• No results found

Lagenbenadering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lagenbenadering"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

LA

GENBENADERING

Inhoud

Inleiding 5

Planproces 9

Stappen naar duurzaamheid • 10 Verkennen • 13

Programmeren • 20 Ontwerpen • 27 Ontwikkelen • 34

Lagenbenadering • 37

Analyse van ruimtelijke structuren •38 Ondergrond • 41 Water • 48 Groen • 54 Verkeer • 60 Energie • 67 Verstedelijking • 73 Milieuhygiënische situatie • 79 Toepassing • 87 De lagenbenadering uitgewerkt • 88 Analyse van structuren • 89

Streefbeelden • 93 Confrontatie • 96 Gebiedstypen • 99 Kenmerken en ambities • 100 Hoogstedelijk gebied • 102 Stedelijk gebied • 104 Bedrijventerrein • 106 Glastuinbouw • 108 Suburbaan gebied • 110 Villawijk • 112 Stedelijk groen • 114 Open weidegebied • 116 Natuurgebied • 118

Tabel Kwaliteiten en ambities per gebiedstype • 120

Maatregelen • 123

Maatregelen per gebiedstype • 124 Hoogstedelijk gebied • 126 Stedelijk gebied • 127 Bedrijventerrein • 128 Glastuinbouw • 129 Suburbaan gebied • 130 Villawijk • 131 Stedelijk groen • 132 Open weidegebied • 133 Natuurgebied • 134 Verder lezen • 135 Register • 137 Overzicht kaarten

Mogelijkheden ondergronds bouwen 41

Drie belangrijkste soorten ondergrond in Haaglanden 44 Ondergrondstructuren in Haaglanden 45

Kwel en infiltratie in de zomerperiode 48 Groenprojecten in Haaglanden 56 Landschappelijk waardevolle gebieden 57 Invloedsgebieden OV halten 62

Relatieve bereikbaarheid 64 Regionaal fietsnetwerk 65 Warmtenet Den Haag 68

Mogelijkheden voor koude- warmteopslag 69 Mogelijkheden aardwarmte 69

Locaties windenergie 71 Kansen voor verdichten 74

Prognose luchtkwaliteit langs snelwegen in 2010 82 Gebiedstypen in Haaglanden122

(3)

Je zit in een ontwerpproces van een ruimtelijk plan. Maar je vraagt je af: wat is er mogelijk in dit gebied? Met welke context moet ik rekening houden? Hoe zit het gebied in elkaar? Welke kansen zijn er? Een analyse van de ruimtelijke structuren in het gebied en zijn omgeving geeft een antwoord.

De Lagenbenadering…

Om de ruimtelijke structuren in beeld te brengen maken we gebruik van de lagenbenadering. De lagenbenadering legt de ruimte uiteen in drie lagen. Al die lagen zijn aan verandering onderhevig. De snelheid waarmee ze verande-ren verschilt per laag. Sommige structuverande-ren hebben een lange geschiedenis en veranderingen leggen de toekomst voor lange tijd vast. Andere zijn vluchtiger en veranderen binnen enkele jaren. We hanteren als stelregel: hoe langzamer de structuur, hoe zorgvuldiger je ermee omgaat.

Occupatie structuren die een hoge veranderingssnelheid kennen;

veranderin-gen voltrekken zich veelal binnen één veranderin-generatie (10 tot 40 jaar)

Netwerken structuren die hoge aanloopkosten kennen en lange

aanloop-tijden; belangrijke veranderingen in deze laag duren circa 20 tot 80 jaar.

Ondergrond structuren die een lange ontstaansgeschiedenis kennen en

kwetsbaar zijn; belangrijke veranderingen vergen al gauw meer dan een eeuw tijd.

… kent drie lagen…

Grofweg volgen we de indeling zoals die is voorgesteld in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Dat betekent dat de eerste laag (ondergrond) bestaat uit de fysieke ondergrond, het watersysteem en het biotisch systeem. De volgende laag (netwerken) bevat netwerken van infrastructuur waar onder meer wegen, spoorlijnen en energie toe behoren. Tot slot de laag, die mense-lijke activiteiten bevat als wonen, werken en recreëren en de fysieke neerslag daarvan (occupatielaag).

… waar we pragmatisch mee om gaan

Een rigide indeling in drie lagen doet geen recht aan de planningspraktijk. De occupatielaag is bijvoorbeeld de meest flexibele laag. Belangrijke veranderin-gen voltrekken zich binnen één veranderin-generatie. Maar dat is niet altijd zo! Sommige verstedelijkingsstructuren kennen een eeuwenlange geschiedenis. Het is bij-voorbeeld moeilijk voorstelbaar dat we voorbij gaan aan de monumentale binnenstad van Delft. Daarom kunnen ook occupatiestructuren robuust zijn. Eeuwenlange investeringen hebben geleid tot structuren die de identiteit van steden en dorpen bepalen. En daar gaan we heel zorgvuldig mee om.

Voor groene structuren geldt iets soortgelijks. We kennen groen met hoge ecologische waarden. Unieke plekken die een belangrijke rol spelen in de verhoging van de biodiversiteit in Haaglanden. Daar zijn we erg zuinig op. Verstoringen hebben consequenties die wellicht een eeuw later nog

merk-Analyse van ruimtelijke

structuren

De lagenbenadering legt de ruimte uiteen in drie lagen

LA

(4)

LA

GENBENADERING

baar zijn. Maar er zijn ook groenelementen die ‘slechts’ bedoeld zijn als in-kleding van de stad. Ze schermen een lelijke weg af. Of ze dienen als oriën-tatiemiddel voor stadsbewoners. Met dergelijke groenelementen gaan we flexibel om. We beschouwen ze als occupatie met een bijhorende plannings-horizon van een generatie.

Blikverruiming met de lagenbenadering

MIRUP biedt je een handreiking om te werken met de lagenbenadering. De lagenbenadering biedt namelijk uitstekende kansen om vorm te geven aan duurzame ruimtelijke plannen. De meerwaarde zit in de blikverruiming. Horizontaal: je plaatst de lokale opgave in het perspectief van regio Haag-landen. Verticaal: je beschouwt de lokale opgave als driedimensionale opgave. En dat doe je samen. Niet in de laatste plaats samen met ‘die collega’s van die andere afdeling’. Die collega’s die soms een andere taal lijken te spreken. Samen omdat de rijkdom van de verschillende invalshoeken zich zal verhef-fen boven de gangbare sectorale inzichten.

Vast stramien bij uitwerking structuurbeelden

Hoeveel tijd kost die lagenbenadering?

Dat kan variëren van een dag tot maanden. Dat bepaal je zelf. Maar in de prak-tijk zal dat sterk afhangen van een aantal zaken.

Werk je aan een structuurplan of een inrichtingsplan?

Een structuurplan vraagt meer tijd dan een inrichtingsplan. Je bent dan bezig ruimtelijke structuren in beeld te brengen en mogelijke verbeteringen aan te brengen. Bij een inrichtingsplan kun je vaak volstaan met een beperkte analyse van bestaande structuren. Je hebt weinig vrijheidsgraden om daaraan te morrelen.

De lagenbenadering als instrument voor blikverruiming

Waarom deze structuur bekijken?

Onder dit kopje wordt voor elke structuur aangegeven waarom het nuttig is deze structuur in beeld te brengen.

Te verzamelen informatie over de structuur (indicatief)

Je moet bepaalde gegevens verzamelen om iets zinnigs te kunnen zeggen over de structuren. Welke gegevens en het detail-niveau daarvan verschilt per situatie. MIRUP geeft indicatief aan wat van belang is. De te verzamelen informatie kan ver-schillen naar het schaalniveau van je ruim-telijk plan. Soms maakt MIRUP onderscheid tussen plannen op structuurniveau en inrichtingsniveau. Soms hanteert MIRUP een glijdende schaal: van structuurniveau tot inrichtingsniveau.

Kansen voor de structuur

MIRUP geeft aan welke kansen er bestaan voor een duurzame ruimtelijke ontwikke-ling van de desbetreffende structuur. We onderscheiden kansen op structuurniveau en kansen op inrichtingsniveau (veelal op een glijdende schaal). Deze kansen vormen een brug tussen het ‘begrijpen van de ruimte’ en ‘het ingrijpen in die ruimte’. Uiteraard is de opsomming van kansen niet uitputtend en lopen structuurniveau en inrichtingsniveau in elkaar over. Op kaarten is diverse informatie weer-gegeven.

PS: een en ander is geïllustreerd met voorbeelden uit Haaglanden

(5)

Zit er bestuurlijke druk op het project?

Ja? Dan is snelheid vaak belangrijker dan diepgang. Een plan moet dan en dan worden gepresenteerd. De burgers en media willen snel meer duidelijk-heid. Je maakt vooral goed en slim gebruik van (lokale) deskundigen. In ‘snel-kookpansessies’ breng je in no-time de meest essentiële structuren in beeld.

In welke planfase zit je?

Bij de start van een project zal een eerste verkenning vaak voldoende inzicht bieden. Op basis van een quick scan, kun je een inschatting maken van de kansen en bedreigingen van het ruimtelijke planproces. Je verzamelt infor-matie om een ‘go or no-go’ beslissing te nemen. In een later stadium van het proces bijvoorbeeld in de ontwerpfase heb je vaak behoefte aan meer volle-dige en gedegen informatie. En dat kost meer tijd.

Het resultaat: structuurbeelden in tekst en beeld

Waarom zou je al die structuren in beeld moeten brengen? Een gedegen ruimtelijke analyse voorkomt dat je later in het planproces onaangename verrassingen tegenkomt. Een bodemvervuiling. Een veiligheidscontour. Slechte bereikbaarheid. Een zeldzaam plantje. Je weet na de analyse hoe het plangebied in elkaar zit. Wat de context is. Welke kansen er zijn. Per structuurbeeld leg je de verzamelde informatie vast in tekst en een kaart-beeld met daarin:

• Hoe ziet de structuur eruit?

• Welke verbeteringen zijn er nodig en mogelijk?

• Welke kansen en belemmeringen biedt de structuur voor de ruimtelijke ontwikkeling?

LA

(6)

LA

GENBENADERING

Ondergrond

Waarom deze structuur bekijken?

Eeuwenlang bepaalde de ondergrond het ruimtegebruik. Maar wij gingen de ondergrond naar onze hand zetten: polders en droogmakerijen werden aan-gelegd. Waar nodig werd de grond verbeterd of simpel opgespoten. En de landbouw kwam door technische innovaties ‘los van de grond’. Recent merken we hier de gevolgen van: bodemverontreiniging, bedreiging van bodemschat-ten, verwaarloosde landschappelijke identiteibodemschat-ten, wateroverlast en verzakken-de woningen. Meer oog voor verzakken-de kwaliteiten van verzakken-de onverzakken-dergrond is gewenst. Kwaliteiten van de ondergrond zijn in te delen naar beleven, benutten en beschermen.

Beleven

De ondergrond vormt een natuurhistorisch en cultuurhistorisch ‘bodemar-chief’. Dit archief bevat informatie over de (geologische, culturele, klimatologi-sche en ecologiklimatologi-sche) geschiedenis van het gebied. Het bodemarchief kun je gebruiken om het ‘streekeigene’ of de identiteit van een gebied te benadruk-ken.

Benutten

Soms kunnen we gebruik maken van specifieke eigenschappen van de onder-grond. We vinden in de ondergrond draagvlak voor onze bouwwerken. Opvallende ontwikkeling is daarbij het alsmaar toenemend ondergronds ruimtegebruik. We gebruiken de ondergrond voor het telen van gewassen. We gebruiken de ondergrond als (tijdelijke) opslagplaats voor water, energie en afval. Maar de ondergrond biedt ook potenties voor natuurontwikkeling die we kunnen benutten.

De ondergrond kent vele uiteenlopende functies

Complex Redelijk complex Redelijk eenvoudig Eenvoudig Water MZMIRRUPOB031103

(7)

Beschermen

De bodem vormt een complex ecologisch en hydrologisch systeem. Deze is van vitaal belang voor natuur, mens en landschap. Dit unieke systeem is vaak kwetsbaar en vraagt om planologische bescherming.

Te verzamelen informatie over de ondergrond (indicatief)

Structuurniveau • regionale bodemstructuren • zettingsgevoeligheid • archeologische vindplaatsen • natuurlijk reliëf • aardkundige waarden

• overzicht (potentieel) verontreinigde locaties zoals stortplaatsen, gasfabriekterreinen

• waardevolle landschappen

• lokale bodemopbouw op basis van sonderinggegevens (diepte tot 20 m) • overzicht bodemkwaliteit

• hoogte en reliëf

• grondwaterpeil en -kwaliteit en stromingsrichting

Inrichtingsniveau

Kansen voor de ondergrond

Structuurniveau

• ‘hoog en droog’ boven ‘laag en nat’

• ga zorgvuldig met waardevolle of kwetsbare bodems om • sluit aan op het natuurlijk reliëf

• plan niet om verontreinigde locaties heen

• benut ecologische potentie van bodem en grondwater • benut cultuurhistorische waarden in de bodem • breng bodemkwaliteit in beeld

Inrichtingsniveau

‘Hoog en droog’ eerst bebouwen

Maak gebruik van ‘hoog en droog’ boven ‘laag en nat’ bij de keuze van nieuwe locaties voor verstedelijking. Binnenduinranden, rivieroeverwallen en kreek-ruggen zijn geschikter voor bebouwing dan diepgelegen polders. Zo sluit de ruimtelijke ontwikkeling beter aan bij de natuurlijke dynamiek van de ondergrond en ben je nog goedkoper uit! Hoe hoger de zettingsgevoeligheid van de ondergrond hoe hoger de kosten. Wanneer je toch moet bouwen op weinig draagkrachtige gronden pas dan vormen van lichte stedenbouw toe. Het beste is om niet op veen te bouwen.

Ontzie kwetsbare bodems

De duingebieden, kreekgebieden, de Vlietlanden, restveengebieden en -dorpen en ecologisch belangrijke ondergronden zijn uniek in Haaglanden. We vragen je om zorgvuldig met deze unieke en kwetsbare gebieden om te gaan. Dus liever risicovolle of ingrijpende vormen van ruimtegebruik buiten de waardevolle of kwetsbare bodems plaatsen.

LA

(8)

LA

GENBENADERING

Sluit aan op natuurlijk reliëf

Haaglanden is vlak. Maar dat betekent niet dat we geen reliëf in het land-schap hebben. Helaas hebben we vaak met een laag dekzand de boel geëga-liseerd. In het open gebied en bij herinrichting in het stedelijke gebied zijn er mogelijkheden om het natuurlijke reliëf te benutten om de (oorspronkelijke) natuurlijke identiteiten weer een accent te geven. En juist in deze tijd van globalisering hecht de Nederlander steeds meer aan lokale identiteiten. Laat in Haaglanden aanwezige golvingen in het landschap, kreekruggen, zandkop-jes, houtwallen en drinkpoelen zichtbaar terugkomen in het ruimtegebruik.

Plan niet om verontreinigde bodem heen

Verontreinigde locaties zijn lastig. Natuurlijk. Maar moet je deze braak laten liggen? Vroeg of laat wil je de bodem toch saneren zeker op locaties waar de ruimtedruk groot is. Door nu juist deze verontreinigde locaties te bestemmen, kan de bodem worden gesaneerd en opnieuw worden benut. En last but not least: bodemcollega’s hebben vaak geld beschikbaar om verontreinigde locaties te saneren: zo kunnen investeringen aan elkaar worden gekoppeld.

Benut ecologische potentie van bodem en grondwater

De aanwezige kwaliteiten van bodem en het grondwater leveren natuurlijke bouwstenen voor ontwikkeling van de ecologie. Maak daarom gebruik van de natuurlijke topografie van het terrein. Het kan gaan om (voormalige) watergangen, kenmerkende landschapstructuren, overhoekjes, al bestaande natuurelementen (een rij knotwilgen, oude bomen, ruigten en dergelijke), brede wegbermen en spoortaluds. Maak ook gebruik van de aanwezige lokale kwelsituaties.

Benut cultuurhistorische waarden in de bodem

Wij zijn niet de eersten die in Haaglanden leven. In de ondergrond vinden wij nog de neerslag van vroegere samenlevingen: gebouwen, verkavelingen, beplanting, landschappen, straatpatronen. De ruimtelijke plannen voor de komende jaren zijn van grote invloed op dit bodemarchief. Ze vormen ener-zijds een bedreiging: onomkeerbare en eenmalige vernietiging of opgraving liggen op de loer. Anderzijds bieden archeologische en aardkundige waarden ook kansen voor een inrichting, die verwijst naar het verleden van de plek; naar de identiteit van die plek. Laat bijvoorbeeld in het straatprofiel de con-touren van een Romeinse nederzetting terugkomen.

Breng bodemkwaliteit in beeld

Grondverzet is een belangrijke kostenpost bij inrichtingsprojecten. Deze kos-ten zijn te beperken door voorafgaand aan het project na te denken over her-gebruikmogelijkheden van grond die vrijkomt. Daarbij zijn de kwaliteit van de vrijkomende grond én van de ‘ontvangende’ bodem van belang. Soms kan de lokale verontreiniging blijven zitten. Breng in elk geval de locaties in beeld en weeg de risico’s en de kosten af. Uw bodemcollega weet hier meer over.

Aanknopingspunten voor het benutten van kansen op structuurniveau

(9)

ondergrond. Daarom reiken we extra aanknopingspunten aan voor de benut-ting van kansen met de ondergrond. Deze aanknopingspunten hangen we op aan het drieluik beleven/benutten/beschermen.

MIRUP heeft de ondergrondstructuren van Haaglanden in kaart gebracht. Grofweg zijn er drie gebieden te onderscheiden: het duingebied, het jonge zeekleigebied en de droogmakerijen. Aan deze kaart zijn tabel-len gekoppeld met kansen voor ruimtege-bruik gebaseerd op de ondergrond. In deze drie afzonderlijke gebieden zijn ook weer enkele hoofdstructuren te onderscheiden. Ook deze zijn in kaart gebracht.

Drie belangrijkste soorten ondergrond in Haaglanden

LA GENBENADERING Droogmakerij en restveen Jonge zeekleigebied Duingebied MZBKRTKLBK030122.mxd

(10)

LA

GENBENADERING

Jonge duinen: bestaan uit zand afgezet door de wind; laatst gevormde gedeelte van Haaglanden.

Grondwater: infiltratie.

Strandwallen en oude duinen: strandwal bestaat hoofdzakelijk uit zand en geeft de oude kustlijn weer; oude duinen zijn door de wind hierop afgezet. Ondergrondstructuren in Haaglanden nader in beeld gebracht

Duingebied

Beleven Benutten Beschermen

Jonge duinen Strandwallen en Oude Duinen Strandvlakten • reliëfrijk • natuurgebied • recreatie

• afbakening naar zee

• reliëfrijk

(bijv. Staelduinsebos) • strandwal heeft ligging

steden en straten bepaald • reliëf laten uitkomen

• drinkwaterwinning • oppervlaktewater- en diepinfiltratie • recreatie • verstedelijking (strandwallen)

• oude duinen: volkstuintjes, kinderboerderij etc. • verstedelijking • grondwater (onomkeerbaar) • zoetwater (tegengaan verzilting) • zeewering • oude duinen (aardkundige waarde) • archeologische waarden Restveen Droogmakerij Klei Jonge zeeklei Getijdegeul Veengebied Jonge duinen Strandwal Strandvlakte MZBKRTGRBK030122.mxd

(11)

Jonge Zeekleigebied

Beleven Benutten Beschermen

Getijde geul

Jonge zeeklei op strandwal en -vlakten

Jonge zeeklei op veen

Veengebied

• ligging kerken Delft • strandwal ‘kopjes’ door

kleidek heen (hoger, droger, zandiger) • kreekruggen (hoger gelegen en zandiger) • kreekruggen • verstedelijken • bouwen (slechts 0,5 - 3 m klei op zand) • grondwateronttrekking • veen: zettingsgevoelig • verstedelijking: duurder

door funderen, tuintjes dalen, gebouwen blijven als gevolg van fundering op hoger niveau achter • ecologische zone in

bebouwd gebied. • vormen van lichte

stedenbouw • veen: zettingsgevoelig • kreekruggen (typerend) • veengebied in ongeschonden staat (bijv. Vlietlanden) • veengebieden algemeen:

tegengaan oxidatie veen en daardoor bodemdaling, dus grondwaterstand hoog houden

LA

GENBENADERING

Getijde geul: geulen van waaruit voornamelijk klei werd afgezet; geulen zelf zijn zandig opgevuld.

Jonge zeeklei op strandwal en -vlakten: vanuit getijde geulen is zeeklei op de ondergrond bestaande uit strandwal en -vlakten, afgezet.

Jonge zeeklei op veen: vanuit getijde geulen is zeeklei op het veen afgezet; gebied wordt doorsneden door kleine kreekruggen, die door reliëfinversie als ruggen in het landschap liggen.

Veengebied: na de vorming van een gesloten kust heeft in het gebied achter de strandwallen veenvorming plaatsgevonden. In dit veengebied ligt veen aan maaiveld met een dun kleilaagje eroverheen; veengebied is doorsneden door kreekruggen, waarvan de zandige afzettingen als ruggen in het land-schap liggen; veen is niet afgegraven, maar veen is wel ingeklinkt door oxidatie.

Vroeger bouwde men hoog en droog:

ligging plaatsen (met stadsrechten) en kastelen in ca. 1300

Plaatsen (met stadsrechten) Kastelen

(12)

LA

GENBENADERING

Droogmakerij en Restveengebied

Beleven Benutten Beschermen

Droogmakerij

Restveengebied

• venster naar oudere afzettingen • landelijk gebied

• hoge ligging van dorps-kernen, wegen en vaarten • recreatie • grondgebonden land-bouw • recreatie (gemalen, molens en landschap) • lichte stedenbouw

(diepe polders dus kwel en zettingsgevoelig) • grondwateronttrekking • grondgebonden land-bouw • tegengaan verzilting grondwater door vasthouden/bergen van (regen)water • restveenwegen en -dorpen

Droogmakerij: door het ontgraven en uitbaggeren van het veen voor de turf-winning veranderde het landschap vanaf de Middeleeuwen langzaam in een groot aantal veenplassen; vanaf de 17e eeuw zijn door het droogleggen van natuurlijke meren en veenplassen de diepe droogmakerijen ontstaan. Grondwater: kwel.

Restveengebied: veengebied zonder andere afzettingen eroverheen. Niet vergraven veen valt onder het restveengebied; ten tijde van ontgraving was dit gebied al bewoond, waardoor er nu veel restveen onder wegen en dorpen is.

(13)

Water

Waarom deze structuur bekijken?

Haaglanden is rijk aan water. Dat kunnen we zien aan het stromende water in kanalen, grachten, meren en plassen. Een deel kunnen we ook niet zien; dit water stroomt onttrokken aan het oog door de bodem. Beide stromen dragen Haaglanden. Zij leggen soms beperkingen op aan ruimtelijke ontwikkelingen. In bepaalde gebieden is het beter om niet te bouwen. Maar water biedt voor-al kansen: water voor behoud van biodiversiteit en natuurontwikkeling, water om te drinken, water voor recreatie en water om aan te wonen. Er zijn drie benaderingen van het water. Centraal staat de natuur, de veiligheid (tegen natte voeten) of de mens. Dit zijn de benaderingen van de ecoloog, de water-beheerder en de stedenbouwkundige/planoloog.

Drie benaderingen van water

Thema Accent

Accent op ecologische waarde

• Goede waterkwaliteit voor natte natuur • Water met groot zelfreinigend vermogen

• Ecologische verbindingszones tussen natuurgebieden

Accent op veiligheid en functionaliteit

• Grond- en oppervlaktewater voor drinkwater • Bescherming tegen wateroverlast en watertekort

voor bewoning, landbouw en natuur

• Water als dragend structuurelement van de bodem in restveen gebieden

Accent op beleving en recreatie

• Oriëntatiemiddel

• Architectonisch element

• Landschappelijke en historische beleving

• Recreatieve functie

Oppervlakte- en grondwater

We onderscheiden oppervlaktewater en grondwater. De geografische ligging en menselijk doelstellingen bepalen de func-ties van het oppervlaktewater. Grondwater heeft een lange verblijftijd in de bodem en is daarom relatief schoon water. Dit water beschermen we tegen vervuilingen om schoon drinkwater te garanderen en om natte natuur veilig te stellen. Grondwater kan aan het oppervlak komen (kwel), of regenwater en oppervlaktewater kunnen de bodem infiltreren naar het grondwater (infiltratie). Infiltratiegebieden beschermen

we tegen bodemverontreiniging, omdat deze de kwaliteit van het grondwater bepalen.

Het grootste infiltratiegebied in Haaglanden zijn de duinen. De grondwa-tervoorraad onder de duinen gebruiken we voor drinkwater. Kwelgebieden, zoals de gebieden rond Zoetermeer bieden juist kansen voor ontwikkeling van natte natuur. Intermediaire zones (gebieden met zeer lichte kwel of infiltratie) zijn geschikt voor landbouw of recreatie.

LA

GENBENADERING

Infilratie tot -0,2 mm/d

Intermediaire zone van -0,2 mm/d tot 0,2 mm/d Kwel meer dan 0,2 mm/d

MZMIRRUPKW031030.mxd

(14)

LA

GENBENADERING

Waterpeilen in Keizershof (Pijnacker-Nootdorp)

Te verzamelen informatie over water

Thema Structuurniveau Inrichtingsniveau

Natuur centraal Veiligheid en functionaliteit centraal Mens centraal Kwantiteit • grondwatertrappen

• globaal inzicht in kwel en infiltratie • hoeveelheid gebiedsvreemd inlaatwater

Kwaliteit

• globale oppervlakte waterkwaliteit (nutriënten belasting en verzilting) • globale grondwaterkwaliteit

(nutriënten belasting en verzilting)

Kwantiteit • waterlopen • stromingsrichting • waterbergingscapaciteit - knelpunten capaciteit - 15% laagste gebied Kwaliteit

• globale oppervlakte waterkwaliteit (nutriënten en verzilting)

• globale grondwaterkwaliteit (nutriënten en verzilting)

• overstorten en ongerioleerd gebied i.v.m. e-colibacteriën

Kwantiteit

• recreatie water, waterlopen voor recreatieve scheepvaart • recreatiedruk • stadswater Kwaliteit • waterkwaliteit zwemwater Kwantiteit • grond- en oppervlaktewaterstanden • grond- en oppervlaktewaterstromen Kwaliteit

• waterkwaliteit aan- en afvoerwater • aanwezigheid van vervuilingsbronnen • kwaliteit waterbodem

Kwantiteit

• streefpeilen en bemalingspunten van polders

• drooglegging (verschil peil van water en maaiveldhoogte) • industrieel waterverbruik • grondwater onttrekkingen Kwaliteit • industriële lozingen • ligging riooloverstorten • rioolwaterzuiveringen

• beschermingszones rond grondwater onttrekkingen

Kwantiteit

(15)

LA

GENBENADERING

Water als drager voor natuurontwikkeling

De biodiversiteit, de migratie van dieren en het natuurlijke evenwicht van een natuurgebied zijn gebaat bij verbindingszones tussen natuurgebieden. Planten en dieren kunnen nu migreren, waardoor een evenwichtiger ecosys-teem ontstaat, waarin plagen minder kans hebben en zeldzame soorten zich beter kunnen verspreiden. Maar in meer geïsoleerde waterpartijen kan nieu-we natuur ontstaan. De essentie is dat een goede waterkwaliteit de basis vormt voor natte natuurdoeltypen.

Laat water van schoon naar vuil stromen

Het is belangrijk dat water in de richting van de laagste waterkwaliteit stroomt. Nog beter is het functies die water van dezelfde kwaliteit en kwanti-teit nodig hebben in dezelfde waterhuishoudkundige eenheid te plaatsen. In droge perioden is het vaak noodzakelijk water van elders in te laten. Voor natte natuurtypen moet het water van de juiste kwaliteit zijn om de natuur niet te verstoren.

Kansen voor water

Thema Structuurniveau Inrichtingsniveau

Natuur centraal

Veiligheid en functionaliteit centraal

Mens centraal

• Gebruik water als drager voor natuur-ontwikkeling

• Laat het water van schoon naar vuil stromen

• Gebruik regionale kwelgebieden voor natuurontwikkeling en bescherm infiltratie gebieden

• Ontwikkel natuur door het verminderen van grondwateronttrekkingen

• Houd water vast

• Voorzie in eigen berging binnen peil-gebieden en polders

• Bescherm infiltratiegebieden op drinkwaterwinlokaties.

• Gebruik waterstructuren als basis voor de stedenbouwkundige opzet • Realiseer woningen aan water

• Verbeter het microklimaat door water als ontwerpelement te gebruiken • Richt nieuwe grondwateronttrekkingen

zo in dat bestaande waardevolle natuur geen hinder ondervindt en heroverweeg oude grondwater onttrekkingvergunnin-gen om nieuwe kansen te creëren voor natuur

• Varieer in biotopen

• Houdt minstens 10% van het bebouwde gebied vrij voor water

• Gebruik water als bron voor recreatie • Verbeter het microklimaat door water als

ontwerpelement te gebruiken

normen waterkwaliteit

De MTR (Maximaal Toelaatbaar Risico) is een fysisch chemische norm voor de waterkwaliteit uit de derde nota Water-huishouding. Ten opzichte van de huidige waterkwaliteit is dit op veel locaties een onhaalbare norm. De Kaderrichtlijn Water van december 2002 schrijft voor dat ook voor stedelijk gebied een ecologische doelstelling moet worden geformuleerd.

Het is aan te bevelen bij een locatie waar de wettelijke norm voor waterkwaliteit onhaalbaar is, een tussendoelstelling te formuleren die wel haalbaar is. Zo is in het waterplan van Den Haag de doelstel-ling ‘water dat siert’ opgenomen waarbij nog niet aan de wettelijke kwaliteitseisen hoeft te worden voldaan.

(16)

LA

GENBENADERING

Gebruik kwelgebieden voor natuurontwikkeling

De kwaliteit en beschikbaarheid van water zijn belangrijke ordeningsprin-cipes in het structuurplan. Natuur kan zich niet ontwikkelen als er niet vol-doende en schoon water is. Grondwater is de primaire bron voor natuur. In kwelgebieden is het grondwater schoon en vaak voldoende aanwezig. Hierdoor zijn kwelgebieden, en vooral diepe regionale kwelgebieden, bij uitstek geschikt voor de ontwikkeling van duurzame natte natuur.

Verminder grondwateronttrekkingen

Grondwateronttrekkingen voor drinkwater en industriële toepassingen (bv DSM) hebben grote invloed op kwel en infiltratie. Bij uitgifte van nieuwe vergunningen moet de invloed van een onttrekking op bestaande natte natuur en op de grondwaterkwaliteit afgewogen zijn. Kansen voor natte natuur zijn te bieden door bestaande winningen te verminderen.

Gebruik water als ontwerpelement

Ontwerpen met water verbetert het microklimaat in een wijk. Het water zorgt voor verkoeling en bindt het stof uit de lucht. Bovendien neemt de lucht-vochtigheid toe. Beschouw water als een architectonisch kwaliteitselement. Zo kun je de regenafvoer van een gebouw als bijzonder ontwerpdetail vorm-geven. Goed voorbeeld hiervan is de Algemene Rekenkamer in Den Haag. Op dezelfde wijze is water te gebruiken als ontwerpelement in de openbare ruimte. Veel mensen ervaren water als rustgevend en weldadig. Deze kwali-teiten kun je op vele wijzen benutten: waterkunstwerken, fonteinen en boven-gronds afvoeren van regenwater.

Zorg voor variatie in biotopen

Zorg voor grote en kleine wateren (20% groot; 80%klein). Berg niet alle water in één grote plas of alleen in kleine slootjes vanwege overwinteringsmogelijk-heden en paarplaatsen voor vissen, kikkers en andere dieren.

Houd water vast!

Het basisprincipe dat we regenwater in de bodem vasthouden op de plek waar het valt, is ook een gemeentelijke opgave. Die opgave richt zich op het vrijhouden van infiltratiegebieden en grondwater gestuurd peilbeheer. We gaan pas pompen wanneer de ondergrond geen water meer kan opnemen. Een dergelijk flexibel peilbeheer kan trouwens niet wanneer de bebouwing op houten palen staat.

geïnfiltreerd via een grindbak in de grond of een wadi. Bij bergen is het water na enkele dagen afgevoerd. Indien nodig

ber-gen we water in daarvoor bestemde gebie-den en plekken. Pas als dat niet kan, voeren we het water af.

vasthouden - bergen - afvoeren

Het nieuwe waterbeleid in de 21e eeuw breekt met een eeuwenoude traditie. Een traditie van zo veel mogelijk pompen en zo snel mogelijk afvoeren. We gaan nu eerst het water zo lang mogelijk vasthouden. Er zal altijd water afgevoerd moeten worden. Nederland heeft immers een regenwater-overschot. Het verschil tussen vasthouden

(17)

Voorzie in eigen berging binnen peilgebieden en polders

We bergen water wanneer we dit niet kunnen vasthouden. Samen met pro-vincie en waterschappen zoeken we naar plekken voor piek- en seizoenber-ging. Lager gelegen gebieden zijn het meest geschikt. Ga bij planvorming uit van de grenzen van een ‘waterhuishoudkundige eenheden’. Een belangrijke stelregel is dat de laagste 15% per waterhuishoudkundige eenheid, de zoge-naamde ‘putjes van de polder’ beter onbebouwd kunnen blijven.

Functiecombinaties met groen en recreatie liggen voor de hand. In natte tij-den bergen we in deze gebietij-den water op. In droge periotij-den vullen we met water uit deze gebieden watertekorten aan. Zo voorkomen we inlaat van (vaak vervuild) water uit vreemde gebieden.

Bescherm infiltratiegebieden op drinkwaterwinlocaties

Strenge bescherming van infiltratiegebieden op drinkwaterwinlocaties garan-deert de kwaliteit van drinkwater. Voorkom vervuiling van het grondwater en signaleer tijdig nieuwe vervuilingen.

Houd minstens 10% van het bebouwde gebied vrij voor water als buffer

‘Meer ruimte voor water’ is één van de peilers voor het waterbeheer in de 21e eeuw. We moeten ruimte die nu en straks nodig is voor water reserveren. Dat heeft prettige gevolgen, bijvoorbeeld meer natte natuur in onze directe leefomgeving. Maar soms ook minder prettige gevolgen. We kunnen niet overal vanzelfsprekend wonen en werken. In stad en land maken we nu ruimte om water op te slaan. Voor nieuw stedelijk gebied, nieuwe glastuin-bouw en nieuwe recreatieobjecten houden we minstens 10% oppervlak vrij voor water als buffer. Voor verbetering van het zuiverende vermogen reken je 2% extra (totaal dus 12%). Deze 2% geeft ruimte voor waterplanten, verlan-ding etc.

Putjes van de polder

LA

GENBENADERING

15% laagste gedeelten van de polder

(18)

Gebruik waterstructuren als basis voor de stedenbouwkundige opzet

Aanwezige (natuurlijke) waterlopen benut je als drager van de stedenbouw-kundige opzet van een wijk. Maar beperk je niet: ook nieuwe (kunstmatig) aan te leggen waterpartijen vervullen deze functie. Ontwerpen met blauw biedt een heldere structuur met mooie zichtlijnen. Door te ontwerpen met water lever je een belangrijke bijdrage aan waterhuishoudkundige doelstellingen.

Realiseer woningen aan water

Wonen aan of op water is erg populair. Water geeft een gevoel van ruimte en weidsheid, waardoor een hogere bebouwingsdichtheid te realiseren is.

Gebruik water als bron voor recreatie

Water biedt vermaak. Kinderen spelen graag met, in en op water. Houd daar-mee rekening bij de inrichting. Maar ook volwassenen houden van water. Water vormt een schitterend decor voor loop- en fietsroutes. Laat daarom loop- en fietsroutes parallel lopen met waterlopen. Ook andere vormen van (meer intensieve) recreatie zijn mogelijk. Bied ruimte voor zwemmen, surfen, roeien, pleziervaart en vissen. Maar let op dat deze (intensieve) functies niet ten koste van de natuurontwikkeling gaan.

LA

GENBENADERING

Verplichte Waterparagraaf bij ruimtelijke plannen

Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de verplichting van een waterparagraaf. Wanneer er bouwplannen zijn, moet hierover in de vorm van een watertoets eerst worden overlegd met de betrokken waterbeheerders in de regio. Daarbij moeten alle gevolgen van de plannen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden. Dat betekent dat zowel wordt gekeken naar overstromingsgevaar, wateroverlast, verdro-ging als naar het effect op de waterkwaliteit. In een waterparagraaf moet worden aangeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder.

De ministers van VROM en Justitie hebben de water-toets als vervolg op een kamermotie wettelijk vast-gelegd. De verplichting geldt voor alle plannen die vanaf 1 november aanstaande ter inzage worden gelegd. Voor bestemmingsplannen die al langer in de pijplijn zitten, kan dit betekenen, dat ze nog zonder waterparagraaf worden vastgesteld.

De watertoets werd 2 jaar geleden reeds ingevoerd maar is nu ook wettelijk verankerd. Wanneer het ad-vies van een waterbeheerder uitblijft, heeft de gemeente of provincie mogelijkheid om op eigen gezag de waterparagraaf te formuleren. Door de watertoets moet de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de water-huishouding worden versterkt.

De waterparagraaf is verplicht bij een streekplan, een regionaal of een gemeentelijk structuurplan en voor nieuwe of gewijzigde bestemmingsplannen. Ook bij een vrijstelling op basis van artikel 19 van een bestem-mingsplan blijft de watertoets verplicht.

uit: Cobouw, donderdag 14 augustus 2003

Waterparagraaf in de actualiteit

Normen waterkwantiteit

De provincie Zuid-Holland gaat in de nota planbeoordeling uit van 10% oppervlakte water, tenzij er een andere norm is. Delfland gaat uit van een bergingscapa-citeit van 325m3/ha. Dit komt overeen met de berging van 32,5 mm neerslag. De reden hiervoor is dat alleen het percen-tage oppervlaktewater niet voldoende inzicht geeft. Je moet ook rekening houden met de mogelijke peilstijging.

Rijnland gaat bij waterberging uit van verhard oppervlak (hieronder vallen ook gedraineerde onverharde oppervlakken). Bij toename van het verharde oppervlak dient 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak gereserveerd worden voor extra open water.

Let op deze normen zijn in ontwikkeling. Informeer bij het Hoogheemraadschap naar de stand van zaken.

Watertoets

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft de watertoets geïntroduceerd. Die watertoets kun je zien als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuis-houdkundige aspecten in ruimtelijke plannen. Met het toepassen van deze toets waarborg je dat de wateraspecten expliciet en op een evenwichtige wijze in de ruimtelijke planvorming worden meegenomen. Dat betekent dat je vroeg-tijdig kijkt naar wateroverlast, verdroging en naar het effect op de waterkwaliteit.

In een waterparagraaf moet worden aan-gegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de water-beheerder. De waterparagraaf is verplicht bij een (inter)gemeentelijk structuurplan en voor nieuwe of gewijzigde bestem-mingsplannen. Ook bij een vrijstelling op basis van artikel 19 van een bestem-mingsplan blijft de watertoets verplicht. Neem vroegtijdig contact op met Hoogheemraadschap!

(19)

Groen

Waarom deze structuur bekijken?

In de loop van de tijd heeft de natuur veel terrein moeten inleveren in Haaglanden. Natuurgebieden zijn opgeslokt door stadsuitbreidingen, bedrij-venterreinen en landbouw. En als ze niet opgeslokt werden, werden ze kleiner of kwamen ze geïsoleerd te liggen. Maar het zijn juist deze groene gebieden die Haaglanden leefbaar houden. Leefbaar omdat groenstructuren kansen bieden voor natuur al dan niet in combinatie met recreatie of met wonen en werken. Een analyse van groenstructuren biedt mogelijkheden om de leefbaarheid van Haaglanden te vergroten: vergroting van de biodiversiteit, ontwikkeling van beeldbepalend landschap, combineren van groene en rode functies en het creëren van groene netwerken.

Te verzamelen informatie over het groen (indicatief)

Structuurniveau

• ligging van ecologische netwerken en waardevolle gebieden • ligging waardevolle landschappen en –landschapselementen

(linten, verkavelingpatronen en cultuurhistorische elementen) • barrières voor uitwisseling/migratie van dieren

• inventarisatie van eigendom, beheer en gebruik (in huidige situatie) • inventarisatie vogel- en habitatgebieden

• natuurdoeltype (nat en droog)

• inrichtingsvoorstellen andere plannen: situering, doorsneden, (grond)waterpeil, talud, breedte berm, et cetera

• waterhuishouding: kwel, verbindingen binnen plangebied • belangrijke soorten planten en dieren: leeftijd, uniciteit, dynamiek,

natuurlijk gehalte

Inrichtingsniveau

LA

GENBENADERING

natuur centraal mens centraal natuur en mens centraal

Groengebieden verschillen in kwaliteit

Groengebieden in Haaglanden verschillen in kwaliteit. Het ene groengebied heeft een hoge ecologische of landschappelijke waarde, terwijl een ander stuk groen vooral architectonische waarde heeft. Daarom onderscheiden we drie benaderingen waarin de natuur en/of de mens centraal staan.

(20)

LA

GENBENADERING

Ecologie en landschap Keijzershof Pijnacker

Bron: Milieu-inzet Structuurvisie Pijnacker: milieukwaliteiten per gebiedstype Voorbeeld op structuurniveau

Groen Bestaande wijken Pijnacker Zuid Westelijke lobben

Natuurstructuur

Natuurwaarde

Grofmazige natuurstructuur in de vorm van verbindings-zones langs spoor, water-gangen en openbaar groen en boombeplanting

Basiskwaliteit en plaatselijk verhoogd

Fijnmazige groenstructuur in de vorm van groene vingers vanuit het buiten-gebied en van verbindings-zones (langs spoor, water-gangen)

Progressieve kwaliteit en plaatselijk ambitieuze kwaliteit

Fijnmazige groenstructuur in de vorm van groene dooradering vanuit Balij bos/Bieslandse bos naar groenblauwe slingers en grofmazige natte structuur als groene vinger

Progressieve kwaliteit en plaatselijk ambitieuze kwaliteit (koppeling GBS)

Natuur of mens centraal?

In het groene netwerk gaat het vooral om de functies natuur/landschap en recreatie. De keuze die je daarbij maakt is het centraal stellen van de mens of de natuur/het land-schap. Die keuze bepaalt de structuur, de inrichting, de ontsluiting en de beheervorm.

Landschappelijk waardevol Ecologisch waardevol Weg N470 (gepland)

(21)

Behoud en vergroot groene gebieden

Een aantal grote waardevolle groene gebieden bepaalt het groene karakter van Haaglanden: Midden-Delfland, de kuststrook, het landschap rondom Wassenaar en de uitloper van het veenweidegebied van het Groene Hart langs Zoetermeer en Leidschendam. Op lokaal niveau vullen kleinere

gemeentelijke groengebieden deze grote regionale gebieden aan. De groene gebieden vragen om bescherming tegen de opmars van verstedelijking. Een aantal groengebieden valt onder de planologische beschermingsconstructies. Naast het defensieve beschermen hanteer je ook een meer offensieve strate-gie: waar mogelijk breid je bestaande groene gebieden uit en voeg je nieuwe groene gebieden toe.

LA

GENBENADERING

Kansen voor de natuur

Thema Structuurniveau Inrichtingsniveau

Natuur/landschap centraal

Mens centraal

• Behoud en vergroot groene gebieden • Creëer aaneengesloten groene

netwerken in de stad en naar buiten (door barrières op te heffen)

• Ontwikkel een groen netwerk in en om de stad

• Combineer groen en blauw • Zoneer toegankelijkheid • Inpassen van oude linten en

boerderijen in groene gebieden • Zorg voor goede structuur van

het groenprofiel

• Maak groen toegankelijk voor recreatie en sport

• Benut de groenstructuur als architectonisch element Groenprojecten in Haaglanden MZMIRRUPGP031022.mxd Provinciale groenprojecten Regionale groenprojecten Gewenste verbindingen

(22)

Creëer groene netwerken

Door groene gebieden onderling te verbinden, verhoog je de groene kwalitei-ten. Het is zaak groene structuren te ontsnipperen en barrières als infrastruc-tuur, kale open plekken en oevers met harde beschoeiingen op te heffen. Het doel is natuurgebieden met elkaar te verbinden. Dat is van belang om uitwisseling van plant- en dierpopulaties mogelijk te maken. Probeer in de stad een netwerk te maken om de natuur te versterken.

Combineer groen met blauw

Groen en water vormen vaak een prima koppel. Zo kunnen parken en andere groene ruimten een grote rol spelen bij de berging van regenwater. En andersom: de kansen voor natuur zijn sterk afhankelijk van het watersysteem. Zo geeft de gemeente Delft in verschillende plannen aan dat ook water, met aangrenzende groenstroken een belangrijke drager is van de ecologische hoofdstructuur. Dit houdt in dat je het watersysteem optimaliseert voor de benutting van ecologische kansen. Peilfluctuaties volgen het natuurlijke ritme van seizoenen, riooloverstorten weren, gebiedsvreemd water niet inlaten, zoveel mogelijk natuurvriendelijke oevers en overdimensioneren van water-gangen en partijen.

Zoneer toegankelijkheid

Zonering van toegankelijkheid van groengebieden is een middel om de intensiteit van het gebruik door mensen te beïnvloeden. Kwetsbare natuurge-bieden en landschappen, waar rust belangrijk is, zijn niet of minder en moeilij-ker toegankelijk dan groengebieden die bijvoorbeeld een functie hebben voor dagrecreatie. Een voorbeeld in Haaglanden is Meijendel waar bepaalde randgebieden goed ontsloten zijn (bijvoorbeeld nabij het Zwarte pad in Scheveningen), maar andere delen ontoegankelijk zijn voor het publiek.

Inpassen oude linten en boerderijen

Voor recreatie is inpassing van oude bebouwingslinten en boerderijen in groene gebieden aantrekkelijk. Het verhoogt de diversiteit en daarmee de aantrekkelijkheid van het gebied. Bovendien worden aantrekkelijke land-schappelijke en cultuurhistorische elementen behouden. Op de kaart zijn

LA

GENBENADERING

(23)

de landschappelijk waardevolle gebieden globaal aangegeven, omdat gebie-den met ruimtelijke kwaliteit nauwelijks exact tot op perceel zijn te begren-zen. Gebieden waar de functie zal veranderen, bijvoorbeeld de groenzone Berkel Pijnacker, zijn buiten beschouwing gelaten.

Zorg voor goede structuur van het groenprofiel

Denk aan de realisatie van doorgaande bomenrijen in het bestaande stede-lijke gebied, die belangrijk zijn voor vleermuizen, insecten en vogels. Zorg ook dat zones bestemd voor natuurverbindingen voldoende schuilmogelijkheden kennen voor kleine zoogdieren. Streef binnen de stad naar een breedte van ca. 20 meter en probeer barrières op te lossen of te verkleinen. Buiten de stad zijn meer kansen voor hogere natuurwaarden. Realiseer daar breedtes van 50 meter en meer (zie tekening).

LA

GENBENADERING

Ecologischeverbindingszone (landelijk gebied)

Bron: ‘Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones’; Dienst Stadsbeheer Gemeente Den Haag; juni 1999

Voor Keizershof is op basis van de integrale visie een concept plan Ecologie in opge-steld, dat drie scenario’s beschrijft. De tabel geeft de uitgewerkte natuurtype en

doel-soorten weer per scenario. Raadpleeg de stadsecoloog of de provincie Zuid-Holland om zelf ook een concreet ecologische plan op te stellen.

Ecologie in Keizershof

Scenario Benodigd Verbindings- Bos en Park Water en Moeras Hoge Bouwdichtheid

oppervlak zone (m)

Hoog 14 ha 10m

Midden 10 ha 7m

Laag 5,4 ha 5m

Vogels: Buizerd, Boomklever Zoogdieren: Franjestaart Insecten: Gehakkelde Aurelia

Vogels: Bosuil, Sperwer,

Grote bonte specht

Zoogdieren: Hermelijn, Dwergspitsmuis Insecten: Landkaartje Vogels: Torenvalk, Boomkruiper Zoogdieren: Egel, Dwergvleermuis Insecten: Citroenvlinder Vogels: Visdief

Vissen: Ruisvoorn, snoektype Reptielen: Ringslang Insecten: Bruine korenhout

Vogels: Rietzanger,

Oeverzwaluw

Vissen: Snoek, Blankvoorn Zoogdieren: Waterspitsmuis Insecten: Bruine

glazen-maker

Vogels: Kleine kierewiet, Fuut Vissen:

Blankvoorn-brasem type

Insecten: Gewone oever

libelle

Vogels: Zwarte Roodstaart Insecten: Koninginnepage

Vogels: Gierzwaluw Insecten: Dagpauwoog

Vogels: Algemene

Stadsvogels(merel, mus)

Insecten: Kleine vos

Ecologische verbindingszone (nat profiel)

(24)

LA

GENBENADERING

Ontwikkel een groene structuur in en om de stad

Een groen netwerk voegt kwaliteit toe aan de stad. Het versterkt de oriënta-tiemogelijkheden voor stedelingen en verbetert de herkenbaarheid van stadsdelen. In een duurzame stad bestaat de groenstructuur uit lobben (scheggen, wiggen of spaken) en concentrische ringen (greenbelts). Maar hoeveel groen moet je in de stad realiseren? Als richtlijn kun je uitgaan van 100 m2 (lokaal en regionaal) groen per woning. De kwaliteit van het groene netwerk in en om de stad wordt bepaald door:

• de dichtheid van het groen;

• de groene verbindingen tussen wijken;

• groene verbindingen tussen de wijken en het buitengebied.

Beplanting in brede stroken levert meer op dan enkelvoudige rijen. Bij de spreiding van het groen over de stad houd je wel rekening met de identitei-ten van de verschillende wijken en buuridentitei-ten. Een duurzame groenstructuur verbindt de verschillende buurten onderling en de stad met het buitenge-bied. Om barrières te voorkomen laat je de hoofdontsluitingswegen zoveel mogelijk parallel lopen met de (blauw)groene zones. En de groenstructuur biedt mogelijkheden om de aantrekkelijke en veilige fiets- en wandelroutes te ontwikkelen: deze laat je zoveel mogelijk langs de randen van de groen-structuren lopen.

Maak groen toegankelijk voor recreatie en sport

Veel inwoners van je gemeente willen gebruik maken van de groenstructuur; vooral kinderen en ouderen. Om anderen te ontmoeten, voor sport en spel, een wandeling en een fietstocht, voor tuinieren en vissen. Wanneer de nabije groenstructuur deze mogelijkheden biedt, zal het aantal (recreatieve) auto-kilometers afnemen. En niet onbelangrijk: de waarde van onroerend goed bij parken is beduidend hoger dan voor vergelijkbare panden elders in de stad. Men is bereid voor groen te betalen.

Benut groenstructuur als architectonisch element

Groenstructuren spelen een belangrijke rol als ‘stadsverfraaiing’. Beplanting en waterpartijen sieren sinds eeuwen de pleinen, lanen en straten. Het biedt bewoners een thuisbasis: groen maakt het stadsgezicht mooier, aantrekkelij-ker en prettiger. Daarmee vormt dit architectonische groen het visitekaartje van de stad en vervult het een toeristische en economische functie. Belangrijke principes voor het groen vanuit esthetisch oogpunt zijn: • benadruk de cultuurhistorische elementen;

Aandachtspunten bij de inrichting van recreatief (blauw)groen zijn

• de goede (sociale) veiligheid; • een goede bereikbaarheid te voet

en met de fiets; • een grote afwisseling;

• verschillende routes binnen het gebied voor voetgangers, fietsers en ruiters;

• passende voorzieningen (bankjes, speeltuinen, kinderboerderij, surfplassen etc.);

• zonering zodat verschillende recreanten geen hinder van elkaar ondervinden.

(25)

Verkeer

Waarom deze structuur bekijken?

Hoeveel tijd en geld kost het me om van A naar B te gaan? Ga ik met de fiets of toch met de tram? Of zal ik toch de auto pakken? Dat zijn vragen die men-sen (impliciet) stellen wanneer ze ergens heen moeten. Die vraag van de gebruiker houd je in je achterhoofd bij de analyse van de verkeersnetwerken. Want denkend vanuit de gebruiker heb je de mogelijkheid om via de ruimte-lijke inrichting van je plangebied, de verplaatsingsafstand en de keuze van de vervoerwijze te beïnvloeden.

LA

GENBENADERING

De vrijetijdswet van Vidacovic

Bij de locatiekeuze van ruimtelijke functies kun je de vrijetijdswet van Vidacovic gebruiken. Deze zegt dat men maximaal 2 x 8% van een vrijetijdsinterval besteedt aan reizen. Op een vrije dag kiest iemand er bijvoorbeeld voor wat leuks te gaan doen van 11.00 tot 17.00 uur. Intuïtief kiest hij een bestemming op 30 minuten reizen

(6 uur x 8%). Hieruit is af te leiden op welke (tijds)afstand sportverenigingen, bios-copen, restaurants et cetera hun publiek trekken. Voor woon- werkverkeer is de reistijd gemiddeld 40 à 45 minuten (op 8 uur werken).

Bron: Tiemersma in: Handboek Ruimtelijke Ordening en Milieu

Reistijdverhouding

Een goede indicator voor de concurrentie-kracht van het OV ten opzichte van de auto is de reistijdverhouding van het OV ten opzichte van de auto, de vf-factor. Als de vf-factor 1,5 is (dus het openbaar

vervoer is de helft langzamer) dan blijkt meer dan 75% te kiezen voor de auto. Zijn de reistijden even lang (vf = 1) dan kiest ongeveer de helft voor OV.

(26)

Kansen voor het verkeer

Structuurniveau

• benut NS stations en tram- en randstadrailhaltes als dragers van intensief ruimtegebruik

• benut afslagen van snelwegen en regionale wegen voor (logistieke) bedrijven(terreinen)

• ontwikkel aan watergerelateerde bedrijvigeid

• benut minder bereikbare locaties voor extensieve functies

• hanteer voor de stedelijke hoofdaders het principe ‘langzaam rijden gaat sneller’

• geef eerst ruimte aan de voetganger en de fietser en dan pas aan OV en auto

• positioneer voorzieningen als scholen en verzorgings- en verpleeghuizen

LA

GENBENADERING

Te verzamelen informatie over het verkeer (indicatief)

Onderdeel Structuurniveau Inrichtingsniveau

OV-infrastructuur

Weginfrastructuur

Fietsinfrastructuur

Voetgangersinfrastructuur

Natte infrastructuur

Trein, randstadrail en tramlijnen

• Ligging lijnen • Locaties haltes • Ritfrequenties • (Gebruik)

Snelwegen en regionale wegen

• Ligging

• Toegangspunten • Knooppunten • Intensiteiten • Capaciteiten

Nationaal (lange afstand) en regionaal netwerk

• Ligging

• Ontbrekende verbindingen en barrières

Vaarwegen als rivieren en kanalen

• Ligging

• Geschiktheid voor scheepvaart • Jachthavens • Intensiteiten Ook busroutes • Ligging haltes • Ritfrequenties • (Gebruik)

Ook stadswegen, gebiedsontsluitings-wegen, erftoegangswegen • Ligging • Toegangspunten • Knooppunten • Intensiteiten • Capaciteiten • Parkeerconcentraties

Regionaal netwerk, stadsnetwerk en wijknetwerk

• Ligging

• Ontbrekende fietsroute en barrières • Belangrijke stallingmogelijkheden • Locaties waar relatief veel ongevallen

plaatsvinden

Voetgangersnetwerk

• Ligging

• Ontbrekende looproutes en barrières • Locaties waar relatief veel ongevallen

plaatsvinden

(27)

Benut NS stations voor intensief ruimtegebruik

NS stations en tramhaltes zijn locaties die kansen voor stedelijkheid bieden. De mate van stedelijkheid verschilt per type halte. Hierbij geldt ‘hoe hoog-waardiger de ontsluiting, hoe hoger de stedelijke dichtheden’. Bij elke OV-halte zijn er kansen voor intensief en multifunctioneel ruimtegebruik. Externe veiligheid kan beperkingen opleggen. Verdichten bij OV-haltes is goed voor het rendement van het OV en levert bovendien ruimte- en milieuwinst op. OV vraagt minder ruimte dan de auto en is vaak milieuvriendelijker dan de auto.

LA

GENBENADERING

Meerzijdige ontsluiting

Bij een meerzijdige ontsluiting van een locatie neemt de bereikbaarheid en daar-mee de potentie voor intensief ruimte-gebruik enorm toe.

Invloedsgebieden rondom OV-haltes

In invloedsgebieden rondom OV-haltes kost het relatief weinig tijd en geld om van buiten het gebied bestemmingen in het gebied te bereiken. Daarom zijn in deze invloedsgebieden hoge stedelijke dichtheden gewenst. MIRUP biedt hiervoor de volgende richtlijnen:

• NS intercitystations 1500 meter • Overige NS stations 1000 meter • Regionaal railvervoer 600 meter • Stedelijk railvervoer 400 meter

Hierbij gelden nog twee extra aandachts-punten:

• De combinatie van fiets en OV vergroot het invloedsgebied met circa 2,5 kilome-ter (10 tot 15 minuten fietsen).

• Mensen accepteren een langere voor-transporttijd dan navoor-transporttijd. Dus bestemmingen (o.a. werk, winkels) dienen dichterbij OV te staan dan woningen.

Bij meerzijdige ontsluiting neemt de bereikbaarheid enorm toe

Invloedsgebieden van OV-haltes

NS-intercity trein: 1500 m NS trein: 1000 m RandstadRail: 600m Tram: 400m NS-net RandstadRail Tramnet Station NS Station RandstadRail MZMIRRUPIN031030.mxd

(28)

Benut afslagen van wegen voor logistieke bedrijventerreinen

Bedrijven stellen doorgaans de bereikbaarheid per auto boven de bereikbaar-heid met OV. Naast de bereikbaarbereikbaar-heid per auto speelt de eventuele zichtbaar-heid een rol: deze kunnen de bekendzichtbaar-heid en uitstraling van een bedrijf ver-groten. Vanuit dit perspectief gezien kunnen de afslagen van autowegen sturend zijn voor de situering van (logistieke) bedrijven(terreinen). Vooral wanneer het transport snel moet zijn, bijvoorbeeld in verband met bederfe-lijkheid of een grote geografische spreiding van herkomst of bestemming.

Ontwikkel watergerelateerde bedrijvigheid

Een meer specifieke bereikbaarheid bieden rivieren en kanalen die geschikt zijn voor goederenscheepvaart. Deze geven de mogelijkheid om grote hoe-veelheden bouwstoffen of producten te vervoeren. Voor specifieke bedrijvig-heid kan dit van doorslaggevend belang zijn voor vestiging. Zo benut de gemeente Delft het Schiekanaal voor de afvoer van het afval en voor de aan-voer van zand voor nieuwe wijken. Die vrachten worden nu van de weg gehouden. Bovendien biedt een levend kanaal als de Schie ook nog andere kansen (o.a. voor wonen).

Benut minder bereikbare locaties voor extensieve functies

Naast goed ontsloten gebieden zijn er minder goed ontsloten gebieden. Dat is geen negatieve kwalificatie. Gebieden die minder goed ontsloten zijn per openbaar vervoer bieden kansen voor meer extensieve functies: villamilieus, extensieve recreatie of landbouw. Een minder goede ontsluiting door zowel openbaar vervoer als auto past bij gebieden waar menselijke activiteit en ingrijpen niet of minder gewenst zijn. Dit zijn veelal natuurgebieden. Midden Delfland is een mooi voorbeeld zoals ook uit de kaart ‘Relatieve bereikbaar-heid’ blijkt.

LA

GENBENADERING

Voorbeeld invloedsgebied NS halte in bestemmingsplan Station-Zuid in Delft

Bedrijven en kantoren

Het bestemmingsplan heeft grotendeels betrekking op gronden die zijn bestemd voor werkgelegenheid. De hele strook ligt binnen een straal van 800 m van station Delft-Zuid. Op grond van deze afstand is volgens het locatiebeleid het maken van kantoren mogelijk. […]

… beperking geldt dat de bedrijfsvoering past binnen een ‘stedelijk’ gebied en gere-aliseerd kan worden dichtbij woningen.

Bron: Bestemmingsplan Station-zuid 2003, blz. 24, Gemeente Delft

Watergerelateerde bedrijvigheid

Doelstelling 2.3

Op Schie-oevers moet zoveel mogelijk ruimte geboden worden aan bedrijven die gebruikmaken van de Schie als trans-portroute.

(29)

Hanteer voor de stedelijke hoofdaders het principe ‘langzaam rijden gaat sneller’ (LARGAS)

Langzaam rijden verbetert de verkeersafwikkeling op verkeersaders en ver-hoogt de stedelijke kwaliteit rondom die aders. Het principe is eenvoudig: een gelijkmatige en langzame afwikkeling is beter dan het ‘hollen en stilstaan’ dat zich nu vaak voordoet. Minder afremmen en optrekken en lagere snel-heden betekent fors minder emissies, minder geluidsproductie, minder ener-giegebruik en een grotere verkeersveiligheid. Dit is te bereiken door vermin-dering van het aantal verkeerslichten en versmalling van de rijbanen tot één baan. Het autoverkeer vormt bij een verkeerslicht een ‘blok’ dat een snelheid van ca. 40 km per uur heeft.

Geef eerst ruimte aan de voetganger, fietser en OV

‘Langzaam verkeer gaat voor gemotoriseerd verkeer’ dat is de eerste ‘verkeersregel’ voor een duurzame ruimtelijke inrichting. Vooral de nabijheid van wijkvoorzieningen, winkelcentra, scholen, het stadscentrum en NS-stations zijn van belang. Lopen is favoriet tot circa 1 km. De fiets is dominant tot zo’n 6 kilometer. Snelle, directe en veilige verbindingen, voldoende voor-zieningen (o.a. stalling) en voorrang op kruispunten voor voetgangers en fietsers bevorderen het ‘vanzelfsprekende’ gebruik. Zie voor meer informatie het kader over VPL.

LA

GENBENADERING

Relatieve bereikbaarheid in Haaglanden

Moeilijk bereikbaar met: Openbaar vervoer Openbaar vervoer én auto NS-net

RandstadRail Tramnet

Stations (bestaand en nieuw)

(30)

Tips voor fietsvriendelijke ontwerpen

Maaswijdte regionaal fietsnetwerk maximaal 1500 m.

Maaswijdte stedelijk netwerk ca. 500 m.

Regionaal en stedelijk netwerk: vrijliggende fietspaden

Directe ontsluiting van voorzieningen met veel fietsers zoals scholen, winkelcentra, sportaccommodaties en OV knooppunten

Diagonale verbindingen door (nieuwe) wijken zover mogelijk door-getrokken

Fietsstraten door verblijfsgebieden

(Bewaakte) stallingmogelijkheden

Fietsenberging bij de voordeur

LA

GENBENADERING

VervoersPrestatie op Locatie

VervoersPrestatie op Locatie (VPL) is een aanpak om de samenwerking tussen stedenbouw en verkeer in het stedelijke planproces bij het (her)ontwerp van wijken en buurten te stimuleren en te verbeteren. Deze samenwerking bevordert dat er in de planontwikkeling structureel aandacht is voor de kwaliteit van de leefomgeving. Dit door ervoor te zorgen dat de toekom-stige bewoners van het plangebied op

een vanzelfsprekende manier voor die vervoerwijze kiezen die voor hen en voor hun omgeving het meest geschikt is. VPL geeft in het ontwerp eerst ruimte aan de voetganger, dan het fietsnetwerk en pas als laatste wordt het netwerk voor langere afstanden de ruimte geboden: OV en autonetwerk. Inmiddels kun je je laten inspireren door verschillende voorbeeld-uitwerkingen.

Fietsnet Bestaande stations Nieuwe stations

(31)

Positioneer voorzieningen nabij bushaltes

In tegenstelling tot tramlijnen fungeren buslijnen niet als drager van een stedelijke as. Bushaltes hebben wel invloed op de inrichting van een gebied. Bushaltes kunnen invloed hebben op de positionering van bepaalde voor-zieningen als scholen en bepaalde type woningen als verzorgings- en ver-pleeghuizen en studentenwoningen. De invloedssfeer van een bushalte is het sterkst op de eerste 200-300 meter.

Creëer woon-werkparken

Woon-werkparken zijn autovrije of autoluwe locaties. Veiligheid, rust, groen, speelruimte en minimale verharding zijn enkele duurzame kwaliteiten van woongebieden. Gezamenlijke parkeeraccommodaties zijn te realiseren onder de wijk of langs de randen van de wijk. Uit de praktijk blijkt dat een wat lange-re loopafstand naar de parkeerplek (maximaal circa 300 meter) leidt tot min-der gebruik van de auto voor korte ritjes. Wanneer de locatie goed met OV is ontsloten en er veel voorzieningen in de buurt zijn dan is te proberen het autobezit te verminderen door het aantal parkeerplaatsen per woning en/of bedrijf te beperken.

LA

GENBENADERING

Autoluw gebied in bestemmingsplan

Parkeerbeleid

[…] Vanuit het oogpunt van zuinig ruimte-gebruik en het creëren van een optimale leefkwaliteit verdient een ondergrondse parkeergarage met één in- en uitrit de voorkeur. […]

Parkeervoorzieningen in toekomstig Zuidpoort

[…] Voor de nieuwe woningen in het plangebied zal een parkeernorm van 1,25 parkeerplaats per woning worden gehanteerd en wordt gestreefd naar de realisatie hiervan (in ondergrondse) parkeervoorzieningen op eigen terrein.

Bron: Bestemmingsplan Zuidpoort, blz. 22 / 23, Gemeente Delft

Autoluw

beperkt aantal door-gaande verbindingen in de wijk waaraan parkeervoorzieningen zijn gesitueerd

Autoarm

beperkt aantal verbin-dingen (niet doorgaand) in de wijk waaraan parkeervoorzieningen zijn gesitueerd

Autovrij

geen toegang voor de auto in de wijk (m.u.v. hulpdiensten e.d.) en parkeerplaatsen aan de rand van de wijk.

(32)

Energie

Waarom deze structuur bekijken?

In internationaal verband zijn er afspraken gemaakt om de emissie van broei-kasgassen te reduceren. Op lokaal niveau kun je hieraan invulling geven door scherpe energiedoelstellingen te formuleren voor herstructureringsgebieden en nieuwbouwlocaties. Een analyse van de energienetwerken biedt inzicht in haalbare ambities. Het gaat bijvoorbeeld om aanwezige energie-infrastruc-tuur (elektriciteit, gas en warmte), warmtewinning uit en koude/warmteopslag in de bodem en zongerichte verkaveling.

Te verzamelen informatie over energie (indicatief)

Onderdeel Informatievraag

Elektriciteit • Ligging elektriciteitsnet

Gas • Ligging gasnet

Warmte en koude • Ligging warmtenet

• Warmteoverschotten en warmtevragen • Geschiktheid voor aardwarmtewinning

• Mogelijkheden ondergrond voor koude/warmteopslag • Dichtheid en ordening bebouwing

Kansen voor energie

Onderdeel Kansen

Algemeen • Realiseer hoge dichtheden

Elektriciteit • Win elektriciteit door PV-panelen en windmolens op daken

Warmte • Gebruik warmtenetten (stadsverwarming)

• Benut warmteoverschotten voor warmtenetten • Maak gebruik van koude/warmteopslag • Maak gebruik van passieve zonne-energie • Voorzie woningen van zonneboilers

Bouw in hoge dichtheden

Het bouwen in hoge dichtheden is gunstig voor elk energienetwerk. Vooral wanneer de energie-infrastructuur hoge investeringen kent, zoals voor een warmtenet, zijn hoge bebouwingsdichtheden een randvoorwaarde. Door het bouwen in hoge dichtheden wordt het leidingverlies beperkt en neemt het exploitatieperspectief toe. De minimum dichtheid vanuit energieperspectief is 30 - 35 woningen per hectare. Door op bepaalde plekken bebouwing te concentreren – door hoge dichtheden af te wisselen met lage dichtheden – kun je voldoende plekken creëren waar een duurzame energievoorziening

LA

GENBENADERING

Drie wettelijk gescheiden werelden

In de praktijk heb je te maken met drie wette-lijk gescheiden actoren: het energienetwerk, de energieproductie en de energielevering. Alleen het energienetwerk en de energie-productie zijn ruimtelijk relevant.

(33)

Gebruik warmtenet

Het minimale energienetwerk voor verstedelijkte locaties bestaat uit een elektriciteitsnet. Naast dit net wordt op vrijwel elke locatie een gas- of warm-tenet aangelegd. Hiermee wordt energie voor verwarmingsfuncties geleverd. Het warmtenet en het gasnet zijn met elkaar in concurrentie. Het gasnet heeft daarbij traditioneel de beste papieren: we hebben een overvloed aan goed-koop aardgas in Nederland. Maar het warmtenet is in opkomst. Nieuwe methoden maken duurzame rendabele warmtenetten mogelijk. Door slim gebruik te maken van de overvloedige warmtebronnen in de bodem en processen (industrie, elektriciteitsproductie, afvalverbranding) kan een warm-tenet zeker renderen! Daarbij geldt: hoe lager de distributietemperaturen en hoe korter de distributieafstanden, hoe rendabeler.

Benut warmteoverschotten voor warmtenetten

Bij verschillende (industriële) processen komt warmte vrij. Meestal verdwijnt deze warmte in de buitenlucht of in (zee)water. Zonde natuurlijk! Warmte-stromen kun je dan ook veel beter benutten om woningen en bedrijven te voorzien van warmte.

De haalbaarheid van restwarmtebenutting is afhankelijk van een aantal zaken. Wegen de investeringen in installaties op tegen de verkoop van warm-te aan energiebedrijven? Wegen de verhoogde energieprestaties op warm-tegen de hogere aansluitkosten van de woningen op de energie-infrastructuur? Wanneer na een haalbaarheidsonderzoek blijkt dat je restwarmte kan benut-ten voor stadsverwarming dan kun je daarmee rekening houden bij locatie-keuzes. Dat is bijvoorbeeld ook gedaan bij Leidsche Rijn (Utrecht): deze wijk is bewust nabij een grote warmtebron gelegen (STEG-centrale).

LA

GENBENADERING

Een rendabel warmtenet komt in zicht bij een project met minimaal 300 woningen en een dichtheid van meer dan 30 woningen per hectare.

Warmtenet Den Haag

MZMIRRUPWL031030.mxd

Warmteleverantie goed mogelijk

(34)

Maak gebruik van koude/warmteopslag

Koude/warmteopslag is de belofte van de nabije toekomst! Het biedt je de mogelijkheid om niet alleen op duurzame wijze warmte te leveren maar ook koude. Energievretende airconditionings zijn dan overbodig. De techniek is even simpel als doeltreffend. In watervoerende zandlagen worden twee put-ten geslagen (op tientallen meters diepte). De ene put fungeert als koude bron, de ander als warme bron. In het winterseizoen gebruik je het water uit de warme bron en injecteer je het in de koude put. In het zomerseizoen ver-loopt het proces in omgekeerde richting. Je winst: 50 - 80% energiebesparing en verhoging van comfort.

LA

GENBENADERING

Koude/warmteopslag in gebouwen-complex Zuidpoort

‘In Zuidpoort bouwen projectontwikkelaar MAB, de gemeente Delft en Eneco Energie een gebouwencomplex met een uniek systeem van verwarming en koeling. Het sys-teem combineert warmte/koude-opslag in de bodem met lage temperatuurverwarming. De lage temperatuur verwarming zorgt voor meer comfort en een beter binnenklimaat. Het systeem gebruikt bovendien weinig energie. Daardoor stoot het gebouwencom-plex per jaar 460.000 kilo minder CO2uit dan met een normaal verwarmingssysteem. Uitgangspunt is dat de bewoners niet meer betalen voor energie. De toekomstige bewo-ners kunnen kiezen voor een uniek comfort-pakket bestaande uit vloerverwarming die ook kan koelen.’

Bron: Brochure ‘Meer comfort, minder CO2in Zuidpoort’ (gemeente Delft / Zuidpoort)

Geschiktheid van de bodem voor koude/warmte opslag in tweede watervoerende pakket (wvp)

Potieel geschikt, zoet water Potieel geschikt, zout water Potieel ongewenst = weinig geschikt Ongewenst, zoet-zout grensvlak in wvp

MZMIRRUKD031028.mxd

Delft wil restwarmte DSM Gist gebruiken De gemeente Delft wil de restwarmte van DSM Gist benutten voor stadsverwarming. Bij DSM Gist, dat aan de noordkant tegen het stadscentrum aanligt, komt bij verschil-lende processen warmte vrij met tempe-raturen tot 70°C. Een deel van de proces-sen wordt gekoeld met grondwater dat

uiteindelijk in zee wordt geloosd. Een klein deel wordt in de Delftse grachten geloosd. Deze warmte kan ook worden aangewend voor stadsverwarming in een straal van 0,5 a 2,5 kilometer op twee mogelijke locaties: De Poptahof en de Spoorzone.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In onderstaande tabel staan de soorten die waargenomen zijn met bijhorende waardplant, biotoop en mate van voorkomen weergegeven. De vlinders die op het bedrijf voorkomen zijn

The effect size param- eter is used to give a more practical perspective of coverage performance and states if there is a tilt error of 3 degrees or larger, the impact on coverage

Magnesium, for example, plays an essential role in enzymatic reactions, interactions related to the energy availability and also plays an important role as catalyst in

Chart 5.2: Average response by race: Scientific Knowledge assessment (Khayabus Wave 2, 2015) 177 Chart 5.3: Response to Science Knowledge assessment by race groups: comparison

belangrijkste bestanddeel van hun offertes. Een integraal ruimtelijk plan als basis voor het contract aan de voorkant en meer vrijheid in de realisatie door ‘de energieke

Van nature komen de begroeiingen van dit type voor op dagzomende gesteenten, waar ze te vinden zijn in spleten en scheuren, maar ook door menselijke activiteit ontstane stenen

abiotische variabele -uitgaande van een continue verdeling- kunnen hiermee worden opgevuld. Zo kunnen later niet alleen de optima, maar ook de staarten van de responscurve en de