• No results found

Op tournee met de Cid - De verspreiding van een Europese theaterhit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op tournee met de Cid - De verspreiding van een Europese theaterhit"

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op tournee met de Cid

De verspreiding van een Europese theaterhit

(2)

2

Voorwoord

Dit onderzoek is gedaan in het kader van een breder project over toneel in de Gouden Eeuw aan de Universiteit van Amsterdam. Meerdere studenten doen onderzoek naar de

verschillende aspecten van theater in het zeventiende-eeuwse Europa en de belangrijke rol van Amsterdam in dit internationale netwerk. De voornaamste bron voor dit onderzoek is de online databank ONSTAGE, Online Datasystem of Theatre in Amsterdam in the Golden Age.1 Belangrijk initiatiefnemer hiervan is Frans Blom, wiens ideeën en inzichten aan de basis liggen van deze scriptie.

(3)

3

Inhoud

Voorwoord 2

Inleiding 4

De Amsterdamse Schouwburg en het toneelstuk De Cid

Import 8

Oorsprong in Spanje: Castro’s Las mocedades del Cid Verspreiding via Frankrijk: Le Cid van Corneille

La Querelle du Cid

Le Cid versus Las mocedades: verschillen, overeenkomsten en de transfer

De Cid in Nederland: Van Heemskercks De verduytste Cid Johan van Heemskerck

De Cid naar de Schouwburg

Export 26

Europese verspreiding van Le Cid

Via Nederland naar Duitsland: Greflingers Cid

Tekstvergelijking 40

De verduytste Cid versus Le Cid

Greflingers Cid versus het Frans en Nederlands

Conclusie 50

(4)

4

Inleiding

De Amsterdamse Schouwburg en het toneelstuk De Cid

Toneel was een zeer belangrijk onderdeel van het culturele leven in Amsterdam tijdens de Gouden Eeuw. Dat was het al voordat de stad een officieel theater bouwde, maar sinds de oprichting van de eerste officiële Amsterdamse Schouwburg in 1637 werd het dat nog meer. Voordat de Schouwburg opgericht werd, bestonden er in Amsterdam verschillende

rederijkerskamers. Omdat er nog geen vast theater bestond, traden de leden van deze kamers voornamelijk op in openbare ruimtes of in ruimtes die tijdelijk dienst deden als theater. Als opstapje naar een vast theater werd in 1617 door Samuel Coster en enkele medestanders zoals Bredero en Hooft, die uit onvrede de rederijkerskamer De Eglantier verlieten, de

Nederduytsche Academie opgericht aan de Keizersgracht.

De Academie werd echter al snel te klein voor de groeiende vraag naar toneel in Amsterdam. Er werd daarom besloten de houten Academie te vervangen door een groter, prestigieuzer theater. Dit gebouw werd ontworpen door Jacob van Campen, onder andere bekend als architect van het Paleis op de Dam. Eind 1637 was het gebouw af en het zou op Tweede Kerstdag geopend worden met het stuk Gijsbreght van Aemstel van Joost van den Vondel. Deze première werd echter tegenhouden door de kerk en uiteindelijk vond de officiële opening van de eerste echte Amsterdamse Schouwburg plaats op 3 januari 1638.2

De kosten van dit ambitieuze project werden gedragen door het Weeshuis en het Oudemannenhuis, twee instanties die al lange tijd betrokken waren bij het Amsterdamse toneel. Dit betekende dat de opbrengsten van de Schouwburg return on investment waren voor deze twee partijen. De Amsterdamse Schouwburg werd daarmee een culturele instantie die op winst gericht was, er moesten inkomsten gegenereerd worden voor het Wees- en Oudemannenhuis. De programmering kwam in dienst hiervan te staan; het was zaak stukken op te voeren die veel publiek zouden trekken.

Lange tijd is er gedacht dat deze publiekstrekkers voornamelijk Nederlandse

klassiekers van bijvoorbeeld Vondel en Hooft waren. Hier wordt tot op de dag van vandaag de nadruk op gelegd in literatuur over de Amsterdamse Schouwburg en dit zijn de stukken waar veel Nederlanders aan denken bij toneel uit de Gouden Eeuw. Maar na recente

inventarisatie van overgeleverde bronnen blijkt dat veel van de allergrootste succesnummers van de Schouwburg afkomstig waren uit het buitenland. De informatie uit deze bronnen is onder leiding vanFrans Blom en professorLia van Gemert van de Universiteit van

Amsterdam vastgelegd in de online databank ONSTAGE.

Via deze databank kan precies achterhaald worden hoe vaak bepaalde stukken opgevoerd werden. Uit de gegevens blijkt dat vooral oorspronkelijk Spaanse stukken het ontzettend goed deden bij het Nederlandse publiek en keer op keer, jaar na jaar terugkeerden op het toneel. Deze Spaanse stukken werden door Nederlandse auteurs vertaald en vaak ook bewerkt. Meestal ging dit via een tussenvertaler, omdat niet veel Nederlanders de Spaanse taal beheersten. Maar bij het allereerste oorspronkelijk Spaanse stuk ging dit anders. Het in 1641 voor het eerst opgevoerde stuk De verduytste Cid van Johan van Heemskerck is een

2 Zie voor een uitgebreide geschiedenis van de Amsterdamse Schouwburg: J.A. Worp, Geschiedenis

(5)

5 vertaling uit het Frans. Het Franse stuk, Le Cid van Corneille, is een van de bekendste

toneelstukken uit de zeventiende eeuw en is op zijn beurt een bewerking van een Spaans stuk, Las mocedades del Cid van Guillén de Castro.

De verduytste Cid kwam dus via Frankrijk naar Nederland. Maar hoe is dit precies gegaan? Hoe kreeg Corneille een Spaanse tragikomedie in handen en hoe maakte hij daar zo’n groot succesnummer van? Hoe verplaatste dit stuk zich vervolgens naar Nederland, en de rest van Europa? Deze vragen zullen in het vervolg van deze scriptie beantwoord worden. Er wordt een analyse gemaakt van de Europese transfer van dit populaire stuk. Niet alleen wordt beschreven hoe de Cid in Nederland terechtkwam, maar ook hoe het stuk zich vanuit Amsterdam verder verspreidde naar Duitsland. Nadat vastgesteld is hoe het stuk zich door Europa verplaatst heeft, worden de drie voor ons meest relevante versies, de Franse, de Nederlandse en de Duitse, met elkaar vergeleken om te zien hoe de verschillende teksten zich tot elkaar verhouden en hoe het stuk veranderde in een nieuwe omgeving. Uiteindelijk zal blijken welke reis – of tournee, om bij het thema te blijven – de Cid door Europa afgelegd heeft en hoe belangrijk ‘theaterstad’ Amsterdam hierbij geweest is. Voordat we beginnen met de daadwerkelijk transferanalyse, zullen hier een aantal details van het stuk De verduytste Cid uitgewerkt worden.

De verduytste Cid werd voor het eerst opgevoerd op 2 mei 1641. In ruim een eeuw tijd, tussen 1641 en 1768, is het in totaal 230 keer opgevoerd en is daarmee het vijfde meest populaire stuk aller tijden in het repertoire van de Amsterdamse Schouwburg. In de eerste maand werd het al direct zes keer opgevoerd en in de rest van het jaar 1641 nog eens vijf keer. Het exacte aantal opvoeringen per jaar voor de gehele periode is terug te vinden in grafiek 1. Zoals de grafiek laat zien, vermindert het aantal opvoeringen na een aantal jaar, maar wordt het stuk wel redelijk constant zo’n twee keer per jaar opgevoerd tot aan het einde van de periode, vlak voor de grote brand die de Amsterdamse Schouwburg aan de

Keizersgracht in 1772 zou verwoesten.

Het stuk slaagde er dus in door de jaren heen publiek te blijven trekken. Dat de zaal niet leeg bleef, is onder andere te zien aan het feit dat het stuk in de jaren zestig en zeventig zelfs een stuk meer inkomsten genereerde dan in de jaren veertig. Op sommige avonden werd er meer dan 300 gulden verdiend, terwijl het stuk in 1641 op z’n meest 193 gulden opbracht. Hierbij moet wel als kanttekening geplaatst worden dat het stuk in 1641 zonder begeleidende klucht opgevoerd werd en in de jaren zestig en zeventig met, wat bijdraagt aan de hogere opbrengsten per avond. Bovendien is in die tijd de Schouwburg vergroot, zodat ook de bezoekersaantallen omhoog gingen. Over de gehele periode waren de gemiddelde

opbrengsten van de Cid redelijk hoog en dit geeft aan dat mensen naar het theater bleven komen, wat het stuk tot één van de populairste stukken van de Schouwburg heeft gemaakt.

(6)

6 Wat kregen de mensen die naar De verduytste Cid kwamen kijken te zien? Het stuk gaat over de Spaanse held Rodrigo (‘el Cid’) en zijn geliefde Chimène. Belangrijke thema’s zijn liefde en eer. Rodrigo en Chimène zijn verliefd op elkaar en een huwelijk tussen de twee wordt ook als geschikt geacht. Maar dan beledigt de vader van Chimène de vader van Rodrigo, die hij als een mindere ziet. Rodrigo kan dit niet op zich laten zitten en vermoordt de vader van Chimène uit eerwraak. (Deze actie werd niet gespeeld, maar was bij sommige voorstellingen als zogenaamde vertoning op het toneel te zien; de acteurs vormden een levend schilderij waardoor het publiek wist wat er gebeurd was.3 Voor een voorbeeld hiervan, zie afbeelding

8.) Chimène op haar beurt vraagt de Spaanse Koning om Rodrigo de doodstraf te geven voor zijn daad, ondanks haar liefde voor hem. Uiteindelijk besluit de Koning tot een duel tussen Rodrigo en Don Sanche, die zich daar als aanbidder van Chimène vrijwillig voor aangeboden heeft. Degene die dit duel wint moet met Chimène trouwen.

Na het duel verschijnt Don Sanche voor Chimène, waaruit zij direct de conclusie trekt dat Rodrigo verloren heeft en dood is, nog voordat Don Sanche iets kan zeggen. Hoewel zij hier zelf om gevraagd heeft, is zij hier kapot van. Maar uiteindelijk blijkt dat Rodrigo de overwinnaar was en besloten had Don Sanche te laten leven. De uitkomst is dus alsnog dat Rodrigo en Chimène zullen trouwen en de liefde komt dus als echte overwinnaar uit de strijd.

Het stuk bestaat uit lange dialogen en monologen. De toeschouwers zagen

gebeurtenissen als de moord op Chimènes vader en het duel tussen Rodrigo en Don Sanche niet daadwerkelijk op het toneel. Bij sommige stukken werd van dit soort gebeurtenissen verslag gedaan, maar bij de Cid moet het verloop van de gebeurtenissen blijken uit de monologen en dialogen van de personages. Ook werden veel toneelstukken later een stuk spectaculairder. De Cid was dat niet, mede vanwege het feit dat het op de bewerking van

3J. van Thill, Verscheide vertooningen, geschikt ter versieringe van eenige toneel-spelen die op den

Amsteldamschen schouburg vertoont werden, Amsterdam: Hendrik Stockink, 1753: 3-4.

(7)

7 Corneille gebaseerd was en niet op het Spaanse origineel. Het spektakel was namelijk vooral iets Spaans en dus vooral te zien in stukken die direct op een Spaans stuk gebaseerd waren. Wel viel het nog steeds duidelijk in het genre tragikomedie. Vanwege het dramatische verloop met de goede afloop werd het stuk met recht een ‘bly-endend treurspel’ genoemd.

Op basis van de inhoudelijke kennis van het stuk en de context van de Amsterdamse

Schouwburg kan nu aangevangen worden met de daadwerkelijk analyse van de verspreiding van de Cid door Europa. In het hoofdstuk Import wordt allereerst onderzocht hoe het stuk vanuit Spanje in Frankrijk terechtgekomen is en vervolgens hoe het vanuit Frankrijk naar Nederland verplaatst is. Het daaropvolgende hoofdstuk Export laat kort zien dat het stuk vanuit Frankrijk niet alleen Nederland bereikt heeft maar zich ook door de rest van Europa verspreidde en gaat daarna in op de toneelexport vanuit Nederland naar Duitsland. In het laatste hoofdstuk, Tekstvergelijking, worden de Franse, Nederlandse en Duitse teksten met elkaar vergeleken om te zien wat er in de verschillende landen en talen aan het stuk verandert en wat er juist hetzelfde blijft. Uiteindelijk zal in de conclusie samengevat worden hoe de tournee die de Cid door het zeventiende-eeuwse Europa maakte eruitzag, wat dit met het stuk gedaan heeft en hoe belangrijk de rol van Amsterdam geweest is in de verspreiding van dit populaire toneelstuk. De nadruk zal hierbij liggen op het unieke karakter van de Cid binnen het bredere onderzoek naar toneel in de zeventiende eeuw.

(8)

8

Import

Oorsprong in Spanje: Castro’s Las mocedades del Cid

Toneelschrijver Guillén de Castro (1569-1631) is een van de grote auteurs van het theater in de Spaanse Gouden Eeuw. Hij werd sterk beïnvloed door zijn tijdgenoot en goede vriend Lope de Vega. Vega bracht grote veranderingen voort in het theater met zijn vernieuwende stukken die zich niks aantrokken van klassieke regels. Castro volgde hem hierin en schreef voornamelijk komische drama’s (of tragikomedies) waarin veel gebeurde en die vaak over historische thema’s gingen. Hoeveel stukken hij precies geschreven heeft, is niet bekend. De schattingen variëren van 24 tot 45.4 Een paar van zijn bekendere stukken zijn onder andere La fuerza de la sangre en El curioso impertinente, beide gebaseerd op het werk van Cervantes. Tussen 1612 en 1615 werkte Castro aan het toneelstuk dat zijn bekendste werk zou worden: Las mocedades del Cid, gepubliceerd in 1618. Dit stuk over de middeleeuwse Spaanse held Rodrigo Díaz de Viar, ofwel de Cid, was Castro’s grootste succes.

Las mocedades del Cid is gebaseerd op verschillende liederen en teksten die vanaf de dertiende eeuw over de historische held verschenen. De liederen vertellen over het leven van Rodrigo Díaz de Vivar (1043-99), die vanwege zijn heldhaftige optreden in de strijd tegen de Moren tijdens de Reconquista ‘el Cid’ (de heer) werd genoemd. Deze Rodrigo heeft

daadwerkelijk bestaan, maar er bestaat in de literatuur discussie over het waarheidsgehalte van de liederen over de held. De representatie van de Cid in de liederen wijkt waarschijnlijk nogal af van zijn daadwerkelijke leven.5 In ieder geval hebben deze populaire liederen ter

inspiratie van Castro’s toneelstuk gediend. Daarbij was de auteur waarschijnlijk altijd al geïnteresseerd in de Cid, omdat hij een afstammeling is van dezelfde familie als de held.6

De toneelschrijver heeft geen fysieke toegang gehad tot een groot deel van de oude bronnen, want het belangrijkste middeleeuwse heldendicht over de Cid, Cantar de mio Cid (of El Poema del Cid) is pas in de achttiende eeuw ontdekt.7 Castro heeft zijn drama

gebaseerd op wat hij van deze verhalen wist en wat er door de orale traditie werd

overgeleverd.8 Ook was hij waarschijnlijk bekend met het aan het eind van de veertiende eeuw anoniem verschenen Primera Crónica General de España. In deze historische kroniek over Spanje wordt het leven van Rodrigo uitgebreid behandeld en dit werk heeft er voor gezorgd dat hij een nationale held werd.9 Daarnaast heeft Castro mogelijk gebruik gemaakt

van de biografie over de Cid Historia y Romancero del Cid van Juan de Escobar, verschenen

4 Mary Parker, red., Spanish Dramatists of the Golden Age: A Bio-bibliographical Sourcebook,

Westport: Greenwood Press, 1998: 53.

5 Over dit onderwerp: J.A. van Praag, Huidige opvattingen over den Cid der historie, Groningen/Den

Haag: Wolters, 1930.

6 Henryk Ziomek, A History of Spanish Golden Age Drama, Lexington: The University Press of

Kentucky, 1984: 83.

7 Parker 1998: 54. 8 Ibid.

9 Wilfried Floeck, ‘Las mocedades del Cid’ von Guillén de Castro un ‘Le Cid’ von Pierre Corneille. Ein

(9)

9 rond 1605. De structuur en de chronologie van de gebeurtenissen van het stuk komen

namelijk sterk overeen met deze biografie.10

Met Las mocedades del Cid verwerft Castro grote bekendheid als toneelschrijver in Spanje. Het stuk wordt erg populair. De thema’s liefde en eer slaan goed aan bij het Spaanse publiek, dat dol is op de nieuwe ‘comedias’ en het toneel voornamelijk als volksvermaak ziet.11 Castro raakt met zijn Mocedades precies de juiste snaar, dezelfde snaar die Lope de

Vega in die tijd ook steeds weet te raken. De al eerder genoemde tragikomedies worden ontzettend populair. Deze stukken wijken volledig af van de traditie van het klassieke toneel: de eenheden van tijd, plaats en handeling van Aristoteles worden compleet losgelaten. Het publiek ziet graag veel spanning, veel gebeurtenissen en een goede dosis liefde en moed. De Mocedades heeft deze ingrediënten allemaal en wordt zo Castro’s meest populaire stuk.

Op Las mocedades del Cid volgde ook nog een tweede deel: Segunda de las hazañas del Cid, eveneens gepubliceerd in 1618. In dit tweede deel is de Cid betrokken bij conflicten omtrent de troonopvolging. Dit deel is een stuk minder bekend geworden dan het eerste deel. Dit heeft onder andere te maken met de thematiek van Las hazañas, die een stuk minder aansprekend is voor een groot publiek. Maar het heeft voornamelijk te maken met het feit dat Le Cid van Corneille alleen gebaseerd is op Las mocedades en niet op Las hazañas. In Europees perspectief is het namelijk Pierre Corneille’s versie van het verhaal die grotendeels verantwoordelijk is geweest voor de blijvende bekendheid van Castro. Het is diens Le Cid geweest die voor de grote internationale verspreiding van het stuk gezorgd heeft.

10 Er bestaat over dit punt echter wel discussie, omdat van beide werken de datering niet zeker is en

het dus niet met zekerheid te zeggen is welk werk als eerste verscheen (o.a. Floeck 1969: 36 en Parker 1998: 54).

11 Arnold Arens, Zur Tradition und Gestaltung des Cid-Stoffes, Frankfurt am Main: Akademische

Verlagsgesellschaft, 1975: 148-149.

Afbeelding 1: Titelpagina van een tekstboekje van

(10)

10

Verspreiding via Frankrijk: Le Cid van Corneille

Pierre Corneille (1606-1684) is een van de bekendste Franse toneelschrijvers uit de

zeventiende eeuw. Hij is, samen met Jean Racine, een van de belangrijkste auteurs binnen de literaire stroming van het Classicisme, dat zich onder de naam Frans-classicisme ook naar Nederland verspreid heeft. Het Classicisme werd vooral in de tweede helft van de eeuw belangrijk. Maar Corneille schreef zijn eerste toneelstuk, Mélite, al in 1629. In totaal schreef hij meer dan dertig stukken. In zijn beginjaren schreef hij voornamelijk komedies, maar met zijn latere treurspelen is hij het meest bekend geworden en op dat genre heeft hij als schrijver ook de meeste invloed gehad. Le Cid, zijn eerste tragikomedie, markeert het begin van deze periode van succes en bekendheid en is daarmee een van de belangrijkste stukken uit zijn oeuvre.

Corneille publiceerde Le Cid in maart 1637, nadat het stuk aan het begin van hetzelfde jaar voor het eerst werd opgevoerd in het Théâtre du Marais in Parijs.12 De Cid sloeg direct aan bij het publiek, het stuk werd in korte tijd meerdere keren achter elkaar opgevoerd en men was laaiend enthousiast. Dit blijkt ook uit de opbrengst die het stuk opleverde. Een anonieme bron vermelde in 1637 dat Le Cid meer opbracht dan de tien beste stukken van andere auteurs op dat moment bij elkaar.13 Ook werd het stuk al snel opgepikt

door reizende theatergezelschappen, die het stuk door heel Frankrijk en zelfs buiten de landsgrenzen opvoerden, wat waarschijnlijk sterk bijgedragen heeft aan de grote internationale verspreiding van de Cid.

12 Er is een tijdje gedacht dat het stuk voor het eerst in november of december 1636 opgevoerd is,

maar uit een betrouwbare brief van Jean Chapelain, lid van de Académie française, blijkt dat het stuk in januari 1637 in première is gegaan. Uit dezelfde brief blijkt overigens ook dat het stuk direct ontzettend populair was bij het publiek. Uit: Margitic, Milorad R., red., Le Cid, tragi-comédie: édition

critique, Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company, 1989: xi-xii.

13 Margitic 1989: xvii.

Afbeelding 2: Titelpagina van Le Cid uit 1637. (Bron: Google Books)

(11)

11

La Querelle du Cid

Niet iedereen kon dit vernieuwende toneelstuk echter waarderen. Enkele classicistische toneelschrijvers, waaronder Jean Mairet, Georges de Scudéry en kardinaal de Richelieu, oprichter van de Académie française, waren van mening dat Corneille zich niet aan

Aristoteles’ regels van eenheid van tijd, plaats en handeling hield. Deze drie-eenheid werd in die tijd in Frankrijk streng bewaakt. Corneille had dan ook wel gepoogd zich aan deze regels te houden in Le Cid, maar was daarin volgens zijn tegenstanders niet geslaagd. Volgens het uitgebreide commentaar onder de titel Observations sur le Cid van De Scudéry was het verhaal daardoor ongeloofwaardig: het kon niet dat de verschillende handelingen allemaal binnen het tijdsbestek van één dag plaatsvonden, daarvoor gebeurde er te veel.14 Corneille beriep zich in zijn reactie op het waargebeurde karakter van Le Cid.

Met dit over en weer gediscussieer ontstond een ware ‘strijd’ rond deze kwestie, ‘la Querelle du Cid’ genoemd. Niet alleen de geloofwaardigheid van het stuk werd bekritiseerd, ook de originaliteit ervan werd aangevallen. Volgens Mairet had Corneille het stuk letterlijk vertaald uit het Spaans en pleegde daarmee plagiaat. Dit verwoordde hij, onder een Spaans pseudoniem ‘Don Baltazar de la Verdad’, in een gedicht: L’Auteur du vrai Cid espagnol, à son traducteur francais.15 Corneille schreef in zijn gedicht Excuse à Ariste, dat

hoogstwaarschijnlijk dateert van vlak na het verschijnen van zijn Cid16: ‘je ne dois qu’à moy seul toute ma renommée’, (‘ik heb mijn roem volledig aan mijzelf te danken’).17 Dit citaat greep Mairet aan om zijn punt te maken dat Corneille zijn stuk als origineel bestempelde, terwijl het stuk oorspronkelijk van Guillén de Castro is. Hier zinspeelde hij vervolgens op door in zijn satirische gedicht steeds in elk couplet te benoemen waar Corneille zijn roem dan wél aan te danken had. Ter illustratie enkele passages uit het gedicht van Mairet:

Je parle à toy vanteur, dont l’audace achevée, S’est depuis quelques jours dans le Ciel eslevée. Aus mepris de la Terre, & de ses Habitants, A toy dont l’insolence en tes escrits semée Et bien digne du fast des plus fous Capitans, Soustient que ton merite a fait ta renommée.

Les noms de deux ou trois, don’t tu veux faire acroire, Qu’en les traittant d’esgaux tu les combles de gloire Dans l’Espagne, & plus outre avoient déja couru, Mais de ton froid esprit qui se paist de fumée, Rien certes dans Madrid n’avoit jamais paru, Et le Cid seulement y fait ta renommée

14 Armand Gasté, La Querelle du Cid. Pièces et pamphlets, publiés d’après les originaux, Genève:

Slatkine Reprint, 1970: 71-111.

15 Ibid: 67-68.

16 Jean-Marc Civardi, La querelle du Cid (1637-1638), Paris: Honoré Champion, 2004: 27. 17 Gasté 1970: 64.

(12)

12 Je croy que ce sujet esclatant sur la scene,

Puis qu’il ravit te Tage a pu ravir la Seine; Mais il ne fallout pas en offencer l’autheur, Et par une impudence en orgueil confirmée, Asseurer d’un langage aussi vain qu’imposteur Que tu dois a toy seul toute ta renommée.18

Als reactie op het commentaar van onder andere Mairet en De Scudéry schreef Corneille een Lettre apologitique, waarin hij op de verschillende zaken inging.19 Hij gaf onder andere aan welke en hoeveel verzen hij aan Castro ontleend had (dit waren volgens hem 72 verzen, in werkelijkheid zijn het er 88), maar benadrukte dat het grootste deel niet letterlijk vertaald was.20 Ook tegen de andere aantijgingen verdedigde hij zich. Nadat steeds meer mensen zich met de zaak waren gaan bemoeien, zowel voor als tegen Corneille, kwam het stuk uiteindelijk op aandringen van De Scudéry bij de Académie francaise terecht. Na vijf maanden lang uitgebreid studie verricht te hebben, presenteerde de Académie in november 1637 Les Sentiments de l’Académie française sur la tragi-comédie du Cid.21 Hierin krijgt De Scudéry

grotendeels gelijk; Corneille zou zich niet aan Aristoteles’ eenheden houden en het verhaal was daardoor niet waarschijnlijk genoeg, oftewel te ongeloofwaardig.

Corneille is het hier niet mee eens en de querelle zet zich voort. Maar niet lang daarna geeft kardinaal De Richelieu een definitief oordeel: Le Cid deugt niet naar de maatstaven van de Académie francaise; indien Corneille serieus genomen wil worden door dit

gezaghebbende instituut zal hij het stuk aan moeten passen. De auteur van de Cid gaat door de knieën en belooft een ‘verbeterde versie’. Die zal hij uiteindelijk publiceren in 1648. Het stuk is vanaf dat moment geen tragikomedie meer maar gewoon een tragedie en voldoet aan Aristoteles’ eenheden. In de tussentijd wordt het stuk echter onverminderd (en door alle aandacht misschien wel des te vaker) door heel Frankrijk gespeeld en behoudt het onder het publiek zijn enorme populariteit. Het laat zich niets aan de uitspraken van de cultuurrechters gelegen liggen en verspreidt zich voor 1648 al over grote delen van Europa, waardoor het de versie uit 1637 is die internationaal bekend geworden is. In het vervolg van dit onderzoek zal er dan ook uitsluitend over deze originele versie gesproken worden.

Le Cid versus Las mocedades: verschillen, overeenkomsten en de transfer

Corneille heeft, zoals uit de voorgaande paragraaf bleek, zelf aangegeven zijn Cid op

Castro’s Mocedades gebaseerd te hebben en hij heeft ook een redelijk aantal verzen letterlijk

18 Jean Mairet, ‘l’Autheur du vray Cid Espagnol à son Traducteur François, sur une Lettre en vers,

qu’il a faict imprimer Intitulée (Excuse à Ariste) ou après cens trais de vanité, il dit parlant de

soymesme. Je ne doy qu’a moy seul toute ma Renommée.’ Geciteerd in: Civardi 2004: 333-335. Dit zijn de eerste drie coupletten uit het gedicht, dat in totaal uit zes coupletten bestaat. De coupletten zijn hier bedoeld ter illustratie, begrip van de inhoud is niet noodzakelijk. In een letterlijke Nederlandse vertaling gaat de betekenis en het doel compleet verloren. Er is daarom voor gekozen een vertaling achterwege te laten.

19 Volledige ‘Lettre apologitique du sieur Corneille’ in Gasté 1970: 147-151. 20 Margitic 1989: xxiv.

(13)

13 vertaald. De personages, de gebeurtenissen en de verhaallijn zijn grotendeels hetzelfde. De twee stukken vertonen dus veel overeenkomsten, maar er zijn ook zeer duidelijke verschillen aan te wijzen tussen Corneilles Cid en de Mocedades van Castro. Zo is het aantal personages in het Franse stuk ten opzichte van het Spaanse stuk zo ongeveer gehalveerd. De

hoofdpersonen blijven hetzelfde, maar allerlei randfiguren zijn door Corneille weggelaten. Ook heeft hij één personage een andere rol gegeven: Don Sanche, de concurrent van Don Rodrigo in de strijd om Chimène, is in de Spaanse tekst Don Martin, een heel ander

personage. Don Sanche komt wel voor bij Castro, maar is daar een prins die vervolgens door Corneille volledig weggelaten is. Ook laat Corneille verschillende heroïsche scènes

achterwege, zoals het ridderen van Don Rodrigo en andere scènes die specifiek over zijn heldendaden gaan en losstaan van het liefdesverhaal.

Corneille heeft niet alleen dingen weggelaten, maar ook zaken toegevoegd of een heel andere draai gegeven. Zo opent het Franse stuk met het gesprek tussen Elvire en d’Infante (gevolgd door een gesprek met Chimène) waarin direct veel nadruk op het liefdesverhaal komt te liggen. In de Spaanse tekst is dit helemaal niet aan orde, daar wordt geopend met Rodrigo die geridderd wordt vanwege zijn dappere daden. De openingsscène van Corneille (die überhaupt nergens terug bij Castro terugkomt), is juist sterk bepalend voor de

thematisering van het verhaal en de insteek van het stuk. Uit deze scène blijkt duidelijk het verschil tussen de Franse en de Spaanse insteek. In de Franse visie is de liefde het

belangrijkst, in combinatie met eer. In de Spaanse visie is het heldendom van de Cid het belangrijkst, de liefde is ondergeschikt.

Ook de locatie heeft Corneille veranderd: hij laat het stuk plaatsvinden in Sevilla, in het zuiden van Spanje, in plaats van Castilië, in het noorden van Spanje. Zelf heeft hij daarover gezegd dat hij dat heeft gedaan om het plotselinge karakter van de aanval van de Moren te versterken en realistischer te laten lijken, ondanks dat het daadwerkelijke

waarheidsgehalte hierdoor juist verminderd wordt, omdat de historische gebeurtenissen in Castilië plaatsvonden. Het woord ‘Castile’ komt nog wel vaak voor in de tekst, maar dat is waarschijnlijk omdat Castile in die tijd gebruikt werd om Spanje als geheel mee aan te duiden.22

De vele veranderingen die Corneille doorgevoerd heeft zijn onder andere te verklaren aan de hand van de theatertraditie in Frankrijk. De nadruk op de liefde past veel beter bij de wensen en verwachtingen van het publiek uit die tijd. De Spaanse trend van de

spektakelstukken was in Frankrijk (nog) niet aanwezig. Dit heeft ook veel te maken met de eerder genoemde regels voor tragedies van Aristoteles. Deze regels van de eenheid van tijd, plaats en handeling waren in de jaren twintig en dertig van de zeventiende eeuw ontzettend belangrijk geworden in Frankrijk.23 Ook Corneille hechtte veel waarde aan Aristoteles’

22Er valt nog veel meer te zeggen over de verschillen en overeenkomsten tussen Le Cid en Las

mocedades, maar daarvoor verwijs ik naar een aantal studies die specifiek aan dit onderwerp gewijd

zijn: Arnold Arens, Zur Tradition und Gestaltung des Cid-Stoffes (1975), Christoph Rodiek,

Sujet-Kontext-Gattung. Die internationale Cid-Rezeption (1990) en met name Wilfried Floeck, ‘Las mocedades del Cid’ von Guillén de Castro un ‘Le Cid’ von Pierre Corneille. Ein neuer vergleich

(1969). Ook in de meeste kritische edities van Le Cid, zoals Le Cid, tragi-comédie: édition critique (1989), bezorgd door Milorad R. Margitic, wordt aandacht aan dit onderwerp besteed.

(14)

14

Poetica (waarin deze regels beschreven worden). Het is ook om die reden dat hij relatief veel veranderd heeft aan Castro’s tekst. In Spanje hechtten veel auteurs namelijk geen waarde meer aan eenheid van tijd, plaats en handeling, maar voerde juist het nieuwe soort theater, de zogeheten arte nuevo van Lope de Vega en navolgers de boventoon. Aangezien ook het werk van Castro in deze categorie viel, heeft Corneille veel moeite moeten doen om de tekst in een vorm te gieten die acceptabel zou zijn in Frankrijk.Las mocedades beslaat een tijdspanne van meerdere dagen, speelt zich af op meerdere locaties en verenigt zeer veel verschillende handelingen in één stuk. Dit heeft Corneille allemaal aan moeten passen om het stuk geschikt te maken voor het Franse toneel. Aangezien hij wel trouw wilde blijven aan Castro’s tekst, vinden er in Le Cid toch nog erg veel verschillende gebeurtenissen plaats in een tijdspanne van 24 uur, wat, zoals we in de vorige paragraaf gezien hebben, veel invloed heeft gehad op de ontvangst van het stuk in Frankrijk.

Nu het duidelijk is dat Corneille Le Cid gebaseerd heeft op Castro’s Las mocedades del Cid, rest de vraag hoe de Franse toneelschrijver dit Spaanse stuk eigenlijk in het oog heeft

gekregen? Daarover bestaat veel onduidelijkheid, omdat er helaas geen harde bewijzen zijn die aantonen hoe dit precies gegaan is. Wel zijn er een aantal mogelijkheden. Om te beginnen beheerste Corneille de Spaanse taal. Dit blijkt onder andere uit het feit dat hij stukken uit de originele tekst citeerde zonder vertaling en daar uitleg bij gaf toen hij aangevallen werd in de eerder genoemde querelle. Corneille heeft het Spaanse origineel dus zelf kunnen lezen en vervolgens kunnen bewerken zonder dat hier een tussenpersoon voor nodig is geweest. Om deze reden lijkt een oude theorie over hoe Corneille bekend is geraakt met de Cid dan ook niet geheel overtuigend. Deze theorie stelt namelijk dat er een tussenpersoon geweest is, Rodrigue de Chalon, een in Frankrijk wonende Spanjaard wiens familie al decennialang bevriend was met die van Corneille. Hij zou Corneille kennis hebben laten maken met de Spaanse taal en literatuur en aan hem voorgesteld hebben eens naar de figuur van de Cid te kijken.24

Aannemelijker is echter dat Corneille de Spaanse taal al veel eerder beheerste en ook al op jongere leeftijd kennis had gemaakt met de Spaanse literatuur. Hij is namelijk

opgegroeid in de Franse handelsstad Rouen, waar veel Spaanse handelslieden en Sefardim woonden en veel handel gevoerd werd met Spanje. Ook was er in die tijd steeds meer Spaanse literatuur beschikbaar in Frankrijk en zal het voor Corneille niet moeilijk geweest zijn daarmee in aanraking te komen.25 Spanje was namelijk een echte grootmacht en dat gold niet alleen op politiek terrein, maar ook op het gebied van theater. Spaanse stukken werden, onder andere door middel van rondreizende Spaanse theatergezelschappen, ook buiten de landsgrenzen steeds populairder en dit bleef natuurlijk niet onopgemerkt. Le Cid is dan ook bij lange na niet het enige Franse stuk dat gebaseerd is op een originele Spaanse tekst. Denk

24 Pierre-François Godard de Beauchamps, Recherches sur les theatres de France, depuis l’année

onze cens soixante-un jusques à présent, Paris: Prault, 1735: 146.

25 Vanaf 1600 vond er steeds meer culturele uitwisseling tussen Spanje en Frankrijk plaats. In 1597

verscheen een Spaanse grammatica in Frankrijk en in 1607 een woordenboek, en dit zijn niet eens de eerste in hun soort. Steeds meer Spaans werk wordt vertaald of bewerkt. Spaanse

toneelgezelschappen komen vanaf 1600 naar Frankrijk en leveren auteurs als Lope de Vega bekendheid op. Uit: Christoph Rodiek, Sujet-Kontext-Gattung. Die internationale Cid-Rezeption, Berlin/New York: Walter de Gruyter, 1990: 144-145.

(15)

15 bijvoorbeeld aan Don Sanche d’Aragon, eveneens een stuk van Corneille, dat gebaseerd is op El palacio confuso van Mira de Amescua of de verschillende stukken van Lope de Vega die in het Frans vertaald werden.26

Daarnaast voerde Frankrijk begin jaren dertig oorlog tegen Spanje. De Spanjaarden veroverden veel Zuid-Franse steden, maar in 1636 leden ze een nederlaag en kwamen de Fransen als overwinnaars uit de slag om Corbie. Deze politieke omstandigheden zouden Corneille geïnspireerd kunnen hebben op zoek te gaan naar interessante Spaanse literatuur die hij vervolgens naar Franse hand kon zetten. Zoals Margitíc schrijft in het voorwoord van zijn kritische editie van Le Cid: ‘Ce que Corneille a trouvé dans la pièce de Castro, c’est un beau drame d’amour, qui est de tous les pays et de tous les temps, inséré dans un cadre socio-politique aux prolongements mythiques, qui, tout en appartenant à l’Espagne d’une époque révolue, présente de curieuses analogies avec les réalités politiques et sociales de la France de son temps.’27 (‘Dat wat Corneille gevonden heeft in het stuk van Castro, is een prachtig

liefdesdrama dat van alle tijden en alle windstreken is, geplaatst in een sociaal-politiek kader met mythische extensies, die, terwijl ze behoren tot het Spanje van vervlogen tijden,

opmerkelijke analogieën vertonen met de sociaal-politieke realiteit van het Frankrijk van zijn tijd.’)

Frankrijk voerde niet alleen oorlog tegen Spanje. Tijdens de op dat moment woedende Dertigjarige Oorlog (1618-1646) had Frankrijk aan al haar landsgrenzen troepen

gestationeerd om strijd te leveren tegen de Habsburgse overheersing van Europa. Strijdlust en daadkracht waren dus zeer belangrijke waarden voor het Franse volk. Volgens Reynier zorgde dit in de Franse samenleving voor een bepaalde ‘énergie’: ‘La race semble infatigable, au physique comme au moral’, (‘het ras lijkt zowel fysiek als moreel onvermoeibaar’).28 En

volgens hem is het precies die energie die ook terug te zien is in Le Cid. De dappere held Rodrigo strijdt voor de vrijheid en is onvermoeibaar en onoverwinnelijk en dit zou het Franse publiek in deze tijden van oorlog zeer aangesproken hebben. In combinatie met de sterke aanwezigheid van het thema ‘eer’ maakte dit het stuk volgens Reynier zo geschikt voor een Franse bewerking ten tijde van de Dertigjarige Oorlog.29 Hij schreef dit in 1929, een tijd waarin sterk nationalistische sentimenten overheersten, dus zijn beweringen moeten met een korreltje zout genomen worden, maar het is wel degelijk heel goed mogelijk dat er een bepaalde strijdlust heerste die het Franse volk ontvankelijk maakte voor een stuk als de Cid.

Verder was volgens Wilfried Floeck de eerste helft van de zeventiende eeuw een zogenaamde overgangstijd; het opkomende absolutisme in Frankrijk en het idee van aristocratie vervingen het oude feodale systeem.30 Dit is terug te zien in de verhoudingen tussen de personages (de dynamiek tussen de koning en aristocraten als Rodrigo) in Le Cid en het stuk is daarmee een weerspiegeling van zijn tijd: ‘Corneille nous offre une fidèle et

saisissante peinture de cette France de Richelieu, de cette classe aristocratique qui inaugurait la monarchie absolue et la vie de société.’31 (‘Corneille biedt ons een getrouw en opvallend

26 Voor de Europese verspreiding van El palacio confuso zie de scriptie van Karin Koevoet.

27 Margitic 1989: xxxiv.

28 Gustave Reynier, Le Cid de Corneille, Paris: Éditions de la Pensée moderne, 1929: 222. 29 Ibid: 225-226.

30 Floeck 1969: 157-159.

(16)

16 beeld van het Frankrijk van Richelieu, van de aristocratische klasse die de absolute

monarchie en het maatschappelijk leven introduceerde.’) Hij heeft een Spaans stuk genomen en daarvan een stuk gemaakt dat past bij zijn eigen samenleving.32 De elementen die doen denken aan Spanje of aan de middeleeuwen heeft hij verwijderd en wat overblijft is ‘ein Spiegelbild seiner eigenen Zeit’, (‘een weerspiegeling van zijn eigen tijd’).33

Verder kan de specifieke keuze voor Le Cid ook nog vanuit Corneilles oeuvre verklaard worden. Zijn vroege komedies niet meegerekend, past het stuk namelijk erg goed bij zijn andere werken. Tussen Le Cid en de daaropvolgende stukken Horace (1640), Cinna (1641), Polyeucte (1642) en ook zijn eerdere stuk Clitandre (1632) zijn verschillende parallellen te trekken.34 De opbouw en structuur van deze toneelstukken vertonen sterke overeenkomsten en ook het gebruik van historische thema’s en ingewikkelde liefdesverhalen komt overeen. Volgens Rodiek moet het voor Corneille in de lijn van zijn oeuvre daarom niet moeilijk geweest zijn het Cid-verhaal naar zijn eigen hand te zetten en is de keuze voor specifiek dit Spaanse drama goed te verklaren.35

Corneille heeft in Castro’s Mocedades een stuk gevonden waar hij een passende, eigentijdse bewerking van kon maken. In plaats van dat er specifieke personen of specifieke gebeurtenissen zijn geweest die Corneille in contact hebben gebracht met de Cid (zoals Godard de Beauchamps in 1735 stelde), lijkt het dus waarschijnlijker dat de algemene politieke en culturele omstandigheden en zijn eigen smaak ertoe hebben geleid dat Corneille zijn heil gevonden (of bewust gezocht) heeft in de Spaanse literatuur.

De Cid in Nederland: Van Heemskercks De verduytste Cid Johan van Heemskerck

Corneilles variant op het klassieke Cid-verhaal werd zoals gezegd razend populair. De populariteit beperkte zich niet tot de Franse landsgrenzen. Ook in andere Europese landen kreeg men lucht van dit grote succesnummer. Zo ook in Nederland, waar in 1641 een Nederlandse vertaling van Le Cid op de markt verscheen. De verduytste Cid verscheen anoniem, maar door de kenspreuk ‘Veniam pro laude’ wist men toch wie de auteur was: ‘Veniam pro laude’ was namelijk het motto van Johan van Heemskerck.36 Dit motto

gebruikte hij ook in zijn andere werken, die hij eveneens niet onder zijn ware naam

publiceerde. Hij schreef zowel proza als poëzie, De verduytste Cid is het enige toneelstuk dat van zijn hand is verschenen.

Van Heemskerck was geen bekende naam in de theaterwereld. Hij had geen enkele professionele verbintenis met de Schouwburg, wat voor veel toneelschrijvers wel degelijk het geval was. Veel auteurs waren namelijk tegelijk acteur in of hoofd van de Schouwburg en

32 Reynier 1929: 220. 33 Floeck 1969: 159-160.

34 Christoph Rodiek, Sujet-Kontext-Gattung. Die internationale Cid-Rezeption, Berlin/New York:

Walter de Gruyter, 1990: 146.

35 Ibid.

36 Otto C.F. Hoffman, Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy, Amsterdam: 1788, editie door

(17)

17 hadden dus al een sterke connectie met het theater.37 Schrijvers die niet aan de Schouwburg

verbonden waren, worden door Jautze, Alvarés en Blom perifere auteurs genoemd. Van Heemskerck valt in deze categorie. Veel perifere schrijvers hadden wel sterke connecties binnen de kring rond de Schouwburg, zoals koopman Dirck Pietersz Heynck, maar Johan van Heemskerck had dit niet. Jautze e.a. tonen door middel van een visualisatie de connecties tussen schrijvers die tussen 1638 en 1672 oorspronkelijk Spaans toneel hebben bewerkt voor de Amsterdamse Schouwburg en andere belangrijke betrokkenen in dat netwerk. In dit schema is te zien dat Van Heemskerck vrijwel als enige geen connecties heeft met anderen in dit netwerk.38 Toch is hij de eerste die een oorspronkelijk Spaans stuk op het toneel brengt.

Van Heemskercks Verduytste Cid is zoals gezegd op Le Cid van Corneille en niet direct op Las mocedades del Cid van Castro gebaseerd. Het was in die tijd gebruikelijk om Nederlandse vertalingen van Spaanse stukken te baseren op de Franse versies. Veel auteurs beheersten de Franse taal en zo was er geen tussenvertaling in proza nodig, zoals vaak wel het geval was bij directe vertalingen uit het Spaans. Van Heemskerck vormde hierin dus geen uitzondering. Maar het is wel uitzonderlijk dat deze perifere dichter zonder duidelijke

connecties dit immens populaire toneelstuk naar Nederland heeft gehaald. Hoe heeft hij zo’n belangrijk stuk in handen gekregen?

Om daarachter te komen moet er eerst een beeld geschetst worden van de persoon Johan van Heemskerck. Johan was de minder bekende neef van Jacob van Heemskerck, die samen met Willem Barendtsz Nova Zembla overleefde.39 Hij werd in 1597 geboren in

Amsterdam en kwam uit een goede familie; zijn moeder was de dochter van de Amsterdamse burgemeester Reynier Cant. Als kind verbleef Johan twee jaar lang in de Franse plaats

Bayonne. Dit verblijf is waarschijnlijk essentieel geweest in de vorming van zijn persoon, maar helaas is er vrijwel niets bekend over zijn tijd in Bayonne, waardoor het onbekend is wat hij daar precies gedaan heeft. Van Heemskercks biograaf Dirk Harry Smit acht het waarschijnlijk dat de handelsrelaties van Johans vader tot dit verblijf hebben geleid; wellicht was hij zelf ook tijdelijk in Bayonne gevestigd, of heeft hij Johan bij vrienden

ondergebracht.40

In 1617 begon Van Heemskerck als student in de letteren (later ook in de rechten) in Leiden. Hier ontmoette hij zijn beste vrienden (George Rataller Doublet, Jacob van der Burg en Johan van Brosterhuysen) en verscheidene andere literaire kennissen, onder wie

Constantijn Huygens. Na zijn studie in Leiden verbleef hij weer enkele jaren in Frankrijk, waaronder in Bourges (waar een van Europa’s belangrijkste rechtenuniversiteiten gevestigd was). Daar promoveerde hij in de rechten. Ook verbleef hij een tijdje bij Hugo de Groot, die familie van hem was, in Parijs.

37 Kim Jautze, Leonor Álvarez Francés en Frans R.E. Blom, ‘Spaans theater in de Amsterdamse

Schouwburg (1638-1672): Kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de creatieve industrie van het vertalen’, [nog te verschijnen]: 9.

38 Ibid: 8.

39 Jan Bloemendal, ‘Openbaarheid en beslotenheid in een zeventiende-eeuws dagboek. Johan van

Heemskerck en zijn Aenteijkckeninghe’, in: Jos Gabriëls e.a. red., In vriendschap en vertrouwen.

Cultuurhistorische essays over confidentialiteit, Hilversum: Verloren 2014: 166.

40 Dirk Harry Smit, Johan van Heemskerck 1597 - 1656, Amsterdam: Uitgeversbedrijf ‘De Spieghel’

(18)

18 Ondanks het feit dat Van Heemskerck aanvankelijk als letterenstudent begon, richt hij zich steeds meer op rechten. In 1627 vestigt Van Heemskerck zich als jurist in zijn

geboortestad Amsterdam, om niet lang daarna naar Den Haag te verhuizen en ook een tijd in het buitenland te verblijven in zijn functie als jurist voor de VOC. In 1640 keert hij weer terug naar Amsterdam, waar hij zitting neemt in het stadsbestuur en schepen wordt en – dus pas op vrij late leeftijd – trouwt. In diezelfde tijd schrijft hij ook De verduytste Cid.

In de tijd dat Corneille Le Cid publiceerde, woonde en werkte Van Heemskerck in Den Haag. Maar zoals uit zijn levensloop blijkt, heeft hij in de jaren daarvoor erg veel tijd in Frankrijk doorgebracht. Hij beheerste de Franse taal erg goed, wat ook blijkt uit brieven die hij in het Frans schreef.41 Ook was hij al goed bekend met de Franse literatuur uit de tijd dat hij in Bourges studeerde en bij De Groot in Parijs woonde. Hij was voor een Nederlander dus goed op de hoogte en het is dan ook niet vreemd dat het grote succes van Le Cid in Frankrijk hem spoedig ter ore kwam.

Waarom hij besloten heeft dit stuk zelf te gaan vertalen en bewerken voor het Nederlandse toneel, is echter een vraag apart. Wellicht voorzag hij het grote succes dat dit stuk kon bereiken of wilde hij graag een keer proberen een toneelstuk te schrijven, wat hij namelijk nog niet eerder gedaan had. Hij was wel altijd al zeer geïnteresseerd in literatuur en had eerder ook al zowel proza (Batavische Arcadia, 163742) als poëzie (Minne-kunst, 1622) geschreven, en had verschillende literaire kennissen en vrienden, zoals Constantijn Huygens. Volgens Smit moet de oorsprong bij die vrienden gezocht worden: ‘Op aandrang van

vrienden begon hij aan het eerste bedrijf, maar allengs groeide de tekst; 15 april 1640 was het geheel voltooid.’43 Hij baseert dit waarschijnlijk op het voorwoord dat Van Heemskerck bij

zijn Cid schreef, waarin hij zegt: ‘Het versoeck der soodanighe welcker bidden by my ghebieden was, heefter my over ettelijcke jaren d’eerste verhandelinghe van doen in onse taele brenghen (…).’44

Maar het lijkt te kortzichtig om alleen naar de literaire vrienden van Johan van Heemskerck te kijken. De jurist, die in zijn vrije tijd schrijver was, is altijd een ‘francofiel’ geweest. Hij kwam al erg jong met de Franse cultuur in aanraking en heeft dit nooit meer losgelaten, getuige zijn terugkeer naar Frankrijk in zijn twintigerjaren en zijn voortdurende interesse voor de Franse literatuur. In al zijn literaire werk zijn de Franse invloeden duidelijk terug te zien. Hij heeft zelf aangegeven dat zijn Batavische Arcadia geïnspireerd is door de Astrée van Honoré d’Ufré, een werk waar hij ook delen van vertaald heeft.45 Ook in zijn

andere werken, waaronder Minne-kunst, is de Franse invloed duidelijk, vooral in de vorm van de pastorale roman die hij uit Frankrijk overgenomen heeft.

De basis voor Van Heemskercks francofilie is gelegd in zijn kindertijd. De twee jaar die hij in Bayonne doorbracht, zijn bepalend geweest voor zijn literaire loopbaan. Bayonne, een kleine plaats in het huidige Frans Baskenland in de Pyreneeën, ligt precies op de grens

41 Ibid: 27.

42 In 1637 verscheen alleen een deel genaamd Inleydinghe tot het ontwerp van een Batavische

Arcadia, maar in de jaren daarna verschenen er allerlei ongeautoriseerde drukken met toevoegingen,

waardoor Van Heemskerck zich in 1647 genoodzaakt voelde een ‘volledige’ versie te publiceren.

43 Smit 1933: 70.

44 Johan van Heemskerck, De verduytste Cid. Bly-Eyndend Treurspel, Amsterdam: Nicolaes van

Ravesteyn 1641: 5.

(19)

19 tussen Frankrijk en Spanje. Zo kreeg hij van beide culturen wat mee. ‘Het schijnt niet te gewaagd te veronderstellen, dat het verblijf te Bayonne, juist daar, op de scheidslijn van de Fransche cultuur en die der Spanjaarden, voor Van Heemskerck’s ontwikkeling als schrijver van groote beteekenis is geweest’, schrijft Smit.46

Precies dit, zou zeer goed kunnen verklaren waarom Van Heemskerck op latere leeftijd zo geïnteresseerd raakt in de Cid. Een van oorsprong Spaans stuk, vertaald en bewerkt door een Fransman, over een Spaanse held uit het noorden van Spanje. Allemaal ingrediënten die precies in Van Heemskercks straatje passen. Ondanks dat Van Heemskerck nauwelijks contacten in het theater had en geen schrijver van beroep was (‘Johan van Heemskerck was in de eerste plaats jurist; de letterkunde was voor hem bijzaak.’47), is het vanwege zijn

achtergrond en interesses helemaal niet vreemd dat juist hij de waarde van de Cid ingezien heeft en daarmee een enorm succesvol toneelstuk op het Nederlandse toneel gebracht heeft.

Een laatste aspect dat er waarschijnlijk voor gezorgd heeft dat Van Heemskerck Corneilles Cid al vroeg in handen kreeg, heeft te maken met de verspreiding van het Franse origineel. Naast de vele drukken die er in Frankrijk verschenen, is er in 1638 ook een editie gedrukt in Leiden. Dit is de enige buitenlandse druk die er in de zeventiende eeuw van de Franse tekst gemaakt is. Het stuk verscheen onder de titel Le Cid, Tragi-Comedie Nouvelle. Par Le Sieur Corneille bij Guillaume Chrestien. Deze Leidse drukker drukte in allerlei talen, naast Nederlands gaf hij veel werken uit in het Latijn maar ook in het Engels en Frans. Onder de vele titels die hij uitgaf bevonden zich ook meerdere treurspelen.

Het verschijnen van Le Cid in Van Heemskercks studentenstad heeft het voor hem heel eenvoudig gemaakt het stuk in zijn bezit te krijgen. Deze druk was voor hem veel toegankelijker dan de Parijse edities. Overigens heeft Russell Godwin in zijn onderzoek aangetoond dat Van Heemskerck waarschijnlijk zowel de Leidse editie als een Parijse editie gebruikt heeft voor zijn vertaling.48 Maar het lijkt logisch dat hij eerst de Leidse editie in handen gekregen heeft en vervolgens bewust op zoek is gegaan naar een druk uit Parijs. Van Heemskerck had dus niet alleen een aannemelijke interesse in het stuk, hij kon het ook vrij makkelijk bemachtigen. Het is zelfs goed mogelijk dat het stuk juist op zijn pad gekomen is omdat het vanwege de Leidse druk nou eenmaal al in Nederland circuleerde.

De Cid naar de Schouwburg

Dat Van Heemskerck interesse had in de Cid en makkelijk toegang had tot de tekst is dus goed te verklaren, maar hoe is dit stuk vervolgens in de Schouwburg terechtgekomen? Van Heemskerck bevond zich niet direct in de kringen rond de Schouwburg en had ook nog nooit

46 Ibid: 60.

47 Bloemendal 2014: 167.

48 Hij bewijst dit door middel van een verschil tussen de Parijse en de Leidse editie. Regel 1765 van

de Parijse editie luidt: ‘Une louable honte enfin t’en sollicite.’ In de Leidse editie staat: ‘Une louable honte en vain t’en sollicite.’ Tussen ‘enfin’ en ‘en vain’ zit een groot betekenisverschil. Van

Heemskerck schrijft in zijn versie: ‘Een buytens-tijdse schaemt vergeefs u dat komt heeten’, waarbij ‘vergeefs’ duidelijk een vertaling is van ‘en vain’ en niet van ‘enfin’. Uit: Russell Weldon Godwin,

Greflinger and Van Heemskerck: A comparative exegesis of the earliest German and Dutch translations of Corneille’s ‘Le Cid’, dissertatie Tulane University 1974, Michigan/London: University

(20)

20 eerder een toneelstuk geschreven. Hij had überhaupt niet veel gepubliceerd en was geen schrijver van beroep.

Zoals eerder al bleek had Van Heemskerck wel veel literaire vrienden, die hij kende uit zijn studententijd in Leiden. De meeste van hen, waaronder zijn eerder genoemde beste vrienden, schreven zelf wel, maar zijn nooit erg bekend geworden. Maar in Van Heemskercks kennissenkring bevonden zich ook mensen als Constantijn Huygens en P.C. Hooft. Het is niet waarschijnlijk dat hij erg goed met hen bevriend was, dit is in ieder geval niet in

correspondentie of andere bronnen terug te vinden, maar ze moeten zich in dezelfde kringen bevonden hebben. Het lijkt dus waarschijnlijk dat Van Heemskerck via hen niet alleen met de Cid in aanraking is gekomen, maar dat hij ook via hen toegang tot de Schouwburg gekregen heeft.

Daarnaast was Johans vader, Reynier van Heemskerck, buitengewoon lid van de kamer ‘in liefde bloeyende’, oftewel de Eglentier.49 Deze bekendste Amsterdamse

rederijkerskamer had zeer veel prominente leden, waaronder verschillende leden van de familie Hooft, Roemer Visscher en vele anderen. Via zijn vader kon Van Heemskerck dus met genoeg mensen in de theaterwereld in contact komen. Verder was Reynier een zeer internationaal georiënteerde man. Hij maakte vele reizen en beheerste verschillende vreemde talen, waaronder het Frans en het Spaans.50 Dit verklaart waarom ook Johan meerdere talen beheerste en maakt het aannemelijk dat ook het Spaans hem niet vreemd was. Zijn vader kan dus een belangrijke rol gespeeld hebben bij Van Heemskercks literaire aspiraties en kan hem toegang verschaft hebben tot de Amsterdamse theaterwereld. Daarnaast zat Johan zelf in het stadsbestuur van Amsterdam en had dus vele connecties op bestuurlijk niveau, wat hem hoogstwaarschijnlijk ook connecties met het Schouwburgbestuur opgeleverd heeft. Het zal dus niet moeilijk geweest zijn voor Johan van Heemskerck om door middel van zijn vele kennissen en contacten toegang te krijgen tot de kringen rondom de Schouwburg.

Een ander aspect dat een rol speelt bij de publicatie van de Cid en het terechtkomen ervan in de Schouwburg vormen de drukkers door wie De Cid gedrukt werd. Het was gebruikelijk dat drukkers gespecialiseerd waren in een bepaald genre en dus een bepaalde markt bedienden. De verduytste Cid is in 1641 door drie verschillende drukkers gedrukt. Dit is ongebruikelijk, maar de reden waarom dit zo gegaan is, zal verderop in deze paragraaf duidelijk worden. Een van de drie drukkers, Abraham de Wees te Amsterdam, was zo’n gespecialiseerde drukker en gaf vrijwel uitsluitend treurspelen uit. Dit betekent dus dat hij waarschijnlijk een grote leverancier aan de Amsterdamse Schouwburg was. Hij drukte onder andere stukken van Coster, Vondel en Hooft. Aangezien De Cid een ‘bly-endend treurspel’ was, paste het goed in het ‘fonds’ van de Wees. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat deze drukker het stuk voor de Schouwburg geproduceerd heeft.

De tweede drukker, Nicolaes van Ravesteyn, eveneens gevestigd te Amsterdam, had een breder fonds. Hij gaf ook toneel uit (zowel treurspelen als kluchten), maar daarnaast veel andere titels in de genres proza en poëzie.51 Tevens is Van Ravesteyn de drukker die ook eerder werk van Van Heemskerck publiceerde. Hij gaf in 1637 zijn pastorale roman

49 Smit 1933: 36. Zie ook: Worp 1920: 13. 50 Smit 1933: 12.

51 Van Ravesteyn staat in de top 10 van drukkers die de meeste vertalingen van Spaans werk

(21)

21

Inleydinge tot een Batavische Arcadia uit. De werken van Van Heemskercks idolen Honoré d’Urfé en Sidney werden ook door deze drukker uitgeven. Van Heemskerck kende Van Ravesteyn dus al langer en had waarschijnlijk een goede band met hem.

De laatste drukker die De Cid in 1641 uitgegeven heeft is Barent Adriaensz Berentsma, gevestigd te Hoorn. De relevantie van deze drukker is iets lastiger te plaatsen. Berentsma was een relatief kleine drukker, hij heeft veel minder titels uitgegeven dan de twee eerder genoemde Amsterdamse drukkers. Hij gaf ook over het algemeen geen toneel uit. Verder is Berentsma volgens de impressa op zijn boeken op veel verschillende locaties actief geweest als drukker, eerst lange tijd in Friesland (Leeuwarden en Franeker) en daarna in Hoorn en Amsterdam. Tussendoor is hij ook enkele malen in Hamburg gevestigd geweest. Het is dus lastig te verklaren waarom precies deze drukker in Hoorn De Cid uitgegeven heeft. Het is echter wel interessant dat een van de oorspronkelijke drukkers van De Cid in Hamburg gewoond heeft. Waarom dit zo is zal uit het volgende hoofdstuk blijken.

Zowel Van Ravesteyn als De Wees drukten dus regelmatig treurspelen en bevonden zich in de kringen rondom de Schouwburg. Het was voor hen dus aan de orde van de dag om bij hun gedrukte stukken op het Amsterdamse toneel te krijgen en dit gold ook voor De Cid. In 1641 had de Schouwburg nog geen geprivilegieerde drukkers, dus de stukken kwamen van verschillende partijen, zoals Van Ravesteyn en De Wees. Later kreeg de Schouwburg wel standaard toneelleveranciers, eerst Dirck Houthaeck en later Jacob Lescaille. Aangezien De Cid een waar succesnummer werd, is het daarom ook niet verwonderlijk dat de eerstvolgende herdruk, in 1650, gemaakt werd door Houthaeck, en de daaropvolgende uit 1662 door

Lescaille. De geprivilegieerde Schouwburgdrukkers pakten het stuk op en verzorgden de herdrukken toen het stuk eenmaal goed aangeslagen was.

Dat het stuk herdrukt werd, is gezien de populariteit ervan heel begrijpelijk. Maar waarom werd het in 1641 al direct door drie verschillende drukkers gedrukt? Dat heeft in ieder geval één duidelijke reden. De versie van het stuk die bij De Wees verscheen, kortweg genaamd De Cid (en dus niet De verduytste Cid), was een ongeautoriseerde druk. Van Heemskerck wilde zijn vertaling van de Cid helemaal niet publiceren, maar het werk was via via in handen van de drukker gekomen en die besloot het simpelweg te drukken zonder de toestemming van de auteur. Als reactie daarop besloot Van Heemskerck, waarschijnlijk onder aandringen van Van Ravesteyn die hij al goed kende, alsnog een geautoriseerde druk op de markt te brengen bij een andere drukker en onder een ietwat gewijzigde titel, namelijk De verduytste Cid (zie voor de drie verschillende titelpagina’s afbeelding 3, 4 en 5). Hoe dit gegaan is wordt het best duidelijk uit het gehele voorwoord van de drukker, waar de geautoriseerde drukken mee openen, De Drucker tot den Leser:

Gunstighe Leser, dese CID (die, so de Vertaelder u versekert, vry veel van sijn

aerdicheyt door ’t vertalen heeft verloren) had geen duyts leeren spreecken om op een toneel de meester te komen maecken, veel min om d’ooghen en ooren van alle de werelt by openbaaren druck te verveelen: maar alleen om van weynige bekende, dieder nieuws-gierigh nae waren, en by den Vertaelder vry wat vermochten ghesien en ghelesen sijnde, weder wegh gheleyt, en voorts onder ’t stof van een opghesloten boeck-kamer begraven te werden. Doch een afschrift daer van den eygenaer ter quader trouwen ontfutselt sijnde, en dat buyten sijn wille en weten soo mismaeckt en

(22)

22 mishandelt op de pers ghebracht wesende dat het sich selven schaemt, so heb ick soo veel op hem verkreghen, dat nademael hy het onder de man komen van sijnen CID niet en konde weêrhouden, hy my ten minsten wilde toe-laten die voor den dagh te brengen soo als hy hem selfs uyt-gherust hadde; daer ick verhoopen wil de lees-gierighe jonckheyt gheen ondienst aen ghedaen te hebben.52

Van Heemskerck wilde zijn Cid aanvankelijk dus helemaal niet publiceren. Het was niet zijn insteek een succesvol toneelstuk te maken, daar heeft de drukker uiteindelijk voor gezorgd. Hij was voornamelijk met het stuk aan de slag gegaan ‘om eens te sien hoe nae men de Fransche aerdigheden in ons Duyts soude konnen komen’, schrijft hij in het voorwoord.53 Hij

vertaalde het stuk meer als hobby, als ‘probeersel’. Zonder de ongeautoriseerde druk zou het stuk misschien wel nooit het licht gezien hebben. Dit zou ook kunnen verklaren waarom hij verder nooit meer een toneelstuk geschreven heeft, ondanks het grote succes van de Cid; het was helemaal niet wat hij wilde. Maar, ook al was het niet wat Van Heemskerck zelf voor ogen had, De verduytste Cid werd een bleef een enorme publiekstrekker op het Amsterdamse toneel en groeide uit tot een van de grootste succesnummers van de Schouwburg.

52 Van Heemskerck 1641: 3. 53 Ibid: 5.

(23)

23

Afbeelding 3: Titelpagina van de ongeautoriseerde druk van De Wees. Het stuk heet hier nog slechts ‘De Cid’. (Bron: Early European Books)

(24)

24

Afbeelding 4: Titelpagina van de geautoriseerde druk van Van Ravesteyn onder de titel ‘De verduytste Cid’. (Bron: Early European Books)

(25)

25

Afbeelding 5: Titelpagina van de druk van Berentsma onder de titel ‘De verduytste Cid’. (Bron: Ceneton)

(26)

26

Export

Europese verspreiding van Le Cid

Nederland is niet het enige land waar het succes van Corneilles Cid tot doordrong. Ook in andere Europese landen werden al direct na de publicatie van het stuk vertalingen gemaakt van de succesvolle tragikomedie. Zo verscheen er in Engeland al in 1637, het jaar van publicatie van Le Cid, een Engelse vertaling onder de titel The Cid, a tragicomedy, out of French made English: and acted before their Majesties at court, and on the Cock-pit stage in Drury-lane by the servants to both their Majesties.54 In Engeland drong het succes van het stuk dus zo snel door, dat de dichter J. Rutter direct besloot een Engelse bewerking te maken en deze aan het hof te vertonen. De ontvangst viel echter tegen. Het stuk sloot niet goed aan bij de Britse theatertraditie en mentaliteit. Een van de bezoekers die het stuk gezien had in de Cockpit, Samuel Pepys, vond het ‘a most dull thing’.55 Het stuk lijkt door de jaren heen nog

wel zo nu en dan opgevoerd te zijn (getuige onder andere een herdruk uit 1650 en een beschrijving van de Cockpit uit 166256), maar een groot succes is het in Engeland nooit geworden.

Ook in Duitsland is er al vroeg een vertaling gemaakt. In 1641, het jaar waarin ook Johan van Heemskerck zijn Cid schreef, vertaalde een anonieme schrijver Corneilles stuk in het Duits. Voor zover bekend is dit handschrift, dat in het bezit is van de Staatbibliothek Berlin, echter nooit gedrukt.57 Deze vertaling is dus onbekend gebleven en niet verspreid geraakt. Bekendheid kreeg de Cid in Duitsland pas met de vertaling van Georg Greflinger uit 1650, waarover later in dit hoofdstuk meer.

Ook in Italië heeft de Cid in de loop van de zeventiende eeuw zijn intrede gedaan. Hier zijn verschillende vertalingen onder verschillende titels verschenen. De eerste, Cid. Tragikomedia tradotta dall’ idioma Francese all’Italiano, verscheen in 1656, en mogelijk zelfs al deels in 1647.58 Over deze vertaling is echter vrijwel niets bekend en er zijn geen

exemplaren van overgeleverd.59 Over de verspreiding en succes van dit stuk kan dus helaas

niets gezegd worden.

De volgende, bekendere, vertaling verscheen in 1675, onder de naam Amore et Honore. Dit is de oudste Italiaanse Cid-vertaling waar exemplaren van overgeleverd zijn. Niet alleen de titel van deze tekst wijkt sterk af van het origineel, ook het stuk zelf heeft grote

54 J. Rutter, ‘The Cid, a tragicomedy, out of French made English: and acted before their Majesties at

court, and on the Cock-pit stage in Drury-lane by the servants to both their Majesties, London: 1637.

In 1650 volgde een herdruk.

55 Uit Diary and Correspondence of Samuel Pepys, geciteerd in Emile Picot, Bibliographie

Cornélienne: 357. Samuel Pepys was ‘Member of Parliament’.

56 Emile Picot, Bibliographie Cornélienne ou description raisonnée de toutes les éditions des œuvres de Pierre Corneille, des imitations ou traductions, qui en ont et́é faites, et des ouvrages relatifs à Corneille et à ses écrits, Paris: Auguste Fontaine, 1876: 357.

57 Rudolf Raab, Pierre Corneille in deutschen Übersetzungen und auf der deutschen Bühne bis Lessing, dissertatie Ruprecht-Karls-Universität zu Heidelberg 1910, Heidelberg: Buchdruckerei von

Rössler und Herbert, 1910: 6. Het handschrift staat bekend als ‘Die Berliner Cid-Handschrit’ en op de titelpagina staat vermeld: ‘Der Cid. Ein trauriges Freuden Spiel Verdeutscht aus der frantzösischen Sprach.’ De auteur is tot op heden onbekend.

58 Marco Lombardi en Coral García, Il gran Cid delle Spagne. Materiales para el estudio del tema del

Cid en Italia, Alinea Editrice: Firenze, 1998.

(27)

27 veranderingen ondergaan ten opzichte van Corneilles origineel. De auteur, Ferecida Elbeni Cremete, verklaart in het voorwoord dat hij niet de originele schrijver van het stuk is maar dat het om een vertaling uit het Frans gaat. Wel geeft hij aan het stuk naar de hedendaagse smaak aangepast te hebben, omdat hij twijfelde of het stuk anders wel goed ontvangen zou worden (‘Mà dubitando, se al comparire in Italia in questi tempi sospetti potesse essere ben accolto, l'hò travestito in fretta alla peggio, che è quanto dire alla moda’).60 Hij heeft onder andere de

rollen van d’Infante en Don Arrias verwijderd, Chimènes naam veranderd naar Ismenas en Elvire heet in zijn stuk Linda. Verder is het stuk een prozavertaling en bestaat het uit drie aktes in plaats van vijf.61

Dan zijn er nog de twee laatste zeventiende-eeuwse Italiaanse Cid-vertalingen: L'amante inimica, overo il Rodrigo gran Cidd delle Spagne, anoniem verschenen in 1669, en Honore contra amore, in 1691 vertaald door Giovanni Andrea Zanotti. De eerste is wederom een prozavertaling van Corneille, maar dan een letterlijke in plaats van aangepaste vertaling, hoewel ook deze auteur het origineel hier en daar wat ingekort heeft.62 Van de tweede, Honore contra amore, zijn de meeste exemplaren bewaard gebleven, deze zijn momenteel in onder andere Duitsland, Frankrijk, Engeland en Canada in te zien.63 Deze tekst heeft zich

waarschijnlijk ook het meest verspreid en is de bekendste Italiaanse Cid-vertaling.

Opvallend is dat alle zeventiende-eeuwse Italiaanse vertalingen prozavertalingen zijn, geen enkele tekst is op rijm en/of metrum gezet. Dit sluit aan bij de Italiaanse speelpraktijk, die afwijkt van de Franse en Nederlandse, waarbij het niet gebruikelijk was teksten in dichtvorm op te voeren. In Italië kwam aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw het nieuwe genre van de opera op. Dit muzikale theater werd snel erg populair in Italië, veel populairder dan regulier theater. Daarnaast was het bij het reguliere theater heel gebruikelijk om improvisatietheater op te voeren, genaamd ‘comedia dell’arte’, waarbij de acteurs hun spel baseerden op bepaalde rollen en attributen, en niet op een vaste tekst.64 Geschreven toneel stelde in zeventiende-eeuws Italië minder voor. Er waren weinig

grote toneelauteurs en er werden niet veel drama’s geschreven, zoals dat wel in Spanje, Frankrijk en Nederland gebeurde. De toneeltraditie was dus anders dan elders in Europa, en de klassieke tragedieregels die Corneille nastreefde waren in Italië niet aan de orde. Het was dus niet gebruikelijk toneelteksten in alexandrijnen en op rijm te stellen en blijkbaar waren de Italianen ook niet van plan dit over te nemen bij het vertalen van buitenlandse stukken. Dit verklaart niet alleen waarom de Cid in Italië als proza vertaald werd, maar ook waarom het stuk, en andere klassieke drama’s, in Italië minder goed aansloegen dan in Frankrijk en Nederland.

Zelfs in Spanje, waar het oorspronkelijk stuk van Guillen de Castro vandaan komt, zijn een aantal vertalingen van Corneilles stuk gemaakt. De meeste daarvan verschenen echter pas een stuk later, in de achttiende en ook nog in de negentiende eeuw. Wel is er één

60 Ibid.

61 Ibid: 344-345. 62 Ibid: 346.

63 Exemplaren zijn te vinden via worldcat. Beide vertalingen zijn online in te zien, via Europeana

respectievelijk Google books.

64 Martin Banham, The Cambridge Guide to Theatre, tweede herziene druk. Cambridge: Cambridge

(28)

28 noemenswaardige vertaling uit de zeventiende eeuw, uit 1658 om precies te zijn, van Juan Bautista Diamante. Zijn El honrador de su padre is een directe vertaling van Corneilles Cid, zelfs zo getrouw dat er een periode is geweest in de achttiende eeuw dat men dacht dat dit stuk van Diamante juist Corneilles bron was. Voltaire dacht dit in 1764 ontdekt te hebben en schreef over zijn bevindingen, maar dit bleek een verkeerde conclusie te zijn. Het later verschenen stuk van Diamante was een vertaling van Corneille, en niet andersom.65

Landen die geografisch gezien verder van Frankrijk liggen en die ook cultureel gezien verder van het land afstaan, hebben de Cid pas later in hun toneelrepertoire opgenomen. Zo is in Zweden in 1740 de eerste vertaling verschenen, in Rusland in 1779 en ook in Portugal kwamen er pas in de achttiende eeuw Cid-vertalingen op de markt.66

In Denemarken was men er relatief vroeg bij, daar verscheen de eerste vertaling in het jaar 1696.67 Deze vertaling is echter nogal vreemd en kan niet als een volwaardige vertaling

beschouwd worden. De tekst, getiteld Dansk Oversettelse af dend tredie scena i dend tredie act af Mr. Corneilles Franske tragoedie, som kaldis Cid, vertaald door Frederic Rostgaard, bestaat slechts uit de derde scene van de derde akte. Deze scene toont een gesprek tussen Chimène en Elvire. Chimène komt er net achter dat Rodrigo haar vader vermoord heeft en besluit hem te gaan vervolgen, ondanks haar liefde voor hem. Waarom Rostgaard besloten heeft alleen deze scene te vertalen is onduidelijk; het wordt nergens toegelicht en er is ook nooit een vervolg verschenen. Wel is deze tekst in hetzelfde jaar nog een keer gedrukt. Ook opvallend is dat beide drukken volgens de titelpagina in Parijs gedrukt zijn, en dus niet in Denemarken.

Deze ‘vertaling’ is dus niet volledig en is waarschijnlijk niet eens in Denemarken gedrukt. Daarmee is de tekst geen goede indicatie van de aanwezigheid van de Cid in Denemarken. De Cid was waarschijnlijk niet in Deens, maar in het Nederlands en het Duits bekend in Denemarken. Nederlandse (en later Duitse) theatergezelschappen reisden

regelmatig naar Denemarken om daar hun Nederlandse repertoire op te voeren. Men verstond in die regio redelijk Nederlands en de Denen hadden via de oude hanzebetrekkingen goede contacten met Nederland.

Daarnaast was de koning van Denemarken, Friedrich III, eveneens de hertog van Holstein in Duitsland. Ook daar, en dan met name in de aan Hamburg grenzende Deense plaats Altona, traden de Nederlanders regelmatig op. Dit gebeurde allemaal met toestemming en onder belangstelling van het hof van Friedrich III, die dus een belangrijke rol speelde in de connectie tussen Nederland, Duitsland en Scandinavië. In het vervolg van dit hoofdstuk zal de connectie tussen Nederland en Duitsland en de rol van reizende toneelgezelschappen uitgebreid uitgewerkt worden, maar Denemarken was daar dus ook bij betrokken. En omdat zowel het Nederlands als het Duits goed verstaan werd in grote dele van Denemarken, was het maken van een volledig Deense vertaling waarschijnlijk overbodig.

65 Picot 1876: 13.

66 Ibid: 348, 403, 405. 67 Ibid: 400.

(29)

29 Uit het grote aantal talen waarin Le Cid gepubliceerd is, blijkt dat de populariteit van het stuk in Frankrijk ook de omliggende landen bereikte. Bij nadere bestudering van de verschillende vertalingen en hun lokale context blijkt echter wel dat het stuk niet per se overal een groot succes is geweest in het theater. Corneille was een bekend auteur die veel aanzien genoot en zijn teksten werden overal gelezen, maar de Cid in het theater blijkt het vooral in Frankrijk en Nederland uitzonderlijk goed gedaan te hebben. De belangrijkste reden hiervoor is

waarschijnlijk de smaak van het publiek. Zoals we dat al gezien hebben bij de vergelijking van het Franse en Spaanse publiek en ook bij de theaterpraktijk in Italië, zijn de verschillen in lokale smaak groot. Smaken veranderen natuurlijk wel en daarom is vooral de timing van een stuk essentieel. In Nederland arriveerde de Cid aan de vroege kant, maar niet té vroeg. Snel na De verduytste Cid verschenen vele andere Spaanse en Franse stukken op het toneel en deze sloegen enorm goed aan bij het publiek. De Cid is in Nederland dus een voorbode van het succes geweest. In veel andere landen kwam de Cid echter niet op het juiste moment, waardoor het stuk niet zo’n groot succes werd als het in Frankrijk en Nederland was.

Afbeelding 6: Kaart van Europa rond 1650. In romein de plaats en het jaartal van de eerste druk per land,

schuingedrukt het aantal drukken per land in de zeventiende eeuw en tussen haakjes speciale notering van de Franse druk uit Leiden van 1638 en van een druk uit Duinkerken, omdat dat de enige zeventiende-eeuwse Nederlandstalige

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

rostriformis bugensis (dashed line) depending on lake morphometry, based on data that zebra mussels reach their maximum density in 2.5 ± 0.2 years and quagga mussels reach their

De fractievoorzitter brengt schriftelijk de voorzitter van de raad, ter kennisneming presidium, op de hoogte van het opzeggen door de fractie van het vertrouwen in of het opstappen

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

In dit rapport wordt het ongerief gerubriceerd en geprioriteerd voor konijnen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten, gehouden voor productiedoeleinden.. Tevens is voor

Die afleiding kan gemaak word dat die beginsel ‘billikheid’ in die opstel van ’n kontrak nodig is en kan derhalwe as ’n beginsel vir effektiewe kontraktuele kommunikasie