• No results found

Openbaarmaking in het toezicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Openbaarmaking in het toezicht"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

95

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

OPENBAARMAKING

IN HET

T O E Z I C H T

AFWEGINGEN BIJ HET PUBLICEREN VAN

TOEZICHTINFORMATIE DOOR TWEE NIEUWE

TOEZICHTHOUDERS

In het openbaar bestuur is er veel be-langstelling voor transparantie in het toezicht. Het gaat daarbij enerzijds om het publiceren van informatie over het presteren en functioneren van or-ganisaties die onder toezicht staan ten behoeve van een transparante markt (marktordeningsdoel). Anderzijds gaat het om het afl eggen van publieke ver-antwoording door de toezichthouder met het oog op het vertrouwen in en de legitimiteit van het toezicht of de toe-zichthouder (toezichtdoel). Ondanks de aandacht voor openbaarmaking als instrument weten we nog weinig over de wijze waarop toezichthouders in de praktijk invulling geven aan deze doelen. Deze bijdrage bespreekt een verkennend onderzoek onder twee nieuwe markttoezichthouders met een wettelijke bevoegdheid tot openbaar-making van toezichtinformatie. Hier-uit blijkt dat toezichthouders in de praktijk het toezichtdoel vooropstel-len, waardoor theoretische en beleids-matige veronderstellingen ten aanzien van transparantie in het toezicht niet geëffectueerd worden.

Inleiding

In het openbaar bestuur is een duide-lijke tendens naar meer transparantie

Bärbel Dorbeck Jung, Judith van Erp en Mirjan Oude Vrielink

Bärbel Dorbeck Jung is universitair hoofddocent Algemene Beginselen van het Recht bij het Department of Legal & Economic Governance Studies van de Universiteit Twente. Judith van Erp is onderzoeker Toezicht en Compliance bij de sectie criminologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Mirjan Oude Vrielink is

univer-sitair docent Bestuurskunde aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur van de Universiteit van Tilburg.

(2)

96

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

(Hood, 2006). Transparantie wordt daarbij vaak voorgesteld als een in-strument: het openbaar maken van informatie over de prestaties of de handelwijze van een organisatie moet bijdragen aan het realiseren van een bepaald (beleids)doel. Een dergelijke invulling vinden we veel op het terrein van het publieke toezicht op onderne-mingen en organisaties. Toezichthou-ders beschikken over prestatiegegevens, kwaliteitsoordelen en overtredingscij-fers, informatie die ook van belang kan zijn voor gebruikers of consumenten. De openbaarmaking van deze informa-tie kan consumenten in staat stellen een (beter) geïnformeerde keuze te maken. Wanneer transparantie in het toezicht op deze wijze wordt ingevuld, spreken we in deze bijdrage van het marktorde-ningsdoel van transparantie. Daarnaast kunnen toezichthouders informatie openbaar maken in het kader van hun verantwoordingsplicht. Transparantie is dan een instrument om het vertrouwen in en de legitimiteit van het toezicht of de toezichthouders te vergroten. We spreken hier van het toezichtdoel van transparantie.

Hoewel in de literatuur brede belang-stelling bestaat voor transparantie als instrument in het toezicht, heeft de discussie zich tot dusver toegespitst op de (theoretische) mogelijkheden van dit instrument en de risico’s. Er is ech-ter weinig empirisch onderzoek gedaan naar de wijze waarop openbaarmaking in de praktijk vorm krijgt en de invul-ling die toezichthouders in de praktijk geven aan het marktordeningsdoel en/ of het toezichtdoel. Daarbij is bijvoor-beeld de vraag of beide doelen worden nagestreefd, of één ervan de boventoon voert, en of ze goed te verenigen zijn. Wat dat laatste betreft, illustreert het recent instellen van verscherpt toezicht voor de IJsselmeerziekenhuizen in

Le-lystad en Emmeloord door de Inspectie Gezondheidszorg dat openbaarmaking van toezichtmaatregelen weliswaar de informatiepositie van consumenten ten goede komt, maar tot vragen leidt waarom de toezichthouder niet heeft eerder heeft ingegrepen. We stellen in deze bijdrage daarom de volgende vra-gen centraal: op welke wijze wordt in de

wetgeving en de praktijk van het toezicht invulling gegeven aan het marktorde-ningsdoel dan wel het toezichtdoel van openbaarmaking, en hoe verhouden deze doelen zich in de praktijk tot elkaar?

Op basis van de empirische bestu-dering van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) formuleren we een eerste antwoord op deze vragen. We hebben voor deze twee markttoe-zichthouders gekozen omdat dit type toezichthouder uitdrukkelijk tot taak heeft de informatiepositie van belang-hebbenden te verbeteren met het oog op een goede marktwerking – in te-genstelling tot de meer klassieke ‘keur-meesters’ zoals de Voedsel en Waren Autoriteit of de Onderwijsinspectie. Daarnaast moeten zij net als andere toezichthouders transparant zijn over hun eigen presteren en functioneren. Aan de hand van empirische gegevens verkennen we hoe de NZa en de AFM hiermee omgaan en welke doelstellin-gen en overwegindoelstellin-gen daarbij leidend zijn. Het empirisch materiaal waarop wij ons baseren, is verzameld door middel van documentenanalyse (wet- en regelgeving, beleidsdocumenten, openbare besluiten en persberichten van de AFM en de NZa) en tien inter-views met wat betreft het onderwerp deskundige medewerkers van de NZa en de AFM, brancheorganisaties en de Consumentenbond. Bij de AFM en de NZa is gesproken met stafmedewerkers

(3)

97

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

strategie en communicatie. We zijn ons ervan bewust dat beide organisaties in hun jonge bestaan nog weinig ervaring hebben opgedaan met het openbaar maken van (toezicht)informatie en dat er sprake is van een ontwikkelproces. Onze ambities zijn dan ook verken-nend van aard².

Dit artikel is als volgt opgebouwd. In de volgende paragraaf behandelen we enkele theoretische aspecten van transparantie in het toezicht. Daarna bespreken we de doelstellingen van openbaarmaking in de regelgeving over de zorgmarkt en fi nanciële markten. Vervolgens gaan we in op de praktijk van openbaarmaking door de NZa en de AFM en we ronden de bijdrage af met een bespreking van de belangrijk-ste bevindingen.

Instrumentele openbaarmaking in het markttoezicht

In Nederland – maar ook in de ons om-ringende landen – maken toezichthou-ders steeds vaker toezichtinformatie openbaar. We spreken van instrumen-tele openbaarmaking, omdat met de openbaarmaking een doel wordt nage-streefd (Michiels, 2007). De openbaar-making kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Allereerst is er een onderscheid te maken tussen openbaar-making van informatie op geaggregeerd niveau over het presteren of functione-ren van sectofunctione-ren of branches, zonder dat bedrijven of instellingen met naam en toenaam worden genoemd (bijvoor-beeld het rapport van de AFM over de kwaliteit van de hypotheekadvisering)³ en gedetailleerde informatie over in-dividuele bedrijven of instellingen (bijvoorbeeld rapporten van de Onder-wijsinspectie). In het verlengde hiervan kan worden onderscheiden tussen het publiek bekendmaken van informatie

naar aanleiding van een specifi ek inci-dent, zoals een overtreding, afwijkende situatie of een bepaald risico (bijvoor-beeld de Europese zwarte lijst van verbannen luchtvaartmaatschappijen), en generieke, systematische openbaar-making, zoals bijvoorbeeld het open-baar register van de Voedsel en Waren Autoriteit met controlegegevens over pesticiden op groenten en fruit in su-permarkten.4 Een derde onderscheid is

dat tussen openbaarmaking van presta-tiegegevens of kwaliteitsoordelen en de meer punitief getinte openbaarmaking van overtredingen en/of sancties. In dat laatste geval wordt wel gesproken van

naming and shaming, hoewel deze term

ook wel gereserveerd wordt voor actief stigmatiserende publicaties (Van Erp, 2007).

De vormgeving van de openbaarma-king houdt vaak verband met wat toe-zichthouders, beleidsmakers en/of de wetgever willen bereiken met trans-parantie in het toezicht. Zoals in de inleiding al werd opgemerkt, richten we ons in deze bijdrage op de twee be-langrijkste doelstellingen: het marktor-deningsdoel en het toezichtdoel. In het eerste geval wordt met het openbaar maken van toezichtinformatie een meer transparante markt beoogd. Van een transparante markt is sprake als alle marktpartijen (kunnen) beschik-ken over voldoende en betrouwbare informatie over eigenschappen van producten of diensten of de handelwij-ze van (andere) aanbieders (Baarsma en De Nooij, 2006: 3). In de praktijk is er echter vaak sprake van een informa-tieasymmetrie. Wanneer dit leidt tot

Niet alleen ‘naming

and shaming’

(4)

98

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

opportunistisch gedrag of suboptimale keuzes wordt de werking van de markt verstoord, een situatie die de over-heid met markttoezicht kan proberen te voorkomen of te corrigeren. De toezichthouder kan dan informatie verspreiden over gewenste of onge-wenste eigenschappen van producten, productieprocessen, producenten of afnemers. Deze openbaarmaking moet de reputatie van individuele aanbie-ders beïnvloeden om zo preferenties van consumenten en, in een volgende stap, de productiewijze van aanbie-ders in een bepaalde richting te sturen (Keuzenkamp e.a., 2003: 15). Deze informatie leidt tot ‘empowerment’ van consumenten en andere belanghebben-den omdat het hen in staat stelt tot het maken van een geïnformeerde keuze en zo aanbieders tot een ander gedrag

aan te zetten (Fung e.a., 2005; Weil e.a., 2006). Transparantie draagt op deze wijze bij aan de bescherming van publieke belangen, zonder dat hiervoor directe overheidsinterventies noodza-kelijk zijn (vergelijk Heald 2006). Naast het marktordeningsdoel wordt transparantie ook vanuit een toezicht-doel bepleit. Het gaat dan om open-heid van de toezichthouder over de beoordelingscriteria en werkwijze in het toezicht en de geboekte resultaten. Toezichthouders zijn politieke verant-woording schuldig aan ‘hun’ minister en leggen steeds vaker ook publieke verantwoording af aan andere belang-hebbenden, zoals de bedrijven en in-stellingen die onder toezicht staan en het brede publiek. De publieke

verant-woording moet het vertrouwen in en het maatschappelijk draagvlak voor het toezicht vergroten (TK 29 960, nrs. 1-2, p. 6; Bovens, 2005). Uit onderzoek dat op dit terrein is verricht, wordt duide-lijk dat transparantie kan bijdragen aan de legitimiteit van en het vertrouwen in de toezichthouder bij gezagsgetrou-we ondernemingen, doordat zichtbaar wordt gemaakt dat rotte appels worden aangepakt (Gunningham, Kagan en Thornton, 2004). Openbaarmaking van negatieve informatie of overtredingen leidt er soms toe dat de betreffende be-drijven hun gedrag aanpassen opdat ze beter voldoen aan wettelijke of maat-schappelijke normen (Meijer, 2008). Tot slot worden potentiële overtreders afgeschrikt door het risico dat ze repu-tatieschade lijden als de overtreding of sanctie door de toezichthouder actief openbaar wordt gemaakt (Braithwaite, 1989; Van Erp, 2007). Op die manier werkt openbaarmaking ook preventief. De doelstellingen van

openbaarmaking in de regelgeving over de zorgmarkt en fi nanciële markten

Doelstellingen van openbaarmaking in de Wet marktordening gezondheidszorg

De Wet marktordening gezondheids-zorg (Wmg) legt de primaire verant-woordelijkheid voor goed werkende zorgmarkten bij consumenten, aan-bieders en verzekeraars. Consumenten verkeren echter in een informatieach-terstand: in hun rol als patiënt of verze-kerde hebben zij onvoldoende kennis van de medische noodzaak en de kwa-liteit van een behandeling of de relatie tussen premie en verzekerde zorg om een krachtige speler te kunnen zijn. De wetgever verplicht zorgaanbieders en zorgverzekeraars daarom om pa-tiënten en verzekerden van adequate informatie te voorzien zodat zij een

Marktordenings- en

toezichtsdoel

(5)

99

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

geïnformeerde keuze kunnen maken ten aanzien van bijvoorbeeld een be-handeling of een verzekering (MvT, p. 4). Als zorgaanbieders of zorgverze-keraars in gebreke blijven, is de NZa bevoegd toezichtinformatie – de wet-gever spreekt van transparantie-infor-matie voor de consument – openbaar te maken, zodat consumenten een wel-overwogen keuze kunnen maken. Deze bevoegdheid moet volgens de wetgever worden gezien als uiterste middel om marktgedrag te stimuleren.

Het door de NZa openbaar maken van toezichtinformatie kan de vorm aanne-men van het publiceren van informatie op geaggregeerd niveau, bijvoorbeeld gegevens die verzameld zijn door col-lectieve periodieke of individuele be-vraging, marktonderzoek of klachten. Daarnaast kan het gaan om de open-baarmaking van een normovertreding door een individuele aanbieder of de opgelegde bestuursrechtelijke sanctie. Deze tweede vorm is alleen toegestaan als de aanbieder geen gehoor geeft aan een eerder door de NZa gegeven aanwijzing. Voor beide vormen geldt dat de wetgever geen ‘leedtoevoeging’ beoogt, al wordt niet uitgesloten dat openbaarmaking in de praktijk wel als zodanig kan worden ervaren. In het wettelijk verplichte Handhavingsplan geeft de NZa aan terughoudend te wil-len omgaan met de bevoegdheid tot openbaarmaking en mogelijke reputa-tieschade en het consumentenbelang zorgvuldig tegen elkaar af te wegen (p. 16).

Doelstellingen van openbaarmaking in de Wet op het financieel toezicht (Wft)

Ook op de fi nanciële markten hebben consumenten een informatieachter-stand, zo stelt de Wet op het fi nancieel toezicht. Het primaire oogmerk van de openbaarmaking in de wet is het

waar-schuwen van het publiek voor onbe-trouwbare fi nanciële ondernemingen of producten. De AFM heeft de bevoegd-heid tot het uitvaardigen van een open-bare waarschuwing of het publiceren van een boete of dwangsom. De AFM kan een openbare waarschuwing uit-vaardigen als verbodsbepalingen uit de wet worden overtreden, bijvoorbeeld

als beleggingsproducten worden aange-boden zonder vergunning. De openbare waarschuwing wordt door de wetgever uitdrukkelijk als preventief instrument betiteld. De waarschuwing kan worden uitgevaardigd op een moment wan-neer nog niet is besloten tot concrete handhavingsmaatregelen. Door de pu-blicatie het karakter te geven van een waarschuwing, wordt het juist mogelijk in een vroeg stadium te publiceren, zo stelde minister Zalm tijdens de Kamer-behandeling. Indien nodig kan de toe-zichthouder later nog een boete of last onder dwangsom opleggen.

Ook de publicatie van boetes en dwang-sommen heeft een waarschuwend ka-rakter. Van beoogde leedtoevoeging of vergelding is geen sprake (TK 2005-2006, 29 708, no. 19, p. 302). Wel beoogt de wetgever naast het waar-schuwingseffect voor consumenten met de openbaarmaking van boetes en dwangsommen beter zichtbaar te ma-ken dat de toezichthouder handhavend optreedt. Publicatie brengt als ‘neven-effect’ met zich mee dat ‘het voor par-tijen op de fi nanciële markten duidelijk wordt dat de toezichthouder optreedt indien er bepaalde regels worden

over-Verschillende

vormen van

publicatie

(6)

100

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

treden’ (TK 2005-2006, 29 708, no. 19, p. 301). De wetgever duidt dit zelf aan met de term ‘normoverdracht’.

Samenvattend kan worden gesteld dat de wetgever de openbaarmaking van toezichtinformatie in de fi nanciële en

de zorgmarkt vooral heeft bedoeld als instrument om consumenten tot een geïnformeerde keuze in staat te stellen met het oog op een goede werking van deze markten. Het marktordeningsdoel staat in beide wetten dus voorop. In de wetgeving voor de fi nanciële markt herkennen we daarnaast ook het toe-zichtdoel: de normoverdracht die met de transparantie gepaard gaat, zou bij-dragen tot een grotere legitimiteit van het toezicht. Gedragsverandering bij de aanbieders door afschrikking of leed-toevoeging is op geen van beide mark-ten een zelfstandig doel, al realiseert de wetgever zich dat openbaarmaking dit effect kan hebben.

De fi nanciële en de zorgmarkt ver-schillen in het stadium waarop open-baarmaking wordt ingezet. Waar in de fi nanciële markt wordt verwacht dat vroegtijdig tot openbaarmaking wordt overgegaan, is het in de zorgmarkt eer-der een ‘last resort’. Daarnaast geeft de NZa in haar handhavingsbeleid aan ‘terughoudend’ te willen omgaan met de mogelijkheid tot openbaarmaking, terwijl de AFM hierover (nog) geen beleid heeft vastgelegd. In de volgende paragraaf zullen we bekijken welke doelstellingen en overwegingen in de praktijk leidend zijn voor de NZa en de AFM.

Openbaarmaking in de praktijk

Openbaarmaking in de praktijk van de NZa

De NZa heeft in verschillende persbe-richten op geaggregeerd niveau infor-matie over het gedrag van marktpartij-en naar buitmarktpartij-en gebracht. Voorbeeldmarktpartij-en hiervan zijn internetapotheken die met hun aanbod onbewust in overtreding waren en fysiotherapeuten die niet vol-deden aan de plicht om zichtbaar voor patiënten een standaardprijslijst op te hangen. De reden om hierover infor-matie openbaar te maken was, zo blijkt uit het interview met een inspecteur en een beleidsmedewerker Strategie van de NZa, om de sector te tonen dat de NZa haar taak serieus neemt. De pers-berichten maken volgens deze geïnter-viewden duidelijk wat de norm is en geven een signaal af aan de sector dat (verdere) overtredingen moeten wor-den voorkomen en aan de consument dat de NZa het consumentenbelang behartigt. De NZa heeft tot dusver ook tweemaal een persbericht naar buiten gebracht over een individuele zorgin-stelling. In het eerste bericht (6 juni 2008) maakte de NZa bekend dat ze een inval in het Sint Lucas Ziekenhuis in Winschoten heeft gedaan omdat er een sterk vermoeden bestond dat het ziekenhuis verkeerde declaraties op-stelde. Korte ziekenhuisbezoeken zou-den worzou-den geregistreerd als complete ligdag, en wachttijd zou worden geregi-streerd als opnametijd. De NZa kondigt een toezichtonderzoek aan, waarover tot dusver niet nader in de media is be-richt. In het tweede persbericht (10 juli 2008) meldt de NZa dat ze een gesprek heeft gevoerd met verzekeraar Meavita over de patiëntenstop in de thuiszorg. In beide berichten gaat het niet om een publicatie van overtredingen die aan-leiding zijn geweest voor het geven van een aanwijzing. Het gaat om

onderwer-Verschillen in de

praktijk

(7)

101

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

pen die (vanwege de zichtbaarheid van de inval in het ziekenhuis, of de maat-schappelijke onrust naar aanleiding van de patiëntenstop) toch al wel bekend zouden worden.

De NZa heeft tot op heden niet voor de keuze gestaan of zij publiek bekend zal maken dat een overtredende individue-le aanbieder een aanwijzing van de NZa naast zich neerlegt. De geïnterviewde medewerkers verwachten dat de NZa ook in een dergelijke situatie terug-houdend omgaat met de mogelijkheid tot openbaarmaking en geven hiervoor als reden dat de NZa nog nieuw is als toezichthouder. In de afweging weegt volgens hen verder zwaar of, en zo ja in welke mate een consumentenbelang rechtstreeks wordt geschaad. Bij over-tredingen van bijvoorbeeld administra-tieve verplichtingen, die consumen-ten weinig zullen zeggen, zal de NZa volgens de geïnterviewden niet snel een overtreding publiceren. De NZa zal dan het consumentenbelang langs een andere weg proberen te bescher-men, bij voorkeur door verzekeraars of zorgaanbieders in een brief of een persoonlijk gesprek op de overtreding aan te spreken. De angst voor negatieve publiciteit is doorgaans voldoende om de overtreding te beëindigen. Wordt het consumentenbelang wél direct ge-schaad, dan is het voor de openbaar-making van belang of patiënten of verzekerden ernstige risico’s lopen. Als bijvoorbeeld malafi de of slechte zieken-huizen de gezondheid van patiënten in gevaar brengen of als een buitenlandse verzekeraar op de Nederlandse markt met zorgverzekeringspolissen komt die niet aan de wet voldoen, dan zou de NZa tot publicatie overgaan om consu-menten te waarschuwen.

Onze conclusie is dat de NZa in de praktijk de toezichtinformatie vooral

zelf gebruikt om aanbieders ‘achter de schermen’ tot normconform gedrag te bewegen. Voor zover informatie naar buiten wordt gebracht, is dit niet alleen ter bevordering van een transparante markt voor consumenten, maar ook om als nieuwe toezichthouder geloofwaar-dig over te komen en de bewustwording en naleving van normen in de sector te vergroten. In de praktijk speelt dus niet alleen het marktordenings- maar ook het toezichtdoel een rol.

Openbaarmaking in de praktijk van de AFM

De AFM kent zoals gezegd twee typen publicaties: de openbare waarschuwing en de publicatie van sancties (de last on-der dwangsom en de bestuurlijke boe-te). De openbare waarschuwingen zijn tot dusver uitgevaardigd tegen onderne-mingen waarvan duidelijk is aangetoond dat ze in Nederland effecten aanbieden zonder vergunning. In andere gevallen (waarbij dit minder duidelijk is) doet de AFM aangifte of start ze zelf een onder-zoek. In deze gevallen zou de AFM strikt genomen een openbare waarschuwing kunnen uitvaardigen om het publiek te waarschuwen voor deze aanbieders. De AFM gaat hier in de praktijk echter zeer terughoudend mee om. Bedrijven die over een vergunning beschikken en dus met naam en adres bekend zijn, krijgen van de AFM lange tijd de kans om in-formatie voor het toezichtonderzoek aan te leveren. Omdat tussen het eerste informatieverzoek en de uiteindelijke dwangsom soms enkele maanden zit, is het denkbaar dat nieuwe klanten zich in die periode bij de aanbieder aanmelden. Binnen de AFM bestaat discussie over de vraag of niet actiever van de openba-re waarschuwing gebruikgemaakt zou moeten worden. Verschillende geïnter-viewden concluderen dat de wet bedrij-ven beter beschermt dan

(8)

consumen-102

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

ten. Tegelijkertijd wordt de openbare waarschuwing binnen de AFM als een redelijk zwaar middel beschouwd. Met het oog op de legitimiteit van het toe-zicht kiest de AFM voor een zorgvuldig publicatiebeleid en een terughoudend gebruik van de mogelijkheid van een openbare waarschuwing.

In de interviews met medewerkers van de AFM is gevraagd naar het beoogde effect van de openbaarmaking in de praktijk. De geïnterviewden maken daarbij onderscheid tussen het doel van de openbare waarschuwing en dat van de publicatie van opgelegde sanc-ties. Voor de openbare waarschuwing is het doel dat de consument niet in zee gaat met de betreffende aanbieder. De publicatie van sancties daarentegen blijkt in de praktijk in eerste instantie gericht op de marktpartijen (onderne-mers). Het gaat om overtredingen die door de geïnterviewde respondenten bij de AFM en brancheorganisaties als relatief licht wordt betiteld (het niet-verstrekken van informatie) en niet direct op onbetrouwbaarheid van de aanbieder duiden. Het waarschuwen van consumenten is daarom niet altijd aan de orde. Publicatie van boetes en dwangsommen is tevens bedoeld om duidelijk te maken welke invulling de AFM geeft aan open normen en om po-tentiële overtreders af te schrikken en normgetrouwe ondernemers te laten zien dat overtreders worden aangepakt. Een voorbeeld is de boete aan de Bel-gische bank KBC vanwege overtreding van het verbod op marktmanipulatie. In het persbericht (14 maart 2008)

beschrijft de AFM vrij uitgebreid op welke wijze de KBC Bank de koers van het aandeel KBC heeft gemanipuleerd. Deze tekst is zo gekozen om andere bedrijven die actief zijn op de beurs duidelijk te maken waar de grens ligt tussen verboden en toegestaan handels-gedrag. Elke fi nanciële onderneming opereert immers op het scherp van de snede, en nu is, naar het oordeel van de geïnterviewde AFM-medewerkers, een duidelijke grens getrokken. Com-pliance afdelingen van andere banken zijn dan ook de doelgroep van dit be-richt volgens deze respondenten, niet de consument.

Concluderend legt de AFM in de prak-tijk omwille van de legitimiteit van het toezicht een grotere nadruk op de rechtsbescherming van ondernemingen dan op het waarschuwen van consu-menten. Dit blijkt zowel uit terughou-dendheid bij het vroegtijdig publiceren van een openbare waarschuwing als uit de inhoud van de publicaties over sanc-ties, die primair tot ondernemingen zijn gericht. In de toezichtpraktijk is het doel van de publicatie van sancties niet het bevorderen van transparante keuzes van consumenten en marktor-dening, maar het overdragen van nor-men en het afgeven van een signaal aan ondernemers dat overtredingen wor-den bestraft, om de effectiviteit van het toezicht te bevorderen.

Bevindingen en conclusie

Ondanks de groeiende populariteit van transparantie in het toezicht weten we nog weinig over de wijze waarop toe-zichthouders in de praktijk omgaan met openbaarmaking als instrument. In deze bijdrage bespreken we de uitkom-sten van een onderzoek ter verkenning van de doelstellingen en overwegingen die in de praktijk leidend zijn voor de

Publicatie gericht op

marktpartijen

(9)

103

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

wijze waarop de AFM en de NZa om-gaan met de mogelijkheid toezicht-informatie openbaar te maken. We hebben twee markttoezichthouders bestudeerd, de AFM en de NZa, die re-cent een wettelijke bevoegdheid heb-ben gekregen om toezichtinformatie openbaar te maken. In beide gevallen heeft de wetgever primair het oogmerk gehad de informatiepositie van consu-menten te verbeteren ten behoeve van een goed functionerende fi nanciële en zorgmarkt. Met andere woorden, in de wetgeving op beide terreinen staat het marktordeningsdoel van transparantie voorop. In de fi nanciële markt is trans-parantie daarnaast ook gericht op het realiseren van toezichtdoelen, doordat openbaarmaking van sancties een vorm is van normoverdracht.

Een eerste bevinding met betrekking tot de praktijk is dat beide toezichthou-ders vooral veel waarde hechten aan de legitimiteit van het toezicht bij de orga-nisaties die onder toezicht staan. Beide toezichthouders zijn recent opgericht en moeten zich nog bewijzen. Dit leidt tot enige terughoudendheid bij het openbaar maken van gegevens over in-dividuele instellingen en ondernemin-gen. De NZa heeft tot dusver alleen een persbericht uitgebracht over individu-ele instellingen als de media-aandacht hiertoe aanleiding gaf. De AFM is ver-plicht alle sancties te publiceren, maar heeft wel keuzevrijheid bij de publi-catie van een openbare waarschuwing. Met het oog op de legitimiteit van het toezicht worden openbare waarschu-wingen alleen gepubliceerd als zeker is dat de wet wordt overtreden. In twij-felgevallen weegt de rechtspositie van de mogelijke overtreder zwaarder dan het risico dat consumenten gedurende enkele maanden lopen om met een ma-lafi de aanbieder in zee te gaan.

Een tweede bevinding is dat de NZa en de AFM hun verantwoordelijkheid voor een goed functioneren van de markt wat anders benaderen dan de wetgever. Deze laatste ziet in de openbaarmaking van toezichtinformatie een instrument om consumenten tot een geïnformeerde keuze in staat te stellen ten behoeve van een betere marktwerking. Het

verbete-ren van de informatiepositie van consu-menten lijkt in de praktijk echter niet al te zwaar te wegen. De NZa en de AFM gebruiken de openbaarmaking vooral als instrument om zélf het consumentenbe-lang veilig te stellen door een goede na-leving van regelgeving door ondernemin-gen en instellinondernemin-gen te bevorderen. De NZa gebruikt de toezichtinformatie in de praktijk vooral om aanbieders ‘achter de schermen’ tot normconform gedrag te bewegen. De AFM richt de boodschap bij de publicatie van boetes en dwangsom-men tot ondernemingen om duidelijk te maken welke normen de AFM hanteert en om te laten zien dat tegen normover-tredingen wordt opgetreden. Door de invulling die de twee toezichthouders aan hun wettelijke bevoegdheden geven, fungeren zij niet zozeer als ‘doorgeefl uik’ in de informatievoorziening aan consu-menten op een markt waarin aanbieders een informatievoorsprong hebben, zo-als de wetgever heeft bedoeld. Veeleer treden zij op als ‘marktmeester’ die de belangen van consumenten rechtstreeks beschermt door controlerend en hand-havend op te treden.

Uit dit onderzoek is gebleken dat het marktordeningsdoel en het

toezicht-Legitimiteit

toezicht en goed

functioneren markt

(10)

104

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2009 – 2

doel zich in de praktijk niet altijd laten verenigen. Toezichthouders ervaren dat het openbaar maken van informatie aan consumenten hun legitimiteit bij de onder toezicht gestelde ondernemin-gen kan ondermijnen. Zij laten zich bij de openbaarmaking daarom minstens evenzeer leiden door het toezichtdoel als door het marktordeningsdoel. De eigen invulling, doelen en keuzes van de toezichthouder verdienen daarom naar onze mening meer aandacht in het denken over transparantie als instru-ment in het toezicht. Vooral waar het marktordeningsdoel en het toezicht-doel elkaar in de weg (kunnen) staan, is het belangrijk om de rol van toezicht-houder te problematiseren, zowel in theoretisch als in beleidsmatig opzicht. Noten

1 Dr Judith van Erp ontvangt voor het onderzoek waarover in deze bijdrage wordt gerapporteerd een persoonsgebonden subsidie van NWO. 2 Het onderzoek waarop dit artikel is gebaseerd, is

begin december 2008 afgesloten.

3 AFM, Kwaliteit advies en transparantie bij hypothe-ken. Oriëntatiepunt voor een goede adviespraktijk, 2007, via www.afm.nl.

4 Via www.vwa.nl/openbare controlegegevens.

Literatuur

Algemene Rekenkamer, Toezicht op markten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 960, nrs. 1-2. Baarsma, B. en M. de Nooij, Calculus van het publiek

belang op de elektriciteitsmarkt, SEO, Amsterdam,

2006.

Bovens, M., ‘Publieke verantwoording: een analyseka-der’, in: W. Bakker & K. Yesilkagit (red.), Publieke

verantwoording, Boom, Amsterdam, 2005.

Braithwaite, J., Crime, shame and reintegration, Cambridge University Press, Cambridge, 1989. Dorbeck-Jung, B., M. Oude Vrielink-Van Heffen en G.

Reussing, Open normen en regeldruk – Een

onder-zoek naar de kosten en oorzaken van irritaties bij open normen in de kwaliteitszorg, rapport 1 in de

Institute for Governance Studies-reeks, 2007. Erp, J. van, Informatie en communicatie in het

handha-vingsbeleid, Inzichten uit wetenschappelijk onderzoek,

Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2007. Fung, A., M. Graham, D. Weil en E. Fagotto, ‘From food

to finance: what makes disclosure policies effec-tive?’, Taubman Center Policy Briefs 3, 2005.

Gunningham, N., R. Kagan en D. Thornton, ‘Social License and Environmental Protection: Why Busi-nesses Go Beyond Compliance’, in: Law & Social

Inquiry, 2004, p. 307-341.

Heald, D., (2006) Transparency as an instrumental value, in: Hood, C. en D. Heald (Eds.) (2006) Transparency.

The key to better governance? Proceedings of the

British Academy 135 (Oxford UP).

Hood, C., (2006) Transparency in historical perspecti-ve, in: Hood, C. en D Heald (Eds.) (2006)

Transpa-rency. The key to better governance? Proceedings of

the British Academy 135 (Oxford UP).

Keuzenkamp Hugo, Jules Theeuwes en Michiel de Nooij, Aan de schandpaal – de economische

bete-kenis van ‘naming and shaming’, SEO, Amsterdam,

2003.

Leeuw, F., B. Leeuw en F. Willemsen, ‘Toezicht en inspectie in maten en soorten’, in: Tijdschrift voor

Criminologie, 2008, no. 2, p. 96-113.

Meijer, A., ‘Does Transparency lead to more compli-ance? Critical remarks on the relation between transparency and compliance’, in: Europan Food and

Feed Law Review, 2007, p. 264-269.

Meijer, A., Openbaarmaking van handhavingsinformatie,

Leren van de ervaringen van Deense en Limburgse Toezichthouders, Boom Juridische uitgevers, Den

Haag 2008.

Michiels, F.C.M.A., Te kijk gezet, Een verkennend

onderzoek naar de juridische mogelijkheden en beperkingen van instrumentele openbaarmaking van inspectiegegevens, met name door middel van ‘naming and shaming’, in het bijzonder voor enkele beleidsterreinen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat,

Den Haag, 2007.

O’Neill, O., ‘Transparency and the ethics of communi-cation’, in C. Hood en D. Heald (Eds.), Transparency.

The key to better governance?, Oxford University

Press, Oxford, 2006.

Rhodes, R., Understanding Governance: Policy Networks,

Governance, Reflexivity and Accountability, London,

Open University Press, 1997.

Scharpf, F., Governing in Europe: Effective and

Democra-tic?, Oxford University Press, Oxford, 1999.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30 186, nr. 3, Regels inzake marktordening, doelmatigheid en

beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheids-zorg), Memorie van Toelichting.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29 708, nr. 19,

Regels met betrekking tot de financi‘le markten en het toezicht daarop (Wet op het financieel toezicht), Vierde nota van wijziging.

Weil, D., A. Fung, M. Graham en E. Fagotto, ‘The effec-tiveness of regulatory disclosure policies’, Journal

of Policy Analysis and Management 25(1), 2006,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat

In totaal zijn 14 boetewaardige overtredingen vastgesteld binnen het risicogebied Welzijn voor het slachten, waarvan er 2 nog niet volledig afgewikkeld zijn, omdat de

Vooral diegenen die onder verscherpt toezicht zijn gesteld, hebben het gevoel te worden overvallen door de maatregel, in het bijzonder de korte (24 uur) termijn waarbinnen zij

3.2 Uitdrukkelijk wordt bepaald dat indien Opdrachtnemer geen btw in rekening brengt, maar voor (een deel van) de Diensten geen vrijstelling van btw blijkt te bestaan, deze niet ten

Daarom wordt als uitgangspunt vastgesteld dat elk rapport van bevindingen, nadat belanghebbenden in een eerdere fase in de gelegenheid zijn gesteld om daarover hun zienswijze

WDP kondigt aan een op 12 februari 2021 gedateerde gezamenlijke transparantiekennisgeving te hebben ontvangen, waaruit blijkt dat (o.m.) BlackRock Inc., BlackRock

Vermeld bedrag zijn de kosten die zijn betaald voor de minister voor zijn reis naar Japan.. Economische Zaken Retouradres: Postbus 20061, 2500 EB

Het verzoek heeft betrekking op informatie omtrent de inhuur door het Commissariaat van externe diensten en leveringen boven een bedrag van € 50.000,-, waarbij is afgeweken van