• No results found

Muizenkiezen op het strand

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Muizenkiezen op het strand"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Muizenkiezen op het strand

Francien Dieleman*

Samenvatting

Gruiszevers

opgelet:

Een haaientandenzoekster

ging

wat minder selectief

kijken

naarstrandmateriaalvanBreskens

enontdekte muizenkiezentussende

haaientanden,

waar-van één kies een

bijzondere

vondst bleekte

zijn.

Inleiding

Haaientanden zoeken

De strandenaande

monding

van de Westerscheldestaan al

lange tijd

bekend als

vindplaatsen

van fossielen. Elke

toerist die Cadzand bezoektweethet wel of

krijgt

het vroeg of laattehoren;hier kunnenmet wat

geluk

haaientanden

vanhet strand wordenopgeraapt.

Sommige

toeristen

dur-vendanvan schrik hetwaternietmeer

in, terwijl

anderen

gehuld

in

badkleding

enthousiast in de

branding

bukken op zoek naarhet ‘zwarte

goud’ (zij zijn

nade vakantie

herkenbaaraan witte

gezichten

en

gebruinde ruggen).

Hoger

op het strand

zijn

de serieuze ‘die-hards’

bezig

met

schop

enzeef. Ik behoortotde tweede

categorie.

Met vier

grootouders

wonend in Breskens

breng

ik alvankindsbeen

af allezomersin Zeeuws-Vlaanderen door. Haaientanden

en

schelpen

zoeken

bij

Cadzanden

later,

nahet

opspuiten

vanhetstrand,

bij

Nieuwvliet-Bad,behoordetotéén van

devaste

uitstapjes tijdens

de vakanties. Gefixeerd op

driehoekige

zwartevormen kuierde ik

langs

de

waterlijn

enhad uit onwetendheidgeen oogvoor waternogmeer

tevindenwas. Glauconietzandstenenmet fossielen

(wat

doet datcementhierophet

strand,

hebbenzesoms

sloop-afval

gestort?)

enfosforietknollen liet ik achteloos

liggen

(jasses,

is datstookolie of iser noualweereen

lading

steen-kool overboord

geslagen?

Niet

aankomen,

anders heb

je

weer zwarte

vingers!).

Na

verloop

van eenaantal

jaren

werd het

bij

Nieuwvliet steeds

moeilijker

iets te

vinden,

enCadzand is zo ver op de

fiets,

dusvan haaientanden

zoeken kwam het nietmeer.

Zandsuppleties

Toen in het

voorjaar

van 2001 het strandvan Breskens achteronsvakantiehuistoewasaan

zandsuppletie

endoor

Rijkswaterstaat

werd voorzien van hele

rijen

duintjes,

schonk iker

nauwelijks

aandachtaan.Naeenpaar

matige

stompjes

kleurde het zand

plotseling

roodbruin. De wind had het

fijne

zand

weggeblazen

en een dunne

laag gruis

van

lelijke kapotte schelpen

bedektenude

duintjes.

Het

spul prikte behoorlijk

scherp

in de blotevoeten enhet

nodigde

ook nietmeer zouitom een

handdoekje

opneer

te

leggen

entegaanzonnen.Een

oppervlakkige

blikop het

gruis

onthulde nietmeerdan

gebroken

kokkelsen

non-netjes,

het leekrecenten de vieze bruine

verkleuring

maak-tehet niet

aantrekkelijk

om mee tenemen.Kortom,niet

interessant!

(wat

bleek dat latereen

misvatting!)

Fossielenstrand Breskens

De

daarop volgende zomervakantie,

2002,bracht ik

tra-ditiegetrouw

weerin Breskens door.

Op

eenavond zag ik tweepersonen in de welbekende

haaientandzoekhouding

hoger

op het strandoverhet

gruis

schuifelen.

Nieuwsgierig

geworden

stapteikop zeafomtevragenwaarze naarop zoek waren.

“Haiwirbel”,

antwoordden

ze, en ze lieten mehun buit zien; rondezwarte

schijfjes

in diverse forma-ten.Attent

gemaakt

op deze

vormpjes,

raapteikerdaarna

binneneenkwartier zelf drie

op. Iedere

volgende

strand-wandeling

mondde vanaf datmomentuit ineen

speurtocht

naarde

vissenwerveltjes (ik

heberinmiddels

honderden),

en vanlieverlee

begonnen

me

bij

het bukken ook andere voorwerpen optevallen. Kleine witteenbruine

zee-egel-tjes (Echinocyamus pusillus,

duizendenvan

opgeraapt),

kleine

haaientandjes

en

stukjes roggentandplaat,

zwarte

enbruine

stukjes

boten

voorwerpjes

waarvanik nieteens

kon

gissen

wat hetwas.

Op

naarhet

Visserijmuseum

teBreskens, waar zicheen

flinke

verzameling plaatselijk gevonden

fossielenbevindt,

maarniet al

mijn gevonden

voorwerpenkon ik daar deter-mineren. Wel vond ik daar het

boekje

‘Gidsvoor strand-fossielen vanCadzandenNieuwvliet-Bad’

(Lindemann,

1998)

en

bij

het lezenvan dit

boekje ging

er een wereld voor meopen. Behalve de overbekende haaientandenen

Enige tijd geleden

werden de lezers van

‘Afzettingen’

geattendeerd

op het voorkomenvan

zoogdierkiesjes

in sedimentvan‘Neerlands’ bodem. Ineen

uitgebreid

artikel kon kennis worden genomenvan de

ontwikkelingen

binnen de kleine

zoogdierpaleontologie

vande

afgelopen

eeuw, met

uitgebreide beschrijvingen

en

afbeeldingen

van

de

kiesjes

van de verschillende kleine

zoogdierfamilies

die onder andere in

boringen gevonden

kunnen worden

(Van

den HoekOstende,

2002).

Maar niet alleen in

boringen zijn

resten vankleine

zoog-dierente

vinden, bij

de Koren

Bot-expeditie

in 1997 werd

voor heteerst

gericht gezocht

naarkleine

zoogdieren

in het sediment op de bodemvan de Ooslerschelde enze

werden ook

gevonden (Reumer

etal,

1998). Op

de Maas-vlakte

zijn

muizenkiezen

gevonden (Van

Kolfschoten &

Vervoort-Kerkhoff,

1999),

het opgespotenstrand van

Nieuwvliet-Bad leverdemaar liefsteen

bijna complete

onderkaakvan eenwatermol op

(Hamann

& Van den Hoek

Ostende, 2000),

enrecent werdenophet strandvan

Cad-zand nog

knaagdiersnijtanden

en eenonderkaakvan een

woelmuis

gevonden (Nijholt

& Van den Hoek

Ostende,

2004).

In dit laatste artikel werdeenoproepaande lezers

gedaan

omvooralcontactoptenemenmetdeauteursals menop het strand iets heeft

gevonden

datvan

zoogdieren

afkomstig

kan

zijn

endat isnou

precies

watdeauteurvan

(2)

schelpen,

bevat het

boekje

informatieovertalvanandere

soorten fossielen die

gevonden

kunnen wordenenhoe het

komt dat die

juist

daaropgeraaptkunnen worden. Met

spijt

dacht ikterugaanalle

glauconietzandstenen

en

fosforiet-knollen waar ik achteloosaan

voorbij gelopen

was; er hadden

slangsterren

enkrabben in kunnen zitten. Ik nam mevoor zoveel

mogelijk

optegaan rapenvanwat erin

het

boekje

beschreven

stond,

enondertussen belandden

de voorwerpen die ik nog steeds niet had kunnen

determi-neren ineen

doosje (altijd bewaren, je

weetmaar

nooit).

Aan de vieze bruine

schelpen

besteeddeik nog steeds geen aandacht. Zonu endan vond ik bruinverkleurde

goudse

pijpenkoppen

en

steeltjes

tussen het

gruis

endat versterkte

bij mij

de

gedachte

dat de

schelpen

hooguit

subrecent

waren.Daar kwam pasweer een

jaar

later

verandering

in

toenikmetPinksteren 2003naharde wind detopvan een grootslakkenhuis uit het zand zag steken. Ondanks de

lelijke

bruine kleur

oogde

het slakkenhuis toch wel

aantrekkelijk;

een

merkwaardige

bolletopmetdaaronder slanke

windingen

en fraaie ribbels op de columella.

Meenemendus,enthuis

gekomen

bleek het

volgens mijn

gidsje Scaphella

lambertite

zijn.

Later zag ik eenzelfde

exemplaar

ineen vitrinevan het

museumNaturalis

liggen,

uit het Plioceenvan

België.

Nu

kreeg

ik ookoogvoorde bruine

schelpen.

Tussen de

kok-kels en

nonnetjes

raapteik binnen korte

lijd

eengrootdeel

vande in het

gidsje getoonde

fossiele

schelpen

op,maar

het duurdemeerdaneen

jaar

voor ik weer eens naeen

stormeentweede

exemplaar

van

Scaphella

lamherti vond.

Zoogdierfossielen

Eén hoofdstuk in het

gidsje

had nietzo

mijn

aandacht. Datwashet hoofdstukover fossiele

zoogdieren,

het leek

me nietzo

waarschijnlijk

dat ik daar ooit iets van zou

vinden; dolfijnenschedels, sabeltandtijgers.

mammoeten

en

wolharige

neushorens? Maar deauteurvanhet

hoofd-stuk,

JanBol, schreef de

profetische

woorden:

“Opletten,

entelkensweer gaan

kijken

wat voor rommelerop het strand

ligt.

Vaak zal het niks

opleveren,

maardan,opeens is het raak.” Enzobleek het dus inderdaadte

gaan!

In 2003 maakte ikeen

uitstapje

naarKnokke, entoen ik daarover het strand wandeldeenmebukteom een forse haaientand

opterapen,viel

mijn

oog opeen

glimmend

zwart

kiezeltje

meteenrare vorm.Het bleekeenkies die

zogrootwasalseen van

mijn eigen premolaren

en erook wel wat op

leek,

maar die

duidelijk

nietvan een mens

was. Datwas

mijn

eerste

zoogdiervondst,

ik liet hetaan

iedereenzien,maarniemand had

enig

ideevanwelk dier het

afkomstig

was.

Door het zoekennaarde bruine

schelpen

deed ik in 2004

een

volgende zoogdiervondst

op het strandvanBreskens.

Ikraapteeenpaarmillimeter

lang geribbeld

min ofmeer

rechthoekig plat

bruin

staaije

op, dat op heteerste

gezicht

leek op een

fragmentje

van eengrote kokkel, maar het

glom

meer,en

inplaats

vanéén

zigzagrandje,

zoals

bij

een

kokkel, liepen

ertwee

zigzagrandjes

naastelkaar diesamen eenpatroonvan

driehoekjes

vormden. Doordat ikneteen

boek had

gelezen

waarin de

opbouw

vanmammoetkiezen

stond beschreven

(Mol

&vanEssen,

1992),

meende ik in dit

driehoekjesvlak

eenpatroonvanemailrichelstezien

enigszins vergelijkbaar

met het kauwvlak van een

mam-moetkies. Goed

oplettend bij mijn volgende zoekexpedities

vond ikernogeenpaartussende

kokkelffagmentjes,

maar

zekerheid dat het echtomwortelloze

minikiesjes ging

had ik pastoenikeen 12mm

lang

bruin

kaakffagmentje

vond met zo’n

kiesje

er nog in

(afbeelding

1).

Dit moestvan eenklein

plantenetend zoogdiertje zijn.

Museum Naturalis

Leuk,maarwatnu? Watmoestik methet

kaakje

enwie zou mekunnen vertellenvanwatvoorbeest het

afkomstig

was? Het antwoord kwam nadat ik me naeen cursus

gesteenteherkenning

op het Museon abonneerde op het

tijdschrift

Grondboor & Hamer.

In heteerste het beste nummerdat in de bus viel trof ik

meteenal eenartikelover

zoogdiervondsten bij

Cadzand

aan

(Nijholt

& Van den Hoek

Ostende, 2004).

Er werd

een

kaakje

van eenwoelmuis in beschreven dat sterk leek

ophet

mijne,

maardat niet determineerbaarwasomdater

geenkiezen meer inzaten. Na het lezen van dit artikel

mailde ik deauteursen

voegde

eenpaar vage

digitale

foto’s

bij.

Ik

kreeg

al sneleen

uitnodiging

vanLarsvanden Hoek

Ostende,

conservator MicrovertebratenvanMuseum

Natu-ralis in Leiden.

Mijn kaakje

bleek interessantte

zijn

omdat het nog de eersteonderkaakskies bevatte die

soortspecifiek blijkt

te

zijn.

Ik beleefdeeen

spannende

eninteressante

middag:

Afbeelding

I.

Linguaal

aanzicht vaneen

mandibelfragment

vande woelrat Arvicola terrestrismet ml dex.

(3)

Mijn kaakje

metkiesende losse

kiesjes

werden

zorgvuldig

gedetermineerd,

zeblekenvande woelrat

(Arvicola

terres-tris) afkomstig

te

zijn,

eengrotewoelmuissoort die voor-komt in Nederland vanafhetWeichselien, en

kiesjes

heeft die

tijdens

het leven continue door

blijven groeien

om

slijtage

tecompenseren. Ik

kreeg uitgebreid privécollege

over

knaagdiergebitten

en die van woelmuizen in het

bijzonder.

Frank

Wesselingh,

conservator Kenozoïsche

Mollusken,determineerdeeenpaarvan

mijn schelpjes,

er

bleekeen

brachiopode bij

tezitten. John deVos,

conserva-tor

Macrovertebraten,

meettede kies uit Knokke

nauwkeu-rig

op,enkwamtotde conclusie dat het sterk leek opeen

kies van eenkleinsoorthert

(Cervus

cf.cusanus

)

dat be-kend is van de

vindplaats Étouaires

in

Frankrijk

uit het Villafranchien. Eénvan

mijn

ondetermineerbare

voorwer-penvanhet Breskense strand bleektrouwensookeendeel van een hertenkieste

zijn,

quagrootte

vergelijkbaar

met

Cervus

philisi

of Cervus

pardinensis.

John de Vos nam

me meede

depot-toren

inom aande handvande

hertencol-lecties

uitleg

tegeven overde

opbouw

vanhertenkiezen. Ik verliet Museum Naturalisaanhet eind vande

middag

met eenhoofd zó

volgepompt

met informatie dat ik die avond niet in

slaap

kon

komen,

enhetwas

halverwege

de nacht dat ikmerealiseerde dat ik

waarschijnlijk

nogmeer

knaagdierresten

tussende haaientandenin

mijn

vakantie-huis had

liggen:

De

lange,

1 mmdunne

gebogen

bruine

enzwarte

staatjes,

meteen

glimmende laag

aandeconvexe

zijde,

datmoesten

knaagdiersnijtanden zijn!

Ikmoest ech-ter maanden wachtenom hettekunnen

controleren,

pas

aan het eindvan het

voorjaar

had ik weer eens

tijd

om naarZeelandtegaan. Het bleek inderdaadzote

zijn,

tussen de vondstenvande

afgelopen

paar

jaar lagen

inderdaad

knaagdiersnijtanden.

Tot

mijn verrassing lag

erook nog

een

kiesje

van eenwoelmuis tussen, die had ik

destijds

niet als

zodanig

herkend. Dit keerwasheteenzwarte met

worteltjes.

Ik dacht; Dat isleuk,eenkiesvan een

hoogbe-jaarde

woelrat! Erwas me

namelijk

verteld dat als

woelrat-ten

(in gevangenschap)

een

onnatuurlijk hoge leeftijd

be-reiken,

de kiezen

ophouden

met

doorgroeien

en

alsnog

worteltjes

ontwikkelen.

Tijdens

dat

uitstapje

vond ik op het strandvanBreskens nogeenmelkkies van een

hert,

drie

kiesjes

vanwoelmuizenen

opnieuw

eenzwart

kaak-fragmentje

zonder kiezenvan een

knaagdier.

Dit laatste meldde ik

opnieuw

bij

Naturalisen ik

kreeg

weer een

uitnodiging.

Het

kaakffagmentje

kondenweniet determi-neren, zelfs nietna een

speurtocht

door het

depot

naariets

vergelijkbaars,

ende hertenkies leekweerop dievanhet

hertje

uit

Étouaires.

Toen werden de woelmuiskiezen onder de

loep (microscoop)

genomen.De woelratkies die ikvoor

afkomstig

van een

hoogbejaarde

woelrat had

aangezien,

bleek dat in zekere zin ook te

zijn;

Het waseen sterk

af-gesleten

eerste bovenkaakskies

(Ml)

van een

mogelijke

vooroudervande

huidige woelrat,

een

Mimomys

sp. Deze voorouder wordt

juist gekenmerkt

door het wel hebben

vanwortels,ietswat later in de

evolutielijn

vande woelrat

verloren gaat

(afbeelding

2 en

3).

Het genus

Mimomys

komtvoor vanaf het Plioceen tot

halverwege

het Pleis-toceen enwordt dan

opgevolgd

door hetgenus Arvicola. Van de drie andere woelmuiskiezen blekenertweeweer

afkomstig

te

zijn

van de Woelrat

(Arvicola terrestris)

en

éénvan eenkleinere

Mimomys-

soort, deze kies

lijkt

echter tezwaar

beschadigd

te

zijn

om verdertedetermineren. De vondst van degrote

Mimomys

Ml is best

bijzonder,

eenkiesvan een

dergelijke

ouderdom is nooit eerder ge-meldvan eenZeeuws strand! Dus waardomtemelden in

een

publicatie

en voor

mij

een redenom me

grondig

te gaan

verdiepen

in fossiele woelmuizen. Omeen woelmuis-kiestekunnen determinerenis het

fijn

om eeneerste onder-kaakskies

(m 1)

ter

beschikking

tehebben,deze is

namelijk

soortspecifiek.

Met een Ml

(de

kies die ik

vond)

wordt dat

moeilijker,

maar er

blijven

genoegandere kenmerken

over omte

proberen

de kies totop soortniveaute determi-neren, zoals

afmetingen, emaildifferentiatie, hoogte

van

de

emailvrije stroken,

hoeveelheid cement, het wel of niet

aanwezig zijn

vanwortelsenhet aantal wortels

(Van

den Hoek

Ostende,

2002.Rabeder,

1981).

We

zijn

er mee

be-zig.

Afbeelding2.

Links:zijaanzichtvan eenMI sin. van eenMimomyssp.met

wortels.

Rechts:zijaanzichtvan eenMI sin. vanArvicola terrestris

zonder wortels

Afbeelding

3.

Zichtophetkauwvlakvandeeerstebovenkaakskiesvan:

Links:Mimomyssp.MI sin. Rechts:Arvicolaterrestris MI sin.

(4)

Steenbanken

Het werd ook

noodzakelijk

omuittezoekenwaarhet zand

waarmeehet strandvanBreskens isopgespotennou

eigen-lijk

vandaan kwam. Leden van het

Koninklijk

Zeeuws

Genootschap

der

Wetenschappen afdeling Geologie

hiel-penme op weg.

Zij

wistenme tevertellen dat het

zand,

vanwegede roodbruine

verkleuring

vanhet materiaal dat erin

zit, waarschijnlijk afkomstig

is van een zandbank circa 15 km WNW van

Domburg,

de ‘Steenbanken’

ge-naamd,

en wezen meopliteratuur hierover. Zo kwam ik

erachter dat zowel de kustvan

Walcheren,

alsvan Zeeuws-Vlaanderen de

afgelopen

15

jaar

met dit materiaal is

opgespoten,dat dit zand in het Holoceen is

afgezet

enook

verspoeld

ouder materiaal bevat

(Rijken,

1996).

Dat betekent dat eenieder die op die stranden

gruis

heeft

verza-melden

uitgezocht,

kans heeft daterzo’n

woelmuiskiesje

tussenz’n materiaal zit!

Het

belang

van woelmuiskiezen

In de

biostratiegrafie zijn knaagdieren

van groot

belang:

Door de snelle

reproductie,

kan de evolutie snel

verlopen

ende verschillendesoorten

volgen

elkaar ineenrapper

tempoop dan

bij

andere

zoogdiergroepen.

De

evolutielijn

vande woelrat wordt van

speciaal belang geacht

binnen

Europa, waarschijnlijk

omdat de kiezen relatiefgroot

zijn,

daardoorrelatiefvaker

gevonden

wordenendaardoor

goed

bekend

zijn.

De heer

Hordijk

maakt hiervan

gebruik bij

de

datering

vande

lagen

in

zijn

bekende

Zuurlandboringen

(Hordijk,

1993).

Maarwat kan nou het

belang zijn

van

losse,

niet in

situ, gevonden

vondsten opeenopgespoten

strand? Ze komen van eenandere

locatie, zijn

uit

strati-grafisch

verband

gerukt

door het

opzuigen,

of

mogelijk

al eerder door het omwerkenen

opspoelen

door

stromingen

in de

getijdegeulen,

die zich de

afgelopen

duizenden

jaren

steeds

verplaatst

hebben,en een

mengelmoes

vanfossielen vanaf het Eoceentot enmethet Holoceen in de

ondiepe

ondergrond

van Zeeland hebben

achtergelaten

(Janse,

2004).

De woelmuiskiezen op het strandvan Breskens dateren minstens uittweeverschillende

perioden.

De

brui-newoelmuiskiezen kunnen Laat-Pleistoceen of Holoceen

zijn,

dezwartekiezen kunnen sterk

variërendeouderdom-men

hebben,

de zwarte kleur is niet

doorslaggevend bij

het dateren

(Drees,

1986). Vooralsnog

wordt ervan uit

gegaan dat dezwarte

zoogdierfossielen

vanCadzand

mo-gelijk

een laat

Vroeg-Pleistocene

of vroeg Midden-Pleis-toceneouderdom hebben

(Nijholt

& Van den Hoek

Os-tende, 2004).

Misschien kunnen denu

gevonden

kiezen

meer

duidelijkheid

verschaffen

bij

de

datering

van de andere

zoogdierfossielen

die

op de stranden in de buurt

gevonden

worden,

of zullenze

juist

nieuwe vragen op-werpen. Meer

kiesjes

en

vondstmeldingen zijn dringend

nodig!

Slotwoord

Ondertussengaathet zoeken

op het strandvanBreskens

gewoondoor,al is het merendeelvanhetopgespotenzand alweer in de

golven

van de Westerschelde verdwenen.

Afgelopen

zomer raapte ik weer

vijf

kiezen op, en, zo

ontdekte ik

tijdens

het doornemenvanliteratuurvoor dit

artikel,

ookeenonderkaakvan een

spitsmuis.

Men hoeft

niet

bijzonder goede

ogentehebbenom deze

kiesjes

in

het zandte

herkennen,

menmoetalleen anders selectief

kijken (b.v.

“het iszwartenhet

glimt”

of “het is bruinen

het

glimt”).

Zelfs

mijn moeder,

81

jaar,

raapteer op een

avond één

op. Dat dat

lang

niet

altijd makkelijk

is

blijkt

uit het feit dat

zij

dat deed

op een

stukje

strand dat

vijf

minuten eerder intensief door

mij

was

afgespeurd.

Op

adviesvanJohn de Vos heb ikmeook aanhet

gruiszeven

gewaagd.

Deze

tijdrovende

activiteit leverde

mij,

naast vele leuke mariene

microfossielen,

éénwoelmuiskiesop,

maardan wel

waarschijnlijk

weer van eenkleine

Mimomys

sp.

(afbeelding 4).

Dus, gruiszevers

van

Zeeland, opgelet!

Tussenuw

materi-aal kan zicheen

bijzondere

muis bevinden!

Voor eventuele vragenen

inlichtingen

kuntuzich wenden

totdeauteur vandit artikel:

Francien

Dieleman,

Van

Helsdingenlaan

15, 2252 BW

Voorschoten,

email:

FrancienDieleman@imail.nl

oftot Larsvanden Hoek

Ostende,

Naturalis,Postbus9517,2300

RA

Leiden,

email:

Hoek@Naturalis.nl

Dankwoord

Graag

wil ik

hierbij

deconservatoren vanMuseum

Natura-lis,

Lars van den Hoek

Ostende,

John de Vos en Frank

Wesselingh

bedankenvoor hun onmisbare

hulp bij

het

determinerenvande

gevonden

fossielenenhet beschikbaar stellenvanrelevanteliteratuur. Hun enthousiasme werkt

aanstekelijk.

Verder dank ik Alice Krull-KalkmanenBert

Wetsteyn

vanhet

Koninklijk

Zeeuws

Genootschap

der

We-tenschappen

voorhet verschaffenvanwaardevolle

inlich-tingen

overde

zandsuppleties. Speciaal

wil ik Wim Bloem uit Ede bedankenvoor het makenvan de foto’s

bij

dit

artikel,

enBertie Thomassenvoor het beslechtenvan de

ruziesmet

mijn onwillige

pc.

Afbeelding

4.

Zichtophetkauwvlakvaneenml sin.van eenkleine

Mimomys

sp.

(5)

Literatuur

Drees, M., 1986. Kritische

kanttekeningen

bij

denaam

“Zwarte Botten Fauna”.- Cranium 3

(2):

103-120.

Janse, A., 2004.

Tijdsdocument.- Afzettingen

WTKG 25

(1):

7-8.

Hamann,F.A.J. enL.W. van den Hoek Ostende,2000.

Vondst van de maand. Een watermol

(

Desmana cf.

moschata)op hetstrand

bij

Nieuwvliet-Bad.- Cranium 17

(1):

9-12.

Hoek

Ostende,

L.W. van den, 2002. Let op:

zoogdier-kiesjes.- Afzettingen

WTKG 23

(3):

43-53.

Hordijk, L.W.,

1993. Een

bijzondere

fossielhoudende

laag

uit de

boring

Zuurland.- Cranium 10

(1):

39-45.

Kolfschoten,

T.van & Y.

Vervoort-Kerkhoff,

1999. The

Pleistocene and Holocene mammalian

assemblages

front the MaasvlaktenearRotterdam

(the Netherlands),

with

special

referencetothe Ovibovini

Soergelia

minor and Praeovibos cf.

priscus.

In:Reumer,J.W.F. & J. de Vos

(eds.) Elephants

haveasnorkel!

Papers

in honour of Paul Y. Sondaar.- Deinsea 7; 369-382.

Mol,

D. & H.vanEssen, 1992. De Mammoet,sporenuit de

Hstijd.-

’s

Gravenhage:

BZZTóH,ISBN 90 6291 728 3: 139 p.

Nijholt,

KJ. & L.W.vanden HoekOstende,2004. Nieuwe vondstenvanfossiele

zoogdieren

vanhet strandvan

Cadzand.- Grondboor & Hamer,58

(3/4):

61-65.

Lindemann,

T.

(red),

1998. StrandfossielenvanCadzand

enNieuwvliet-Bad. Haaien-en

roggentanden, krabben,

slangsterren,

zoogdierresten.-

Nederlandse

Geolo-gische Vereniging Afdeling

Amsterdam,30

(2):

156 p.

Rabeder,

G.,1981. Die Arvicoliden

(Rodentia, Mammalia)

ausdem Pliozan und dem alteren Pleistozanvon

Nie-derösterreich.-

Beitrage

zur

Palaontologie

von

Öster-reich 8: 1-373.

Reumer, J.W.F., VanVeen, J.C., Van derMeulen, A.J.,

Hordijk,

L.W. & De Vos, J., 1998.- The first find of small mammals

(Desmaninae, Arvicola)

front the

Early

Pleistocene Oosterschelde fauna in The Netherlands.-Deinsea 4: 41-45.

Rijken,

R., 1996. De

zandsuppleties

van de

winplaats

Steenbanken 1990-’95.- Voluta 2

(2);

16-28.

*

FrancienDieleman, Van

Helsdingenlaan

15, 2252 BW

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met andere woorden: een leerling leert vooral iets voor zijn eigen leven, iets voor buiten de klas, iets waar hij wat aan heeft?. Daarom zouden leerlingen moe-

- geen <<1% Sites met geschikte condities zeer beperkt en beperkte oppervlakte- uitbreiding mogelijk matig belangrij k 916 0 Sub-Atlantische en Midden-Europese

Voor zowel planten als dieren kunnen land- schapselementen venschillende functies hebben:. - het is hun permanente

• In dit onderzoek zijn de institutionele belemmeringen voor innovaties binnen vier gebieden gerelateerd aan ‘Kracht en Licht’ onderzocht: Wind op Zee, Smart Grids en Elektrificatie

To determine the influence of home Research indicates that there is a vast difference environment on the career choice of black between township pupils who have made

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Maar anderzijds kan de serieuze waar- nemer niet anders constateren dan dat deze partij, bij alle étatisme en regelzucht 3 , zich meer dan andere politieke partijen

De vraag is in hoeverre de Ianden in Midden- en Oost - Europa zich een dergelijk stelsel kunnen permitteren en in hoeverre deze Ianden goed func- tionerende stelsels