• No results found

Reactie op boekbespreking door J Nelissen van “Mathematics instruction for special-needs students. Effects of instructional variants in addition and substraction up to 100”1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reactie op boekbespreking door J Nelissen van “Mathematics instruction for special-needs students. Effects of instructional variants in addition and substraction up to 100”1"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

69

PEDAGOGISCHE STUDIËN 2004 (81) 69-70 Reactie op boekbespreking door

J. Nelissen van “Mathematics instruc-tion for special-needs students. Effects of instructional variants in addition and substraction up to 100”1

B. Milo

In “Pedagogische Studiën” (jaargang 80, nummer 5) is mijn proefschrift “Mathematics instruction for special-needs students. Effects of instructional variants in addition and sub-traction up to 100” besproken door Jo Nelis-sen. In de bespreking werden enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek. Doordat aan enkele belangrijke aspecten voorbij is gegaan en de meest fundamentele kanttekening onvoldoende is onderbouwd, voel ik me geroepen kort te reageren.

De door Nelissen geschetste achtergrond is helder: steeds meer speciale scholen voor basisonderwijs schaffen een rekenmethode aan die op realistische ideeën is gebaseerd. Het is echter onduidelijk of hun leerlingen wel optimaal profiteren van instructie, waar-bij ze “worden gestimuleerd eigen informele werkwijzen te benutten, daarover te praten en te reflecteren” (Nelissen). Een andere be-langrijke achtergrond van het onderzoek wordt door Nelissen niet genoemd. Door de wet op primair onderwijs en Weer Samen Naar School (WSNS) is de populatie van deze scholen sterk veranderd ten opzichte van de periode ervoor. Scholen voor lom en mlk zijn samengevoegd, en een deel van de populatie wordt opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Het gaat in deze speciale scholen om leerlingen met opvallende ver-schillen in leerlingkenmerken, die grote in-vloed kunnen hebben op het leerproces. Om die reden is in het onderzoek apart gekeken naar voormalige lom- en mlk-leerlingen. Een belangrijk onderscheid tussen deze groepen bleek intelligentie. Gelet op het feit dat veel scholen sinds WSNS een “verzwaring” van de leerlingpopulatie ervaren én dat deze twee leerlinggroepen aantoonbaar verschillend presteerden, mag aan dit onderscheid niet

voorbij worden gegaan. Op de verschillen in resultaten kom ik later terug.

De meest fundamentele kanttekening be-treft de door mij gebruikte condities. In het onderzoek werden drie instructievarianten vergeleken: één groep leerlingen mocht zelf bepalen welke oplossingsstrategie ze toe-pasten, één groep leerlingen mocht alleen de Splitsstrategie gebruiken, en één groep leer-lingen alleen de Rijgstrategie. Analyse van een aantal lessen op basis van video-opna-men liet zien (a) dat de lessen werden uitge-voerd zoals bedoeld; en (b) dat de instructie waarbij de leerlingen alleen de Rijgstrategie mochten toepassen, en tussencategorie bleek: leerlingen pasten meerdere varianten van de Rijgstrategie toe, waardoor er toch enige interactie en reflectie plaatsvond. De reflectie bleek echter - ook bij de instructievariant waarbij de leerlingen hun oplossingsstrategie zelf mochten bepalen - van een beperkt ni-veau. Resultaten van het onderzoek wezen uit dat de leerlingen de meeste baat hadden bij de instructie waarin alleen rijgen was toe-gestaan. Deze conclusie werd getrokken op basis van toetsen ten aanzien van Optellen en Aftrekken tot 100, ten aanzien van gebruik van strategieën en ten aanzien van Optellen en Aftrekken boven de 100. Dit laatste do-mein geeft een indicatie van wat de leerlin-gen met het geleerde kunnen in een domein dat niet aan bod is gekomen, en waarvoor dus inzicht nodig is; maar ook voor het efficiënt gebruik van strategieën is inzicht vereist. Hoewel in de literatuur weinig vergelijkend onderzoek naar instructievarianten bij reke-nen wordt beschreven, zijn toch enkele nationale en internationale onderzoeken aan-gehaald die tot vergelijkbare conclusies kwa-men: zwakkere leerlingen hebben meer baat bij een wat sterkere mate van sturing. Het feit dat Nelissen stelt dat “deze conclusie niet wordt bevestigd door verwant onderzoek en nauwelijks gedekt door onderzoeksgegevens zoals vermeld in Milo’s eigen rapportage”, en dat Nelissen stelt dat de instructie waarin de leerlingen hun oplossingsstrategie kiezen en hierover interacteren niet vergelijkbaar is

Boekbespreking

(2)

70 PEDAGOGISCHE STUDIËN

met “realistische” instructie, roept enkele vragen op. In de eerste plaats onderbouwt Nelissen zijn stelling dat mijn conclusie niet door onderzoek bevestigd wordt door te ver-wijzen naar een onderzoek (Kroesbergen, 2002) dat (a) een vergelijkbare opzet als mijn onderzoek heeft en dus een vergelijkbare realistische conditie, en (b) in het algemeen geen verschillen vindt tussen de condities. Op basis van dit onderzoek wordt gesteld dat realistische instructie wel degelijk mogelijk is bij deze leerlingen, en tegelijkertijd dat de vergelijkbare realistische instructie in mijn onderzoek de plank misslaat. Een vraag die dit oproept is: Waarom wordt onderzoek waarin geen verschillen gevonden worden als onderbouwing van een aanwezige visie ge-zien, en wordt uit vergelijkbaar onderzoek waarin wel verschillen worden gevonden to-taal geen inhoudelijke conclusie getrokken? Een ander punt heeft betrekking op de verge-lijking tussen voormalige lom- en mlk-leer-lingen. Resultaten wezen uit dat de leerlingen met een lagere intelligentie (de mlk-leerlin-gen) het geleerde wel in gelijke mate konden

toepassen bij het Optellen en Aftrekken tot 100 als de lom-leerlingen, maar dat wanneer meer inzicht vereist is (gebruik van strate-gieën en toepassing van het geleerde bij het Optellen en Aftrekken tot 100), de lom-leer-lingen beter presteerden. Gezien de eerder genoemde verzwaring van de leerlingpopu-latie, roept de bespreking van Nelissen als tweede vraag op: Waarom wordt niet de con-clusie getrokken dat de resultaten van mijn onderzoek (minstens) vragen oproept over de wenselijkheid van instructie, waarbij “leer-lingen worden gestimuleerd eigen informele werkwijzen te benutten, daarover te praten en te reflecteren” (Nelissen)? Het onderzoek had tenslotte tot doel na te gaan welke vorm van instructie (mate van sturing/vrijheid van leerlingen) bij deze leerlingen tot de beste resultaten leidt, en niet of realistisch reken-onderwijs gewenst is.

Manuscript aanvaard: 4 december 2003

Correspondentieadres: B. Milo@owinsp.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

However, the link between the right of mortgage and the claim it secures is established at a different level; in the case of a Dutch mortgage the link

The seeming lack of economic development throughout Matabeleland in comparison to other parts of Zimbabwe, and the apparent lack of growth, in both quantitative and

Voor dit doel is in de bijlage een overzicht opgenomen van op naam genoemde medewerkers die op 1-11-2002 in dienst waren van de afdeling railvervoer, met daarbij aangegeven (door

The first research question, i.e., which instructional methods, according to experts offer opportunities to stimulate students’ academic language development during whole

Stel dat we voor elk punt in N met twee inkomende pijlen beide pijlen verwijde- ren, en vervolgens alle ongelabelde bladeren verwijderen en overbodige punten onderdruk- ken totdat

Toch kiest men voor aanhouden en uit- eindelijk toekennen van het verlof onder speciale condities om optimaal recht te kunnen doen aan zowel het belang van de

Wij moeten hier oppassen niet het slachtoffer te worden van een vooral door Leont'ev, en in mindere mate door Davydov, gepro- pageerde herinterpretatie van Vygotskij, waarin deze

In de lelies die werden geteeld in grond die voor planten was behandeld met Amistar wer- den tijdens de teelt lage aantallen Trichodori- de aaltjes aangetroffen en waren na rooien de