• No results found

Biodiversity and phylogeography of Northeast Atlantic and Mediterranean sponges - Samenvatting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Biodiversity and phylogeography of Northeast Atlantic and Mediterranean sponges - Samenvatting"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Biodiversity and phylogeography of Northeast Atlantic and Mediterranean

sponges

Bogalho Teixeira Xavier, J.R.

Publication date

2009

Link to publication

Citation for published version (APA):

Bogalho Teixeira Xavier, J. R. (2009). Biodiversity and phylogeography of Northeast Atlantic

and Mediterranean sponges.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

De noordoostelijke Atlantische Oceaan en het Middellandse Zeegebied kennen een rijke traditie in sponzen taxonomie die heeft geleid tot een schat aan informatie wat betreft de biologie, ecologie en verspreiding van soorten. De beschikbare informatie is echter wijd verspreid waardoor biodiversiteit en biogeografische patronen van sponzen in dit gebied verborgen zijn gebleven. Een eerste doel van dit proefschrift is daarom deze patronen zichtbaar te maken en te ontrafelen hoe ecologische en historische processen een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van deze patronen.

Een groeiend aandeel in de literatuur heeft overtuigend bewijs geleverd dat huidige diversiteitspatronen op grote schaal van zowel terrestrische als aquatische organismen zijn gevormd tijdens de ijstijden in het Kwartair, met name tijdens de klimaatsveranderingen gedurende het laatste glaciale maxium (LGM; 30-19 duizend jaar geleden). In Hoofstuk 2 bestudeer ik diversiteitspatronen en zoögeografie van ondiepe demosponzengemeenschappen van het Atlantisch-Mediterrane gebied op de schaal van meta-gemeenschappen. Met behulp van statistische methoden vergelijk ik de taxonomische diversiteit en zoögeografische relaties van sponzengemeenschappen van 28 gebieden. Ik laat zien dat dit gebied een sponzendiversiteit 'hotspot' is met ongeveer 11% (745 soorten) van de tot nu toe bekende demosponzen, met het Middelandse Zeegebied significant rijker is (ongeveer 12%) dan de noordoostelijk Atlantische oceaan. Ik vond een Noord-Zuid en een Noord-West gradiënt in taxonomische

(3)

diversiteit in respectievelijk de Atlantische Oceaan en Middellandse Zee, welke sterk gecorreleerd bleken met zowel huidige als historische temperaturen van het oppervlakte zeewater. Gebaseerd op overeenkomsten in soorten kunnen deze gebieden in drie biogeografische provincies worden opgedeeld: de noordelijke Europese zeëen, het Lusitanian gebied, en het Middellandse Zeegebied. Bovendien bleken deze soortenovereenkomsten gerelateerd aan de afstanden tussen gebieden (isolatie door afstand) en de zeestromingen die gebieden met elkaar verbinden (meer connectiviteit leidt tot meer overeenkomst). Een buitengewoon belangrijk resultaat van deze studie is de vondst dat het overgrote deel van de soorten een extreem klein geografisch gebied bevolkt als 'single-area' of 'narrow-range' (2-3 gebieden) endemen.

Ondanks uitgebreid onderzoek in dit gebied zijn er nog steeds gebieden (bijv. Madeira archipel, zuidelijke Middellandse Zee) en ecosystemen (grotten, diepzee, onderwaterbergen, ook wel 'seamounts' genoemd) waarvan de sponzenfauna nauwelijks bekend is en waar onderwaterexpedities nieuwe waarnemingen en soorten nieuw voor de wetenschap zullen opleveren. Onderwaterbergen, welke veel voorkomen in het gebied met name tussen de portugese kust en het eiland Madeira vertegenwoordigen een van zulke nog nauwelijks onderzochte ecosystemen. Daarom onderzocht ik in Hoofdstuk 3 de gemeenschappen van demosponzen van de Gettysburg en Ormonde onderwaterbergen (Gorringe Bank) die een onderdeel vormen van de 'Horseshoe seamount' keten. Het verzamelde materiaal werd geïdentificeerd en ondergebracht bij 23 soorten, allemaal nieuwe waarnemingen voor dit gebied en toegevoegd aan de 13 soorten die al bekend waren. Mijn onderzoek laat zien dat de Gorringe Bank een diverse demosponzengemeenschap herbergt met voor het grootste deel soorten met een wijde Atlantisch-Mediterrane verspreiding, maar ook een substantieel aandeel van soorten (28% van het totaal) die endemisch zijn voor de Goringe Bank of met een zeer beperkte geografische verspreiding. Sommige specimens konden niet met zekerheid worden ondergebracht bij een bepaalde soort vanwege morfologische verschillen met beschreven (vasteland) soorten. De taxonomische status van deze soorten/populaties vergt verdere studie en het blootleggen van hun fylogenetische/fylogeografische relaties, met behulp van moleculaire merkers, zal belangrijke inzichten verschaffen in de rol die deze onderwaterbergen hebben als 'stepping-stones' of als soortvormingscentra van mariene organismen (wordt aan gewerkt).

(4)

SAMENVATTING

gebaseerd op morfologische kenmerken vaak moeilijk omdat morfologische variatie of het ontbreken hiervan kan duiden op zowel intraspecifieke fenotypische plasticiteit als interspecifieke morfologische stasis. Het Cliona aff.

celata soortencomplex dat is onderzocht in Hoofdstuk 4 is een goed voorbeeld van

dit laatste. Door middel van fylogenetische reconstructies van twee mitochondriale (COI, Atp8) en één nucleair (28S) gen fragment heb ik de cryptische diversiteit blootgelegd binnen deze ecologisch belangrijke en verondersteld wereldwijd voorkomendeboorspons. Genetische diversiteit binnen groepen (clades) en genetische divergentie tussen groepen, alleen vergelijkbaar met interspecifieke relaties, laten zien dat er tenminste vier morfologisch vergelijkbare maar genetisch divergente soorten voorkomen in het studiegebied. Verder heb ik aangetoond dat borende en massieve groeivormen ecologisch aangepaste fenotypes van dezelfde soort zijn en dat deze fenotypes voorkomen binnen twee van de onderzochte soorten. Ook geef ik een overzicht van de tot nu toe gerapporteerde gevallen van cryptische soortvorming in Porifera. Deze gevallen, die met name voorkomen in de simpelste groepen, suggereren dat zowel overconservatieve systematiek als morfologische stasis hebben geleid tot een onderschatting van de diversiteit in sponzen. Bovendien kunnen onontdekte cryptische soorten wetenschappelijke en biotechnologische vooruitgang ondermijnen met name in gebieden waar sponzen een toenemende doelgroep zijn zoals in de medische biologie en farmacologie.

Om onze kennis over ecologische en historische processen die verantwoordelijk zijn voor de geografische verspreiding van soorten en populaties verder te verdiepen, heb ik de genetische structuur en fylogeografie van twee Atlantisch-Mediterrane soorten bestudeerd. De genetische structuur van de poeciloscleride spons Phorbas fictitius (Hoofdstuk 5) is onderzocht door middel van DNA sequenties van het mitochondriale COI gen op twee ruimtelijke schalen: een regionale schaal waarin het vasteland (Iberische) en eiland (Macaronesische) populaties werden vergeleken, en een locale (Archipelagische) schaal gericht op verschillende eiland populaties binnen de Azoren archipel. Ik vond zeer gestructureerde populaties op beide schalen en een scheiding tussen vasteland en eiland populaties. In Hoofdstuk 6 heb ik de genetische structuur en biogeografische historie belicht van een haploscleride spons Petrosia ficiformis binnen zijn gehele Atlantisch-Mediterrane verspreiding gebaseerd op moleculaire data van twee mitochondriale (COI en Atp8) en één nieuw ontwikkeld nucleair ribosomaal (28S-IGS) gen fragment. Fylogenetische en fylogeografische analyses

(5)

laten zeer gestructureerde populaties zien door beperkte genetische uitwisseling ('gene flow') gecombineerd met isolatie door afstand binnen elk bekken evenals allopatrische fragmentatie tussen Mediterrane (vasteland) en Atlantische (eiland) populaties. Verder kon een aaneengesloten expansie van het verspreidingsgebied van deze soort worden afgeleid. De verminderde genetische diversiteit in de noordwestelijke Middelandse zee is waarschijnlijk een gevolg van het klimaat ten tijde van het LGM. Ik stel als hypothese dat de afname van zeeoppervlakte temperaturen gedurende deze periode heeft geresulteerd in een disruptie van de reproductieve cyclus van P. ficiformis en daardoor in een ernstige afname van populaties of zelfs lokale extinctie van deze soort. Een van de meest opvallende resultaten van deze studie is de ontdekking van een aangenomen diep-zee affiniteit van enkele ondiep-water populaties in de noordwestelijke Middellandse zee en de Azoren. Of individuen van deze populaties het resultaat zijn van interspecifieke hybridisatie blijft een hypothese en vergt bevestiging van andere merkers.

Het patroon van meer genetische diversiteit in eiland (zuidelijke) populaties van zowel Ph. fictitius als P. ficiformis komt overeen met het model van eiland refugia zoals gevonden voor andere oganismen in dit gebied. Dit onderstreept de invloed van de Macaronesische eilanden op de recente evolutionaire geschiedenis van de noordoostelijk Atlantische biota. Uit deze bevindingen, samen met eerdere studies aan twee andere soorten met dezelfde verspreiding (Crambe crambe en Scopalina lophyropoda), komt het volgende fylogeografische patroon voor de Atlantisch-Mediterrane sponzen fauna naar voren: zeer gestructureerde populaties door het gecombineerde effect van beperkte genetische uitwisseling en isolatie door afstand met, in sommige gevallen, sporen van allopatrische fragmentatie en refugia.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Analysis based on the Shannon diversity index showed that the richness and evenness of the two sub- groups of 16-week microcosms were higher than those of the 8-week

21374 Bacteroidetes g_Cloacibacterium 28083 Bacteroidetes g_Paludibacter 43061 Bacteroidetes g_Paludibacter 4359 Bacteroidetes o_Bacteroidales 15206 Bacteroidetes o_Bacteroidales

The Desulfovibrio and Desulfobacteraceae species listed are different 97% OTUs assigned to

[r]

After the European Union’s accession to the European Convention on Human Rights the EU will become subject to legally binding judicial decisions of the European Court of Human

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

The shallow Palk Bay (see figure 1) is the scene of a protracted transboundary fisheries conflict between trawl fishers from the Indian state of Tamil Nadu and small-scale fishers

Having built an image of how, in modern urbanism, cartography and streets are locked into an asymmetrical antinomy that is played out through city spaces, I want to examine how