• No results found

De samenhang tussen steunbehoefte en steunaanbod bij het sociaal delen van boosheid binnen Dyades

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De samenhang tussen steunbehoefte en steunaanbod bij het sociaal delen van boosheid binnen Dyades"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthese Sociale Psychologie 2016- 2017

De Samenhang Tussen Steunbehoefte en Steunaanbod bij het Sociaal Delen van Boosheid binnen Dyades

Naam: M. C. Douglas Studentnummer: 10573011 Begeleider: Lisanne Pauw

Faculteit: Maatschappij- en Gedragswetenschappen Afdeling: Psychologie

Aantal woorden verslag: 4.901 Aantal woorden abstract: 146

(2)

Abstract

Bij het ervaren van negatieve emoties is men geneigd steun te zoeken in de sociale kring.Dit pilotonderzoek keek naar de samenhang tussen gewenste steun en steun die gegeven wordt bij het delen van boosheid. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen socio- affectieve steun (troost) en cognitieve steun (advies). Aan 20 deelnemers werd willekeurig de rol van verteller of luisteraar toegewezen, waarna zij in tweetallen in gesprek gingen en de verteller de waargebeurde emotionele gebeurtenis deelde. De gewenste steun van de verteller voorafgaand aan het gesprek werd via zelfrapportage vergeleken met de geboden steun van de luisteraar achteraf, en verwacht werd dat dit overeen zou komen. Uit een correlatie kwam naar voren dat tussen de gewenste en geboden steun niet voldoende samenhang was om te concluderen dat twee personen zich tijdens het delen van boosheid op dezelfde golflengte bevinden in de behoefte aan en aanbod van steun.

(3)

3 De Samenhang Tussen Steunbehoefte en Steunaanbod bij het

Sociaal Delen van Boosheid binnen Dyades

De mens heeft in het dagelijks leven soms te maken met situaties en emoties die behoorlijk rottig kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld boosheid na een ruzie met een geliefde, verdriet na het verlies van een dierbare of angst na de diagnose van een ziekte. Wanneer mensen een vervelende emotionele gebeurtenis hebben ervaren blijven de gevolgen hiervan vaak lang voelbaar. Dit kan leiden tot rumineren, waarbij men keer op keer weer terugvalt in nare gevoelens en gedachten over de ervaring in kwestie (Luminet, Zech, Rimé, & Wagner, 2000). Een manier om rumineren en de intensiteit van deze gevoelens te reduceren is door de emotie te delen met anderen, wat in

werkelijkheid ook vaak gebeurt (Rimé, 2009). Mensen gaan graag over tot het delen van emoties in de hoop dat ze zich daarna beter zullen voelen (Zech & Rimé, 2005). Wanneer een emotie gedeeld wordt kan dit de interpersoonlijke band tussen verteller en luisteraar versterken, en het verbaliseren van negatieve emoties draagt bij aan het fysiek en mentaal welzijn (Duprez, Christophe, Rimé, Congard & Antoine, 2015). Een voorwaarde hiervoor is wel dat de verteller zich begrepen voelt, bij het delen van emotie is de verteller dan ook op zoek naar een passende reactie van de luisteraar (Horowitz, Krasnoperova, Tatar, Hansen, Person, Galvin & Nelson, 2001). Volgens de auteurs zendt iemand tijdens het delen van zijn of haar emoties verbale signalen uit, met als doel het verkrijgen van de gewenste reactie. In het meest optimale scenario pikt de luisteraar deze signalen op, en reageert met het geven van deze gewenste reactie. Het is de bedoeling dat de reactie van de luisteraar aansluit op de emotie- expressie van de verteller, en dat de twee personen tussen wie een emotie gedeeld wordt op dezelfde golflengte zitten. Het is onfortuinlijk om een ongewenste reactie te geven en daarmee de emotionele intensiteit die de verteller ervaart te vergroten, en in het geval van negatieve emoties, de relatie tussen verteller en luisteraar te beschadigen (Cahn, 1990). Het streven in de praktijk is daarom om misinterpretaties binnen het sociaal delen van negatieve emoties te reduceren.

(4)

Dit onderzoek zal kijken of de steun die de verteller, persoon A, wenst bij het delen van de negatieve emotie boosheid samenhangt met de steunreactie van de luisteraar, persoon B. Door te kijken naar deze wisselwerking kan mogelijk ondervangen worden waar eventuele misverstanden in steunbehoefte en onbegrip over de emotie- intensiteit zich openbaren.

Het delen van emotie met anderen wordt in de psychologie social sharing genoemd. Dit kan worden uitgelegd als het tonen of bespreken van de eigen emoties met een andere persoon, vaak een dierbare. Volgens Kim (2009) leren personen uit met name Westerse landen al op jonge leeftijd om over hun gevoelens te praten, en hiervoor moeten emoties geverbaliseerd worden. Naast non- verbale communicatie is taal voor de verteller daardoor het belangrijkste instrument voor social sharing. Om te kunnen spreken van het fenomeen van social sharing moet er volgens Rimé Mesquita, Philippot & Boca (1991) ten eerste sprake zijn van het uitspreken van de emotie op een wijze waarin sociaal contact gezocht wordt, dat wil zeggen dat er duidelijk richting een andere partij wordt gecommuniceerd. Ten tweede moet er sprake zijn van een 'symbolische luisteraar', dit hoeft niet per definitie een fysiek bestaande persoon te zijn. Social sharing kan daardoor op vele

manieren, niet alleen door mondeling contact maar ook door het op te schrijven in brieven, in een dagboek of (sociale) media (Harber & Cohen, 2005). Volgens Rimé et al. (1991) vindt social sharing plaats in maar liefst 80 tot 95% van situaties met emotionele impact. Uit onderzoek van Rimé, Philippot, Boca & Mesquita (1992) bleek dat social sharing in 90- 96% van de gevallen nog op dezelfde dag als de emotionele gebeurtenis plaatsvindt.

Bij social sharing is de boodschap in de meeste gevallen dus gericht aan een andere persoon (Rimé, 2009), en de praktijk bestaan reacties van luisteraars op het delen van negatieve emoties doorgaans uit het geven van steun. Door Rimé (2009) werd binnen steun grof onderscheid gemaakt in twee typen: socio- affectieve steun en cognitieve steun. Socio- affectieve steun is het tonen van begrip en erkenning voor de situatie, waarbij er troost, comfort en verbinding geboden wordt om de verteller een prettiger gevoel te geven. Onder cognitieve steun verstaat Rimé (2009) het bieden van een nieuw perspectief op de situatie, advies geven en de verteller aanzetten iets te doen aan de

(5)

5 situatie. Voor het geven van deze steun is echter eerst motivatie nodig bij een luisteraar. Volgens onderzoek van Christophe & Rimé (1997) zal blootstelling aan social sharing van een ander individu tot gevolg hebben dat de eigen emoties worden aangewakkerd. In hun onderzoek werd gekeken naar het effect wat luisteren naar andermans emotionele ervaring had op een luisteraar. Daaruit bleek dat luisteraars in de meeste gevallen zeer geïnteresseerd waren, en hoe intenser zij de emotie waarnamen bij de verteller hoe sterker zij deze ook zelf voelden. Dit proces wordt ook wel emotional contagion genoemd, ofwel emotionele besmetting (Hatfield, Rapson & Le, 2009). Dit zal empathie tot gevolg hebben, en de luisteraar zal de verteller graag willen helpen (Rimé, 2009).

Een mogelijke theorie die op basis van bovengenoemde bevindingen gevormd kan worden, is dat mensen die overgaan tot social sharing van hun emotionele ervaring met boosheid op zoek zijn naar steun. Deze steun zal socio- affectief of cognitief zijn, en door de luisteraar aangeboden worden wanneer de de emotie waargenomen wordt bij de verteller. In dat geval zullen luisteraars de emotie ook voelen en overgaan tot het bieden van steun om de verteller te helpen.

Empirische ondersteuning voor deze theorie werd onder andere gevonden in drie studies uit onderzoek van Luminet, Bouts, Delie, Manstead & Rimé (2000). Door hen werden drie

afzonderlijke studies om erachter te komen of het meemaken van iets emotioneels ervoor zorgt dat mensen overgaan tot social sharing. In de studies kreeg steeds één van twee personen uit een tweetal een filmfragment te zien. Dit was neutraal, licht emotioneel geladen of zeer emotioneel geladen. Om te kijken of mensen na het zien van emotioneel geladen filmmateriaal overgingen tot social sharing, werden ze na afloop naar een ruimte gebracht waar de andere proefpersoon op hen wachtte. Uit de resultaten bleek dat na het zien van de zeer emotionele beelden, de deelnemers vaker overgingen tot social sharing dan bij het andere filmmateriaal.

Bovengenoemd onderzoek illustreert het verschijnsel van social sharing. Het ging hier echter over emoties in het algemeen, en niet over negatieve emoties zoals boosheid. In onderzoek van Wetzer et al. (2007) werd er gekeken naar het delen van boosheid, en dan naar de reactie die vertellers wensen te krijgen van luisteraars. Voor dit onderzoek werd aan deelnemers gevraagd om

(6)

zich in te leven in een fictief personage dat zij op video bekeken. Dit personage had een probleem, en uitte haar boosheid hierover tegen een huisgenote. De emotie werd duidelijk gemaakt met taal en gebaren. De deelnemer werd vervolgens gevraagd hoe zij zich zouden voelen in de situatie van het personage, waarna aangegeven moest worden welke reactie het meest wenselijk was. Uit de resultaten bleek dat zij het liefst bevestiging, steun in hun boosheid en het perspectief van een andere persoon wilden. Die reacties zouden gezien kunnen worden als socio- affectieve steun en cognitieve steun. Uit dit onderzoek zou afgeleid kunnen worden dat bij het delen van woede, mensen uitkijken naar een socio- affectieve reactie dan wel een cognitieve reactie.

Bovenstaand onderzoek toont aan dat mensen die hun boosheid delen met anderen graag socio- affectieve en cognitieve steun ontvangen. De onderzoeken die hierboven beschreven zijn bieden empirische ondersteuning voor de geformuleerde theorie dat bij social sharing van boosheid, een verteller socio- affectieve en cognitieve steun wenst van een luisteraar. Dit beslaat echter maar een deel van de huidige onderzoeksvraag, Luminet et al. (2000) toont het fenomeen social sharing aan en Wetzet et al. (2007) onderzoekt de wens van vertellers. De steun die luisteraars bieden is echter nog niet aan bod gekomen in eerdere onderzoeken.

Het huidige onderzoek voegt deze drie factoren samen in een onderzoek naar boosheid. De hypothese die getoetst zal worden is dat wanneer een verteller boosheid deelt, de socio- affectieve en cognitieve steun die hierbij gewenst wordt ook gegeven zal worden door een luisteraar. Deze pilotstudie zal een fysieke interactie faciliteren tussen een verteller en een luisteraar, waarbij

gesproken zal worden over een waargebeurde emotionele ervaring van de verteller waarbij boosheid speelde. Hierbij zal worden gekeken naar zelfgerapporteerde mate van boosheid (persoon A), de steun die daarbij gewenst wordt, en de steun die uiteindelijk geboden wordt door de luisteraar (persoon B). De verwachting is dat vertellers aangeven boosheid te voelen wanneer zij de ervaring delen, en dat zij in dezelfde mate scoren op steunbehoefte als de vertellers scoren op de mate van geboden steun.

(7)

7 Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek deden 20 participanten mee, dit waren 20 vrouwen1. Omdat het een pilotonderzoek betrof waren deze participanten allen bekenden of familieleden van de

onderzoekers. De leeftijden van de 20 betreffende deelnemers lag tussen de 18 en 59 jaar met een gemiddelde van 28.8 jaar oud, en allen hadden ten minste een VMBO- opleiding afgerond. Alle participanten spraken Nederlands als moedertaal. De 20 participanten werden voor het onderzoek onderverdeeld in 10 koppels van elk twee personen van hetzelfde geslacht. Dit gebeurde niet willekeurig, zodat ervoor gezorgd kon worden dat ieder koppel bestond uit twee onbekenden. De reden dat er is gekozen voor twee onbekenden ten opzichte van twee bekenden is dat hier een 'schone interactie' uit voortkomt. Er is dan geen historie van emotionele context tussen de participanten, ze hebben geen patroon ontwikkeld voor het reageren op elkaars emoties en het onderwerp is tussen hen nog onbesproken. Hierdoor is de input van de verteller van sterkere invloed op de reactie van de luisteraar, er zijn op deze manier zo min mogelijk factoren die interfereren in de interactie. Als beloning voor hun deelname ontvingen de participanten een zakje pepernoten en een chocolade- minireep

Procedure

Voor dit onderzoek werden de deelnemers eerst in tweetallen ingedeeld. Deze tweetallen werden per koppel uitgenodigd om op een bepaalde datum en tijdstip naar de universiteit te komen. Hierna werd hen willekeurig de rol van persoon A (verteller) of persoon B (luisteraar) toegewezen. Dit gebeurde door hen blind te laten kiezen uit twee participantnummers die de proefleider vast had, waarbij een oneven nummer gekoppeld was aan rol A en een even nummer aan rol B. Daarna

1 Oorspronkelijk maakte deze dataset onderdeel uit van een groter onderzoek met 40 vrouwelijke deelnemers, waar ook de emotie bezorgdheid werd onderzocht. Die data was echter niet relevant voor de huidige onderzoeksvraag en is daarom niet meegenomen in de analyse.

(8)

werden zij één voor één meegenomen door de proefleider, eerst persoon A en daarna B, en kregen in aparte ruimtes de individuele instructies die bij deze rol hoorden. Na het lezen van de instructies en het tekenen van de informed consent kregen A en B een korte vragenlijst, waarbij persoon A daarnaast kort een emotionele episode diende te beschrijven waarin boosheid speelde. Voor deelnemers met rol A duurde dit onderdeel van het onderzoek daarom altijd iets langer dan rol B. Als de deelnemers klaar waren met hun vragenlijst mochten zij op de deur van de proefleiderkamer kloppen, waarna de proefleider hen dan begeleidde naar de gemeenschappelijke ruimte. Persoon B, die altijd als eerste klaar was, kon daar dan even een tijdschrift lezen in afwachting van Persoon A. Zodra beide participanten samengebracht waren in de gemeenschappelijke ruimte, was het tijd voor de kennismakingsopdracht. Hierbij werd hen gevraagd 5 minuten te discussiëren over zogenaamde 'Dilemma's op dinsdag'. Gedurende deze kennismaking was de proefleider in een andere ruimte. Na deze oefening kwam de proefleider terug om aan te kondingen dat het gesprek zou gaan beginnen, en om de camera aan te zetten. Persoon A kreeg nogmaals uitgelegd dat zij een over een situatie zou gaan vertellen waarin er boosheid of bezorgdheid speelde, en B daar op een natuurlijke manier op mocht reageren, zodat hieruit geen monoloog maar een gesprek zou voortvloeien. Zodra de proefleider de ruimte had verlaten en er een kort geluid klonk, kon het 8 minuten durende gesprek beginnen. Nadat het opnieuw klinken van geluid het einde van het gesprek aankondigde, kregen de deelnemers nog kort te tijd om hun gesprek af te ronden voordat de proefleider de kamer weer betrad om de camera uit te schakelen. Tijdens de eerste 5 sessies van het onderzoek volgde hierna een korte pauze omdat er tijd nodig was om de film te converteren naar het videoprogramma. Tijdens deze pauze konden de deelnemers nog even praten, naar het toilet of even wat drinken. Vanaf het 6e koppel kon het converteren op een snellere computer en was de pauze overbodig. Persoon B werd als eerste teruggebracht naar haar individuele ruimte om het restant van de

vragenlijst in te vullen, en daarna volgde hetzelfde voor A. Vervolgens werd een videoprogramma gestart en kregen zij de film van de interactie terug te zien in fragmenten van 20 seconden waarna steeds drie dezelfde vragen werden gesteld. Eerst kregen de deelnemers als proefsessie de eerste 20

(9)

9 seconden met vragen te zien, om te wennen aan het terugzien van de beelden en om te controleren of het geluid goed stond. De proefleider wachtte hierbij op de gang en startte daarna de echte taak op. Na afloop van deze video cued recall task2 volgde er een digitale debriefing en konden zij terugkomen naar de proefleiderkamer om hun beloning in ontvangst te nemen en eventuele vragen te stellen.

Materialen Locatie

Het huidige onderzoek vond gedurende 10 werkdagen plaats in het Family Lab van de Universiteit van Amsterdam. De ruimtes in het lab waar wij gebruik van hebben gemaakt waren twee kleine kamers met een computer en koptelefoon om de participanten de individuele taken van het onderzoek uit te laten voeren, een grote ruimte voor de interactie genaamd de 'Blue Room' en de controlekamer die hier aan vast zat. De Blue Room was uitgerust met twee gemakkelijke stoelen, een tafeltje met tijdschriften daartussen in en een hoektafel waar water en bekers stonden. De stoelen waren neergezet in een hoek van 90 graden, en vanuit de hoeken van de ruimte was er op beide stoelen een camera gericht. Tot slot stond er recht voor de stoelen een handmatig bedienbare camera op een statief. De achterwand achter de stoelen was een raam waardoor vanuit de

controlekamer de setting kon worden gadegeslagen, maar voor de deelnemers vanuit de Blue Room was dit raam geblindeerd. In de controlekamer bevonden zich computers en het controlepaneel voor de camera's die de interactie opnamen.

Testmateriaal

De deelnemers kregen op hun computer een bestand te zien dat was opgesteld in Qualtrics. Allereerst konden zij hier het informed consent lezen. Hier werd uitgelegd hoe het onderzoek eruit zou komen te zien, en door te tekenen gaven zij hun toestemming om mee te doen (Zie Appendix

2 De data van de Video Cued Recall Task zijn in dit pilotonderzoek niet meegenomen in de analyse, voor het toetsen van de huidige hypothese werden de data van de vragenlijsten voldoende geacht.

(10)

1.a). De vragenlijsten die hierop volgden verschilden voor de deelnemers met rol A en de

deelnemers met rol B. In de vragenlijst van persoon A werd als eerste gevraagd naar de emotionele situatie in kwestie met betrekking op boosheid. Dit diende kort opgeschreven te worden in een hiervoor bestemd tekstvlak, zodat de persoon deze herinnering kon ophalen. Hierna werd gevraagd naar de aanwezigheid van negatieve emoties wanneer er gedacht werd aan de beschreven situatie, aan de hand van 6 emoties. Dit werd gedaan om te meten of boosheid sterker aanwezig was dan andere emoties. Op een 7- punts Likert- schaal aangegeven diende te worden in welke mate die emotie van toepassing was. Deze emoties waren boosheid, bezorgdheid, schuld, verdriet, angst en schaamte, waarbij het meest linkerpunt gelijk stond aan 'helemaal niet' en helemaal rechts aan 'zeer sterk'. Vervolgens werd aan de hand van eenzelfde schaal gevraagd of de situatie door de

deelnemer eerder is besproken met een of meer andere personen, waar het meest linkerpunt stond voor 'helemaal niet' en uiterst rechts voor 'heel vaak'. Ook werd aan persoon A gevraagd hoe goed zij zich op dit moment voelde aan de hand van een 11- puntsschaal waar -5 heel slecht betekende en 5 heel goed. Tot slot volgde een korte vragenlijst over wenselijk gedrag van de gesprekspartner bij de komende interactie, met vragen zoals: 'Als u denkt aan dat u de ander straks zult vertellen over de gebeurtenis en hoe u zich daarbij voelt, in hoeverre zou u dan willen dat de ander u troost?'. Hier moest er gescoord moest worden op een 7- punt Likert schaal waarbij een score van 1 gelijkstond aan 'helemaal niet' en 7 aan 'helemaal wel' (voor de volledige vragenlijsten die zijn gebruikt voor de analyse; zie Appendix 1.b). Deze vragen waren geïnspireerd op de vragen uit het onderzoek van Duprez et al. (2015). De vragenlijst die persoon B kreeg bestond slechts uit de 11- puntsschaal om de huidige gemoedstoestand van de deelnemer te meten. Na de vragenlijsten volgden de

kennismaking en de interactie, waar camera's voor werden gebruikt.

Na de interactie volgde het invullen van de resterende vragenlijsten. Ditmaal diende B aan te geven in welke mate steun gegeven was, met vragen zoals: ''Als u terugdenkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd begrip te tonen?”. Het onderzoek eindigde met de video cued recall task. Hier werd de video afgespeeld in fragmenten van 20 seconden, waarna steeds drie dezelfde

(11)

11 vragen werden gesteld om de mate van steun en het type steun te bepalen. Een voorbeeld van zo'n vraag was: “In hoeverre wilde u graag dat de ander met u mee zou leven tijdens dit fragment?” in het geval van persoon A. Voor B was dat: “In hoeverre had u het gevoel dat u medeleven toonde voor de ander tijdens dit fragment?”. Nadat de film volledig was doorlopen in deze fragmenten waren de deelnemers klaar met het onderzoek.

Overige materialen

Voor de kennismakingsopdracht die voorafging aan het emotionele gesprek is er gekozen voor een neutrale en luchtige interactie om het ijs tussen de deelnemers te breken. Hiervoor werd hen gevraagd 5 minuten te discussiëren over zogenaamde 'Dilemma's op dinsdag' (opgehaald van http://www.dilemmaopdinsdag.nl, 2017), waarbij twee hypothetische onaantrekkelijke scenario's werden geboden waaruit gekozen moest worden. Een voorbeeld van zo'n dilemma is: 'Je zal 25 kilo aankomen en nooit meer verliezen' of 'Je moet 2 jaar in de gevangenis zitten'. In totaal kende deze lijst 10 dilemma's, die aan de deelnemers werden aangeboden op een vel geplastificeerd papier (voor de Dinsdag Dilemma's; zie Appendix 1.c ).

Analyseplan

Voor het onderzoeken van de verkregen data zijn drie analyses gedaan. Als eerst is er met behulp van een T- Test een standaardisatiecheck uitgevoerd waarin gelijke verdeling van leeftijd over de twee rollen werd gecontroleerd. Voor het uitvoeren van een manipulatiecheck werd gebruik gemaakt van een Repeated Measures ANOVA. Hierbij werd voor de 10 deelnemers met de rol van verteller onderzocht in welke mate zij boosheid voelden, vergeleken met vijf andere negatieve emoties. Verder is in de hoofdanalyse de mate van gewenste steun van de verteller afgezet tegen de geboden steun van de luisteraar in een Pearson Correlatie.

(12)

Resultaten

Aan het onderzoek deden 20 deelnemers mee. Hiervan kregen 10 personen de rol van verteller toegewezen tijdens de interactie, en de overige 10 deelnemers hadden de rol van luisteraar. De data van alle 20 deelnemers kon gebruikt worden voor de analyse, er was geen sprake van uitval, uitbijters of andere mogelijke redenen voor onbruikbaarheid van de data. De dataset van dit onderzoek was oorspronkelijk groter, maar alleen de data waarbij boosheid is onderzocht is meegenomen in de analyse.

Om te controleren of de verdeling van de gemiddelde leeftijd van de deelnemers gelijk was over de rollen van verteller en luisteraar, is er een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Eerst is er gekeken of er aan de assumpties van deze t-toets voldaan is. Hiervoor is getest of er voldaan is aan de assumptie van normaliteit, en met een waarde van p< .05 op de Shapiro- Wilk- test was deze assumptie geschonden. Dit komt mogelijk door het zeer kleine sample van deelnemers, en omdat deze schending vrijwel onoverkomelijk is bij een pilotonderzoek met slechts 20 deelnemers is de t-toets toch voortgezet. Vervolgens werd er gekeken naar de assumptie van homogeniteit van

errorvarianties met Levene's Test for Equality of Variances: F(1,18)= .184 en p= .673, dus aan deze assumptie was wel voldaan. Uit de resultaten van de t-toets bleek dat de leeftijd gelijk verdeeld was over de rollen: verteller (M= 28.9 jaar, SD= 15.4) en luisteraar (M= 28.6 jaar, SD= 13.3) met t (18) = .05 en p = .963.

Voor het onderzoeken en vergelijken van de gewenste steun bij boosheid van de verteller en de gegeven steun van de luisteraar tijdens het bespreken van een emotionele episode, is als eerste een manipulatiecheck uitgevoerd om te kijken in welke mate er werkelijk sprake was van boosheid bij de verteller. Hiervoor werd, met behulp van scoring op zes verschillende negatieve emoties, gekeken of boosheid sterker aanwezig was dan de overige 5 emoties bij de verteller (N= 10), tijdens

(13)

13 Een variantieanalyse (Repeated Measures ANOVA) is uitgevoerd op deze gemiddelden met één between-subjects variabele rol (verteller vs. luisteraar, waarbij alleen voor de verteller data beschikbaar waren) en één within-subjects variabele met zes niveaus (de zes emoties). Voorafgaand aan deze analyse is er gecontroleerd of er aan de assumptie van sphericiteit is voldaan, aan de hand van Mauchly's Test of Sphericity. Hieraan bleek voldaan te zijn met W(14)= .08 en p= .222. Uit de resultaten van de Repeated Measures ANOVA kwam boosheid naar voren als de emotie waarop gemiddeld het hoogst gescoord was. Boosheid (M= 5.50, SD= 0.31) verschilde significant met alle andere emoties, F(4,45)= 15.55 met p<.001, behalve met verdriet (M= 4.90, SD= 0.53), p= .975. De resultaten zijn weergegeven in figuur 1. De emotie boosheid is, zoals zichtbaar in de tabel en de figuur, het sterkst aanwezig van alle emoties bij de vertellende deelnemers uit het onderzoek. Op de emotie verdriet na is de gemiddelde score ook significant hoger dan de scores op de emoties schuld, angst, schaamte en bezorgdheid. Deze resultaten komen overeen met de verwachting dat gevoelens van boosheid terugkomen wanneer men een emotionele gebeurtenis waar boosheid speelde,

teruggehaald wordt uit het geheugen.

Tabel 1

Gemiddelde Score op Boosheid, Schuld, Verdriet, Angst, Schaamte en Bezorgdheid met de

bijbehorende Standaarddeviaties (tussen haakjes) en Scoreverschil met Boosheid van de Vertellers voorafgaand aan de Interactie

Emotie Gemiddelde Score Verschil met Score Boosheid Boosheid 5,50 (0,31) 0,00 Schuld 2,10 (0,50) -3,40 Verdriet 4,90 (0,53) -0,60 Angst 2,30 (0,50) -3,30 Schaamte 1,60 (0,40) -3,90 Bezorgdheid 2,80 (0,63) -2,70

(14)

Figuur 1. Gemiddelde score op de aanwezigheid van de zes negatieve emoties door de luisteraars (gemeten aan de hand van zelfrapportage) tijdens het terughalen van de emotionele episode

Bovenstaande manipulatiecheck heeft aangetoond dat de emotionele ervaring nog gevoelens van boosheid bij de vertellers opwekt. Voor het onderzoeken van de relatie tussen gewenste steun van de verteller en de geboden steun van de luisteraar tijdens de interactie werd een correlatie uitgevoerd met de data van alle proefpersonen (N=20), afkomstig van 8 items waarvan 4 gericht op socio- affectieve steun en 4 op cognitieve steun. De gemiddelde scores zijn zichtbaar in Tabel 2.

Twee correlaties (Pearson Correlation) zijn uitgevoerd op deze dataset om voor de twee typen steun de scores van A en B met elkaar te vergelijken. Allereerst werden de data uiteengezet in twee scatterplots, en hieruit kon opgemaakt worden dat aan de assumpties van normaliteit en

(15)

15 van A' afgezet tegen de variabele 'geboden socio- affectieve steun van B'. Uit de resultaten kwam geen significante samenhang naar voren tussen de gewenste mate van socio- affectieve steun door de verteller en de mate van socio- affectieve steun die de luisteraar gerapporteerd heeft te hebben geboden, r= 0.473 met p= .167. In de tweede correlatie werd de variabele 'gewenste cognitieve steun van A' afgezet tegen de variabele 'geboden cognitieve steun van B'. Uit de resultaten kwam opnieuw geen significante samenhang naar voren tussen de gewenste mate van cognitieve steun door de verteller en de mate van cognitieve steun die de luisteraar gerapporteerd heeft te hebben geboden, r= 0.305 met p= .392.

Tegen de verwachting in bleken de de correlaties dus niet significant. Nadat vertellers bij de manipulatiecheck significant hoger scoorden op boosheid dan op alle andere negatieve emoties behalve verdriet, werd verwacht dat bij het delen van deze boosheid de mate van socio- affectieve steun en cognitieve steun die gewenst werd sterkt positief zou correleren met de geboden socio- affectieve en cognitieve steun. Beide correlaties hadden een waarde tussen 0.3 en 0.5 en duiden hiermee op redelijk sterke positieve relaties, maar de p- waardes waren niet significant. De correlaties zijn daardoor niet sterk genoeg om van een duidelijke samenhang te kunnen spreken.

Tabel 2

Gemiddelde Score (M) en bijbehorende Standaarddeviatie (SD) (tussen haakjes) op de items met betrekking tot de Gewenste Socio- Affectieve en Cognitieve Steun door A en de Geboden Socio- Affectieve en Cognitieve Steun door B

Rol Cognitieve Steun Socio- affectieve Steun

Verteller (A) 3,93 (1,09) 4,43 (1,02)

(16)

Discussie

In deze pilotstudie werd onderzocht in hoeverre een verteller behoefte heeft aan socio- affectieve steun en cognitieve steun bij het delen van een emotionele situatie met boosheid, en of deze behoefte overeenkomt met de mate waarin de persoon die luistert in deze steun voorziet. Het meten van de steunbehoefte gebeurde voorafgaand aan het bespreken van de emotionele episode, en het meten van de geboden steun na afloop hiervan. Volgens de hypothese zou de gewenste socio- affectieve- en cognitieve steun van een verteller bij het delen van boosheid sterk samenhangen met de geboden steun van de luisteraar. De theorie hierachter over social sharing van Rimé (2009) en het onderzoek van Wetzer et al. (2007) meenden dat vertellers die een negatieve emotie delen op zoek zijn naar socio- affectieve en cognitieve steun. Uit de resultaten van het onderzoek bleek echter dat de gewenste steun en de geboden steun niet sterk genoeg met elkaar samenhingen om van een sterke relatie te kunnen spreken, hoewel wel gemeten kon worden dat boosheid daadwerkelijk gevoeld werd bij de vertellers. De hypothese dat gewenste steun en

geboden steun sterk met elkaar zullen samenhangen, wordt dus niet ondersteund door de resultaten uit het onderzoek. Dit is het geval voor zowel socio- affectieve steun als cognitieve steun.

Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van significante resultaten is dat de

hoeveelheid deelnemers in het onderzoek te klein is om een duidelijke correlatie te vinden. Voor beide analyses konden namelijk maar tien datapunten worden meegenomen, met twee redelijk sterke positieve correlaties tot gevolg. Mogelijk zal een grotere steekproef in een replicatie van dit onderzoek daarom tot gevolg hebben dat er wel een significante samenhang gevonden wordt tussen geboden en gewenste steun. Om hier achter te komen zal het onderzoek gerepliceerd moeten worden met een grotere steekproef, zodat de power van de toets toeneemt. Dat er met zo'n kleine steekproef als in het huidige onderzoek toch positieve correlaties zijn gevonden, zij het niet

significant, is een veelbelovende aanwijzing voor sterkere effecten in replicatieonderzoek waaraan meer personen deelnemen .

(17)

17 Een andere beperking van dit onderzoek die mogelijk heeft bijgedragen aan het uitblijven van de verwachte resultaten, is dat de aanwezigheid van de emotie boosheid alleen gemeten is bij de vertellers. Hierdoor kon er gesteld worden dat zij boosheid voelden op het moment dat zij de

emotionele ervaring in kwestie ophalen uit hun herinnering, maar in het onderzoek is niet meegenomen wat voor effect die boosheid had op de luisteraars. Volgens Christophe en Rimé (1997) was waarneming van boosheid bij de verteller een voorwaarde voor het bieden van steun, omdat de boosheid dan ook zou kunnen overslaan op de luisteraar. Deze emotionele besmetting (Hatfield, Rapson & Le, 2009) zou dan leiden tot empathie (Rimé, 2009). Die empathie zou de motivatie zijn voor het bieden van steun. In het onderzoek ontbreekt echter een meting waarin de luisteraar aangeeft in hoeverre boosheid bij de verteller wordt waargenomen, waardoor niet gesteld kan worden dat er emotionele besmetting heeft plaatsgevonden. Mogelijk is de boosheid dan niet overgekomen op de luisteraars, en is er te weinig empathie om de passende gewenste reactie te geven op de gedeelde boosheid. Als deze redenering klopt, dan zou het gebrek aan waargenomen boosheid de oorzaak zijn dat de gewenste steun en de geboden steun niet sterk genoeg

overeenkomen. Om hierachter te komen zal er in eventueel vervolgonderzoek dus ook aan de luisteraars gevraagd moeten worden in welke mate zij boosheid waarnemen bij hun

gesprekspartner. Nemen zij de boosheid wel waar maar is er alsnog geen motivatie om op de gewenste manier steun te bieden, dan ligt de reden dat de gewenste steun onvoldoende geboden wordt wellicht bij het bestaan van een empathy gap (Van Boven & Loewenstein, 2005). In dat geval is een luisteraar niet voldoende in staat het perspectief van een verteller aan te nemen, omdat deze afgezwakt wordt door de eigen aannames en attitudes over de besproken situatie. Dit is weer een ander onderzoeksveld in de sociale psychologie, maar hier ligt zeker interessante informatie voor vervolgonderzoek naar de dynamiek tussen verteller en luisteraar bij social sharing van boosheid.

Ondanks bovengenoemde discussiepunten en het gebrek aan ondersteuning van de

hypothese levert het huidige onderzoek als pilot toch interessante en relevante informatie op voor dit onderzoeksgebied. Met een grotere groep deelnemers, een meting van boosheid door zowel

(18)

verteller als luisteraar en het onderzoeken van de motivatie en empathie bij de luisteraars kunnen er met eenzelfde onderzoeksopzet in de toekomst hopelijk duidelijkere resultaten worden geboekt. Boosheid blijkt te kunnen worden opgeroepen door het terughalen van een emotionele episode uit iemands herinnering. Hoewel de samenhang nog niet al te sterk is, lijkt er daarnaast tussen verteller en luisteraar bij het delen van boosheid toch enige dynamiek te ontstaan waarbij men van elkaar kan aanvoelen of er behoefte is aan steun, en welk type steun dit is. Voor het persoonlijke welzijn van mensen die worstelen met emotionele ervaringen is het belangrijk dat zij de steun krijgen waar zij behoefte aan hebben wanneer zij hun emotie delen. We wenden ons tenslotte tot onze vrienden, familie of zelfs vreemden als we nare emoties ervaren, voor zowel informatie als steun (Zech & Rimé, 2005). Het huidige onderzoek geeft inkijk in de wisselwerking tussen steunbehoefte en steunaanbod, en laat zien waar men nog van elkaar kan leren als we elkaar een hart onder de riem willen steken.

(19)

19 Literatuur

Cahn, D. D. (1990). Perceived understanding and interpersonal relationships. Journal of Social and Personal Relationships, 7(2), 231-244.

Christophe, V., & Rimé, B. (1997). Exposure to the social sharing of emotion: Emotional impact, listener responses and secondary social sharing. European Journal of Social Psychology, 27(1), 37-54.

Dilemma's op dinsdag (2016). In Archief. Opgehaald van http://www.dilemmaopdinsdag.nl Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2015). Motives for the social

sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships, 32(6), 757-787.

Harber, K. D., & Cohen, D. J. (2005). The emotional broadcaster theory of social sharing. Journal of Language and Social Psychology, 24(4), 382-400.

Hatfield, E., Rapson, R. L., & Le, Y. C. (2009). Emotional contagion and empathy. MIT. Cambridge, MA.

Horowitz, L. M., Krasnoperova, E. N., Tatar, D. G., Hansen, M. B., Person, E. A., Galvin, K. L., & Nelson, K. L. (2001). The way to console may depend on the goal: Experimental studies of social support. Journal of Experimental Social Psychology, 37(1), 49-61.

Kim, H. S. (2009). Social sharing of emotion in words and otherwise. Emotion Review, 1(1), 92-93. Luminet IV, O., Bouts, P., Delie, F., Manstead, A. S., & Rimé, B. (2000). Social sharing of emotion following exposure to a negatively valenced situation. Cognition & Emotion,14(5), 661-688. Luminet, O., Zech, E., Rimé, B., & Wagner, H. (2000). Predicting cognitive and social

consequences of emotional episodes: The contribution of emotional intensity, the five factor model, and alexithymia. Journal of Research in Personality, 34(4), 471-497.

(20)

of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, Vol. 42, no.6, p. 672-681. Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical

review. Emotion Review, 1, 60-85.

Rimé B., Mesquita, B., Philippot, P., & Boca, S. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition and Emotion, 5, 435-465. Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social

consequences of emotion: Social sharing and rumination. European review of social psychology, 3(1), 225-258.

Van Boven, L., & Loewenstein, G. (2005). Empathy gaps in emotional perspective taking. Other minds: How humans bridge the divide between self and others, 284-297.

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: testing the emotion ‐response congruency hypothesis. European Journal of Social Psychology, 37(6), 1310-1324.

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects

on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology and Psychotherapy, 12, 270-287.

Appendix 1. A: Informed Consent

(21)

21 Informed consent

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat je op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe mensen hun emotionele ervaringen delen met anderen en hoe hier vervolgens op gereageerd wordt.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

In dit onderzoek zal je gekoppeld worden aan een andere participant: je gesprekspartner. Bij aanvang zullen jullie een rol toegewezen krijgen (luisteraar dan wel verteller), waarbij jullie specifieke individuele instructies zullen krijgen. Indien je de rol krijgt van de verteller, betekent dit dat je terug zult denken aan een recente emotionele ervaring, die je met de luisteraar zult gaan delen. Indien je de rol van luisteraar toebedeeld krijgt, zal je gesprekspartner jou over zijn of haar ervaring vertellen.

Vervolgens zullen jullie een paar minuten de tijd krijgen om elkaar wat beter te leren kennen door middel van een korte leuke opdracht. Hierna is het de bedoeling dat jullie een gesprek gaan voeren over de emotionele gebeurtenis, dat zal worden opgenomen op camera. Na afloop zullen jullie apart van elkaar het gesprek in fragmenten terugkijken, waarover jullie korte vragen zullen

beantwoorden, gevolgd door nog een algemene vragenlijst. VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

De onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt voor zover de data dit toelaten. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder je uitdrukkelijke toestemming. De camerabeelden zullen alleen worden gebruikt voor onderzoeks- en trainingsdoeleinden en zullen door ons niet op een andere manier publiek worden gemaakt.

VRIJWILLIGHEID

Als je nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor je hebben. Als je tijdens het onderzoek zelf besluit je

medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor je hebben. Tevens kun je 24 uur na dit onderzoek alsnog je toestemming om gebruik te maken van je gegevens intrekken. Je kunt je medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht je je medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen je gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

(22)

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor je gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht je vragen hebben over dit onderzoek of over het gebruik van de

camerabeelden, vooraf of achteraf, dan kun je je wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Mw. L.S. Pauw (L.S.Pauw@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129B, kamer 2.34, 1018 WS Amsterdam). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kun je je wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, dr. Mark Rotteveel (telefoonnummer: 020 5256713, e-mail: m.rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129B, kamer 2.32, 1018 WS Amsterdam).

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.”

O Ja, ik geef hierbij toestemming

O Nee, ik geef geen toestemming en wens te stoppen met dit onderzoek

1. B: Vragenlijsten Persoon A (Verteller)

Manipulatiecheck Emoties gemeten voorafgaand aan de interactie

(23)

23

Boosheid

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Bezorgdheid

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Schuld

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Verdriet

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Angst

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Schaamte

Zeer zwak Zeer sterk

1 2 3 4 5 6 7

Gewenste mate van steun gemeten voorafgaand aan de interactie

Als u zich nu voorstelt dat u de ander straks zult vertellen over de gebeurtenis en hoe u zich daarbij voelt, in hoeverre wilt u dat de ander..

1. u troost

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

2. begrip toont

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

3. u helpt om een ander perspectief op de situatie te verkrijgen

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

(24)

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

5. u helpt om betekenis te vinden in wat er is gebeurd

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

6. een perspectief van buitenaf biedt

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

7. steun biedt

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

8. wat er gebeurd is in perspectief plaatst

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

Persoon B (Luisteraar)

Geboden mate van steun gemeten na afloop van de interactie

Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd..

1. uw gesprekspartner te helpen een ander perspectief op de situatie te verkrijgen

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

2. de ander te troosten

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

3. begrip te tonen

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

4. een perspectief van buitenaf te bieden

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

5. wat er gebeurd is in perspectief te plaatsen

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

6. steun te bieden

Helemaal niet Helemaal wel

(25)

25

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

8. empathie te tonen

Helemaal niet Helemaal wel

1 2 3 4 5 6 7

1. C: Dilemma's op Dinsdag

Dilemma op Dinsdag

Om jullie als gesprekspartners aan elkaar voor te stellen en wat beter te laten leren kennen leggen we jullie Dinsdag Dillema’s voor. Hierbij word je gevraagd een keuze te maken tussen twee zaken

(26)

die even (on)aantrekkelijk zijn. Lees deze dilemma’s aan elkaar voor, maak een keuze en discussieer hierover. Als je moest kiezen, wat zou je dan liever willen?

Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor. Na 5 minuten zal de proefleider terugkomen om verdere instructies te geven.

• Je loopt de rest van je leven op zowel handen als voeten OF je ogen zitten voor de rest van je leven vast aan de zijkant van je hoofd

• Je kleding is van crêpe papier OF je praat alsof je dronken bent

• Als je iemand ziet hardlopen moet je 100 meter mee rennen OF je moet het hardop aankondigen als je moet poepen

• Je moet alle klinkers heel laaaaaaaaaaaaaaang uuuuuuuuuuuuuitspreken OF je hebt maar 1 dag weekend

• Je hebt een robot-butler OF je onthoudt alles wat je leest

• Elke keer als je een regenboog ziet, verander je van seksuele geaardheid OF je moet elke week een feestelijke parade organiseren

• Voor de rest van je leven in de Efteling werken OF je eten wordt voor de rest van je leven voorgekauwd door iemand anders

• Je moet 1 dag per week uit de vuilnisbak van je buurman eten OF je windjes zijn zichtbaar • 25 kilo aankomen en nooit meer verliezen OF 2 jaar in de gevangenis zitten

• Je hebt geen uitdrukking in je gezicht OF je moet ‘s nachts om 03.00uur 1 kilometer achteruit rennen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Some of the positive effects associated with multiple identity in the intergroup context, such as intergroup bias reduction, have been found to only take place among minority groups

Zij kunnen frustratie en tegenslag niet voor hun kinderen weghouden.. Kinderen moeten hiermee

- Bespreken met cliënt (waarom is het belangrijk en welke informatie wil je delen?). - Bespreken met collega (welke informatie wil je hebben

Verder vond het oudere echtpaar dat de bomen er al stonden toen het jongere echt- paar er kwam wonen en dat ze deze overlast dus konden voorzien.. Als je bij aankoop van een huis

By using a questionnaire and semi- structured interviews the results showed that the most important qualities are locus of control for internalization of some transactions,

Offerman and Van der Veen form groups in the PPG consisting of six individuals and find significantly different effects of a subsidy introduction on contributions

Het totale bedrag dat hij uitspaart door geen wind-delen te kopen en geen onderhoudskosten te betalen, zet hij direct aan het begin van de periode van 16 jaar op een spaarrekening

Als het op de spaarrekening gezette bedrag niet van het uiteindelijk gespaarde bedrag is afgetrokken, hiervoor 2