zaaimethode een belangrijke invloed te hebben; bij het gebruik van de vlas- zaaimachine zijn de resultaten vaak beter.

(16)

Tabel 5. Droge-stofproduktie van de herinzaai-objekten en oud grasland in

1973 (tondha).

Grondsoort Zand Zand Komkl e h Veen Zeeklei

D a t m aanleg van de proef 1 1 - 8 / ~ 1 22-8/"2 15-8/"2 28-8/"2 08-8/<72 01-8/'72 27-8/172 05-10a72

Methode van herinzaai

---ee---

Howardfrees

+

Lelyzaaifrees 1490"

14,~"

15,ûac

15,5"

1 6 J a

Lelyzaaif rees i490a

1497"

16,2" 1598" 1699" 16,1a 3,8ab~ 12,1a Lelyfrees

+

Brillionzaai-

machine

+

aandrukken

14,

3"

1

5,

2abc

1499"

16,5" Lelyfrees

+

aandrukken

+

Brillionzaaimachine

14,

la

1399"

1 5 ~ 8 " ~ 1595"

16~4"

Lelyfrees

+

aandrukken

+

vlaszaaimachine

Ploegen

+

Brillionzaaimachine

13

ga

15,~" 13,6b l

5,0ab

1 3,

5ab

12,qa Howardfrees

+

ploegen + a a b c

Eas2ia_imacG_i~s---

--

- - - --

- - m

-

I

3f

G-

d+--

-14.k6--

-

-

-

141L?-

--o

--

--

. . Oud grasland 11,8

1 3 ~ 4 ~

1 2 ~ 6 ~ 1 2 , 6 ~ 1 2 , 6 ~ 1 3 9 % ~ b Oud grasland vanaf "herin-

1594"

1673& 16,

3a

163" 1498' a

zaai n

1

1

13,l

3)

l) de eerste snede na l"herinzaail"s niet gemeten (ingebroken vee)

2) ds-opbrengsten gerekend vanaf herinzaai; de herinzaai-objekten zijn in 1972 één keer gemaaid

3)

in 1972 is van dit objekt na de herinzaai geen snede meer gemaaid

4)

Brillionzaaimachine i p . v . vlaszaaimachine

abc) gelijke letters duiden op niet-signifikante verschillen, verschillende letters duiden op signifikante verschil1 en

(17)

Een goede vochtvoorziening voor het zaad is zeer waar- schijnlijk de meest kritische faktor bij de herinzaai.

Grasproduktie van wel en niet heldgezaaid grasland

---m--- --...---w - - - m -

ln. tabel

5

zijn ook de jaaropbrengsten van de niet her- ingezaaide objekten (nul-objekten) weergegeven. In he% algemeen was er een dui.delij% verschil tussen de herinzaaiobjekten en. het nul-objekt in het eerste produktiejaar. Uit de bijlagen 'bliJlr't dat de aanmerkelijk lagere jaaplproddtie van de nul-objekten voornamelijk het gevolg is van een duidelijk lagere opbrengs-l, van de eerste snede (zie bijlagen). Bekijken we echter de droge-.

stofproduktie vanaf de "herinzaai" dan blijken er geen sigmifi- kante verschillen aanwezig te zijn (ta3el

5).

De relatief hoge opbrengsten van de eerste snede van de herinzaaiobjekten in het eerste pproda%iejaar moe"caaroara worden toegeschreven aan de relatief lange groeiduur, nmelijk in feite vanaf de eerste opkomst na de inzaai in het voorafgaande najaar, Van de nul-objekten is in het najaar na de aanleg van de proe- ven nog een snede geoogst. Hoogerkw (2) vond ook in het eerste

jaar en ook in volgende prodddiejareua bij Sierinzaai van goed oud grasland veelal geen hogere ä~-~roduktie.

Dat de verschillen in opbrengst van de eerste snede tussen nul-objekt en herinzaaiobjekten worden veroorzaakt door ver- schillen in groeiduur en niet door verschillen in groeisnelheid blijkt ook wel uit de vergelijking van de eerste snede in het tweede prodatiejaar (op één proefveld, zie bijlage).

De objekten hebben daarbij in dezelfde groeiduur ook eenzelfde ds-opbrengst. Ook elders we-d dit waargenomen

(4).

3.4.

Botanische samenstelling

In tabel

6

zijn enkele karakteristieke verschillen in 'bo- tanische samenstelling van enkele herinzaai-objekten en het nul- objekt op diverse grondsoorten weergegeven. Alleen van de in tabel

5

genoemde proefvelden zijn monsters genomen voor analyse van de botanische samenstelling.

Door het gebruik en de weersomstandigheden kan de botan%-U sche samenstelling sterk bexnvloed worden, de cijfers in tabel

6

gelden daarom alleen voor de periode waarin de monsters geno- men zijn.

(18)

Tussen de methoden van herinzaal komen geen grote verschil- len in botanische samenstelling naar voren. Alleen c p veengrond had het objekt Lelyfrees

+

Brillionzaa~machine t aandrukken ln vergelijking met het objekt Lelyzaaifrees weinlg geknikte vos- sestaart. De oorzaak daarvan ligt waarschijnlijk in een ~iat vlot- tere en regelmatiger opkomst van eerstgenoemd objekt.

De grootste verschillen komen zoals te verwachten is, naar voren tussen niet (nul-objekt) en herlngezaaid grasland.

Op zand (1972) en rivierklei ( 1 9 7 2 ) zit het verschil voor- al Ln het percentage kweek.

Op veengrond was de herinzaai duidelijk slechter dan het niet heringezaalde opjekt doos het naar voren komen van een groot percentage geknikte vossestaart.

Herinzaai op veengrond is in verband met uitdroging al een zeer riskante zaak, maar daarbij komt dat bij enigszrns stagnerende groei, gebikte vossestaart volop de kans krijgt.

Bet grasland op zeeklei was voor d e herinzaal nog vrij nieuw en van uitstekende kwaliteit. Ongewenste soorten kwamen vrijwel niet voor. Door herinzaai was de botanische samenstel- ling dan ook niet te verbeteren.

Bij de laatste zaaitijd kwamen in verhouding veel beemdlangbloem en timothee voor.

Ondanks het inzaaien van een graszaadmengsel met klaver wordt bij de botanische analyse geen of slechts een spoortje klaver teruggevonden. De belangrijkste oorzaken van het ver- dwijnen van de klaver zijn waarschijnlijk de stikstofbemesting en op veengrond en zandgrond de muurbestri jding. Op zee- en ri- vierklei is niet gespoten tegen muLr en op zandgrond met een min of meer klaver-sparend middel.

Vergelijkt men de analyses van d e proef op zandgrond (1972) die zowel in 1973 als in 1974 is onderzocht, dan zaet men dat het percentage Engels raaigras van 61 tot 80 procent is toegenomen. Dit kan een gevolg zijn van een beter graslandgebruik.

(19)

Tabel

6.

Percentage goede grassen, engels raaigras, kweek, straatgras en gebikte vossestaart bij verschillende methoden van herin- zaai op diverse grondsoorten.

Grondsoort

Methode'. van Goede Engels Kweek Geknikt c

-i- jaar van. Straat- e-

herinzaai grassen raaigras

aan1 eg gras staart

Zand,

1971

Zand, 1972 Rivierklei, 1972 Veen, 1972 Zeeklei, 01-08/1972 Zand, 1972 (analyse

1974)

Lelyzaaif rees Ploegen .s Brillionmachine Geen herinzaai Lelyzaaifrees Ploegen -i. Vlaszaaimachine Lelyfrees 4. Brilli-oma@hkne Geen herinza~i Lelyzaaifreea Ploegen* Lelyfrees ,'.t- Brilbionmachlne Geen harinzasi Lelyzaaifrees Lelyfrees .li. Geen herinzaai Lelyzaaifrees Ploegen

+

Brillionmach~ne Lelyzaaif rees Ploegen .s BrillionmachX%ie Lelyzaaifrees Ploegen -i- Brillionmachine Geen herinzaai Lelyzaaifrees Ploegen -i- Vlaszaaimachine Lelyfrees

+

Brillionmachine

(20)

4

0

Maar aanleiding van vele mislukkingen bij de herinzaai van grasland werden in de periode 1971/73 diverse methoden van herin-

zaai op verschillende grondsoorten met elkaar vergeleken. Daarbij werden waarnemingen verricht ten aanzien van grondbewerking, be- ginontwiaeling van het nieuwe gewas, bruto grasproduktie en bo- tanische samenstelling na herinzaai.

In het algemeen bleek het slagen van de herinzaai sterk af- hankelijk te zijn van de weersomstandigheden Door droogte na het

zaaien is de kans op mislukking erg groot, maar juist bij deze omstandigheden kwamen duidelijke verschillen tussen de methoden naar voren.

De opkomst werd vaak bevorderd door wat dieper te zaaien, bijvoorbeeld met een vlaseaaimachine. Aandrukken van het zaaibed

vóQr bet zaaien gaf een minder goede opkomst te zien dan aandruk- ken na het zaaien.

In het algemeen krijgen onkruiden en minderwaardige grassen de kans zich te ontwikkelen als de groei van het nieuwe gras stag- neert. Daarnaast hamen na ploegen relatief minder onkruiden tot

ontwikd<reling dan na frezen.

Meestal gaf (het goed kerend.) ploegen nogal problemen. Op rivierklei was bovendien het in korte tijd maken van een goed aaibed zeer moeilijk. Voor snel herinzaaien is ploegen op deze

gronden nagenoeg ongeschikt.

De methoden gaven geen duidelijke verschillen in bruto-jaar- opbrengst aan gras te zien Vooral bij ongunstige omstandigheden waren er echter wel aanzienlijke verschillen in opbrengst van de eerste snede bij de diverse inzaaimethoden.

In het eerste produktiejaar na de inzaai produceerde het nieuwe grasland meer dan het niet ingezaaide grasland, maar gere- kend vanaf het tijdstip van herinzaai waren er geen duidelijke verschillen. Bet opbrengstverschil in het eerste produktiejaar werd voornamelijk veroorzaakt door verschil in groeiduur. Het niet ingezaaide grasland werd. na de herinzaaidatum meestal nog

één of twee keer gemaaid.

De methode van inzaai. had weinig invloed op de botanische samenstelling in het jaar na herinzaai. De botanische samens-tel- ling van wel en niet heringezaaid grasland was op zeeklei gelijk namelijk 100% g0ed.e grassen. Op zandgrond en rivierklei was de botanische sanenstelling van heringezaaid grasland beter dan van

(21)

2 O

w d grasland omdat er minder kweek voorkwam. Op veengrond was de herinzaai slechter omdat er veel geknikte vossestaart tot ontwik- keling kwam.

De voornaamste konklusie uit dit onderzoek is dat bij de her- inzaai van grasland de opkomst van het nieuwe gras, vooral bij on- gunstige omstandigheden (droogte), bevorderd wordt door wat dieper te zaaien, bijvoorbeeld met een vlaszaaimachine.

SUMMARY

AND

CONCLUSIONS

Because of the many failures with the re-seeding of grassland, different re-seeding methods on different soil types were compared in the period

1971

-

1973.

Observations were made concerning tillage, the initia1 stage of development of the new crop, gross grass production and botanical composition after re-seeding.

It was found that the sucoess of re-seeding generally greatly depended on the weather. Drought after seeding greatly increased the risk of failure, but the differences between the methods spe- cially energed under these circumstances.

Emergence is often promoted by sowing deeper, for instance, with a flax seed drill. Pressing down the seed bed before sowing gave a less favourable emergence than pressing down after sowing.

Weeds and inferior grasses generally ge% the opportunity to develop when the growth of %he new grass is held up. After ploughing relatively fewer weeds developed than after rotary tillage.

Ploughing (with a good turning of %he soil) mostly gave a lot of problems. Besides, on river clay it was very difficult to make a good seed bed in a short time. For rapid re-seeding, these soils are almost unsuitable for ploughing.

The methods did not reveal clear differences in the gross annual yield of grass. Especially when the circumstances were un- favourable the dif£erences in the yield of the first cut were con- siderable when different sowing methods had been used.

In the first year of production after re-seedbng, the new grassland produced more than the grassland which had not been s o m , but, reckoned from the time of re-seeding there were no clear diffe- rences. The difference in yield in the first year of production was mainly caused by a difference in the duration of growing. Ihe non-

(22)

seeded g r a s e l a d was

,

af t e r f;:tl.e -i(-?=- sí?cr'ii.3:1g $.at e

,

mos'tly cs7.1; agaiaa

ones o r t y i e e ,

The method of seeding h a r d l y i n f l u e n c c d t h e b o t a n i c a l compo- s i t i o n . i n Lhe y e a r a f t e r re-seeding. On s c a clay %he 'botanical com-

p o s i t i o n of re-seeded and non-re-seeded g r a s s l a n d was t h e same viz,

10Q$ good g r a s s e s . Oa? sandy soiL and on r i v e r clay, t h e botanicc?l c o n p o s i t i o n of re-seeded g r a s s l a n d was b e t t e r than t h a t of o l d g r a s s l a n d because t h e r e w a s l e s s couch g r a s s . On p e a t s o i l re- seeding wat- worae because a 10% of f l o a t i n g f o x t a i l deareloped.

The main conclusion of t h i s r e s e a r c h i s , t h a t , i n case of t h e

re-seed:irng o f g r a a s l a n d , %he growth o f t h e new gr3,3:3 j . ~ prornoted

-

sspcrcial%y w-kacua. t h e r: wndl"cio~~,i.b: a,:rc.! ~xïi:Cxvu-i~rablc . . , . ( d-ough-i;) .- by ;~oi~ing

(23)

l . Dixhoorn, J , ~ , L ~ , aranjebandmengsels en graslandverbetering. Zaadbelangep nr.

9,

1974.

2. Hoogerkamp: Grtinlanduinbruck u d Meuansaat,

Z. Acker und Fflanzenbau 138, i 5 0

-

l70, 1973.

3.

Luten, W., Roozeboom,

L.

en Klooster, J.J,s Invloed van grond-

soort, zaaidiepte en aandrukken van het zaaibed op de begin- ontwikkeling van Engels raaigras.

P.R. intern rapport nr. 38, 1973.

4.

Woldring, 2 , J. : Per&odieice hesinzaai van grasland, P.R,-rappoTt n-, 3 2 , 1975.

(24)

Opbrengst i n kg ds p e r ha p e r snede van BR

77

(zandgrond, i n z a a i a u g u s t u s 197 1 )

.

EI.

+

%.z.f. L.z.f. L.f.

+

B r . Ploeg Ilow. .,.t. Ploeg

06-10/19'j'l 101 O 1 290 610 350 3 30 25-04/1972 201 0 2200 21 30 2 6 30 2

5

50

...

6 4 3 5 / 1 9 7 3 3257 3 32

5

3470 3439 3407 05-06/1973 21 26

zwj5

2210 2261 2251 25-06/19 7 3 1 360 1350 1266 l 2 7 9 I 227 30-07/1973 31309 3757 3441 322 3 3206 30-Q8/1973 1455 1519 1428 1338 1436 12-10/1973 2087 21 80 2310 2 386 2296 m e n s i g n i f i k - n t e v e r s c h i l l e n p e r snede % twee v e l d j e s

.

Opbrengst i n kg ds p e r ha p e r snede v m P R 1 0 9 ( z a n d g ~ n d , i n z a a i 1972, 40 kg N p e r ha, p e r snede).

(25)

B

Opbrengst i n kg ds p e r ha p e r snede v m PR l 1 1 (veenmond, i n z a a i 8 augustus 1972).

Blanco H*i L.z.£. L.f.+ L.f.+ Lef.+

L. z . f . Br.+ A , A.+ Tt?. A.+ Br.

.

Opbrengst i n kg ds p e r ha p e r snede van PR l10 ( r i v i e r k l e i , i n z a a i

l 5

augustus 1972) e

Blanco L . z . f . H.+ L.f.+ L.f.+ L.£.+ Ploeg H.

+

L.z.£. Br.+ A . A.+ B r . A . + T l . Ploeg

(26)

Opbrengst i n k g d s p e r h a p e r snede van PR 112 ( z e e k l e i , i n z a a i l en 29 a u e s l u s en

5

o k t o b e r 1972).

P- -P-P

L.z.£. P l o e g Blanco I J . ~ . £ . P l o e g Blanco L . z . f . P l o e g Blanco 06/09

-

-

2 333

-

-

-

-

-

12/10

-

1293

-

21'14

-

14/05 4750 4334 2841 3502 3014 2997 3 0 2 P 2649'a 47351b 18/06 2273 2391 2471 2625 2899 2345 1 2 0 8 ~ 1 0 8 ~9 0 8 ~ ~ ~ 03/07 3 0 6 8 ~ 2 8 0 6 ~ 2 0 1 6 ~ 2059 I980 2225 2644 3344 2510 24/07 2026 1491 1349 1543 1651 1270 1222 1315 1377 22/08 1879 1937 2000 1941 1892 1855 2040 1886 1817 01/10 2109 2058 1970 2143 2041 1955 1924 1867 1743 O 23/05-1972

Opbrengst i n kg d s p e r h a p e r snede wan PB 214 (veengond, i n z a a i a u a a t u s 1973).

ObJ e k t Snede Methode van aandrukken 1

>

3

T o t a a l

Lelgrfrees .t- 1 1 7 0 0 ~ 1 5 ?Oa 2 4 4 0 ~ 2 5 9 0 ~ 1840a 1 7 1 0 ~ B r i l l i o n p a s -

zaaiinachine 2 4400 41 50 3910 3880 4490 4170 3 3770 3570 3640 3550 3510 3540 T o t a a l 9870 9250 9990 10020 9840 9420

(27)

B a l a ~ e

7

Op%>roa.gst in kg ds p e r s n e d e van PB 212 (zandgrond, i n z a a i

ur - m - , < m - v m S z

axrg~s.tus +I

97

3 ) e

Kethode van aand en 3

1

Lely z a a i f r e e s % i 2 T o t a a l ~rilTion-ras- zaaimachine 'bevat% e v e e l muur.

&en s i a i a i k a n t i e berekend ( 3 van de

5

objekten n i e t opge- komen)

')i. r a l l e n v o o r h e t zaaien

2 , w o o s aan s p o o r v a s t r i j d e n v o o r he% zaaien

3. s o l l e n na h e t zaaien

4.

s p o o r aan spoas v a s t r i j d e n na he$ zaaien

5.

v o o r en na he$ zaaien r o l l e n

(28)
(29)
(30)

L

a T& IUU TOE VERSeWNEN RWpRTEN Prijs

' Nr. I. Rundvlgesprdukrie in Frankrijk. *Vershg van sen studjemi$ april 197i. uitvarkocht

Nr. B P W m& prOpyleeng@ml alsppeventief middel tegen sl&emeIkziekte.

Ir. P1. B, Meijer w Ti. Wh, januari 1972, uitvsrkottM

, .ti. 3. Cfrarolais k, FH-stieren voor vle6sproduktie. Vwslag van vergelijkende

pmweii op praktijkhtaàríjuen. Ir. Kc. L Hbi~mmn, januari 1972 f 3.-

Nr. 4. Vleesproduktfe imEng@knd Verslag van een studiereis wan ZB.augus&s tot

. 3 $ e p W b ~ r IQW. IrrW.L bi&rrn$en m Ir. C. M Hupkss, Ian~Ztri 1971. uttverkaebt

Mr. 5. Elijvoeding uafr melkvee dg d e weide. l@mtuursfUcEie vqn prQeYen in de

periar3e 19451Wt'i q. W e m , m& t972 ' f 3,- - r. 6. Uìtra~tvergitttging bij rundvw als g ~ Q r g r& hoie nitraatgehafkm in,gras-

tandpradukten, W. Wllernpen Iw., september 1972 V uitvwkooht

r. 7. Ibtl~lp~C4 yen h e i l a a i en qikbtof,sp d l apbreqst.dd$ botanische smet+

stMng van gP@sland. G. Kris, dtob€r 1972 f 4,-

r. 8. De iffriloed ven Mi sta&Q,typa op de groei vim sttmn. ~ w ì q $ van andwzoek

op De Wietd. H. E. Mn&en en C. 'Mks, oktober f97S. , P 4.-

Nr. Q. w t affW=van mmrwel@m tegw het aattje Tricimdorus ter68 M grastand

J. J. k(d!~iog, oktober 197% f , 48-

Nt. 16 Bìj~oeren &n krachtvokr ?n yiaidend melkuk in h d najaar. .J. van

Geneijgen, )pg,, okt&bu 1972 uihrerkmht

pr. ll. (.@M, @ ~ ) P I ~ Q en. voactwing ven snijn'iais lh oord-l.tal%. Y&~%lag, van eeh

strtdkreis. Dr. Ir. D. e. M. Boonman e.&.'maar2 19723, f

,p,-

Nr. 12. ~ u n d v l ~ $ p d u ~ f i è ' in Msord-it@i& Wwkp & een sïucîiefleis. Ir. W. L,

Mrmen@~.lr;H..det:~r,mwrt1979. . f a$-

Nr. 13: M&ve~in nqi~rnece$i;herf6t 'S na~llts ap stal. J. W. F. Hijirik enTj. Bsx.amr

b . maan Wh f Y,-

Nr. 14.* Wet gefmtìk van d~eompufe; in d~ruGdve@I~uiöarij, V m l á g vaneen studie-

reis naar rekencentra Ir; M, Benecfictw, aa., juni 1973. f m

Nr. 15. SiWhtrijp mak.. vanaJonge stieren. Vergpiijking van drie systemen op de

. C R .Wa"iboar&oeve in lQ7f en 1972. H. f. Harmsen, juli 1973. f 4,-

Nr. 16. invloedvan mierentuur op deopnamevan kuilvoer door pinken. Ir. S. Schuk- hing en Ing. A. G. Hengeveld. augustus 1973. f. 4.-

Nr. 17. Verlimen b4 het inkuilen'van bietenstarrljes. Ver'slag van een @roef op ;,De . Y4iePd" in '+S?l. tng A. G. Hengepeld, september 1923. f 4.- . hlr. 38. SMjmai$ jn de rundv.éevoeding in çrankrijg Brslagvan m studiereis. Ir. D. ,

O o s t e ~ r p ea, decembpr 1973. E 4.-

c.

19. Wmapradukrie met afgekalfde vaamn. ir.

d.

L. Harmsen en E. %rm- shn, februari 1W4.

, " f 4,-

NF. 20. woding van rnqlkvbe met weinig rudvoer. Ing. q. Boxem, f a ~ u a r i 1674. u i ~ o c ~

Nr. ai. Oogst. Opslag en de$edng van snijmais. Wer.groep Oogst. opslag envoe

detimg Qan snijritais, apxik 'l97A. f 4.-

Nr. 22. C6hapenhouderij

in

GrOcJZ-6rittannli3, Wemtag van een studiereg. Ir, P. W.

Tol, Ir. J, A. M., Voermans en Ir. M J. Weide, agr1i'1$74. uitverkocht

Nr. 23. Muurbestrijdbng met herbiciden in jong graslahd bij lage temperatuten.

Ing. L. RoozBbqom en Ir. W. Luten, april 1974. E 4,-

Nr. 24 ~ndbnciek ruixfvleespt?doktia in Wet-Duitslehd, Verslag,yan ee6 studie- reis. Ir, W. L Marrnsen en'lr. C. A $. EE'#atsloot, juni 1974. f 4.-

Mr. 25. k e t k v a n rnelkveB op voedering met. geároogd en g-erst ruwvoer. Ing. S. van Geneijgen, J. W, F. Hijink en Drs. R. Uommerij, juti 1874. 4

4,-

Nr. 26. j elf voeder in^ van snijmaiskuil in vergelijking met andere voedersystemen. Verslag van een studiecommissie, augustus 1974. f 4.-

Nr. 27. Voeding van longevleessfieren met versgras an krachtvoer. Ing. M E. Harm- sen en Ing. J. W, Oortgimm, augustus 1974. f 4.-

Nr. 28. De rundveehouderil in Ierland. Rrsíag uan een stuctierek novqmber 1W4, f 6,-

Nr. q9. Bedrijfsbiyntheseondmoek in de Rundveehouderij, februari 1975. f 6,-

Nr. 30. ~ u w v o d e r s voor hndyee in Nederland. Produktie, handel, gebruik. J. D.

Janm april 197%. f 10.-

Nr. 31. Invloed van grondbewerking op heringezaaid blijvend grasland. Ing. J. J. .Woldring, juli 1975. f 6,-

(31)

. ~ e r i r q ~ t i a a i WJ hei ma$ ( ~unely~atraud~rrp

dundsmag 6 Ldvaw . ,' 6 '

aoor sternag ap giro ' b ~ ~ 6 - 2 1

I mi r m ~ i n g :

~rnp&hr*:~

' Y

S ' s . 9

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naast dioxines en PCB’s zijn dit jaar voor het eerst de monsters ook onderzocht op PBDE’s.. Een uitgebreide achtergrondbeschrijving van WHK, de contaminatie van WHK en de consumptie

Op deze wijze wordt een vormvast en duurzaam systeem verkregen, dat gewoon op de kasgrond kan worden geplaatst en waarbij het veen goed gestoomd kan worden.. De kosten zijn

o Acne conglobata is gekenmerkt door de aanwezigheid van multipele, gegroepeerde comedonen (die zich tussen de ontstoken papels bevinden), etterende nodules die zich groeperen

Dit eerste deeladvies is zo opgebouwd dat het begint met de opdracht en de functionele relaties betreffende de verpleegkundige staf (deel 1.d. van de

In consideration of the state of theological-ecclesiological responses to migration issues, the second section will arguably classify theological-ecclesiological responses to

(Hij had daar- bij iemand op het oog, die thans geen vaste werkkring heeft. Deze zou een goede pen hebben, maar uiteraard het Nederlands niet beheersen. Dit zou echter te leren

'S^A'Mk &amp;AJ|fcäkX&amp; tiÊFtffeJftttflt JÊLÊ^ JKUl^tf^M'ÉL' UyMMdË .flHHMMKdfc4tfbMÉM^fc£B4fe itVAWfe Sfe^fc4k

However, the thesis does not address the history of RAU’s founding in the context of the philosophical and ideological ideals envisaged by its founders, nor does it analyse