onderzoek naar herinrichtingsprincipes
van voormalige stortplaatsen
in het nederlandse landschap
martijntje van der meiden jennifer welink jacqueline ram
(
on
)
opvallend afval
voorwoord
Voor u ligt het rapport ‘(On)opvallend afval’. Het is de rapportage van het ontwerpondersteunend onderzoek wat heeft plaatsgevonden van december 2011 tot en met februari 2012. Het onderzoek is onderdeel van het
afstudeerjaar van de deeltijdstudie Tuin- en Landschapsarchitectuur van Van Hall Larenstein.
De onderzoeksvraag luidt:
‘Hoe kunnen voormalig stortplaatsen herbestemd en hergebruikt worden in ruimtelijke en funktionele zin in relatie tot de gewenste context?’
De onderzoeksvraag komt voort uit een probleemstelling binnen het
projectgebied van ons afstudeerproject. In dit projectgebied bevinden zich twee baggerslibdepots. De vraag ontstond welke ontwerpmiddelen ingezet kunnen worden voor een goede transformatie van deze objecten.
Onze dank gaat uit naar de docenten van Van Hall Larenstein en alle gastsprekers voor de goede begeleiding en inspirerende en
verhelderende presentaties. Ook willen we graag Ruwan Aluvihare bedanken voor de begeleiding van het bezoek van het referentiegebied Diemerpark,
ontwerpen en inpassen van golfbanen in het landschap en Harrie Heerink voor zijn uitleg over golfbanen en het toesturen van nuttige bestanden. We hebben veel plezier gehad en veel geleerd van het bezoeken van de referentiegebieden, het kijken met een ontwerpersoog en het sparren over, en interpreteren van wat we zagen. Hopelijk is dit onderzoek ook voor anderen bruikbaar om verheldering te geven over hoe hoger gelegen depots en stortplaatsen kunnen worden heringericht en herbestemd.
Martijntje van der Meiden Jennifer Welink
3
Colofon 0 Voorwoord 2 Inhoud 3 Samenvatting 4 1. Inleiding 6 2. Onderzoek 8 3. Techiek 10 4. Referentiegebieden 14 4.1 Friese Pad 14 4.2 Diemerpark 22 4.3 Volgermeerpolder 30 4.4 Broekpolder 38 4.5 Naarderbos 46 5. Conclusies 54 Bronnen 64 Bijlagen 67Bijlage 1 Selectiecriteria referentiegebieden 68
Bijlage 2 Golfkennis 69
Bijlage 3 Inventarisatietielijst 70
inhoud
samenvatting
Voor het afstudeerjaar van de opleidingTuin- en Landschapsarchitectuur van Larenstein is na het maken van een masterplan voor het gebied Bonnen- en Oranjebuitenpolder bij Hoek van Holland dit ontwerpondersteunend onderzoek uitgevoerd.
In het ontwerpgebied liggen twee voormalige baggerslibdepots. Ze liggen zes meter boven maaiveld en de bodem is vervuild. Bij de herinrichting van het gebied zullen deze baggerslibdepots een nieuwe bestemming krijgen.
Om inzicht te krijgen in de
ontwerpmiddelen die gebruikt kunnen worden bij deze herinrichting is een ontwerpondersteunend onderzoek gestart met als doel:
het vinden van ontwerpmiddelen die gebruikt kunnen worden bij de transformatie en herbestemming van hoger gelegen stortplaatsen in het landschap die te maken hebben met vervuilde grond, zoals baggerslibdepots of vuilstortplaatsen.
Van daaruit is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
Hoe kunnen hoger gelegen stortplaatsen herbestemd en hergebruikt worden in ruimtelijke en functionele zin in relatie tot de gewenste context?
Het onderzoek is relevant en de resultaten zijn breder toepasbaar
en er in Nederland circa 6.000 van dit soort terreinen liggen. Het is van maatschappelijk belang dat voor dit soort terreinen de negatieve associatie van vervuiling kan omkeren naar een positieve beleving.
De opzet van het onderzoek is beschrijvend en vergelijkend. Het onderzoeksteam heeft hiervoor een matrix van relevante aspecten ontwikkeld. Hiervoor is een
literatuuronderzoek uitgevoerd en zijn diverse gesprekken gevoerd met deskundigen.
De ontwikkelde matrix is getoetst aan de hand van vijf geselecteerde referentiegebieden. Voor de selectie is een aantal criteria opgesteld. Na de selectie zijn de referentiegebieden bezocht en beschreven volgens de ontwikkelde matrix.
Op basis van de matrix zijn de 5 referentiegebieden met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Hierdoor wordt een interessante inkijk gegeven in de wereld van vuilnisbelten en baggerslibdepots. Bovendien is er ook een vernieuwende ordening van ontwerpprincipes gevonden.
De opbouw van de matrix is
gebaseerd op drie ontwerpstrategieën: camoufleren, inpassen en accentueren. En op drie categorien van inrichtings-middelen: functie, vorm en beleving.
Aan de hand van de analyse van de 5 referentiegebieden blijkt dat de gebruikte bodemsaneringsmethode en de daarmee samenhangende technische installaties (zoals
affakkelinstallaties, putten en pijpen) een belangrijke randvoorwaarde is bij de herinrichting van stortplaatsen. De aangetroffen variatie is afhankelijk van de mate en type van de vervuiling. Meestal zijn civieltechnische en geohydrologische maatregelen getroffen als saneringsmethode. Soms zijn natuurlijke processen ingezet als saneringsmaatregel.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelde ontwerpmatrix goed bruikbaar is om hoger gelegen stortplaatsen die herbestemd en hergebruikt moeten worden in ruimtelijke en functionele zin, te beschrijven in relatie tot de gewenste context.
Ten aanzien van het gebruik van de ontwerpmiddelen kan geconcludeerd worden dat een ontwerper de
keuze maakt bij het herinrichten van voormalige stortplaatsen om de specifieke kenmerken van een voormalige stortplaats in te passen of juist te benadrukken. Ook een totale ontkenning of omkering van het
afvalverleden en/of vorm, camoufleren, behoort tot de mogelijkheden.
Het resultaat van het onderzoek, de ontwerpmiddelen, zijn goed bruikbaar
5
x
=ontwerpprincipeCAMOUFLEREN
INPASSEN
ACCENTUEREN
infra
x
x
water
zones/ programma
x
richting
x
vormtaal
x
materiaal
x
massa & ruimte
x
zichtbaarheid
x
reliëf/maat & schaal
x
x
stortbeleving
x
FUNCTIE
VORM
BELEVING
INRICHTINGS-MIDDELEN
TOV CONTEXT
voorbeeldmatrix
RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 5 17-2-2012 1:40:301.
inleiding
AANLEIDING
In het afstudeerjaar van de deeltijdstudie Tuin- en
Landschapsarchitectuur van Van Hall Larenstein wordt door de studenten een ontwerpondersteunend onderzoek gedaan. Dit ontwerpondersteunend onderzoek vindt plaats na het maken van het masterplan voor het gebied ‘Bonnen- en Oranjebuitenpolder’ gelegen in Zuid-Holland, tussen Hoek van Holland en Maassluis. Dit onderzoek moet leiden tot een aantal ontwerpmiddelen die later bij het deelontwerp worden ingezet. Binnen het ontwerpgebied ligt een baggerslibdepot dat inmiddels niet meer in gebruik is. Dit hoog in het landschap liggende terrein krijgt in de toekomst een nieuwe bestemming, bijvoorbeeld voor wonen, recreatie of natuur.
Tijdens de masterplanfase bij het indelen van het terrein, kwam het baggerslibdepot ter sprake als kans om extra’s te creëren voor het totale gebied. Nog onduidelijk was wat de mogelijkheden zijn voor herinrichting. De belangrijkste kenmerken van het baggerslibdepot zijn dat er vervuilde grond ligt en dat het is een vreemd rechtlijnig hoog object in het landschap is. Interessant om te onderzoeken was welke invloed de vervuiling heeft op de uiteindelijke bestemming; wat kan en wat mag op een baggerslibdepot, en hoe kan worden omgegaan met het reliëf en de randen van een dergelijk object.
STORTPLAATSEN
Het onderzoek is uitgebreid door baggerslibdepots breder te trekken naar afvalstortplaatsen. Hier speelt de problematiek van vervuiling en reliëf een nog prominentere rol en verwachten we duidelijkere voorbeelden te vinden van
ontwerpmiddelen. Daarnaast maakt het breder trekken van het onderzoek de uitkomsten waardevol voor meer mensen omdat er veel meer afvalstortplaatsen zijn in Nederland die heringericht moeten worden.
Hieruit is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:
Hoe kunnen hoger gelegen stortplaatsen herbestemd en hergebruikt worden in ruimtelijke en funktionele zin in relatie tot de gewenste context?
PROBLEMATIEK
Verspreid in Nederland liggen ruim 6000 voormalige stortplaatsen. Ze liggen in landelijke gebieden en ook nabij, of zelfs in, de bebouwde kom. In de jaren zestig en zeventig is naast huishoudelijk afval veel chemisch afval gestort. Na de Lekkerkerkaffaire, een
nieuwbouwwijk die op zwaar vervuilde grond bleek te staan en gesaneerd moest worden, kwam er aandacht voor de vervuilde terreinen. In de jaren tachtig en negentig werden de plannen gemaakt om de terreinen te saneren en te herinrichten.
Nu is de vraag naar herinrichtings-plannen van voormalige stortplaatsen actueel zoals ook in het gebied ‘Bonnen- en Oranjebuitenpolder’. Het
meer gestort wordt. Nieuwe technieken en een andere instelling hebben geleid tot meer verwerking en recyclen van afval. Wat over blijft wordt verbrand. Hiermee worden de stortplaatsen relicten uit het verleden die iets vertellen over een tijdsgeest.
Door grondschaarste wordt de belangstelling voor de voormalige stortplaatsen groter. Daarbij worden de stortplaatsen niet meer gezien als noodzakelijk kwaad maar als kans om een nieuwe bestemming te realiseren waarbij iets negatiefs (de vervuiling) kan worden omgezet naar iets positiefs (waarde voor mensen, flora en fauna).
7
•
LEESWIJZER
Hoofdstuk 2 Onderzoek, gaat in op de onderzoeksvraag, de deelvragen en de onderzoeksmethodiek. Vanuit literatuuronderzoek en begeleiding op school is stelling genomen in manieren hoe om te gaan met zo’n terrein. De vervuiling in de bodem en welke nieuwe bestemming het terrein gaat krijgen heeft gevolgen voor de manier van bodemsanering. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op regelgeving en technische aspecten die spelen bij de herinrichting van een stortplaats. Vijf verschillende terreinen zijn beschreven in hoofdstuk 4 Referentiegebieden. Hier worden verschillende aspecten die specifiek zijn voor hoger in het landschap liggende stortterreinen geinventariseerd en geanalyseerd.
In hoofdstuk 5 Conclusies worden de uitkomsten van analyse voor de verschillende terreinen vergeleken en getoetst aan de 3 manieren van omgaan met een stortplaats zoals beschreven in hoofdstuk 2. Uit die vergelijking wordt een aantal ontwerpprincipes uitgewerkt. Voor dit rapport zijn nog enkele ‘leesregels’ van toepassing.
Alle plattegronden in dit rapport zijn •
noordgericht.
Legenda’s zijn te vinden in de •
uitklapbare achterflap van het rapport.
Schaal is aangegeven per •
afbeelding of serie afbeeldingen door een maatbalkje.
Voor zover mogelijk is de schaal van •
vergelijkbare afbeeldingen gelijk. Soms is daar voor de duidelijkheid van afgeweken.
DOEL
Doel van het onderzoek is het vinden van ontwerpmiddelen die gebruikt kunnen worden bij de transformatie en herbestemming van hoger gelegen stortplaatsen in het landschap die te maken hebben met vervuilde grond, zoals baggerslibdepots of vuilstortplaatsen.
HOOFDVRAAG
Van daaruit is de volgende hoofdvraag geformuleerd:
Hoe kunnen hoger gelegen stortplaatsen herbestemd en hergebruikt worden in ruimtelijke en funktionele zin in relatie tot de gewenste context?
DEELVRAGEN
De antwoorden op de volgende deelvragen zullen antwoord geven op de hoofdvraag.
Hoe verhoudt de afwerklaag zich •
met de gewenste bestemming en gebruik?
Hoe verhoudt het watersysteem •
zich met de gewenste bestemming en gebruik?
Welke wisselwerkingen worden •
toegepast met de directe omgeving in ruimtelijke,
programmatische of ecologische zin?
Hoe verhoudt de vormgeving •
van het stortlichaam zich met de omliggende landschapspatronen en bijbehorende schaalgrootte? Hoe zijn de randen vormgegeven in •
relatie met de directe context? Wat voor programma/welke •
functies zijn er op een voormalige stortlokatie?
In hoeverre is de oorspronkelijke •
SOORT ONDERZOEK
Door terreinen te beschrijven en te vergelijken die aan bepaalde criteria voldoen die ook gelden voor het terrein in de ontwerpopgave, verwachten we conclusies te kunnen trekken ten aanzien van de inzetbare ontwerpmiddelen.
WERKWIJZE
Voor het onderzoek zijn 3 onderzoeken als voorbeeld en inspiratie genomen: - Nieuwe landgoederen in woord en beeld, analyses, handreikingen en ontwerpsuggesties door de Provincie Gelderland
- Wastescape, ontwikkelingskansen voor voormalige stortlocaties door Vera Yanovshtchinsky architecten bv en Grontmij
- Ont-dekt!, voormalige zandgroeven: bijzondere plekken voor recreatie & natuur, door Huub van de Ven, Kristel Perreijn en Dorith van Gestel
Hieruit is een werkwijze gedistilleerd die gebruikt is voor dit onderzoek. Ieder onderdeel wordt nader toegelicht.
Criteria opstellen om tot een keuze 1.
te komen van referentiegebieden Referentiegebied onderzoek 2.
Beschrijven van de gebieden op 3.
een aantal relevante aspecten Analyse en vergelijken van die 4.
aspecten en conclusies trekken
1. Criteria
Om tot een keuze te komen van relevante referentiegebieden is er een aantal criteria opgesteld die of een relatie hebben met het te ontwerpen gebied of waarvan gedacht wordt dat ze helpen bij het vinden van
Criteria in relatie tot ons plangebied zijn;
maaiveld hoger dan de omgeving • vervuilingsproblematiek • ligging kanaal • tafelmodel •
oppervlakte en hoogte zijn enigszins •
in relatie tot plangebied Criteria voor het vinden van ontwerpmiddelen
er moet een ontwerp zijn •
het moet aangelegd zijn •
er is een programma •
het moet (gedeeltelijk) openbaar •
toegankelijk zijn
De vetgedrukte criteria zijn eisen, de andere criteria zijn wenselijk maar niet noodzakelijk.
Van de 24 gebieden die we gescoord hebben op deze criteria, zijn er 7 referentiegebieden gekozen om te onderzoeken. In bijlage 1 is een matrix toegevoegd met de scores. Uiteindelijk hebben we 5 referentiegebieden daadwerkelijk bekeken en uitgewerkt. Dit zijn:
Friese Pad, Emmeloord Diemerpark, Amsterdam
Volgermeerpolder, Broek in Waterland Broekpolder, Vlaardingen
Naarderbos, Naarden
2. Referentiegebiedonderzoek
De vijf referentiegebieden die gekozen zijn, zijn bezocht. Naar behoefte zijn experts geïnterviewd op het gebied van ontwerp, techniek en beheer. Kaartmateriaal en literatuur is bestudeerd. Tijdens de bezoeken is een inventarisatielijst gebruikt die als bijlage 3 is toegevoegd.
9
3. Beschrijving van het
gebied
De 5 referentiegebieden zijn geïnventariseerd en geanalyseerd aan de hand van de volgende aspecten en ontwerpmiddelen die voortvloeien uit de deelvragen van de hoofdvraagvraag. Onderstaand worden die aspecten toegelicht.
Algemene beschrijving om het •
gebied te duiden met daarin de ligging, de grootte, het ontstaan, huidige situatie en afdekkingstype. Bij de context is gekeken
•
naar belangrijke structuren en patronen in de omgeving zoals landschapstype, infra, dijken en ligging ten opzichte van steden. Het ontwerp, door wie is het terrein •
ontworpen en wat is de visie achter het ontwerp.
Transformatie, hierin wordt de •
historie neergezet van toen er nog geen stort was tot de situatie vlak voor sanering.
Organisatie, die bestaat uit •
infra, water en programma. Hoe verhouden deze aspecten zich ten opzichte van de context.
Vorm is geanalyseerd om erachter •
te komen of er verbanden zijn tussen het stortlichaam en zijn directe omgeving. Onderdelen zijn richtingen op en naast het stortlichaam en stortterrein, het materiaal wat zichtbaar is en de verhouding tussen massa en ruimte. Reliëf, waar gekeken is naar de •
zichtbaarheid vanaf 3 kilomer afstand. Is het stortlichaam aan alle kanten te zien in het landschap. Deze zichtbaarheid wordt mede bepaald door het reliëf. Zijn er grote hoogteverschillen binnen het stortgebied. Een principesilhouet geeft aan hoe de stort er uitziet in relatie tot de directe omgeving. Onder beleving wordt hier verstaan; •
de kenmerken die bepalen of de storthistorie zichtbaar is door informatieborden, technische installaties als stortgasinstallaties
en putten en pijpen en of oude structuren nog in gebruik zijn. Ook maat en schaal zijn bepalend voor de beleving.
4. Vergelijken
Voor het vergelijken van de verschillende referentiegebieden is gebruik gemaakt van drie verschillende manieren/ strategieën om de stortplaats een onderdeel van het bestaande landschap te maken.
De strategieën zijn: camoufleren, inpassen en accentueren. Bij onderstaande tekeningen wordt uitgelegd wat deze strategieën inhouden.
De aspecten die geanalyseerd zijn (organisatie, vorm, reliëf en beleving) worden afgezet tegen deze drie strategieën. Hierdoor wordt duidelijk hoe ontwerpprincipes zorgen voor camouflage, inpassing of accentuering. ten opzichte van de context.
! ! !
!
! !
!
!
!
camoufleren
inpassen
accentueren
De stortplaats wordt zoveel mogelijk onzichtbaar gemaakt. Er zijn geen verwijzingen naar een stortverleden in vorm en/of functie. Het opvallende reliëf wordt verdoezeld. Elke link naar afval of gif wordt verbroken.
De stortplaats wordt gekoppeld aan bestaande structuren in de directe omgeving. Door het aansluiten op de context ontstaat er een nieuwe samenhang. De identiteit van de stortplaats blijft aanwezig maar wordt opnieuw gerangschikt.
De stortplaats wordt zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt en de kunstmatige vorm en identiteit wordt benadrukt. De stortplaats wordt een landschapselement
opzichzelf. Het afvalverleden wordt niet ontkent maar juist onderstreept.
In dit hoofdstuk wordt een algemeen beeld geschetst van de maatregelen die getroffen worden voordat een stortlokatie een nieuwe bestemming kan krijgen. Er moet voldaan worden aan wettelijke eisen ten aanzien van sanering. Verschillende manieren van saneren worden toegelicht. Gevolgen van sanering zoals het voorkomen van stortgas, zetting en de mogelijkheden en beperkingen van een leeflaag worden besproken.
REGELGEVING
De wet bodembescherming is op 3 juli 1986 in werking getreden en bevat het wettelijk kader voor het bodembeleid in Nederland. De
aanleiding voor de nieuwe wet was de gifaffaire in Lekkerkerk in 1979. Nadat een nieuwbouwwijk gebouwd was op zwaar vervuilde grond moest achteraf gesaneerd worden. Na dit voorval bleek het aantal vervuilde terreinen velen malen groter te zijn dan gedacht.
Op 1 januari 2006 is de Wet
Bodembescherming gewijzigd (artikel 46 Besluit financiële bepalingen
bodemsanering). De grote hoeveelheid verontreinigde locaties maakte dit noodzakelijk. Met de voortzetting van het toenmalige beleid zou het nog zeker honderd jaar duren voordat de Nederlandse bodem ‘schoon’ is. De nieuwe regels moeten er voor zorgen dat de
bodemverontreinigingsproblematiek in circa vijfentwintig jaar wordt beheerst. Dit door bodemsaneringen beter aan te laten sluiten bij de maatschappelijke dynamiek. Het doel is zo te komen tot een effectiever bodembeleid. (www.agentschapnl.nl)
BODEMSANERING
Afhankelijk van de nieuwe bestemming van een stortplaats wordt gekeken in hoeverre en op welke wijze de bodem gesaneerd moet worden. Bij bodemverontreiniging zijn er twee
hoofdtechnieken; verwijderen of beheersen, daarna zijn er allerlei keuzes zoals in onderstaand schema is aangegeven. Vaak worden voor een terrein verschillende technieken toegepast. Een van de criteria voor de keuze van de referentiegebieden is dat er sprake moet zijn van bestaande vervuiling. Volgens onderstaand schema zal daarom ‘beheersen’ de uiteindelijke maatregel zijn.
Er zijn drie groepen technieken om verontreinigingen te beheersen; - geohydrologische isolatie; met behulp van ontrekkingsbronnen of drainagesysteem wordt voorkomen dat het verontreinigde grondwater zich verspreidt
- civieltechnische isolatie; door middel van een afsluitende boven- en zijafsluiting, tot in een dieper gelegen afsluitende laag, wordt verspreiding van de verontreiniging voorkomen. Het principe van een bovenafdekking wordt
bodemverontreiniging verwijderen reinigen in situ ontgraven reinigen opslaan storten reinigen off-site on-site tijdelijk verwijderen
3.
techniek
bodemsaneringstechnieken
11
in de afbeelding weergegeven.
- fysisch-chemische isolatie; door middel van injectie van bepaalde stoffen in de grond, wordt verontreiniging vastgelegd waardoor verspreiding wordt voorkomen.
In de praktijk wordt vaak een combinatie van voorgaande technieken gebruikt.
IBC
Toegevoegd aan het beheersen en isoleren is het ‘controleren’ oftewel de nazorg. In jargon wordt dit de IBC methode genoemd (isoleren, beheersen, controleren). De controle bestaat uit monitoren van de
verontreiniging (jaarlijks) en het in stand houden van de afdichting of leefl aag. Ook dienen de gebruiksbeperkingen gehandhaafd te worden (bijvoorbeeld niet te diep graven). Gebruikers moeten hiervan op de hoogte worden gesteld. Bij deze vorm van saneren is dus eeuwige nazorg nodig.
In dat kader zijn er nog twee methodes te vermelden die tijdens het onderzoek naar voren kwamen.
In de Volgermeerpolder wordt de vorming van veen gebruikt om uiteindelijk de afdekking van folie te vervangen.
In de Broekpolder wordt het natuurlijke afbraakproces als saneringsmethode vermeld.
STORTGAS
In gestort afval ontstaat stortgas door de afbraak van organische resten in het afval. Het is een mengsel van methaan en koolstofdioxide dat bij een bepaald niveau een onaangename geur kan verspreiden. Dit gas kan worden opgevangen met gasbronnen en vervolgens met leidingen naar gasonttrekkingsinstallatie vervoerd. Daar wordt het gas deels afgefakkeld (verbrand) en omgezet in elektriciteit en warmte, wat op de locatie kan
worden gebruikt. Zo wordt het gas zinvol en milieuverantwoord toegepast. Onderstaande afbeelding laat de stortgasinstallatie zien van Friese Pad.
ZETTING
Bij een stort met huishoudelijk afval speelt zetting van de ondergrond nog een langdurige rol. Hierdoor kunnen beschadigingen ontstaan aan de isolerende materialen. Monitoring is daarom ook erg nodig. Ook kan zetting een in het ontwerp bedoeld reliëf op termijn veranderen.
Daarnaast maakt de instabiele ondergrond het moeilijk om
bijvoorbeeld op een stort te bouwen. Met speciale maatregelen ten aanzien van de fundatie is het echter wel mogelijk. Het hoofdkantoor van Afvalzorg op de stortplaats Nauerna is daarvan het bewijs.
verontreinigde grond steunlaag
gasdrainagelaag slecht doorlatende lagen water drainagelaag leefl aag
principe bovenafdekking
bron: www.bodemrichtlijn.nl stortgasinstallatie RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 11 17-2-2012 1:40:3812
zand afsluitende kleilaag veen leeflaag afval grondwater grondwater verlaagde grondwaterstand waterzuivering affakkelinstallatie IJmeer drainage regenwater stortgas ver vuild w at er riool waterzuivering- Over het afval is een omgekeerde doos gezet. Deze sluit het afval af van de omgeving
LEEFLAAG
Een leeflaag of gebruikslaag is een laag schone grond met een dikte tussen 0,8 en 1,0 meter. Het dient als bodem voor de vegetatie maar ook als beschermende laag voor de onderliggende lagen. Planten en ondiep wortelende heesters en kleine bomen kunnen hierop groeien die er weer voor zorgen dat de leeflaag niet erodeert.
Bij locaties met een leeflaag zijn er gebruiksbeperkingen waar men zich aan moet houden. Deze zijn er om de leeflaag in stand te houden. Er mag bijvoorbeeld niet dieper worden gegraven dan de dikte van de leeflaag.
Als voorbeeld is het Diemerpark genomen Hier wordt een combinatie gebruikt van geohydrologische isolatie en civieltechnische isolatie. De geohydrologische maatregel bestaat uit het verlagen van het grondwaterpeil binnen de isolatie. Dit water wordt opgepomt en gezuiverd waarna het naar het riool wordt afgevoerd. Het regenwater, wat er bovenop valt wordt via drainage afgewaterd op het IJmeer. De civieltechnische maatregelen bestaan uit het afsluiten van de zij- en bovenkant van de vervuilde grond. De zijkanten bestaan uit damwanden die 24 meter de grond ingaan, tot op een afsluitende kleilaag. De bovenafdichting bestaat uit een
sanering Diemerpark
afsluitende laag van bentoniet met een leeflaag van 0,8 meter. Een principe van de bovenafdekking is in een afbeelding weergegeven. Onder de slecht doorlatende lagen, die hier uit bentoniet bestaat maar waar ook vaak folie voor wordt gebruikt, zit een lekdetectiesysteem. Tot op een halve meter nauwkeurig wordt gemeld waar een lek zit.
- Over het afval is een omgekeerde doos gezet. Deze sluit het afval af van de omgeving. - De zijwanden van damwand steken 24 meter de grond in tot aan een afsluitende kleilaag. - De afsluitende bovenlaag wordt gevormd door bentoniet.
- Hierbovenop ligt een 80 cm dikke leeflaag. - Het stortgas wordt afgefakkeld.
- Het water in de stort wordt opgepompt en gezuiverd voor het via de reguliere waterzuivering afgevoerd wordt.
- Als er al water zou stromen zou het door de druk van buiten naar binnen gaan.
- Het regenwater wat in de leeflaag komt wordt via een drainagelaag natuurlijk afgevoerd
13
WATERSYSTEEM
Bij voorkeur worden stortplaatsen aangelegd boven het grondwater. Uitwisseling van vervuiling vindt voornamelijk plaats door middel van water. Er zijn echter ook plaatsen waar de vervuiling beneden de grondwaterstand komt. Hier wordt de grondwaterstand kunstmatig lager gehouden door grondwater weg te pompen en te zuiveren voordat het naar de reguliere waterzuivering gaat. Het regenwater wat in de grond inflitreert, het zogenaamde percolatiewater, wordt in percolatiesloten verzameld en
principe zuivering helofytenfilter
regenwater
bezinkbassin
helofytenfilter
schoon water
bron: www.ecofyt.nl Zuivering met een helofytenfilter berust op het
principe dat bacterien vervuiling kunnen afbreken. Die bacterien leven tussen de rietwortels, die zuiveren niet zelf maar zorgen voor een goed milieu voor de bacterien.
helofytenfilter gezuiverd. Hiervoor zijn verschillende
filtermogelijkheden mogelijk. Soms is het een industrieel proces maar het kan ook op een heel natuurlijke manier door het aanbrengen van een helofytenfilter. In de Volgermeerpolder wordt dit bijvoorbeeld toegepast als extra zekerheid. Het regenwater kan niet in contact komten met de vervuiling door de afsluitende laag.
Anders is de situatie in Broekpolder. Hier is de verontreiniging niet afgesloten en is een dergelijk filter noodzakelijk.
Locatie:
Emmeloord
| Oppervlakte:
42 ha
| Maximale
hoogteverschil:
21m
| Inhoud:
huishoudelijk afval
| Ontwerp:
Jol Golf Design
| Opdrachtgever:
N.V.
Afvalverwerkingsbedrijf Het Friese Pad en gemeente
Noordoostpolder
| Stort in bedrijf:
1977- 1999
| Huidige
functie:
golfterrein sinds 2009
| Huidige eigenaar:
Provincie Flevoland
|
TECHNIEK
Het stortlichaam is door folie aan de boven en zijkanten afgedekt. Bovenop de folie ligt een leefl aag van teelaarde. Het water op de stort wordt in een ringsloot opgevangen en gezuiverd. Een stortgasinstallatie verwerkt het stortgas. Een lekdetectiesysteem is onder de folie aangebracht.
ALGEMEEN
Voormalige stortplaats ‘Het Friese Pad’ ligt in de Noordoostpolder, ten noorden van Emmeloord. Het stortlichaam is ongeveer 21 hectare groot en vult daarmee de helft van het totale terrein. Tot 1999 is er vuilnis gestort. Daarna is het terrein geloten tot de sanering in 2009. Sinds die tijd is het hele terrein in gebruik als golfterrein van de Golfclub Emmeloord. Stichting Exploitatie Golfbaan Emmeloord is momenteel de eigenaar van de panden op het erf en pacht de grond van de provincie Flevoland.
De golfbaan is ontworpen door Jol Golf Design. De baan heeft veel kenmerken van een linksbaan, oftewel zeebaan; wind is dan de uitdaging voor de golfer. Het golfterrein vormt een onderdeel van het gebiedsplan Corridor Emmeloord-Kuinderbos. Dit voorziet in een recreatief uitloopgebied voor Emmeloord
waar 165 woningen gepland zijn en verschillende vormen van toerisme gaan plaatsvinden.
4.1
het friese pad
Emmeloord
Lelystad
15
RUTTEN EMMELOORD CASTELEIJNSPLAS KUINDERBOS BANTcontext
De Noordoostpolder, waarin het plangebied zich bevindt, is rond 1940 drooggelegd. Deze drooglegging van de Zuiderzee kwam voort uit de behoefte meer landbouwgronden te hebben om aan de stijgende voedselvraag te voldoen. Voormalige eilanden Urk en Schokland werden als zelfstandige elementen opgenomen. Het landschap is rationeel
vormgegeven, dit was gunstig voor een optimale landbouwkundige productie. De perceelgrootte van 24 hectare is als een van de uitgangspunten voor het ontwerp gebruikt. Kenmerkend voor het landschap zijn de rechte wegen, de dorpen in een ring gegroepeerd rondom Emmeloord, het stelsel van rechte vaarten en tochten en de boerderijen die in groepjes van twee of vier gegroepeerd zijn langs de wegen met dichte erfbeplantingen eromheen. Aan de noordkant ligt op enige afstand de Casteleynsweg waaraan ook de Casteleynsplas ligt, dit is de grootste plas van de Noordoostpolder. Het is een voormalige zandwinput. Het water is erg schoon en visrijk In de steile oevers broeden ijsvogels. De bloemrijke graslanden ten westen van de plas en de omringende rietkragen en bosstroken geven het gebied een parkachtig karakter.
2 km
geleidelijke overgang stortlichaam landmark
17
ontwerp
transformatie
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990
1953
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990 Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35
diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990
2012
1984
100m 500mrechte rationele verkaveling
met telkens boerderijen met erfbeplanting - graven Casteleijnsplas- aanleg A50 - afvalstort over twee kavels - nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd
- boerderij als clubgebouw
- reliëf verloopt geleidelijk naar clubgebouw - erfbeplanting is geopend naar golfbaan - vijver toegevoegd
De golfbaan is ontworpen door golfbaanarchitect Gerard Jol. Deze moderne golfbaanarchitect stelt dat de golfer te gast is in het landschap. Hij heeft als doel de golfbaan te voegen in het aanwezige landschap.
Het terrein bestaat uit twee voormalige landbouwkavels. De strakke rechte belijning van de kavels en het stortlichaam is verzacht door het aangebrachte reliëf ten behoeve van de golfsport. De oude boerderij is herbouwd als clubhuis en de grote schuur is in gebruik als technische ruimte en als golfwinkel.
Opvallend in het ontwerp is de
geleidelijke overgang van stortlichaam richting clubhuis. Die plek is de centrale plek in het ontwerp.
1 2 3 4 5 6 7 8 9
INFRA
organisatie
INFRA
Een fietsroute loopt via de entree langs de onderkant van het stortlichaam en sluit aan op de omliggende landweggetjes. Een wandelpad loopt bovenop het stortlichaam aan de randen. Het golfterrein zelf is alleen toegankelijk voor golfers. Hier volgt de route de volgorde van de holes. Deze route begint en eindigt bij het clubhuis.
WATER
Rondom de stortplaats ligt een separaat bemalen ringsloot die het water afvoert naar de riolering. Op de stort liggen vijvers die voor de interne beregening worden gebruikt en afwateren op het poldersysteem.
De vorm van de vijvers contrasteert met de rechte lijnen van het omliggende polderwatersysteem. Qua vorm zijn de vijvers gerelateerd aan de Casteleynsplas die ook organische vormen heeft.
De sloot ten zuiden van de stortplaats is omgelegd en vormt een afwijking in het verder rechtlijnige slotenpatroon.
ZONES/PROGRAMMA
Doordat de functie golf over het talud doorgetrokken wordt op de laaggelegen oostkant van het ontwerp wordt er een verbinding gelegd van boven naar beneden. Daardoor worden het enorme hoogteverschil en de steile helling minder dramatisch ervaren dan bij de westzijde.
Het totale terrein is in gebruik als golfterrein en daardoor overal intensief in gebruik. Publiek toegankelijk zijn alleen het fiets- en wandelpad.
WATER
PROGRAMMA
ZONES
19
vorm
RICHTING
De richtingen van de kavels worden netjes gevolgd. De breedte van het stortlichaam is echter afwijkend van de breedte van de kavel. De verhouding van het stortlichaam ten opzichte van de verhouding van de kavel is vreemd in het verder netjes gestructureerde landschap.
VORMTAAL
De rechtlijnigheid van het kavelpatroon wordt onderbroken door de organische en spontane lijnen van de beplanting en het reliëf op het golfterrein.
De glooingen en de organische vormen van heuvels, water en beplanting doen mee in de ronde vormen van de erfbeplanting en lanen in de omgeving.
MASSA & RUIMTE
De bomenrijen langs de wegen en de erfbeplanting om de erven vormen het raamwerk van de polder. Bij het Friese Pad wordt dit raamwerk doorbroken en heeft de erfbeplanting een opening naar de voormalige stortplaats. Een nieuwe bomenrij vanaf het erf maakt een verbinding met het golfterrein.
MATERIAAL
Het groene gras op het golfterrein maakt in de zomer een verbinding met de groene gewassen op de akkers rondom. In de winter ontstaat er een contrast met de kale, bruine akkers.
VORMTAAL
MASSA & RUIMTE
RICHTING
MATERIAAL(ZOMER)
reliëf
ZICHTBAARHEID
De stort is op een afstand van 3 kilomer in het open landschap goed te zien. De opgaande beplanting in het noordwesten van de Casteleijnsplas en de bebouwing in het zuidwesten van Emmeloord vormen barrieres.
RELIËF
De context van de golfbaan Emmeloord is enorm vlak. Het stortlichaam met als hoogste punt 21 meter boven maaiveld vormt hierin een opvallend element. Op de golfbaan zelf is een duinachtig microreliëf gemaakt.
SILHOUET
In de principedoorsnede zie je het tafelmodel van het stortlichaam. De helling van het stortlichaam is op verschillende manieren vormgegeven. Aan drie zjiden is het een geprofi leerd kaal talud waar schapen het gras kort houden. Aan een zijde loopt het geleidelijk in de duinachtige structuur van de golfbaan af. Aan die kant lijkt het hoogteverschil minder te zijn.
water -2,1 tot -4,5 -2,2 tot +14 Referentiegebied Friesepad Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebied water -2,1 tot -4,5 -2,2 tot +14 Referentiegebied Friesepad Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebied
SILHOUET
ZICHTBAARHEID
RELIËF
3 km 500m A A’ A A’21
STORTBELEVING
Het steile en hoge talud laat de toeschouwer duidelijk zien dat deze vorm toegevoegd is in dit landschap. In de omgeving stond de stortplaats bekend als de Terp wat een link probeert te leggen naar een nog vroeger verleden.
Dat het een stortplaats voor afval was wordt verteld op infoborden bij de entrees en is zichtbaar door de stortgas- affakkelaar en diverse pijpen en inspectieputten.
De oude erftoegang en de voormalige ontsluiting naar de stort zijn bewaard en hergebruikt.
MAAT & SCHAAL
Op het eerste gezicht is Het Friese Pad een opvallend en contrasterend opject in het rechtlijnige en open landschap van de polder. De steile helling maar ook de organische vormen op de belt zijn anders dan het landschap. Toch is er een verschil tussen het aanzicht van de belt en de beleving op de belt. Onderaan de helling voel je je soms afgesloten en geisoleerd. Bovenop de belt is er weer ruimte en heb je een prachtig weids uitzicht op de omgeving.
90%
vervuilde baggerslib
huisvuil
25%
huisvuil
puin
40%
huisvuil
puin
gif
50%
huisvuil
70%
huisvuil
gif
stortlichamen binnen totaalontwerpgebied
beleving
RELICTEN STORT
MAAT & SCHAAL
STORTLICHAAM
HERGEBRUIK
1940-1950
1980-1990
!
!
200m B B’ B B’ RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 21 17-2-2012 1:41:25Locatie:
Amsterdam
| Oppervlakte:
55 ha
| Maximale
hoogteverschil:
7m
| Inhoud:
puin, huishoudelijk
en chemisch afval
| Ontwerp:
DRO Amsterdam Ruwan
Aluvihare
| Opdrachtgever:
Projectburo IJburg, gemeente
Amsterdam
| Stort in bedrijf:
1960 - 1970
| Huidige
functie:
park sinds 2001
| Huidige eigenaar:
Gemeente
Amsterdam
|
ALGEMEEN
De Diemerzeedijk is een oude dijk langs het IJsselmeer tussen Amsterdam en Muiden. De polder ten noorden van de dijk is in de jaren zestig en zeventig gebruikt als vuilstortplaats en is ernstig verontreinigd. Jarenlang is op grote schaal chemisch afval verbrand. Het terrein werd afgesloten voor publiek en kon zich tot het begin van de sanering in 1998 natuurlijk ontwikkelen. De IJmeeroever aan de noordkant maakt deel uit van de EHS. Natuurlijk hoogtepunt wordt gevormd door een grote populatie ringslangen.
Na sanering van de vervuilde grond is een 55 ha groot natuurpark aangelegd, het Diemerpark. In 2001 werd het opgeleverd. De sanering werd dringend, en geld werd gegenereerd, door de komst van IJburg. Hier moesten 45.000 mensen gaan wonen in een veilige omgeving. Het park is vooral bedoeld voor de bewoners van IJburg. Het vormt een groene oase in een dicht verstedelijkt gebied. Bovendien is het een schakel in de zuiderzeeroute, een aaneengesloten wandelroute die voert van Stavoren naar Enkhuizen langs de oevers van de voormalige Zuiderzee.
TECHNIEK
De sanering van de stort is een combinatie van isolatie (boven- , zij- en onderkant) en geohydrologische techniek namelijk het verlagen van het grondwaterpeil binnen de stort en het zuiveren van het opgepompte water. De zijafdichting van de stort bestaan uit 24 meter diepe damwanden. De diepte hangt samen met de
afsluitende kleilaag waar de damwand instaat. Hierdoor is ook de onderkant afgesloten. De bovenziijde is afgesloten door een bentonietlaag met een leeflaag van 80 cm dikte daarbovenop. Het water bovenop de stort wordt via drainage in het normale systeem afgevoerd.
4.2
diemerpark
Amsterdam Muiden
23
context
Het Diemerpark ligt als een eiland tussen Diemen en IJburg binnen een grotere eilandenstructuur. Het wordt aan de zuidkant begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal en aan de Noordkant door het IJmeer.
Minder dan een eeuw geleden bestond de contextkaart uit veenpolders en de Zuiderzee. Opvallend is de enorme bebouwde omgeving van Amsterdam die vooral ten noorden van het IJ in scherp contrast staat met het oude veenlandschap. Een groene zone loopt via Diemerpark richting Muiden en via het Diemerbos richting Weesp. Deze groene zone vormt een buffer tussen Diemen en de laatste uitbreiding van
Amsterdam, IJburg. AMSTERDAM
DIEMEN IJMEER MARKERMEER MUIDEN IJBURG 2 km RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 23 17-2-2012 1:41:26
electricitietsmasten met IJburg op de achtergrond puttenkunst
25
ontwerp
Het ontwerp voor Diemerpark is gemaakt door Ruwan Aluvihare van de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Hij wilde de sfeer behouden die er voor de sanering was; een ruig natuurlijk gebied. De samenhang wordt gevormd door de Diemerzeedijk en de evenwijdig daaraan liggende moeraszone. Hier kan de natuur haar gang gaan. Het oude poldergedeelte aan de noordzijde waar de stort ligt is ‘het park’. Dit is een savanneachtig heuvelachtig gebied met dalletjes en watertjes. De storthistorie is hier duidelijk zichtbaar in het reliëf, de putten en pijpen die de grond uitkomen en de taludrand aan de noordkant die de begrenzing van de stort vormt.
transformatie
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 A10diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
1940 1981 1985
- Broekpolder als landbouwgebied met centrale Broekweg met boerderijen Broekmolensloot Vlaar dinger vaar t Geersloot Br oek w eg A20 - Broekpolder ingericht als stortplaats voor baggerslib - netwerk van kades en loswallen
- de boerderijen aan de Broekweg zijn verdwenen - Vlaardingen groeit en komt tegen het gebied te liggen - de A20 is aangelegd
- Loswallen grotendeels begroed met produktiebos vanwege zeer voedselrijk grond.
- In afwachting van bestemming ‘wonen’ - aanleg golfbaan aan de noordzijde - Padenstructuur op de kades - Vlaardingen wordt nog groter
Rijsk ade
1949
1981
1994
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 A10diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
1940 1981 1985
- Broekpolder als landbouwgebied met centrale Broekweg met boerderijen Broekmolensloot Vlaar dinger vaar t Geersloot Br oek weg A20 - Broekpolder ingericht als stortplaats voor baggerslib - netwerk van kades en loswallen
- de boerderijen aan de Broekweg zijn verdwenen - Vlaardingen groeit en komt tegen het gebied te liggen - de A20 is aangelegd
- Loswallen grotendeels begroed met produktiebos vanwege zeer voedselrijk grond.
- In afwachting van bestemming ‘wonen’ - aanleg golfbaan aan de noordzijde - Padenstructuur op de kades - Vlaardingen wordt nog groter
Rijsk ade Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 A10
diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
1940 1981 1985
- Broekpolder als landbouwgebied met centrale Broekweg met boerderijen Broekmolensloot Vlaar dinger vaar t Geersloot Br oek w eg A20 - Broekpolder ingericht als stortplaats voor baggerslib - netwerk van kades en loswallen
- de boerderijen aan de Broekweg zijn verdwenen - Vlaardingen groeit en komt tegen het gebied te liggen - de A20 is aangelegd
- Loswallen grotendeels begroed met produktiebos vanwege zeer voedselrijk grond.
- In afwachting van bestemming ‘wonen’ - aanleg golfbaan aan de noordzijde - Padenstructuur op de kades - Vlaardingen wordt nog groter
Rijsk ade
500m 200m
- diemerzeedijk bood bescherming tegen het water van de Zuiderzee
- poldergebied in gebruik als weidegrond - pontje vaart over het Merwedekanaal
- de buitendijkse polder wordt gebruikt als stort - stort wordt ontsloten voor vrachtverkeer - door brug over het IJ vaart het pontje niet meer - er komt meer opgaande beplanting
- stortgebied is uitgebreid
- er is een wild, ruig gebied ontstaan met meer opgaande beplanting
- de A10 is aangelegd
organisatie
INFRA
De belangrijkste ontsluiting van Diermerpark is de Diemerzeedijk. Via bruggen is Diemerpark verbonden aan IJburg en Diemen Noord. Intern is de Diemerzeedijk de doorgaande route. Aan de randen van het park lopen verharde fiets/wandelroutes en over het intensiefste westelijk deel lopen twee diagonale paden. In dit deel is nog een raster van onverharde struinpaden. Het open savanneachtige gebied nodigt uit om van de gebaande paden af te wijken. Het Diemerpark is voor auto’s verboden.
WATER
Diemerpark is omgeven door water. Het Amsterdam-Rijnkanaal is een rechtlijnig water waar grote boten varen, dit contrasteert mooi met de ernaast gelegen moeraszone. Aan de noordkant is het Diemerpark verbonden met het IJmeer. Er is een recreatiestrandje aangelegd. Langs de Diemerzeedijk buitendijks zijn bestaande geulen verder uitgegraven en bedekt met klei. Hier verzamelt zich het regenwater. De verschillen in vochthuishouding leveren een afwisselende beplanting op.
ZONES/PROGRAMMA
Het Diemerpark heeft een verloop in intensiteit van programma. De westkant is het meest intensief met sportvelden, een speel- en evenementenweide, een zuiveringsgebouw, een strandje en de entree met informatieborden. Het verloopt naar het oosten naar steeds minder intensief, meer gericht op de natuur. Het park is gericht op natuurliefhebbers en sportieve activiteiten als wandelen, fietsen en
WATER
PROGRAMMA
ZONES
INFRA
27
vorm
RICHTING
De rechtlijnige richting van het Amsterdam-Rijnkanaal en de
Diemerzeedijk worden voortgezet in de langgerekte vorm van het Diemerpark.
VORMTAAL
De organische grillige vormen van het reliëf op en de randen van het Diemerpark contrasteren met de rechtlijnigheid van de bebouwing en de kade van het Amsterdam-Ri jnkanaal.
MASSA & RUIMTE
Samen met het water vormt Diemerpark een grote open ruimte binnen de stedelijk bebouwde omgeving. Het reliëf in het park is minder hoog dan de omliggende bebouwing dus doet niet af aan die ruimtelijkheid.
De elektriciteitsmasten leggen
ruimtelijke verbindingen naar de andere eilanden.
MATERIAAL
Het stenige karakter van de omliggende bebouwing contrasteert met de ruige natuur van Diemerpark. Het omringende water verbindt het park met de andere eilanden en Diemen.
RICHTING
VORMTAAL
MATERIAAL
MASSA & RUIMTE
28
reliëf
ZICHTBAARHEID
Door de bebouwing rondom
Diemerpark is de zichtbaarheid vanaf een grotere afstand beperkt. Het omringende water geeft ruimte rond Diemerpark waardoor het zicht vanuit Diemen en IJburg op het Diemerpark heel aantrekkelijk is.
RELIËF
De reliëfrijke stort ligt zeer onnatuurlijk in het verder, van oorsprong
platte landschap. Door de zeer natuurlijke uitstraling voelt dat reliëf op die plek toch niet vreemd aan. Hoogteverschillen verlopen geleidelijk met een maximaal verschil van 7 meter. De noordrand van het stortlichaam is met opzet met een geprofi leerd talud gemaakt om de storthistorie voelbaar te maken.
SILHOUET
In het silhouet zie je het vormcontrast tussen het heuvelachtige Diemerpark en de rechtlijnige opgaande bebouwing. Het water vormt een mooie overgang hiertussen. -2,2 tot +14 Referentiegebied Friesepad Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebied
SILHOUET
ZICHTBAARHEID
RELIËF
Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebied 3 km A A’ A A’29
1940-1950 1980-1990
RELICTEN STORT
beleving
STORTBELEVING
Langs de randen van de voormalige stort lopen de routes dus het reliëf van de stort kan van alle kanten beleefd worden. Bij de entrees maar ook in het park staan informatie- maar ook waarschuwingsborden om het afval en gifverleden te vermelden. Putdeksels van de inspectieputten zijn speciaal ontworpen en benadrukken het technische karakter van Diemerpark. Oude structuren zijn weer gebruikt bij de herinrichting. De oude Diemerzeedijk is de belangrijkste doorgaande route. De oude ontsluiting van de stort is de basis voor een nieuwe route.
MAAT EN SCHAAL
De hoogteverschillen in Diemerpark zijn vrij gering. De hoogteverschillen worden wel op allerlei manieren beleefbaar gemaakt zoals door een uitzicht op de hoogste top en een pad aan de rand van het talud van het stortlichaam.
90%
vervuilde baggerslib
huisvuil
25%
huisvuil
puin
40%
huisvuil
puin
gif
50%
huisvuil
70%
huisvuil
gif
stortlichamen binnen totaalontwerpgebied
MAAT & SCHAAL
STORTLICHAAM
HERGEBRUIK
!
!
B B’ B B’ RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 29 17-2-2012 1:41:58Locatie:
Broek in Waterland
| Oppervlakte:
100 ha
|
Maximale hoogteverschil:
3 m
| Inhoud:
huisvuil en
chemisch afval
| Ontwerp:
Vista Landschapsarchitectuur
en Stedebouw
| Opdrachtgever:
Gemeente Amsterdam
|
Stort in bedrijf:
1927 - 1981
| Huidige functie:
Natuur
en extensieve recreatie sinds 2011
| Huidige eigenaar:
Gemeente Amsterdam
|
ALGEMEEN
De Volgermeerpolder ligt ten
noordoosten van Amsterdam en maakt deel uit van het veenweidegebied Waterland-Oost. In 1927 werd de Volgermeerpolder aangewezen als vuilstortplaats voor de Gemeente Amsterdam.
Aanvankelijk werd er vooral huisvuil gestort in de gaten en sloten die als gevolg van veenwinning waren ontstaan. Op het afval werd veenbagger aangebracht. Water maakte zodoende steeds meer plaats voor grond en vuil. Later werd naast huishoudelijk afval ook chemisch bedrijfsafval gestort. Hierdoor
zijn bodem en grondwater binnen de Volgermeerpolder ernstig verontreinigd geraakt. In 1981 is de stortplaats gesloten. In de jaren hierna werd naar mogelijkheden gezocht de Volgermeerpolder te saneren. Van 2000 tot 2003 heeft het Amsterdamse bureau Vista
landschapsarchitectuur en stedenbouw hiervoor een ontwerp gemaakt.
Leidmotief hierin is ‘veen’. Het sluit aan bij het historische veen- en veenweidenlandschap en de
in Waterland te vormen, waarin veenvorming weer kan worden opgestart. Deze leidt tot waardevolle natuur, maar kan tevens bijdragen aan de vastlegging van CO2 en het bergen van water.
In 2011 heeft de Volgermeerpolder de Gouden Klinker 2011 gewonnen voor het beste gerealiseerde plan voor de Amsterdamse openbare ruimte.
TECHNIEK
Voor de sanering is gekozen voor de methode van afdekken en controleren. Het grondwater rondom de vuilstort wordt jaarlijks gecontroleerd, zodat bij eventuele uitspoeling van gevaarlijke stoffen direct kan worden ingegrepen. Bijzonder en vernieuwend aan de sanering is dat het gebied over een groot oppervlak een ‘natte leefl aag’ heeft gekregen. Hierbij bestaat de wettelijke leefl aagdikte voor een deel uit water. Dit past beter in het Waterlandse landschap en leidt tot hogere natuurwaarden. Bovendien hoefde hiermee in principe minder grond te worden gebruikt.
Uiteindelijk gaat het nieuwgevormde veen de functie van de afsluitende folie overnemen. Eeuwigdurende nazorg is
4.3
volgermeerpolder
Amsterdam Purmerend
31
context
De Volgermeerpolder ligt net ten zuiden van Broek in Waterland. Het plangebied maakt deel uit van het Amsterdamse deel van het open veenweidegebied van Waterland. De naam Waterland is zeer toepasselijk voor dit waterrijke gebied. Het gehele gebied ligt onder de zeespiegel en wordt begrensd door dijken. Het landschap wordt gekenmerkt door open graspolders met veenriviertjes, lintdorpen met kleurrijke houten huizen en stolpboerderijen. In dit deel van Waterland liggen ook een aantal droogmakerijen. De polders zijn door dijken omgeven en liggen lager in het landschap dan het omliggende oude land. De waterhuishouding is gekenmerkt door een fijnmazig watersysteem bestaande uit sloten, boezemwateren en meren. Kenmerkend voor het landschap is ook de afwezigheid van bomen en bosschages. Bomen en erfbeplanting komen wel voor bij boerderijen en woonhuizen. In dit weidse landschap met zijn lange zichtlijnen, vallen de dorpen sterk op en zorgen voor de opvallende tegenstelling tussen de groene weilanden en de stenige dorpsomgeving met haar markante kerktorens en zijn medebepalend voor het silhouet aan de horizon.
Dit oude cultuurlandschap heeft sinds de middeleeuwen haar
kenmerken behouden en is derhalve uit cultuurhistorisch oogpunt zeer waardevol. Dit geldt in feite ook voor de natuur. De natte weidegebieden zijn rijk aan weidevogels. AMSTERDAM IJMEER MONNICKENDAM BROEK IN WATERLAND 2 km RapportOnderzoekDEFsdeft.indd 31 17-2-2012 1:42:00
entree
kunst bij de entree sawa’s met verschillende waterhoogtes
33
ontwerp
transformatie
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990
1950
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990
1988
1994
Diemerzeedijk Buiten IJ Diemer Buit endijkse P older Mer wede k anaal IJmeer Amst erdam-R ijnk anaal 1949 1981 1994 E35diemerzeedijk met polder en moeras
pontje vaart over het Merwedekanaal Er wordt gestort en stort wordt ontslotenpontje vaart niet meer
er komt meer water er komt opgaande beplanting
Stortgebied wordt uitgebreid meer opgaande beplanting aanleg E35
1953 1984 nu
- rechte rationele verkaveling met telkens boerderijen met erfbeplanting
- graven Casteleijnsplas - aanleg A50
- afvalstort over twee kavels
- nieuwe weg langs stort en Casteleijnsplas A50
- twee complete kavels als golfterrein waarin stort geintegreerd - Boerderij als clubgebouw
- stort geleidelijk af laten naar clubgebouw - erfbeplanting open gemaakt richting golfbaan - vijver toegevoegd Binnendijksche Overscheensche Berger- en Meentpolder Maa tlanden (buit endijks) Zuiderzee 1949 1981 1993 A6 Gooimeer A1
- poldergebied met zeedijk - gestippeld het plangebied
West
dijk
- aanleg snelwegen - verbinding flevopolder
- landaanwinning buitendijks, ijsselmeerdijk wordt intern - haven van Naarden
- uitbreiding Muiderberg - 2 stortlichamen - ontstaan van bos
- 3e stortlichaam
- meer bos, stroken als camouflage - uitbreiding Muiderberg
- opening bij Gooimeer wordt afgesloten
Veenderij Zunderdorp
- veenwingebied - grondophoging/dempen sloten
- ontwikkeling bosjes - gifstort in gebruik-toevoeging ontsluitingsweggetje
- nog meer dempen sloten - ontwikkeling meer bosjes
1950 1988 1994
Hoek van Holland
1940-1950 1980-1990
Op deze voormalige stortplaats is gebruik gemaakt van natuur als ontwerpmiddel. De aangebrachte leeflaag is grotendeels van water die na vervening een extra afdeklaag gaat vormen. Een fijnmazig netwerk van kades en dijken zorgt voor een natuurbeleving van meerdere zijden. De droge zone vormt een overgang naar het omligggende veenweidegebied. Centraal loopt de watergang als landschappelijk structurerend element. Deze heeft ook een historische
betrekenis als afvoerroute van de turf en aanvoerroute van het afval.
500m
200m
gebied in gebruik als veenwingebied - sloten worden gedempt met afval
- er komt opgaande beplanting - gifstort in gebruik- toevoeging ontsluitingsweg - nog meer sloten worden gedempt - meer opgaande beplanting
organisatie
INFRA
Het plangebied is aan de noordzijde ontsloten voor autoverkeer. De andere zijden zijn alleen voor langzaam verkeer toegankelijk. De westzijde biedt plaats aan het fietsverkeer. De oostzijde alleen aan wandelaars.
WATER
De voormalige stortplaats is verankerd aan het boezemwater van Waterland. De sawas worden gevoed door regenwater en wateren af op de boezem.
ZONES EN PROGRAMMA
De westzijde heeft een intensiever gebruik dan de oostkant. Dit kenmerkt zich door een dichtere route structuur voor recreanten met duidelijk zichtbare paden. De rechterzijde is extensiever van aard en maakt gebruik van struinpaden.
De Volgermeerpolder is ontworpen voor extensief gebruik. Natuur speelt een belangrijke rol. Bewegen door deze nieuwe natuur kan op diverse manieren.
WATER
INFRA
ZONES
PROGRAMMA
35
VORMTAAL
vorm
RICHTING CONTRAST
RICHTING SAMENHANG
MATERIAAL
RICHTING
De dijken die de sawas omringen hebben dezelfde lange lijnen en richting als het omliggende landschap. De kleine korte dijken maken juist een contrast.
VORMTAAL
De sawas hebben met de blokvorm een totaal andere vorm dan het water in lijnen in de polder.
MATERIAAL
De materialen waar de polder uit bestaat: water, gras en dijken worden herhaald op de stortplaats. Niet alleen het fl auwe talud maar ook het verbindende gras van het veenweidegebied en de randen van de stort maken de samenhang. Er wordt zelfs een link gelegd naar de onderliggende bodem: veen. Het riet in de sawas gaat uiteindelijk nieuw veen vormen.
MASSA & RUIMTE
Er is geen opgaande beplanting op de stortplaats. De weidsheid van het omliggende landschap wordt niet onderbroken.
36
-2,2 tot +14 Referentiegebied Friesepad Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebiedreliëf
ZICHTBAARHEID
De Volgermeerpolder is vanaf een afstand van 3 kilometer in het noordwesten niet goed zichtbaar door de aanwezigheid van een dijk en de diepe droogmakerij waar de autoweg doorheen loopt.Pas bij het betreden van de voormalige stortplaats ligt het gebied zichtbaar hoger dan haar omgeving. Dit is niet alleen te danken aan het storten van afval maar ook aan het dalen van de omliggende droogmakerijen.
RELIËF
Intern is er een reliëf van dijken en sawas met verschillende waterdieptes. De dijken blijven even hoog maar de wateroppervlaktes zijn dan weer hoog en dan weer laag. Hierdoor tonen zij meer of minder talud van de dijk.
SILHOUET
Aan het silhouet zie je dat de
Volgermeerpolder niet zozeer hoog ligt alswel dat de polder ernaast laag ligt en dat de sawa’s qua waternivo hoger liggen dan boezem.
Diemerpark Water -1,8 tot +2,1 +2,2 tot +2,9 +3 tot +9,2 Referentiegebied Volgermeerpolder Water -2,7 tot -4,8 -1,2 tot -2,6 +0,6 tot -1,1 Referentiegebied Water + 1,9 tot -0,5 +0,6 tot +2 +2,1 tot +13 Referentiegebied Naarderbos Broekpolder Water +0,8 tot -3,5 +1,4 tot +0,9 > + 1,5 Referentiegebied
SILHOUET
ZICHTBAARHEID
RELIËF
3 km A A’ A A’37
beleving
STORTBELEVING
Het reliëf van het gebied en het gebruik van dijken en dammen verwijzen nog naar het stortverleden. Alleen bij de entrees wordt dit gifverleden genoemd. Door het toevoegen van een
natuuraspect in de vorm van veen verdwijnt het gif naar de achtergrond. In het ontwerp worden nog twee speciaal ontworpen stortgasaffakkelaars genoemd.
Oude routes zijn hergebruikt in het ontwerp.
MAAT & SCHAAL
Het talud naar de polder loopt
langzaam af. Dit in tegenstelling tot de dijken op het terrein die een talud van 1:3 hebben. Hierdoor lijkt het landschap langzaam overtegaan in de voormalige stort. Subtiel gebruik van een dijkhoogte van 1,5 m zorgt ervoor dat je je in een andere ruimte voelt maar wel het overzicht van de totale ruimte houdt.