• No results found

“Hoe de webredactie van de Volkskrant Facebook inzet voor nieuws” Een onderzoek naar de invloed van gebruikersdata op het nieuws

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Hoe de webredactie van de Volkskrant Facebook inzet voor nieuws” Een onderzoek naar de invloed van gebruikersdata op het nieuws"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Hoe de webredactie van de Volkskrant Facebook inzet voor nieuws”

Een onderzoek naar de invloed van gebruikersdata op het nieuws

Naam: Yanaika Holst Studentnummer: 10187766 Master Journalistiek en media Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Erik Borra

Tweede lezer: Mirjam Prenger Datum: 06-02-2017

(2)

JOURNALISTIEK VERSLAG

Facebook – we gebruiken het platform bijna allemaal. Niet alleen om te communiceren met vrienden, maar ook steeds vaker om nieuws te vinden. Doordat veel gebruikers nieuws openen vanuit het sociale medium, is Facebook voor veel media een belangrijk distributiekanaal geworden. Het nieuws dat verspreid wordt via dit platform, wordt door veel media echter anders gepresenteerd dan op de traditionele kanalen. Dit is ook het geval bij de Volkskrant.

Uit de masterscriptie van Yanaika Holst blijkt dat de Volkskrant op Facebook sinds 2012 iets vaker zacht nieuws is gaan publiceren: nieuws over onderwerpen als levensstijl, cultuur en sport. Dat nieuws is volgens onderzoek doorgaans populairder bij het publiek dan hard nieuws: nieuws over bijvoorbeeld politiek en economie. In 2012 was het relatieve aandeel zacht nieuws 29 procent, in 2016 35,9 procent.

Toch zijn de berichten op de Facebookpagina van de Volkskrant wel representatief voor de papieren krant: in 2016 is meer dan tachtig procent van de artikelen op Facebook ook vergelijkbaar in de krant verschenen. Wel worden koppen en intro’s aangepast om meer betrokkenheid te genereren op Facebook. Zo wordt de titel: “Terwijl wij DWDD kijken, breekt onze smart-tv het internet af in de VS” op Facebook bijvoorbeeld omgevormd tot een vraag: “Wat veroorzaakte de meltdown van het internet in de VS?” (23 oktober 2016).

Volgens medewerkers van de Volkskrant komt de berichtgeving inhoudelijk overeen op beide platformen, doordat de Volkskrant een merk is dat ook op Facebook beschermd moet worden. De presentatie is wel anders, omdat mensen Facebook niet per se openen om nieuws te lezen. Dat het nieuws op de Facebookpagina iets zachter is geworden, lijkt niet te komen door een uitgekiende strategie om de betrokkenheid van het publiek te vergroten: die is er bij de Volkskrant nog niet. Pas sinds kort voert de webredactie systematische metingen van het publiek uit.

Hoewel de Volkskrant iets zachter nieuws is gaan publiceren op de Facebookpagina, blijkt uit een analyse van de betrokkenheid van het publiek dat relatief hard nieuws meer vind-ik-leuks, reacties en shares opleverde. Er kan dus gesteld worden dat de Volkskrantlezer meer betrokken is bij hard nieuws op de Facebookpagina van het medium. Dat is tegenstrijdig met wat eerdere onderzoeken ontdekten.

Aan de hand van de resultaten uit het onderzoek kan gesteld worden dat de journalistieke onafhankelijkheid van de Volkskrant niet in het gedrang is gekomen door het gebruik van gebruikersdata, zoals sommige onderzoekers eerder constateerden bij andere media. De krant

(3)

publiceert nog steeds vaker hard nieuws en plaatst wat zij belangrijk vindt, al worden de wensen van het publiek wel meegenomen in de nieuwskeuze op Facebook.

De webredactie van de Volkskrant is zich bovendien bewust van de steeds groter wordende invloed van Facebooks News Feed-algoritmes op het nieuws. Toch gebruikt de krant het

platform als distributiemiddel en dat laat zien dat het beroepsveld nog steeds zoekende is naar

een goede balans tussen onafhankelijkheid in de journalistiek en de steeds groter wordende invloed van Facebook. Nieuwsorganisaties kunnen sociale media niet meer negeren om te overleven in een wereld waarin online voorop staat. Daarom moet er de komende jaren een oplossing gevonden worden voor deze machtspositie van Facebook.

KEYWORDS

News gap, hard nieuws, zacht nieuws, analysesoftware, Facebook, de Volkskrant

(4)

INHOUDSOPGAVE

 

1 INLEIDING ... 5

2 THEORETISCHE ACHTERGROND ... 8

2.1VERANDEREND NIEUWS DOOR NIEUWE MEDIA ... 8

2.2VERSCHIL IN NIEUWSKEUZE EN STRATEGIE PER MEDIUM ... 11

2.3 DE ROL VAN ANALYSES VAN GEBRUIKERSDATA IN DE JOURNALISTIEK ... 14

3 METHODOLOGIE ... 18

3.1VERSPREIDING VAN NIEUWS VIA FACEBOOK ... 18

Inhoudsanalyse D1 en D2: data ... 18

Inhoudsanalyse D1 en D2: operationalisering ... 19

3.2 VERGELIJKING GEDRUKTE KRANT EN ONLINE ... 23

Inhoudsanalyse D3: data ... 23

Inhoudsanalyse D3: operationalisering ... 23

3.3OPVATTINGEN VAN DE WEBREDACTIE OVER FACEBOOK ... 25

Diepte-interview D4: corpus ... 25

Diepte-interview D4: methode ... 25

4 ONDERZOEKSRESULTATEN ... 27

4.1ZACHTER NIEUWS OP DE FACEBOOKPAGINA VAN DE VOLKSKRANT ... 27

4.1.1 Themadimensie ... 28

4.1.2 Focusdimensie ... 30

4.1.3 Stijldimensie ... 32

4.1.4 Totale hardheid ... 34

4.1.5. Betrokkenheid van het publiek ... 36

4.2EEN REPRESENTATIEVE KRANT OP FACEBOOK ... 39

4.2.1 Presentatie van een artikel op Facebook ... 39

4.2.2 Vergelijking papieren krant ... 41

4.2.3 Vergelijking online artikelen met krantenartikelen ... 43

4.3DE INVLOED VAN MEETBAARHEID OP HET NIEUWS ... 45

4.3.1 Geen vaste richtlijnen voor nieuwsselectie Facebook ... 45

4.3.2 De beïnvloeding door gebruikersdata ... 48

4.3.3 De Volkskrant is een merk – online en offline ... 49

4.3.4 Een journalistieke blik op meten en platformafhankelijkheid ... 50

5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ... 53 LITERATUURLIJST ... 57 BIJLAGEN ... 63        

(5)

1 INLEIDING

 

Er is altijd een verschil geweest tussen wat het publiek graag leest en wat journalisten vinden dat het publiek moet weten: de news gap. Terwijl nieuwsmedia nieuws verspreiden over politiek, economie en internationale betrekkingen, leest het publiek liever over sport, criminaliteit, entertainment en het weer (Boczkowski en Mitchelstein 2). Traditionele media zijn zich al decennia bewust van dit verschil, maar door de sterke marktpositie konden media het publiek vroeger vertellen wat ze wilden. Adverteerders moesten hun producten immers in media zichtbaar maken en als een lezer het verloop van een sportwedstrijd wilde weten, moest diegene de hele krant kopen. Daardoor konden lezers maar deels nieuws ontwijken dat ze eigenlijk niet wilden weten (Boczkowski en Mitchelstein 3).

Dat is nu anders. Door de introductie van nieuwe vormen van mediadistributie, nieuwe

communicatietechnologieën en sociale media kunnen lezers steeds meer zelf bepalen welke artikelen ze willen lezen, zonder dat ze een vast krantenabonnement hoeven te nemen (Costera Meijer 225). Hierdoor moeten mediaorganisaties meer rekening houden met de news gap (Boczkowski en Mitchelstein 3). Er moet immers geld verdiend worden en dat geld komt binnen door lezers – want die trekken bijvoorbeeld adverteerders (Cohen 535). Door de nieuwe praktijk moeten journalisten dus steeds meer rekening houden met de wensen van het publiek (Holst 3).

In de strijd om de aandacht van lezers, proberen mediaorganisaties hun publiek steeds beter in kaart te brengen. Dit doen ze met analysesoftware die kwantitatieve data over het gedrag van het publiek oplevert. Deze informatie kan gebruikt worden om het publiek en de betrokkenheid van het publiek te vergroten (Cherubini en Nielsen 7). Onder deze data vallen bijvoorbeeld het aantal keer dat een artikel aangeklikt wordt (‘clicks’), het aantal unieke bezoekers, de tijd op de website en het aantal keer dat een nieuwsbericht op sociale media ‘vind-ik-leuks’ krijgt en gedeeld wordt.

Uit eerder onderzoek blijkt dat metingen met analysesoftware een centraal onderdeel zijn geworden van het online journalistieke productieproces (Anderson 2011; McKenzie et al. 2011). De verzamelde data over het publiek heeft volgens verschillende recente onderzoeken dan ook effect op het (online) nieuws dat op nieuwsmedia verschijnt, doordat inzichten uit de analysesoftware de nieuwskeuzes van journalisten beïnvloeden (Lee en Lewis 2012; Vu 2013; Welbers et al. 2015). Waar echter nog weinig onderzoek naar is gedaan, is of het nieuws dat verschijnt op Facebook ook veranderd is. Dat sociale netwerk is naast Google de belangrijkste bron voor verkeer naar een nieuwswebsite volgens data-analyseprogramma Parse.ly (Rosoff 2016).

In deze scriptie wordt daarom onderzocht of gebruikersdata verzameld via Facebook van invloed zijn op het soort artikelen dat op de Facebookpagina verschijnt van de Volkskrant. Er is gekozen voor het landelijke dagblad de Volkskrant, omdat deze krant een van de grootste Nederlandse kwaliteitskranten is, met een grote achterban op hun

(6)

Facebookpagina (187 duizend vind-ik-leuks op 31 januari 2017). De auteur van deze scriptie heeft tijdens haar stage bij de Volkskrant al onderzoek gedaan naar de onlinestrategie van de krant, waarin duidelijk werd dat het medium Facebook actief gebruikt om nieuws te verspreiden (Holst 15). De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook: Wat voor soort nieuws verschijnt er op de Facebookpagina van de Volkskrant en is dit nieuws anders dan wat in het dagblad verschijnt?

Om een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten nieuws wordt er middels een inhoudsanalyse onderzocht hoeveel hard en zacht nieuws er op de Facebookpagina van de Volkskrant verschijnt. Dit wordt gedaan naar de theorie dat lezers liever zacht nieuws lezen, terwijl journalisten juist liever hard nieuws brengen (Boczkowski

en Mitchelstein 2). Om te bepalen wat voor soort nieuws er op Facebook verschijnt, worden

er drie inhoudsanalyses gedaan: een analyse van Facebookberichten uit 2012, een analyse van berichten uit 2014 en een van berichten uit 2016. Er is gekozen voor 2012 als startpunt omdat dit het jaar is voordat Facebook in 2013 de nieuwe News Feed lanceerde, waardoor Facebook belangrijker werd voor nieuwsdistributie (Poell en Van Dijk 187). Voor het jaar 2016 is gekozen omdat dit de meest recente situatie schetst. Daarnaast wordt in dit onderzoek ook gekeken naar 2014, omdat zo duidelijk wordt of er mogelijk een geleidelijke verandering is geweest.

Vervolgens wordt gekeken of het nieuws op Facebook verschilt van de papieren editie. Dit wordt onderzocht omdat zo duidelijk wordt of de Volkskrant nieuws direct overplaatst in de krant, of dat nieuws juist aangepast of zelfs specifiek gemaakt wordt voor het platform Facebook. Alle gedrukte versies van de krant die de dag voor, tijdens en na de geanalyseerde berichten op Facebook verschenen worden geanalyseerd. Tot slot worden twee online-medewerkers van de Volkskrant geïnterviewd om erachter te komen in hoeverre zij bewust bezig zijn met hun nieuwskeuze op Facebook. In dit diepte-interview wordt gevraagd naar de strategie van de Volkskrant op Facebook, in hoeverre data-analyses invloed hebben op het soort nieuws dat op Facebook geplaatst wordt en hoe journalisten aankijken tegen de steeds grotere machtspositie van Facebook. De uitspraken in het diepte-interview worden geanalyseerd middels een discoursanalyse. Om het onderzoek helder vorm te geven wordt het opgedeeld in vier deelvragen:

D1: Zet de Volkskrant meer hard of zacht nieuws op haar Facebookpagina? D2: Is het aandeel zacht nieuws op de Facebookpagina van de Volkskrant verhoudingsgewijs toegenomen sinds 2012?

D3: Is het soort nieuws dat verspreid wordt via de Facebookpagina in

overeenstemming met wat in de gedrukte versie van het dagblad verschijnt?

D4: Hoe kijkt de webredactie van de Volkskrant naar dataverzameling en -analyses, de verspreiding van nieuws en het type nieuws op Facebook?

Het is belangrijk om te onderzoeken wat voor soort nieuws er verspreid wordt via Facebook en of dit verschilt van de gedrukte krant, omdat tegenwoordig meer dan een derde (36

(7)

procent) van de Nederlanders wekelijks nieuws van Facebook haalt. Bij mensen onder de 35 jaar is dit aantal zelfs 45 procent (Newman et al. 59). Wereldwijd gebruikt 44 procent van de mensen het sociale netwerk minstens wekelijks als bron van nieuws. Daarmee heeft Facebook wereldwijd een dominante positie ten opzichte van andere sociale media (Newman et al. 11) als het om nieuwsgebruik gaat. Omdat steeds meer mensen Facebook gebruiken als nieuwsbron is het belangrijk om te onderzoeken of dit deel van het publiek een representatieve weergave krijgt van het nieuws dat een krant brengt, of wil brengen. Bovendien toont dit onderzoek aan in hoeverre nieuws specifiek wordt gemaakt voor Facebook en dat geeft inzicht in eventuele veranderingen die de digitale distributie van nieuws met zicht meebrengt voor de journalistieke praktijk. Ook wordt zo duidelijk in hoeverre de Volkskrant afhankelijk is van het platform Facebook en of op Facebook de boodschap van nieuws veranderd wordt – in navolging van McLuhans idee van ‘the medium is the message’ (390). Tot slot laat deze scriptie zien wat de gevolgen zijn van het toenemende inzicht in het gedrag en de wensen van het publiek op de inhoud en de distributie van nieuws.

In hoofdstuk twee van deze scriptie wordt de theoretische achtergrond van dit onderzoek geschetst. Daarin worden in drie paragrafen concepten als de news gap, hard en zacht nieuws, (online)strategieën en online data-analyses besproken. De overzichten van deze concepten leiden tot hypotheses en geven ook het belang aan van de te behandelen deelvragen. In hoofdstuk drie wordt vervolgens uitgelegd hoe de deelvragen beantwoord worden en welke onderzoeksmethoden hiervoor ingezet zijn. In hoofdstuk vier volgen de onderzoeksresultaten van de uitgevoerde inhoudsanalyses en het diepte-interview bij de Volkskrant. In hoofdstuk vijf volgt tot slot een conclusie en discussie, waarin de uitkomsten van het onderzoek besproken worden, evenals de implicaties voor eerdere theorieën. Verder komen de beperkingen van het onderzoek aan bod en er worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan.

(8)

2 THEORETISCHE ACHTERGROND

In dit hoofdstuk volgt een overzicht van diverse begrippen en theorieën die belangrijk zijn voor dit onderzoek. In de eerste paragraaf komt de steeds belangrijker geworden news gap aan bod en de gevolgen daarvan op het nieuws op websites en Facebook. In de tweede paragraaf volgt het verschil in strategie van de gedrukte krant en online. Tot slot wordt het gebruik van data-analyseprogramma’s door journalisten en redacties besproken. Elke paragraaf leidt tot een hypothese en de bijbehorende deelvraag.

2.1 Veranderend nieuws door nieuwe media

In hun boek The News Gap openen Pablo Javier Boczkowski en Eugenia Mitchelstein het eerste hoofdstuk met het verhaal van een bakker. Deze bakker verkoopt deels gezonde producten, die niet ontzettend populair zijn bij klanten – maar toch verkocht worden omdat de bakker de enige is in de buurt. Als er echter meer concurrentie komt, wordt het gemakkelijker voor klanten om ongezondere producten te kopen bij iemand anders. Dan staat de bakker voor een dilemma: moet hij voor zijn gezonde missie staan, de gezonde broodjes blijven verkopen en genoegen nemen met verlies, of aan de wens van zijn klanten voldoen (1)?

Voor dezelfde vraag staan journalisten, beargumenteren Boczkowski en Mitchelstein. In de twintigste eeuw hadden media een sterke marktpositie: journalisten konden het publiek vertellen wat zij belangrijk vonden, want er was weinig concurrentie. Hoewel verhalen over entertainment, misdaad en sport geliefder waren bij lezers, verspreidden journalisten liever nieuws over bijvoorbeeld politiek en economische zaken. Het verschil in vraag en aanbod – de news gap – werd getolereerd, het publiek had daarin weinig keuze. Lezers konden moeilijk onderwerpen ontwijken die ze niet interessant vonden: nieuws was niet te koop als los product. Als iemand meer wilde weten over een sportevenement, moest hij of zij de hele krant kopen (Boczkowski en Mitchelstein 3).

Het was voor journalisten daarom gemakkelijk om hun taak als publieke dienstverlener uit te voeren, terwijl nieuwsmedia ook nog eens winst maakten. Door de opkomst van het internet en online journalistiek kunnen journalisten de news gap echter niet meer negeren. Er is veel meer concurrentie en keuze voor het publiek (Cherubini en Nielsen 8), door bijvoorbeeld nieuwe journalistieke start-ups, gratis nieuwsblogs en het feit dat iedereen nieuws kan publiceren. Bovendien heeft het publiek meer controle gekregen over haar nieuwsconsumptie (Napoli 1): nieuws is als los product verkrijgbaar, via kanalen als Twitter, Facebook en Blendle. Mensen hoeven zich niet meer tot één medium te beperken. Door de grote hoeveelheid mogelijkheden voor het publiek moeten journalisten een keuze maken: publiceren ze de verhalen die zij belangrijk vinden, of schrijven ze het nieuws dat het publiek interessant vindt om te lezen?

(9)

‘zacht nieuws’. Deze begrippen werden in 1972 geïntroduceerd door Gaye Tuchman. Hij deed twee jaar etnografisch onderzoek bij nieuwsmedia en kwam erachter dat journalisten nieuws indeelden in twee categorieën. Ten eerste hard nieuws: belangrijke zaken die mensen moeten weten, en ten tweede zacht nieuws: human interest verhalen. Ofwel: “A hard news story is ‘interesting to human beings’ and a soft news story is ‘interesting because it deals with the life of human beings’” (Tuchman 114). Ook de jaren daarna karakteriseerden en herdefinieerden andere wetenschappers deze typen nieuws (Limor en Mann 1997; Patterson 2000; Lehman-Wilzig en Seletzky 2010). Hard nieuws zagen de onderzoekers als berichten met een hoge nieuwswaarde (meestal politiek, economie en sociale zaken) die meteen gepubliceerd moesten worden. Zacht nieuws had volgens hen juist een laag informatief gehalte en hoefde niet direct gepubliceerd te worden.

In zijn boek Deciding What’s News reflecteert Herbert Gans op een kwart eeuw aan nieuws. Hij concludeert dat hard nieuws is afgenomen door de jaren heen (xiv). Boczkowski en Peer beargumenteren in hun artikel “The Choice Gap: The Softening of News and Divergent Preferences of Journalists and Consumers” dat die afname gezien kan worden als een poging van media om het gat tussen wat zij produceren en wat het publiek wil te verkleinen, om marktdaling tegen te gaan (6).

Tegenwoordig hebben media vooral online steeds meer de mogelijkheid om de voorkeuren van het publiek in kaart te brengen, door het interactieve karakter van nieuwe media (Napoli 9). Analysesystemen als Chartbeat, Google Analytics, NewsWhip en Parse.ly maken het mogelijk voor medewerkers van nieuwsmedia om het publiek door data heel precies te analyseren en zo datagedreven keuzes te maken. Dat is anders dan vóór het ontstaan van nieuwe media: toen konden slechts vage impressies gemeten worden. Beslissingen werden genomen op basis van wat een redacteur dacht dat succesvol zou zijn (Napoli 11). Mediaorganisaties gebruiken dus steeds meer data-analyse: systematische analyse van kwantitatieve gegevens over verschillende aspecten van het gedrag van het publiek, gericht op groei en het verhogen van betrokkenheid (Cherubini en Nielsen 8). Zo houden organisaties bijvoorbeeld het aantal keer dat op een artikel geklikt en gedeeld wordt en de tijd op de website in de gaten, om een beter inzicht te krijgen in welke artikelen goed ‘scoren’ en wat de wensen zijn van het publiek. Ook de totale betrokkenheid, ofwel engagement, wordt gemeten. Dit is ook een belangrijke maatstaf voor advertentie-inkomsten geworden van media (Napoli 95).

Dat media analysesoftware gebruiken, blijkt uit diverse onderzoeken (MacGregor 2007; Welbers et al. 2015; Cherubini en Nielsen 2016). Doordat de wensen en acties van het publiek kenbaar worden, verandert het nieuws dat journalisten brengen (Anderson 2011; Lee en Lewis 2012; Vu 2013). Zo beïnvloeden de uitkomsten uit de analysesoftware de nieuwskeuze van journalisten en de plaats van een artikel op een website. Journalisten plaatsen populair nieuws bijvoorbeeld op uitgelichte plekken op de startpagina, verspreiden

(10)

links naar artikelen via sociale media naar bepaalde doelgroepen en zorgen voor een uitgekiende zoekmachineoptimalisatiestrategie om meer verkeer naar de artikelen te creëren (Lee, Lewis en Powers 519). Bij deze strategische methode om meer publiek te genereren zijn ook nieuwe banen ontstaan op redacties, zoals growth editor en audience development editor (Cherubini en Nielsen 9).

Om meer verkeer naar de website te genereren worden ook sociale media ingezet. Vandaag de dag heeft elke nieuwsorganisatie wel een Facebook- en Twitteraccount om nieuws te verspreiden en verkeer naar de website te genereren. Die strategie werkt: bij sommige nieuwswebsites komt tot wel veertig procent van alle verkeer naar de website alleen vanuit Facebook (Rosoff 2016).

Facebook zelf werkt hard mee aan een machtspositie. Zo lanceerde het platform in 2013 een nieuwe News Feed, waardoor niet alleen persoonlijke berichten, maar ook de distributie van nieuws eenvoudiger werd (Poell en Van Dijck 187). Met ‘paginastatistieken’ kunnen media ondertussen zien hoeveel weergaven, vind-ik-leuks en shares een specifiek artikel heeft en hoeveel mensen bijvoorbeeld doorklikken naar de website van het medium (Facebook Business 2017). In mei 2015 lanceerde Facebook bovendien ‘Instant Articles’, een tool waarbij nieuwsartikelen gelezen kunnen worden binnen Facebook zelf, met de huisstijl van het nieuwsmedium. Volgens Facebook zouden deze artikelen tien keer sneller laden op mobiel dan hetzelfde webartikel op het nieuwsmedium. Artikelen die gepubliceerd worden via Instant Articles zouden volgens Facebook verder twintig procent meer gelezen worden (Instant Articles 2016). Zo probeert Facebook geschreven media actief binnen zijn platform te houden.

Een voorbeeld van een medium dat Facebook actief gebruikt voor nieuwsverspreiding is de prestigieuze krant The New York Times. Deze krant deelt elke dag berichten via haar Facebookpagina, die in februari 2017 meer dan dertien miljoen vind-ik-leuks heeft. De website Priceonomics onderzocht welke artikelen het meest populair waren in 2015 op de Facebookpagina van de krant. Wat bleek: berichten over Lady Gaga, Taylor Swift en de serie Game of Thrones stonden in de top-10. Geen enkel onderzoeksjournalistiekverhaal kwam in de buurt. Koken, ouderschap en stijl waren bovendien de meest populaire onderwerpen op de Facebookpagina: deze artikellinks ontvingen de meeste vind-ik-leuks en shares van Facebookgebruikers (Kopf 2015). Dit laat zien dat zachte nieuwsonderwerpen bij The New York Times op Facebook het meest populair zijn. En dat geldt niet alleen voor deze krant. Zachte nieuwsonderwerpen doen het over het algemeen beter op sociale media. De reden daarvoor is het platform zelf: Facebook is een plek waar mensen naartoe gaan voor updates van vrienden en entertainment, niet in eerste instantie voor informatie (Baumgartner 27). Zachte nieuwsonderwerpen met een hoge entertainmentwaarde scoren daarom beter.

The New York Times gebruikt daarom net als veel andere media een strategie waarbij niet al het nieuws van de krant wordt gedeeld op Facebook, maar alleen specifieke artikelen die het ‘goed doen’ op sociale media: dat wil zeggen het nieuws dat veel betrokkenheid

(11)

oplevert. Alexis Mainland, sociale-mediaredacteur bij The New York Times legde al in 2012 uit dat de krant niet leidend is voor nieuws op Facebook:

Part of determining what to share is about finding those gems that might not have been on the homepage or on the front page, but are made for social media. It’s great to have an additional outlet besides the main site’s homepage and front page for sharing great content. (Margolis 2012)

In dit onderzoek wordt onderzocht wat de Volkskrant voor nieuws verspreidt via Facebook en of dit nieuws specifiek voor sociale media wordt geselecteerd, net zoals bij The New York Times het geval is. Op basis van de belangrijker geworden news gap, de theorieën over hard en zacht nieuws en het feit dat artikelen met een hoge entertainmentwaarde op Facebook veel betrokkenheid opleveren, leidt dit tot de volgende hypothese:

H1: Er wordt sinds 2012 relatief steeds meer zacht nieuws verspreid op de Facebookpagina van de Volkskrant.

Om deze hypothese te testen zullen de eerste twee deelvragen uit dit onderzoek beantwoord

worden: D1: Zet de Volkskrant meer hard of zacht nieuws op haar Facebookpagina? en D2: Is

het aandeel zacht nieuws op de Facebookpagina van de Volkskrant verhoudingsgewijs toegenomen sinds 2012? Dit wordt gedaan middels een inhoudsanalyse, die in het volgende hoofdstuk nader toegelicht wordt.

2.2 Verschil in nieuwskeuze en strategie per medium

In de vorige deelparagraaf werd duidelijk dat The New York Times haar nieuws specifiek selecteert voor het platform Facebook. Grote digitale nieuwsmedia zoals The Huffington Post en BuzzFeed gaan hierin nog een stap verder: zij optimaliseren hun nieuws volledig voor het web. Bij deze media is sociale-mediaoptimalisatie essentieel voor het verdienmodel (Poell en Van Dijck 194).

De website BuzzFeed haalt driekwart van haar views niet uit de startpagina van de website, maar uit alle sociale media die ze beheert. Van de 7 miljard views die de website in september 2015 haalde, kwam een derde van Facebook (Meola 2016). Het idee achter de sociale-mediastrategie van BuzzFeed is simpel: Facebook heeft meer dan één miljard dagelijkse actieve gebruikers, net zoals YouTube. Daarom brengen de redacteuren van BuzzFeed de artikelen die ze maken naar de gebruiker, in plaats van dat ze eisen dat mensen naar hun startpagina komen (Moses 2016). Ook de journalistieke start-up Quartz haalt de helft van alle kijkcijfers van de website uit sociale media (Filloux 2013) en de relatief nieuwe website LittleThings.com richt zicht specifiek op Facebook virals (Dewey 2016).

(12)

In augustus 2016 was The Huffington Post de meest betrokken nieuwswebsite op Facebook, blijkt uit cijfers van NewsWhip. Dat wil zeggen dat het medium de meeste vind-ik-leuks, shares, reacties en Facebook-reacties (emoticons als ‘boos’, ‘verdrietig’ en ‘geweldig’) had op alle berichten op haar Facebookpagina. Het totaal: meer dan 26 miljoen interacties op basis van iets meer dan zestienduizend artikelen (Corcoran 2016). Tot begin 2016 waren BuzzFeed en The Huffington Post bijna altijd de top-2 in de lijst van meest geëngageerde websites, maar ook traditionele nieuwsmedia zoals de NBC, BBC, The Washington Post en The New York Times maakten een groei door (Corcoran 2016). Deze traditionele media proberen hun verdienmodellen te vernieuwen en de online ontwikkelingen bij te benen. Lindsay Hoffman schrijft in haar onderzoek uit 2006 dat nieuwsinhoud online en in de krant grotendeels hetzelfde zijn (67), maar dat is inmiddels bij veel media niet meer zo. Kranten kampen met teruglopende abonnees (Bakker 2016) en proberen zich daarom steeds meer op het internet te richten (Tandoc en Jenkins 2).

Het selecteren van nieuws specifiek voor sociale media lijkt succesvol en daarom zijn ook traditionele media hiermee begonnen. In de vorige paragraaf werd al duidelijk dat The New York Times al sinds 2012 ‘deelbare’ content op Facebook zet, waarvan verwacht wordt dat het verkeer naar de website oplevert (Poell en Van Dijck 193). Sinds 2014 hanteert de grote krant bovendien een online first strategie, waarbij artikelen eerst geschreven worden voor het web: “Bearing in mind that our aim is to get our best content in front of the most readers”, luidde het bericht van hoofdredacteur Dean Baquet en hoofd nieuwsdienst Karron Skog (Insider Staff 2014). Pas later worden artikelen aangepast voor de krant. Deze online first strategie leverde het medium meer dan een miljoen digitale abonnees op en dat aantal is nog altijd groeiende (Baquet en Kinsey 2016).

Ook BBC Sport creëert ‘deelbare’ berichten voor Facebook, die specifiek bedoeld zijn voor sociale media. “We looked deeply at our analytics to refine the style, execution and also to guide when to post and how often”, legt online assistent Ian Singleton uit aan NewsWhip. Dat had bij BBC Sport effect. In september 2014 had de afdeling van de Britse nieuwszender 35 duizend doorverwijzingen vanuit Facebook naar de website, een jaar later was dat 3,7 miljoen (Corcoran 2015).

Ook The Washington Post is sinds twee jaar flink in gaan zetten op sociale media. In 2015 haalde de krant met 63 miljoen bezoekers voor het eerst meer unieke bezoekers dan de The New York Times. Een belangrijke reden hiervoor is dat The Washington Post sinds september 2015 alle Facebookartikelen publiceert via Instant Articles. Julia Beizer, directeur mobiele producten van de krant, verklaarde het record als volgt: de “combination of a story you want to read and knowing you won’t have to face a loading penalty has given us a lift” (Moses 2016).

(13)

gedrukte krant, waar traditioneel het belangrijkste nieuws op de voorpagina staat. De voorpagina is de etalage is van de krant: het eerste wat lezers aantrekt (Faurie 346). Het allerbelangrijkste nieuws staat doorgaans ook nog eens ‘above the fold’: op de bovenste helft van de pagina, die mensen al kunnen lezen zonder de krant überhaupt open te vouwen (Mensing en Greer 284). De keuze voor de voorpagina wordt gemaakt door de hoofdredactie en deze kan er anders uitzien dan de nieuwskeuze van lezers. Zo analyseerde de website Snow alle voorpagina’s van The New York Times in 2012. Op de voorpagina stond nieuws over de Amerikaanse politiek, de economie en samenleving – allemaal hard nieuws. Gebruikers lieten door hun online gedrag juist weten dat ze liever zacht nieuws lazen: onderwerpen als mode en wetenschap kregen de meeste vind-ik-leuks en reacties (Zubiaga 2013).

Het verschil in de nieuwskeuze en strategie tussen de krant en online laat zien dat het publiek meer keuze en controle heeft gekregen op het internet. Het publiek kan daar makkelijk feedback geven (door middel van vind-ik-leuks en reacties bijvoorbeeld) (Napoli 54). Door de grotere rol van het publiek en de meetbaarheid van het publiek op sociale media is het gatekeeping proces dus veranderd. Het begrip gatekeeping werd voor het eerst geïntroduceerd door David Manning White in 1950. Hij beschreef in zijn onderzoek hoe een chef van een krant – “Mr. Gates” – beslissingen maakte over het al dan niet plaatsen van een artikel in de krant. Deze redacteur had allerlei persoonlijke redenen voor het al dan niet plaatsen van artikelen, die gebaseerd waren op zijn eigen opvattingen en ervaringen (White 386). Hij had daarbij een publiek met ‘gemiddelde intelligentie’ voor ogen (White 390).

Inmiddels houdt de gatekeeper niet alleen meer rekening met zijn eigen voorkeuren, maar ook met die van het publiek (Welbers 3) en die zijn online makkelijk te meten. Gebruikers kunnen online bovendien allemaal een gatekeeper zijn, door te reageren op Facebook en nieuws te delen met vrienden. Doordat de perceptie van journalisten van wat nieuwswaardig is en de reacties van het publiek nu op elkaar inwerken, kan gesteld worden dat het publiek een eigen ‘gate’ heeft gekregen. Mensen sturen nieuws naar anderen in het publiek als de nieuwswaarde en persoonlijke relevantie van een Facebookbericht groot genoeg is (Shoemaker en Vos 126).

Facebook wordt door grote internationale media dus gebruikt als een aparte outlet, waarop vooral deelbare artikelen worden geplaatst, waarvan gedacht wordt dat het publiek ze graag ziet. Bovendien heeft het publiek een eigen poort gekregen om nieuws te delen en verspreiden – dit doen zij als het nieuws voor hen persoonlijk relevant is. Aan de hand van de meest gelezen stukken wordt de startpagina van een krant bijvoorbeeld automatisch aangepast (Lee, Lewis en Powers 319). Dat is een ander proces dan in de krant, waarbij de beslissing van het nieuws op de voorpagina nog steeds bij de hoofdredacteur(en) ligt. In dit onderzoek zal gekeken worden in hoeverre er bij de Volkskrant ook een verschil geldt. Op basis van voorbeelden van internationale media wordt in dit onderzoek de volgende hypothese verwacht:

(14)

H2: Het nieuws op de Facebookpagina van de Volkskrant is niet representatief voor de papieren krant.

Om deze hypothese te testen zal middels een inhoudsanalyse gekeken worden in hoeverre de krant en het nieuws op Facebook overeenkomen en of er aanpassingen in artikelen gemaakt worden voor de twee verschillende outlets: papier en online. Daarmee wordt er antwoord gegeven op deelvraag D3: Is het soort nieuws dat verspreid wordt via de Facebookpagina in overeenstemming met wat in de gedrukte versie van het dagblad verschijnt?

2.3 De rol van analyses van gebruikersdata in de journalistiek

Dat grote internationale media data over het publiek gebruiken in hun productieproces werd al duidelijk in de vorige twee paragrafen. Bij veel kranten worden nieuwe posities, strategieën en sociale-mediaafdelingen in het leven geroepen en de nieuwsberichtgeving wordt vaak op ‘deelbaarheid’ aangepast op Facebook. De mate waarin statistieken gebruikt en geaccepteerd worden verschilt echter nog enorm tussen media. Dit heeft met de professionele praktijk, de journalisten zelf en de steeds groter wordende invloed van Facebooks News Feed-algoritmes te maken, die op basis van informatie van internetgebruikers bepalen welk nieuws lezers te zien krijgen. De rol en de taak van de journalist verschuift zo.

Niet elk medium gebruikt de informatie van lezers al zo ‘optimaal’ als de grote internationale media die eerder besproken werden. Zo lopen Europese nieuwsorganisaties

achter als het op het gebruik van inzichten verkregen door gebruikersstatistieken aankomt. De

analysesoftware die gebruikt worden en hoe statistieken gekoppeld worden aan redactionele doelstellingen verschilt aanzienlijk tussen media (Cherubini en Nielsen 21).

In het rapport “Editorial Analytics: How News Media Are Developing and Using Audience Data and Metrics” beschrijven Cherubini en Nielsen drie maten van statistieken (zie figuur 1). Zij praten over (1) rudimentary analytics: simpele tools als Google Analytics en Paginastatistieken van Facebook worden bij deze manier van meten gebruikt, maar er is weinig organisatie hieromheen en er is geen datacultuur op de redactie. Er zijn ook geen systematische links naar besluitvorming. Dit gebruik van metingen komt met name voor in kleinere en Europese media. (2) Generic analytics: in deze structuur wordt software gebruikt die speciaal ontwikkeld is voor gebruikersanalyses op redacties, zoals Chartbeat en NewsWhip. Er is echter nog geen redactiecultuur rondom de metingen, data wordt vooral voor kortetermijnoptimalisatie gebruikt. Dit is volgens het rapport de huidige stand van zaken bij de meeste media. Tot slot praten ze over (3) editorial analytics: analyses waarbij redactiewerk en organisatie op elkaar afgestemd zijn. Publieksanalyses worden gebruikt voor beslissingen op korte termijn én strategische ontwikkeling op de lange termijn. In deze werkwijze worden de metingen ook continu aangepast op het veranderende medialandschap (Cherubini en Nielsen 19).

(15)

Drie soorten data-analyse

Rudimentary analytics | Generic analytics | Editorial analytics

Some data, but little organization and culture, and no systematic link to decision-making and few attempts to update to an evolving environment.

Multiple standard tools and organization and culture in place for short-term optimization.

Tailored tools, organization, and culture supports both short-term and long-term data-informed decision-making in the newsroom and evolve over time.

Figuur 1: Een continuüm van vormen van data-analyse, opgesteld door Cherubini en Nielsen (2016).

De verschillende maten van statistiekgebruik hebben invloed op de werkwijze van een redactie, stellen Cherubini en Nielsen. Wetenschappers Thomas Poell en José van Dijck gaan nog een stap verder. Zij beargumenteren in hun artikel “Social Media and Journalistic Independence” dat er door het plaatsen van nieuws op sociale media een algemene verschuiving gaande is van editorial logic naar algorithmic logic: “from the judgements and choices of professionals to proceduralized machine choices” (182). Poell en Van Dijck spreken over een algorithmic logic, omdat sociale media geen neutrale doorgeefluiken zijn. Ze bevatten namelijk algoritmes die bepaalde berichten voorrang geven. Zo worden bijvoorbeeld breaking news en berichten die Facebookgebruikers veel hebben gedeeld, hoger op de tijdlijn van andere gebruikers geplaatst. Voor het eerst bepalen daardoor niet mensen wat het belangrijkste nieuws is, maar een systeem: Facebook. En dat is een probleem, want Facebook lijkt objectief en neutraal voor gebruikers (Boyd 2016), terwijl dat het absoluut niet is.

Trending Topics is bijvoorbeeld een systeem van Facebook dat gebruikers sinds 2014 helpt om artikelen te ontdekken die op dat moment populair zijn in de wereld. De trending topics worden geconstrueerd door algoritmes en ontstaan als er in korte tijd veel gepraat wordt over een specifiek onderwerp (Osofsky 2016). Dat proces is echter niet neutraal. In mei 2016 kwam het systeem van Facebook bijvoorbeeld in opspraak, doordat de blog Gizmodo stelde dat Facebook mensen in dienst had die conservatieve onderwerpen van Trending

Topics weerden (Denton 2016). Facebook zelf ontkende dat dit het geval was: “Our data

analysis indicated that conservative and liberal topics are approved as trending topics at virtually identical rates”, schreef het platform in een persbericht (Stretch 2016).

De News Feed-algoritmes van Facebook komen vaker in het nieuws, doordat de werking ervan soms verkeerd uitpakt. Uit meerdere casussen blijkt dat de algoritmes van Facebook en de algoritmische logica die daardoor ontstaat een gevaar kan opleveren voor de journalistiek. Het eerste gevaar dat door Facebook (en het internet in het algemeen) gevoed wordt is de informatieluchtbel (filter bubble). Door internetactivist Eli Pariser omschreven als

(16)

een systeem waarbij algoritmes kijken naar wat je leuk vindt en doet. Op basis daarvan wordt er een uniek universum van informatie gecreëerd dat individueel verschilt en beïnvloedt hoe we denken over de wereld (Pariser 2011). Deze informatieluchtbel is onzichtbaar en daardoor weten veel mensen niet dat hij bestaat. Hoewel in 2016 veel mensen verbaasd waren over het feit dat Brexit daadwerkelijk gebeurde en Donald Trump tot president van Amerika werd verkozen – het leek immers alsof de meeste mensen aan de andere kant stonden – verbaasde dit Pariser niet. Aan de Britse krant The Guardian legt hij uit:

The danger of these filters is that you think you are getting a representative view of the world and you are really, really not, and you don’t know it. Some of these problems that our fellow citizens are having kind of disappear from view without your really even realizing. (Jackson 2017)

Diezelfde informatieluchtbel helpt ook een ander gevaarlijk fenomeen te verspreiden: nepnieuws. Tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 circuleerde er nepnieuws rond op Facebook. Artikelen met titels als “Pope Francis Shocks World, Endorses Donald Trump for President, Releases Statement” en “FBI Agent Suspected in Hillary Email Leaks Found Dead in Apparent Murder-Suicide” werden honderdduizenden keren gevind-ik-leukt en gedeeld, terwijl ze onwaar bleken (Silverman 2016). Het probleem: echt nieuws is niet van nepnieuws te onderscheiden op Facebook.

En dat is een ernstig probleem, want in de laatste drie maanden van de Amerikaanse verkiezingen werden neppe nieuwsberichten zelfs meer gezien dan ‘echte’ nieuwsberichten van gerespecteerde media. Uit een analyse van BuzzFeed blijkt dat de top-20 valse verhalen samen meer dan 8,7 miljoen reacties, Facebook-reacties en shares opleverden, terwijl de top-20 beste verhalen over de verkiezingen van gerespecteerde nieuwssites samen ‘slechts’ 7,3 miljoen totale betrokkenheid binnenhaalden (Silverman 2016). Doordat het grootste aantal van deze berichten pro-Trump was, zeiden sommige partijen na de verkiezingen dat Facebook schuldig zou zijn aan het feit dat Trump won (Parkinson 2016; Lapowsky 2016; Webb 2016). Hoewel Mark Zuckerberg op zijn eigen Facebookpagina aangaf dat 99 procent van de berichten op Facebook waar zijn, geldt dit niet voor wat alle gebruikers te zien krijgen. Een oplettende lezer reageerde dan ook dat hij veel meer nepnieuws zag op zijn News Feed dan 1 procent, waarop Zuckerberg reageerde:

The stat I mentioned is across the whole system. Depending on which pages you personally follow and who your friends are, you may see more or less. The power of Facebook is that you control what you see by whom you choose to connect with (Zuckerberg 2016).

(17)

dan de bedoeling was. Doordat Facebook anders dan traditionele media geen redacteurs heeft en alleen met algoritmes werkt, voert gepersonaliseerd (nep)nieuws de boventoon. Dit terwijl belangrijk nieuws voor de maatschappij minder vaak in iemands News Feed verschijnt (Webb 2016).

Facebook geeft dus voorkeur aan breaking nieuws en dat heeft niet alleen gevolgen voor het ontstaan van nepnieuws. Ook complexe politieke thema’s die een langere tijd spelen worden hierdoor minder snel als relevant gezien door News Feed-algoritmes en daarom minder snel opgepakt. Daarom beargumenteren Poell en Van Dijck dat de algoritmes op sociale media niet overeenkomen met de kerntaken van de journalist: het faciliteren van een publiek debat en democratische verantwoording (189). Door de door statistieken gedreven nieuwsproductie komt volgens hen bovendien de journalistieke onafhankelijkheid in het gedrang. Immers: journalisten gaan steeds meer het publiek tegemoetkomen, in plaats van zich te richten op vraagstukken van algemeen belang (191).

Doordat door analysesystemen de onafhankelijkheid van journalisten in gedrang kan komen, zijn sommige journalisten terughoudend tegenover het gebruik ervan. Zij zeggen net als Poell en Van Dijck bijvoorbeeld dat dit in gaat tegen de journalistieke onafhankelijkheid. Bovendien kunnen analysesystemen zorgen voor extra stress en werkdruk bij journalisten (Zamith 2015; Petre 2015). Uit ander onderzoek blijkt juist dat journalisten zeggen dat ze tegen dit soort metingen zijn, maar er toch door beïnvloed worden (Welbers et al. 2013), terwijl het meest recente onderzoek van Cherubini en Nielsen laat zien dat journalisten analysesoftware steeds meer gebruiken en het gebruik ook aanmoedigen (Cherubini en Nielsen 7).

In dit onderzoek wordt eerst onderzocht in hoeverre de Volkskrant Facebookanalyses gebruikt

en wordt gekeken of de Volkskrant meegaat met de marktleiders in de journalistiek, of tot de

Europese media behoort die nog niet zover zijn dat ze een online first strategie hebben. Dit wordt gedaan middels een diepte-interview met de chef online en de coördinator online. Ook worden hun opvattingen gevraagd over Facebook als distributieplatform voor nieuws en de gevolgen hiervan zoals hierboven besproken. Tot slot rijst de vraag: gaat het gebruik van Facebook door deze implicaties tegen hun journalistieke principes in, zoals sommige onderzoekers stellen? Door deze onderwerpen te bespreken wordt er antwoord gegeven op de

vierde en laatste deelvraag, D4: Hoe kijkt de webredactie van de Volkskrant naar

dataverzameling en -analyses, de verspreiding van nieuws en het type nieuws op Facebook? De gebruikte methode komt in het volgende hoofdstuk aan bod.

(18)

3 METHODOLOGIE

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Wat voor soort nieuws verschijnt er op de Facebookpagina van de Volkskrant en is dit nieuws anders dan wat in het dagblad verschijnt? Om deze hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen te beantwoorden is er een mixed-methods benadering gebruikt: zowel twee inhoudsanalyses als een semigestructureerd diepte-interview worden ingezet om een volledig antwoord te geven. In deze paragraaf volgt een toelichting over de keuze voor de onderzoeksmethoden per deelvraag.

3.1 Verspreiding van nieuws via Facebook

Om de eerste hypothese te testen en antwoord te geven op de eerste twee deelvragen (D1: Zet de Volkskrant meer hard of zacht nieuws op haar Facebookpagina? en D2: Is het aandeel zacht nieuws op de Facebookpagina van de Volkskrant verhoudingsgewijs toegenomen sinds 2012?) is een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd.

3.1.1 Inhoudsanalyse D1 en D2: data

In dit onderzoek is er drie keer een steekproef gedaan om de nieuwsinhoud op de Facebookpagina van de Volkskrant te analyseren. Er is drie keer één week aan berichten geanalyseerd: in 2012 (N = 50), in 2014 (N = 87) en in 2016 (N = 185). Er is gekozen voor 2012 als eerste steekproef, omdat dat is voordat Facebook in 2013 een nieuwe News Feed lanceerde, waardoor Facebook een dominantere rol in de distributie van nieuws kreeg (Poell en Van Dijck 187). Voor 2016 is gekozen omdat dat de meest recente journalistieke praktijk laat zien. De vergelijking kan aantonen of er een verschuiving heeft plaatsgevonden in het soort nieuws dat op de Facebookpagina verschijnt. De toevoeging van het jaar 2014 kan aantonen of deze eventuele verandering geleidelijk is gegaan sinds 2012.

Om te voorkomen dat in een week een bepaald nieuwsfeit de boventoon voert, wordt er gebruik gemaakt van een samengestelde week. Deze begint op de maandag van week 36 en gaat daarna door naar de dinsdag van week 37, de woensdag van week 38, enzovoort. Bij alle drie de steekproeven zijn dezelfde weeknummers gekozen, om ze zo veel mogelijk gelijkwaardig te houden (Koetsenruijter 201) en minder snel verstoorde data te krijgen. De weeknummers zijn willekeurig gekozen, maar zijn wel expres buiten de ‘komkommertijd’ (Stoett 488) en belangrijke feestdagen gehouden.

Alle data is via de tool Netvizz van de officiële Facebookpagina van de Volkskrant gehaald. Netvizz is een applicatie waarmee wetenschappers grote hoeveelheden data kunnen exporteren uit bijvoorbeeld Facebookpagina’s en –groepen (Rieder 346). Niet alleen de gepubliceerde berichten, maar ook de bijbehorende betrokkenheid is via de Facebookapplicatie geëxporteerd. Zo kunnen de berichten op de pagina van de Volkskrant zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd worden.

(19)

De Facebookpagina van de Volkskrant heeft op het moment van schrijven meer dan 186 duizend vind-ik-leuks (31 januari 2017). De missie van de krant wordt beschreven als: “Informeren, kwaliteitsnieuws bieden” en bevat volgens de pagina een selectie van de berichten van de krant, bijgehouden door de redactie (De Volkskrant 2017).

3.1.2 Inhoudsanalyse D1 en D2: operationalisering

Voor de inhoudsanalyse is gekozen om de methode die Reinemann et al. hebben ontwikkeld in het artikel “Hard and Soft News: A Review of Concept, Operationalizations and Key Findings” aangepast te gebruiken. De onderzoekers analyseerden dertig jaar aan wetenschappelijk werk over de concepten hard nieuws en zacht nieuws en kwamen tot de conclusie dat ieder onderzoek andere definities gebruikt van de twee begrippen, waardoor de studies moeilijk te vergelijken zijn. Daarom pleiten zij in hun artikel voor een standaard operationalisering, die hard nieuws en zacht nieuws niet als twee tegenovergestelde begrippen beschouwt, maar de aspecten waarin nieuws hard of zacht kan zijn benadrukt (221).

Reinemann et al. (232) hebben een methode ontwikkeld die bepaalt hoe hard of zacht een nieuwsbericht is aan de hand van drie dimensies: (1) Het thema (themadimensie), (2) specifieke aspecten van de gebeurtenis of het onderwerp die benadrukt worden (focusdimensie) en (3) de manier waarop gebeurtenissen of onderwerpen visueel en verbaal gepresenteerd worden (stijldimensie), zie figuur 2.

Drie verschillende dimensies

themadimensie

Politiek relevant – niet politiek relevant

focusdimensie stijldimensie

maatschappelijke – individuele relevantie onpersoonlijke – persoonlijke verslaggeving thematische – episodische framing emotieloze – emotionele verslaggeving Figuur 2: De drie dimensies volgens de methode ontwikkeld door Reinemann et al. (2012).

Themadimensie

In de eerste dimensie wordt gekeken in hoeverre een nieuwsbericht politieke relevantie heeft, omdat dit volgens de auteurs een van de kerntaken is van de journalistiek (Reinemann et al. 232). Deze dimensie wordt dan ook als de meest belangrijke gezien in het artikel. De politieke relevantie wordt bepaald door de aanwezigheid van vier aspecten: (1) de maatschappelijke actoren die het oneens zijn over een maatschappelijk probleem, (2) de besluitvormende autoriteiten die een beslissing zouden kunnen nemen over dat probleem, (3) beleidsplannen over het probleem en (4) de personen of groepen die verontrust zijn bij de gerealiseerde beslissing of maatregel. In de codering van Reinemann et al. wordt aan elk aspect één punt toegekend als het aanwezig is. Hoe meer van deze vier aspecten worden genoemd, des te hoger de mate van politieke relevantie van een nieuwsbericht (Reinemann et al. 233). De

(20)

onderzoekers kiezen niet voor een lijst met harde en zachte onderwerpen, maar puur voor de politieke relevantie.

Uit eerdere onderzoeken (Knaapen 2013; Vogel 2014) en de testcodering blijkt dat deze definitie van Reinemann et al. echter problematisch is. Zo stelde Els Knaapen in haar onderzoek “‘Sierlijk zwaaiende mannelijke geslachtsdelen’: hard en zacht nieuws in het NOS Journaal” dat zo diverse harde onderwerpen niet als hard geclassificeerd worden. Ze noemt het voorbeeld van een nieuwsbericht over werkloosheidscijfers. Dit nieuwsbericht past binnen het thema ‘economie’, waar volgens Knaapen in de literatuur consensus over bestaat dat het een hard onderwerp is (31). Als men echter naar de vier aspecten van Reinemann et al. kijkt, voldoet het nieuwsbericht niet: er is immers bijvoorbeeld geen onenigheid tussen twee partijen (punt 1) en degenen die de beslissing maken komen niet aan het woord (punt 2). Dit betekent dat het nieuwsbericht als ‘zacht’ geclassificeerd zou worden, terwijl het geen zacht onderwerp is (Knaapen 31). Omdat ook Claartje Vogel in haar onderzoek “Hard of zacht nieuws: studenten en nieuwsverspreiding op Twitter” tot dezelfde conclusie kwam en tijdens de proefcodering in dit onderzoek hetzelfde probleem terugkeerde, is ervoor gekozen om een themalijst met vooraf opgestelde harde en zachte onderwerpen te gebruiken.

Reinemann et al. hadden juist kritiek op een vooraf opgestelde lijst: “because seemingly soft topics may be framed as socially relevant or hard news might be presented as light-hearted, entertaining and with a focus on their soft aspects” (231). Toch is daar in dit onderzoek voor gekozen, omdat dit probleem volgens Knaapen en Vogel opgevangen wordt door de focus- en stijldimensie van het model (Vogel 33). Zij gebruiken in hun onderzoeken een themalijst van Knut de Swert. Op basis van twaalf onderzoeken onderscheidt hij drie soorten nieuws: hard nieuws, zacht nieuws en sensationeel nieuws. Knaapen vulde deze topiclijst aan met internationaal vergelijkend onderzoek naar de inhoud van nieuwsberichten. Omdat haar themalijst voor deze scriptie volledig bleek, is daarvan in dit onderzoek ook gebruik gemaakt (31). De hoofdcategorieën zijn als volgt:

Indeling themadimensie Knaapen

Hard Zacht: algemeen Zacht: sensatie

Politieke thema’s buitenland Kunst, cultuur, geloof Ongelukken / rampen

Politieke thema’s binnenland Sport & kansspelen Justitie en veiligheid

Politieke praktijk Lifestyle / familie / gezondheid Geweld

Economische zaken Entertainment / beroemdheden / roddels Medische ophef

Figuur 3: Indeling themadimensie volgens het onderzoek van Knaapen (2013).

Omdat volgens de codering van Reinemann et al. iedere dimensie maximaal vier punten kan halen, is er in dit onderzoek voor gekozen om berichten met een hard onderwerp vier punten toe te kennen. Algemeen zacht en sensationeel nieuws krijgen nul punten. Een volledig overzicht van alle (sub)onderwerpen die Knaapen indeelde in de themadimensie is te vinden

(21)

in bijlage 2. Focusdimensie

In de focusdimensie maken Reinemann et al. onderscheid tussen persoonlijke en maatschappelijke relevantie. Ook is van belang of het gaat om thematische of episodische framing, omdat nieuws zachter kan worden door het bij een hard onderwerp bijvoorbeeld over één persoonlijke, exemplarische zaak te hebben (Reinemann et al. 233).

De onderzoekers delen de focusdimensie dus op in twee onderdelen. In het eerste deel wordt gecodeerd of de focus persoonlijk of maatschappelijk is. Een persoonlijk verhaal focust zich op de individuele gevolgen, terwijl een maatschappelijk relevant verhaal zich focust op de gevolgen voor de samenleving. Zo kan een verhaal over klimaatverandering zich focussen op het feit dat iedereen meer moet betalen voor elektriciteit (individueel relevant) of dat de waterspiegel hoger wordt (maatschappelijk relevant) (Reinemann et al. 238).

Omdat uit de proefcodering bleek dat niet in elk artikel ofwel de maatschappelijke of individuele relevantie expliciet terugkwam, is in dit onderzoek ook impliciete relevantie gebruikt, welke is bepaald door de onderzoeker. Zo is in dit onderzoek een voetbalverslag met een focus op het verloop van de wedstrijd bijvoorbeeld als individueel relevant gecodeerd (immers: alleen individuen die van voetbal houden spreekt dit artikel aan en de voetbalwedstrijd is niet van belang voor de maatschappij), terwijl een nieuwsbericht met een focus op één of meerdere politici als maatschappelijk relevant gecodeerd is, omdat politiek doorgaans gezien wordt als relevant voor de maatschappij. Artikelen met een puur maatschappelijke focus krijgen in dit onderzoek twee punten, artikelen met een puur persoonlijke focus nul punten en artikelen met een gemixte focus (dus beide aspecten) krijgen één punt.

Ten tweede onderscheiden Reinemann et al. ook een verschil in episodische of thematische framing. Bij episodische framing wordt een specifiek voorbeeld uitgelicht, is er een case study of is een bericht op een evenement gefocust, terwijl thematisch gefocust nieuws de bredere context laat zien (238). In de codering van Reinemann et al. krijgen artikelen met een thematische focus twee punten en artikelen met een episodische focus nul punten. Als een artikel beide aspecten gebruikt, wordt er één punt toegekend.

Stijldimensie

De derde categorie is de stijldimensie. Deze is net als de focusdimensie opgedeeld in twee delen: zo wordt er gekeken in hoeverre de mening van de journalist een rol speelt in het artikel en of er emotieopwekkende woorden/elementen gebruikt worden. Het nieuws wordt hierbij zachter door een persoonlijke en emotionele schrijfstijl (Reinemann et al. 233).

In de eerste categorie wordt gekeken in hoeverre de journalist expliciet zijn eigen mening, indrukken, interpretaties en standpunten in het artikel doorvoert. Dit geldt alleen voor de auteur, geïnterviewde journalisten die geciteerd worden, worden niet meegeteld

(22)

(Reinemann et al. 238). Artikelen met een voornamelijk persoonlijke stijl (zacht) krijgen nul punten, een puur onpersoonlijke stijl (hard) krijgt twee punten en een gemixte stijl (zowel persoonlijke als onpersoonlijke elementen) krijgt één punt (gemixt).

Tot slot coderen Reinemann et al. de al dan niet emotionele presentatie van informatie. Het gaat hierbij niet om de emotie die het onderwerp oproept, maar de manier waarop het artikel is geschreven. Emotioneel geschreven nieuws wordt gepresenteerd als uitzonderlijk, spannend of opwindend, bijvoorbeeld door emotionele tekst en uitspraken, superlatieven, bijvoeglijk naamwoorden, uitgesproken accenten en het visueel presenteren van uitingen van emoties (238). Bij emotieloos nieuws wordt het nieuws feitelijk opgeschreven. Emotieloos nieuws (hard) krijgt twee punten, emotioneel nieuws (zacht) nul punten en er wordt één punt toegekend als een gemixte stijl gebruikt wordt. De volledige codering is te vinden in bijlage 1. Reinemann et al. pleiten voor een continue additieve index, die de mate laat zien waarin nieuws hard of zacht is (233). Deze analysemethode wordt ook in dit onderzoek gebruikt. Dat wil zeggen dat de ‘punten’ uit de drie verschillende dimensies bij elkaar worden opgeteld om de hardheid of zachtheid van een nieuwsbericht te bepalen. In totaal kunnen nieuwsartikels dus nul (volledig zacht) tot twaalf punten halen (volledig hard). De volledige operationalisering is te vinden in bijlage 1 en 2.

Aan de operationalisering van Reinemann et al. is in dit onderzoek een classificatie toegevoegd om te bepalen wat voor soort berichten er op Facebook verschijnen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen geschreven nieuws en niet-geschreven nieuws. Onder geen geschreven nieuws valt alles wat niet volgens het model van Reinemann et al. geanalyseerd kan worden: genres als foto, film en opinie (bijvoorbeeld columns en ingezonden stukken). In het veld ‘journalistiek genre’ is daarna ingedeeld binnen welk genre het artikel valt. Hierbij is gebruik gemaakt van de veertien journalistieke genres van Willem Bekius (2003): nieuwsbericht, nieuwsverhaal, nieuwsverslag, nieuwsinterview, reportage, nieuwsanalyse, achtergrondverhaal, portret, interview, opinieverhaal, recensie, column (het ‘leuke stukje’ en het informatieve artikel). In dit onderzoek zijn daarnaast diverse genres toegevoegd aan die van Bekius, op basis van de proefcodering. Zo zijn onder andere de genres ‘liveblog’, ‘ingezonden’ (brieven en commentaren), ‘reconstructie’, ‘tips’, ‘oproep’ en ‘recept’ toegevoegd. Als een artikel binnen meerdere genres valt, is het artikel ingedeeld in de categorie waarmee deze het meeste overeenkwam (zie bijlage 3).

Tot slot zijn ook alle Facebookposts voorafgaand aan de analyse ingedeeld op thema. Hierbij is grotendeels gebruik gemaakt van de thema’s die de Volkskrant zelf indeelt op de website: buitenland, binnenland, economie, sport, tech, media, wetenschap. Aan deze categorieën zijn ter verduidelijking nog een aantal aanvullende categorieën toegevoegd. Zo is nieuws dat specifiek over politieke partijen, figuren of verkiezingen gaat aangeduid in de categorie ‘politiek’, zodat duidelijk is hoeveel nieuws er direct over de politieke praktijk gaat. Ook zijn de thema’s cultuur (film, televisie, muziek) en levensstijl (eten, schoonheid, familie,

(23)

enzovoort) toegevoegd. Na deze indeling is al het geschreven nieuws geanalyseerd middels het model van Reinemann et al. Al het niet geschreven nieuws (columns, maar ook film e.d.) zijn in dit deelonderzoek grotendeels buiten beschouwing gelaten.

3.2 Vergelijking gedrukte krant en online

Om te achterhalen of de Facebookberichten van de Volkskrant een representatieve weergave zijn van de krant, of juist specifiek geselecteerd zijn voor Facebook, is een tweede kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse gebruikt. Ook in deze inhoudsanalyse is gekeken of er een verschuiving is geweest tussen 2012, 2014 en 2016. Daarmee wordt antwoord gegeven op D3: Is het soort nieuws dat verspreid wordt via de Facebookpagina in overeenstemming met wat in de gedrukte versie van het dagblad verschijnt?

3.2.1 Inhoudsanalyse D3: data

Voor deze analyse is de data uit de eerste inhoudsanalyse gebruikt. Dit keer zijn alle Facebookberichten met een link naar de website erin uit 2012 (N = 50), 2014 (N = 85) en 2016 (N = 174) vergeleken met de papieren kranten uit de samengestelde week. Hierbij zijn ook de kranten van een dag voor en na de publicatie op Facebook gebruikt. Er zijn dus 21 kranten onderzocht in 2012, 2014 en 2016, dat zijn 63 kranten in totaal. Deze kranten zijn ingezien in het Koninklijk Archief in Den Haag, waar exemplaren uit 2012 en 2014 opgeslagen liggen. Edities uit 2016 zijn opgehaald via de digitale nieuwskiosk Blendle. 3.2.2 Inhoudsanalyse D3: operationalisering

Aan de hand van de verzamelde data is onderzocht of de betreffende artikelen ook in de krant stonden, voor of nadat het bericht op Facebook verscheen. In dit onderzoek is een artikel als ‘hetzelfde’ beschouwd, als het onderwerp hetzelfde is, grotendeels of volledig dezelfde bronnen zijn gebruikt, of of het artikel door dezelfde auteur geschreven is.

Om dit te bepalen is eerst kort onderzocht of het artikel op Facebook hetzelfde gepresenteerd wordt als het artikel online (1 = ja, 2 = nee). ‘Hetzelfde’ betekent hier dat de kop, intro en uitgelichte foto hetzelfde zijn als op de website: dat zijn de drie aspecten die via Facebook over een artikel uitgelicht kunnen worden. Als men een link plakt in Facebook, neemt het platform namelijk automatisch dezelfde eigenschappen over van het artikel, maar deze zijn ook aan te passen door de Facebookgebruiker. Als de titel of intro slechts één woord verschilde is al gekozen voor ‘nee’, omdat dit betekent dat het artikel voor Facebook is aangepast. Ten tweede is gespecificeerd wat er precies is aangepast op Facebook. In de codering geldt: 1 = kop, 2 = intro, 3 = foto.

Na de vergelijking met Facebook en het online artikel is gekeken of het online artikel in de krant stond. Hierbij is een onderscheid gemaakt in vóór publicatie op Facebook in de krant verschenen (1) en na publicatie op Facebook in de krant verschenen (2). Zo kan bepaald

(24)

worden op welk medium de artikelen eerst verschijnen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de krant op zijn vroegst om 05:00 bezorgd wordt. Artikelen die om vier uur ’s nachts op Facebook verschenen worden dus gezien als artikelen die eerst online stonden, daarna pas in de krant. Als een artikel niet in de krant verscheen kreeg het artikel het nummer ‘2’.

Vervolgens is er gekeken waar en hoe het artikel in de krant staat. Hierbij is gebruik gemaakt van de onderdelen die de krant zelf onderscheidt. Aan elke categorie is een nummer toegekend: voorpagina (1), Ten eerste pagina 2 of 3 (2), Ten eerste elders (3), Opinie & Debat (4), Economie (5), Wetenschap (6), Sport (7), V (8), Kunst (9), Vonk (10), Sir Edmund (11) en Volkskrant Magazine (12). Alleen de categorie ‘Ten Eerste’ is gesplitst in twee delen, omdat dit een groot deel van de krant beslaat. De eerste pagina’s worden bij de Volkskrant als de belangrijkste pagina’s voor groot nieuws gezien na de voorpagina (Remarque 2015), omdat dit de eerste artikelen zijn die de lezer zal zien. Daarom vormen pagina 2 en 3 een aparte categorie.

Daarna is bepaald waar een artikel op de pagina staat. Artikelen die op de bovenste helft van de pagina’s stonden zijn gekenmerkt als ‘above the fold’ (1), op de onderste helft ‘under the fold’ (2). Ook is een volledige pagina gecodeerd (3), net als een spread of langer (4). Zo kan bepaald worden wat voor soort artikelen (lang of kort) het meest op Facebook verschijnen en hoe deze op de pagina staan.

Tot slot is gekeken of het artikel dat ook in de krant stond anders was (1) of hetzelfde (2). Als het artikel anders was dan op de website is gecodeerd wat er precies anders was: kop (1), intro (2), tekst (3), bronnen (4) en is daarna in de categorie ‘opmerkingen’ een toelichting geschreven. Het codeboek met alle stappen van de inhoudsanalyse is terug te vinden in bijlage 3.

Om te bepalen of de Facebookberichten representatief zijn voor de krant is gekeken naar hoeveel artikelen overeenkomen en waar de artikelen in de krant staan. Op Facebook verschijnen minder artikelen dan in de krant. Vanuit de gedachte dat berichten op Facebook dus bepaalde artikelen ‘uitlichten’, is gekeken naar waar deze artikelen vandaan komen. Hierbij werden Ten Eerste en V als de belangrijkste delen van de krant gezien, omdat deze delen de meeste pagina’s beslaan. Daarnaast is nieuws aan het begin van de krant (voorpagina, pagina 2 en 3), als het belangrijkste nieuws gezien. Tot slot is er gekeken of de artikelen hetzelfde gepresenteerd zijn op beide outlets.

De beperking van deze onderzoeksmethode is dat er wel uit af te leiden is of het nieuws op Facebook en in de papieren editie vergelijkbaar of juist verschillend is, maar alsnog is niet duidelijk wat de beweegredenen daarachter zijn en of analysesoftware de nieuwskeuze beïnvloeden. Dat moet uit een aanvullend interview blijken. Deze wordt in de volgende deelparagraaf besproken.

(25)

3.3 Opvattingen van de webredactie over Facebook

Na de twee inhoudsanalyses is tot slot nog gekeken naar hoe online-medewerkers van de Volkskrant kijken naar nieuwsberichtgeving op Facebook. De onderzoeksresultaten uit de inhoudsanalyses zijn aan hen voorgelegd en er is gevraagd naar hun mening over het gebruik van analysesoftware. Daarmee wordt antwoord gegeven op D4: Hoe kijkt de webredactie van de Volkskrant naar dataverzameling en -analyses, de verspreiding van nieuws en het type nieuws op Facebook?

Diepte-interview D4: corpus

In het onderzoek is één diepte-interview gedaan met twee online-medewerkers van de Volkskrant. Dit zijn de chef digitaal en coördinator van de webredactie. Beiden zijn pas recentelijk aangesteld in hun huidige functie, hiervoor waren ze wel al werkzaam bij de Volkskrant. Er is gekozen voor een diepte-interview met deze twee medewerkers, omdat zij de meeste kennis hebben over de strategie van de Volkskrant en hier ook de verantwoordelijkheid voor hebben. De interviews zouden oorspronkelijk los van elkaar plaatsvinden, maar vanwege tijdgebrek bij de geïnterviewden zijn de interviews noodzakelijk samengevoegd.

Diepte-interview D4: methode

Omdat het de bedoeling was om de opvattingen, ervaringen en meningen van de medewerkers over Facebook en metingen van het publiek te achterhalen, is er gekozen voor een semigestructureerd diepte-interview (Denscombe 174). Er is specifiek gekozen voor een semigestructureerd interview, zodat de geïnterviewden open antwoorden konden geven op de vragen (Denscombe 175). Wel is er vooraf een lijst met onderwerpen opgesteld aan de hand van de twee inhoudsanalyses, met alle thema’s die in ieder geval aan bod moesten komen. De lijst is te vinden in bijlage 5.

Het diepte-interview vond op 13 januari plaats op de redactie van de Volkskrant, in een vergaderkamer die de eerste geïnterviewde uitkoos. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen is het interview opgenomen en achteraf volledig getranscribeerd (Schroder 147). Het transcript vormt de basis voor een discoursanalyse en is terug te vinden in bijlage 6.

Een discoursanalyse gaat uit van het idee dat alle uitspraken die mensen doen vallen binnen een discours, wat gedefinieerd kan worden als ‘alles wat er over een bepaald onderwerp gezegd en geschreven kan worden’ (Hermes 83). Discoursen zijn altijd het gevolg van machtsrelaties, waardoor uitspraken nooit helemaal objectief zijn. Dit betekent dat uitspraken niet per se ‘de waarheid’ representeren, maar wel de gedachten van de geïnterviewden. Met behulp van de discoursanalyse is gezocht naar interpretatieve

(26)

repertoires; specifieke uitdrukkingen en begrippen die blijven terugkomen (Hermes 85). In dit onderzoek zijn uiteindelijk vier repertoires onderscheidden die de twee geïnterviewden gebruikten om over de verschillende onderwerpen te praten.

De beperking van interviews is dat er niet één feitelijk antwoord voortkomt uit de onderzoeksmethode. Dit komt doordat er individuen meewerken en wat zij zeggen is niet per se wat ze daadwerkelijk doen (Denscombe 193). Doordat de resultaten uit de inhoudsanalyse voorgelegd worden aan de geïnterviewden is geprobeerd om dit ‘probleem’ te verkleinen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aanvragen voor metingen zijn afkomstig van de regionale directies van het Toezicht op het Welzijn op het Werk, van de eigen afdeling, van andere overheidsdiensten of van de

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Geestelijke verzorging is echter niet alleen een vorm van zorg, maar ook een vorm van professionele begeleiding.. Begeleiding is een activiteit waarin de ene mens de ander

x The central value of the spiritual care giving can be formulated as ‘existen- tial well-being’ It is defined as well-being with respect to ‘life itself’.. x Existential

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of