De functie van het Tahrirplein in de Egyptische politiek tussen 2011 en 2015
Midden Oosten Studies
Masterscriptie
Naam:
Wladimir Riphagen
Studentnummer: 6136559
Begeleider:
dr. R.A.F.L. Woltering
Tweede lezer:
dr. M. Kanie
Datum:
1 juli 2015
Inhoudsopgave
Inleiding 4
1. Theoretisch kader 8
1.1 Contentious politics 9
1.2. Ruimte 12
1.2.1 Lefebvres ‘La production de l’espace’ 15
1.2.2. Turner’s ‘liminality’ 17
1.3 Een politieke ruimte 18
2. Historisch kader 19
2.1 De ontwikkeling van het ‘Parijs aan de Nijl´: 1867-‐1952 19 2.2 De creatie van een socialistische ruimte: 1952-‐1970 22 2.3 Lefebvre’s conceptual triad in Nāṣir’s Downtown 23
2.4 Privatisering van de ruimte: 1970-‐2011 24
2.5 Downtown onder Mubarak – informele ruimte 25 2.6 Downtown onder Mubarak – de terugkeer van straatprotest 26
2.7 Tahrir – symbool van bevrijding? 27
3. De ontwikkeling van een ruimte: het Tahrirplein tussen 25 januari 2011 en 30 juni
2013 29
3.1 De revolutie van 2011 – 18 dagen van protest 30 3.2. Contentious politics tijdens de revolutie van 2011 33 3.3 Contentious politics tijdens de 18 dagen 34
3.4 Waarom het Tahrirplein? 36
3.5 Conceived, perceived en lived space 38
3.6 November 2011: Muḥammad Maḥmūd straatprotesten 42 3.7 Verandering van de politieke ruimte: het Tahrirplein na de ’18 dagen’ 44
4. Het Tahrirplein tussen 30 juni 2013 en 3 juli 2013 48
5. Het Tahrirplein na Morsi 50
5.1 Oproep tot protest 50
5.2 ‘Monument voor de martelaren’ 51
5.3 ‘Verjaardagen’ van de revolutie onder het nieuwe regime 52
5.4 Recente ontwikkelingen 53 Conclusie 57 Literatuurlijst 61
This thesis explores the function of Tahrir Square in the Egyptian revolution of January/February 2011 and its aftermath. To explore this function, it asks whether Tahrir Square became a political space during the revolution in 2011, and how the space developed in its aftermath. This thesis comes out of four major unanswered questions that follow from the existing literature. First, the question is asked why Tahrir Square became the epicenter of the Egyptian revolution. Was it because of its central position, or was there already a pre-‐existing meaning to the square? Second, it is often ill defined what the definition of a political space is. Can we speak of only one political space, or can we define different political spaces? And, third, what is the effect the emergence of a political space can give? Fourth, the function of a political space after the revolutionary moment is mostly not taken into account, while – especially in the case of Egypt – this space keeps playing an important role. To answer the aforementioned questions, a theoretical framework is given which builds on Tarrow & Tilly’s concept of contentious politics, Lefebvre’s production of space and Turner’s liminality. Furthermore, an extensive historical framework is defined to provide the analyses with a well-‐based context. For the analyses, this thesis is focusing first on the events unfolding during the revolution of 2011. Afterwards, events during the period of rule of the Supreme Council of the Armed Forces (SCAF) and the protests against former president Mumahad Morsi are taken into account. Recent developments in Egypt until June 2015 are then covered to further show the changing function of Tahrir Square. By describing and analyzing these events, and by answering the aforementioned questions, this thesis shows that both the physical and abstract space of Tahrir Square is used and transformed for different political causes.
Inleiding
De periode sinds 2010 kenmerkt zich door vele anti-‐regeringsprotesten in verschillende delen van de wereld. Het ‘plein’ heeft daarin vaak een belangrijke rol gespeeld. De Occupy-‐beweging kampeerde in het Zucotti Park in New York (wat in feite een plein is) en het Beursplein in Amsterdam. De Indignados-‐ beweging in Spanje bezette het Puerta del Sol-‐plein in Madrid voor meerdere dagen. In 2013 startte in Oekraïne de bezetting van het Maidan-‐plein in Kiev wat heeft geleid tot het afzetten van de toenmalige president Viktor Janoekovitsj. In Bahrein was er de bezetting van het Parelplein, in Turkije de protesten op het Taksimplein, naast Gezi Park. Misschien wel de bekendste in deze reeks pleinen was het Tahrirplein in Egyote waar in januari en februari 2011 in 18 dagen een revolutie plaatsvind die resulteerde in het aftreden van de toenmalige president, Hosni Mubarak.
Na deze revolutie verschenen er verschillende studies die de rol van verschillende acties en gebeurtenissen in het Tahrirplein tijdens de revolutie belichten. Er zijn studies over de rol van spandoeken in het Tahrirplein, over het belang van graffiti, over de relatie tussen de online en de offline revolutie. Deze studies gaan niet zozeer over de functie van het Tahrirplein zelf, maar meer over datgene wat er zich in het plein afspeelde.
Tot op heden zijn er verschillende aanzetten geweest om de functie van ‘het plein’ te problematiseren, maar deze aanzetten zijn nog verre van bevredigend. Daarnaast zijn er geen studies die de vraag behandelen wat de functie van een dergelijk plein is nadat het doel van het protest (gedeeltelijk) is behaald. In het kader van Midden-‐Oosten studies is dit een gemis omdat, ten eerste, de publieke ruimte tijdens de ‘Arabische Lente’ een belangrijke rol heeft gespeeld. Het was steeds de publieke ruimte waarin de Arabische Lente zich, met wisselend succes, afspeelde. Ten tweede geldt voor Egypte dat ook na de revolutie het Tahrirplein een rol bleef spelen. Ook na de ‘18 dagen’ in het begin van 2011 waren de protesten in het Tahrirplein een terugkerend fenomeen. De studierichting Midden-‐Oosten Studies aan de Universiteit van Amsterdam richt zich op het moderne Midden-‐Oosten waarin Egypte een belangrijke rol speelt. Het is daarom van belang om in staat te zijn het fenomeen van demonstraties op het Tahrirplein op een academische manier te kunnen duiden.
Een uitvoerige behandeling van dit onderwerp is door Jeroen Gunning en Ilan Zvi Baron gedaan in hun boek Why Occupy a Square? (2013). Zij laten zien dat de ruimte die in de achttien dagen op het Tahrirplein gecreëerd werd voor velen een model was voor hoe de ideale Egyptische samenleving eruit zou moeten zien. Het Tahrirplein is daarmee, volgens Gunning en Baron, een politieke ruimte geworden.1 Wat Gunning & Baron echter overslaan is het
bepalen wat precies een politieke ruimte is en wat de vorming van een politieke ruimte kan betekenen.
Het is überhaupt de vraag waarom juist het Tahrirplein de plek van protest is geworden. Er wordt snel aangenomen dat de centraliteit van het plein een rol speelt. Een andere vaak genoemde verklaring is dat er overheidsgebouwen rondom het plein staan die de macht van de staat symboliseren.2 Volgens Nezar AlSayyad, auteur van het boek Cairo: of a City
(2013), heeft het Tahrirplein daarentegen voor het volk bijvoorbeeld nooit de symbolische functie van een revolutionaire plek gekregen: “The Egyptian people have long accepted July 23, 1952 as their day of revolution but they never recognized Tahrir Square as the symbol of their liberation. That all changed on Jan. 25, 2011.”3 De Egyptische schrijfster Ahdaf Soueif stelt aan de andere kant in
haar Cairo: My City, Our Revolution (2012) dat: “the Midan has been our Holy Grail for forty years.”4 Zij kent dus duidelijk een bepaald betekenis aan het plein toe.
We zien hiermee vier lege plekken in het onderzoek naar de functie van het Tahrirplein: 1) waarom het Tahrirplein het epicentrum van de 2011-‐ revolutie werd, 2) wat een politieke ruimte is, 3) wat de vorming van een politieke ruimte betekent, en 4) wat de functie van het Tahrirplein is ná de revolutie van 2011. Deze scriptie behandelt deze vier leegtes vanuit de centrale vraag: Is het Tahrirplein een politieke ruimte geworden tijdens de revolutie van 2011 en hoe heeft de ruimte zich daarna ontwikkeld?
Als eerste zijn de theorieën van Charles Tilly en Sidney Tarrow omtrent contentious politics nuttig bij de beantwoording van deze vraag. Tilly en Tarrow
1 Gunning & Baron (2013), p. 257.
2 Zie bijvoorbeeld Gunning & Baron (2013), p. 245-‐246 en Salama (2013), p. 133. 3 AlSayyad (2011).
2 Zie bijvoorbeeld Gunning & Baron (2013), p. 245-‐246 en Salama (2013), p. 133. 3 AlSayyad (2011).
hebben het grootste deel van hun academische leven geweid aan onderzoek naar het ontstaan van protestbewegingen, de dynamiek van protestbewegingen en het succes dat een protestbeweging kan behalen. Het feit dat de demonstranten in Egypte achttien dagen lang het Tahrirplein voor zich wisten te behouden en dit uiteindelijk tot het aftreden van Mubarak leidde is een gebeurtenis die we aan de hand van de theoretische definities van Tilly en Tarrow kunnen proberen te verklaren. Tilly en Tarrow beschrijven echter niet welke functie de publieke ruimte waarin de contentie plaatsvindt zélf heeft en wat deze functie kan worden nadat het moment van contentie (tijdelijk) is afgelopen.
Wat zou deze functie dan kunnen zijn? Uiteraard kunnen we de praktische functie van een plein beschrijven. Een plek waar veel mensen tegelijkertijd samen kunnen komen, die via meerdere wegen tegelijkertijd toegankelijk is, enzovoort. Is dat de enige functie die we een plein kunnen toedichten? Of is er ook een extra-‐fysieke functie?
Om dit ruimtelijke aspect te behandelen is het nuttig te kijken naar Henri Lefebvre’s idee van ‘de productie van ruimte.’ Lefebvre ziet de ruimte als iets wat zélf de machtsverhoudingen in een staat kan veranderen. Zo stelt Lefebvre: “A politicized space destroys the political conditions that brought it about, because management and appropriation of such a space run counter to the state as well as to political parties.”5 Lefebvre stelt dat een ruimte niet alleen bestaat uit de
fysieke aanwezigheid ervan, maar dat ruimte wordt geproduceerd door de processen die zich erin afspelen. Aan de hand van de theorie van Lefebvre kunnen we bepalen in hoeverre de geproduceerde ruimte een rol heeft gespeeld in het, al dan niet, slagen van de contentieuze acties die erin plaatsvonden.
Het onderzoek richt zich op de revolutie die op 25 januari 2011 begon, en de nasleep ervan tot zover we deze op dit moment kennen. Omdat dit een lange periode is, is ervoor gekozen om een aantal belangrijke momenten te analyseren. Het eerste belangrijke punt is uiteraard de revolutie van januari/februari 2011 die tot het aftreden van Mubarak leidde. Het tweede punt markeert de protesten in de Muḥammad Maḥmūd-‐straat die in november 2011 plaatsvinden. Tijdens deze gebeurtenissen zien we de focus van het Tahrirplein naar de straten eromheen verplaatsen, wat mogelijk kan duiden op een verandering van de
5 Lefebvre (1991), p. 54.
perceptie van het plein zelf. Vervolgens wordt er gekeken naar de val van president Mohammed Morsi die volgde op protesten op, onder andere, het Tahrirplein tussen 30 juni en 3 juli 2013. Een laatste blok vormt de ontwikkeling op-‐ en rond het Tahrirplein ná de val van Morsi tot en met juni 2015. Hoe ontwikkelen contentieuze acties zich onder het huidige regime, en wat gebeurt er met het Tahrirplein in deze laatste periode?
Deze scriptie zal na het schetsen van het theoretisch kader de geschiedenis van het Tahrirplein en zijn plek in de Egyptische (contentieuze) politiek beschrijven. Vervolgens zal er een beschrijving gegeven worden van de in de vorige paragraaf genoemde gebeurtenissen en zal dit geanalyseerd worden aan de hand van het theoretisch kader. Hiermee wordt getracht antwoord te geven op de hoofdvraag en kunnen de leegtes in het onderzoek naar het Tahrirplein opgevuld worden.
1. Theoretisch kader
In de inleiding tot hun hoofdstuk ‘Tahrir as a Revolutionary Political Space’ bekritiseren Gunning & Baron het feit dat de ruimte te weining wordt onderzocht in de bewegingen en strategieën van contentieuze groepen. Zij stellen dan ook dat, in de meeste werken, “there is nothing special about Tahrir other than the events that went on there.”6 Gunning & Baron willen laten zien dat
het Tahrirplein als ruimte op zichzelf ook speciaal is en heeft bijgedragen aan het succes van de revolutie.
Zij stellen dat aan een onderzoek naar het ontstaan van een politieke ruimte twee problemen ten grondslag liggen:
“On the one hand is the empirical problem about how to understand the meaning of a political space, in this case, Tahrir Square, and on the other is the theoretical problem about how to identify political spaces.”7
Opvallend is dat Gunning & Baron zelf geen duidelijk antwoord geven op de vraag hoe een politieke ruimte geïdentificeerd kan worden en wat daar dan vervolgens de betekenis van is. Er worden verschillende theorieën geintroduceerd, waaronder theorieen van de Canadese politicoloog Warren Magnusson, Hannah Arendt en Henri Lefebvre, maar de uitleg en toepassing van deze theorieen door Gunning & Baron lossen bovenstaande problemen niet op. Twee essentiële vragen blijven overeind: Hoe identificeer je een politieke ruimte en wat is de betekenis ervan? Om uiteindelijk tot een antwoord te komen op de vraag of het Tahrirplein zich heeft ontwikkeld tot politieke ruimte is het essentieel deze vragen te beantwoorden.
Om te bepalen wat een politieke ruimte is zal eerst in de volgende paragraaf worden beschreven wat voor een soort politiek er bekeken wordt. Vervolgens zal in de daaropvolgende paragraaf worden bepaald wat het ruimtelijke aspect hierin is.
6 Gunning & Baron (2013), p. 243. 7 idem., p. 257.
1.1 Contentious politics
De term contentious politics is aan het eind van de twintigste eeuw geïntroduceerd en beschreven door, onder anderen, Sidney Tarrow en Charles Tilly.8 Tilly definieert contentious politics als volgt:
“Contentious politics means episodic, collective interaction among makers of claims and their objects when a) at least one government is a claimant, an object of claims, or a party to the claims and b) the claims would, if realized, affect the interests of at least one of the claimants.”9
Om deze wat technische omschrijving beter te begrijpen is het nuttig een uitgebreidere uitleg van de term te geven.
Contentious politics bestaat volgens Tarrow en Tilly uit drie componenten: 1) contention, 2) collective action en 3) politics. Contention brengt volgens Tarrow en Tilly subjecten (degene die de claim neerlegt), objecten (degene waar de claim betrekking op heeft) en de claim zelf samen.10 Als we dit toepassen op
een willekeurige protestbeweging zien we dat de subjecten (de demonstranten), de objecten (een overheid of bijvoorbeeld een bedrijf), en de claim waar het om gaat (bijvoorbeeld het stoppen van olieboringen in de zee), samen komen in de contention. Bij collective action worden er handelingen gedaan door meerdere personen die een bepaald gedeeld belang hebben. De demonstranten die protesteren tegen olieboringen in de zee doen dit omdat dit hun gedeelde belang is: ze willen allemaal een einde aan deze boringen.11 Contention en collective
action worden pas contentious politics op het moment dat de politiek er ook daadwerkelijk bij betrokken is. Volgens Tilly en Tarrow spreken we over politiek op het moment dat er een overheid bij betrokken is. Dat wil overigens niet zeggen dat elke politieke actie contentieus is. Ook het aanvragen van een vergunning is politiek omdat het, volgens Tilly en Tarrow, een claim legt op de overheid. Er is pas sprake van contentious politics op het moment dat alle drie de elementen (contentie, collectieve actie en politiek) erbij betrokken zijn.12
8 Zie McAdam et al. (2001), Tarrow & Tilly (2007). 9 Tilly (2000), p. 137.
10 Tarrow & Tilly (2007), p. 5. 11 Tarrow & Tilly (2007), p. 5. 12 ibidem.
Vervolgens maken Tarrow en Tilly een onderscheid tussen contained contention en transgressive contention.13 Bij contained contention zijn de
deelnemende partijen bestaande politieke actoren en deze actoren maken gebruik van bestaande manieren om hun eisen te stellen.14 We kunnen hierbij
denken aan parlementsverkiezingen. Partijleden leggen een claim op de zetels in het parlement (contentie), zij doen doet vanuit een gedeeld partijbelang (collectieve actie), en er is politiek bij berokken: het gaat om politieke macht in het parlement.
Bij transgressive contention is tenminste een deel van de partijen een nieuwe politieke actor. Daarnaast maakt tenminste een deel van de partijen gebruik van nieuwe, innovatieve manieren voor collectieve actievoering.15 Met
andere woorden, zij stellen hun eisen niet via de gebaande paden maar op een nieuwe manier die niet gebruikelijk is in het dagelijkse politieke verkeer.
Dit onderscheid is nuttig voor dit onderzoek. Bij transgressive contention hebben we het immers over nieuwe politieke actoren die nieuwe vormen van collectieve actievoering benutten. Bij contained contention hebben we het over bestaande politieke actoren die bestaande manieren gebruiken om hun claims te uiten. Het zal niet moeilijk zijn om het protest op het Tahrirplein tijdens de achttien dagen in 2011 te bestempelen als transgressive contention. Kunnen we daar echter nog steeds van spreken als we het hebben over protesten op het Tahrirplein ná deze achttien dagen?
Tilly en Tarrow laten zien dat er binnen contentious politics ook sprake is van contentious performances en contentious repertoirs. Contentious repertoires is het geheel aan mogelijkheden om contentieuze politiek uit te voeren. Het is dus letterlijk het repertoire wat er ter beschikking is. Contentious performances zijn de acties die het repertoire in werking zetten. Een orkest kan een aantal muziekstukken op het repertoire hebben, maar het wordt pas muziek als het uitgevoerd wordt.
Tilly en Tarrow stellen dus dat er een repertoire van contentieuze acties is waaruit gekozen kan worden. Een repertoire moet niet verward worden met contained contention. Een vorm van contained contention kan een bepaald
13 McAdam et al. (2001), p. 7-‐8. 14 Idem., p. 7.
repertoire uitvoeren, maar een vorm van transgressive contention kan dat even goed. Een voorbeeld hiervan is de demonstratie. Deze vorm van transgressive contention is, in West-‐Europa althans, een belangrijke vorm voor deelnemers aan contentieuze politiek om hun claims kenbaar te maken, en is daarmee onderdeel van een contentious repertoire.
Tarrow verdiept het idee van de contentieuze repertoires in zijn boek Power in Movements (2011) nog iets verder. Hij laat zien dat ‘verstorende’ (disruptive) vormen van contentieuze politiek na verloop van tijd meer ‘beheerste’ (contained) vormen van protest worden. Tarrow spreekt daarom over de “deciline of innovation”, en daarmee over het verminderen van het effect van collectieve actie.16 In Nederland zijn we al lange tijd gewend aan
demonstraties en we hebben er zelfs vaststaande plekken voor. Denk aan het Malieveld, de Dam en het Museumplein. Hier komt al voorzichtig het ruimtelijk aspect van contentieuze politiek naar voren: een plek als het Malieveld is vaststaande plek om transgressive contentious politics in te bedrijven. Betekent dat iets voor de kracht die een demonstratie op die plek dan heeft?
Tarrow noemt een viertal redenen voor de verschuiving van ‘verstorende’ transgressive contentious politics naar ‘beheerste’ vormen hiervan. Ten eerste, zo, stelt Tarrow, is er het ‘lokaas’ (lure) van de politiek.17 Na het bereiken van
bepaalde doelen door de groep die contentieuze politiek uitvoert en het verkrijgen van (een gedeelte van) de macht, lonkt de ‘gewone’ politiek of, met andere woorden, contained contention.18 Ten tweede is het moeilijk om voor
lange tijd een grote groep te mobiliseren, iets wat essentieel is voor verstorende vormen van contentieuze politiek.19 Op het moment dat steeds hetzelfde
repertoire wordt afgedraaid neemt de interesse voor een groot deel af, vooral als dit repertoire na verloop van tijd niet meer succesvol blijkt te zijn. Ten derde, zo stelt Tarrow, komt er na verloop van tijd een splitsing in de protestbeweging. Het grootste deel zal zich terugtrekken in het privéleven en zich meer gaan toespitsen op geïnstitutionaliseerde politiek, terwijl een minderheid van de
16 Tarrow (2011), p. 104. 17 ibidem. 18 ibidem. 19 ibidem.
protestbeweging zich meer militant zal gaan gedragen:
“Disruption splits movements into moderate majorities heading towards institutional politics and militant minorities – often goaded by police and authorities – more likely to descend into violence.”20
De vierde en volgens Tarrow belangrijkste reden is dat op de middellange termijn een verstorende manier van contentieuze politiek vanzelf conventioneel wordt. Daarmee wordt deze contentieuze politiek “geïnstitutionaliseerd.”21 In
Europa kunnen we de staking en demonstratie als voorbeeld noemen. Omdat deze vormen van protest conventioneel zijn geworden en we zelfs regels hebben die mensen het recht geven deze acties uit te voeren verliest het haar verstorende functie. Met andere woorden, zo stelt Tarrow:
“We cannot classify a particular form of contention as disruptive or contained; its degree of disruption declines as it becomes more acceptable, more routinized, and more legitimated by law and practice.”22
De beschrijvingen van Tarrow & Till geven een duidelijke uitleg voor het feit dat een protestbeweging op een gegeven moment minder succesvol kan worden. Het voorgaande neemt echter niet de ruimte waar dit alles zich in afspeelt in ogenschouw. Zoals deze scriptie zal laten zien is de ruimte een essentieel onderdeel van een protest, en is de ruimte ook een essentiële factor in de door Tarrow beschreven decline of innovation.
1.2. Ruimte
Er zijn al pogingen gedaan om het ruimtelijke aspect meer aandacht te geven in de theorievorming van contentious politics. Voorbeelden hiervan zijn het werk van sociologen William H. Sewell en Asef Bayat.
Asef Bayat kiest voor een praktische benadering. In zijn boek Life as Politics (2009) geeft Bayat vijf praktische redenen waarom een bepaalde plek een protestplek kan worden (door Bayat de street of discontent genoemd). Ten eerste moet het een plek zijn waar mensen zich snel en makkelijk kunnen mobiliseren,
20 Tarrow (2011), p. 104, 115. 21 ibidem.
zoals op een universiteitscampus of moskee.23 Ten tweede zal de street of
discontent over het algemeen een historische of symbolische betekenis hebben. Deze betekenis kan bestaan uit herinneringen aan eerdere opstanden in deze plek of uit de aanwezigheid van bepaalde symbolen van de bestaande staatsmacht.24 Ten derde moet een street of discontent in de buurt van een
transporthub liggen zodat snel grote groepen mensen gemobiliseerd worden: “Centrality, proximity, and accessibility, both in space and time, are crucical features of any street of discontent.”25 Als vierde punt noemt Bayat de noodzaak
voor het hebben van een flexibele ruimte. Idealiter vindt het protest plaats in open plekken waaromheen huizen, stegen en winkels liggen waar naartoe de demonstranten naartoe kunnen wegvluchten van de oproerpolitie.26 Als laatste
noemt Bayat het belang van het overbrengen van het protest in een bepaalde plek naar andere plekken in het land of de regio. Het is dus van belang dat de plek waarin het protest plaatsvindt makkelijk toegankelijk is voor de media en dat het nieuws over het protest zich makkelijk, via bijvoorbeeld de eerder genoemde transporthub, naar buiten toe kan verspreiden.27
William H. Sewell pleit in zijn artikel ‘Space in Contentious Politics’ (2001) voor onderzoek naar de ruimte in de studie. Ruimte speelt volgens Sewell een belangrijke rol in contentious politics maar wordt nog weinig onderzocht:
“[…] most studies bring in spatial considerations only episodically, when they seem important either for adequate description of contentious political events or for explaining why particular events occurred or unfolded as they did. With rare exceptions, the literature has treated space as an assumed and unproblematized background, not as a constituent aspect of contentious politics that must be conceptualized explicitly and probed systematically.”28
Sewell laat zien dat de ruimte, en met name de publieke ruimte, de plek is waar er sprake is van het samenzijn met andere mensen (copresence). Het is in
23 Bayat (2009), p. 168. 24 ibidem. 25 ibidem. 26 idem., p. 168-‐169. 27 idem., p. 169.
gevallen van sociale actie in de vorm van contentieuze politiek dan ook van belang om dit samenzijn vast te houden voor degene die deze actie uitvoert, en dit samenzijn te verstoren voor degene waartegen de actie gericht is.29 Sewell
laat ook zien dat de betekenis van een bepaalde plek van belang is voor sociale bewegingen. Het samenkomen van een sociale beweging zal meestal op een plek zijn die symbolische relevantie heeft, zo stelt Sewell. Met andere woorden, ze maken gebruik van de “preexisting meaning of places”.30 Sewell geeft echter aan
dat het evengoed mogelijk is dat plaatsen symbolisch worden juist doordat er contentieuze acties op worden uitgevoerd: “they can also – either intentionally or unintentionally – transform the significance of protest locations.” Sewell noemt dit ook wel de ‘zaligmaking’ (sacralization) van een ruimte.31 In deze heilige
ruimtes, zo stelt Sewell,
“actions take on an enhanced significance, in the eyes of the participants and witnesses alike. In these sacred places, participants’ emotions are heightened, orators’ tongues are loosened, and citizens dream impossible dreams.”32
Het is dan ook interessant om te bekijken of een bepaalde plek – in dit geval het Tahrirplein – al een symbolische functie had of dat het Tahrirplein is getransformeerd in een symbolische plek door de protesten die er in 2011 hebben plaatsgevonden.
Uit het voorgaande maken we op dat zowel Sewell als Bayat de ruimte van belang achten voor de verklaring van contentieuze bewegingen. Echter, ook Sewell en Bayat blijven de ruimte zelf nog steeds als een vaststaande, onbeweeglijke en onveranderlijke factor zien. Wat Sewell en Bayat beschrijven beperkt zich in zekere zin tot het niveau van menselijke acties, en beschrijft niet welke functie die ruimte, die plek zélf heeft.
Dit onderzoek wil juist bekijken hoe een bepaalde plek deze acties beïnvloedt en wat er met deze plek gebeurt, wat er verandert, op het moment dat er contentieuze politiek op wordt bedreven. Zoals we zullen zien kan de ruimte op zichzelf een functie hebben en hoeft het niet enkel een facilitator voor
29 Idem., p. 58.
30 Idem., p. 65.
31 Sewell in Aminzade et al. (2011), p. 65. 32 Ibidem.
menselijke acties te zijn. Om deze functie te beschrijven kunnen de theorieën van Henri Lefebvre over de ‘prodctie van ruimte’ en Victor Turner’s liminality een uitkomst bieden.
1.2.1 Lefebvres ‘La production de l’espace’
Henri Lefebvre is één van de belangrijkste academici op het gebied van het denken over plaats en ruimte in sociale en politieke structuren.
Lefebvre stelt dat ruimtes niet alleen geduid kunnen worden aan de hand van de fysieke aanwezigheid van deze ruimte. Een ruimte, zo stelt Lefebvre, is een product van de relaties tussen zowel natuurlijke als sociale objecten die zich in deze ruimte bevinden.33 Puneet Dhaliwal, in zijn artikel over de bezetting van
pleinen in Spanje door de Indignados-‐beweging, stelt dan ook, met gebruik van de theorie van Lefebvre, dat het bezetten van een plein niet alleen het bezetten van een fysieke ruimte is. Vanuit de theorie van Lefebvre laat Dhaliwal zien dat de bezetting van het Puerta del Sol-‐plein in Madrid van belang is geweest voor de Indignados-‐beweging, niet alleen voor de directe eisen die op dat moment werden gesteld – voornamelijk het opschorten van bezuingingsmaatregelen -‐ maar ook voor de strijd tegen de hegemonie in het algemeen en voor de verandering van de sociale processen in de maatschappij. Hoe werkt dit dan precies? Om dat te bepalen zullen we eerst de theorie van Lefebvre nader moeten bestuderen.
Ten eerste stelt Lefebvre dat er drie ‘ruimtelijke momenten’ zijn die samen zijn ‘conceptual triad’ vormen. Deze triade bestaat uit de volgende onderdelen: 1) perceived space, 2) conceived space en 3) lived space.
Perceived space is de werkelijke, fysieke ruimte. De ruimte die door onze zintuigen wordt waargenomen, het geheel van objecten die samen een bepaalde plek vormen. Deze fysieke ruimte komt voort uit de tweede notie, die van de conceived space, het is het resultaat van hoe een bepaalde ruimte is bedacht. Deze bedachte ruimte is, zo stelt Lefebvre, “the space of scientists, planners, urbanists, technocratic subdividers and social engineers.”34 De ruimte wordt dus
van bovenaf bedacht en een bepaalde functie toegedicht. De derde notie, de lived
33 Lefebvre (1991), pp. 84-‐85. 34 Lefebvre (1991), p. 38.
space, beslaat de vraag hoe er in een ruimte geleefd wordt. Het is in zekere zin een combinatie van de eerste twee noties. Mensen leven in een bepaalde fysieke ruimte, en bewegen zich op de manier waarop deze ruimte bedacht is. Het is de ruimte die tegelijkertijd echt én ingebeeld, bedacht is.35
Lefebvre beschrijft dat een plek belangrijk wordt in gevallen van revolutie omdat het in dat geval een counter-‐space vormt. Door een ruimte te bezetten veranderen de processen die zich in relatie tot een ruimte afspelen. De ruimte wordt niet gebruikt zoals deze van bovenaf bedacht is. De bestaande hegemonie verliest haar fysieke controle over de ruimte en verliest daarmee de controle over de sociale relaties die in deze ruimte geproduceerd worden.
Uit het voorgaande kunnen we afleiden dat een ruimte de functie heeft van het reguleren van bepaalde sociale processen. Op het moment dat een plein zoals het Tahrirplein wordt bezet, worden de sociale processen op een andere manier gereguleerd: er ontstaat een counter-‐space. Lefebvre benadrukt dat indien sociale relaties in een samenleving moeten veranderen er ook een nieuwe ruimte geproduceerd moet worden.36 Een revolutie is in Lefebvre’s optiek pas
geslaagd als er met deze revolutie een nieuwe ruimte geproduceerd wordt. De tijdelijke counter-‐space moet worden geconcretiseerd door het samenvallen van een nieuwe conceived space en lived space.
Toegepast op het Puerta del Sol-‐plein laat Dhaliwal het volgende zien. De conceived space van het Puerta del Sol-‐plein is volgens Dhaliwal een ruimte die het centrum van de stad vormt, een toeristische trekpleister en een commerciële hub. Doordat deze ruimte op die manier was bedacht werd deze ook op die manier waargenomen door de inwoners van Madrid. Door het plein te bezetten bleven de bedachte ruimte en de waargenomen ruimte hetzelfde, maar de ruimte zoals erin geleefd werd veranderde. De ruimte werd niet gebruikt zoals deze was bedacht, waarmee het de controle van de hegemonie over de publieke ruimte ondermijnt. Dit zorgt voor een gevoel van vrijheid onder de aanwezigen, als een plek van henzelf en een plek waar een nieuwe vorm van samenleving tot bloei kan komen. Het wordt in feite een staat binnen een staat.
35 Lefebvre (1991), pp. 38-‐39. 36 Lefebvre (1991), p. 46.
1.2.2. Turner’s ‘liminality’
Het concept van de counter-‐space doet denken aan het concept van liminality zoals dat door Victor Turner is beschreven. Turner, min of meer een tijdgenoot van Lefebvre, beschrijft dat mensen, groepen of samenlevingen een liminal stage kunnen bereiken waarbij er in een anti-‐structure een communitas ontstaat.
Turner’s concept is gebaseerd op het werk van de Franse antropoloog Arnold van Gennep (1873-‐1957) die in zijn boek Rites de Passage (1960 [1909]) beschrijft hoe mensen tijdens rituelen drie fases ondergaan: de preliminal phase waarbij de persoon iets achterlaat om vervolgens de tweede fase in te gaan: de liminal phase waarbij hij/zij zich los laat van de normale omgangsvormen en sociale gebruiken. Na deze liminal phase treedt de postliminal phase op, waarbij de persoon weer terug komt in de normale samenleving en zich weer volgens de sociale gebruiken gaat gedragen, zij het als een ‘nieuw mens’ doordat hij/zij een ritueel heeft ondergaan.37
Victor Turner herintroduceert na 60 jaar het werk van Van Gennep, en beschrijft hoe liminiality niet alleen toegepast kan worden op kleine groepen die een ritueel ondergaan, maar ook op grotere groepen van de samenleving, of zelfs een hele samenleving op zich.38 Turner diept met name het concept van de
liminal phase uit, en laat zien dat de liminal phase een tijdelijk moment is waarin een groep van een specifieke structuur naar een anti-‐structuur beweegt. Deze anti-‐structuur is een overgangsperiode waarin dagelijkse normen en waarden worden genegeerd. “Anything is possible!”, zo stelt Turner.39 Tijdens de liminal
stage ontstaat er een communitas, waarbij de gebruikelijke hiërarchische structuur wordt achtergelaten. In deze communitas zijn individuen vrij en gelijk.40
Een bepaalde ruimte is van belang in deze concepten, zo stelt Thomassen in zijn uitleg over het gebruik van liminality. Liminality moet zich afspelen in een bepaalde ruimte, die afgebakend moet zijn en een ‘drempel’ (treshold) moet hebben. Deze ruimtelijke demensie kan, zo stelt Thomassen, betrekking hebben
37 Szakolczai (2009), pp. 147-‐149. 38 Thomassen (2009), p. 14. 39 Turner (2008), p. 94. 40 Sholkamy (2012), p. 154.
op specifieke plaatsen (zoals een huis), een gebied of een land.41 Dat kan dus ook
een plein zijn.
1.3 Een politieke ruimte
Naar aanleiding van het bovenstaande blijft de aanname staan dat een politieke ruimte simpelweg een ruimte is waar politiek in wordt bedreven. Naar aanleiding van het bovenstaande kunnen we echter verschillende soorten politieke ruimtes vaststellen die allen iets zeggen over de politiek die erin bedreven wordt en hoe deze ruimte bijdraagt aan de uitkomst van de politieke activiteit.
We hebben een ruimte die bedacht is als plek om contained contention in uit te voeren. Vervolgens hebben we een ruimte die niet is bedacht als plek om contentious politics op uit te voeren maar waar dit toch gebeurt. Als vanzelfsprekend zal het hier gaan om transgressive contention. Deze laatste ruimte, door Lefebvre treffend counter-‐space genoemd, wordt dus een politieke ruimte omdat er transgressive contention op wordt uitgevoerd. Het wordt daarmee een nieuwe ruimte, het wordt een ruimte buiten de macht van de overheid. Daardoor kan transgressive contention in een dergelijke ruimte ook succesvol zijn, omdat het de normale praktijk in de samenleving doorbreekt, zich een eigen ruimte toe-‐eigent en er een liminal stage ontstaat. Beide factoren – de ruimte en de politiek die erin bedreven wordt – zijn dus van evenredig belang voor elkaar. Door het uitvoeren van transgressive contention wordt de ruimte veranderd, en het feit dat de ruimte verandert draagt bij aan het succes van de politiek die erin bedreven wordt.
Het is nu de vraag wat voor politieke ruimte het Tahrirplein is geworden tijdens de revolutie van 2011 en vervolgens wat voor ruimte het is geworden ná de val van Mubarak. Welke soort contentieuze politiek werd er bedreven en in hoeverre heeft de verandering van de ruimte hieraan bijgedragen? Met andere woorden, wat was de functie van de ruimte voor hetgeen erop werd uitgevoerd? En, belangrijker nog: heeft het deze functie behouden?
41 Thomassen (2009), p. 16.
2. Historisch kader
Zoals in de inleiding is besproken, is het van belang om te verduidelijken hoe we het Tahrirplein van vóór de revolutie beschouwen. Was het de Heilige Graal die Soueif beschrijft, of is het dat pas geworden na de revolutie van 2011? Bekijken we het vanuit het perspectief van een nieuwe ruimte, of een ruimte die eigenlijk al bestond? Zonder twijfel kunnen we stellen dat het Tahrirplein als fysieke ruimte al bestond. In onderzoeken naar de functie van het Tahrirplein tijdens de ‘18 dagen’ worden echter verschillende claims gelegd op de al dan niet aanwezige politieke, historische of emotionele significantie van het plein voorafgaand aan de revolutie. Een diepgaand onderzoek naar de betekenis van het Tahrirplein vóór 2011 is van belang om dit nader te bepalen.
Het doel van dit hoofdstuk is dan ook te onderzoeken wat de historische achtergrond van het Tahrirplein is. We bekijken niet alleen de fysieke ontwikkeling, maar ook de ontwikkeling van contentie in de publieke sfeer.. Dit hoofdstuk zal eerst de opbouw van Downtown in de negentiende eeuw bespreken. Vervolgens zal aan de hand van historische gebeurtenissen in Egypte de fysieke en de extra-‐fysieke ontwikkeling van het gebied besproken worden.
2.1 De ontwikkeling van het ‘Parijs aan de Nijl´: 1867-‐1952
Het gebied in Caïro wat nu bekend staat als wasaṭ al-‐balad of Downtown Caïro, en waar het Tahrirplein zich in bevindt, werd ontwikkeld in de negentiende eeuw onder Khedive Ismaʿīl Bāshā (reg. 1863-‐1879). Ismaʿīl werd geïnspireerd door de herstructurering van Parijs door Baron Haussmann. Haussmann transformeerde in de negentiende eeuw grote delen van Parijs tot gebieden met brede boulevards, aan elkaar gekoppeld met grote ronde pleinen. Ismaʿīl maakte kennis met deze modernisering van Parijs tijdens zijn bezoek aan de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1867.42 Hij werd daar persoonlijk ontvangen
dor Baron Haussmann en bleef ook na zijn bezoek aan Parijs contact met Haussmann houden over de vernieuwing van Caïro.43
42 AlSayyad (2011a), p. 206. 43 Idem.
De ontwikkeling van Downtown Caïro en het elitaire karakter wat dit district had leidde tot de scheiding van Caïro in twee steden, zo stelt de Franse historicus André Raymond. Onder Ismaʿīl ontstond er een scheiding tussen een traditionele stad (het huidige Islamitisch Caïro) en een moderne stad (het huidige Downtown). Deze scheiding verdiepte zich tijdens de koloniale periode:
“Before 1882, the dividing line separated a “traditional” sector from a “ modern” one, but after Egypt’s colonization the line marked a boundary between different nationalities, a harsher and more intolerable division. One could now speak of a “native” city and a “European” city […]”44
De Amerikaanse academicus Mara Naaman gaat in haar boek Urban Space in Contemporary Egyptian Literature (2011) wat dieper in op deze scheiding van de ruimte in Caïro in de late negentiende eeuw en vroege twintigste eeuw. Zij beschrijft een aantal ontwikkelingen die in de context van de conceptual triad van Lefebvre van belang zijn.
Naaman stelt dat de transformatie van Downtown door Ismaʿīl een synoniem werd voor het imperialisme: “colonial authority became synonymous with a particular type of modern space: the staging of a miniature Paris in Wust al-‐ Balad.”45 Dit leidt voor Naaman tot de conclusie dat door een nieuw district in
Caïro op te bouwen met een Europese uitstraling, dit gebied tegelijkertijd een contested space werd.46
De stelling van Naaman verduidelijkt welke betekenis een bepaalde fysieke ruimte kan hebben voor de personen die erin en eromheen leven. De vorming van deze elitewijk legde op een fysieke manier de sociale verschillen in Egypte bloot. Het werd de fysieke plek van macht, en daarmee de plek om te veroveren indien men deze macht wilde aantasten. Doordat Khedive Ismaʿīl zijn focus volledig op het nieuwe Downtown legde en de andere wijken in Caïro links liet liggen, creëerde hij in feite zelf de aanleiding voor contentious politics in Egypte, zo stelt Naaman:
“[…] the Khedive’s complete indifference to the older districts of Cairo (in terms of their architectural and