• No results found

Het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen

van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam.

Mirthe Gooijer

Danique Scheerman

Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek

Afstudeernummer 2019101

(2)

2

Het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen

van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam.

Is er een toe- of afname van de vetvrije massa index bij kinderen in de leeftijd van 6 tot en

met 12 jaar in Amsterdam?

Auteurs

Mirthe Gooijer

500 787245

Voeding & Diëtetiek, Dietetics

Danique Scheerman

500 732401

Voeding & Diëtetiek, Dietetics

Afstudeernummer

2019101

Afstudeerbedrijf

HvA Lectoraat Gewichtsmanagement

Domein Bewegen, Sport en Voeding

Hogeschool van Amsterdam

Opdrachtgever

Lectoraat Gewichtsmanagement

Hogeschool van Amsterdam

Dr. Meurerlaan 8

1067 SM Amsterdam

Praktijkbegeleider

Mariëtte van Rijmenam

Docentbegeleider

Yvonne Booij

Externe samenwerkingspartners

Lectoraat Bewegingswetenschappen:

Ilse Kat - Coördinator MAMBO

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

Samenvatting 5

1. Inleiding 6

1.1 Overgewicht bij kinderen wereldwijd 6

1.2 Overgewicht bij kinderen in Nederland 6

1.3 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 7

1.4 Vetvrije massa index 7

1.5 Probleemstelling 8 1.6 Onderzoeksvraag en deelvragen 8 1.6.1 Onderzoeksvraag 8 1.6.2 Deelvragen 8 2. Methoden 9 2.1 Onderzoeksopzet 9 2.2 Onderzoeksgroep 9 2.3 Werving 9 2.4 Gegevens verzamelen 10 2.5 Gegevens analyseren 10 3. Resultaten 12 3.1 Onderzoekspopulatie 12

3.2 De groeicurve en afkapwaarden VVMI 14

3.3 VVMI verloop 15

4. Discussie 18

4.1 Belangrijkste resultaten 18

4.2 Verwachting vooraf 18

4.3 Verschillen vergelijkbaar onderzoek 18

4.4 Sterke punten eigen onderzoek 19

4.5 Zwakke punten eigen onderzoek 19

5. Conclusie 20

6. Aanbevelingen 21

6.1 Aanbevelingen voor nader onderzoek 21

6.2 Aanbevelingen voor de praktijk 21

Literatuurlijst 22

Bijlage 24

Bijlage 1. Afkapwaarden VVMI (kg/m²) voor jongens en meisjes van 6 tot en met 12 jaar in

(4)

4

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie: Het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam. Dit betreft een afstudeeronderzoek voor het Lectoraat Gewichtsmanagement van de opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) in de periode september tot en met januari 2019.

Voor dit onderzoek is de data van 9323 basisschoolkinderen, gemeten over de afgelopen 3 jaar, van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam meegenomen. Door middel van dit onderzoek is het verloop van de vetvrije massa index in kaart gebracht.

Graag willen wij een aantal personen in het bijzonder bedanken voor de hulp voor het tot stand komen van deze afstudeerscriptie. Allereerst willen wij onze docentbegeleider Yvonne Booij bedanken voor haar behulpzaamheid en waardevolle feedback. Daarnaast willen wij Mariëtte van Rijmenam bedanken voor haar begeleiding rondom de meetapparatuur. Verder willen wij Ilse Kat bedanken voor de vriendelijke begeleiding tijdens de meetdagen. Daarnaast willen wij Martinet Streppel bedanken, die altijd voor ons klaar stond om hulp te bieden bij SPSS vragen. Ten slotte bedanken wij alle medewerkers van de meetdagen, die voor de leuke ervaring en prettige sfeer hebben gezorgd.

(5)

5

Samenvatting

Achtergrond: Overgewicht bij Amsterdamse kinderen is sterk toegenomen de afgelopen jaren. De Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) heeft als missie kinderen in Amsterdam op gezond gewicht krijgen. Hiervoor is meer onderzoek nodig naar het verloop van de lichaamssamenstelling bij basisschoolkinderen. Onderzoek heeft aangetoond dat de BMI de totale vetmassa onderschat. Hierdoor is het gebruik van vetmassa (VM) minder betrouwbaar voor de beoordeling van de lichaamssamenstelling bij kinderen dan vetvrije massa (VVM). De VVM gedeeld door de lengte is de vetvrije massa index (VVMI) en geeft meer duidelijkheid over de lichaamssamenstelling.

Doel: Het doel is onderzoeken of er een toe- of afname van de VVMI is bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam.

Methode: De lichaamssamenstelling van Amsterdamse kinderen (N=9323); jongens (N= 4573) en meisjes (N=4375) van 6 tot en met 12 jaar is gemeten met de Tanita weegschaal (TANITA BC 418 MA lll). De gemeten data is in Excel ingevoerd en naar SPSS (IBM versie 23) geëxporteerd. De VVMI-groeicurven zijn per geslacht ontwikkeld op basis van het gemiddelde en de standaarddeviaties (SD), voor kinderen van 6 tot en met 12 jaar.

Resultaten: In de VVMI- groeicurven is een stijgende lijn te zien, met uitzondering bij jongens van 11 jaar, hier buigt de -2SD lijn naar beneden af. In de VVMI Boxplot is een niet constante stijging te zien. De stijging bij zowel jongens als bij meisjes tussen 6 en 7 jaar is veel kleiner (0,915 kg/m²) (0,92 kg/m²) dan de stijging bij zowel jongens als meisjes van 11 en 12 jaar (2,05 kg/m²) (1,86 kg/m²). De stijging tussen alle leeftijden is significant (P=0,000) en berust niet op toeval.

Conclusie: Met behulp van de groeicurven is snel informatie beschikbaar omtrent het verloop van de VVMI. Een opvallend punt is dat de -2SD lijn afbuigt naar beneden bij jongens van 11 jaar, mogelijk veroorzaakt door de puberteit. Verder onderzoek is nodig om dit te verklaren. De stijging van de VVMI is niet constant. Dit heeft mogelijk te maken met de motorische ontwikkeling.

Trefwoorden: MAMBO, Kinderen, Lichaamssamenstelling, Vet vrije massa, Vet vrije massa index, Groeicurve

(6)

6

1. Inleiding

1.1 Overgewicht bij kinderen wereldwijd

In 2016 hadden wereldwijd meer dan 340 miljoen kinderen en adolescenten in de leeftijd van 5 tot 19 jaar overgewicht of obesitas. De prevalentie van overgewicht en obesitas in deze leeftijdsgroep is drastisch gestegen van slechts 4% in 1975 naar iets meer dan 18% in 2016 (1).

Bij kinderen met overgewicht en obesitas is het waarschijnlijk dat dit aanhoudt als ze volwassen zijn. Ook hebben ze op jonge leeftijd meer kans op het ontwikkelen van hieraan gerelateerde

aandoeningen, zoals diabetes en hart- en vaatziekten, dan personen met een gezond gewicht (2). Daarnaast hebben overgewicht en obesitas een grote invloed op de fysieke gezondheid en kunnen ze leiden tot sociale problemen. Gevolgen voor de fysieke gezondheid zijn onder andere metabole stoornissen, orthopedische complicaties, respiratoire problemen en fertiliteitsproblemen. Daarnaast hebben overgewicht en obesitas bij kinderen ook belangrijke psychosociale gevolgen, zoals een negatief zelfbeeld, emotionele- en gedragsproblemen en zijn kinderen vaak depressief. Ze zijn regelmatig het doelwit van pesterijen en kunnen in sociale isolatie raken (3). Overgewicht en obesitas, evenals daaraan gerelateerde aandoeningen, zijn grotendeels te voorkomen (2).

1.2 Overgewicht bij kinderen in Nederland

In 2017 heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek gedaan naar overgewicht en obesitas in Nederland bij kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Hiervan had 13% in 2017 overgewicht, waarvan 2,8% obesitas. Jongens van 4 tot en met 11 jaar hebben vaker overgewicht dan meisjes. Bij obesitas is dat andersom. In de leeftijdsgroep 12 tot en met 17 jaar komt zowel overgewicht als obesitas meer voor bij meisjes dan bij jongens(4).

Uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het RIVM blijkt dat kinderen van wie beide ouders of verzorgers overgewicht hebben, 17% zelf ook overgewicht heeft. Bij kinderen van wie beide ouders geen overgewicht hebben, is dit bijna 6%. Hebben beide ouders overgewicht, en kampt tenminste een van de ouders met obesitas, dan hebben kinderen in bijna een kwart van de gevallen overgewicht.

Uit dezelfde monitor bleek dat kinderen die opgroeien in een gezin in de laagste inkomensgroep duidelijk vaker kampen met overgewicht, dan kinderen uit gezinnen in de hoogste inkomensgroep. In de laagste inkomensgroep heeft bijna 1 op de 5 kinderen overgewicht, in de hoogste inkomensgroep iets meer dan 1 op de 20. Obesitas komt ook aanzienlijk vaker voor onder kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen (5).

(7)

7

1.3 Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht

Om het probleem van overgewicht en obesitas bij kinderen en jongeren in Amsterdam aan te pakken, is de gemeente Amsterdam in 2013 gestart met de AAGG. Het doel van de aanpak is om het aantal kinderen met overgewicht en obesitas in Amsterdam terug te dringen, met als uiteindelijk streven: alle Amsterdamse kinderen en jongeren op gezond gewicht. De missie is om de

Amsterdamse jeugd op gezond gewicht te krijgen in 2033. In Amsterdam zijn op dit moment bijna twee keer zo veel kinderen gemiddeld te zwaar (23%) vergeleken met het gemiddelde in Nederland (12%). In Amsterdam hebben 1 op de 5 kinderen en jongeren overgewicht of obesitas. In het voorjaar van 2017 werd vastgesteld dat overgewicht en obesitas al met 12% is gedaald. De Amsterdamse aanpak richt zich met name op kinderen uit gezinnen met een lage of zeer lage sociaaleconomische status: de moeilijkst bereikbare groepen als het om gedragsverandering gaat. Het is motiverend om te zien dat de dalende trend met name zichtbaar is bij deze doelgroep. In 2017 is bij 5- en 10-jarigen kinderen met een zeer lage-, lage- en gemiddelde sociaaleconomische status een daling van

overgewicht en obesitas aangetoond als het gaat om de ontwikkeling tussen body-mass index (BMI) en sociaaleconomische status. De afname bij zeer lage- en gemiddelde sociaaleconomisch status is zelfs significant. Overgewicht en obesitas komen vaker voor bij kinderen met een

migratieachtergrond. In Amsterdam is in de periode van 2012 tot 2015 een daling van overgewicht bij kinderen met een Nederlandse- en bij kinderen met een Marokkaanse afkomst. Bovendien is een daling van obesitas bij kinderen met een Nederlandse, Marokkaanse, Surinaamse of Turkse

achtergrond, zichtbaar (6).

1.4 Vetvrije massa index

Op lengte en gewicht gebaseerde metingen zijn de meest praktische hulpmiddelen voor het beoordelen van de voedingsstatus, dit zijn eenvoudige manieren en hebben lage kosten (7). Een op lengte en gewicht gebaseerd hulpmiddel is BMI (body mass index). BMI is een index voor gewicht in verhouding tot lichaamslengte. Dit geeft een snelle inschatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Op basis van mogelijke gezondheidsrisico’s zijn afkapwaarden vastgesteld tussen een gezond gewicht, ondergewicht, overgewicht en obesitas (8). Een studie uit 2009 stelt vast dat BMI afkapwaarden, die gebruikt kunnen worden om overgewicht en obesitas bij kinderen vast te stellen, niet genoeg zegt over de gezondheidsrisico's. Dit betekent dat kinderen die buiten de afkapwaarde van een gezond BMI vallen, niet gelijk klinische complicaties of gezondheidsrisico’s gerelateerd aan overgewicht en obesitas hebben. De resultaten hiervan zijn dat de meeste

prevalentieschattingen van kinderen met overgewicht zijn gebaseerd op BMI, dat wordt gebruikt als screeningstool en niet als diagnostisch hulpmiddel. Dit betekent dat de huidige definitie van

overgewicht bij kinderen wordt vastgesteld aan de hand van BMI, maar dit identificeert niet de specifieke kinderen die kans lopen op gewicht gerelateerde gezondheidsproblemen (9).

Hierdoor is nader onderzoek verricht naar de beoordeling van de lichaamssamenstelling op basis van BMI en vetmassa. Zo bleek uit een obesitas onderzoek in Taiwan dat BMI een beperkte maatstaf is om onderscheid te maken tussen de VVM. 894 jong volwassenen (447 mannen en 447 vrouwen) tussen de 20 en 26 jaar deden mee aan het onderzoek. De BMI en het vetpercentage werden gemeten door middel van bio-elektrische impedantie analyse (BIA). De prevalentie van obesitas op basis van het vetpercentage was 14,8% van mannen en 27,3% van vrouwen. 23,2% van de mannen en maar 8,3% van de vrouwen werden gedefinieerd als obesitas op basis van hun BMI (10). Hieruit blijkt dat de BMI en het vetpercentage niet overeenkomen als het gaat om het vaststellen van obesitas. Ook uit het scriptieonderzoek “Lichaamssamenstelling bij kinderen beoordelen” wat eerder voor de AAG is uitgevoerd, werd geconcludeerd dat de BMI niets over de verdeling van VM en VVM zegt (11).

(8)

8 De metingen voor lichaamsvet in populaties moeten betrouwbaar zijn en goed correleren met lichaamsvet van beide geslachten, leeftijden en etnische groepen (12). Een Brits onderzoek uit 2017 toont aan dat de BMI de totale vetmassa onderschat bij Britse Zuid-Aziatische kinderen en overschat bij Britse donker gekleurde Afrikaanse kinderen (13).

VVM wordt uitgedrukt in kilogrammen en kan met behulp van de lichaamslengte, waarschijnlijk meer duidelijkheid geven over de lichaamssamenstelling van een kind, in vergelijking met de VVM waarden (15). Als je de VVM deelt door de lengte, wordt de VVM uitgedrukt in de VVMI (16). In 2003 is een cross-sectioneel onderzoek onder 1171 Japanse kinderen in de leeftijdscategorie 3 tot en met 11 jaar uitgevoerd. Hieruit kwamen de volgende referentienormen voor VVMI; bij jongens (12,7-13,4 kg/m²) en bij meisjes (12,0-13,0 kg/m²). De referentienormen voor VVMI kunnen worden gebruikt als indicatie voor de evaluatie van de lichaamssamenstelling van gezonde kinderen. Het onderzoek toont aan dat kinderen met een lage VVMI en een hoge vetmassa corresponderen met obesitas. Op deze manier kan de toe- en/of afname van kinderen met overgewicht worden aangetoond (14).

1.5 Probleemstelling

In Amsterdam hebben 1 op de 5 kinderen en jongeren overgewicht of obesitas. Daarom is het doel van de AAGG het aantal kinderen met obesitas in Amsterdam terug te dringen (6). Onderzoek toonde aan dat de BMI overgewicht bij kinderen kan vaststellen, maar niet specifiek is voor gezondheid gerelateerde problemen (9). Ook is aangetoond dat de BMI en het vetpercentage niet overeenkomen als het gaat om het vaststellen van obesitas. Daarnaast is vastgesteld dat BMI niets over de verdeling van de VM en de VVM zegt (11). Het gebruik van de VM, voor de beoordeling van de

lichaamssamenstelling bij kinderen, is mogelijk minder betrouwbaar dan het gebruik van de VVM (14). Daarom is gekozen onderzoek te doen gericht op de VVM. Bij de VVMI wordt de lengte meegenomen en daardoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de lichaamssamenstelling, in vergelijking met de VVM waarden (15). Daarom is gekozen voor de VVMI, waarvan het verloop in kaart wordt gebracht.

1.6 Onderzoeksvraag en deelvragen

1.6.1 Onderzoeksvraag

Is er een toe- of afname in het verloop van de vetvrije massa index bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam?

1.6.2 Deelvragen

● Welke afkapwaarden zijn er voor een gezond VVMI voor kinderen van 6 tot en met 12 jaar?

● Tussen welke leeftijden, in de categorie van 6 tot en met 12 jaar, is de toe- en/of afname van de VVMI het grootst?

(9)

9

2. Methoden

2.1 Onderzoeksopzet

Het onderzoek dat werd uitgevoerd is exploratief en kwantitatief. Het is een exploratief onderzoek, omdat werd onderzocht of er een verband was in de toe- en/of afname van de VVMI bij kinderen van 6 tot en met 12 jaar. Daarnaast is het onderzoek kwantitatief, omdat op nauwkeurige manier werd aangetoond waar de toe- en/of afname van VVMI over een grote groep kinderen zit (17).

2.2 Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep bestond uit kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar. Op 15 verschillende basisscholen in Amsterdam zijn metingen verricht. Deze metingen werden uitgevoerd in groep 3 tot en met 8. Dit omvatte de inclusiecriteria. De exclusiecriteria waren kinderen met een andere leeftijd of kinderen die in een andere groep zaten.

De TANITA meter werkte soms niet correct of het softwareprogramma Termite op de computer liep vast, waardoor bij sommige kinderen geen meting kon plaatsvinden. Bij sommige kinderen lukte de meting niet, omdat het ze niet lukte om stil te staan. Deze kinderen vallen ook onder de

exclusiecriteria. Tevens vielen kinderen met een pacemaker in de exclusiecriteria, omdat de TANITA meter in combinatie hiermee gevaarlijk kan zijn. Voor dit afstudeeronderzoek zijn de gegevens van kinderen (N=9323) gebruikt, die gemeten zijn in de afgelopen 3 jaar. Hierin zijn jongens (N=4573) en meisjes (N=4375) bij 30 verschillende basisscholen gemeten in de stadsdelen Amsterdam- Noord, Zuid, Zuidoost, Oost, Nieuw- West.

Voor het onderzoek is gekozen leeftijdsgroepen met elkaar te vergelijken. Op verschillende basisscholen zijn metingen verricht, waarbij op sommige scholen combinatieklassen voorkwamen. Hierin zaten bijvoorbeeld groep 7 en 8 bij elkaar in een klas, terwijl dit op andere basisscholen was opgedeeld in een aparte groep 7 en 8. Deze groepen konden niet met elkaar worden vergeleken, omdat die niet gelijk waren. Ook kwamen in één groep verschillende leeftijden voor, zo kwam het voor dat in een groep 3 verschillende leeftijden voorkwamen. Hierom is de keuze gemaakt om de kinderen per leeftijd te gaan vergelijken en niet per groep.

2.3 Werving

De coördinator van het Meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs (MAMBO-BIA)/AAGG project, had de deelnemende basisscholen voor het onderzoek geworven. In totaal zijn 30 basisscholen geworven voor jaarlijks onderzoek. Op iedere school worden 1 keer per jaar metingen verricht. Omdat wij een half jaar onderzoek hebben gedaan, hebben wij op 15 basisscholen gemeten. De deelnemende basisscholen deden al 3 jaar mee aan dit overkoepelende project. Bij de werving is rekening gehouden met de locatie van de school, het aantal kinderen die op dat moment stonden ingeschreven en het openstaande budget van het MAMBO-BIA/AAGG project. Tussen de

basisscholen en het MAMBO-BIA/AAGG project bestaat geen schriftelijke overeenkomst. Wel is een mondelinge overeenkomst gemaakt met de basisscholen, waarin is besproken dat de metingen de opeenvolgende jaren weer op dezelfde basisscholen plaatsvinden. Echter zijn de basisscholen vrij om hier ieder moment vanaf te zien.

(10)

10

2.4 Gegevens verzamelen

De gegevens van de metingen werden verzameld met behulp van een BIA meter. In dit geval werd gebruik gemaakt van de TANITA BC418. De TANITA kon per kind de gegevens van de

lichaamssamenstelling meten; het gewicht in kilogram, de BMI, de vetmassa, de VVM, het

rustmetabolisme (BMR) en de vochtmassa. De kinderen hadden gymkleding aan tijdens de meting. Voorafgaand aan de meting moesten de kinderen hun sokken en schoenen uitdoen en werd de lengte van de kinderen gemeten met behulp een meetlat aan de muur. Vervolgens werd het geslacht, de leeftijd en de lengte per kind ingevoerd op de TANITA weegschaal. Voorafgaand aan de meting werd ingesteld dat voor de kinderen 200 gram gewicht afging om de gymkleding te

corrigeren. Daarna kon het kind op de TANITA weegschaal gaan staan en werd automatisch het gewicht in kilogram gewogen. Daarna werden de 2 handvaten aan het kind uitgereikt en moest het kind deze iets van de romp verwijderd vast houden. De TANITA weegschaal gaf 5 keer een piepje af, waarbij het kind in alle rust stil moest staan. Daarna mocht het kind van de TANITA afstappen en zijn sokken en schoenen weer aandoen. Vervolgens kwam uit de TANITA een papieren bonnetje met de gegevens over de lichaamssamenstelling van het kind, dit werd bewaard. De TANITA weegschaal was gekoppeld aan een computer, waardoor de gegevens ook elektronisch bewaard werden.

2.5 Gegevens analyseren

Met behulp van het softwareprogramma Termite werd ervoor gezorgd dat de lichaamssamenstelling van ieder kind digitaal beschikbaar was. Voor ieder kind werd een persoonlijke code aangemaakt en ingevoerd in het softwareprogramma om de anonimiteit te waarborgen en elke uitkomst te

identificeren. De code was opgebouwd uit; de eerste drie letters van de basisschool, de klas waarin het kind zat en het Excel nummer uit de klassenlijst. De verzamelde data werd in Excel geordend en vervolgens geïmporteerd in SPSS.

De VVMI afkapwaarden

Voor het berekenen van de VVMI afkapwaarden werd eerst een nieuwe variabele aangemaakt: de VVMI. De VVMI variabele werd berekend met behulp van de variabelen: VVM en lengte. De VVM gedeeld door lengte is de VVMI (16).

De afkapwaarden zijn op basis van het gemiddelde en de SD gemaakt, welke per leeftijd en geslacht zijn berekend. Het omcoderen van de variabele VVMI was nodig om de resultaten te toetsen. De nieuwe variabele heeft de naam FFMI2 gekregen en is gebruikt voor de beschrijvende statistiek. De SD werd automatisch berekend. Op basis van de SD konden de SD +1, SD +2, SD -1 en SD -2 worden berekend.

Voor het beoordelen van de VVMI werden categorieën opgesteld. Voor jongens en meisjes van 6 tot en met 12 jaar zijn VVMI groeicurven gemaakt. De gemiddelde VVMI van kinderen ligt tussen de SD -1 en SD +-1, hierdoor hebben kinderen die tussen deze twee standaardeviatie scores (SDS) zitten een gezonde VVMI. Kinderen die lager zaten dan SD -1 hebben een ongezonde VVMI. Kinderen die hoger zaten dan SD +1 hebben ook een gezonde VVMI (18).

Normaalverdeling VVMI waarden

Nadat de groeicurve voor de VVMI was gemaakt, werd gekeken naar de verdeling van de VVMI op basis van de groeicurve om te zien of de waarden normaal verdeeld waren. Met behulp van SPSS is per geslacht en per leeftijd een verdeling gemaakt van de VVMI op basis van de eerder getoonde afkapwaarden.

Om dit aan te tonen werd per geslacht en per leeftijd de VVMI in 3 categorieën ingedeeld; 1: alles wat onder de SD -1 viel voor die leeftijd en geslacht; 2: alles wat tussen de SD -1 en SD +1 viel voor die leeftijd en geslacht; 3: alles wat boven de SD +1 viel voor die leeftijd en geslacht.

(11)

11 Via de beschrijvende statistiek werd per categorie het bijpassende percentage van het aantal

kinderen dat in die categorie viel, berekend. Hieruit bleek dat de waarden per leeftijd en geslacht normaal verdeeld waren. Ongeveer 10-15 procent viel in de 1e categorie, onder de

referentiewaarden. Ongeveer 70-80 procent viel in de 2e categorie, binnen de referentiewaarden. En ongeveer 10-15 procent viel in de 3e categorie, boven de referentiewaarden.

VVMI verloop

In SPSS is vervolgens een Boxplot gemaakt om met beschrijvende statistiek de resultaten van de verdeling van de VVMI grafisch weer te geven. Dit is een handige en snelle manier om een indruk te krijgen van het verloop van de VVMI. Het geslacht werd gesorteerd, om de resultaten voor jongens en meisjes apart weer te geven in de Boxplot. Zo kon een vergelijking tussen de groepen worden gemaakt. Vervolgens is de Boxplot weergegeven. Op de Y-as is de VVMI neergezet en op de X-as is de leeftijd neergezet. In de Boxplot stonden extreem uitschietende waarden. Deze waarden zijn niet meegenomen in de resultaten, omdat deze waarschijnlijk verkeerd zijn ingevoerd en het gemiddelde anders zouden beïnvloeden.

De interkwartielrange geeft aan hoe ver de VVMI waarden van elkaar afliggen; de mate van

spreiding. De mediaan is het gemiddelde van de VVMI waarden. Door de gemiddelden per leeftijd en per geslacht met elkaar te vergelijken, kan een conclusie getrokken worden over het verloop van de VVMI. De interkwartielrange en mediaan zijn via SPSS in een Boxplot met elkaar vergeleken. Dit is berekend per leeftijd en geslacht.

Vervolgens werd in SPSS met de Mann-Whitney U toets getoetst of de verschillen tussen de leeftijden, per geslacht significant waren. De Mann-Whitney U toets toetst de mediaan van een variabele in twee onderling onafhankelijk steekproeven en gaat dus uit van een ordinaal gemeten variabele(19). Het verschil is significant als de gevonden p-waarde kleiner is dan de grenswaarde van 5% (p < 0,05). De p-waarde is de kans dat een verschil gemeten is, terwijl in werkelijkheid geen verschil is. Hoe kleiner de p-waarde, hoe groter de kans dat het gemeten verschil niet toevallig is (20).

De noodzakelijke variabelen die nodig waren voor het onderzoek zijn: VVM, lengte, geslacht, leeftijd en gewicht.

(12)

12

3. Resultaten

3.1 Onderzoekspopulatie

Voor het MAMBO-BIA/AAGG project zijn op 15 scholen metingen verricht. De scholen waren allen in Amsterdam; Noord, Zuid, Zuidoost, Oost, Nieuw-West. In groep 3 tot en met groep 8 zijn metingen verricht (N=9323), zowel bij jongens als meisjes. Voor dit onderzoek is de data, gemeten over de afgelopen 3 jaar van het MAMBO-BIA project, meegenomen. In tabel 1 zijn de gemiddelde waarden van de variabelen lengte, gewicht, BMI, VVM en VVMI van de onderzoekspopulatie weergegeven.

(13)

13 Tabel 1. Gemiddelde waarden lengte, gewicht, BMI, VVM en VVMI van jongens en meisjes per leeftijd.

Categorie Leeftijd Jongens

(N=4573) Gemiddelde ±SD Meisjes (N=4375) Gemiddelde ±SD Lengte (m) 6 1,22 ±SD 5,4 1,21 ±SD 5,2 7 1,28 ±SD 6,1 1,27 ±SD 6,0 8 1,34 ±SD 5,8 1,33 ±SD 6,5 9 1,39 ±SD 6,2 1,39 ±SD 6,6 10 1,45 ±SD 6,3 1,45 ±SD 7,5 11 1,50 ±SD 6,7 1,51 ±SD 7,3 12 1,55 ±SD 8,5 1,55 ±SD 7,1 Gewicht (kg) 6 24,0 ±SD 3,5 23,7 ±SD 4,6 7 27,2 ±SD 5,2 26,8 ±SD 5,2 8 30,8 ±SD 5,8 31,5 ±SD 7,4 9 34,7 ±SD 7,7 35,1 ±SD 8,0 10 38,3 ±SD 8,0 39,7 ±SD 9,5 11 43,2 ±SD 9,1 43,7 ±SD 11,0 12 48,1 ±SD 12,0 50,5 ±SD 12,5 BMI (kg/m²) 6 16,0 ±SD 1,6 16,2 ±SD 2,3 7 16,6 ±SD 2,3 16,6 ±SD 2,3 8 17,2 ±SD 2,5 17,7 ±SD 3,3 9 17,7 ±SD 3,1 18,1 ±SD 3,3 10 18,2 ±SD 3,1 18,7 ±SD 3,5 11 19,1 ±SD 3,3 19,1 ±SD 3,9 12 19,8 ±SD 3,9 20,8 ±SD 4,2 VVM (kg) 6 19,3 ±SD 2,5 18,2 ±SD 2,8 7 21,3 ±SD 3,1 20,4 ±SD 3,1 8 24,1 ±SD 3,4 23,5 ±SD 4,0 9 27,1 ±SD 4,4 26,3 ±SD 4,5 10 29,8 ±SD 4,4 29,5 ±SD 5,5 11 33,3 ±SD 5,0 32,4 ±SD 6,0 12 37,8 ±SD 7,8 36,8 ±SD 7,5 VVMI (kg/m²) 6 15,7 ±SD 1,6 15,1 ±SD 1,9 7 16,7 ±SD 1,8 16,1 ±SD 1,9 8 18,0 ±SD 2,0 17,6 ±SD 2,4 9 19,4 ±SD 2,5 18,8 ±SD 2,6 10 20,5 ±SD 2,5 20,2 ±SD 3,0 11 22,1 ±SD 2,7 21,4 ±SD 3,3 12 24,2 ±SD 4,1 23,6 ±SD 4,1

(14)

14

3.2 De groeicurve en afkapwaarden VVMI

De VVMI afkapwaarden

In bijlage 1a zijn de afkapwaarden voor de VVMI van jongens van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam weergegeven. In bijlage 1b zijn de afkapwaarden voor de VVMI van meisjes van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam weergegeven.

Op basis van deze waarden zijn de groeicurven van figuur 1a en 1b gemaakt. De VVMI groeicurven

In figuur 1a is de VVMI- groeicurve voor jongens van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam weergegeven. In figuur 1b is de VVMI- groeicurve voor meisjes van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam weergegeven.

De afkapwaarden van de VVMI per geslacht en leeftijd worden weergegeven door de SD +1 en SD -1 lijn. Tussen de waarden SD +2, SD +1, MEAN en SD -1 is sprake van een gezonde VVMI. Bij SD -2 is sprake van een ongezonde VVMI

Figuur 1a. Groeicurve VVMI (kg/m²) voor Amsterdamse jongens van 6 ™ 12 jaar.

(15)

15 De gemiddelde VVMI per leeftijd en geslacht wordt weergegeven door de middelste lijn (MEAN). In de VVMI- groeicurve bij meisje van 6 tot en met 12 jaar is bij de gemiddelde (MEAN) en SD (SD +2, SD +1, SD -1 SD -2) een stijgende lijn te zien. In de VVMI- groeicurve bij jongens van 6 tot en met 12 jaar is bij de gemiddelde (MEAN) en SD +2, SD +1, SD -1 een stijgende lijn te zien. De SD -2 buigt naar beneden af op 11 jarige leeftijd.

3.3 VVMI verloop

In figuur 2a en 2b is te zien dat de VVMI stijgt naarmate de leeftijd stijgt. Dat betekent in het algemeen dat de VVMI steeds groter wordt, naarmate een kind ouder wordt. Daarentegen is de stijging van de lijn niet constant. In de figuur zijn rondjes en sterretjes te zien. Dit zijn de

uitschietende waarden, waarbij de sterretjes staan voor extreme waarden.

Figuur 2a. Het verloop van de VVMI voor jongens van 6 ™ 12 jaar in Amsterdam.

(16)

16 In tabel 2a is te zien wat per leeftijd de mediaan en interkwartielrange is voor jongens. In tabel 2b is te zien wat per leeftijd de mediaan en interkwartielrange is voor meisjes.

Tabel 2a. Mediaan en interkwartielrange van de Boxplot van jongens van 6 ™ 12 jaar in Amsterdam.

Tabel 2b. Mediaan en interkwartielrange van de Boxplot van meisjes van 6 ™ 12 jaar in Amsterdam.

In tabel 3a is voor jongens het verschil tussen de mediaan en interkwartielrange tussen de leeftijden berekend. In tabel 3b is voor meisjes het verschil tussen de mediaan en interkwartielrange tussen de leeftijden berekend. De verschillen die zijn berekend, laten de niet constante stijging in het verloop van de VVMI bij jongens en meisjes zien.

Tabel 3a. Verschil mediaan en interkwartielrange tussen de leeftijden bij jongens van 6 ™ 12 jaar in Amsterdam.

Leeftijd Mediaan Interkwartielrange

6 15,57 1,82 7 16,49 2,36 8 17,83 2,36 9 18,92 2,96 10 20,21 3,12 11 21,84 3,52 12 23,89 5,01

Leeftijd Mediaan Interkwartielrange

6 14,84 2,09 7 15,76 2,43 8 17,31 2,97 9 18,48 3,07 10 19,86 3,74 11 21,03 4,33 12 22,89 4,63

Leeftijden Verschil in mediaan Verschil interkwartielrange

Tussen 6 en 7 jaar 0,92 0,54 Tussen 7 en 8 jaar 1,34 0,00 Tussen 8 en 9 jaar 1,09 0,60 Tussen 9 en 10 jaar 1,29 0,10 Tussen 10 en 11 jaar 1,63 0,40 Tussen 11 en 12 jaar 2,05 1,50

(17)

17 Tabel 3b. Verschil mediaan en interkwartielrange tussen de leeftijden bij meisjes van 6 ™ 12 jaar in Amsterdam.

Het opvallendste resultaat is dat de stijging van de mediaan bij zowel jongens als meisjes tussen 6 en 7 jaar veel kleiner is (0,92 kg/m²) (0,92 kg/m²) dan de stijging bij zowel jongens als meisjes van 11 en 12 jaar (2,05 kg/m²) (1,86 kg/m²). Daarnaast is het opvallend dat de interkwartielrange bij jongens tussen 7 en 8 jaar gelijk blijft (2,36) en dat de stijging van de interkwartielrange bij jongens tussen 11 en 12 jaar flink toeneemt (1,50). De verschillen van de mediaan en interkwartielrange stijgen zowel bij jongens als meisjes niet constant.

Door middel van de Mann-Whitney U toets is voor de mediaan berekend dat elk verschil tussen alle leeftijden significant (P=0,000) is en niet op toeval berust.

Leeftijden Verschil in mediaan Verschil interkwartielrange

Tussen 6 en 7 jaar 0,92 0,34 Tussen 7 en 8 jaar 1,55 0,54 Tussen 8 en 9 jaar 1,17 0,10 Tussen 9 en 10 jaar 1,38 0,67 Tussen 10 en 11 jaar 1,17 0,59 Tussen 11 en 12 jaar 1,86 0,30

(18)

18

4. Discussie

4.1 Belangrijkste resultaten

Met dit onderzoek is een VVMI groeicurve voor jongens en meisjes van 6 tot en met 12 jaar in Amsterdam ontwikkeld. De groeicurve is ontwikkeld met behulp van de gemiddelde VVMI waarden en de daarbij horende SD. De SD lijnen dienen als afkapwaarden die gebruikt kunnen worden als referentiewaarden voor ander onderzoek. Daarnaast is snel informatie zichtbaar omtrent het verloop van de VVMI bij kinderen in Amsterdam van 6 tot en met 12 jaar.

Binnen de VVMI- groeicurve is voor de gemiddelde VVMI waarde een stijgende lijn te zien, zowel bij jongens als meisjes. Een opvallend punt is dat de SD -2 lijn bij jongens op 11 jarige leeftijd naar beneden afbuigt.

Een ander opvallend punt is de niet constante stijging van de gemiddelde waarde en de spreiding in VVMI. Daarnaast is de stijging in de mediaan bij zowel jongens als bij meisjes tussen 6 en 7 jaar veel kleiner (0,92 kg/m²) (0,92 kg/m²) dan de stijging bij zowel jongens als meisjes van 11 en 12 jaar (2,05 kg/m²) (1,86 kg/m²). Ook is de stijging van de interkwartielrange bij zowel jongens als meisjes tussen 6 en 7 jaar veel kleiner (1,82) (2,09) dan de stijging bij zowel jongens als meisjes van 11 en 12 jaar (5,01) (4,63).

Het verschil is significant als de gevonden p-waarde kleiner is dan de grenswaarde van 5% (p < 0,05). De p-waarde is de kans dat een verschil gemeten is, terwijl in werkelijkheid geen verschil is. Hoe kleiner de p-waarde, hoe groter de kans dat het gemeten verschil niet toevallig is. In dit geval is de P=0,000, waardoor geen sprake is van toeval en de stijging tussen alle leeftijden significant is (20).

4.2 Verwachting vooraf

De verwachting was dat de VVMI van kinderen zou dalen naarmate het kind ouder wordt. Steeds meer gymleraren zien meer motorische problemen bij basisschoolkinderen, waardoor kinderen de gymlessen minder goed kunnen volgen. Het aantal kinderen met een achterblijvende motorische ontwikkeling wordt geschat op 15% en dat percentage neemt nog meer toe. Hierdoor is de spiermassa waarschijnlijk lager, wat gepaard gaat met een daling in VVMI. Bovendien spelen kinderen met een verminderde motoriek minder vaak buiten met andere kinderen en kijken ze steeds meer tv of spelen ze videospelletjes. Het vermijden van fysieke activiteit zorgt ervoor dat kinderen mogelijk lager scoren op fitheid en vaardigheid (21).

4.3 Verschillen vergelijkbaar onderzoek

De stijgende lijn voor de gemiddelde VVMI waarde is verklaarbaar, omdat kinderen vanaf 3 jaar 7,5 centimeter per jaar groeien. Daarna neemt dit langzaam af tot ongeveer 5 centimeter per jaar, tot het begin van de groeispurt(22). Dit verklaart immers ook de significantie voor de stijging tussen alle leeftijden van de VVMI.

De niet constante stijging van de VVMI kan te maken hebben met de motorische ontwikkeling en groei van kinderen. Kinderen leren de coördinatie van ingewikkelde bewegingen te beheersen. Vanaf een bepaalde leeftijd lukt de uitvoering van bepaalde oefeningen zoals zwemmen, beter dan in de jaren ervoor. Dit hangt samen met veranderingen in spiermassa en rijping van hersencellen. De stijging van VVMI is daarom op jongere leeftijd veel kleiner dan op oudere leeftijd (23). Het verschil tussen jongens en meisjes is te verklaren, omdat jongens gemiddeld sterker zijn dan meisjes op iedere leeftijd bij gelijke lichaamslengte (24).

(19)

19 Als gekeken wordt naar de groeicurve van de VVMI van dit onderzoek en naar de groeicurven van de VVMI van het scriptieonderzoek “Optimalisering van de beoordeling van de voedingsstatus bij kinderen” zijn verschillen te zien in de VVMI afkapwaarden. Zo is bijvoorbeeld bij jongens van 12 jaar de SD -2 van dit onderzoek (16,05) veel hoger dan bij het andere scriptieonderzoek (11,04). Deze verschillen zijn verklaarbaar, omdat de onderzoekspopulatie bij dit onderzoek 9323 kinderen omvat, en het andere onderzoek 2667 kinderen omvat. Tevens komt het andere scriptieonderzoek uit juni 2016 en kunnen de gegevens zijn verouderd (11).

4.4 Sterke punten eigen onderzoek

Voorafgaand aan het praktijkonderzoek is geoefend met het gebruik van de TANITA en Termite en is een trainingsdag gevolgd, waardoor dit begrijpelijk was in gebruik.

De onderzoekspopulatie bestaat uit een grote omvang. De onderzoekspopulatie bestaat uit zowel jongens als meisjes met leeftijden van 6 tot en met 12 jaar. Daarnaast zijn in verschillende wijken in Amsterdam metingen verricht. Deze factoren zorgen voor een hoge mate van betrouwbaarheid en juiste weerspiegeling van Amsterdam.

Tevens zijn voor dit onderzoek de groeicurven op basis van het gemiddelde en de

standaardafwijkingen ontwikkeld, waardoor deze representatief zijn voor het eigen onderzoek en deze up to date is.

Doordat veel data is verzameld door middel van de TANITA is een grotere database beschikbaar voor nader onderzoek in de toekomst. De klinische blik op de kinderen is ook beoordeeld, deze is niet gebruikt voor dit onderzoek, maar zou voor nader onderzoek nuttig kunnen zijn.

4.5 Zwakke punten eigen onderzoek

De metingen zijn verricht in Amsterdam, waardoor deze niet generaliseerbaar zijn voor kinderen van 6 tot en met 12 jaar in de rest van Nederland. Dit geldt eveneens voor de VVMI (groeicurve). Bij het maken van de Boxplot, om de verdeling van de VVMI per leeftijd en geslacht aan te tonen, stonden uitschietende waarden in de figuur. Deze waarden zijn niet meegenomen voor de resultaten, omdat deze waarschijnlijk verkeerd zijn ingevoerd en het gemiddelde beïnvloeden.

Tijdens het praktijkonderzoek zijn zwakke punten naar voren gekomen. De eerste twee meetdagen zijn de coderingen van de kinderen niet goed opgeschreven, omdat de codes niet klopten. Later is dit aangepast naar de goede coderingen.

Daarnaast waren tijdens de meetdagen kinderen met dezelfde voornaam waarbij niet goed is opgelet, waardoor niet gegarandeerd kan worden dat de gegevens van deze kinderen op de juiste plek zijn ingevoerd in het Excel bestand.

Voor 6 jarige kinderen is via Termite ingevoerd dat zij een leeftijd van 7 jaar hadden. De TANITA kan kinderen van 6 jaar niet meten.

Tijdens de meetdagen is geen rekening gehouden met het toiletgebruik van de kinderen. Ook is voor ieder kind 200 gram van het totaal gewicht afgehaald om kleding te corrigeren. Het gewicht van kleding kan per kind verschillen. Deze factoren kunnen de uitkomsten beïnvloeden. Tevens is sprake van een momentopname, voor een hogere betrouwbaarheid zou de meting meerdere keren onder dezelfde omstandigheden moeten plaatsvinden.

(20)

20

5. Conclusie

Uit dit onderzoek, waarbij het verloop van de VVMI van Amsterdamse kinderen (N=9323) in kaart is gebracht, kwam naar voren dat de stijging niet constant is. Hiervoor zijn als eerst de afkapwaarden berekend per leeftijd en geslacht, wat is weergegeven in groeicurven. Daarna is per leeftijd en geslacht de mediaan berekend om de niet constante stijging van de VVMI te verklaren. De stijging tussen alle leeftijden is significant (P=0,000) en berust niet op toeval.

Door het berekenen van de gemiddelden en SD van de VVMI per leeftijd en geslacht zijn de afkapwaarden bepaald. Deze afkapwaarden zijn grafisch weergegeven als groeicurven voor beide geslachten. Bij een VVMI van SD -1, SD +1, SD +2 en daarboven, is sprake van een gezonde VVMI. De gemiddelde VVMI ligt tussen de SD -1 en SD +1, hierdoor hebben kinderen die tussen deze twee SDS zitten een gezonde VVMI. Kinderen boven de SD +1, hebben een positieve SD en hebben ook een gezonde VVMI. Bij een VVMI van SD -1 of lager is sprake van een ongezonde VVMI, omdat dit een negatieve SD is en kleiner is dan de normaalwaarde (19). In de groeicurven zijn voor beide geslachten stijgende lijnen van VVMI te zien, met uitzondering voor jongens van 11 jaar, omdat hierbij de SD -2 lijn naar beneden afbuigt. De stijgende lijnen zijn verklaarbaar, omdat kinderen tussen 6 en 12 jaar 5 tot 6 centimeter per jaar groeien. De afbuigende SD -2 lijn is verklaarbaar, omdat de waarden van de SD bij jongens van 11 en 12 jaar veel van elkaar verschillen.

Daarnaast is de niet constante stijging van de VVMI waarde onderzocht. Uit de resultaten blijkt dat bij zowel jongens als meisjes tussen 6 en 7 jaar de stijging van de VVMI veel kleiner is (0,92 kg/m²) (0,92 kg/m²) dan de stijging tussen zowel jongens als meisjes van 11 en 12 jaar (2,05 kg/m²) (1,86 kg/m²). Dit komt door de motorische ontwikkeling van het kind. Hoe ouder het kind wordt, hoe meer het kind kan op motorisch gebied, hoe meer het kind spiermassa ontwikkeld oftewel VVM.

(21)

21

6. Aanbevelingen

6.1 Aanbevelingen voor nader onderzoek

Ten eerste zou kunnen worden onderzocht of de Tanita de beste methode is om de VVMI van kinderen te meten, bijvoorbeeld door middel van een literatuuronderzoek, waarbij verschillende meetmethodes met elkaar worden vergeleken, waarbij wordt gekeken bij welke methodes de resultaten het meeste met elkaar overeenkomen. Tevens zou in nader onderzoek het verloop van de VM bij kinderen kunnen worden onderzocht, om de relatie tussen VM en VVMI beter te kunnen beoordelen. Hierbij zouden afkapwaarden kunnen worden gemaakt voor de VM, zodat dezen met de VVMI kunnen worden vergeleken, waardoor iets over de gezondheid van het kind kan worden gezegd.

Verder liggen de SD bij jongens van 11 en 12 jaar redelijk ver van elkaar af, in vergelijking met

meisjes. Deze ontwikkeling zou te maken kunnen hebben met de puberteit. Dit is opmerkelijk, omdat meisjes eerder de puberteit in gaan. In nader onderzoek zou kunnen worden onderzocht wat de invloed is van puberteit op VVMI. Daarnaast zou de relatie tussen motorische ontwikkeling en VVMI kunnen worden onderzocht. De motoriek zou op latere leeftijd steeds meer toenemen, waardoor de VVMI stijgt. Nog niet onderzocht is of deze motorische ontwikkeling op iedere leeftijd en per geslacht geleidelijk stijgt of dat hier verschil in zit. Ten slotte zou bij een vervolgonderzoek een vergelijking kunnen worden gemaakt tussen een stad als Amsterdam en een plattelandsdorp, omtrent het verloop van de VVMI bij kinderen.

6.2 Aanbevelingen voor de praktijk

Het is aan te bevelen om als zorgprofessional de VVMI groeicurven te gebruiken voor Amsterdamse kinderen om de lichaamssamenstelling te beoordelen. Met behulp van groeicurven is snel informatie beschikbaar omtrent het verloop van de VVMI. De afkapwaarden uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt voor nader onderzoek, omdat deze zijn gebaseerd op een grote en representatieve

onderzoekspopulatie in Amsterdam. Daarnaast is tijdens dit onderzoek de klinische blik op kinderen beoordeeld. Hiermee kan in nader onderzoek de vergelijking worden gemaakt tussen de bevindingen van de lichaamssamenstelling en de klinische blik. Het wordt aanbevolen om als zorgprofessional de focus te leggen bij de jongste leeftijden om voldoende te bewegen, zodat de motoriek beter

(22)

22

Literatuurlijst

1) Obesity and overweight. World Health Organization. 16-2-2018.

http://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/obesity-and-overweight

2) Childhood overweight and obesity. World Health Organization. http://www.who.int/dietphysicalactivity/childhood/en/

3) Renders CM, Seidell JC, Mechelen van W, Hirasing RA. Overgewicht en obesitas bij kinderen en adolescenten en preventieve maatregelen. Nederlandse tijdschrift voor geneeskunde. 2004. https://www.ntvg.nl/artikelen/overgewicht-en-obesitas-bij-kinderen-en-adolescenten-en-preventieve-maatregelen/volledig

4) Huidige situatie. Overgewicht kind. Volksgezondheid en zorg. 6 april 2018.

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie#node-overgewicht-kinderen

5) Overgewicht ouders en kinderen gaat vaak samen. CBS. 12 augustus 2016.

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/32/overgewicht-ouders-en-kinderen-gaat-vaak-samen

6) Terugblik 202017 deel 2. Gemeente Amsterdam, Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. 12-2017. P. 5.

programmaplan_gezond_gewicht_2015-2018(1).pdf

7) Mei Z, Grummer-Strawn ML, Pietrobelli A, Goulding A, Goran IM, Dietz HW. Validity of body mass index compared with other body- composition screening indexes for the assessment of body fatness in children and adolescents. Am J Clin Nutr. 2002 jun;75(6):978-85.

8)BMI berekenen. Voedingscentrum. [datum onbekend]. https://www.voedingscentrum.nl/bmi.aspx

9) David S. Freedman, PhD and Bettylou Sherry. The Validity of BMI as an Indicator of Body Fatness and Risk Among Children. Pediatrics. 2009;124;S23.

10) Hung SP, Chen CY, Guo FR, Chang CI, Jan CF. Combine body mass index and body fat percentage measures to improve the accuracy of obesity screening in young adults. Obes Res Clin Pract. 2017 jan-feb;11(1):11-18.

11) El Harrak I, Oosterling AL. Optimalisering van de beoordeling van voedingsstatus bij kinderen. 3 juni 2016.

12) Dietz HW, Bellizzi CM. Introduction: the use of body mass index to assess obesity in children. AM J Clin Nutr. 1999 jul;70(1):123S-5S.

13) Hudda MT, Nightingale MC, Donin SA, Fewtrell SM, Haroun D, Lum S, Williams EJ, Own GC, Rudnicka RA, Wells KCJ, Cook DG, Whincup HP. Bodyy mass index adjustment to increase the validity of body fatness assessment in UK Black African and South Asian children. Int J Obes. 2017

jul;41(7):1048-1055.

14) Nakao T, Komiya S. Reference Norms for a fat-free Mass Index and Fat Mass Index in the Japanese child Population. J Physiol Anthropol Appl Human Sci. 2003 nov;22(6):293-8.

(23)

23

15) Wang Z, Zang J, Ying Z, Heymsfield SB. New Insight into Scaling of Fat-Free Mass To Height Across Children and Adults. AM J Hum Biol. 2012 sep-okt;24(5):648-53.

16) Lichaamssamenstelling, vetvrije massa index. Nutritional Assessment. https://nutritionalassessment.mumc.nl/vetvrije-massa-index

17) Fisher T, Julsing M. Onderzoek doen: kwantitatief en kwalitatief onderzoek. eerste druk. Groning: Noordhoff Uitgevers;2007. p. 50-52.

18) Groeicurve en groeidiagram. Groei wijzer.

https://www.groeiwijzer.nl/nl/diagnose-and-toekomst/onderzoek/groeidiagram

19) Brinkman J. Cijfers spreken: statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs. Derde druk. Groningen: Wolters-Noordhoff; 2001. P. 327.

20) Berekenen 95% betrouwbaarheidsinterval. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 02-11-2018.

https://www.rivm.nl/prezies/berekenen-95-betrouwbaarheidsinterval

21) Willems WAJJ, Erken IE, Johannes M, van Kernebeek WG, de Schipper A, Toussaint HM. Goed bewegen van basisschoolleerlingen in onze zorg. Tijdschr Jeugdgezondheidsz. 2016;48:72-77. 22) Bindels PJE, Kneepkens CMF, editors. Kindergeneeskunde. Tweede druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2013. P. 24.

23) Kemper CG. Fitte kinderen, sportieve tieners: over de invloed van bewegen en sport op de gezondheid van jongeren. Eerste druk. Tweede druk: Bohn Stafleu van Loghum; 2016. P. 31. 24)Kemper CG. Fitte kinderen, sportieve tieners: over de invloed van bewegen en sport op de gezondheid van jongeren. Eerste druk. Tweede druk: Bohn Stafleu van Loghum; 2016. P. 53.

(24)

24

Bijlage

Bijlage 1. Afkapwaarden VVMI (kg/m²) voor jongens en meisjes van 6 tot en met 12

jaar in Amsterdam.

Tabel 4a. Afkapwaarden VVMI (kg/m²) voor jongens van 6 tm 12 jaar in Amsterdam.

Jongens Gezonde VVMI Ongezonde VVMI

Leeftijd SD SD +2 SD +1 MEAN SD -1 SD -2 6 ± 1,57849 ± 18,88 ± 17,31 ± 15,73 ± 14,15 ± 12,57 7 ± 1,81534 ± 20,29 ± 18,47 ± 16,66 ± 14,84 ± 13,03 8 ± 2,01005 ± 22,01 ± 20,00 ± 17,99 ± 15,98 ± 13,97 9 ± 2,53224 ± 24,41 ± 21,88 ± 19,35 ± 16,82 ± 14,29 10 ± 2,46185 ± 25,45 ± 22,99 ± 20,52 ± 18,06 ± 15,60 11 ± 2,69147 ± 27,49 ± 24,80 ± 22,11 ± 19,42 ± 16,73 12 ± 4,08695 ± 32,40 ± 28,31 ± 24,23 ± 20,14 ± 16,05

Tabel 4b. Afkapwaarden VVMI (kg/m²) voor meisjes van 6 m 12 jaar in Amsterdam.

Meisjes Gezonde VVMI Ongezonde VVMI

Leeftijd SD SD +2 SD +1 MEAN SD -1 SD -2 6 ± 1,866200 ± 18,81 ± 16,94 ± 15,08 ± 13,21 ± 11,34 7 ± 1,873780 ± 19,82 ± 17,94 ± 16,07 ± 14,19 ± 12,32 8 ± 2,404980 ± 22,43 ± 20,02 ± 17,62 ± 15,21 ± 12,81 9 ± 2,647420 ± 24,12 ± 21,48 ± 18,83 ± 16,18 ± 13,53 10 ± 2,993070 ± 26,22 ± 23,23 ± 20,23 ± 17,24 ± 14,25 11 ± 3,253540 ± 27,89 ± 24,63 ± 21,38 ± 18,13 ± 14,87 12 ± 4,073950 ± 31,73 ± 27,66 ± 23,58 ± 19,51 ± 15,43

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kennen jullie het boek De grote survivalgids voor brugklas en puberteit van Caja Cazemier.. Misschien heb je er wel eens van gehoord, maar heb je het nog

Gebruikers delen vooral woningen, gereedschap en auto’s, maar niet altijd tegen een vergoeding In lijn met internationaal onderzoek zijn het ook in Vlaanderen vooral jongere

En nu is het niet zo, dat men in deze periode heeft te staan naar een geringere gebondenheid, maar men heeft er in deze periode toch wel voor te zorgen, dat er

Na twee jaar voorzitter te zijn geweest van Stichting Economie071, geeft wethouder Robert Strijk van economische zaken van de gemeente Leiden de voorzittershamer door.. Vanaf 1

Bovendien weet je daardoor beter wat je puber zelf nodig heeft en wat jullie als ouders haar hierin

Het ligt voor de hand dat de waarheid ergens in het midden moet worden gezocht en dat het gedrag van jongens en meisjes zowel door nature als door nurture bepaald wordt..

Uit het onderzoek komen een aantal thema‟s naar voren waar jong geadopteerden het over willen hebben, namelijk: het wel of niet teruggaan naar geboorteland,

Je hebt een gezinslid die een diagnose heeft gekregen van Lyme en/of andere infecties die door teken worden verspreid. Je hebt spierpijn die verspringt van de ene spier