• No results found

De bescherming van minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzetting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bescherming van minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzetting"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘DE BESCHERMING VAN MINDERHEIDSAANDEELHOUDERS BIJ

GRENSOVERSCHRIJDENDE OMZETTING’

Masterscriptie ter afronding van de opleiding Privaatrechtelijke rechtspraktijk

Amsterdam, 22 juli 2015 Naam : Alvise Tanzi

(2)

2 Inhoudsopgave: Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Introductie en probleemstelling 1.2 Relevantie 1.3 Onderzoeksmethode 1.4 Opbouw

Hoofdstuk 2: De grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen binnen de EU 2.1 Doelstelling van het Europees vennootschapsrecht

2.2 Incorporatieleer vs. Leer van werkelijke zetel 2.2.1 Relevante jurisprudentie van het HvJ-EU 2.2.2 Gevolgen van de HvJ-EU rechtspraak

2.3 Wettelijk geregelde mogelijkheden voor mobiliteit van vennootschappen 2.3.1 De SE verordening

2.3.2 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de SE verordening 2.3.3 De fusierichtlijn

2.3.4 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de fusierichtlijn 2.4 De jurisprudentieel geregelde grensoverschrijdende omzetting

Hoofdstuk 3: De bescherming van minderheidsaandeelhouders in het voorontwerp en in de 14e richtlijn

3.1 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in het voorontwerp 3.1.1 De geschiedenis

3.1.2 Procedurele bescherming voor omzetting 3.1.3 Het uitreedrecht

3.2 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de 14e richtlijn 3.2.1 De geschiedenis van de 14e richtlijn en de huidige stand van zaken 3.2.2 Procedurele vereisten voor zetelverplaatsing

(3)

3

Hoodstuk4: Aandachtspunten ten aanzien van de bescherming van minderheidsaandeelhouders in het voorontwerp en in de 14e EU richtlijn 4.1 Aandachtspunten in het voorontwerp

4.1.1 Het uittreedrecht komt niet toe aan aandeelhouders die zich van stemming hebben onthouden

4.1.2 De verhouding tussen het uittreedrecht en de inkoopverboden 4.1.3 De prijsbepaling van de aandelen

4.2 Aandachtspunten ten aanzien van de 14e EU richtlijn

4.2.1 Geeft de richtlijn voldoende duidelijke indicaties t.a.v. de bescherming van minderheidsaandeelhouders?

4.2.2 Is een richtlijn het juiste middel? Hoofdstuk 5: Conclusie

(4)

4

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Introductie en probleemstelling:

Voor een goede werking van de interne markt binnen de Europese Unie (hierna: EU) is het wenselijk dat ondernemingen in meer dan één land actief kunnen zijn. De mogelijkheden voor de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen binnen de Unie zijn de afgelopen decennia toegenomen. Dit is te danken aan zowel de Europese regelgeving als de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ-EU) inzake de vrijheid van vestiging. Met

betrekking tot communautaire regelgeving kan ten eerste worden gewezen op de invoering van de richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen1 en, ten tweede, op de introductie van de Europese vennootschap (hierna: SE)2 door middel van een verordening. Wat de HvJ-EU rechtspraak betreft, hebben in het bijzonder de arresten Cartesio en Vale de mogelijkheid geschapen tot grensoverschrijdende omzetting: een rechtshandeling waarbij een vennootschap, als gevolg van de statutaire zetelverplaatsing, wordt omgezet in een rechtsvorm van een andere lidstaat.3 De omzetting leidt tot een wijziging van het op de rechtspersoon toepasselijke recht (de lex societatis) en de nationaliteit van de rechtspersoon zonder dat de vennootschap hiervoor dient te worden ontbonden of te worden heropgericht.4 Hierdoor kan de rechtspersoon haar identiteit behouden en de bestaande rechtsverhoudingen voortzetten.

In de hierboven genoemde arresten HvJ-EU Cartesio en Vale is bepaald dat wanneer een lidstaat een nationale omzettingsregeling kent, die alleen toegankelijk is voor interne gevallen, dit als een ongeoorloofde beperking van het vrije vestigingsverkeer gezien dient te worden. Als gevolg van deze rechtspraak dient de Nederlandse omzettingsregeling van art. 2:18 BW ook bij grensoverschrijdende omzettingen te worden toegepast. Een complicatie hierbij is dat de zojuist genoemde bepaling nooit voor internationale omzettingen bedoeld is geweest. Om deze reden houdt de bepaling geen rekening met het grensoverschrijdende aspect van een dergelijke omzetting. Wanneer een vennootschap uit Nederland vertrekt, is er sprake van een omzetting die als ‘outbound’ wordt aangeduid terwijl wanneer een vennootschap Nederland ‘inreist’ de omzetting ‘inbound’ wordt genoemd.5

De wijziging van de lex societatis, die als gevolg van een grensoverschrijdende omzetting zal plaatsvinden, kan grote gevolgen hebben voor partijen die bij de vennootschappen zijn betrokken, zoals aandeelhouders, schuldeisers en werknemers. Een

minderheidsaandeelhouder zou bijvoorbeeld zonder enige inspraak gedwongen kunnen worden om aandelen te gaan houden in een buitenlandse vennootschap die wordt beheerst door een rechtssysteem dat hem vreemd is. Anders dan op de meeste terreinen van het IPR, bestaat er op dit gebied geen communautaire regelgeving. Het antwoord op de vraag aan

1 Richtlijn 2005/56 /EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende

grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen

2 Verordening (EG) Nr. 2157/2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) 3

Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 512 [online]

4 Roelofs & Van Eck, ‘De bescherming van ‘stakeholders’ in het pre-wetsvoorstel betreffende

grensoverschrijdende omzetting’, TvOB 2013/3, p.102 [online]

5 Stroeve,‘Het VALE-arrest en de ‘inbound’ grensoverschrijdende omzetting in Nederland’, TOP 2013/4 p.

(5)

5

welke procedurele regels dergelijke omzettingen zijn onderworpen en van welke bescherming belanghebbenden kunnen genieten, wordt daarom ook overgelaten aan het recht van de lidstaten.

De vraag is of aandeelhouders dienen te worden beschermd tegen een ongewilde wijziging van het toepasselijk recht van de vennootschap waar zij aan deelnemen. In de reeds bestaande regelgeving die de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen reguleert (de SE verordening, de fusierichtlijn en de implementatie daarvan in de nationale wetgeving), worden aandeelhouders beschermd door middel van voorschriften omtrent informatieverplichtingen, consultatieverplichtingen, oproeping en besluitvorming. In geval van een

grensoverschrijdende fusie heeft de Nederlandse wetgever zelfs voor een meer vergaande maatregel gekozen; een uitreedrecht en een recht op schadeloosstelling wordt daarvoor toegekend aan de aandeelhouders van de verdwijnende rechtspersoon, die tegen de fusie hebben gestemd.6 Hierbij is gehoor gegeven aan de Europese fusierichtlijn die expliciet de mogelijkheid biedt tot het invoeren van een dergelijke regeling.7 Uit het feit dat de

Nederlandse wetgever, bij de implementatie van de fusierichtlijn, aan deze mogelijkheid gevolg heeft gegeven, valt af te leiden dat een voor minderheidsaandeelhouders gedwongen wijziging van het toepasselijk recht als een onwenselijk effect van een grensoverschrijdende omzetting wordt beschouwd.8 Het is daarom denkbaar dat bij grensoverschrijdende

omzettingen, die voor minderheidsaandeelhouders hetzelfde effect hebben, een soortgelijke bescherming dient te worden gegeven.

Nu de mogelijkheid tot grensoverschrijdende omzetting recentelijk door rechtspraak in het leven is geroepen en er geen communautaire regelgeving op dit punt bestaat, ligt er een zekere druk bij de lidstaten om hierover wetgeving in te voeren.9 Zo heeft, naar aanleiding van het overwogene in het Cartesio-arrest, de Commissie Vennootschapsrecht in Nederland besloten om op eigen initiatief een (pre-) voorstel van wet samen te stellen (hierna: voorontwerp), waarin zij zowel de ‘inbound’ als de ‘outbound’ grensoverschrijdende omzettingen van rechtspersonen binnen de EU poogt te reguleren.10 Om aantasting van de belangen van betrokkenen te voorkomen, zoals die van minderheidsaandeelhouders, adviseerde de Commissie Vennootschapsrecht in haar brief aan toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten, om randvoorwaarden vast te stellen voor de grensoverschrijdende omzettingen van BV’s en NV’s.11

De initiatieven die op nationaal niveau plaatsvinden kunnen ongetwijfeld als een stap voorwaarts worden gezien ter waarborging van de belangen van personen die bij de

omzettende rechtspersonen zijn betrokken. Er bestaat echter een risico dat de bepalingen die

6

Art. 2:233h BW

7 Art. 4 lid 1 Richtlijn 2005/56/EG

8 Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 514 [online] 9 Ibid, p. 512

10

Concept Memorie van Toelichting behorende bij het Concept wetsvoorstel Wijziging Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een regeling voor grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen, p.1

11 Brief van deCommissie Vennootschapsrecht aan de Minister van Veiligheid en Justitie,12 februari 2012,

(6)

6

de lidstaten introduceren niet goed op elkaar aansluiten. Een Europese regeling op dit terrein is daarom ook van essentieel belang.12 Het Europees Parlement lijkt eenzelfde mening te zijn toegedaan. Op 2 februari 2012 heeft het namelijk een Resolutie aangenomen waarin

aanbevelingen worden gegeven aan de Europese Commissie met betrekking tot een 14e richtlijn aangaande de grensoverschrijdende zetelverplaatsing van rechtspersonen.13 Hierin wordt gewezen op het gebrek aan uniforme wetgeving en op een consequent gebrek aan rechtszekerheid. Er worden daarom aanbevelingen gegeven om de belangen van

belanghebbende te waarborgen.

Uit een Feedback Statement14 naar aanleiding van een openbare raadpleging omtrent de toekomst van het Europees vennootschapsrecht, dat de Europese Commissie in juli 2012 heeft uitgebracht, blijkt dat de Resolutie in goede aarde is gevallen bij de respondenten en dat zij ook oren hebben naar een richtlijn betreffende de grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen.15 Dit geeft hoop voor een spoedige invoering van de 14e Europese richtlijn. Naast de verzoeken van de Commissie vennootschapsrecht en het Europees Parlement, lijkt er ook in de literatuur een unanieme oproep te zijn tot duidelijkheid op het terrein van

grensoverschrijdende omzetting.

In mijn scriptie zal ik de volgende vraag beantwoorden:

Hoe zouden de belangen van minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzetting worden gewaarborgd door de invoering van het Nederlands voorontwerp van wet en de 14e EU Richtlijn? Is er ruimte voor verbetering?

Zoals hierboven omschreven, is de 14e EU richtlijn nog niet opgesteld. Gelet op de

aanbevelingen van het Europees Parlement is het echter enigszins mogelijk een idee te krijgen van hoe deze er uit zal gaan zien. De analyse zal daarom ook, met betrekking tot deze

richtlijn, gebaseerd zijn op de inhoud van deze aanbevelingen.

Het onderzoek zal zich beperken tot grensoverschrijdende omzetting van BV’s en NV’s of de vergelijkbare buitenlandse vormen van vennootschappen.

De eerder, kort omschreven, beschermingsvoorschriften voor minderheidsaandeelhouders bij de reeds bestaande regelgeving op het terrein van grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen, worden allen beheerst en gehandhaafd door het recht van het land van vertrek. Naar verwachting zal de bescherming van minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzettingen ook voornamelijk worden beheerst door het land van oorsprong.16 Aangezien daarom het Nederlands voorontwerp van wet slechts van belang zal

12

Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 512 [online]

13 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende

een 14e richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen, (2011/2046 (INI))

14

Het document en de daarbij horende reacties zijn te raadplegen op: www.ec.europa.eu/internal_market/modern/index_en.htm

15 Roest, ‘Europees vennootschapsrecht: hoe verder?’, WPNR 2012 , p. 298 [online]

16 Van Veen, ‘Grensoverschrijdende omzetting, -fusieen, -splitsing na het VALE-arrest’, WPNR2013/6981, p.

(7)

7

zijn voor de bescherming van minderheidsaandeelhouders bij ‘outbound’ omzettingen, zal de analyse worden beperkt tot dit soort omzettingen.

1.2 Relevantie

De mobiliteit van vennootschappen is een erg actueel onderwerp. Het komt vaak voor dat grote bedrijven beslissen om van vestiging te veranderen. Zo heeft begin 2014 Fiat-Chrysler besloten om de zetel van het hoofdkantoor van Italië naar Nederland te verplaatsen om

gebruik te kunnen maken van het flexibele Nederlandse vennootschapsrecht. Ook is de fiscale zetel van het bedrijf tegenwoordig gevestigd in het Verenigd Koninkrijk om zo te kunnen profiteren van een voordelig belastingregime.17

Nederland wordt over het algemeen gezien als een land met een zeer aantrekkelijk vestigingsklimaat vanuit belastingtechnisch oogpunt. Dit blijkt uit een rapport over belastingontwijking van de Algemene Rekenkamer.18 Uit jaarcijfers van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) blijkt dat buitenlandse investeerders over het afgelopen jaar, met steun van de rijksoverheid, een bedrag van 3,2 miljard Euro in de Nederlandse economie hebben geïnvesteerd en dat dit goed was voor 6304 nieuwe vacatures.19

Tegelijkertijd zijn er wel zorgen omtrent het behouden van een gunstig vestigingsklimaat. Recentelijk hebben de tweede Kamerleden Neppérus en Van Vliet een motie ingediend waarin zij de regering vragen om maximale inspanning voor het behoud van een gunstig vestigingsklimaat voor buitenlandse vennootschappen.20 Uit een onderzoek van adviesbureau KPMG uit 2012 bleek dat ongeveer de helft van de grote Nederlandse ondernemingen naar verwachting de activiteiten van de hoofdkantoren binnen een aantal jaar gedeeltelijk zouden verplaatsen naar het buitenland.21 Voor het behouden van buitenlandse investeerders is het belangrijk om een voordelig belastingregime voor vennootschappen te hanteren. Het afgelopen jaar heeft de koffieketen Starbucks bijvoorbeeld om fiscale redenen besloten om het Europese hoofdkantoor van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk te verplaatsen.22 Uit het een en ander valt af te leiden dat vennootschappen steeds bezig zijn met het vaststellen van waar het meest gunstige vestigingsklimaat heerst en dat wijzigingen in de fiscale en vennootschappelijke regelgeving van lidstaten kan leiden tot een toename in de mobiliteit van vennootschappen. Het is daarom van belang om duidelijke regels te hebben op het terrein van grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen, zodat onder andere de belangen van personen die met de vennootschappen zijn verbonden, waaronder die van

minderheidsaandeelhouders, gewaarborgd kunnen worden. Dit is des te meer het geval als men bedenkt dat er nu een jurisprudentieel gecreëerde vorm van mobiliteit bestaat, namelijk

17

Waaijers, ‘Fiat-Chrysler naar Nederland’, FD 30-1-2014, p. 13 [online]

18 Algemene Rekenkamer 2014, ‘Belastingontwijking; Een verdiepend onderzoek naar belastingontwijking in

relatie tot de fiscale regels en het verdragennetwerk’, p. 30, raadpleegbaar via:

http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2014/11/Belastingontwijking

19

NFIA, ‘Resultaten 2014’, p.1, raadpleegbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2015/03/09/resultaten-nfia-2014.html

20 Kamerstukken II 2014-2015, 25 087 Nr. 93

21 Woudt, ‘KPMG vreest verdere uittocht hoofdkantoren’, FD 12 -12-2012, p. 32 [online] 22

(8)

8

de grensoverschrijdende omzetting, waaromtrent geen uniforme regelgeving bestaat.23 Dit is onder andere de Nederlandse commissie Vennootschapsrecht en het Europees parlement ook opgevallen en deze instanties hebben daarom beide erop aangedrongen duidelijke wetgeving in te voeren.24 De oproep tot duidelijke regelgeving van deze gezaghebbende organen, onder andere ten aanzien van de positie van minderheidsaandeelhouders, bevestigt zonder meer de actualiteit en relevantie van het onderwerp van deze scriptie.

1.3 Onderzoeksmethode

Deze scriptie zal bestaan uit een analyse en evaluatie van het voorontwerp en de 14e richtlijn inzake de grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen, met betrekking tot de rechten van minderheidsaandeelhouders. De regels die voor de bescherming van deze groep aandeelhouders relevant zijn, zullen daarom ook als onderzoeksobject dienen. Deze normen zullen worden bestudeerd vanuit een extern perspectief om te kunnen toetsen in hoeverre deze de rechten van minderheidsaandeelhouders zouden waarborgen en of er ruimte is voor

aanvullingen of verbeteringen. De reeds bestaande nationale en communautaire normen die de rechten van minderheidsaandeelhouders tegen een ongewenste wijziging van het toepasselijk recht zullen beschermen, zullen als maatstaf dienen om de kwaliteit van de voorstellen te beoordelen.

Het onderzoek zal voornamelijk bestaan uit een bestudering van relevante literatuur,

jusrisprudentie, wetgeving en publicaties van adviescommissies met als doel het beoordelen van de 14e richtlijn en het Nederlands voorontwerp van wet en mogelijk suggesties doen voor verbetering. De reeds bestaande regelgeving die grensoverschrijdende verplaatsing van vennootschappen binnen de EU mogelijk maakt, oftewel de richtlijn betreffende

grensoverschrijdende fusie en de SE verordening, zal worden geanalyseerd om te bezien in hoeverre deze de belangen van de minderheidsaandeelhouders waarborgen en of ze als voorbeeld kunnen dienen ter verbetering van de eventuele zwakken punten in de

wetsvoorstellen. Zodoende zal het onderzoek tevens een vergelijkend element bevatten. 1.4 Opbouw

In het volgende hoofdstuk zal er worden stilgestaan bij de problematiek rondom de erkenning van vennootschappen binnen EU. Om tot een goed begrip te komen zal het van belang zijn om daarvoor de doelstelling van het EU vennootschapsrecht te bestuderen. Vervolgens zal ik de mogelijkheden tot grensoverschrijdende mobiliteit binnen de EU uiteenzetten, waaronder de uit jurisprudentie voortvloeiende grensoverschrijdende omzetting. Bij de beschrijving van de in de EU wetgeving geregelde mogelijkheden tot vennootschapsrechtelijke mobiliteit zal ik kort stil staan bij de vraag of deze beschermende maatregelen kennen voor de belangen van minderheidsaandeelhouders.

23

Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 512 [online]

24 Zie: Brief van deCommissie Vennootschapsrecht aan de Minister van Veiligheid en Justitie,12 februari 2012,

gepubliceerd op 7 september 2012 op www.rijksoverheid.nl en Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een 14e richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen, (2011/2046 (INI))

(9)

9

In het derde hoofdstuk zullen de voorstellen tot wetgeving op nationaal en Europees niveau uiteen worden gezet. Hierbij zal worden stilgestaan bij de achtergrond van deze voorstellen en een beschrijving plaatsvinden van de regels die de aandeelhouders beogen te beschermen. Deze beschrijving zal worden onderverdeeld in de regels die de rechten van aandeelhouders waarborgen voor en na het nemen van het omzettingsbesluit.

In het vierde hoofdstuk zullen enkele aandachtspunten naar voren worden gebracht met betrekking tot de regels die in het eerdere hoofdstuk zijn beschreven en

minderheidsaandeelhouders beogen te beschermen bij een grensoverschrijdende omzetting. Deze aandachtspunten zullen worden besproken en geanalyseerd aan de hand van de kritiek die afkomstig is uit literatuur en adviescommissies ten aanzien van het voorontwerp en de 14e richtlijn. Ten slotte zal ik in de conclusie een antwoord geven op de onderzoeksvraag.

(10)

10

Hoofdstuk 2: De grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen binnen de EU Wanneer een vennootschap binnen de EU grensoverschrijdend actief wil zijn of zich wil verplaatsen, dient haar rechtspersoonlijkheid door de lidstaat waar ze haar activiteiten wil ontplooien of zich wil vestigen, erkend te worden. Binnen de lidstaten bestaan verschillende criteria om te bepalen of de rechtspersoonlijkheid van een vennootschap al dan niet erkend dient te worden. In beginsel is de keuze van de aanknopingspunten die de erkenning van de vennootschappen bepalen een aangelegenheid die aan de lidstaten is overgelaten.

Tegelijkertijd bestaat er binnen de EU het recht op de vrijheid van vestiging voor

vennootschappen.25 We zullen zien dat de uitoefening van dit recht door vennootschappen heeft geleid tot veel rechtspraak, waarbij de weigering van lidstaten om een vanuit een lidstaat afkomstige vennootschap te erkennen, vaak ongeoorloofd is geacht in het kader van het vrije verkeer van vestiging. Dit heeft geleid tot een toename in de mogelijkheden tot

grensoverschrijdende zetelverplaatsing. De invoering van de SE verordening en de fusierichtlijn hebben hetzelfde effect gehad. In het kader van deze regelingen achtten de Europese instellingen het van belang om ook regelingen voor te schrijven die de belangen beschermen van de personen dien aan de vennootschappen zijn verbonden, waaronder de minderheidsaandeelhouders.

Om te beginnen zal in dit hoofdstuk het doel van het Europees vennootschapsrecht worden besproken. Voor de evaluatie van het voorstel voor een 14e richtlijn omtrent de

grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen is het namelijk van belang om goed voor ogen te hebben welke doelstelling de Europese instellingen nastreven bij het opstellen van regelgeving op het terrein van vennootschapsrecht, of de bescherming van minderheidsaandeelhouders binnen deze doelstelling valt en hoever zij hierin mogen gaan. Vervolgens zullen de verschillende leren die de lidstaten hanteren voor de erkenning van vennootschappen uiteengezet worden en de relevante Europese rechtspraak hierover worden besproken. Hierna zal de SE verordening en de fusierichtlijn besproken worden, waarbij ik mij in het bijzonder richt op de voorschriften die de bescherming van de

minderheidsaandeelhouders ten doel hebben. Deze zullen als referentiekader dienen voor de beoordeling van de 14e richtlijn en het Nederlands voorstel van wet ten aanzien van de

bescherming van minderheidsaandeelhouders. Ten slotte zal de door jurisprudentie gecreëerde grensoverschrijdende omzetting, waarover de zojuist genoemde voorstellen over gaan,

worden besproken.

2.1 Doelstelling van het Europese vennootschapsrecht

Voor een antwoord op de vraag wat het doel van het Europees vennootschapsrecht is, is

hetgeen in art. 50 lid 2 sub g VWEU aan de Europese wetgever wordt opgedragen van belang: ‘voor zover nodig, de waarborgen te coördineren welke in de lidstaten worden

verlangd van de rechtspersonen(...), om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken’.

25

(11)

11

Hiermee beoogd het VWEU de bescherming van aandeelhouders en derden die bij de vennootschap zijn betrokken, officieel in kaart te brengen als doelstelling van het Europees vennootschapsrecht. De bescherming van de in het artikel genoemde partijen is van belang om het recht op de vrijheid van vestiging van art. 49 VWEU en het goed functioneren van de interne markt binnen de EU te kunnen bewerkstelligen.26 De inmenging van de Europese autoriteiten ten aanzien van het vennootschapsrecht vloeit voort uit het zojuist genoemde recht van vrijheid van vestiging. De opstellers van de eerste Europese verdragen vreesden namelijk dat de uitoefening van dit recht zou worden verhinderd door de verschillen in het vennootschapsrecht tussen de lidstaten en waren bang dat er als gevolg hiervan een strijd zou ontstaan tussen de lidstaten om een extreem flexibel vennootschapsrecht in te stellen. Zo zouden meer investeerders worden aangetrokken zonder daarbij rekening te houden met de belangen van degenen die aan vennootschappen zijn verbonden, zoals crediteuren,

werknemers en aandeelhouders. Dit heeft geleid tot het opstellen van de opdracht die is neergelegd in art 50 lid 2 sub g VWEU en de daaruit voortvloeiende wetgeving ten aanzien van het Europees vennootschapsrecht waaronder de fusierichtlijn.27

Bij het opstellen van deze regelgeving hebben de Europese instellingen ook te maken met de bescheidenheid die door het in art. 5 VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel wordt vereist. Dit beginsel vraagt om een terughoudende houding ten aanzien van het vennootschapsrecht. In dezelfde bepaling wordt tegelijkertijd gevraagd om een aanvullende zorg ten aanzien van kwesties die communautaire coördinatie nodig hebben wanneer deze moeilijk autonoom door de lidstaten kunnen worden opgelost.28

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bescherming van

minderheidsaandeelhouders zonder twijfel lijkt te passen binnen de doelstelling van het Europees vennootschapsrecht, ook al wordt bij het opstellen van eventuele wetgeving om een zekere terughoudendheid gevraagd.

2.2 Incorporatieleer vs. Leer van werkelijke zetel

Binnen het IPR is het bepalen van het toepasselijk recht op vennootschappen van groot belang voor rechtspersonen om door een overheid als zodanig erkend te worden. Een vennootschap wordt erkend wanneer zij, volgens het recht dat op grond van IPR regels toepasselijk wordt geacht, rechtspersoonlijkheid bezit.29 Voor een goede werking van de interne markt binnen de EU lijkt het van belang om op dit punt duidelijke regelgeving te hebben. De Haagse

Conferentie voor het Internationaal Privaatrecht en de EU hebben in het verleden - zonder succes - geprobeerd om op dit terrein wetgeving in te voeren. Opmerkelijk genoeg bestaat er dus, anders dan op de andere terreinen van het IPR vermogensrecht, geen communautaire wetgeving die het bepalen van het toepasselijk recht op vennootschappen reguleert en wordt dit overgelaten aan de wetgeving van de lidstaten zelf.

26 Schutte-Veenstra &Verbrugh, ‘Openbare raadpleging over de toekomst van het Europese

vennootschapsrecht’, Ondernemingsrecht 2012/136, p. 4 [online]

27 Van Schilfgaarde,‘Van de BV en de NV’, 2013, p. 456-457

28 Schutte-Veenstra &Verbrugh, ‘Openbare raadpleging over de toekomst van het Europese

vennootschapsrecht’, Ondernemingsrecht 2012/136, p. 4 [online]

29

(12)

12

Binnen de lidstaten van de EU komen er twee diametraal tegenover elkaar staande methodes voor om het toepasselijk recht op vennootschappen te bepalen: de leer van de werkelijke zetel en de incorporatieleer. Volgens de leer van de werkelijke zetel wordt een rechtspersoon beheerst door het recht van het land waarin het hoofdbestuur is gevestigd, terwijl zij volgens de incorporatieleer wordt beheerst door het recht van het land waarin de rechtspersoon is opgericht.30 Bij de incorporatieleer maakt het voor het toepasselijk recht dus niet uit waar de vennootschap gevestigd is, maar gaat het slechts om de vraag waar haar oprichtingshandeling heeft plaatsgevonden. Voor de leer van de werkelijke zetel, daarentegen, is het land waar de onderneming daadwerkelijk gelegen is de bepalende aanknopingsfactor. Als gevolg hiervan, dient een vennootschap die actief wil zijn in een land dat de leer van de werkelijke zetel hanteert te voldoen aan de (vaak rigidere) regelgeving van dat land, op straffe van niet-erkenning. Deze leer maakt het dus moeilijker voor een rechtspersoon om zich te verplaatsen dan de meer liberale incorporatieleer.31 Uit rechtspraak van het HvJ-EU, die in de volgende sub-paragraaf besproken zal worden, is echter gebleken dat weigering van erkenning van een vennootschap dat naar het recht van een land dat de incorporatieleer hanteert strijd kan opleveren met het vrije verkeer van vestiging van de artikelen 49 en 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).32

2.2.1 Relevante jurisprudentie van het HvJ-EU

Het HvJ-EU heeft zich de afgelopen decennia druk bezig gehouden met de vraag in hoeverre lidstaten, in het kader van de vrijheid van vestiging, mogen eisen dat rechtspersonen het nationale recht dienen toe te passen om voor erkenning in aanmerking te komen.33

Al in het eind van de jaren ‘80 sprak het Hof zich hierover uit in de zaak Daily Mail. In deze zaak werd overwogen dat een rechtspersoon niet het recht toekomt om zich

grensoverschrijdend te verplaatsen met behoud van haar rechtspersoonlijkheid volgens het recht van het land van oprichting wanneer dit land een dergelijke verplaatsing niet toestaat. Rechtspersonen vallen weliswaar onder het vrije verkeer van vestiging, maar hun bestaan wordt beheerst door de wetgeving van de lidstaat van oprichting.34 In de zaak Centros werd de weigering van de Deense autoriteiten om een filiaal van een, in Engeland geldig

opgerichte, Britse Ltd (de Engelse versie van de BV) in te schrijven niet toelaatbaar geacht door het HvJ-EU. Het deed er niet toe dat de Ltd in Denemarken actief was en dat de keuze voor een Britse rechtsvorm was te wijten aan een toegankelijker maatschappelijk kapitaal.35 Twee jaar hierna moest het Hof zich uitlaten over de Überseering-zaak waarin een

Nederlandse BV, die zich in Duitsland had gevestigd, niet bevoegd werd geacht om tegen een aannemer te procederen, omdat diens rechtspersoonlijkheid niet werd erkend. Evenals in het

30

Strikwerda, ‘Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht’, 2012, p. 202

31 Vlas, ‘Rechtspersonen’, 2009, p. 30

32 Zie de arresten: HvJ EG 27 september 1988, Daily Mail 81/87;HvJ EG 09 maart 1999, Centros

C-212/97;HvJ EG 05 november 2002, Überseering C-208/00; HvJ EG 30 september 2003, Inspire Art C-167/01; HvJ EG 13 december 2005, Sevic C-411/03; HvJ EG 16 december 2008, Cartesio C- 210/06; HvJ EG 12 juli 2012, Vale C-378/10

33 Van Schilfgaarde, ‘Van de BV en de NV’, 2013, p. 459 34 HvJ EG 27 september 1988, Daily Mail C-81/87, r.o. 15-19 35

(13)

13

Daily Mail-arrest oordeelde het Hof dat het voortbestaan van een rechtspersoon bij een grensoverschrijdende zetelverplaatsing wordt beheerst door het recht van het land van oprichting.36 Hierbij verduidelijkte het Hof de eerder genoemde uitspraak door uit te leggen dat een eventuele belemmering van het land van oorsprong slechts gevolgen heeft voor het behouden van de rechtspersoonlijkheid naar diens toepasselijk recht.37 Ten aanzien van de weigering tot erkenning door het land van ontvangst oordeelde het Hof echter, in het licht van het vrije verkeer van vestiging, dat de buitenlandse vennootschap erkend diende te worden en alsdan bevoegd was om een procedure te starten.38 Eventuele belemmeringen vanuit het oprichtingsland werden dus net als in de vorige genoemde arresten geduld, maar de

belemmeringen in de staat van ontvangst werden, net als in Centros, gezien als een beperking op de vrijheid van vestiging. Dit omdat deze belemmeringen niet gerechtvaardigd werden geacht door dwingende redenen van algemeen belang.

Nederland, dat zelf de meer liberale erkenningsleer kent, oftewel de incorporatieleer, is ook bij een procedure van het HvJ-EU betrokken geweest. In de zaak Inspire Art, vroeg de

Amsterdamse kantonrechter, door middel van een prejudiciële vraag of de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen toelaatbaar was in het licht van de vrijheid van vestiging. In deze wet werden grenzen gesteld aan de toepassing incorporatieleer voor vennootschappen die in het buitenland waren opgericht maar feitelijk de onderneming in Nederland ontplooide, door dezen aan nationale vennootschapsvoorschriften te onderwerpen. Het Hof achtte de toepassing van deze wet ontoelaatbaar in het kader van de vestigingsvrijheid.39 Dit heeft geleid tot een wijziging van de wet in kwestie, waardoor de voorschriften hiervan alleen gelden voor rechtspersonen die buiten de EU zijn opgericht.40

In het Sevic-arrest sprak het Hof zich uit over de weigering van de Duitse autoriteiten om een Duitse rechtspersoon die zich had gefuseerd met een Luxemburgse (verdwijnende)

vennootschap, omdat het nationale recht slechts interne fusies regelde. Ook deze weigering werd onverenigbaar geacht met het vrije verkeer van vestiging. Het Hof overwoog dat een belemmering in de zetelverplaatsing door het gastland slechts toelaatbaar is wanneer er sprake is van redenen van dwingend belang. Hiervan was in het onderhavige geval echter geen sprake.41

In het Cartesio-arrest herhaalde het Hof dat het voortbestaan van een rechtspersoon na zetelverplaatsing wordt beheerst door het land van oprichting. Hier werd wel aan toegevoegd dat het, in het kader van het vrije verkeer van vestiging, ongeoorloofd is om te belemmeren dat een vennootschap zich omzet in een rechtsvorm van de lidstaat van ontvangst voor zover diens recht dit toestaat.42 Het Hof liet de vraag van wat precies bedoeld werd met de zin “voor zover diens recht het toestaat” onbeantwoord. Werd hiermee bedoeld dat de lidstaat van

36 HvJ EG 05 november 2002, Überseering C-208/00, r.o. 70

37 Hijink,‘Grensoverschrijdende verplaatsingen van vennootschappen na Cartesio’, Ondernemingsrecht 2010, p.

4 [online]

38

HvJ EG 05 november 2002, Überseering C-208/00, r.o. 76.

39 Inspire Art C-167/01; HvJ EG 13 december 2005, r.o. 99-101.

40 Strikwerda, ‘Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht’, 2012, p. 206 41 HvJ EG 13 december 2005, Sevic C-411/03, r.o. 23

42

(14)

14

ontvangst in een regeling moest voorzien om de omzetting buitenlandse vennootschappen mogelijk te maken?

Vier jaar later, in het Vale-arrest, gaf het Hof duidelijkheid in deze kwestie. Het besloot dat, op het moment dat een lidstaat een regeling kent voor nationale omzettingen deze

mogelijkheid, in het licht van het vrije verkeer van vestiging, ook open dient te staan voor vennootschappen die afkomstig zijn uit andere lidstaten.43

2.2.2 Gevolgen van de HvJ-EU rechtspraak

De zojuist besproken jurisprudentie heeft sterke grenzen gesteld aan de toepassing van de werkelijke zetelleer. Een lidstaat die de werkelijke zetelleer hanteert is als gevolg van de HvJ-EU rechtspraak namelijk verplicht om vennootschappen te erkennen die afkomstig zijn uit een lidstaat die de incorporatieleer hanteert, wanneer deze vennootschappen beslissen zich in de eerstgenoemde lidstaat te vestigen. Dit heeft geleid tot een toename in de mogelijkheden voor grensoverschrijdende zetelverplaatsing binnen de EU. 44 Deze vergroting van de

vestigingsvrijheid heeft als gevolg dat er een ‘regulatory competition’ is ontstaan tussen de lidstaten om een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat te creëren met als doel

rechtspersonen aan te trekken. Er wordt betoogd dat de vestigingsvrijheid die het arrest van het HvJ-EU Inspire Art heeft doen ontstaan, voor veel lidstaten aanleiding geweest is voor het versoepelen en economisch aantrekkelijk maken van het eigen vennootschapsrecht. Zo is er bijvoorbeeld in Nederland de ‘Flex-BV’ ingevoerd en de ‘Blitz-GmbH’ in Duitsland.45

Een concurrentie tussen de lidstaten op het gebied van de vennootschappelijke wetgeving kan als positief gezien worden voor de interne markt en daarmee voor de economie van de EU, zolang er genoeg waarborgen bestaan voor werknemers, crediteuren en

minderheidsaandeelhouders. Dit is voor de EU reden geweest om, binnen het kader van het in paragraaf 2.1 beschreven doel van het Europese vennootschapsrecht, regelgeving in te voeren op het gebied van grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen. Deze

wetgeving zal in de volgende paragraaf beschreven worden.

2.3 Wettelijk geregelde mogelijkheden tot grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen

2.3.1 De SE verordening

Met de verordening betreffende het statuut van de Europese vennootschap46 is de SE als nieuwe rechtsvorm geïntroduceerd. Het doel van de Europese autoriteiten was om hiermee een type rechtsvorm te creëren die zou worden onderworpen aan het recht van het statuut en niet aan dat van de lidstaten zelf. Dit is slechts ten dele gelukt aangezien de verordening regelmatig verwijst naar het recht van het land waar de zetel van de SE is gelegen.47 Een

43 HvJ EG 12 juli 2012, Vale C-378/10, r.o. 33 44

Hijink,‘Grensoverschrijdende verplaatsingen van vennootschappen na Cartesio’, Ondernemingsrecht 2010, p. 2 [online]

45 Rammeloo,‘Vrij verkeer van rechtspersonen in Europa’, NIP 2007, p. 4.

46 Verordening (EG) Nr. 2157/2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) 47

(15)

15

andere beperking is dat deze slechts geldt voor NV’s of vergelijkbare buitenlandse vormen van rechtspersonen.48

Wat door ondernemingen als aantrekkelijk kan worden ervaren, is de mogelijkheid tot

grensoverschrijdende zetelverplaatsing en fusie die deze verordening biedt.49 Rechtspersonen van verschillende lidstaten kunnen door middel van een fusie een SE oprichten en zo een grensoverschrijdende fusie bewerkstelligen.50 Wanneer een SE tevens beslist om haar zetel binnen de EU te verplaatsen is het niet vereist dat deze ontbonden wordt, zodoende is het niet nodig dat ze wordt heropgericht en wordt de rechtspersoonlijkheid niet onderbroken.51 Wat met betrekking tot de in de vorige paragrafen behandelde rechtspraak wel opmerkelijk is, is dat de verordening eist dat de statutaire zetel van een SE samenvalt met de vestiging van het hoofdbestuur.52 Gelet op het feit dat de verordening regelmatig verwijst naar het nationale recht van het land van vestiging, zal een grensoverschrijdende zetelverplaatsing leiden tot een wijziging van het toepasselijk recht. Minderheidsaandeelhouders zouden door een dergelijke wetswijziging nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De verordening in kwestie bevat daarom ook enkele waarborgen om de positie van deze belanghebbenden te beschermen. Deze waarborgen zal ik in de volgende sub-paragraaf uiteenzetten.

2.3.2 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de SE verordening De SE verordening eist de goedkeuring van AVA om over te gaan tot een

grensoverschrijdende zetelverplaatsing. De beslissing om goedkeuring te verlenen zullen aandeelhouders nemen op basis van de inlichtingen die het voorstel tot zetelverplaatsing en het bijgevoegd verslag bevatten. Het aandeelhoudersbesluit kan niet genomen worden

alvorens er twee maanden zijn verstreken na publicatie van het voorstel.53 Zodoende wordt de aandeelhouders ruimte geboden om tot een weloverwogen beslissing te komen.

In beginsel is voor het besluit een meerderheid van minstens twee derden van de uitgebrachte stemmen vereist, tenzij de wetgeving van het land van vestiging recht een grotere

meerderheid vereist of toestaat.54 Wanneer ten minste de helft van het geplaatste kapitaal bij de stemming aanwezig is, is de eis voor een gewone meerderheid ook toelaatbaar geacht.55 Doordat er geen unanimiteit vereist wordt, dienen de minderheidsaandeelhouders als een zwakke partij te worden aangemerkt. In het vijfde lid van Art. 8 wordt daarom aan lidstaten de mogelijkheid geboden om regelgeving te hanteren ter bescherming van de

minderheidsaandeelhouders die tegen de zetelverplaatsing hebben gestemd.

48 Ibid

49 Bellingwout,‘Verplaatsing van een Europese vennootschap (SE)’, TOR 2001, p. 1 50 Art. 2 lid 1Verordening (EG) Nr. 2157/2001

51

Art. 8 lid 1Verordening (EG) Nr. 2157/2001

52 Art. 7 Verordening (EG) Nr. 2157/2001

53 Art. 8 lid 6 jo. Art. 59 Verordening (EG) Nr. 2157/2001 54 Art. 59 lid 1 Verordening (EG) Nr. 2157/2001

55

(16)

16

2.3.3 De Fusierichtlijn

In het Sevic-arrest overwoog het Hof dat regelgeving met betrekking tot fusies die slechts openstaat voor fusies tussen nationale rechtsvormen, behoudens redenen van algemeen belang, onverenigbaar is met de vrijheid van vestiging.56 Deze beslissing is genomen in overeenstemming met de toen al gepubliceerde, maar nog niet inwerking getreden fusierichtlijn.

De richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad normeert de

grensoverschrijdende fusie tussen de lidstaten. Een dergelijke fusie is mogelijk op voorwaarde dat de fuserende vennootschappen een rechtsvorm bezitten waarvoor in het nationale recht de mogelijkheid tot fusie bestaat. Hierbij zullen alle regels en formaliteiten van de betrokken lidstaten in acht moeten worden genomen.57 Wanneer de wetgeving van een lidstaat zich, om redenen van algemeen belang, kan verzetten tegen een binnenlandse fusie zijn deze

bepalingen van overeenkomstige toepassing op de grensoverschrijdende fusie.58 Zodoende wordt er net als in de SE verordening regelmatig verwezen naar nationaal recht waardoor er geen volledige harmonisatie bestaat voor grensoverschrijdende fusies binnen de EU.

De grensoverschrijdende fusie heeft voor de minderheidsaandeelhouders van de verdwijnende rechtspersoon een wijziging van het toepasselijk recht als gevolg. In de volgende

sub-paragraaf zal blijken dat het voor lidstaten geoorloofd is om maatregelen te treffen ter bescherming van aandeelhouders die tegen dergelijke fusies hebben gestemd.

Binnen de Nederlandse wetgeving heeft de Fusierichtlijn haar implementatie en aanvulling gevonden in titel 7 van Boek 2 BW. Art. 2:308 lid 7 verklaart deze afdeling van toepassing op fusies met rechtspersonen van andere lidstaten.

2.3.4 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de fusierichtlijn

Art. 4 lid 2 van de Fusierichtlijn verduidelijkt hetgeen in lid 1 sub b van hetzelfde artikel is geregeld, door te bepalen dat de toegestane regelingen in de nationale wetgeving die zich tegen een fusie kunnen verzetten bedoeld moeten zijn voor de bescherming van partijen die bij de fuserende rechtspersonen zijn betrokken. In de laatste zin van Art. 4 lid 2 wordt met oog op de positie van minderheidsaandeelhouders tevens bepaald dat de lidstaten wetgeving kunnen invoeren die passende bescherming biedt voor de aandeelhouders die tegen het voorstel tot fusie hebben gestemd.

De notaris is belast met het toezicht op de naleving van alle nationale en communautaire voorschriften die in acht genomen moeten worden om tot de fusie over te gaan. Het voorstel tot fusie dient uiterlijk een maand voordat het besluit wordt genomen te worden gepubliceerd op de wijze die in het nationale recht is voorgeschreven.59 Zodoende hebben de

aandeelhouders een marge om een weloverwogen beslissing te nemen.

56 HvJ EG 13 december 2005, Sevic C-411/03, r.o. 23 57 Art. 4 lid 1 Richtlijn 2005/56/EG

58 Ibid, sub b 59

(17)

17

Bij de implementatie van de richtlijn heeft de Nederlandse wetgever gevolg gegeven aan hetgeen bepaald is in de laatste zin van Art. 4 lid 2 van de Fusierichtlijn ten aanzien van de bescherming van minderheidsaandeelhouders. Zo geeft Art. 333h lid 1 boek 2 BW

minderheidsaandeelhouders die tegen de fusie hebben gestemd het recht om uit te treden en hiervoor een verzoek tot schadeloosstelling in te stellen. Het bedrag van de schadeloosstelling voor de aandelen zal dan worden vastgesteld door één of meer onafhankelijke deskundigen.60 Hiermee worden de minderheidsaandeelhouders beschermd tegen een ongewilde wijziging van het toepasselijk recht op de rechtspersoon. De deskundigen zullen bij vaststelling van het bedrag rekening houden met eventuele overeenkomsten of bepalingen in de statuten die betrekking hebben op de waardering van de aandelen.61

2.3.5 Tussenconclusie

De grensoverschrijdende fusie en de oprichting van een SE bieden beiden de mogelijkheid tot de grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen. De beperkingen die door de Europese wetgeving worden voorgeschreven en/of toegelaten in dit proces hebben betrekking tot de bescherming van partijen die aan de rechtspersonen zijn verbonden. Bij de uiteenzetting van de zojuist genoemde regelingen is vooral de nadruk gelegd op het bespreken van de regels die betrekking hebben op de bescherming van minderheidsaandeelhouders. Door

voorschriften uit te vaardigen die de belangen waarborgen van personen die met de vennootschapen zijn betrokken, hebben de Europese instellingen gehandeld binnen de opdracht die hen in Art. 50 lid 2 sub g VWEU is gegeven. Tegelijkertijd is er ook gehoor gegeven aan de terughoudendheid die door het subsidiariteitsbeginsel van Art. 5 VWEU wordt vereist. Zo worden er in de SE verordening, behoudens enkele voorschriften ten aanzien van de besluitvorming, weinig concrete voorschriften genoemd ter bescherming van minderheidsaandeelhouders. Het is wel zo dat lidstaten de mogelijkheid wordt gegeven om regels voor te schrijven die de belangen van minderheidsaandeelhouders waarborgen, maar de verdere invulling hiervan wordt aan de lidstaten overgelaten.62 Mogelijk zullen de lidstaten moeite ondervinden om in dit kader maatregelen te treffen, aangezien het nog altijd maar de vraag zal zijn of deze toelaatbaar zullen worden geacht in het licht van de vrijheid van vestiging.

Met de fusierichtlijn gaan de Europese instellingen een stapje verder. Net als in de SE verordening wordt een aantal procedurele voorschriften voorgeschreven in het kader van de besluitvorming en wordt de mogelijkheid gegeven om verdere regelgeving in te voeren ter bescherming van minderheidsaandeelhouders. Daarnaast wordt de lidstaten echter ook expliciet een mogelijkheid gegeven om minderheidsaandeelhouders van de verdwijnende rechtspersoon, die tegen de fusie hebben gestemd, bescherming te bieden in de vorm van een uittreedrecht en een vordering tot schadeloosstelling.63 Weliswaar zijn lidstaten niet verplicht een dergelijke regeling in te voeren, maar hen wordt wel een concrete beschermende regeling

60 Art. 2:333h lid 2 BW

61 Ibid jo. Art. 2:314 lid 2 BW

62 Zie Art. 8 lid 5 Verordening (EG) Nr. 2157/2001 63

(18)

18

ter implementatie aangeboden die - aangezien ze van Europese regelgeving afkomstig is - naar alle waarschijnlijkheid toelaatbaar zal zijn in het licht van de vrijheid van vestiging.

2.4 De jurisprudentieel geregelde grensoverschrijdende omzetting

Bij een grensoverschrijdende omzetting is er sprake van een uit een lidstaat afkomstige

vennootschap die haar zetel verplaatst en zich omzet in de rechtsvorm van een andere lidstaat. Hierdoor vindt er een verandering van het toepasselijk recht en van de nationaliteit van de vennootschap zonder onderbreking van de rechtspersoonlijkheid plaats.64 Uit hetgeen het HvJ-EU heeft overwogen in de arresten Cartesio en Vale vloeit voort dat deze

rechtshandeling geoorloofd is binnen de EU. De belemmering hiervan werd namelijk gezien als een inbreuk van het vrije verkeer van vestiging. In het Cartesio-arrest ging het om een belemmering die afkomstig was van de lidstaat van oorsprong (ook wel ‘outbound-staat’), terwijl het in Vale ging om een belemmering in het land van beoogde nieuwe vestiging (ook wel ‘inbound-staat’). In beide gevallen werden de belemmeringen als ongeoorloofd

beoordeeld. Als gevolg hiervan dient Nederland zowel de inbound als de outbound-grensoverschrijdende omzetting binnen de EU te accepteren.65

Op het moment dat een lidstaat een regeling kent voor interne omzettingen dient deze mogelijkheid ook bruikbaar te zijn voor vennootschappen die afkomstig zijn uit andere lidstaten.66 Reeds in het Sevic-arrest, dat betrekking had op een grensoverschrijdende fusie, is overwogen dat een nationale fusieregeling ook bruikbaar diende te zijn voor rechtspersonen die afkomstig waren uit andere landen van de Unie. De eis die voortvloeit uit het Catesio-arrest dat nationale omzettingsregelingen ook open dienen te staan voor buitenlandse rechtspersonen, bouwt mogelijk voort op het overwogene in Sevic in het kader van fusies.67 Dit brengt met zich mee dat de Nederlandse regeling voor omzettingen van Art. 2:18 BW ook bruikbaar dient te zijn voor uit de EU afkomstige vennootschappen. Het doet er niet toe dat de regeling nooit bedoeld is geweest voor grensoverschrijdende omzettingen.

Al voor de uitspraken in Cartesio en Vale was het, met dank aan de SE-verordening, voor NV’s mogelijk om door middel van een langdurige en kostbare procedure een

grensoverschrijdende omzetting te bewerkstelligen.68 Zo kon een NV zich omzetten in een SE en vervolgens middels de in de verordening beschreven procedure de zetel hiervan

verplaatsen. Na het verloop van twee jaren is volgens de verordening de SE bevoegd om zich om te zetten in een plaatselijke NV.69

64 Roelofs & Van Eck, ‘De bescherming van ‘stakeholders’ in het pre-wetsvoorstel betreffende

grensoverschrijdende omzetting’, TvOB 2013/3, p.102 [online]

65 Van Veen, ‘Grensoverschrijdende omzetting, -fusieen, -splitsing na het VALE-arrest’, WPNR2013/6981,

p.519 [online]

66 HvJ EG 12 juli 2012, Vale C-378/10, r.o. 33 67

Hijink,‘Grensoverschrijdende verplaatsingen van vennootschappen na Cartesio’, Ondernemingsrecht 2010, p. 5 [online]

68 Roelofs & Van Eck, ‘De bescherming van ‘stakeholders’ in het pre-wetsvoorstel betreffende

grensoverschrijdende omzetting’, TvOB 2013/3, p.102 [online]

69

(19)

19

De weg die het HvJ-EU met de bovengenoemde rechtspraak heeft geopend is eenvoudiger, goedkoper, minder tijdrovend en ook voor BV’s toegankelijk. Denkbaar is dat veel

rechtspersonen daarom ook van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.

Een grensoverschrijdende omzetting leidt, evenals de grensoverschrijdende fusie of de

verplaatsing van een SE binnen de Unie, tot een wijziging van het toepasselijk recht. Hierdoor is het van belang voor de minderheidsaandeelhouders dat hun rechten beschermd worden. De mogelijkheid tot het bewerkstelligen van deze omzetting vloeit echter voort uit

communautaire rechtspraak en kent geen overkoepelende communautaire wetgeving. De normering van de grensoverschrijdende omzetting is aldus, voor zover toelaatbaar in het kader van de vrijheid van vestiging, geheel aan de lidstaten overgelaten.70

In het Vale-arrest overwoog het Hof dat de voorschriften die een rol spelen bij een

grensoverschrijdende omzetting zowel van het land van vertrek als van aankomst afkomstig zijn.71 De regels die betrekking hebben tot het waarborgen van de belangen van

minderheidsaandeelhouders oftewel de regels die de totstandkoming van het besluit normeren, de convocatie van de AvA om tot besluit ver te gaan en eventuele uittredrechten en

schadeloosstellingen worden beheerst door het land van vertrek in het wat ook wel ‘pre-omzettingsproces’ wordt genoemd.72

De nationale omzettingsregelingen op grond waarvan de omzetting zal plaatsvinden houden meestal geen rekening met het grensoverschrijdende aspect. Hierdoor bestaat er een zekere drang voor lidstaten om geschikte wetgeving in te voeren.73 Zodoende worden de

minderheidsaandeelhouders blootgesteld aan eventuele risico’s die zo’n grensoverschrijdende omzetting met zich mee brengt. Om deze rechten in Nederland beter te waarborgen heeft de Commissie Vennootschapsrecht, zoals hierboven reeds aangegeven, een wetsvoorstel ingediend bij de Minister van Veiligheid en Justitie. In het volgende hoofdstuk zal worden beschreven hoe dit voorontwerp de rechten van minderheidsaandeelhouders beoogt te beschermen. Ook op communautair niveau is er sprake van ontwikkelingen rondom de invoering van een richtlijn die de grensoverschrijdende omzetting van vennootschappen binnen de EU beoogt te beschermen. Zoals in de inleiding al naar voren kwam, heeft het Europees parlement een lijst met aanbevelingen ingediend bij de Commissie, waardoor het mogelijk is om in te zien hoe de 14e richtlijn er uit zal gaan zien. De regels die strekken tot de bescherming van de positie van minderheidsaandeelhouders zullen ook in het volgende hoofdstuk worden beschreven.

70

Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 512 [online]

71 HvJ EG 12 juli 2012, Vale C-378/10, r.o. 37 en 43

72 Van Veen, ‘Grensoverschrijdende omzetting, -fusieen, -splitsing na het VALE-arrest’, WPNR 2013/6981, p.

521 [online]

73

(20)

20

Hoofdstuk 3: De bescherming van minderheidsaandeelhouders in het voorontwerp en in de 14e richtlijn

De omzetting van een vennootschap in een andere rechtsvorm kan verregaande gevolgen hebben voor deelnemers in een vennootschap. In sommige gevallen kan het zelfs leiden tot verlies van de aandeelhouderschap of respectievelijk lidmaatschap.74 Ter waarborging van de rechtszekerheid bestaan er binnen de lidstaten om deze reden dan ook vaak regels die

rekening houden met het zojuist genoemde rechtsgevolg.75 Zo kan gedacht worden aan Art. 2:281 lid 1 BW waar de mogelijkheid van verlies van aandeelhouderschap bij nationale omzettingen wordt uitgesloten behoudens schadeloosstelling.

Een grensoverschrijdende omzetting heeft weliswaar niet zo een vergaande repercussie als het verlies van aandeelhouderschap, toch kan de rechtshandeling ongewenste gevolgen met zich mee brengen voor minderheidsaandeelhouders. Zoals eerder naar voren kwam zal een minderheidsaandeelhouder te maken krijgen met een wijziging van het toepasselijk recht op de vennootschap. Een wijziging van de lex societatis is weliswaar een minder vergaand gevolg dan een niet-vergoed verlies van aandeelhouderschap, desalniettemin kan een

dergelijke wijziging voor aandeelhouders als onaangenaam worden ervaren. Het is namelijk denkbaar dat een aandeelhouder minder wordt beschermd door het geldende recht van het gastland, dat hij meer vertrouwd is met zijn eigen recht of dat hij simpelweg hetzelfde recht van toepassing wil hebben als toen hij zijn investering in de vennootschap deed.76

Anders dan bij de andere mogelijkheden tot grensoverschrijdende zetelverplaatsing, bestaat er (vooralsnog) geen communautaire regelgeving die de recentelijk door rechtspraak in het leven geroepen grensoverschrijdende omzetting reguleert. Hierdoor wordt er een zekere druk op lidstaten uitgeoefend om hier wetgeving over te implementeren en heeft de Nederlandse wetgever eind vorig jaar een (concept) wetsvoorstel gepubliceerd ter consultatie.77

Tegelijkertijd is het van belang dat de regels die worden geïntroduceerd op nationaal niveau goed op elkaar aansluiten. Daarom heeft, zoals reeds eerder aangegeven, het Europees

Parlement een resolutie aangenomen waarin aanbevelingen worden gedaan voor de invoering van een 14e richtlijn die onder anderen betrekking hebben op de bescherming van

minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzetting.78

In dit hoofdstuk zal uiteen worden gezet welke bescherming de Nederlandse wetgever en het Europees parlement voor ogen hebben ten aanzien van minderheidsaandeelhouders. Om tot een beter begrip van de voorgestelde voorschriften te komen, zal tevens worden ingegaan op geschiedenis en oorsprong daarvan.

74

Verbrugh, ‘Grensoverschrijdende omzetting na de arresten Cartesio en Vale’, SEW 2014/11, p. 513 [online]

75 Zie o.a. Art. 2:181 lid 1, Art. 2:183 lid 2 en Art. 2:36 lid 4 BW

76 Stroeve, ‘Het VALE-arrest en de ‘inbound’ grensoverschrijdende omzetting in Nederland’, TOP 2013/4, p. 74

[online]

77

Concept wetsvoorstel Wijziging Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een regeling voor grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen

78 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende

een 14e richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen, (2011/2046 (INI))

(21)

21

3.1 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in het voorontwerp 3.1.1 De geschiedenis

Na de uitspraak van het HvJ-EU in Cartesio werd duidelijk dat grensoverschrijdende omzetting binnen de EU tot de mogelijkheden was gaan behoren. Zolang er geen

wetswijziging plaatsvindt wordt de zojuist genoemde mogelijkheid tot grensoverschrijdende mobiliteit, voor wat de ‘outbound’ variant betreft, beheerst door de binnenlandse

omzettingsregeling van Art. 2:18 BW. Deze houdt geen rekening met het

grensoverschrijdende aspect van de rechtshandeling. De Commissie vennootschapsrecht heeft daarom, omwille van de rechtszekerheid, besloten om uit eigen beweging een wetsontwerp (met memorie van toelichting) op te stellen en aan de Minister van veiligheid en Justitie te doen toekomen. Deze documenten zijn op 12 februari 2012 per brief aan de Minister verzonden. De vrees van de Commissie is namelijk dat het ontbreken van een regeling omtrent de grensoverschrijdende omzetting kan leiden tot aantasting van de belangen van crediteuren, werknemers en minderheidsaandeelhouders. Om deze reden is er tevens geadviseerd om randvoorwaarden op te stellen ter bescherming van deze partijen.79

Het is niet gebruikelijk dat de Commissie Vennootschapsrecht uit eigen beweging overgaat tot advisering omtrent de aanvulling of invoering van wetgeving. Over het algemeen is het juist de regering die haar om advies vraagt omtrent wetsvoorstellen. Uit het feit dat de Commissie uit eigen initiatief heeft gehandeld in dit kader, valt af te leiden dat zij groot belang hecht aan de invoering van een regeling die de grensoverschrijdende omzetting van BV’s en NV’s normeert. De Minister heeft op 31 januari 2014 naar aanleiding van de ontvangen stukken een conceptwetsvoorstel met memorie van toelichting uitgebracht die ter consultatie dient.80 Het is echter onzeker of en wanneer het voorontwerp kracht van wet zal krijgen. Hiervoor moet de Minister nog een voorstel tot wet indienen, dat vervolgens door het parlement behandeld en goedgekeurd zal moeten worden.81

3.1.2 Procedurele bescherming voor omzetting

Om tot een grensoverschrijdende omzetting over te gaan dient het bestuur van de

vennootschap op grond van Art. 2:333pp lid 1 BW met een voorstel te komen. Dit voorstel dient te vermelden in welke rechtsvorm het bestuur de vennootschap wil omzetten, waar de statutaire zetel zal zijn, hoe de statuten na omzetting zullen luiden en welke naam de vennootschap dient te krijgen. Tevens zal vermeld moeten worden welke prijs de

vennootschap zal betalen voor de aandelen bij de toepassing van de uittreedregeling. Deze regeling zal in de volgende sub-paragraaf uitvoerig worden besproken. Uit het tweede lid van Art. 334pp BW blijkt dat er ook een schriftelijke toelichting nodig is waarin het bestuur de redenen voor de omzetting uiteenzet, tenzij de aandeelhouders het niet nodig achten. Het

79

Brief Commissie Vennootschapsrecht 12 februari 2012, raadpleegbaar via:

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brieven/2012/02/12/advies-commissie-vennootschapsrecht-over-grensoverschrijdende-omzetting.html

80 Raadpleegbaar op: www.internetconsultatie.nl 81

(22)

22

voorstel en de toelichting dienen voor de aandeelhouders toegankelijk te zijn.82 Op basis van de informatie die deze stukken bevatten zullen de aandeelhouders een weloverwogen

beslissing kunnen nemen om al dan niet voor de omzetting te stemmen.83

Om tot omzetting over te gaan is een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen vereist, ten minste de helft van het geplaatste kapitaal

vertegenwoordigend.84 De achterliggende gedachte hiervan is dat op deze manier niet een toevallige meerderheid een dergelijk ingrijpend besluit kan nemen.85 Net als in de SE verordening is het tevens zo dat het omzettingsbesluit niet eerder genomen kan worden dan twee maanden na de publicatie van het omzettingsvoorstel en de toelichting. Zodoende hebben aandeelhouders bedenktijd ten aanzien van wat voor een gevolgen de omzetting met zich mee zal brengen en of zij wel of niet hiermee zullen instemmen. Naar alle

waarschijnlijkheid zullen zij tot een beslissing komen door te bekijken in hoeverre hun belangen worden gewaarborgd door het recht dat na een eventuele omzetting op de vennootschap van toepassing zal zijn.

3.1.3 Het uitreedrecht

Voor de minderheidsaandeelhouders die tegen de omzetting hebben gestemd en

niet-stemgerechtigde aandeelhouders kent het voorontwerp in art. 2:334uu BW een uittreedrecht. Dit recht maakt het voor aandeelhouders die het niet eens zijn met de grensoverschrijdende omzetting mogelijk om uit te treden: zij kunnen hun aandelen tegen een redelijke vergoeding aan de vennootschap overdragen. Deze bepaling heeft ten doel de minderheidsaandeelhouders tegen een ongewenste wijziging van het toepasselijk recht op de vennootschap te

beschermen.86 Zij kunnen binnen het maand na het omzettingsbesluit een verzoekschrift indienen bij de Ondernemingskamer met de eis om de vennootschap te ‘veroordelen’ tot overname van hun aandelen. De prijs die hiervoor betaald dient te worden is gelijk aan het bedrag dat het bestuur conform art. 334pp lid 1 sub c bij het omzettingsvoorstel heeft genoemd of hoger. De Ondernemingskamer kan namelijk beslissen dat een of meer

deskundigen over gaan tot de waardering van de aandelen en prijsadvies uitbrengen. Dit zal in regel slechts het geval zijn wanneer de aandeelhouder niet akkoord gaat met de prijs die de vennootschap in het omzettingsvoorstel heeft aangeboden. De prijs die de

Ondernemingskamer voor de aandelen vaststelt, zal gelijk zijn aan de waarde die deze hadden op de dag dat het omzettingsbesluit is genomen, zodat de aandeelhouders die beslissen uit te treden niet geraakt kunnen worden door gebeurtenissen die zich na die datum voordoen.87

82 Art. 2:334pp lid 5 BW

83

Concept Memorie van Toelichting behorende bij het Concept wetsvoorstel Wijziging Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een regeling voor grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen, p.11

84 Art. 2:233tt lid 1 BW 85

Concept Memorie van Toelichting behorende bij het Concept wetsvoorstel Wijziging Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een regeling voor grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen, p.14

86 Ibid 87

(23)

23

Om zeker te zijn dat de minderheidsaandeelhouders de waarde van hun aandelen uitbetaald krijgen, kunnen ze binnen een maand na het omzettingsbesluit de Ondernemingskamer verzoeken om te bevelen dat de vennootschap zekerheiden biedt voor de voldoening van de prijs.88 Het is bovendien zo dat zolang de vennootschap niet uitbetaalt de prijs van de aandelen wordt verhoogd met de wettelijke rente.89

Anders dan in de fusierichtlijn wordt er in de wettelijke bepaling geen (expliciete) ruimte geboden voor een regeling in de statuten of een overeenkomst met betrekking tot het uittreedrecht. Uit memorie van toelichting blijkt echter dat dit zonder meer tot de

mogelijkheden behoort en dat daarvoor geen expliciete wettelijke regeling voor nodig is.90 3.2 De bescherming van minderheidsaandeelhouders in de 14e richtlijn

3.2.1 De geschiedenis van de 14e richtlijn en de huidige stand van zaken De vraag of er wel of niet een richtlijn moet komen met betrekking tot de

grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen speelt al jaren binnen de Europese instellingen. De Europese Commissie bereidde voor het eerst in 1997 een concept voorstel voor een richtlijn voor inzake de grensoverschrijdende verplaatsing van

vennootschappen met wijziging van het toepasselijk recht daarop. Helaas werd dit voorstel nooit gepubliceerd. In 2007 was er sprake van een hernieuwde poging. Ook in dit geval bleef publicatie uit omdat er op werd vertrouwd dat de uitspraak van het HvJ-EU in de zaak Cartesio zou doen, die destijds imminent was, voldoende duidelijkheid zou bieden op het terrein van grensoverschrijdende omzetting waardoor de invoering van een viertiende richtlijn niet noodzakelijk werd geacht.91

Op 10 maart 2009 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen met aanbevelingen aan de Commissie voor de invoering van een viertiende richtlijn.92 Het HvJ-EU had toen reeds uitspraak gedaan in het Cartesio-arrest, maar hetgeen daar is overwogen is niet meegenomen in de resolutie. Om deze reden heeft de Europese Commissie waarschijnlijk geen gehoor gegeven aan de resolutie.

Dat wat het Hof in Cartesio had overwogen, was voor het Europees Parlement echter wel aanleiding om op 2 februari 2012 opnieuw een resolutie met aanbevelingen aan te nemen voor de invoering van een viertiende richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de

grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen.93 Hij achtte de uitkomst

88 Art. 334uu lid 4 BW. 89 Ibid, lid 2

90 Concept Memorie van Toelichting behorende bij het Concept wetsvoorstel Wijziging Boek 2 van het

Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een regeling voor grensoverschrijdende omzetting van kapitaalvennootschappen, p.15

91 Roelofs, ‘Eindelijk op weg naar een EU-Richtlijn betreffende zetelverplaatsing?’,Ondernemingsrecht

2012/32, p. 171 [online]

92

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende grensoverschrijdende overplaatsingen van zetels van vennootschappen (2008/2196(INI))

93 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende

een 14e richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen, (2011/2046 (INI))

(24)

24

van het arrest in combinatie met een gebrek aan uniforme communautaire regelgeving een gevaar voor de rechtszekerheid, mede wat de positie van minderheidsaandeelhouders betreft.94 Kort na het ontvangen van de resolutie heeft de Commissie een openbare

raadpleging gehouden over de toekomst van het Europees vennootschapsrecht. Hieruit bleek dat de meerderheid van de respondenten de invoering van communautaire regelgeving inzake grensoverschrijdende zetelverplaatsing van vennootschappen zou toejuichen.95 Hopelijk zal deze uitkomst de Commissie ertoe bewegen om ditmaal wel tot het uitvaardigen van een richtlijn over te gaan.

Zoals uit het bovenstaande blijkt, heeft de Europese Commissie nooit een officieel

richtlijnvoorstel gepubliceerd. Uit de aanbevelingen van het Europees Parlement valt echter af te leiden hoe een mogelijke viertiende richtlijn er uit zou kunnen zien. Op basis van deze aanbevelingen zal in de volgende sub-paragrafen worden geschetst welke bescherming minderheidsaandeelhouders kunnen verwachten van de 14e richtlijn EU.

3.2.2 Procedurele vereisten voor zetelverplaatsing

In de derde aanbeveling van de resolutie wordt bepaald dat wanneer een vennootschap overweegt over te gaan tot een grensoverschrijdende zetelverplaatsing, de directie gehouden is om een rapport en een verplaatsingsplan op te stellen. De begrippen ‘rapport’ en

‘verplaatsingsplan’ hebben een zekere gelijkenis met respectievelijk de ‘toelichting’ en het ‘voorstel’ tot omzetting in het Nederlands voorontwerp van wet.

In het rapport dient omschreven te worden wat de motieven zijn voor zetelverplaatsing en moet worden uitgelegd wat de mogelijke gevolgen zijn voor de partijen die bij de

vennootschap zijn betrokken, waaronder uiteraard de aandeelhouders. Dit rapport dient toegankelijk te zijn voor de aandeelhouders in een periode gelegen van minimaal een, en maximaal drie maanden alvorens er tot stemming wordt overgegaan over de zetelverplaatsing. Zodoende hebben de aandeelhouders een redelijke termijn om goed te overwegen om voor of tegen de omzetting te stemmen.

Het verplaatsingsplan zal kenbaar moeten maken waar de statutaire zetel naar toe zal verhuizen, hoe de statuten zullen luiden en welke rechten aan de aandeelhouders zullen worden gegarandeerd. Net als het rapport zal het verplaatsingsplan binnen een redelijke termijn voor de stemming aan de aandeelhouders voorgelegd moeten worden zodat ze tot een weloverwogen beslissing kunnen komen.

Om uiteindelijk tot goedkeuring van het verplaatsingsvoorstel te komen is dezelfde meerderheid vereist als voor een statutenwijziging in het land van vertrek wordt vereist.96 Zodoende wordt voorkomen dat een willekeurige meerderheid tot een dergelijk ingrijpend besluit zal komen.

94

Ibid, p. 2, 3

95 Feedback Statement, p. 10

96 Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende

een 14e richtlijn inzake het vennootschapsrecht betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen, (2011/2046 (INI)), Aanbeveling 4

(25)

25

3.2.3 De mogelijkheid voor lidstaten om aanvullende beschermingsvoorschriften in te voeren

In de voorgaande paragraaf kwam naar voren dat de aanbevelingen van het Europees

Parlement met betrekking tot de viertiende richtlijn voorschriften bevatten die ten doel hebben aandeelhouders de nodige informatie te verschaffen omtrent het voorstel tot

grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Op basis van deze informatie zouden aandeelhouders een weloverwogen beslissing moeten kunnen nemen om al dan niet in te stemmen met een grensoverschrijdende zetelverplaatsing. Ook worden er bepaalde eisen gesteld aan de vereiste meerderheid om het besluit goed te keuren.

De vierde aanbeveling van de resolutie biedt lidstaten de mogelijkheid om aanvullende

regelgeving uit te vaardigen ter bescherming van de belangen van minderheidsaandeelhouders die zich tegen de zetelverplaatsing hebben verzet. Er wordt verder niet ingegaan op de inhoud van de voorschriften die lidstaten mogen hanteren. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat het Europees Parlement, rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel, zich enigszins terughoudend heeft willen opstellen. In de resolutie wordt daarom waarschijnlijk ook nog gewezen op de conformiteit van de aanbevelingen met het subsidiariteitsbeginsel. 97Het ligt voor de hand dat lidstaten, evenals in de fusierichtlijn, zullen kiezen voor

beschermingsvoorschriften die zullen bestaan uit een uittreedrecht en een recht op schadeloosstelling voor de overgedragen aandelen.98

De regels die in dit hoofdstuk zijn besproken hebben de bescherming van

minderheidsaandeelhouders bij grensoverschrijdende omzettingen ten doel. Rechtsgeleerden en een aantal adviescommissies hebben zich reeds gebogen over deze regels en hebben op een aantal aandachtspunten gewezen die in het volgende hoofdstuk uiteen zullen worden gezet en door mij worden besproken.

97 Ibid, p. 4

98 Roelofs, ‘Eindelijk op weg naar een EU-Richtlijn betreffende zetelverplaatsing?’, Ondernemingsrecht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de rechter niet zonder meer een publieke taak kan worden toegedicht, kunnen voor de invulling van zijn taak aanknopingspun- ten worden gevonden in de hierboven reeds

Aangezien de beide hoofden onderworpen zullen zijn aan verschillende belastingregimes, zal de egalisatieovereenkomst ook een regeling moeten bevatten voor de verschillen die

aantal kalenderdagen = periode waarvoor geen vervanger is gevonden (is niet noodzakelijk voor volledige periode van afwezigheid

Onmiddellijke voorzieningen kunnen worden getroffen, indien naar het (voorlopige) oordeel van de ondernemingskamer sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen

MicroRNA Levels as Prognostic Markers for the Differentiation Potential of Human Mesenchymal Stromal Cell Donors (doi: 10.1089/scd.2014.0534).. This article has been peer-reviewed

Marieke Bosma Doctoraalscriptie Technische Planologie Milieuplanning en Waterbeheer Augustus 2005.. GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING

This is a report about the findings (commendations, recommendations and conditions) of the institutional reviews carried out by the IUQB, HETAC and the NQAI, the legacy

In this section we will derive, via the Hodge decomposition, a Hamiltonian formu- lation of the compressible Euler equations using a density weighted vorticity and dilatation as