• No results found

Ervaringen voor Bagration

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ervaringen voor Bagration"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ervaringen voor Bagration

De intellectuele wortels van het meest succesvolle offensief van de Tweede

Wereldoorlog

Erik van Disseldorp 10646183 Begeleider: Prof. Dr. Herman Amersfoort

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 2

2. Context en planning 8

3. Theorievorming van het Rode Leger 19

4. Lessen tot de Duitse inval 25

5. Van nederlaag tot leermoment 33

6. De offensieve leerschool 41

7. Bagration 50

8 .Conclusie 54

Bijlage 1 57

(3)

1. Inleiding

1.1 Historisch kader

Wanneer Duitsland in 1941 de aanval op Rusland inzet met de start van operatie Barbarossa wordt een oorlog ontketend die zijn weerga niet kent. Het zou de meest ‘totale oorlog’ in de geschiedenis van de mensheid worden. Aan beide zijden worden miljoenen troepen in de strijd geworpen alsmede al het oorlogsmateriaal dat Duitsland en haar bondgenoten en de Sovjet-Unie maar kunnen produceren. De verliezen aan beide zijden zijn schrikbarend waarbij de Sovjet-Unie met kop en schouders boven iedereen uitsteekt; volgens schattingen ongeveer 25 miljoen mensenlevens, waarbij de verliezen in materieel eveneens astronomische proporties aannamen.1

De Duitse aanval bleek het Rode Leger en Stalin volkomen ter verrassen en in korte tijd waren de Duitsers door de Russische frontlinie gebroken waarna meerdere grote omsingelingen plaatsvonden en honderdduizenden soldaten van het Rode Leger gevangen genomen konden worden. Daarnaast bleek de luchtmacht van het Rode Leger totaal onvoorbereid te zijn op de aanval van het Duitse leger waarbij vermoedelijk zo’n 1.800 Russische vliegtuigen in de eerste dagen op de grond werden vernietigd. De gepantserde eenheden van het Rode Leger bleken eveneens uitermate ineffectief. Hoewel deze inmiddels gedeeltelijk waren uitgerust met de beroemde T-34 tank bleken zij niet in staat tot een gecoördineerde tegenaanval hetgeen onder meer te wijten was aan het feit dat de tanks niet waren uitgerust met radioapparatuur waarmee contact binnen de eenheid onderhouden kon worden.

Het Duitse offensief van 1941 kwam praktisch tot aan de poorten van Moskou en het waren voornamelijk de slechte weersomstandigheden van de herfst en winter van 1941 die verder oprukken onmogelijk maakten. Het Rode Leger was inmiddels in een periode van overleven beland waarbij de voornaamste doelstelling was om te kunnen blijven doorvechten. Enkele tegenoffensieven in de winter van 1941 hadden weliswaar wat succes maar bleken niet in staat om de Duitse weerstand te breken. De in de jaren ’20 en ’30 ontwikkelde theorie over oorlogsvoering waren in deze periode op de achtergrond geraakt door de zuiveringen van Stalin. De mensen die doctrines voor de Sovjet-Unie hadden uitgewerkt waren geëxecuteerd of verbannen en hun ideeën waren terzijde geschoven. Hierdoor had de Sovjet-Unie geen duidelijk beleid kunnen voeren ten aanzien van mogelijke conflicten waardoor tegenoffensieven slecht voorbereid en slecht gecoördineerd verliepen.

1 Williamson A. Murray, ‘The post-war world’ in: Geoffrey Parker, ed., Cambridge illustrated history of warfare (Cambridge 2009) 341.

(4)

Doordat de Duitsers in staat waren om hun grote terreinwinst van 1941 voor het grootste deel te behouden kon een nieuw offensief in 1942 worden ingezet, ditmaal gericht op het zuidelijke deel van de Sovjet-Unie met als doel de olievelden van de Kaukasus. Het was in dit offensief dat de Duitsers hun eerste grote nederlaag zouden lijden waarbij het Zesde Leger, onder generaal Friedrich Paulus, verloren ging in de ruïnes van Stalingrad.

In 1943 wist het Rode Leger vervolgens het strategisch initiatief definitief naar zich toe te trekken. De Duitsers werd een grote nederlaag toegebracht in de slag om Koersk, een nederlaag waarvan de Duitsers zich niet meer wisten te herstellen waardoor het Rode Leger begon met het langzaamaan terugdringen van de Duitse troepen. Deze periode van de oorlog, die zou duren tot en met de val van Berlijn en daarmee de definitieve nederlaag van de Duitse Wehrmacht, wordt door David Glantz omschreven als de derde periode van de oorlog. Hij stond geheel in het teken van de successen van het Rode Leger in het bevechten en verslaan van de Wehrmacht. Het strategisch initiatief was, in

tegenstelling tot de eerdere perioden van de oorlog, volledig bij de Sovjet-Unie komen te liggen en het zou niet meer uit handen gegeven worden totdat Duitsland definitief verslagen werd. 2 De Sovjet-Unie had in deze periode blijk gegeven om te leren van fouten uit het verleden en deze te combineren met reeds bestaande ideeën over het voeren van oorlog.

Binnen bovengenoemde periode valt ook de zomer van 1944, het tijdvak waarover dit

onderzoek zal handelen. In mei 1944 werd het bevel gegeven voor het voorbereiden van een offensief gericht tegen het laatste stuk bezet gebied van de Sovjet-Unie. Dit gebied vormde een saillant in de frontlinie en werd bezet door de Duitse Legergroep Midden onder leiding van veldmaarschalk Ernst Busch. Het offensief, genaamd Bagration, was een van de meest succesvolle van het Rode Leger. Een groot deel van de Legergroep Midden zou met dit offensief worden vernietigd. De Sovjet-Unie had duidelijk de lessen uit het verleden opgepakt en deze intellectuele wortels omgezet naar een in de praktijk zeer goed werkend offensief. Het gevolg van dit offensief was dat het Rode Leger uiteindelijk in ongeveer vijf weken ruim 700 kilometer wist op te rukken.3 Hierdoor stonden de Sovjets praktisch voor de poorten van Warschau en hoewel het innemen van deze stad door Duitse versterkingen kon worden voorkomen en de Russische opmars (tijdelijk) tot stilstand werd gebracht maakte dit offensief het verschil in krachtsverhoudingen zeer duidelijk.

2 David M. Glantz, When titans clashed; how the Red Army stopped Hitler (Kansas 1995)179-180.

3 Jaap Jan L.M. Brouwer, Het Oostfront; Hoe het duizendjarige rijk zijn einde op de steppen vond (Diemen 2006) 385.

(5)

1.2 Beschikbare literatuur

Het Oostfront is in westerse militair historische literatuur lange tijd een ondergeschoven kindje geweest. De werken die beschikbaar zijn handelen voor een groot deel over de eerste periode van de oorlog als de Duitsers enorme successen op de eenheden van het Rode Leger weten te boeken. Overige werken handelen doorgaans over de slagen aan het Oostfront die het meest tot de verbeelding spreken zoals de slag om Stalingrad, de slag om Koersk en de val van Berlijn. Over de overige gebeurtenissen aan het Oostfront is relatief weinig gepubliceerd en de werken die er bestaan behandelen het Oostfront

voornamelijk vanuit Duits oogpunt. Hoewel hier enkele zeer sterke historische werken tussen zitten blijft het Sovjet-perspectief danig onderbelicht. Een goed voorbeeld hiervan zijn de twee werken van John Erickson over het Oostfront, die hoewel zeer goed, een gebrek aan het Russische perspectief tonen.4 Dit probleem is voornamelijk te wijten aan het feit dat het archiefmateriaal van de voormalige Sovjet-Unie door de jaren heen vrijwel niet toegankelijk is geweest. Hoewel hier tijdelijk verandering in kwam in de periode van Gorbatsjov en Yeltsin zijn de archieven tegenwoordig weer voor de meeste onderzoekers gesloten en als er al toegang toe te krijgen is krijgt de onderzoeker doorgaans het door hem ‘benodigde’ materiaal aangeleverd en mag er niet zelf in de archieven gezocht worden.5 Het materiaal dat op deze wijze beschikbaar kwam is van nogal variërende kwaliteit. Dankzij wetenschappers als David Glantz is er in de korte periode waarin de archieven toegankelijk waren een duidelijke afweging gemaakt in de betrouwbaarheid van het materiaal, waarbij de publicaties tijdens en net na de oorlog, met de gebeurtenissen nog vers in het geheugen, als het meest betrouwbaar kunnen worden beschouwd. Latere publicaties krijgen echter aanzienlijk meer politieke lading mee, hetgeen zich onder meer uit in het danig overschatten van de vijandelijke sterkte. Hierdoor is dit materiaal aanzienlijk minder geschikt om te bestuderen.6 De onderzoekers die in de tijd van de openstelling van de archieven de kans kregen om onderzoek in deze archieven te doen hebben het nodige materiaal kunnen publiceren waardoor er een aardig beeld van het handelen van de Sovjet-Unie gevormd kan worden. Voornaamste onder deze wetenschappers is David Glantz. Glantz heeft een reeks werken gepubliceerd over het Oostfront waarbij gebruik gemaakt kon worden van Russisch archiefmateriaal, en zonder zijn werken, waarvan When titans

clashed het voornaamste is, zou dit onderzoek niet van de grond kunnen komen. Daarnaast zijn er enkele

4 Glantz, When titans clashed 309. 5 Ibidem 311-314.

(6)

auteurs die met behulp van Duits archief materiaal en eerder gepubliceerd materiaal over het Oostfront, uitstekende werken over het Oostfront, en de situatie aldaar in 1944, hebben kunnen afleveren. Enkele eervolle vermeldingen hiervan zijn Paul Adair met zijn werk over het Russische zomeroffensief van 1944, Albert Seaton met een uitstekend overzichtswerk over de gebeurtenissen aan het Oostfront. Eveneens wordt gebruik gemaakt van een werk gepubliceerd in Oost-Duitsland in 1958, getiteld:

Die wichtigsten Operationen des grossen vaterländischen Krieges 1941-1945. Deze bundel onder

redactie van P.A. Shilin geeft een uitgebreid beeld van de gebeurtenissen aan het Oostfront, maar moet door de politieke gekleurdheid van het werk met grote achterdocht worden bestudeerd en kan niet zomaar als voornaamste bron gebruikt worden. Daarnaast is er nog een kleine reeks aan

herinneringsliteratuur uitgebracht, welke geschreven werden door betrokken officieren van het Rode Leger. Voornaamste hiervan zijn de memoires van maarschalk Zjoekov en het werk van maarschalk Shtemenko over de oorlog met Duitsland. Hoewel deze documenten zeer interessante inzichten kunnen geven over het werk van de generale staf van het Rode Leger moet bij deze werken rekening gehouden worden met het feit dat deze met een zekere politieke kleur zijn geschreven en daardoor kan dus niet alles zomaar als betrouwbaar aangenomen kunnen worden. Deze werken dienen dus kritisch te worden bestudeerd. Eveneens wordt nog gebruik gemaakt van werken over een scala aan onderwerpen

handelend over de verschillende onderdelen die mogelijk invloed hebben gehad op het tot stand komen van het plan van operatie Bagration. Hieronder vallen het werk van Shimon Naveh over de ontwikkeling van operationele theorie en een werk van Karl-Heinz Frieser over de Duitse campagne in Frankrijk in 1940. Ten slotte wordt voor het creëren van een duidelijk overzicht over de situatie aan het Oostfront nog gebruik gemaakt van overzichtswerken als die van Antony Beevor over de Tweede Wereldoorlog.

1.3 Probleemstelling

Als in mei 1944 door Stalin het bevel wordt gegeven voor het ontwerpen van een zomeroffensief heeft de Sovjet-Unie het strategisch initiatief stevig in handen. Hoewel dit deels te danken was aan het overwicht aan mensen en materieel dat ingezet kon worden is het ook duidelijk dat er een aantal belangrijke lessen waren geleerd waardoor de Sovjet-Unie dit overwicht kon gebruiken voor het succesvol uitvoeren van offensieve operaties. Aangezien de Sovjet-Unie in deze periode voorzichtig moest omspringen met de beschikbare reserves in mankracht kan een materieel overwicht alleen de successen van het Rode Leger niet verklaren. Blijkbaar waren er lessen geleerd in het effectief voorbereiden en uitvoeren van offensieve operaties

(7)

jaren ’20 om te bepalen wat voor invloed zij hebben gehad op het tot stand komen van operatie

Bagration.

1.4 Onderzoeksvraag

Uit bovenstaande probleemstelling valt vervolgens de onderzoeksvraag voor dit werk af te leiden: Wat waren de intellectuele wortels van het operationele plan voor het Russische zomeroffensief van 1944 genaamd Bagration?

De onderzoeksvraag dient een antwoord te geven op gebeurtenissen uit de periode van begin mei 1944 tot de start van het offensief op 22 juni 1944, het onderzoek zelf gaat echter terug tot de jaren ’20 van de twintigste eeuw om vanaf hier in een chronologisch verhaal de eerdere ervaringen van officieren, die betrokken waren bij het opstellen van dit offensief, te analyseren op mogelijke invloeden op het ontwerp van dit offensief. De betrokkenen bij het ontwerp van operatie Bagration waren leden van de Stavka, de generale staf van het Rode Leger, en de commandanten van de verschillende fronten (de Russische benaming voor legergroepen) die betrokken zouden worden in het offensief. Er zal dan ook vooral gericht worden gezocht naar de ervaringen van deze officieren. Eveneens zal er een stap terug in de tijd worden gezet om de operationele theorie van maarschalk Toechatsjevski te analyseren om te bepalen welke invloed deze theorie gehad heeft op het offensief. Door dit verhaal heen zal nog de militaire en politieke realiteit waar de Sovjet-Unie mee te maken had, worden behandeld. Men kan hierbij denken aan de beschikbare troepen, de economische mogelijkheden van de Sovjet-Unie, de rol die het

landschap speelde en de rol van de leider van de Sovjet-Unie, Josef Stalin. Dit laatste is in dit onderzoek van belang door het totale karakter van de oorlog tussen Duitsland en de Sovjet-Unie. Ieder aspect van de maatschappij van de Sovjet-Unie werd in het teken gezet van de oorlog met Duitsland waarbij totale vernietiging van de maatschappij op het spel stond. De Sovjet-Unie moest hierom haar volledige economische potentieel ter beschikking van de oorlog stellen.

De opbouw van dit stuk zal beginnen met een historisch kader waarin wordt toegelicht hoe de situatie tot stand was gekomen zoals deze aan de vooravond van Bagration was. Volgend hierop wordt een stap terug in de tijd gedaan om een chronologisch betoog op te bouwen. Dit zal beginnen bij de theorievorming van het Rode Leger, waarna zal worden ingegaan op de opgedane ervaringen in de conflicten die plaatsvonden ten tijde van het interbellum en het begin van de Tweede Wereldoorlog, als de Sovjet-Unie nog een non-agressiepact met Nazi-Duitsland heeft. Hierbij moet gedacht worden aan de ervaringen van het Rode Leger tijdens de campagnes in Spanje en Finland tussen 1936 en 1940. In het

(8)

daaropvolgende hoofdstuk zal worden toegelicht hoe de Duitse inval de officieren van het Rode Leger hebben geleerd hoe succesvolle offensieve operaties op eigen grondgebied uitgevoerd konden worden waarna het stuk wordt afgesloten met de lessen die het Rode Leger wist te trekken uit de eigen

offensieve operaties tegen Duitsland en het verloop van operatie Bagration. In de conclusie zullen vervolgens de factoren worden geanalyseerd die de voornaamste invloed hebben gehad op de totstandkoming van operatie Bagration.

(9)

2. Context en planning

2.1 Historische context

In de periode van de winter van 1942 tot en met de zomer van 1943 vond er een grote transformatie plaats aan het oostfront. In de periode hiervoor leek de Duitse Wehrmacht schier onoverwinnelijk en lukte het de Sovjets met pijn en moeite om de opmars van het Duitse leger af te remmen. Met de Duitse aanval op Stalingrad kwam hier echter langzaam maar zeker verandering in. Niet alleen werd het Duitse offensief tot stilstand gebracht, het Rode Leger wist eveneens een succesvol tegenoffensief te

ontplooien, wat er toe zou leiden dat het Duitse Zesde Leger zich in februari 1943 moest overgeven na maandenlang omsingeld te zijn geweest. Om het initiatief niet uit handen te hoeven geven, beraamde het Duitse opperbevel een offensief tegen de saillant die was ontstaan rond Koersk. Goede inlichtingen aan de kant van de Sovjets leidden er echter toe dat het Rode Leger alle tijd had om zich hierop voor te bereiden onder bevel van de befaamde veldmaarschalk Zjoekov. Zjoekov wist een grote reeks van verdedigingswerken in de diepte aan te leggen en grote troepenconcentraties naar het bedreigde gebied te sturen wat tot gevolg had dat de verdediging van het Rode Leger qua aantallen op bijna ieder gebied superieur was aan de Duitse aanvallers.7 Rond deze slag gaf de generale staf of Stavka van het Rode Leger voor het eerst duidelijk blijk van de lessen die zij geleerd hadden en hoe succesvolle operaties er zouden moeten uitzien. Volgens de planning van de Stavka zou allereerst het Duitse offensief bij de Koersk-saillant tot stilstand worden gebracht waarna met behulp van afleidende manoeuvres Duitse reserves van de kritieke punten aan het front onttrokken zouden worden. Nadat dit gebeurd was zou het hoofdoffensief op twee verschillende punten en door meerdere Sovjet-fronten (het Sovjet equivalent van een legergroep8) worden uitgevoerd.9

Het Duitse offensief bij Koersk begon uiteindelijk op 5 juli 1943 waarbij het Negende Leger onder Veldmaarschalk Model en het Vierde pantserleger onder generaal Hoth de beide flanken van de saillant aanvielen.10 Hierbij werd voor het eerst gebruik gemaakt van de nieuwe tanks die ter beschikking van de Duits Wehrmacht waren komen te staan. Deze tanks, de Panzerkampfwagen 5 en 6, beter bekend als de ‘Panther’ en ‘Tiger’, bleken echter niet in staat om de beoogde Duitse overwinning te behalen. De Sovjets waren al maandenlang op de hoogte van het geplande offensief, waarbij zelfs de precieze tijd

7 David M. Glantz, When titans clashed; how the Red Army stopped Hitler (Kansas 1995) 165. 8 Glantz, When titans clashed 17 en 39.

9 David M. Glantz, ‘Soviet operational art since 1936’ in: Krause, Michael D. en R. Cody Philips eds., Historical

perspectives of the operational art (Washington D.C. 2007) 256.

(10)

waarop het offensief moest starten uiteindelijk bekend was. Hierdoor kon de Stavka alle voorbereidingen treffen die nodig waren om het Duitse offensief tot stilstand te brengen (zie kaart op pagina 10). In de zeven dagen die op de start van het offensief bij Koersk volgden lukte het de Sovjets om de Duitsers tot staan te brengen en op 12 juli startten de Sovjets, tot grote verrassing van de Duitsers, hun

tegenoffensief. De eerste aanval van het Rode Leger vond plaats aan de noordzijde van de saillant waar Model’s zwaar gehavende Negende Leger werd verrast door aanvallen van verse Sovjeteenheden van het Westelijk Front, het Briansk Front en het Centrale Front.11 De bedoeling van deze drie fronten, het Russische equivalent van legergroepen, was om het Duitse front te doorbreken waarna aparte mobiele eenheden (voornamelijk bestaande uit gemechaniseerde korpsen en tanklegers) de doorbraak zouden exploiteren door in de diepte door te stoten. Dit noordelijke offensief wist echter niet het beoogde succes te behalen en om een eerste doorbraak te forceren waren de aparte tankeenheden nodig die deze doorbraak hadden moeten exploiteren. Een snelle reactie van Duitse reserves wist echter te voorkomen dat de doorbraak van de Sovjetlegers compleet werd en uiteindelijk mondde dit offensief uit in een slijtageslag waarbij de Sovjets in eerste instantie niet het gewenste doel, Orel, wisten te

bereiken.12 Het zou nog tot 5 augustus duren voor Orel uiteindelijk werd ingenomen, en dat had vooral te maken met het feit dat Model inmiddels toestemming had gekregen om zijn troepen rond Orel terug te trekken.13Aan de zuidkant van de saillant ging het tegenoffensief aanzienlijk beter. Verscheidene, afleidende, offensieven langs de rivieren Mius en Donets, uitgevoerd door het Zuidelijk en Zuidwestelijk Front, zorgden ervoor dat Duitse reserves werden weggehaald bij het eigenlijke doel van het

tegenoffensief: Belgorod en Kharkov. Op 3 augustus begon het offensief richting Belgorod en Kharkov met het Voronezh Front en het Steppe Front, en binnen twee dagen werd het front doorbroken en Belgorod heroverd, hoewel ook hier de operationele reserves gebruikt moesten worden om de doorbraak te forceren.14 De doorbraak bleek echter uitermate effectief, waarbij Duitse tegenaanvallen werden afgeslagen terwijl andere Sovjeteenheden steeds dichter bij Khakov wisten te komen. De Duitse tegenaanvallen bleken hun kracht verloren te hebben ten opzichte van de eerste jaren van de oorlog en konden niet meer doen dan de opmars van het Rode Leger vertragen. Ondanks deze vertraging werd Kharkov op 28 augustus definitief heroverd en was het Russische tegenoffensief bij Koersk een groot succes gebleken, ondanks de enorme verliezen die aan Sovjet-zijde waren geleden: 177.000 bij de slag

11 Antony Beevor, The second world war’ (Londen 2012) 473-483. 12 Glantz, When titans clashed 1 56.

13 Beevor, The second world war 484. 14 Glantz, When titans clashed 169

(11)

om Koersk zelf, 250.000 bij het offensief richting Belgorod-Kharkov en 430.000 bij het offensief gericht op Orel (onder deze verliezen vallen doden, gewonden en vermisten).15

(12)

Kaart 1. De slag om Koersk.

. Uit: Richard Overy, Why the allies won (Londen 1996) 93.

(13)

Stalin wenste het succes van deze operaties uit te buiten door verder door te dringen in de Oekraïne en op te rukken tot de rivier Dniepr. Hiermee zouden de belangrijke industriële gebieden van de Donbas en de uitgestrekte graanvelden van de Oekraïne weer in handen van de Sovjets vallen, en daarmee vitale grondstoffen voor het in stand houden en voeden van het Rode Leger. De Duitsers hadden na de

verloren strijd om Koersk en de daaropvolgende nederlaag bij het Russische tegenoffensief toestemming gekregen om naar de Dniepr terug te trekken om daar een nieuwe verdedigingslinie op te bouwen, hetgeen nog moest beginnen.16 De Russische troepen in achtervolging van de Duitse eenheden waren na de operaties rond Koersk, Orel en Kharkov ernstig verzwakt. Dit werd nog werd verergerd door het spoor van vernietiging dat door het Duitse leger werd achtergelaten. Hierdoor ontstonden er grote logistieke problemen aangezien de eenheden van het Rode Leger geen gebruik konden maken van de grondstoffen in het heroverde gebied. Om de Duitsers toch te overtuigen van de Russische overmacht werd er met behulp van vals radioverkeer een veel groter leger gesimuleerd dan dat er daadwerkelijk in achtervolging was. Door deze misleiding trokken de Duitse troepen terug tot over de Dniepr en bereikten eenheden van het Voronezh Front tussen 19 en 23 september de rivier ten noorden en zuiden van Kiev. In deze periode lukte het enkele eenheden om ook bruggenhoofden over de Dniepr te veroveren. De eenheden waren echter niet sterk genoeg om op zichzelf het offensief voort te zetten en er moest gewacht worden tot de andere Fronten ook de rivier hadden bereikt. Dit leidde ertoe dat er in de periode van september tot november een patstelling plaatsvond aan de Dniepr. De Russen waren nog nergens sterk genoeg om definitief door te breken en de Duitsers waren niet tot meer in staat dan het voorkomen van een uitbraak vanuit de bestaande bruggenhoofden die door het Rode Leger waren bemachtigd. 17 De eerste doorbraak aan de Dniepr vond plaats op 3 november. Het Voronezh front had ten noorden van Kiev een bruggenhoofd bemachtigd in moerassig gebied, waardoor het slecht toegankelijk was voor voertuigen. De Duitsers hadden dientengevolge geen al te sterke eenheden in dit gebied. Deze werden geplaatst bij andere sectoren aan het front waar een uitbraak van Russische tankeenheden veel dreigender was. De commandant van het Voronezh Front, generaal N. F. Vatutin, besloot dit uit te buiten door toch sterke tankeenheden in dit bruggenhoofd te plaatsen en uit te breken. De tanks 5e Garde Tank Korps wisten zichzelf in het bruggenhoofd te positioneren, ondanks verraderlijke riviertjes, en op 3 november overrompelden zij de verraste Duitse verdedigers. Op 6 november wisten eenheden van het Voronezh Front (omgedoopt tot het 1e Oekraïense Front) Kiev in te nemen en gaf Vatutin zijn eenheden het bevel vanuit Kiev door te stoten naar het noorden en westen om zo de verbindingen tussen de Duitse

16 Erickson, The road to Berlin 122. 17 Glantz, When titans clashed 170-173.

(14)

legergroepen Zuid en Midden te verbreken alsook de interne verbindingen van Legergroep Zuid (onder veldmaarschalk Von Manstein) te verbreken. Deze aanvallen waren in eerste instantie succesvol, maar Von Manstein beschikte inmiddels over een legermacht met verse pantserdivisies, ondersteund door infanteriedivisies , en in het midden van november opende hij de tegenaanval waarbij hij het 1e Oekraïense front wist terug te dringen en de verbindingen tussen Legergroep Midden en Legergroep Zuid wist te herstellen.18 Deze successen waren echter maar van tijdelijke aard. De Duitsers hadden niet langer de kracht om de eenheden van het Rode Leger definitief terug te dringen. Deze verzwakking vond mede plaats doordat er in 1943 troepen aan het oostfront werden onttrokken om de Anglo-Amerikaanse invasie van Sicilië te bestrijden en versterkingen vanuit het westen niet langer naar het oostfront werden gestuurd om de invasie van het Europese vasteland te voorkomen.19

Kaart 2. Offensieven van het Rode Leger in de periode juli 1943 tot december 1943

18 Erickson, The road to Berlin 141-143.

(15)

Uit: Alexander Swanston en Malcolm Swanston, The historical atlas of world war II (Kerkdriel 2014) 239.

Hoewel de belangrijkste gevechten van deze periode plaatsvonden aan het zuidelijke deel van het oostfront werden er ook operaties uitgevoerd ter hoogte van Rusland. De Stavka wilde Wit-Rusland bevrijden en wees daarvoor het 1e en 2e Baltische Front en het Westelijke Front aan, waarbij het voornaamste doel de bevrijding van Minsk was. Deze operatie was aanzienlijk minder succesvol daar de voorbereidingen voor dit offensief onvoldoende waren; de verdediging van de Duitsers was in dit gebied aanzienlijk sterker dan werd aangenomen en de pogingen om de plannen te maskeren mislukten, mede doordat Duitse verkenningsvliegtuigen de locatie van de hoofdaanval wisten te ontdekken. Het offensief dat werd ondernomen door het Westelijke Front op 7 augustus slaagde er dan ook niet in de Duitse verdediging te doorbreken. Na deze eerste, mislukte, poging werd er een nieuw offensief ondernomen op 7 september waarbij uiteindelijk op 25 september Smolensk werd bevrijd, zij het met zware verliezen. De aanvallen, gericht op Minsk, bleven tot het invallen van de winter doorgaan, maar een sterke Duitse verdediging wist deze inname te voorkomen en de Russische troepen voor de belangrijke stad Vitebsk (in noordoost Wit-Rusland) tegen te houden en het front te stabiliseren. De winter van 1943 zou de Duitsers echter niet de verwachte rust gunnen.20

(16)

Waar de Duitsers hadden verwacht dat er met het invallen van de winter en de stabilisatie van het front een rustigere periode aan zou breken, bleek dit echter geenszins het geval. Stalin en het Rode Leger waren vast van plan om hun behaalde overwinningen na Koersk uit te buiten door de Duitsers verder naar het westen terug te drijven. Dit bleek echter problematisch doordat het Rode Leger in de winter van 1943-1944 te kampen had met sterke tekorten aan manschappen. De enorme verliezen die aan het begin van de oorlog waren geleden waren opgevuld met de enorme reserves aan mankracht waar de Sovjet-Unie over kon beschikken, maar deze reserves waren uitgeput aan het raken. David Glantz beschrijft in zijn boek When titans clashed dat veel divisies aan het oostfront nog slechts een numerieke sterkte van 2000 man hadden, waardoor de sterkte op papier vele malen groter was dan in de werkelijkheid. Om dit probleem te verhelpen werden er zoveel mogelijk troepen aan niet-kritieke sectoren van het front onttrokken en daarvoor in de plaats eenheden met een hoge vuurkracht en een relatief lage hoeveelheid manschappen geplaatst (bataljons bewapend met machinegeweren en artilleriebataljons bijvoorbeeld).21

De winter van 1943 werd door het Rode Leger gebruikt om een serie offensieven te ondernemen met als doel het doorbreken van de omsingeling bij Leningrad en de bevrijding van de Krim en Oekraïne. Om deze offensieven zo succesvol mogelijk te kunnen maken gebruikten de Sovjets misleiding en een hoge concentratie van troepen om op onverwachte punten door de Duitse linies te kunnen breken.

De eerste aanvallen vonden in het noorden plaats om de omsingeling van Leningrad te doorbreken. De aanval, gericht tegen de belegerende legergroep Noord, begon op 14 januari en was succesvol. De Duitsers hadden geen andere keuze dan terug trekken tegen de overmacht die tegenover hen was geconcentreerd en op 22 januari zou de laatste granaat op Leningrad worden afgevuurd. De belegering was na 880 dagen definitief gebroken.22 De ramp was hiermee echter nog niet voorbij voor de Duitsers. Het Rode Leger zou nog ruim 200 kilometer westwaarts optrekken voor het weer tot stilstand kwam.23

Ondertussen vond de grootste operatie van de winter en lente van 1943/44 plaats in het zuiden. Alle beschikbare kracht zou ingezet worden voor de bevrijding van Oekraïne en de Krim om daarmee de belangrijke industriële en agrarische gebieden weer in de handen van de Sovjet-Unie te krijgen. Het offensief zou in verschillende fasen plaatsvinden in de periode van december 1943 tot mei 1944. Aan het einde hiervan waren zowel de Krim als Oekraïne bevrijd en lag de aandacht van de Duitsers volledig op de zuidkant van het front aangezien zich hier ook alle tanklegers van het Rode Leger bevonden.

21 Ibidem 180.

22 Beevor, The second world war 547-548. 23 Ibidem 548.

(17)

2.2 Bagration

Vanaf de bevrijding van Oekraïne werd door de generale staf van het Rode Leger (Stavka) onderzocht waar het nieuwe offensief voor de zomer van 1944 plaat zou moeten gaan vinden. Vanaf het begin was het voor de Stavka duidelijk dat er vier verschillende opties waren voor het zomeroffensief. De eerste optie was om vanuit de Oekraïne door te stoten naar de Balkan en daarmee de oliereserves van Duitsland te bedreigen en zijn voornaamste bondgenoten definitief te verslaan.24 De Balkan was echter een zeer moeilijk terrein waardoor het Rode Leger zijn voornaamste kracht in 1944, zijn tanklegers, maar moeizaam kon gebruiken. De Balkan bestond voor een groot deel uit bergachtig gebied waarbij tanks maar een beperkte bewegingsvrijheid hadden. De Duitse Balkancampagne van 1941 had al aangetoond dat het vooral infanterie ondersteund door tanks was die de Balkan kon veroveren, waarbij de mobiliteit en snelheid van tanks opgegeven moest worden om de infanterie de gelegenheid te geven zich van pas naar pas te vechten.25 Het zuiden was voor het Rode Leger daardoor erg onaantrekkelijk, aangezien het Rode Leger juist de mobiliteit van haar gemechaniseerde eenheden wilde gebruiken om vijandelijke troepen te flankeren en omsingelen. Daarnaast waren alle zes tanklegers in dit gebied gepositioneerd en hadden ze net zware gevechten met Duitse pantsereenheden achter de rug. De tanklegers hadden behoefte aan rust en moesten opnieuw uitgerust worden.26 Tot slot zou een offensief in het zuiden ervoor zorgen dat het Rode Leger sterke Duitse formaties in de flank zou treffen, hetgeen een groter gevaar zou vormen dan dat er voordelen aan deze optie zaten. Deze mogelijkheid werd daarom van tafel geveegd.27

Een tweede optie was om vanuit de Oekraïne door te stoten naar Polen en de Baltische zee. Hiermee zou een groot deel van het Duitse leger in een enkele stoot verslagen kunnen worden door het af te snijden van Duitsland. Polen en het Baltische kustgebied bestonden voor een groot deel uit

laagvlaktes. Het landschap bood daardoor de nodige voordelen voor de gemechaniseerde eenheden van het Rode Leger. Stalin had inmiddels echter geleerd dat een dergelijke ambitieuze operatie simpelweg niet binnen de mogelijkheden van het Rode Leger lag, vooral op het gebied van logistiek en

commandovoering. Dergelijke complexe operaties waren in de oorlog eerder geprobeerd maar verliepen

24 Adair, Hitler’s greatest defeat 49. 25 Beevor, The second world war 159-163.

26 Sergei M. Shtemenko, The Soviet general staff at war: 1941-1945 (Moskou 1986) 297. 27 Adair, Hitler’s greatest defeat 49.

(18)

altijd zonder succes. Daarnaast werd de Wehrmacht nog te sterk geacht om met een dergelijke stoot in één keer verslagen te worden. Het Rode Leger beschikte niet over de mensen en het materieel om een dergelijke grote operatie uit te kunnen voeren.28

De derde optie die werd overwogen was een offensief in het noorden, in de richting van de Baltische staten en Finland. Finland zou hiermee verslagen kunnen worden waardoor de Finse troepen in het Noorden niet langer een bedreiging zouden kunnen vormen voor Leningrad. Daarnaast zouden de Finnen niet langer de aanvoerlijnen vanuit de haven van Moermansk naar het zuidwestelijk gelegen front kunnen bedreigen. Het nadeel van dit plan was echter dat er in deze sector van het front een sterke Duitse verdediging lag van Legergroep Noord en als de Baltische staten eenmaal veroverd zouden zijn liepen de Sovjets op een strategisch dood spoor bij de Baltische kust, wat inhield dat verder oprukken vanaf deze positie niet meer tot de mogelijkheden behoorde.29 Legergroep Noord was net als Legergroep Midden nog relatief intact, hoewel bij lange na niet op volle sterkte. Dit feit samen met het probleem dat de doodlopende weg naar de Baltische kust zou vormen leidde ertoe dat ook deze optie van de hand werd gewezen.

De laatst overgebleven optie, en degene waar dan ook voor werd gekozen, was een offensief gericht tegen Legergroep Midden in Wit-Rusland. Deze operatie zou een plaatsvinden tegen de laatste Duitse eenheden die nog relatief intact waren na de hevige gevechten van 1943 en 1944. In deze periode was het Rode Leger er, ondanks pogingen, niet in geslaagd Legergroep Midden een nederlaag toe te brengen. Dit was volgens de Stavka echter meer te wijten aan een gebrek aan organisatie, bevoorrading en uitvoering van de Sovjetkant dan aan de kracht van de Wehrmacht in Wit-Rusland.30 Als het offensief zou slagen zou bovendien de flank van de zuidelijke fronten worden beschermd, die nu nog een stuk verder westwaarts uitstak dan de rest van het front. Daarnaast zou hiermee de logistieke aanvoerroute voor de Duitse Legergroep Noord worden afgesneden en zou het Rode Leger gebied veroveren dat de meest directe route naar Warschau en Berlijn zou vormen. Bovendien zouden de laatste vliegvelden waar vandaan Moskou kon worden gebombardeerd op deze manier bezet worden. Deze operatie had ook een grote symbolische waarde aangezien met het slagen van deze operatie het laatste stuk grondgebied van de Sovjet-Unie zou worden bevrijd.31 Het terrein had voor het Rode Leger zowel voor-als nadelen. Een groot deel van het terrein aan dit gedeelte van het front bestond uit vlaktes waar tanks alle ruimte hadden om te manoeuvreren waardoor het Rode Leger zijn grootste kracht aan dit gedeelte

28 Ibidem 49.

29 Glantz, When titans clashed 195.

30 Shtemenko, The Soviet general staff at war 298-299. 31 Glantz, When titans clashed 195-196.

(19)

van het front zou kunnen ontplooien. Aan de zuidelijke kant van het front lagen echter de Pripyat-moerassen en bestond een groot deel van het terrein uit bossen. Hierdoor zou aan deze kant het

manoeuvreren een stuk lastiger worden. Wit-Rusland was qua terrein misschien niet de beste optie voor een offensief, maar de militaire omstandigheden in het zuiden betekenden dat het Rode Leger weinig andere keus had dan zich op de mogelijkheden van Wit-Rusland te richten. De plannen werden hierop aangepast door een poging te doen zoveel mogelijk Duitse troepen in de bossen en moerassen te drijven. Hierop zouden deze vast worden gezet door het Rode Leger en vanuit de lucht, en op de grond door partizanen, vernietigd kunnen worden.32

Op 12 april 1944 werd door Stalin en de Stavka besloten dat het plan voor de vernietiging van de Duitse troepen in Wit-Rusland moest worden uitgewerkt en de generale staf kreeg de opdracht een eerste versie voor het offensief te ontwerpen. De basis van het plan zou zijn dat een groot deel van Legergroep Midden ten oosten van Minsk zou worden omsingeld terwijl er tegelijkertijd kleinere

omsingelingen bij Vitebsk en Bobruisk (in het oosten van Wit-Rusland) plaats zouden moeten vinden (zie kaart 3, pagina 18).33 Rondom dit offensief zouden vier andere offensieven plaatsvinden die

successievelijk van noord naar zuid plaats zouden vinden. Volgens de uiteindelijke planning van de generale staf zou op 10 juni in het noorden een offensief in Karelië plaatsvinden waarbij het de

bedoeling was om Duitse reserves van Legergroep Noord daar te binden. Als dit eenmaal gelukt was zou op 19 juni het hoofdoffensief tegen Wit-Rusland plaatsvinden, dat door Stalin inmiddels was gedoopt tot operatie Bagration, vernoemd naar een Russische generaal uit de Napoleontische tijd. Zodra dit offensief erin was geslaagd om de overgebleven reserves te binden in dit gebied zouden er ten zuiden van het hoofdoffensief nog enkele offensieven plaatsvinden, ervan uitgaande dat de laatste Duitse reserves inderdaad waren weggetrokken van dit deel van het front. Deze offensieven waren respectievelijk gericht op Lviv - Sandomierz (zuidoost Polen, 13 juli), Lublin – Brest-Litovsk (oost Polen, 18 juli) en Yassi – Kishinev (Moldavië, 20 augustus).34

De hoofdaanval van Bagration zou uitgevoerd gaan worden door vier fronten van het Rode Leger. In het noorden zouden het 1e Baltische en 3e Wit-Russische Front samen proberen om Vitebsk te omsingelen en in het zuiden zou het 2e Wit-Russische front en de rechterflank van het 1e Wit-Russische front proberen om door de Pripyat moerassen te komen en Bobruisk te omsingelen. Alle Fronten zouden ondersteund worden door een eigen luchtleger.35 Op het moment dat de doorbraak geslaagd zou zijn

32 Shtemenko, The Soviet general staff at war 313-314. 33 Ibidem 199.

34 Adair, Hitler’s greatest defeat 51-53.

(20)

moesten het 5e Garde Tankleger en een gemechaniseerde cavaleriegroep de exploitatie van de doorbraak starten door in de operationele diepte Minsk te omsingelen. De flanken van het offensief zouden beveiligd worden door aanvallen van eenheden van het 1e Baltische Front in het noorden en het 1e Wit-Russische Front in het zuiden.36 De complete strijdmacht van het Rode Leger voor Bagration zou bestaan uit 1 670 300 man, 5 818 tanks en stukken gemechaniseerd geschut, 32 698 stuks artillerie en 7 790 vliegtuigen.37 De Duitse Legergroep Midden kon hier tegenover 800 000 tot 850 000 man zetten evenals 500 tanks en stukken gemechaniseerd geschut, hetgeen was verdeeld over vier legers.38

Naast deze voorbereidingen voor het offensief tegen Legergroep Midden werd er door het Rode Leger hard gewerkt om te zorgen dat de Duitsers op het verkeerde been stonden bij aanvang van het offensief. De Duitse generale staf (OberKommando des Heeren, OKH) en Hitler verwachtten een offensief van het Rode Leger aan de noordzijde van het front en een groot offensief ten zuiden van het Pripyat moeras met de bedoeling om de Duitse bondgenoten aan het oostfront (Finland, Hongarije, Bulgarije en Roemenië) te verslaan en uit de oorlog te krijgen.39 De Sovjets wilden de Duitsers maar wat graag in deze waan laten aangezien dit de aanvoer van versterkingen naar Wit-Rusland zou voorkomen. Hiertoe werd een misleidende operatie gestart, door de Sovjets ook wel maskirovka genoemd. De bedoeling hiervan was om de Duitsers in het duister te laten over de locatie van eenheden van het Rode Leger, hun gevechtskracht en over de plannen van het Rode Leger.40

Het maskeren van de bewegingen van de verschillende formaties van het Rode Leger en de versterking van de eenheden tegenover Legergroep Midden slaagde buitengewoon. De Duitse eenheden die op 12 juni het hoofdoffensief te verwerken kregen, werden volkomen verrast en ongeveer drie weken later werd Minsk bevrijd. De operatie was een zodanig succes dat de Stavka snel nieuwe

operationele doelen moest opstellen om de opmars niet af te hoeven remmen. Legergroep Midden werd voor een groot deel omsingeld en gedood of gevangen genomen.41 Bagration was het meest succesvolle offensief tot dan toe uitgevoerd door het Rode Leger.

Kaart 3. Het operationele plan voor Bagration

36 Shtemenko, The Soviet general staff at war 310-312. 37 Glantz, When titans clashed 201-202.

38 Adair, Hitler’s greatest defeat 85. 39 Beevor, The second world war 586-587. 40 Adair, Hitler’s greatest defeat 56. 41 Beevor, The second world war 587-594.

(21)
(22)

3. Theorievorming van het Rode Leger

De theorievorming ten aanzien van oorlogen tot aan de Tweede Wereldoorlog vond in Rusland (en later de Sovjet-Unie,) net als in een land als Duitsland, zijn oorsprong in de negentiende eeuw. Voor dit onderzoek is echter vooral de ontwikkeling in de Sovjet-Unie gedurende het interbellum van groot belang, aangezien hier de ontwikkeling van de ‘diepe operatie’ zijn hoogtepunt kon bereiken dankzij de ontwikkeling van de tank. Het belangrijkste onderwerp dat in de Sovjet-Unie werd uitgewerkt was het operationele niveau; een niveau van oorlog dat zich tussen tactisch en strategisch bevond. Door de industriële revolutie en diens effect op de ontwikkeling van productie (bijvoorbeeld wapens en langer houdbaar, ingeblikt, voedsel) en vervoer (in de vorm van spoorlijnen) konden legers aanzienlijk groter worden dan voorheen en konden deze legers ook over een grotere vuurkracht beschikken met de ontwikkeling van wapens als de artillerie. Daarnaast konden deze grotere legers door ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur (het spoor bijvoorbeeld) veel sneller naar het gewenste front worden getransporteerd. Door deze toegenomen snelheid, vuurkracht en grootte van de legers werd het slagveld dieper en waren tactische successen (dus successen binnen de grenzen van het slagveld) niet langer een garantie voor strategische successen (het einddoel van de oorlogvoerende partij voor de oorlog of een campagne).42 Het strategische niveau en tactische niveau kwamen steeds verder uit elkaar te liggen en denkers als de Pruisische veldmaarschalk Von Moltke kwamen om dit op te lossen met een

tussenconcept: het operationele niveau.43 Het operationele niveau hield in dat een serie van tactische successen verbonden door tijd, plaats en intentie samen zouden kunnen bijdragen aan het behalen van strategische successen.44

De uitwerking van het operationele niveau in de Sovjet-Unie begon kort na de Russische burgeroorlog en mondde uit in het concept van de diepe operatie zoals uitgewerkt door Mikhail N. Toechatsjevski, een veteraan van de Russische burgeroorlog. Deze conceptualisering was voornamelijk te danken aan de ervaringen die in de burgeroorlog waren opgedaan en doordat de Sovjet-Unie hier vooral zelf mee te maken had werd dit dan ook uitgewerkt in een mate die uniek was in Europa en de rest van

42 Bruce W. Menning, ‘Operational art’s origins’ 1914’ in Krause, Michael D. en R. Cody Philips eds., Historical

perspectives of the operational art (Washington D.C. 2007) 4-5.

43 Bruce W. Menning, ‘The imperial Russian legacy of operational art, 1878-1914’ in Krause, Michael D. en R. Cody Philips eds., Historical perspectives of the operational art (Washington D.C. 2007) 190-191.

44 Jacob W. Kipp, ‘The origins of Soviet operational art’ in Krause, Michael D. en R. Cody Philips eds., Historical

(23)

de wereld.45

De ervaringen die in de burgeroorlog waren opgedaan, en van belang zijn voor dit onderzoek, kwamen erop neer dat er relatief kleine strijdkrachten over een enorm gebied moesten opereren met afstanden tot 1 800 kilometer en een diepte oplopend tot 3 000 kilometer. Hierdoor was snelheid noodzakelijk voor de troepen van de Bolsjewieken en zij waren dan ook de eersten die cavalerie-eenheden opzetten op legerniveau waardoor er een hoge mobiliteit mogelijk was. Deze cavalerie-eenheden konden hierdoor niet alleen snel van front naar front trekken, al naar gelang de plaats waar ze het hardste nodig waren, ze waren ook in staat om op een front doelen diep achter de vijandelijke linies aan te vallen met behulp van snelheid en manoeuvre.46 Het was dit concept van diepte wat de Sovjets onderscheidde van de andere theorievorming welke in de rest van Europa en de Verenigde Staten plaatsvond. Gebruik maken van de diepte was in het westen vooral bedoeld om tactische eenheden te kunnen omsingelen en vernietigen, een idee dat inmiddels was ontkracht door de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog.47

De belangrijkste man om de ervaringen van de burgeroorlog om te zetten in een algemene theorie, waarin ook de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van wapens werd uitgewerkt, was maarschalk Mikhail M. Toechatsjevski. Deze veteraan van de burgeroorlog en de daaropvolgende Pools-Russische oorlog, was een man met de nodige praktische bagage om een theoretisch concept uit te werken welke in de praktijk haalbaar zou moeten zijn. In 1924 werd hij door M.V. Frunze, de stafchef van het Rode Leger, in dienst genomen bij de generale staf van het Rode Leger om zijn ervaringen uit de burgeroorlog, samen met de theoretische ideeën van denkers als A. A. Svechin en N. E. Varfolomeev uit te werken tot een concept waarmee het Rode Leger zijn ervaringen kon gebruiken voor toekomstige conflicten. Deze samenwerking zorgde ervoor dat er een concept werd ontwikkeld genaamd de diepe

operatie welke door mensen als Toechatsjevski werd doorontwikkeld tot aan de zuiveringen van Stalin.48 Doordat onder andere Toechatsjevski slachtoffer werd van de zuiveringen mochten zijn ideeën niet verder worden uitgewerkt of zelfs maar gehandhaafd. Toechatsjevski was veroordeeld als vijand van het regime, en zijn ideeën werden door Stalin ook als vijand van het regime beschouwd.

De diepe operatie ging uit van het feit dat door de toegenomen grootte van legers strijdkrachten niet langer in staat waren om elkaar in een enkele allesbeslissende slag te verslaan. In plaats hiervan zou een serie van overwinningen moeten worden behaald die in de diepte werden uitgebuit om de vijand

45 Shimon Naveh, In pursuit of military excellence; the evolution of operational theory (Londen 1997) 167-168. 46 Ibidem 168-169.

47 Ibidem 169. 48 Ibidem 175.

(24)

een beslissende nederlaag toe te kunnen brengen. Het uitbuiten in de diepte zou ervoor zorgen dat de vijand niet in staat zou zijn om opnieuw een stabiel front te creëren waardoor de vijand in continue wanorde terug zou moeten trekken tot deze definitief verslagen was. Dit moest gebeuren door de bestaande wapens effectief met elkaar te laten samenwerken waarbij een belangrijke rol was weggelegd voor de uitermate mobiele cavalerie bij het uitbuiten van een doorbraak.49 Hoewel het idee van het penetreren in de diepte niet zozeer een nieuw idee was (het was al geprobeerd door de Duitsers in het zomeroffensief van 1918) was er toch een uniek aspect binnen deze gedachtegang ontwikkeld. Het vernieuwende aspect van dit idee was de nauwe samenwerking tussen de verschillende wapentakken van het Rode Leger. Om maximaal effectief te zijn was een nauwe samenwerking noodzakelijk tussen de infanterie, artillerie en cavalerie. De infanterie moest nauw ondersteund worden door de artillerie (en later ook door tanks) om een doorbraak aan het vijandelijke front te creëren waarna de cavalerie een dergelijke doorbraak uit kon buiten. In de tussentijd zouden artillerie en infanterie er gezamenlijk voor zorgen dat een deel van de vijandelijke strijdmacht werd vastgezet en niet meer kon uitbreken. Door een continue barrage van artillerie en aanvallen van de infanterie zou de vijandelijke strijdmacht zijn cohesie en mobiliteit verliezen. Daarnaast zou er nog een reserve van infanterie en artillerie aanwezig zijn (ongeveer 1/9 van de totale strijdmacht) welke gebruikt kon worden naarmate er problemen tijdens de operatie ontstonden.50

De nieuwe wapens die in de periode van de Eerste Wereldoorlog tot en met de Tweede Wereldoorlog waren ontwikkeld zorgden voor een heel nieuwe dimensie in de theorie van

Toechatsjevski. Doordat tanks een groter bereik, grotere snelheid en betere vuurkracht hadden dan welk grondwapen dan ook, en daarnaast beter in staat waren tot manoeuvreren zouden sterke eenheden tanks nodig zijn om het front van de vijand te kunnen doorbreken. Daarnaast kregen oorlogen sinds de Eerste Wereldoorlog, te maken met een uitgerekt continu front in plaats van losse slagvelden. Legers waren gepositioneerd over de gehele lengte van een land om te voorkomen dat vijandelijke legers op bepaalde punten zonder strijd te leveren op zouden kunnen rukken. Hierdoor zou het noodzakelijk zijn om op een bepaald punt een doorbraak door de gehele diepte van de vijandelijke frontlinie te forceren om op te kunnen rukken. Om deze doorbraak te kunnen forceren was het nodig om een superieure concentratie aan troepen, vuurkracht en voorraden te creëren op het gewenste stuk front zodat een doorbraak maximale kans van slagen zou hebben.51 Na deze doorbraak zouden aparte tankeenheden in het achtergebied van de vijand doorstoten en samen met gemotoriseerde infanterie en luchtsteun de

49 Glantz, When titans clashed 8.

50 Naveh, In pursuit of military excellence 187-189. 51 Ibidem 214.

(25)

vijandelijke reserves aanvallen en vernietigen. 52 Om dit te bereiken waren verschillende types tanks nodig. De zware tank zou gebruikt worden om infanterie te ondersteunen, waar het vooral voor geschikt was door de lage snelheid die deze tanks konden bereiken. Voor de grote gevechten met de vijand zou de gevechtstank of middelzware tank gebruikt moeten worden. Deze tank was minder zwaar bewapend en gepantserd dan de zware tank maar nog steeds een geduchte tegenstander om op het slagveld te treffen. Tot slot zou de lichte tank gebruikt worden om doorbraken aan het front uit te buiten. Deze licht gepantserde, snelle, tanks konden grote afstanden afleggen in korte tijd waardoor de vijand in zijn achterland bestookt kon worden en niet de kans zou kunnen krijgen te hergroeperen.53 Het duidelijkst werd dit systeem nog wel verwoord in de in 1936 uitgevaardigde Field Service Regulations met

Toechatsjevski zelf als hoofdredacteur. Hierin worden zes punten genoemd die noodzakelijk zijn om met behulp van alle type eenheden die tot de beschikking van een leger staan een doorbraak te forceren over de gehele diepte van de vijandelijke verdediging en deze vervolgens uit te buiten.

1. De eerste stap is een aanval met de luchtmacht op de vijandelijke reserves en het achterland om de aanvoer van versterkingen te hinderen.

2. De tweede stap is vervolgens geconcentreerd artillerievuur over de gehele diepte van de vijandelijke verdediging.

3. De derde stap zou een penetratie van de gehele vijandelijke verdedigingslinie moeten zijn door tanks die grote afstanden kunnen afleggen. Hierdoor zouden deze tanks met weinig logistieke ondersteuning diep in vijandelijk gebied kunnen doordringen om daar reserves en logistieke knooppunten aan te vallen

4. De vierde stap is vervolgens het binnentrekken van de vijandelijke verdediging door infanteriegroepen ondersteund door tanks.

5. Tijdens de vijfde stap kon vervolgens met behulp van gemechaniseerde eenheden en cavalerie-eenheden diep in het vijandelijke achterland doorgestoten worden.

6. De zesde stap moet van begin tot eind ondersteuning bieden door het gebruik van rook of andere vormen van misleiding om de vijand op het verkeerde been te zetten ten aanzien van de eigenlijke offensieve plannen.54

Een dergelijke strijdwijze zou moeten worden ondersteund door een achterland dat de vraag naar voorraden, mensen en materieel aan zou kunnen. Om dit logistieke probleem te overkomen zou

52 Ibidem 189.

53 Azar Gat, , ‘Ideology, national policy, technology and strategic doctrine between the world wars’ in Journal for

strategic studies 24 (2001) 5-6.

(26)

een volledige militarisatie van het achterland nodig zijn. Productie en infrastructuur zouden volledig moeten worden gebruikt ten behoeve van het leger. Zo zouden reserves en voorraden het front bijtijds kunnen bereiken waardoor een offensief niet vast zou komen te zitten door een gebrek aan materieel of manschappen. Deze noodzaak kwam wat Toechatsjevski betreft nog in een stroomversnelling doordat, in de jaren ’30, grootmachten als Japan, Duitsland en Groot-Brittanië druk bezig waren met de

militarisering van de economie. De Sovjet-Unie mocht niet achterop raken.55

Dit uitgewerkte concept vormde het hoogtepunt van de diepe operatie zoals die zich

ontwikkelde in de jaren ’20 en ’30. Vanaf 1936 kwam de verdere uitwerking echter stil te staan door de zuiveringen van Stalin die in dat jaar begonnen en ook het leger raakte. Doordat Toechatsjevski en veel andere hoge officieren het slachtoffer van deze zuiveringen werd kon het concept van de diepe operatie niet verder worden ontwikkeld.

De theorie van Toechatsjevski kon uiteindelijk toch zijn vruchten afwerpen en een grote invloed hebben op het ontwerp van Bagration. Dit blijkt uit meerdere aspecten in de plannen van het offensief. Ten eerste moest de frontlinie op enkele plaatsen doorbroken worden om mobiele eenheden de gelegenheid te geven om deze doorbraak in de operationele diepte te exploiteren. Om ver achter de vijandelijke linies door te breken waren hiervoor logischerwijs eenheden nodig die in staat waren om op zichzelf grote afstanden af te leggen. Daarnaast was er een grote concentratie van ondersteunende artillerie en vliegtuigen om de doorbraak te kunnen steunen. Eveneens werd er actief gebruik gemaakt van misleiding om de locatie en het tijdstip voor het offensief geheim te houden alsmede het verborgen houden van de grote concentraties troepen die rond Wit-Rusland werden samengetrokken. De theorie van Toechatsjevski vormde daarmee de basis van Bagration en valt dus te beschouwen als belangrijkste invloed op deze operatie. De manier waarop de operatie zou moeten worden uitgevoerd, de gestelde doelen en de beoogde strijdmacht om de operatie uit te voeren zijn allemaal terug te vinden in zijn ideeën over het succesvol voeren van een oorlog. Het was echter verre van de enige ervaring die werd gebruikt door het Rode Leger om tot dit offensief te kunnen komen. Zoals uit de volgende hoofdstukken zal blijken had de Sovjet-Unie een stap terug gedaan in denkwijze over een te voeren oorlog en wat voor strijdmacht hiervoor nodig was. Het waren uiteindelijk de hierna behandelde ervaringen in de praktijk, en dan vooral de ervaringen die werden opgedaan in de strijd met Duitsland, die ervoor konden zorgen dat de Sovjet-Unie in de zomer van 1944 in staat was om een operatie als Bagration succesvol uit te voeren. Er moest ervaring opgedaan worden door het leger en de Stavka en deze ervaringen moesten

55 Mikhail N. Tukhachevsky, ‘Marshal Tukhachevsky on the red army’ in The Slavonic and east European review 14 (1936) 695-700.

(27)

worden omgezet in een effectieve strijdmacht die realistische doelen diende te halen. Daarnaast leerde het Rode Leger van de Duitse strijdwijze hoe een doorbraak effectief kon worden uitgebuit. Deze praktische ervaring vormt het onderwerp voor de aankomende hoofdstukken waarbij in het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de ervaringen die werden opgedaan voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie, om vervolgens de strijd met Duitsland te behandelen.

(28)

4. Lessen tot de Duitse inval

In 1936 kreeg het Rode Leger voor het eerst de kans om in de praktijk het gebruik van tanks te testen. In de Spaanse Burgeroorlog werd een strijd tussen de aanhangers van generaal Franco en de linkse

republikeinse regering gestreden en stuurde de Sovjet-Unie hulp naar Spanje om de Republikeinen bij te staan. Hierbij werden onder andere eenheden bewapend met lichte tanks meegestuurd zodat getest kon worden of de ideeën over het gebruik van tanks in een oorlog (zoals hierboven beschreven) ook echt werkte. De hulp die werd gestuurd bestond uit materieel van uiteenlopende kwaliteit waarbij vooral de tanks (voornamelijk de T-26 en BT-5, zie bijlage 1, pagina 57) van goede kwaliteit waren en over het algemeen superieur ten opzichte van de Duitse tanks die naar Spanje werden gestuurd. De

infanteriewapens vormden echter een mengeling van verouderd materieel waarbij zoveel verschillende kalibers munitie nodig waren dat menig wapen uiteindelijk vastliep.56

Naast materieel dat naar Spanje werd gestuurd werden er ook adviseurs meegestuurd naar Spanje om de Republikeinen bij te staan in het gebruik van de wapens die waren geleverd. Vooral binnen de luchtmacht en gepantserde eenheden waren de Sovjets uiteindelijk degenen die de beslissingen over het gebruik van deze wapens namen waardoor de nodige ervaring opgedaan kon worden.57 Wat deze adviseurs in Spanje leerden over het gebruik van onafhankelijke tankformaties stond in sterk contrast ten opzichte van de theorie van de diepe operatie. In Spanje was gebleken dat het gebruik van de tanks grote risico’s met zich meebracht aangezien ze vaak ver voor de infanterie uit oprukten waardoor er geen ondersteuning van de tanks was en ze, door hun lichte bepantsering, kwetsbaar waren voor aanvallen van vijandige infanterie.58 Daarnaast verliepen de aanvallen van tanks vaak ongecoördineerd. Dit was vooral te wijten aan het feit dat er geen onderlinge communicatie mogelijk was tussen de tanks en daarnaast begrepen tankbemanningen hun Russische commandant vaak niet door de bestaande taalbarrière. Deze problemen leidde ertoe dat er in juli 1939 een commissie werd ingesteld om de rol van gemechaniseerde eenheden opnieuw te bekijken. Geconcludeerd werd dat gemechaniseerde eenheden niet in staat waren om onafhankelijk te opereren. Dit was een conclusie die in landen als Frankrijk ook werd getrokken.59

De conclusies die door de Sovjet-Unie werden getrokken uit deze les in Spanje werden verergerd doordat naast het debacle in Spanje tegelijkertijd ook een periode van grote angst en achterdocht

56 Antony Beevor, The battle for Spain; the Spanish civil war 1936-1939 (Londen 2006) 170-171. 57 Beevor, The battle for Spain 171-172.

58 Ibidem 189-190.

(29)

binnen de Sovjet-Unie en het leger was ontstaan. Dit alles had te maken met de grote zuiveringen die Stalin in de jaren ’30 doorvoerde in de communistische partij en uiteindelijk ook in het leger. Stalin, in een poging om potentiële concurrenten voor de macht uit te schakelen, maakte gebruik van een poging tot oppositie geleid door Martemyan Ryutin om tegenstanders (echt of ingebeeld) uit te schakelen.60 Deze oppositie was ontstaan als gevolg van de draconische economische maatregelen die Stalin doorvoerde. Zijn regeerperiode begon met het collectiviseren van de landbouw waarbij de grond in handen kwam van de staat en de boeren gedwongen werden om op grote collectieve boerderijen te werken. Zijn hoop was dat dit de financiële middelen vrij zou maken voor een massale industrialisatie van de Sovjet-Unie. Hoewel dit lukte, zorgde deze maatregel ook voor een enorme hongersnood die aan ongeveer vijf miljoen mensen het leven kostte. Stalin zette deze koers echter hardnekkig door en een ieder die het er niet mee eens was kon erop rekenen naar strafkampen in Siberië gestuurd te worden. De vervolgingen die uit deze oppositie voortkwamen, raakten niet alleen de communistische partij zelf maar breidde zich later ook uit naar het leger. Duizenden officieren, bijna allemaal officieren wier carrière niet aan Stalin zelf te danken was, werden verdacht van anti-revolutionaire bedoelingen of andere verzonnen aanklachten en werden gedood of naar werkkampen gestuurd. 61 Het Rode Leger raakte hierdoor een groot deel van zijn officierskader kwijt en wat overbleef was, uitzonderingen daargelaten, weinig innovatief en bovenal loyaal aan Stalin. Drie van de vijf maarschalken zouden worden geëxecuteerd en ook de theoreticus Frunze overleefde de zuiveringen niet. Onder de slachtoffers was ook Maarschalk Toechatsjevski, welke met steun van de Commissaris van Defensie, Voroshilov, werd gearresteerd en ter dood veroordeeld.62 De theorie van Toechatsjevski kon hierdoor niet bij naam genoemd worden en het proberen uit te voeren van de theorie bracht het risico van vervolging met zich mee.63

Hiermee kwamen de ideeën van Toechatsjevski in een kwaad daglicht te staan en de ervaringen in Spanje droegen er ook nog toe bij dat er in juli 1939 een speciale commissie werd ingesteld die het gebruik van gepantserde formaties moest evalueren. Deze commissie werd voorgezeten door een voorname loyale communist genaamd G. I. Kulik en bevatte praktisch niemand die de ideeën van Toechatsjevski nog openlijk aanhing. De uitkomst was dat onafhankelijke pantsereenheden niet geschikt waren om zelfstandig op te treden daar ze te gevoelig zouden zijn voor antitankwapens. In plaats hiervan zette de Sovjet-Unie een stap terug in de bestaande theorie over het gebruik van tanks en werden ze voornamelijk teruggebracht tot een ondersteunend wapen voor de infanterie, waarbij de tankbrigade de

60 Thomas F. X. Noble e.a., Western civilization; the continuing experiment (Boston 2005)922-923.

61 Jaap Jan Brouwer, Het oostfront; hoe het Duizendjarig rijk zijn einde op de steppe vond (Amsterdam 2006) 41-42. 62 Glantz, When titans clashed 10-12.

(30)

voornaamste gepantserde eenheid werd in plaats van het tankkorps of tankleger.64

In oktober 1939 besloot Stalin dat, voor de veiligheid van Leningrad en de havens aan de Baltische kust, het noodzakelijk was om gebieden van Finland te annexeren die hier dicht in de buurt lagen. Op 5 oktober 1939 werd aan de Finse regering gevraagd een afvaardiging te sturen aan wie deze eisen voorgelegd konden worden. De eisen behelsden onder andere de annexatie van de strategisch gelegen eilanden Koivisto en Hogland, het verschuiven van grenzen in het noorden en de annexatie van het Karelisch schiereiland. De Finnen bleken niet bereid om aan al deze eisen te voldoen, hoewel zij wel probeerden te onderhandelen over een compromis waarbij werd aangeboden één van de eilanden af te staan en de grenzen in het noorden te verleggen. De weigering van de Finnen om het havenstadje Hango in bruikleen te geven aan de Sovjet-Unie zette de minister van buitenlandse zaken Molotov ertoe om de onderhandelingen in november af te breken.65 Hierop besloot Stalin dat er overgegaan zou worden op een invasie van Finland, waarbij het er zelfs op heeft geleken dat Stalin Finland in zijn geheel wenste te annexeren door het erkennen van een marionettenregering van Finse communisten.66

Voroshilov kreeg het bevel over de troepen die betrokken zouden raken bij de aanval, hetgeen niet naar verwachting uitpakte.

De eerste aanval van de Sovjet-Unie op Finland startte op 30 november 1939 en werd uitgevoerd door drie legers bestaande uit 22 divisies, een tankkorps en twee tankbrigades tegenover de 14 divisies die door Finland in het veld konden worden gebracht. Deze Finse eenheden hadden ook nog eens een tekort aan zwaardere bewapening en een kleine verouderde luchtmacht. Bovendien waren Finse divisies doorgaans aanzienlijk kleiner dan de divisies van het Rode Leger waardoor het er op papier gunstig voor de Sovjets uitzag. De praktijk bleek echter heel anders dan te verwachten viel gezien deze aantallen. De eerste aanval die werd ingezet door het Rode Leger was zeer slecht voorbereid. Er waren geen

inlichtingen over de posities van de Finnen vergaard, het terrein was onbekend, er was geen kleding voor de winterse omstandigheden en de verbindingen waren ten noorden van Leningrad uitzonderlijk slecht. Hierdoor moest de infanterie van het Rode Leger blindelings optrekken tegen de posities van de Finnen, welke aanzienlijk beter voorbereid waren op gevechten in de winterse omstandigheden van het gebied, bekend waren met het terrein en bereid waren te vechten.67 Ondanks de overmacht van het Rode Leger liep het offensief op niets uit. De Sovjets waren op geen enkele manier voorbereid op de manier van vechten van de Finnen waarbij divisies van het Rode Leger werden ingesloten na een aantal kilometer

64 Ibidem 13. 65 Ibidem 18-19.

66 Dit was al eerder gebeurd in de Baltische staten Letland en Estland, waarbij een communistische regering aan de macht kwam en vervolgens om aansluiting bij de Sovjet-Unie vroeg. Zie: Glantz, When titans clashed 18.

(31)

opgerukt te zijn, om vervolgens opgedeeld te worden en met behulp van semi-guerrilla aanvallen langzaam maar zeker vernietigd te worden. De angst onder officieren om op te vallen, en daarmee een potentieel slachtoffer van de zuiveringen te worden, zorgde ervoor dat er geen vernieuwende ideeën werden toegepast, maar dat in plaats daarvan simpelweg meer manschappen in de strijd werden geworpen, zonder enig effect.68

De ommekeer in dit debacle kwam in februari 1940. Voroshilov werd vervangen door generaal Semjon Timosjenko. Timosjenko besloot de aanval op Finland beter voor te bereiden dan zijn voorganger deed en niet enkel met massale infanterieaanvallen de Finse linies probeerde te doorbreken. In plaats hiervan liet Timosjenko gebruik maken van geconcentreerd artillerievuur om de vijandelijke posities te verpulveren alvorens de aanval met infanterie, ondersteund door de nieuwe zware KV tanks, te openen. De eerste aanvallen werden op deze wijze op 3 februari geopend en op 12 februari opende het Rode Leger een massaal offensief tegen de Finnen. De aanvallen waren beter gecoördineerd, waarbij de artillerie veel accurater schoot op de Finse posities en de infanterie van de Sovjets (ditmaal actief bijgestaan door tankbrigades) probeerde waar mogelijk de Finse posities te flankeren in plaats van frontaal aan te vallen. Dit zorgde ervoor dat de Finnen weliswaar nog steeds felle tegenstand boden maar dat zij op 9 maart tot de conclusie kwamen dat ze niet meer konden doen dan ze hadden gedaan. Een wapenstilstand werd gesloten op 13 maart en de Sovjets wisten aanzienlijk meer land te

bemachtigen dan zij in de onderhandelingen met Finland hadden geëist. Hier stond tegenover dat de prijs voor dit succes buiten proportie was. Bijna 50 000 soldaten van het Rode Leger waren omgekomen en er waren driemaal zoveel gewonden te betreuren, daarnaast had de Sovjet-Unie zich tegenover de hele wereld belachelijk gemaakt met zijn rampzalige prestaties in deze oorlog en raakten de Duitsers flink geïrriteerd door het Russische optreden.69

Een evaluatie van het optreden van het Rode Leger in de oorlog met Finland vond plaats in 1940 waarbij onder andere werd besloten te zorgen dat de hoge officieren niet langer afhankelijk waren van de politieke commissarissen die waren aangesteld tijdens de zuiveringen van Stalin, in plaats daarvan werden deze commissarissen ondergeschikt aan de legerleiders waardoor de uiteindelijke beslissing over te nemen actie weer bij één persoon kwam te liggen. Gepoogd werd om ervaren officieren aan het hoofd van divisies en grotere eenheden te plaatsen om hun effectiviteit in de strijd zo groot mogelijk te maken. Daarnaast werd er nog een andere les geleerd en toegepast, maar hiervoor was eerst de val van

68 Beevor, The second world war 41-45.

69 Helmuth Greiner, World war; German military studies, a collection of 213 special reports on the second world

war prepared by officers of the Wehrmacht. Donald S. Detwiler, Charles B. Bardick en Jürgen Rohwer ed. (New York

(32)

Frankrijk noodzakelijk.70

Aan het begin van de strijd met Duitsland zaten de Fransen nog vast in het denken over oorlogvoering zoals ze deze hadden meegenomen uit de Eerste Wereldoorlog. Dit hield in dat bij het offensief de infanterie op het sterkste punt van de vijand moesten proberen door te breken waarbij de reserves dan ook op dit sterkste punt werden verzameld. Het optrekken diende via een strak schema te gebeuren waarbij de artillerie voor de troepen uit schoot om de vijand in zijn stellingen te verpulveren.71 In dit idee gold de tank, één van de nieuwe wapensystemen uit de Eerste Wereldoorlog, als een

begeleidend wapen. Tankformaties moesten niet apart oprukken tegen de vijand om in de diepte door te kunnen stoten en operationele successen te creëren, maar moesten puur tactische successen mogelijk maken. Hiertoe waren de Franse tanks vaak zwaar bepantserde langzame kolossen die een relatief klein bereik hadden en enkel de infanterie moesten begeleiden in hun doorbraak van het vijandelijke front. Daarnaast gebruikten de Fransen, beïnvloed door de ideeën van de Italiaanse theoreticus Douhet, de luchtmacht als een onafhankelijk wapen om de strijd naar vijandelijk grondgebied te kunnen brengen. Verbindingen tussen de grondstrijdkrachten en de luchtmacht waren praktisch niet aanwezig waardoor de Franse luchtmacht niet in staat was om gevechten van de Franse strijdkrachten op de grond te ondersteunen of te beschermen tegen de luchtmacht van de tegenstander.72

De Duitse Wehrmacht had daarentegen hele andere ideeën over de te voeren oorlog tegen de Fransen. Om een statische oorlog als de Eerste Wereldoorlog aan het westfront te kunnen voorkomen hadden de Duitsers in het interbellum veel tijd besteed aan het uitwerken van theorieën om een

dergelijke uitputtingsoorlog te kunnen voorkomen. De ervaringen die uit de Eerste Wereldoorlog werden meegenomen zorgden ervoor dat de Duitsers veel flexibelere principes voor hun troepen hanteerden. In plaats van volgens een strak schema op te trekken tegen het sterkste punt van de vijandelijke

verdediging werd uitgegaan van de manier van vechten van de Duitse stoottroepen, welke handelden volgens de weg van de minste weerstand. Duitse troepen moesten op het zwakste punt van de

vijandelijke verdediging doorbreken, waarbij op dit punt ook de reserves werden geconcentreerd zodat een doorbraak snel kon worden uitgebuit door sterke posities van de vijand te kunnen omsingelen en door eenheden vanuit de achterhoede te laten verslaan, vergelijkbaar met de situatie bij de slag om Sedan in 1870.73 Om dit voor elkaar te kunnen krijgen was een hoge mate van mobiliteit en directe ondersteuning noodzakelijk. Om deze mobiliteit te kunnen creëren werden de ideeen van generaal Heinz

70 Ibidem 23-24.

71 Karl-Heinz Frieser, Blitzkrieg-Legende: der Westfeldzug 1940 ; Operationen des Zweiten Weltkrieges (Oldenburg 1995) 419.

72 Frieser, Blitzkrieg-Legende 426-428. 73 Ibidem 416-417.

(33)

Guderian gevolgd. Guderian had bedacht om de beschikbare pantsereenheden niet te verdelen over de infanteriedivisies maar deze juist te concentreren in eenheden die bekend kwamen te staan als

Panzerdivision ofwel pantserdivisie. De tanks van deze eenheden zouden vervolgens worden

bijgehouden door gemotoriseerde infanterie waardoor deze eenheden een hoge mobiliteit bezaten en niet afhankelijk waren van de snelheid van optrekken van reguliere infanterie, waardoor de door de Duitsers gewenste bewegingsoorlog kon worden gevoerd.74 Om deze formaties toch te kunnen

ondersteunen met een vorm van artillerie werd niet gekeken naar de klassieke vorm van artillerie, welke vaak te langzaam was om de gepantserde eenheden bij te kunnen houden, in plaats daarvan werd gekeken naar de mogelijkheden tot samenwerking met dat andere nieuwe wapen uit de Eerste

Wereldoorlog, het vliegtuig. Het vliegtuig zou als operationeel en tactisch wapen ingezet moeten worden om de pantsereenheden toch van de nodige artillerie te kunnen voorzien. Hiertoe werden

verbindingswagens meegestuurd met de divisies zodat waar nodig luchtondersteuning kon worden aangevraagd. De Duitse luchtmacht werd dus niet zozeer een onafhankelijk wapen, maar juist geïntegreerd met de andere strijdkrachten.75

De effecten van deze verschillende wijzen van denken tussen de Fransen en de Duitsers bleken overweldigend. Frankrijk werd ingeschat als de sterkste Europese militaire macht samen met Duitsland en de strijd tussen de twee zou dan ook een zware worden voor beide partijen. In de praktijk bleek echter dat de Duitsers hun ideeën beter hadden uitgewerkt en toegepast dan de Fransen. Het Duitse plan was ongeveer het tegenovergestelde van het plan waarmee de Duitsers de Eerste Wereldoorlog in waren gegaan (zie kaart 4, pagina 31). In plaats van een omtrekkende beweging vanaf de rechterkant zouden de Dutisers nu proberen om dit vanaf de linkerflank te doen door een concentratie van

pantserdivisies door de Ardennen te laten trekken en vanaf daar door te stoten naar de kust om ze het Britse expeditieleger en een groot deel van de Franse legers (het Eerste, Zevende en Negende Leger) in te sluiten. De Fransen verwachtten een herhaling van de Eerste Wereldoorlog waarbij de Duitse

hoofdaanval door België zou komen en vandaar naar het zuiden zou draaien om naar Parijs op te kunnen trekken, om dit te bestrijden stonden de sterkste Franse eenheden bij de grens met België om de aanval op Belgisch grondgebied op te kunnen vangen.76 Het plan van de Duitsers werkte wonderwel. De concentratie van pantsertroepen in de Ardennen verraste de Fransen en sneed, ondanks hevige gevechten door de Franse verdediging heen (zie kaart). Waar de Fransen een sterke verdediging wisten op zetten werd de Duitse Luftwaffe erbij geroepen ter ondersteuning van de Duitse grondtroepen en

74 Ibidem 426-427. 75 Ibidem 428-430.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college wil daarom in het besloten gedeelte het draagvlak in de gemeenteraad peilen voor de ontwikkeling in het Binnenland, waarbij we de verschillende aspecten

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

We gaven boven reeds aan dat de verschillen tussen leerlingen niet ontstonden naar aanleiding van het realistisch reken-wiskundeonderwijs, maar dat zij door de voorgestane

De commissie overweegt daarover dat het haar bekend is dat het lastig kan zijn op de BES-eilanden een onafhankelijk arts, die daarbij tevens SCEN-arts is, te raadplegen, maar dat

Alles wat Hem vandaag nog aanzien of bescherming biedt, zal Hij morgen verliezen: zijn goede naam, zijn leerlingen en vrienden, de troostende nabijheid van zijn Vader en

Als een zaaier van Gods Woord: zo heeft kardinaal Danneels zijn dienstwerk ingevuld van bisschop en aartsbisschop.. Ontelbare zaadjes van Gods Woord heeft hij uitgestrooid, in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of