• No results found

Middelengebruik en partnerselectie in een speeddate setting op muziekfestivals : de mediërende rol van fysieke zelfwaardering en/of positief affect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Middelengebruik en partnerselectie in een speeddate setting op muziekfestivals : de mediërende rol van fysieke zelfwaardering en/of positief affect"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Middelengebruik en Partnerselectie in een Speeddate Setting op

Muziekfestivals

De Mediërende Rol van Fysieke Zelfwaardering en/of Positief Affect

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam

Céline Duijzers 10673393 Begeleidster: dr. Daphne van de Bongardt Tweede beoordelaar: dr. Inge Wissink Amsterdam, 3 juli 2016

(2)

Abstract

In the present study the relationship between substance-use and partner selection during speeddates at a music festival were examined, and whether this relationship was mediated by physical self-esteem and positive affect. The data were collected at the music festival

Lowlands, among a cross-sectional study sample of 163 Dutch young adults (age M = 25.67 years). Participants rated their substance-use, physical self-esteem and positive affect using a self-report document. The Dutch young adults participated in nine different speeddate

sessions where they could determine, by the number of speeddate nominations, whether a person was a match or not. It was hypothesized that young adults would receive more speeddate nominations when they were under the influence of substances. The expectation was that this relationship would be explained by an increase in physical self-esteem and positive affect. Results from different linear regression analyses indicated that there was no relationship between substance-use and receiving more speeddate nominations. Neither was this relationship mediated by physical self-esteem or positive affect. There were significant effects found in receiving speeddate nominations between gender and the level of education: women received more speeddate nominations than men and young adults with a higher education level received more speeddate nominations than young adults with a lower

education level. Overall, this study contributes to the knowledge on the role of substance-use, physical self-esteem and positive affect in partner selection processes and will help young adults make more positive choices towards healthier romantic relationships.

Keywords: Speeddate, Music Festival, Partner Selection, Substance-use, Physical Self-esteem, Positive Affect

(3)

Middelengebruik en Partnerselectie in een Speeddate Setting op Muziekfestivals en de Mediërende Rol van Fysieke Zelfwaardering en/of Positief Affect

Nederlandse vrijgezellen hebben het tegenwoordig voor het uitkiezen in de zoektocht naar een potentiële partner. Zo zijn er verschillende onlinedatingssites, speeddate organisaties en datingapplicaties, zoals Tinder en Happn. Toch blijft het uitgaanslevens voor

jongvolwassenen een populaire plek om nieuwe mensen te ontmoeten en eventueel een romantische relatie aan te gaan (Packer & Ballantyne, 2011). Uitgaansgelegenheden brengen steeds meer middelengebruik onder jongvolwassenen met zich mee en dus ook bijbehorende risico’s (Straathof & Nikkels, 2013). Een voorbeeld van een risico is dat het gedrag van jongvolwassenen kan veranderen wanneer er middelengebruik in het spel is, zoals een verandering in het oordeel over aantrekkelijkheid (Halsey, Huber, & Hardwick, 2012). Deze gedragsveranderingen kunnen van invloed zijn op het partnerselectieproces.

In dit onderzoek werd gekeken naar het partnerselectieproces in een speeddate setting op muziekfestival. Eerder speeddate onderzoek toonde aan dat de romantische interesses die jongvolwassenen hebben over hun potentiële nieuwe partners over het algemeen liggen bij fysieke aantrekkelijkheid, persoonlijkheidskenmerken en het vooruitzicht op een goed inkomen (Eastwick & Finkel, 2008). Deze rapportage van de ideale partner bleek anders te zijn dan de behoeften tijdens het speeddaten lieten zien. Voorafgaand rapporteerden de jongvolwassenen voornamelijk interne eigenschappen zoals persoonlijkheidskenmerken terwijl ze zich tijdens het speeddaten meer lieten leiden door de fysieke aantrekkelijkheid (Eastwick & Finkel, 2008). Daarnaast bleken vrouwen meer waarde te hechten aan de intelligentie van een potentiële partner, terwijl mannen meer letten op de fysieke aantrekkelijkheid (Fisman, Iyengar, Kamenica, & Simonson, 2006).

Eerder onderzoek van Overbeek, Nelemans, Karremans en Engels (2013) toonde aan dat vrouwen over het algemeen meer speeddate nominaties ontvangen dan mannen. Vrouwen

(4)

met een gemiddelde Body Mass Index (BMI) en een hogere mate van fysieke

aantrekkelijkheid scoorden hierin het hoogst (Overbeek et al., 2013). Daarnaast bleken vrouwen tijdens het speeddaten eerder geneigd hun ideaalbeeld van een potentiële partner naar beneden bij te stellen dan mannen. In eerste instantie waren vrouwen meer geïnteresseerd in mannen met een hoge sociale economische status en een hogere mate van fysieke

aantrekkelijkheid, maar vanwege beperkte beschikbaarheid van deze ideale partner bleken vrouwen minder selectief in het geven van speeddate nominaties dan mannen (Overbeek et al., 2013). Voornamelijk vrouwen met een mindere mate van fysieke aantrekkelijkheid en een afwijkende BMI waren minder selectief in het geven van speeddate nominaties (Overbeek et al., 2013). Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar het partnerselectieproces in een festivalcontext waarbij er sprake was van middelengebruik. Dit is een belangrijk aspect van het bioecologische model omdat er in kaart wordt gebracht hoe jongvolwassenen vandaag de dag romantische relaties aangaan en wat de invloed van middelengebruik hierop is

(Bronfenbrenner, 1986).

Een risico voor het partnerselectieproces tijdens het uitgaansleven is het gebruik van middelen. Jongvolwassenen gebruiken steeds vaker middelen zoals alcohol, softdrugs en harddrugs op muziekfestivals en feesten (Straathof & Nikkels, 2013). Deze middelen brengen verschillende effecten en risico’s met zich mee. Zo is aangetoond dat alcoholgebruik invloed uitoefent op het wel of niet aantrekkelijk vinden van een persoon (Halsey et al., 2012). Jongvolwassenen die alcohol hadden gebruikt ervaarden moeite met het beoordelen van een gezicht op symmetrie. Ze vonden dat gezicht ook aantrekkelijker dan nuchtere

jongvolwassenen. Volgens Halsey et al. (2012) was dat gebrekkige oordeel de reden dat beschonken jongvolwassenen iemand fysiek aantrekkelijker vonden dan jongvolwassenen in een nuchtere toestand. Daarnaast zou alcoholgebruik het ontmoeten van nieuwe mensen makkelijker maken en voelen jongvolwassenen zich er beter door (Borjesson & Dunn, 2001).

(5)

Enkele gevonden effecten van softdrugsgebruik waren plezier en zorgeloos en ontspannen zijn (Metrik, Kahler, McGeary, Monti, & Rohsenow, 2011). Daarnaast werden er effecten gerapporteerd zoals veranderingen van de waarneming, het intenser worden van kleuren en het mooier worden van muziek waardoor de jongvolwassenen in een positieve en euforische stemming raakten (Metrik et al., 2011). Tot slot werd harddrugsgebruik door

jongvolwassenen geassocieerd met positieve en euforische effecten, gevoel van intimiteit, verbondenheid en energie (Degenhardt, Copeland, & Dillon, 2005; Solowij, Hall, & Lee, 1992; Ter Bogt & Engels, 2005). Door deze positieve effecten zoals aantrekkelijkheid, tevredenheid, euforie, gevoel van intimiteit en verbondenheid die middelengebruik met zich meebrengen voelen jongvolwassenen zich mogelijk zelfverzekerder, losser en leuker tijdens partnerselectieprocessen.

Dit verband tussen middelengebruik en het partnerselectieproces kan mogelijk verklaard worden door een toename in fysieke zelfwaardering. De hoeveelheid middelen die jongvolwassenen gebruiken werd geassocieerd met zich sexy voelen, zelfvertrouwen en tevreden zijn over zichzelf (Ter Bogt & Engels, 2005). Hoe meer middelen de

jongvolwassenen gebruikten, hoe zelfverzekerder zij zichzelf voelden (Ter Bogt, Engels, 2005). De uiteindelijke keuze voor een potentiële partner werd gebaseerd op wederzijdse aantrekkingskracht tussen de desbetreffende personen waarin zelfvertrouwen een belangrijke voorspeller bleek te zijn (Luo & Zhang, 2009). Daarnaast werd een gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen gezien als een belangrijke eigenschap voor een partner in een romantische relatie (Collins, Welsh, & Furman, 2009). Een toename in fysieke zelfwaardering kan leiden tot meer aantrekkingskracht en aantrekkelijkheid van jongvolwassenen en kan dus bepalend zijn voor partnerselectieprocessen.

Een andere mogelijke verklaring voor het verband tussen middelengebruik en het partnerselectieproces is een toename in positief affect. Volgens Engelen, De Peuter, Victoir,

(6)

Van Dienst en Van den Bergh (2006) verwijst positief affect naar het niveau van

enthousiasme, activiteit en alertheid van een persoon. Een hogere mate van positief affect werd gekenmerkt door een hogere mate van energie, concentratie en plezier, terwijl een lagere mate van positief affect werd gekenmerkt door droefheid en moeheid (Engelen et al., 2006). De deelname aan muziekfestivals en feesten kan een toename in positief affect met zich meebrengen doordat er sprake is van middelengebruik en deze brengen positieve en

euforische effecten met zich mee (Degenhardt et al., 2005; Straathof & Nikkels, 2013). Hoe meer middelen de jongvolwassenen gebruikten, hoe blijer en gelukkiger zij zichzelf voelden (Degenhardt et al., 2005; Solowij et al., 1992). Daarnaast ervaarden jongvolwassenen vreugde en geluk op muziekfestivals en feesten (Packer & Ballantyne, 2011). Festivalgangers bleken gelukkiger en meer waardering voor de gebeurtenissen om hun heen te ervaren dan

jongvolwassenen in hun normale omgeving (McRae, Heller, John, & Gross, 2011). De mate van geluk die en persoon uitstraalt bleek een belangrijke voorspeller in het

partnerselectieproces; personen die geluk uitstraalden werden aantrekkelijker gevonden door personen van het andere geslacht (Mathes & Kahn, 1975). Een toename in positief affect kan leiden tot enthousiasme en geluk en kan dus bepalend zijn voor partnerselectieprocessen.

Het huidige onderzoek heeft gekeken naar het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties bij jongvolwassenen omdat er weinig informatie beschikbaar is over het verband tussen middelengebruik en partnerselectieprocessen. Er is gebruikt gemaakt van een speeddate design waardoor er sprake was van ecologische validiteit (Overbeek et al., 2013). Tijdens het speeddaten werden partnerselectieprocessen

daadwerkelijk geobserveerd waardoor er een hoge mate van overeenkomst ontstond tussen de onderzoeksresultaten en de alledaagse praktijk (Overbeek, et al., 2013). Er werden twee hypothesen getoetst; ten eerste werd er verwacht dat jongvolwassenen meer speeddate nominaties zouden ontvangen wanneer zij middelen hadden gebruikt (hypothese 1). Ten

(7)

tweede werd er gekeken of het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties gemedieerd werd door de mate van fysieke zelfwaardering en/of positief affect. Deze laatste hypothese werd opgedeeld in drie deelhypotheses. Er werd eerst gekeken naar het verband tussen middelengebruik en de mate van fysieke zelfwaardering én positief affect. Verwacht werd dat jongvolwassenen een hogere mate van fysieke

zelfwaardering én positief affect ervaren wanneer zij middelen hadden gebruikt (hypothesen 2a en 2b). Vervolgens werd er gekeken naar het verband tussen de mate van fysieke

zelfwaardering én positief affect en het aantal ontvangen speeddate nominaties. Hierbij werd verwacht dat jongvolwassenen meer speeddate nominaties zouden ontvangen wanneer zij een hogere mate van fysieke zelfwaardering én positief affect ervaren (hypothesen 3a en 3b). Als laatste werd er gekeken of de mate van fysieke zelfwaardering en/of positief affect een mediërende rol had in het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties. Er werd voorspeld dat het middelengebruik van jongvolwassenen in verband staat met het aantal ontvangen speeddate nominaties en dat dit verband samenhangt met een

toename in fysieke zelfwaardering én positief affect (hypothese 4a en 4b).

Met de resultaten van dit onderzoek kan er een beter beeld gevormd worden van de invloed van middelengebruik op het partnerselectieproces en welke rol de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect hierin spelen. Dit is een waardevolle toevoeging aan de bestaande literatuur omdat het observeren van jongvolwassenen in deze context verklaringen kunnen geven voor welke persoon/individu er leuk wordt gevonden en welke factoren een rol spelen in hoe een persoon leuk wordt gevonden. Ook kunnen er verklaringen geboden worden voor de invloed van de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect op

partnerselectieprocessen. Daarnaast worden de risico’s van middelengebruik, die invloed uitoefenen op jongvolwassenen in het uitgaansleven, in kaart gebracht. Dit is van belang omdat het uitgaansleven een belangrijke ontmoetingsplek is voor jongvolwassenen. Tot slot

(8)

zouden er eventueel interventies en/of preventies ingezet kunnen worden die de effecten van middelengebruik in relatie tot het aangaan van nieuwe (romantische) relaties benadrukken. Zo zou er een alcoholmaximum onder jongvolwassen en/of meer surveillance op softdrugs- en harddrugsbezit in het uitgaansleven ingesteld kunnen worden om deze risico’s tegen te gaan.

Methode Steekproef

Voor dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van een bestaande dataset, verzameld tijdens een speeddate studie op het muziekfestival Lowlands. De steekproef bestond uit 177 participanten in de leeftijd van 18 – 63 jaar (M = 26.01; SD = 6.82 jaar). Participanten met leeftijden M + 2SD (41 – 63 jaar, n = 4) werden niet meegenomen in de analyses omdat dit statische outliers waren. Ook werden de participanten die een relatie hadden niet

meegenomen in de analyse, waardoor er n = 9 personen afvielen. Bij de variabele leeftijd waren er n = 4 missing values gevonden, de antwoorden van deze cases werden echter wel meegenomen in het onderzoek.

Van de totale analysesteekproef werden er uiteindelijk 163 jongvolwassenen (82 mannen, 81 vrouwen) meegenomen in de huidige analyses. De jongvolwassenen hadden de leeftijd van 18 – 38 jaar (M = 25.67, SD = 5.02). Het grootste deel (80.40%) van de

jongvolwassenen waren volledig heteroseksueel. Daarnaast was 17.20% voornamelijk heteroseksueel maar enigszins aangetrokken tot mensen van hetzelfde geslacht, 1.80% biseksueel, dus evenveel aangetrokken tot mannen en vrouwen en 0.60% was voornamelijk homoseksueel, maar enigszins aangetrokken tot mensen van het andere geslacht. Het

merendeel van de onderzoeksgroep had een Nederlands/anders Westerse etniciteit (86.50%) en 10.30% had een niet-Westerse etniciteit zoals Surinaams, Marokkaans, Antilliaans en Turks. Het educatieniveau van de jongvolwassenen lag hoog, 78.70% had een havo/hbo- of vwo/wo-opleiding afgerond en 21.30% had een laag educatieniveau (mavo/mbo-opleiding).

(9)

Procedure

De werving heeft plaatsgevonden op het muziekfestival Lowlands in augustus 2015. Potentiële participanten werden benaderd door onderzoeksassistenten in het Lowlands veld en/of in het Speed Date Lab met de vraag of zij deel wilden nemen aan een speeddatesessie. De inclusiecriteria waren dat participanten 18 jaar of ouder en alleenstaand moesten zijn. De jongvolwassenen hadden een informatie- en toestemmingsformulier ondertekend met

betrekking tot het gebruiken van de gegevens voor wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast rapporteerden zij over middelengebruik, fysieke zelfwaardering en positief affect.

In totaal vonden er negen speeddatesessies plaats, per festival dag (vrijdag, zaterdag, zondag) waren er drie speeddatesessies (12.00 uur, 14.00 uur en 16.00 uur). Per sessie waren er tien mannen en tien vrouwen aanwezig. De jongvolwassenen werden ter registratie en observatie voorzien van een microfoon, een audioapparaat en een matchformulier. De sessies bestonden uit het ontmoeten van tien verschillende potentiële partners waarbij één speeddate ronde drie minuten duurde. Na deze drie minuten hoorden de jongvolwassenen een belsignaal waarbij de mannen doorschoven naar de volgende date en de vrouwen bleven zitten. Wanneer er sprake was van een match ontvingen de jongvolwassenen binnen een week een e-mail met een telefoonnummer en/of e-mailadres van de match(es).

Instrumenten

Het aantal ontvangen speeddate nominaties werd gemeten aan de hand van het matchformulier (zie Bijlage 1). Op basis van het item “Was het een match?” (ja/nee) werd er gekeken hoeveel nominaties er per participant waren ontvangen. Het minimale aantal

mogelijke ontvangen speeddate nominaties voor een persoon was 0 en het maximale aantal was 10, indien er 10 personen per sessie aanwezig waren.

Middelengebruik werd gemeten aan de hand van drie items in de vragenlijst, namelijk alcohol-, softdrugs- en harddrugsgebruik. Het item voor alcoholgebruik was: “Hoeveel

(10)

alcoholische drankjes heb je de afgelopen 4 uur gedronken?” (1 = 0 en 8 = meer dan 10). Het item voor softdrugsgebruik was: “Heb je de afgelopen 4 uur softdrugs (bijvoorbeeld cannabis, wiet, hasj) gebruikt?” (ja/nee). Het item voor harddrugsgebruik was: “Heb je de afgelopen 4 uur harddrugs (bijvoorbeeld coke, speed, GHB, LSD, paddo’s, XTC) gebruikt?” (ja/nee). Van deze drie items is er één variabele gemaakt waarin alcohol-, softdrugs- en harddrugsgebruik zijn samengevoegd. Het gebruik van één van deze middelen stond gelijk aan middelengebruik (0 = nee en 1 = ja).

Fysieke zelfwaardering werd gemeten door twee items in de vragenlijst gebaseerd op het onderzoek van Fallon en Rozin (1985) over de verschillen in opvattingen over het

daadwerkelijk waargenomen lichaamsbeeld versus het ideale lichaamsbeeld van personen. Bij het eerste item werd het daadwerkelijk waargenomen fysieke zelfbeeld gemeten aan de hand van negen verschillende plaatjes van het mannen- en vrouwenlichaam. De mannen vulden de versie met de mannenlichamen in en de vrouwen de versie met de vrouwenlichamen (zie Bijlage 2). Er werd gevraagd: “Welk plaatje lijkt het meest op jou?” waarbij de participanten het nummer van het lichaam opschreven dat in hun ogen het meest op henzelf leek. Bij het tweede item werd het fysieke ideaalbeeld gemeten aan de hand van dezelfde negen plaatjes. Er werd gevraagd: “Op welk plaatje zou jij het liefst willen lijken?” waarbij de participanten het nummer van het lichaam opschreven waar ze het meest op wilden lijken. De verschilscore (item 1 – items 2) vormde de uiteindelijke score van fysieke zelfwaardering. Omdat er werd gekeken naar de mate van fysieke zelfwaardering en niet naar de richting van het verband zijn alle negatieve waarden positief gemaakt. Een lagere verschilscore betekende dat er een hogere mate van fysieke zelfwaardering aanwezig was.

Positief affect werd gemeten met één item in de vragenlijst gebaseerd op de Cantril Ladder (Cantril, 1965; Overbeek, Vollebergh, Meeus, Engels & Luijpers, 2001). Er werd gevraagd “Op een schaal van 1 tot 10, hoe voel je je op dit moment?” waarbij de participanten

(11)

door middel van 10 sterren aangaven hoe ze zich op dat moment voelden (1 = zeer slecht en 10 = zeer goed). Een hogere score stond gelijk aan een meer positieve stemming.

Analyse

Allereerst werden de beschrijvende statistieken van de variabele leeftijd, het aantal ontvangen speeddate nominaties, fysieke zelfwaardering en positief affect beschreven. Vervolgens werd er gekeken naar de frequenties en percentages van de categorische

variabelen gender, educatie, etniciteit, seksuele oriëntatie, dag, dagdeel en middelengebruik. Tot slot werd er gekeken welke controle variabelen er meegenomen dienden te worden in de analyses. Om dit te bepalen werd er voor de variabele leeftijd een correlatieanalyse

uitgevoerd, T-testen voor gender, educatie en etniciteit en one-way ANOVA voor de variabelen seksuele oriëntatie, dag en dagdeel.

Alle onderzoeksvragen werden beantwoord aan de hand van lineaire regressie analyses met het Statistical Package for the Social Scienses (SPSS) versie 22 met een statistische significantie van de uitkomsten bij een p < .05. Allereerst (1) werd er een lineaire regressie analyse uitgevoerd met middelengebruik als onafhankelijke variabele, het aantal ontvangen speeddate nominaties als afhankelijke variabele en de relevante controle variabelen (zie Figuur 1, pad A1)

Om de tweede onderzoeksvraag te onderzoeken werden er twee lineaire regressie analyses uitgevoerd: als eerste (2a) werd er een analyse uitgevoerd met middelengebruik als onafhankelijke variabele, fysieke zelfwaardering als afhankelijke variabele en de relevante controle variabelen; de tweede onderzoeksvraag (2b) werd op dezelfde manier geanalyseerd met positief affect als afhankelijke variabele (zie Figuur 1, pad B1 en B2).

Om de derde onderzoeksvraag te onderzoeken werden er tevens twee lineaire regressie analyses uitgevoerd: als eerste (3a) werd er een analyse uitgevoerd met fysieke

(12)

afhankelijke variabele en de relevante controle variabelen; de tweede onderzoeksvraag (3b) werd op dezelfde manier geanalyseerd met positief affect als onafhankelijke variabele (zie Figuur 1, pad C1 en C2).

De laatste onderzoeksvraag werd onderzocht door middel van twee mediatie analyses aan de hand van het stappenmodel van Baron en Kenny (1986). Als eerste werd

onderzoeksvraag (4a) onderzocht waarbij er gekeken werd of het verband tussen middelengebruik (onafhankelijke variabele) en aantal ontvangen speeddatenominaties (afhankelijke variabele) werd verklaard door een toename in fysieke zelfwaardering. Eerst werd er een regressie analyse uitgevoerd met middelengebruik als onafhankelijke variabele en relevante controle variabelen. Er werd gekeken naar de verklaarde variantie van dit model. Vervolgens werd er een regressie analyse met middelengebruik als onafhankelijke variabele, relevante controle variabelen en fysieke zelfwaardering als mediator uitgevoerd. Er werd wederom gekeken naar de verklaarde variantie van dit model. Om te onderzoeken of er sprake was van een mediatie effect werden de verklaarde varianties (R2) van de modellen met elkaar vergeleken en gekeken of het verschil (∆ R2) significant was. De tweede onderzoeksvraag (4b) werd aan de hand van dezelfde stappen onderzocht waarbij de mate van fysieke zelfwaardering werd vervangen voor de mate van positief affect.

Resultaten Beschrijvende statistieken

In Tabel 1 zijn de beschrijvende statistieken voor de gehele steekproef te vinden. Gemiddeld kregen de jongvolwassenen 4 nominaties per persoon. Het merendeel van de jongvolwassenen bleek één of meerdere middelen te hebben gebruikt. Tot slot bleek er sprake te zijn van een redelijk hoge mate van fysieke zelfwaardering (M = 0.66) én positief affect (M = 7.00).

(13)

Correlaties

Uit de Pearson’s correlatieanalyse kwam één significante correlatie naar voren, namelijk tussen leeftijd en het aantal ontvangen speeddate nominaties (zie correlatiematrix in Tabel 2). Er was sprake van een negatieve correlatie wat betekent dat als de leeftijd toeneemt, het aantal ontvangen speeddate nominaties afneemt. Leeftijd bleek niet significant te

correleren met de mate van fysieke zelfwaardering of positief affect. T-testen

Uit de resultaten van de T-testen kwam naar voren dat de gemiddelde score op het aantal ontvangen speeddate nominaties significant verschilden per gender (t(161) = -6.51, p = < .001). Vrouwen hadden meer speeddate nominaties ontvangen dan de mannen. Dit verschil was tevens te zien op de gemiddelde score van de mate van fysieke zelfwaardering (t(157) = -2.83, p = .005). De gemiddelde score op positief affect verschilden niet significant per gender (t(157) = -.18, p = .854).

Verder kwam er naar voren dat de gemiddelde score op het aantal ontvangen

speeddate nominaties significant verschilden per educatieniveau (t(51.49) = -2.50, p = .015). De participanten met een hoog educatieniveau hadden meer speeddate nominaties ontvangen dan participanten met een laag educatieniveau. Dit verschil was echter niet gevonden op de mate van fysieke zelfwaardering (t(149) = .26, p = .800) of positief affect (t(149) = .09, p = .931).

Tot slot bleek er geen verschil te zijn tussen een Westerse of niet-Westerse etniciteit op het aantal ontvangen speeddate nominaties (t(157) = -.11, p = .911), de mate van fysieke zelfwaardering (t(14.57) = .35, p = .729) of positief affect (t(153) = -1.00, p = .317).

ANOVA’s

Op basis van een one-way ANOVA werd een significant verschil gevonden in de verschillende dagen in het aantal ontvangen speeddate nominaties (F(2, 159) = 4.91, p =

(14)

.009). Op zondag werden er meer speeddate nominaties ontvangen dan op vrijdag en zaterdag. Er waren geen significante verschillen gevonden tussen de verschillende dagen in de mate van fysieke zelfwaardering (F(2, 155) = 1.90, p = .153) of positief affect (F(2, 155) = 1.04, p = .134).

Er bleken geen significante verschillen te bestaan tussen de verschillende dagdelen in het aantal ontvangen speeddate nominaties (F(2, 160) = .52, p = .594), de mate van fysieke zelfwaardering (F(2, 156) = .47, p = .629) of positief affect (F(2, 156) = .26, p = .772). Tot slot werd er een significant verschil gevonden tussen de verschillende seksuele oriëntatie groepen in de mate van fysieke zelfwaardering (F(3, 155) = 2.30, p = .033). Omdat er geen informatie beschikbaar was uit de ANOVA Post Hoc test omdat er groepen tussen zaten die kleiner waren dan N = 2, werd er gekeken naar de gemiddelde mate van fysieke

zelfwaardering in de verschillende seksuele oriëntatie groepen. Op het oog scoorden de heteroseksuele (M = 0.58; SD = 0.70) én voornamelijk heteroseksuele (M = 0.89; SD = 1.10) hoger in de mate van fysieke zelfwaardering dan de biseksuele groep (M = 1.33; SD = 0.58).

Er waren geen significante verschillen gevonden tussen de verschillende seksuele oriëntatie groepen in het aantal ontvangen speeddate nominaties (F(3, 159) = .74, p = .528) of de mate van positief affect (F(3, 155) = 1.50, p = .216).

Conclusie

Op basis van deze resultaten zijn leeftijd, gender, educatie, seksuele oriëntatie en dag meegenomen als controle variabelen in de analyses. De variabelen etniciteit en dagdeel zijn niet verder meegenomen.

Regressie analyses Pad A1

De resultaten van de eerste lineaire regressie analyse voor het verband tussen

(15)

geen significante effecten waren van de controle variabelen leeftijd en dag. De controle variabelen gender en educatie lieten wel significante effecten zien: vrouwen hadden meer speeddate nominaties ontvangen dan mannen en jongvolwassenen met een hoog

educatieniveau hadden meer speeddate nominaties ontvangen dan jongvolwassenen met een laag educatieniveau. Er bleek geen significant effect te zijn van middelengebruik op het aantal ontvangen speeddate nominaties. De totale variantie in het aantal ontvangen speeddate

nominaties werd voor 27% verklaard door middelengebruik en de controle variabelen leeftijd, gender, educatie, seksuele oriëntatie en dag.

Pad B1 en B2

De resultaten van de tweede lineaire regressie analyse voor het verband tussen middelengebruik en de mate van fysieke zelfwaardering (zie Tabel 4) lieten zien dat er geen significante effecten waren voor de controle variabelen gender, leeftijd, educatie, seksuele oriëntatie of dag. Er bleek ook geen significant effect te zijn van middelengebruik op de mate van fysieke zelfwaardering. Middelengebruik en de controle variabelen tezamen verklaarden 9% van de totale variantie in de mate van fysieke zelfwaardering.

Vervolgens lieten de resultaten van de lineaire regressie analyse voor het verband tussen middelengebruik en de mate van positief affect (zie Tabel 5) zien dat er geen

significante effecten aanwezig waren voor de controle variabelen gender, leeftijd, educatie, seksuele oriëntatie en dag. Er bleek ook geen significant effect te zijn van middelengebruik op de mate van positief affect. Middelengebruik en de controle variabelen tezamen verklaarden 1% van de totale variantie in de mate van positief affect.

Pad C1 en C2

De resultaten van de derde lineaire regressie analyse voor het verband tussen de mate van fysieke zelfwaardering en het aantal ontvangen speeddate nominaties (zie Tabel 6) lieten zien dat er geen significant effecten waren voor de controle variabelen leeftijd, seksuele

(16)

oriëntatie en dag (zie Tabel 6). De controle variabelen gender en educatie lieten wel

significante effecten zien waarbij vrouwen meer speeddate nominaties ontvangen dan mannen en jongvolwassenen met een hoog educatieniveau hadden meer speeddate nominaties

ontvangen dan jongvolwassenen met een laag educatieniveau. Er bleek geen significant effect aanwezig te zijn van de mate van fysieke zelfwaardering op het aantal ontvangen speeddate nominaties. De totale variantie in het aantal ontvangen speeddate nominaties werd voor 26% verklaard door de mate van fysieke zelfwaardering en de controle variabelen leeftijd, gender, educatie, seksuele oriëntatie en dag.

Vervolgens bleek uit de resultaten van de lineaire regressie analyse voor het verband tussen de mate van positief affect en het aantal ontvangen speeddate nominaties (zie Tabel 7) dat er geen significante effecten waren voor de controle variabelen leeftijd, seksuele oriëntatie en dag. De controle variabelen gender en educatie lieten wel significante effecten zien waarbij wederom vrouwen meer speeddate nominaties hadden ontvangen dan mannen en

jongvolwassenen met een hoog educatieniveau meer speeddate nominaties hadden ontvangen dan jongvolwassenen met een laag educatieniveau. Er bleek geen significant effect te zijn van positief affect op het aantal ontvangen speeddate nominaties. De mate van positief affect en de controle variabelen tezamen verklaarden 26% van de totale variantie in het aantal

ontvangen speeddate nominaties. Mediatie analyses

Ondanks dat de verschillende paden geen significante effecten lieten zien werden er toch mediatie analyses uitgevoerd omdat er mogelijk sprake was van significante indirecte verbanden tussen de verschillende paden (Hayes, 2009).

Pad M1

De resultaten van de eerste mediatie analyse (zie Tabel 8) lieten zien dat er geen sprake was van een mediatie effect van de mate van fysieke zelfwaardering op het verband

(17)

tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties wanneer er

gecontroleerd werd voor gender, leeftijd, educatie, seksuele oriëntatie en dag (F(1,143) = .69, p = .408). De verklaarde variantie in het eerste model verschilde namelijk niet significant van de verklaarde variantie in het tweede model waarin de mate van fysieke zelfwaardering werd meegenomen. Dit betekent dat het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties niet samenhangt met een toename in fysieke zelfwaardering van jongvolwassenen.

Pad M2

Vervolgens lieten de resultaten van de mediatie analyse (zie Tabel 8) zien dat er geen sprake was van een mediatie effect van de mate van positief affect op het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties wanneer er gecontroleerd werd voor gender, leeftijd, educatie, seksuele oriëntatie en dag (F(1,143) = .13, p = .722). De verklaarde variantie in het eerste model verschilde namelijk niet significant van de verklaarde variantie in het tweede model waarin de mate van positief affect werd meegenomen. Dit betekent dat het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties niet samenhangt met een toename in positief affect van jongvolwassenen. Curve lineair effect van alcoholgebruik

In de huidige studie waren er geen significante verbanden gevonden voor het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties, de mate van fysieke zelfwaardering of positief effect. Er is mogelijk wel sprake van een curve lineair effect doordat middelengebruik een boog-effect met zich mee kan brengen. Middelen brengen tot een bepaald punt positieve effecten, zoals het leuker en aantrekkelijker maken van

jongvolwassenen, met zich mee maar wanneer dit punt wordt overschreden is er juist sprake van negatieve effecten, zoals het minder aantrekkelijk maken van jongvolwassenen. Er werd verwacht dat middelengebruik tot een bepaald punt jongvolwassenen leuker maakt, maar na

(18)

dat punt de jongvolwassen juist minder leuk maakt. Er werd een curve-lineair verband getoetst tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties, de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect. Er werd voor deze analyse alleen gebruik gemaakt van de variabele alcoholgebruik omdat deze variabele als enige een continue variabele was in tegenstelling tot softdrugs- en harddrugsgebruik. Dit werd geanalyseerd door eerst een nieuwe variabele aan te maken, namelijk alcoholgebruik in het kwadraat om vervolgens de lineaire regressie analyses uit te voeren. De resultaten lieten zien dat er geen sprake was van een curve-lineair effect van de mate van alcoholgebruik op het aantal ontvangen speeddate nominaties (β = -.14, p = .144), de mate van fysieke zelfwaardering (β = -.03, p = .761) of positief affect (β = -.04, p = .717). Er was dus geen sprake van een optimaal aantal

alcoholische drankjes in het meer of minder ontvangen van speeddate nominaties. Discussie

In de huidige studie werd het partnerselectieproces in een speeddate context op muziekfestivals onderzocht. Er is gekeken naar het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties bij jongvolwassenen en of dit verband gemedieerd werd door de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect. Ten eerste werd er verwacht dat jongvolwassenen meer speeddate nominaties zouden ontvangen wanneer zij middelen hadden gebruikt. Dit werd verwacht omdat middelengebruik positieve effecten zoals tevredenheid, gevoel van intimiteit en verbondenheid met zich meebrengen (Degenhardt et al., 2005; Solowij et al., 1992; Ter Bogt & Engels, 2005). Daarnaast vonden jongvolwassenen in een beschonken toestand personen van het andere geslacht eerder en meer aantrekkelijk dan jongvolwassenen in een nuchtere toestand (Halsey et al., 2012). De resultaten lieten echter zien dat er geen verband was tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties. De hypothese (1) werd dus niet aangenomen. Het maakt niet uit of jongvolwassenen middelen gebruiken om zich aangetrokken te voelen tot een ander persoon.

(19)

Het feit dat er geen relatie was gevonden tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties wordt wellicht verklaard doordat een combinatie van de middelen (alcohol/softdrugs/harddrugs) negatieve effecten met zich meebrengt zoals een afvlakking van het gevoelsleven (Van Laar et al., 2013). Daarnaast is de manier waarop middelengebruik in het huidige onderzoek werd gemeten mogelijk van invloed geweest. Er was geen onderscheid gemaakt tussen veel of weinig middelengebruik, het gebruik van één middel of een combinatie van de middelen. Er is een verschil in alcoholpercentage wanneer iemand een glas alcohol op heeft en wanneer iemand vijf of meer glazen op heeft, dit geldt tevens voor softdrugs- en harddrugsgebruik. In het huidige onderzoek werden beide gevallen gezien als middelengebruik. Het samennemen van alle middelen kan ervoor gezorgd hebben dat middelengebruik geen invloed heeft gehad op het partnerselectieproces.

In het licht van het bovenstaande werd er gekeken naar het curve-lineair effect van alcoholgebruik op het aantal speeddate nominaties, fysieke zelfwaardering en positief affect. Er bestond een mogelijkheid dat alcoholgebruik een soort boog-effect met zich mee bracht waarbij er tot een bepaalde hoogte positieve effecten aanwezig zijn, maar wanneer dit punt werd verstreken het juist zorgt voor negatieve effecten. Er werd verwacht dat alcoholgebruik tot een bepaald punt jongvolwassenen leuker maakt, maar na dat punt de jongvolwassenen juist minder leuk maakt. Er bleek geen sprake te zijn van een curve-lineair effect van alcoholgebruik op het aantal ontvangen speeddate nominaties, de mate van fysieke zelfwaardering of positief affect. Een mogelijke verklaring kan zijn dat niet alle

jongvolwassenen eerlijk zijn geweest over het exacte aantal alcoholische drankjes waardoor er wellicht minder alcoholgebruik werd geregistreerd en het curve-lineair effect niet goed gemeten kon worden.

Ten tweede werd er gekeken of het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties verklaard werd door de mate van fysieke zelfwaardering én

(20)

positief affect. Er werd verwacht dat jongvolwassenen een hogere mate van fysieke zelfwaardering én positief affect ervaren wanneer zij middelen hebben gebruikt.

Middelengebruik werd geassocieerd met zich sexy voelen, zelfvertrouwen en tevreden zijn over zichzelf (Ter Bogt & Engels, 2005). Hoe meer middelen de jongvolwassenen gebruikten, hoe zelfverzekerder zij zichzelf voelden (Ter Bogt & Engels, 2005). Daarnaast bleken

middelen euforische effecten met zich mee te brengen; hoe meer middelen de

jongvolwassenen gebruikten, hoe blijer en gelukkiger zij zichzelf voelden (Degenhardt et al., 2005; Solowij et al., 1992). De resultaten lieten echter zien dat er geen verband was tussen middelengebruik en de mate van fysieke zelfwaardering én positief affect. De hypothesen (2a en 2b) konden dus niet worden aangenomen. Dit betekent dat middelengebruik geen invloed heeft op de fysieke zelfwaardering en positieve stemmingen van jongvolwassenen.

Mogelijke verklaringen zijn dat de mate van fysieke zelfwaardering juist gerelateerd is aan de onthouding van middelengebruik (Kounenou, 2010). Het onderzoek van Kounenou (2010) toonde aan dat een hoge mate van fysieke zelfwaardering gepaard gaat met minder behoefte aan middelengebruik. Hoe tevredener jongvolwassenen over zichzelf waren, hoe minder middelen zij gebruikten (Kounenou, 2010). Tevens kwam er uit het onderzoek van Lewis, Phillippi en Neighbors (2007) naar voren dat alcoholgebruik onder jongvolwassenen juist gepaard gaat met een lage mate van fysieke zelfwaardering. Daarnaast bleek

middelengebruik ook negatieve effecten met zich mee te brengen zoals gevoelens van

depressiviteit, onzekerheid, humeurigheid en geïrriteerdheid (Degenhardt et al., 2005; Parrott & Lasky, 1998; Ter Bogt & Engels, 2005). Deze negatieve gevoelens kunnen ervoor gezorgd hebben dat de jongvolwassenen minder gelukkig en tevreden waren over zichzelf.

Ten derde werd er gekeken naar het verband tussen het aantal ontvangen speeddate nominaties en de mate van fysieke zelfwaardering én positief affect. Er werd verwacht dat jongvolwassenen meer speeddate nominaties zouden ontvangen wanneer zij een hogere mate

(21)

van fysieke zelfwaardering én positief affect ervaarden. Het gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen van een persoon bleek een belangrijke eigenschap voor een romantische partner (Collin et al., 2009). Daarnaast werd de mate van geluk die een persoon uitstraalt geassocieerd met fysieke aantrekkelijkheid (Mathes & Kahn, 1975). De resultaten lieten wederom zien dat er geen verbanden waren tussen de mate van fysieke zelfwaardering én positief affect en het aantal ontvangen speeddate nominaties. De hypothesen (3a en 3b) konden hierdoor dus niet worden aangenomen. Zelfverzekerdheid en positieve stemmingen van een persoon hangen niet samen met het wel of niet leuk vinden van deze persoon en zijn niet van invloed op het partnerselectieproces. Een mogelijke verklaring is wellicht terug te koppelen aan het middelengebruik van de jongvolwassenen. Middelengebruik kan ook negatieve effecten met zich mee brengen waardoor de jongvolwassenen zichzelf minder gelukkig voelden en/of tevreden waren over zichzelf en dus minder leuk en/of aantrekkelijk waren voor potentiële partners (Degenhardt et al., 2005; Parrott & Lasky, 1998; Ter Bogt & Engels, 2005).

Vervolgens werd er gekeken of de mate van fysieke zelfwaardering en/of positief affect een mediërende rol hadden in het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties. Er werd voorspeld dat het middelengebruik van

jongvolwassenen in verband staat met het aantal ontvangen speeddate nominaties en dat dit verband samenhangt met een toename in fysieke zelfwaardering én positief affect. De resultaten lieten echter zien dat de mate van fysieke zelfwaardering én positief affect geen verklarende factoren waren voor het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties. De hypothesen (4a en 4b) konden hierdoor niet worden aangenomen. Dit betekent dat de relatie tussen middelengebruik en het partnerselectieproces niet verklaard werd door de mate van zelfverzekerdheid en positieve stemmingen van jongvolwassenen. Dit

(22)

is mogelijk te verklaren doordat eerdere resultaten al hadden aangetoond dat middelengebruik niet leidden tot een hogere mate van fysieke zelfwaardering of positief affect.

Er zijn een aantal sterke kanten van het huidige onderzoek te benoemen. Het is het eerste onderzoek dat echte single jongvolwassenen onder invloed van middelen op een muziekfestival heeft geobserveerd. Het brengt hierdoor een onderdeel van het

partnerselectieproces van Nederlandse jongvolwassenen die naar muziekfestivals en feesten gaan in kaart. Zo is er een beter beeld gevormd van de verbanden tussen het

partnerselectieproces, middelengebruik, de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect. Daarnaast was er sprake van ecologische validiteit omdat er gebruik was gemaakt van een speeddate studie waarbij er zonder ingrijpen en manipulatie van de onderzoeksassistenten daadwerkelijk het partnerselectieproces werd geobserveerd en gemeten. Zo is er een hoge mate van overeenkomst ontstaan tussen de onderzoeksresultaten en de alledaagse praktijk; hoe jongvolwassenen vandaag de dag romantische relaties aangaan.

Het huidige onderzoek kent echter ook en aantal beperkingen die mogelijk van invloed zijn op de generaliseerbaarheid van de huidige onderzoeksresultaten. Ten eerste is er in het huidige onderzoek niet gekeken naar sekseverschillen terwijl er wel effecten zijn gevonden. Zo zijn er sekseverschillen gevonden in het verband tussen het aantal ontvangen speeddate nominaties en middelengebruik; vrouwen hadden meer speeddate nominaties ontvangen dan mannen. Deze gegevens komen overeen met het speeddate onderzoek van Overbeek et al. (2013) die concludeerde dat vrouwen over het algemeen meer speeddate nominaties ontvangen dan mannen. Tevens bleken mannen zich eerder aangetrokken te voelen tot een persoon van het andere geslacht en waren mannen eerder geneigd “ja” te zeggen tegen een speeddate partner dan vrouwen (Fisman et al., 2006; Luo & Zhang, 2009). Daarnaast bleek dat vrouwen zichzelf beter voelden en zelfverzekerder en vriendelijker waren wanneer ze alcohol gebruikt hadden (Borjesson & Dunn, 2001). Er wordt verwacht dat deze

(23)

sekseverschillen in het partnerselectieproces ook naar voren komen in andere contexten zoals cafés, kroegen en restaurants. Dit zou verder uitgewerkt kunnen worden in vervolgonderzoek.

Ten tweede is er gebruik gemaakt van een niet random gekozen sample groep, omdat de deelnemers niet via randomisatie zijn geselecteerd maar vrijwillig (via benadering door de onderzoekers van het speeddate lab) hadden gekozen om mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast zijn alle deelnemers personen die naar het muziekfestival Lowlands gaan, een muziekfestival waar niet alle Nederlandse jongvolwassenen naartoe gaan (bijvoorbeeld werkende jongvolwassenen die geen vakantiedagen kunnen opnemen). Hierdoor zijn de huidige onderzoeksresultaten niet generaliseerbaar naar alle Nederlandse jongvolwassenen. In vervolgonderzoek is het daarom aan te bevelen om gebruik te maken van een aantal aselecte steekproeven op verschillende locaties zoals muziekfestivals, feesten, speeddate

aangelegenheden in restaurants, kroegen of cafés zodat deze met elkaar vergeleken kunnen worden wat de generaliseerbaarheid en representatie van de onderzoeksgegevens ten goede zal komen.

Ten derde is het feit dat een ruime meerderheid van de steekproef middelen had gebruikt een mogelijke beperking voor de zelf rapportages, speeddate procedure en

speeddatesessie. Het is onduidelijk of de vragenlijsten naar waarheid zijn ingevuld wanneer er sprake is van middelengebruik, jongvolwassenen kunnen dit zijn vergeten en/of bang zijn geweest voor een oordeel omdat er toch sprake is van harddrugsgebruik. Daarnaast zijn er tijdens de speeddate procedure en speeddate sessie een aantal handelingen zoals het invullen van het matchformulier waarbij men fouten kan maken wanneer er sprake is van

middelengebruik. Deze mogelijke beperking kunnen invloed hebben gehad op de

betrouwbaarheid van het huidige onderzoek en hier zal in vervolgonderzoek rekening mee gehouden moeten worden door bijvoorbeeld middelengebruik in mindere mate toe te staan. Dit was echter lastig omdat de invloed van middelengebruik juist de onderzoeksvraag was.

(24)

Als men bij de start van het onderzoek, in dit geval het speeddaten, de middelen pas toe laat heeft dit weer gevolgen voor de hoeveelheid middelen die de jongvolwassenen tot zich

nemen. In het vervolg kan men beter de vragenlijsten een paar dagen later afnemen, eventueel online, zodat er meer zekerheid is over de betrouwbaarheid van de zelf rapportages.

Ondanks dat het huidige onderzoek enkele methodologische beperkingen kent, was het wel degelijk van toegevoegde waarde, zowel wetenschappelijk als maatschappelijk. Allereerst is er nog weinig onderzoek verricht naar de relatie tussen middelengebruik en het

partnerselectieproces. De huidige studie brengt deze relatie in kaart en heeft laten zien dat de mate van fysieke zelfwaardering en positief affect van jongvolwassen minder belangrijk bleek te zijn in het aangaan van nieuwe relaties dan in eerste instantie werd gedacht. Daarnaast bleken de risico’s van middelengebruik ook minder van invloed te zijn op het

partnerselectieproces van jongvolwassenen. Het is echter toch van belang om de effecten van middelengebruik in relatie tot het aangaan van nieuwe (romantische) relaties te benadrukken. Vandaag de dag ontmoeten de jongvolwassenen hun potentiële partners in

uitgaansgelegenheden zoals cafés, kroegen, feesten en muziekfestivals en dit brengt steeds meer middelengebruik onder jongvolwassenen met zich mee (Straathof & Nikkels, 2013). De muziekfestivals zijn daarom een belangrijke context waarin jongvolwassenen seksuele en/of romantische partners ontmoeten en dit is een belangrijk aspect van het bioecologisch model (Bronfenbrenner, 1986). Er is meer onderzoek nodig om te zien of deze onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar peercontext en andere muziekfestivals en feesten die in Nederland georganiseerd worden. Belangrijk hierbij zijn sekseverschillen en middelengebruik los van elkaar te onderzoeken. De verschillende middelen (alcohol/softdrugs/harddrugs) brengen los van elkaar verschillende effecten met zich mee, en is het mogelijk dat een combinatie van deze middelen voor andere effecten zorgen dan de middelen los van elkaar (Van Laar et al., 2013).

(25)

Het in kaart brengen van de cognities in het partnerselectieproces kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van voorlichtingsprogramma’s waarbij jongvolwassenen bewust gemaakt kunnen worden van partnerselectie op een muziekfestival. Op deze manier kunnen jongvolwassenen geholpen worden met het maken van positieve en bewustere partnerkeuze op muziekfestivals en feesten. Daarnaast zouden er preventies ingezet kunnen worden die de effecten van middelengebruik in het aangaan van nieuwe seksuele en/of romantische relaties benadrukken. Deze preventies kunnen de ontwikkeling van strategieën bevorderen en

mechanismen ondersteunen die jongvolwassenen helpen om positieve keuzes te maken die leiden tot gezondere en gelukkigere romantische en/of seksuele relaties.

(26)

Referenties

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator–mediator variable distinction in social psychological research: Conceptual, strategic, and statistical considerations. Journal of Personality and Social Psychology, 51, 1173-1182. doi:10.1037/0022-3514.51.6.1173 Borjesson, W. I., & Dunn, M. E. (2001). Alcohol expectancies of women and men in relation

to alcohol use and perceptions of the effects of alcohol on the opposite sex. Addictive Behaviors, 26, 707-719. doi:10.1016/S0306-4603(00)00154-4

Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development: Research perspectives. Developmental Psychology, 22, 723-742.

doi:10.1037/0012-1649.22.6.723

Cantril, H. (1965). The pattern of human concerns. New Jersey, NY: Rutgers University Press.

Collins, W. A., Welsh, D. P., & Furman, W. (2009). Adolescent romantic relationships. Annual Review of Psychology, 60, 631-652.

doi:10.1146/annurev.psych.60.110707.163459

Degenhardt, L., Copeland, J., & Dillon, P. (2005). Recent trends in the use of “club drugs”: An Australian review. Substance Use & Misuse, 40, 1241-1256.

doi:10.1081/JA-200066777

Eastwick, P. W., & Finkel, E. J. (2008). Sex differences in mate preferences revisited: Do people know what they initially desire in a romantic partner? Journal of Personality and Social Psychology, 94, 245-264. doi:10.1037/0022-3514.94.2.245

Engelen, U., De Peuter, S., Victoir, A., Van Diest, I., & Van den Bergh, O. (2006). Verdere validering van de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS) en vergelijking van twee Nederlandstalige versies. Gedrag en Gezondheid, 34, 61-70.

(27)

Fallon, A. E., & Rozin, P. (1985). Sex differences in perceptions of desirable body shape. Journal of Abnormal Psychology, 94, 102-105. doi:10.1037/0021-843X.94.1.102 Fisman, R., Iyengar, S. S., Kamenica, E., & Simonson, I. (2006). Gender differences in mate

selection: Evidence from a speed dating experiment. The Quarterly Journal of Economics, 121, 673-697. doi:10.1162/qjec.2006.121.2.673

Halsey, L. G., Huber, J. W., & Hardwick, J. C. (2012). Does alcohol consumption really affect asymmetry perception? A three-armed placebo-controlled experimental study. Addiction, 107, 1273-1279. doi:10.1111/j.1360-0443.2012.03807.x

Hayes, A. F. (2009). Beyond Baron and Kenny: Statistical mediation analysis in the new millennium. Communication Monographs, 76, 408-420.

doi:10.1080/03637750903310360

Kounenou, K. (2010). Exploration of the relationship among drug use & alcohol drinking, entertainment activities and self-esteem in Greek University students. Procedia-Social and Behavioral Sciences, 2, 1906-1910. doi:10.1016/j.sbspro.2010.03.1007

Lewis, M. A., Phillippi, J., & Neighbors, C. (2007). Morally based self-esteem, drinking motives, and alcohol use among college students. Psychology of Addictive Behaviors, 21, 398-403. doi:10.1037/0893-164X.21.3.398

Luo, S., & Zhang, G. (2009). What leads to romantic attraction: Similarity, reciprocity, security, or beauty? Evidence from a speed‐dating study. Journal of Personality, 77, 933-964. doi:10.1111/j.1467-6494.2009.00570.x

Mathes, E. W., & Kahn, A. (1975). Physical attractiveness, happiness, neuroticism, and self esteem. The Journal of Psychology, 90, 27-30. doi:10.1080/00223980.1975.9923921 McRae, K., Heller, S. M., John, O. P., & Gross, J. J. (2011). Context-dependent emotion

regulation: Suppression and reappraisal at the burning man festival. Basic and Applied Social Psychology, 33, 346-350. doi:10.1080/01973533.2011.614170

(28)

Metrik, J., Kahler, C. W., McGeary, J. E., Monti, P. M., & Rohsenow, D. J. (2011). Acute effects of marijuana smoking on negative and positive affect. Journal of Cognitive Psychotherapy, 25, 31-46. doi:10.1891/0889-8391.25.1.31

Overbeek, G., Nelemans, S. A., Karremans, J., & Engels, R. C. (2013). The malleability of mate selection in speed-dating events. Archives of Sexual Behavior, 42, 1163-1171. doi:10.1007/s10508-012-0067-1171

Overbeek, G., Vollebergh, W., Meeus, W., Engels, R., & Luijpers, E. (2001). Course, co-occurrence, and longitudinal associations of emotional disturbance and delinquency from adolescence to young adulthood: A six-year three-wave study. Journal of Youth and Adolescence, 30, 401-426. doi:10.1023/A:1010441131941

Packer, J., & Ballantyne, J. (2011). The impact of music festival attendance on young people’s psychological and social well-being. Psychology of Music, 39, 164–181. doi:10.1177/0305735610372611

Parrott, A. C., & Lasky, J. (1998). Ecstasy (MDMA) effects upon mood and cognition: Before, during and after a Saturday night dance. Psychopharmacology, 139, 261-268. doi:10.1007/s002130050714

Solowij, N., Hall, W., & Lee, N. (1992). Recreational MDMA use in Sydney: A profile of ‘ecstasy’ users and their experiences with the drug. British Journal of Addiction, 87, 1161-1172. doi:10.111/j.1360-0443.1992.tb02003.x

Straathof, M., & Nikkels, W. (2013, januari 19). Excessief drugsgebruik jongeren op technofeesten Amsterdam. Het Parool. Geraadpleegd op 7 januari 2016, van http://www.parool.nl

Ter Bogt, T. F. M., & Engels, R. C. M. E. (2005). “Partying” hard: Party style, motives for and effects of MDMA use at rave parties. Substance Use & Misuse, 40, 1479-1502. doi:10.1081/JA-200066822

(29)

Van Laar, M.W., Cruts, A.A.N., Van Ooyen-Houben, M.M.J., Meijer, R.F., Croes, E.A., Ketelaars, A.P.M., Verdurmen, J.E.E, Brunt, T. (2013). Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2012. Utrecht: Trimbos-instituut

(30)

Tabel 1.

Gemiddelden, Standaarddeviaties en Demografische Karakteristieken van de Analysesteekproef (n = 163) Min – Max N (%) / M (SD) Gender (N, %) Man Vrouw 0.00 – 1.00 0.00 1.00 163 (100%) 82 (50.30%) 81 (49.70) Leeftijd (M, SD) 18.00 – 38.92 25.67 (5.02) Educatie (N, %) Laag Hoog 0.00 – 1.00 0.00 1.00 155 (100%) 33 (21.30%) 122 (78.70%) Etniciteit (N, %) NL/anders-Westers Niet-Westers 0.00 – 1.00 0.00 1.00 159 (100%) 146 (91.80%) 13 (8.20%) Seksuele Oriëntatie (N, %) Heteroseksueel Voornamelijk Heteroseksueel Biseksueel 1.00 – 3.00 1.00 2.00 3.00 162 (100%) 131 (80.40%) 28 (17.20%) 3 (1.80%) Dag (N, %) Vrijdag Zaterdag Zondag 1.00 – 3.00 1.00 2.00 3.00 163 (100%) 47 (29.00%) 58 (35.80%) 57 (35.20%)

(31)

Tabel 1. (vervolg)

Gemiddelden, Standaarddeviaties en Demografische Karakteristieken van de Analysesteekproef (n = 163) Min - Max N (%) / M (SD) Dagdeel (N, %) 12.00 14.00 16.00 1.00 – 3.00 1.00 2.00 3.00 163 (100%) 55 (33.70%) 54 (33.10%) 54 (33.10%) Aantal Speeddate Nominaties (M, SD) 0 – 10.00 4.09 (2.44) Middelengebruik Nee Ja 1.00 – 2.00 1.00 2.00 160 (100%) 63 (39.40%) 97 (60.60%) Fysieke Zelfwaardering (M, SD) 0 – 5.00 0.66 (0.80) Positief Affect (M, SD) 3.00 – 10.00 7.48 (1.28)

(32)

Tabel 2.

Bivariate Correlaties tussen Variabele van Interesse en de Covariaat Leeftijd

Variabelen 1 2 3 4

1. Leeftijd _

2. Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties -.18* _

3. Fysieke Zelfwaardering -.14 .05 _

4. Positief Affect .08 .01 -.08 _

(33)

Tabel 3.

Lineaire Regressie Analyse Resultaten voor het Verband tussen Middelengebruik en het Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties (Pad A1, n = 163)

B SE β p Leeftijd -.06 .04 -.11 .141 Gender 2.11 .40 .43 .000 Educatie .96 .45 .16 .036 Seksuele Oriëntatie -.25 .40 -.05 .529 Dag -.32 .22 -.11 .142 Middelengebruik -.15 .39 -.03 .701 R2 .27

Noten. B = regressie coëfficiënt, SE = standaard error, β = gestandaardiseerde regressie coëfficiënt

(34)

Tabel 4.

Lineaire Regressie Analyse Resultaten voor het Verband tussen Middelengebruik en Fysieke Zelfwaardering (Pad B1, n = 163) B SE β p Leeftijd -.01 .01 -.08 .329 Gender .26 .15 .16 .077 Educatie -.09 .16 -.05 .584 Seksuele Oriëntatie .24 .15 .14 .096 Dag -.15 .08 -.15 .072 Middelengebruik .15 .14 .09 .283 R2 .09

Noten. B = regressie coëfficiënt, SE = standaard error, β = gestandaardiseerde regressie coëfficiënt

(35)

Tabel 5.

Lineaire Regressie Analyse Resultaten voor het Verband tussen Middelengebruik en Positief Affect (Pad B2, n = 163) B SE β p Leeftijd .02 .02 .06 .493 Gender .11 .24 .04 .656 Educatie -.11 .27 -.03 .699 Seksuele Oriëntatie .04 .24 .01 .876 Dag .10 .13 .06 .465 Middelengebruik .10 .24 .04 .667 R2 .01

Noten. B = regressie coëfficiënt, SE = standaard error, β = gestandaardiseerde regressie coëfficiënt

(36)

Tabel 6.

Lineaire Regressie Analyse Resultaten voor het Verband tussen Fysieke Zelfwaardering en het Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties (Pad C1, n = 163)

B SE β p Leeftijd -.06 .04 -.13 .101 Gender 2.10 .38 .43 .000 Educatie .10 .44 .17 .026 Seksuele Oriëntatie -.23 .33 -.05 .499 Dag -.28 .22 -.09 .213 Fysieke Zelfwaardering -.13 .23 -.04 .587 R2 .26

Noten. B = regressie coëfficiënt, SE = standaard error, β = gestandaardiseerde regressie coëfficiënt

(37)

Tabel 7.

Lineaire Regressie Analyse Resultaten voor het Verband tussen Positief Affect en het Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties (Pad C2, n = 163)

B SE β p Leeftijd -.07 .04 -.14 .080 Gender 2.10 .38 .43 .000 Educatie .90 .44 .15 .047 Seksuele Oriëntatie -.27 .33 -.06 .425 Dag -.27 .22 -.09 .220 Positief Affect -.01 .14 -.01 .932 R2 .26

Noten. B = regressie coëfficiënt, SE = standaard error, β = gestandaardiseerde regressie coëfficiënt

(38)

Tabel 8.

Mediërende Effecten van Fysieke Zelfwaardering (Pad M1) en Positief Affect (Pad M2) op de

Relatie tussen Middelengebruik en het Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties (n = 163)

R2 ∆ R2 F p

Model 1 .24 .24 .01 .921

Fysieke Zelfwaardering .25 .01 .69 .408

(39)

Figuur 1. Toetsend en Statistisch Model

B1 = .15 C1 = -.13

A1 = -.15

B2 = .10 C2 = -.01

Figuur 1. Toetsend en statistisch model (gebaseerd op Baron & Kenny, 1986) voor het verband tussen middelengebruik en het aantal ontvangen speeddate nominaties en de mediërende variabelen fysieke zelfwaardering en positief affect.

Middelengebruik

Fysieke Zelfwaardering

Positief Affect

Aantal Ontvangen Speeddate Nominaties

(40)
(41)

Bijlage 2. Instrument Fysieke Zelfwaardering [DEZE VERSIE IS VOOR MANNEN]

Kijk goed naar de plaatjes hieronder. Onder elk plaatje staat een nummer (1-9).

1. Welk plaatje lijkt het meest op jou? _________

2. Op welk plaatje zou je het liefst willen lijken? _________

[DEZE VERSIE IS VOOR VROUWEN]

Kijk goed naar de plaatjes hieronder. Onder elk plaatje staat een nummer (1-9).

1. Welk plaatje lijkt het meest op jou? __________

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, according to Figure 3-2 in Chapter three of Robinson‟s Triadic componential framework based on his Cognition Hypothesis, this phase is an example of

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

When looking in more detail at the HPO characteristics, several characteristics can be noticed that have a direct relation with performance management: “The organisation is

In deze longitudinale studie werden bidirectionele verbanden onderzocht tussen de affectieve kwaliteit van de relatie met de leraar Nederlands (nabijheid en conflict) en het

We developed a framework for studying the effect of extracellular regulating factors such as chemical gradients, matrix stiffness, interstitial flow, coupled with

This study examined the bacteria associated with the oriental fruit fly, Bactrocera dorsalis (Hendel) (Diptera: Tephritidae) particularly in the African region where

Novel biobased recyclable polymers “going green”is not enough, M.Beljaars, A.A.Broekhuis, H.J.Heeres, F.Picchioni, Biobased Performance Materials symposium 2014, Wageningen,

Study success is high on the nation HE policy agenda in Norway, and Norway is monitoring student completion and dropout rates through register data, both at