• No results found

De effectiviteit van alcohol-audiosimulaties bij het voorspellen van negatief affect drinken door coping-drinkers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van alcohol-audiosimulaties bij het voorspellen van negatief affect drinken door coping-drinkers"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina | 1

Masterthese:

De effectiviteit van alcohol-audiosimulaties bij het voorspellen van negatief

affect drinken door coping-drinkers

Avalon de Vriendt

Studentnummer: 10002328 Klinische Psychologie Universiteit van Amsterdam

Eerste beoordeellaar: Dr. E. Salemink Tweede Beoordeellaar: Dr. H. Larsen 15 Juli 2015

(2)

Pagina | 2 Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Methode 8 Deelnemers 8 Materiaal 9 Procedure 11 Resultaten 12 Manipulatiecheck 13 Hypothese 1 14 Hypothese 2 14 Hypothese 3 16 Hypothese 4 17 Conclusie en Discussie 22 Referenties 26 Bijlage 29 Abstract

(3)

Pagina | 3

Drinken om angstgevoelens te dempen (coping-drinken) is gerelateerd aan problematisch drinkgedrag. De gebruikelijke vragenlijsten die alcoholgebruik en drinkgedrag meten, zijn gevoelig voor sociaal wenselijke antwoorden. Een instrument, mogelijk minder gevoelig voor sociaal wenselijke reacties, is een alcohol-audiosimulatie als voorspeller van negatief affect drinken bij coping-drinkers. De deelnemers (n=108) kregen alcohol-audiosimulaties te horen met een neutrale of angst-context. Men moest aangeven in hoeverre men geneigd was alcoholaanbiedingen in de alcohol-audiosimulaties te accepteren. Een maand later werd naar de stemming en het alcoholgebruik van de afgelopen twee weken gevraagd. Dit leidde tot een index van alcoholgebruik tijdens een negatieve stemming. De resultaten geven aan dat audiosimulaties niet significant beter negatief affect drinken voorspellen dan de gebruikelijke vragenlijsten over alcoholgebruik en drinkgedrag. Ook bleek de stemming niet van invloed. Vervolgonderzoek dient rekening te houden met de beperkingen van dit onderzoek: het geringe aantal hoog scorenden op coping en de korte periode tussen de beide meetmomenten. Hier rekening mee houdend, kunnen alcohol-audiosimulaties mogelijk een goede aanvulling zijn op de huidige meetmethoden, omdat ze een meer indirecte maat vertegenwoordigen die kan resulteren in minder sociaal wenselijke antwoorden.

(4)

Pagina | 4

In de studententijd wordt vaak en veel gedronken (Beck, Caldeira, Vincent, O’Grady & Wish, 2008). Het is een periode waarin je veel beslissingen zelf mag, kan en moet nemen, terwijl je nog relatief weinig verantwoordelijkheden hebt. Om deze reden zullen studenten mogelijk geen kwaad zien in hun, vaak buitensporige, drinkgedrag. Zo blijkt dat studenten hun eigen drinkgedrag als minder ernstig inschatten en het idee hebben ook minder te drinken dan studiegenoten (Beck, et al., 2008). Het drinkgedrag van studenten blijkt gerelateerd te zijn aan hun studiesucces. Studenten die veel drinken, hebben een grotere kans op zakken voor tentamens en op het uiteindelijk niet positief afsluiten van het studiejaar (Aertgeerts & Buntinx, 2002).

De reden voor het drinken is een bepalende factor in het drinkgedrag van studenten. Cox en Klinger (1988) ontwikkelden een Motivational Model of Alcohol Use. Dit model is gebaseerd op het idee dat mensen alcohol gebruiken om een bepaald effect te verkrijgen. De beslissing om wel of geen alcohol te drinken, wordt gevormd door emotionele en rationele processen op basis van de affectieve verandering die men verwacht van het drinken van alcohol. Cox en Klinger (1988) noemen vier motieven voor het drinken: interne motieven om positieve gevoelens te verhogen (‘enhancement motives’), interne motieven om negatieve gevoelens te reduceren (‘coping motives’), externe motieven om sociale momenten leuker te maken (‘social motives’) en externe motieven om sociale afwijzing te voorkomen (‘conformity motives’). Volgens Cox en Klinger (1988) zijn deze motieven de meest proximale determinanten van drinkgedrag, waarbij de drinkmotieven voorspellend zijn voor het aantal gedronken alcoholische dranken. Ook hebben de drinkmotieven voorspellende waarde wat betreft het ontstaan van alcoholproblemen indien er sprake is van coping motives voor het drinken.

Een veel gebruikt instrument voor het achterhalen van drinkmotieven is de Drinking

Motives Questionnaire (DMQ) van Cooper, Russell, Skinner, & Windle (1992). Uit

onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van deze vragenlijst blijkt dat coping motives voor het drinken vaak gepaard gaan met gevoelens van angst en depressie. Zo geven neurotische mensen aan dat ze drinken om met negatieve gevoelens om te kunnen gaan (Mezquita et al., 2010). Drinken om negatieve gevoelens, zoals angst, het hoofd te bieden, wordt coping-drinken genoemd en dit coping-coping-drinken is sterk gerelateerd aan problematisch drinkgedrag (Mezquita et al., 2010). Een theorie die dit verschijnsel ondersteunt, is het

zelfmedicatie-model (Khantzian, 1985). Volgens dit zelfmedicatie-model gaan angstige mensen drinken in de hoop dat

(5)

Pagina | 5

alcoholprobleem, waarbij naast het alcoholprobleem ook sprake is van angstproblematiek, de angst in 75% van de gevallen vooraf te gaan aan het alcoholprobleem (Chilcoat & Breslau, 1998). Ook drinken coping-drinkers gemiddeld meer dan niet-coping-drinkers (Cooper et al., 1992).

Wanneer coping-drinkers zich in een omgeving bevinden waar veel gedronken wordt, veel stress is en veel sociale druk wordt ervaren, is te verwachten dat ze meer zullen drinken. In de studententijd zijn deze factoren aanwezig (Beck et al., 2008). Dit maakt dat de studententijd voor coping-drinkers mogelijk een kritieke periode is voor het ontwikkelen van een alcoholprobleem. Naarmate er meer stabiliteit in het leven komt in de vorm van een vaste baan of een serieuze relatie en/of kinderen, wordt er steeds minder gedronken (Slutske et al., 2004). De coping-drinkers onder de studenten vormen een risicogroep voor problematisch drinkgedrag. Coping-drinken wordt namelijk beschouwd als problematisch drinkgedrag (Mezquita et al., 2010). Volgens het zelfmedicatie-model valt te verwachten dat studenten die om deze reden drinken in de toekomst nog steeds problematisch zullen drinken in negatieve affect situaties. Daarmee hebben ze een verhoogde kans op het ontwikkelen van een alcoholprobleem (Khantzian, 1985). Studenten die drinken om positieve gevoelens te versterken (enhancement-drinkers) zullen minder redenen vinden om te drinken naarmate hun sociale leven rustiger en stabieler wordt. De kans dat zij zich zullen ontwikkelen tot probleemdrinkers is dan ook kleiner dan het geval is bij coping-drinkers. Het is daarom van belang om voldoende aandacht voor coping-drinkers te hebben, ze op tijd te kunnen identificeren en ze vervolgens te ondersteunen om een mogelijk alcoholprobleem te voorkomen of een al bestaand alcoholprobleem te behandelen. Een betrouwbaar instrument voor het kunnen vaststellen of iemand een coping-drinker is, is daarbij onontbeerlijk.

Tot op heden wordt de mate van problematisch alcoholgebruik gemeten met behulp van een aantal vragenlijsten, zoals de hierboven genoemde DMQ en de Alcohol Use Disorder

Identification Test (AUDIT). De DMQ is een zelfrapportage-test die kijkt naar de redenen

voor het drinken. De DMQ kan gebruikt worden om coping-drinkers, een risicogroep, te identificeren. Ook de AUDIT is gebaseerd op zelfrapportage. De AUDIT heeft als doel het drinkgedrag van mensen te meten. Het resultaat kan een indicatie zijn van mogelijk problematisch drinkgedrag en kan zo probleemdrinkers identificeren.

Beide instrumenten, zowel de DMQ als de AUDIT zouden valide en betrouwbare meetinstrumenten zijn (Grant et al., 2007). Deze testen zijn zelfrapportage-testen, waarbij de

(6)

Pagina | 6

proefpersoon zelf zijn eigen gedrag interpreteert en erover rapporteert. Ze vereisen het vermogen om zich de situaties waarin gedronken werd te herinneren en zich te herinneren hoeveel en hoe vaak de deelnemer in een bepaald tijdsbestek had gedronken. Dit leidt gemakkelijk tot fouten in de uitkomsten. Zo vraagt de AUDIT naar het drinkgedrag van het afgelopen jaar. Om voor een geheel jaar na te gaan hoe vaak en hoeveel je gedronken hebt, moet je over een zeer goed geheugen beschikken (Clapp et al., 2000). De DMQ vraagt de deelnemer aan te geven hoe vaak er gedronken wordt om een bepaalde reden. Niet in de afgelopen twee weken of het afgelopen jaar, maar over het algemeen genomen. Ook dit vraagt veel van je geheugen en beoordelingsvermogen. Een ander punt waarom de DMQ en de AUDIT mogelijk niet de meest optimale meetinstrumenten zijn, is dat wat de testen beogen te meten erg voor de hand ligt. Hierdoor kunnen deelnemers meer sociaal wenselijke antwoorden geven en zo hun drinkgedrag als minder problematisch schetsen dan daadwerkelijk het geval is (Davis, Thake, & Vilhena, 2010). Tot slot blijkt de AUDIT wisselende factoren te meten. De ene keer meet de AUDIT problematisch drinkgedrag en de andere keer alcoholafhankelijkheid (Hradilova, 2006). Deze factoren maken dat deze huidige tests minder goede methoden zijn voor het vaststellen en meten van problematisch drinkgedrag en het identificeren van probleemdrinkers.

Een veelbelovende alternatieve methode om problematisch drinkgedrag te identificeren, een methode die minder vatbaar is voor de hierboven beschreven nadelen, is het gebruiken van alcohol-audio- en -videofragmenten. In deze fragmenten worden simulaties van contexten waarin studenten drinken gebruikt voor het in kaart brengen en voorspellen van hun alcoholgebruik (Anderson et al., 2013). Hierbij wordt niet de reden van drinken of alcoholgebruik bevraagd, maar wordt op het moment zelf gevraagd naar de bereidheid om een alcoholaanbieding in het fragment te accepteren (willingness to drink). Er hoeft dus niet teruggedacht te worden aan het eigen drinkgedrag en de drinkcontexten in het verleden. Hierdoor is deze methode minder gevoelig voor incorrecte antwoorden. Daarnaast is het doel van dit type onderzoek voor de proefpersoon minder duidelijk dan het geval is bij de genoemde vragenlijsten. Daardoor zijn minder sociaal wenselijke antwoorden te verwachten en worden, naar verwachting, de werkelijke verlangens oprechter geuit. Anderson et al. (2013) toonde aan dat de aangegeven bereidheid de alcoholaanbiedingen te accepteren voorspellend was voor het drinkgedrag van studenten aan het einde van hun studiejaar. Om deze redenen kan verondersteld worden dat de bereidheid om het aanbod te accepteren als meetinstrument een meer waarheidsgetrouw beeld geeft van het drinkgedrag van de

(7)

Pagina | 7

proefpersoon en beter het toekomstige drinkgedrag van de proefpersoon kan voorspellen dan de DMQ en de AUDIT.

Vooralsnog is er aangetoond dat de bereidheid het aanbod te accepteren een goede voorspeller is van toekomstig drinkgedrag, zoals is gebleken uit onderzoek van Anderson et al. (2013). Gezien de eerder genoemde beperkingen van de gebruikelijke meetinstrumenten om problematisch alcoholgebruik vast te kunnen stellen, wordt er onderzocht hoe goed het alternatief, alcohol-audiosimulaties, toekomstig drinkgedrag voorspelt bij een risicogroep. Hiertoe wordt de aandacht gericht op studenten die drinker zijn. Aangezien coping-drinkers drinken om met hun negatieve gevoelens om te gaan, is het van belang om de factor ‘stemming’ als variabele in het onderzoek te betrekken en te kijken naar het effect hiervan op hun drinkgedrag.

In dit onderzoek wordt nagegaan of coping-drinkers meer geneigd zijn aanbiedingen van alcohol te accepteren bij een negatieve stemming dan bij een neutrale stemming. Daarnaast wordt er gekeken of toekomstig drinkgedrag beter voorspeld kan worden met behulp van de bereidheid om een alcoholaanbieding te accepteren in audiosimulaties dan de DMQ, de AUDIT en het drinkgedrag in het verleden.

Deelnemers - variërend van ‘sterke’ tot ‘zwakke’ coping-drinkers, gemeten met behulp van de DMQ - worden random verdeeld over een neutrale en een angst conditie van de audiocontext. De condities verschillen op twee manieren van elkaar. Voorafgaand aan elk audiofragment wordt de deelnemer gevraagd een tekst te lezen, die als prime dient. Voor de neutrale conditie is dat een neutrale tekst. Voor de angst conditie een tekst die een angstgevoel beoogt aan te wakkeren. Door de deelnemer te vragen zich de situatie, geschetst in de tekst, in te beelden, wordt getracht de neutrale gevoelens ofwel de angstgevoelens bij de proefpersoon te bewerkstelligen. Het tweede verschil is de manier waarop de alcoholaanbieding wordt geformuleerd (ofwel met een neutrale context, ofwel met een angst-context). In totaal bevat de test vijf verschillende audiofragmenten van situaties waarin studenten vaak drinken (Keller et al., 2007).

De eerste hypothese bij dit onderzoek is de verwachting dat een hogere mate van coping-drinken leidt tot een grotere bereidheid het alcoholaanbod te accepteren, ongeacht de conditie waarin de deelnemer is geplaatst. Verder wordt er verwacht dat een hogere mate van coping-drinken leidt tot een hogere bereidheid het alcoholaanbod te accepteren bij de angst-versie dan bij de neutrale versie. De bereidheid de alcoholaanbieding te accepteren onder de neutrale

(8)

Pagina | 8

conditie zal vergeleken worden met die onder de angst conditie. Naar verwachting zal de bereidheid onder de angst conditie groter zijn naarmate er meer sprake is van coping-drinken. Deze verwachting komt voort uit de bevinding dat enhancement-drinkers in hun alcoholgebruik niet beïnvloed worden door een negatieve stemming. Ten derde wordt verwacht dat een hogere mate van coping gepaard gaat met een hogere mate van alcoholgebruik in negatieve affect situaties wanneer er sprake is van een negatieve stemming. Dit wordt verwacht aangezien enhancement-drinkers in hun alcoholgebruik niet beïnvloed worden door een negatieve stemming. Op basis van eerder onderzoek van Anderson et al. (2013) en de beperkingen van de gebruikelijke meetmethodes, wordt ten slotte verwacht dat de bereidheid om het aanbod te accepteren beter toekomstig alcoholgebruik kan voorspellen dan de DMQ, de AUDIT en het drinkgedrag uit het verleden.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 117 studenten van de Universiteit van Amsterdam mee, variërend in leeftijd van 18 tot 30 jaar. Hiervan waren 83 deelnemers vrouw en 34 man. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 21.51 (standaarddeviatie is 3.12).

Aan het begin van ieder eerste studiejaar psychologie doen alle studenten mee aan een reeks psychologische tests, waar de DMQ ook onder valt. Op basis van deze DMQ-score zijn de 25 procent hoogst- en laagst-scorenden op de DMQ van de afgelopen twee jaar gemaild met het verzoek deel te nemen aan dit onderzoek. Daarnaast kon men ook deelnemen ‘op vrije inloop’. Om deel te kunnen nemen aan het onderzoek dienden de deelnemers student te zijn, in de afgelopen maand alcohol gedronken te hebben en niet al eerder de audiofragmenten gehoord te hebben. De helft van de deelnemers werd toegewezen aan de neutrale conditie en de andere helft aan de angst conditie. Uit het onderzoek werden voorafgaand aan de analyses twee deelnemers verwijderd omdat ze de test niet volledig of niet serieus hadden ingevuld. Vijf proefpersonen werden uit de steekproef verwijderd omdat ze aangaven de audiofragmenten al eerder gehoord te hebben. Er werd één deelnemer verwijderd omdat deze buiten de leeftijdsgrenzen viel. Tot slot werd er nog één deelnemer verwijderd omdat zij had aangegeven geen alcohol te drinken.

(9)

Pagina | 9

De analyses zijn uitgevoerd op de steekproef die bestond uit de 108 overgebleven deelnemers, 30 mannen en 78 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 21.36 (standaarddeviatie is 2.48). De nameting was door zeven deelnemers niet ingevuld, waardoor de analyse van de nameting bestond uit 101 deelnemers, 26 mannen en 75 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 21.29 (standaarddeviatie is 2.35). De deelnemers ontvingen na het invullen van de nameting naar keuze 10 euro of één proefpersoonpunt voor hun deelname.

Materiaal

De vijf gebruikte audiofragmenten zijn gebaseerd op de audiofragmenten uit het onderzoek van Anderson et al. (2013). Om er zeker van te zijn dat de audiosimulaties niet één type situatie omvatten, is er voor gekozen om twee audiofragmenten zich binnenshuis te laten afspelen, waarvan één in een grote groep mensen en één in een kleine groep, en drie buitenshuis, waarvan twee in een grote groep mensen en één in een kleine groep. Zo ontstaat er een evenwichtig en gebalanceerd aantal audiofragmenten. De situaties die voor de audiofragmenten zijn gebruikt, zijn situaties waarin studenten vaak drinken (Keller et al., 2007; Clapp, Reed, Holmes, Lange & Voas, 2006). Voor de uiteindelijke situaties (een huisfeestje, een voetbalwedstrijd, een terras na een tentamen, een etentje thuis en een festival) heeft een professionele scenarioschrijver vijf scripts van twee minuten geschreven. Om na te gaan of de scènes door studenten als realistisch werden ervaren, zijn ze voorgelegd aan twee focusgroepen, de een bestaande uit louter eerstejaars studenten, de ander uit louter ouderejaars studenten. Hierbij zijn de scènes beoordeeld op hun realiteitsgehalte en zijn de stemmen van de acteurs beoordeeld op aantrekkelijkheid. Aan de hand hiervan zijn de kritiekpunten in de scènes verwerkt en zijn de acteurs met de aantrekkelijkste stemmen geselecteerd om de scènes in te spreken.

In de uiteindelijke audiofragmenten krijgen de deelnemers per scène vier keer een consumptie aangeboden: twee keer een alcoholhoudende drank, één keer een niet-alcoholische drank en één keer iets te eten, waarbij de volgorde van de aanbiedingen willekeurig is. Het aanbieden van het eten en de non-alcoholische drank zijn als controlemaat ingevoerd om na te gaan of de deelnemers niet op elke aanbieding hetzelfde reageren.

In de neutrale conditie geschiedt de aanbieding ‘neutraal’: op neutrale toon wordt, bijvoorbeeld, ‘Wil je ook een biertje?’ gevraagd. In de angst conditie is de context van de aanbieding zo geformuleerd dat de persoon die er naar luistert zich angstig gaat voelen. Als in

(10)

Pagina | 10

deze context de aanbieding geaccepteerd wordt, is er sprake van coping-drinken, drinken om om te gaan met angstige gevoelens. De aanbieding luidt in dit geval, bijvoorbeeld: ‘Ik ben zo bang voor een onvoldoende. Ik moet echt wat drinken. Jij ook een wijntje?’ Na iedere aanbieding in de scène wordt de respondenten gevraagd op een 7-punt Likert-schaal aan te geven hoe graag ze een aanbieding willen accepteren. De indeling van de schaal loopt van 1, ‘helemaal niet’, tot 7, ‘heel erg’.

Vóór ieder fragment is een prime toegevoegd in de vorm van een inleidende tekst voorafgaand aan de fragmenten, zie bijlage 1. Voor de neutrale conditie is de tekst ‘neutraal’ en voor de angst conditie is een tekst gebruikt die een angstgevoel beoogt aan te wakkeren. De deelnemer dient de tekst te lezen en zich daarin in te leven. Zo krijgen de deelnemers in de neutrale conditie voorafgaand aan de scène op het terras te lezen dat ze een scène gaan horen over vrienden op een terras. De deelnemers in de angst conditie krijgen voor dezelfde scène een tekst te lezen over een slecht gemaakt examen, dat tot gevolg heeft dat het jaar niet gehaald is. Daardoor worden er gevoelens van angst ervaren en houdt het piekeren erover aan.

De coping-motieven werden gemeten met behulp van de modified DMQ-R (Read et al., 2003). Dit is een 28-item vragenlijst die redenen om te drinken meet met een 5-punts Likert-Schaal van 1 (‘nooit’) tot en met 5 (‘altijd’). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen

social (α=.91), enhancement (α=.92), conformity (α=.88) en coping (α=.87) als reden om te

drinken. De laatste categorie wordt verder onderverdeeld, in angst-coping en

depressie-coping. Voor dit onderzoek is alleen gekeken naar de angst-copingschaal. Over de vragen die

betrekking hebben op deze subschaal is een gemiddelde coping-score berekend. De modified DMQ-R is gevalideerd voor meerdere populaties, waaronder studenten (Read et al., 2003).

De AUDIT (Babor et al., 2001) is afgenomen om mogelijk problematisch alcoholgebruik te meten. Deze vragenlijst bestaat uit 10 items waarvan de eerste drie vragen gaan over alcoholconsumptie. Vraag 4 tot en met 6 gaan over alcoholafhankelijkheid en vraag 7 tot en met 10 gaan over aan alcohol gerelateerde problemen. De vragen kunnen beantwoord worden met de antwoordmogelijkheden van 0 (‘nooit’ / ‘1 tot 2 glazen per dag’) tot en met 4 (‘dagelijks’ / ‘meer dan 10 glazen per dag’). Bij een score van 8 of hoger is er sprake van

(11)

Pagina | 11

gevaarlijk en/of problematisch drinkgedrag (α=.78) (Kokotailo et al., 2004). De AUDIT heeft een goede test-hertest-betrouwbaarheid (r = .86) (Babor et al., 2001).

Om een overzicht te krijgen van het alcoholgebruik van de deelnemers, werd de Time

Line Follow Back voor ‘alcohol’ afgenomen. De deelnemers werd gevraagd van de afgelopen

twee weken per dag op te schrijven hoeveel ze die dag hadden gedronken. Hierbij beginnen ze op de dag vóór het onderzoek en dienen ze terug te werken naar twee weken terug.

Ten slotte is de Time Line Follow Back voor ‘stemming’ afgenomen om een overzicht te krijgen van de stemming van de deelnemer in de afgelopen twee weken. Hiertoe dienden de deelnemers per dag, beginnend bij de dag vóór het onderzoek, terugtellend naar twee weken terug, per dag op een schaal van 0 (‘heel slechte stemming’) tot 10 (‘uitmuntende stemming’) hun stemming van die dag aan te geven. De TLFB heeft een test-hertest-betrouwbaarheid van 0.85 (Sobell et al., 1988).

Procedure

De deelnemers werden bij binnenkomst random en blind verdeeld over één van de twee condities. Vervolgens konden ze plaatsnemen in een afgesloten kamer met voor elke deelnemer een computer en een koptelefoon. Via de computer werd de deelnemers gevraagd naar leeftijd, geslacht, opleiding en moedertaal, waarna de fragmenten werden gestart. De vijf verschillende audiofragmenten werden in een willekeurige volgorde via een koptelefoon aangeboden. Elk van deze scènes duurde ongeveer twee minuten en in elke scène waren de vier aanbiedingen opgenomen. De volgorde van de aanbiedingen verschilde per scène. Na iedere aanbieding werd de deelnemers gevraagd hoe graag ze de aanbieding wilden accepteren. Na de audiofragmenten vulden de deelnemers de DMQ-R en de AUDIT in op de computer, waarna ze de TLFB voor ‘stemming’ en ‘alcohol’ dienden in te vullen op papier. Tot slot werden er nog een aantal controlevragen gesteld over hoe realistisch de scènes waren, hoe aantrekkelijk de acteurs klonken, of ze bier en wijn lusten en of ze honger en/of dorst hadden gehad tijdens het onderzoek. Het gehele onderzoek duurde gemiddeld 45 minuten. Een maand na het onderzoek kregen de deelnemers een e-mail met daarin een link naar de

(12)

Pagina | 12

nameting. Deze bestond uit de TLFB voor ‘alcohol’ en de TLFB voor ‘stemming’, waarvoor de deelnemers over de afgelopen twee weken dienden aan te geven hoeveel ze per dag hadden gedronken en wat per dag hun stemming was.

Resultaten

Allereerst is nagegaan of de twee condities, de neutrale en de angst conditie, op voorhand van elkaar verschilden wat betreft demografische gegevens en scores op de DMQ, AUDIT, ‘drankgebruik’ en ‘stemming’. De groepen bleken niet op voorhand van elkaar te verschillen, zoals blijkt uit tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties, de T-score en het Significantieniveau voor Sekse, Leeftijd, de AUDIT, de DMQ en de Gemiddelde Stemming en Aantal Dranken voor de Neutrale en de Angst conditie

Meting Conditie Neutraal n=51 Angst n=57 M SD M SD T χ²(df) p Sekse (M:V) 10:41 - 20:37 - 3.22 (1) .07 Leeftijd 21.22 2.02 21.48 2.84 -.55 .58 AUDIT (Totaal) 22.71 5.08 21.18 4.76 1.62 .11 ‘Stemming’ (Gemiddeld) 6.74 0.75 6.76 0.83 -0.1 .92 ‘Dranken’ (Totaal) 33.02 26.38 27.15 17.48 1.38 .17

Om te controleren of de data-verdeling normaal was, werd een Kolmogorov-Smirnov- toets uitgevoerd. Hieruit bleken de data normaal verdeeld te zijn, behalve voor de gemiddelde score op de DMQ angstvragen (D(108)=0.122, p< 0.001). Aangezien er aan de centrale limiet

(13)

Pagina | 13

theorie wordt voldaan en een normale verdeling benaderd wordt, wordt ervan uitgegaan dat de gemiddelde score op DMQ ‘angst’ normaal verdeeld is (Field, 2009).

Manipulatiecheck

Om na te gaan of de stemmingsmanipulatie is gelukt, is gekeken naar de gemiddelde verandering in stemming van de deelnemers ten gevolge van het luisteren naar de audiofragmenten. Uit de manipulatietest (ANOVA), met als within variabele ‘stemming’ voorafgaand en na afloop van de fragmenten en als between variabele de conditie, ‘neutrale’ en ‘angst-versie’, is gebleken dat er een significant interactie-effect is tussen de twee condities op ‘stemming’, F(1,107) = 4.16, p = .04. Voorafgaand aan de audiofragmenten verschillen deelnemers in de neutrale en in de angst-versie niet significant van elkaar wat betreft ‘stemming’, maar na afloop van de audiofragmenten wel. Hierbij gaven de deelnemers in de angst conditie aan een significant lagere stemming te hebben na afloop van de audiofragmenten dan de deelnemers in de neutrale conditie. Vervolgens is er voor de angst- en neutrale versie apart gekeken of er een significant verschil is wat betreft ‘stemming’ voorafgaand aan en na afloop van het beluisteren van de audiofragmenten. Voor de neutrale conditie bleek er geen significant verschil in ‘stemming’ voorafgaand aan en na afloop van de audiofragmenten te zijn. Ook voor de angst conditie bleek er geen significant verschil te zijn. In figuur 1 is te zien dat de gemiddeldes echter wel de verwachte richting uitgaan, namelijk een sterkere afname van ‘stemming’ voor de angst conditie.

Stemming

Figuur 1. De gemiddelde score voor ‘Stemming’ voor de angst conditie en de neutrale

conditie, zowel vóór als na afloop van het beluisteren van de audiofragmenten. -1,5 -1 -0,5 0 0,5 1 1,5 voor na neutraleconditie angstconditie

(14)

Pagina | 14 Hypothese 1: Een hogere mate van coping-drinken leidt tot een grotere bereidheid het

alcoholaanbod te accepteren

Om te achterhalen of een hogere mate van coping-drinken gepaard gaat met een grotere bereidheid om in het algemeen het alcoholaanbod te accepteren, werd een regressieanalyse uitgevoerd. Hierbij werd het effect van de ‘stemming’ buiten beschouwing gelaten. Het regressiemodel, met de bereidheid het alcoholaanbod te accepteren als afhankelijke variabele en de coping-score als onafhankelijke variabele, bleek niet significant te zijn (F(1,106) = 2.15, p = .146). De coping-score kan de bereidheid om het alcoholaanbod te accepteren niet voorspellen (B= .23, p= .15), en voegt daarmee geen informatie toe (R²= .02). Dit resultaat is tegen de verwachting in.

Om mogelijke alternatieve verklaringen uit te sluiten is een regressie uitgevoerd om na te gaan of de coping-score van invloed is op de bereidheid om de aanbiedingen van non-alcoholische dranken of eten te accepteren. Uit de regressieanalyses bleek dat zowel het model voor de non-alcoholische aanbiedingen, als het model van de voedselaanbiedingen niet significant te zijn. Er bleek geen significante samenhang te zijn tussen de coping-score en de bereidheid om de aanbiedingen van non-alcoholische dranken of eten te accepteren.

Tegen de verwachting in is gebleken dat de mate van coping-drinken niet voorspellend is voor de bereidheid om een alcoholaanbod te accepteren. Een hogere mate van coping-drinken blijkt niet gepaard te gaan met een grotere bereidheid het alcoholaanbod te accepteren wanneer ‘stemming’ daarbij niet wordt meegenomen in het onderzoek.

Hypothese 2: Een hogere mate van coping-drinken leidt bij de angst-versie tot een hogere bereidheid het alcoholaanbod te accepteren dan bij de neutrale versie

Voor de tweede onderzoeksvraag werd gekeken of een hogere mate van coping-drinken leidt tot een hogere bereidheid om het alcoholaanbod te accepteren bij de angst-versie van de audiofragmenten, dan bij de neutrale versie. Hiervoor werd een moderatie analyse uitgevoerd met de versie van de audiofragmenten als moderator op de relatie tussen de coping-score en de bereidheid de alcoholaanbiedingen te accepteren (Figuur 2).

(15)

Pagina | 15 Figuur 2. De relatie tussen de coping-score en de bereidheid het alcoholaanbod te accepteren

en het effect van de versie van de audiofragmenten op deze relatie.

Er is een regressie-analyse uitgevoerd met de gecentreerde predictoren coping-score, de versie van de audiofragmenten en met de interactieterm van coping-score en versie. Uit de analyse bleek het model significant te zijn. Er bleek geen significant moderatie effect te zijn van de versie van de audiofragmenten op de relatie tussen coping-score en bereidheid. Een hogere mate van coping leidt in de angstconditie niet tot een hogere bereidheid de alcoholaanbieding te accepteren. Tot slot is er wel een significant effect gevonden van de versie van de audiofragmenten op de bereidheid om het alcoholaanbod te accepteren, zie Tabel 2. Doormiddel van een independent t-toets is gekeken welke kant het gevonden effect opgaat. Hieruit is gebleken dat de bereidheid om het aanbod te accepteren hoger is bij de neutrale versie ( M=5.41, SE= .13) dan bij de angstversie (M=5.02, SE= .15). Het verschil tussen de twee versies bleek significant te zijn, t(106)= 1.94, p= .03.

Geconcludeerd kan worden dat een hogere mate van coping-drinken niet leidt tot een hogere bereidheid om het alcoholaanbod te accepteren bij de angstversie dan bij de neutrale versie van de audiofragmenten.

Conditie Angst vs Neutraal

Coping-score Bereidheid

alcoholaanbod te accepteren

(16)

Pagina | 16

Tabel 2

Regressiemodel om de Bereidheid het Alcoholaanbod te Accepteren te Voorspellen op Basis van de Coping-score met de Audiofragment-versie als Moderator

Bereidheid alcoholaanbod te accepteren*

B SE B β ρ Constante 5.89 .33 - < .001 Coping-score DMQ .31 .52 .19 .55 Audio versie Coping-score×Audio versie R2 -.45 .20 -.21 .03 - .02 .31 -.02 .95 .06 F 2.38 .07 *n=107

Hypothese 3: Een hogere mate van coping gaat gepaard met een hogere mate van alcohol drinken in negatieve affect situaties wanneer er sprake is van een negatieve

stemming

Om te kunnen achterhalen of een hogere mate van coping-drinken gepaard gaat met het meer drinken van alcohol in negatieve situaties in het dagelijks leven, is een moderatie analyse uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar het effect van de coping-score op het drinkgedrag van de afgelopen twee weken en het effect hierop van de ‘stemming’ van de afgelopen twee weken (zie Figuur 3).

Figuur 3. De relatie tussen coping-score en het aantal gedronken alcoholische dranken en het

effect van de ‘stemming’ van de afgelopen twee weken.

Coping-score Totaal aantal gedronken

alcoholische dranken Stemming afgelopen

(17)

Pagina | 17

Voor de moderatie analyse, met als afhankelijke variabele het totaal aantal gedronken alcoholische dranken, zijn de onafhankelijke variabelen coping-score en ‘stemming’ gecentreerd. Vervolgens is een interactieterm geconstrueerd door de gecentreerde onafhankelijke variabelen met elkaar te vermenigvuldigen. De regressieanalyse is uitgevoerd met gecentreerde predictoren coping-score en ‘stemming’ en de interactieterm.

Uit de analyse bleek het model niet significant te zijn. Daarnaast bleek er ook geen significant moderatie-effect te zijn tussen de coping-score en de gemiddelde stemming op het aantal gedronken alcoholische dranken, zie tabel 3.

Een hogere mate van coping blijkt niet gepaard te gaan met een groter alcohol gebruik wanneer er sprake is van een negatieve stemming.

Tabel 3

Regressiemodel om het Alcoholgebruik te Voorspellen op Basis van de Coping-score met de Stemming van de Afgelopen Twee Weken als Moderator

Aantal gedronken alcoholische dranken*

B SE B β ρ Constante 23.35 .17 < .001 Coping-score DMQ 3.3 .26 .1 .36 Stemming Coping-score*Stemming R2 1.44 .22 .05 .64 -1.61 .26 -.05 .65 .01 F .43 .73 * n=99

Noot: In totaal waren er slechts 34 negatieve affect drinkers, een aantal dat te weinig is om hier betrouwbare

analyses mee uit te kunnen voeren. Om deze reden is er voor gekozen om de analyse uit te voeren op het totaal aantal deelnemers die aangaven in de weken na afloop van het onderzoek alcoholische dranken gedronken te hebben. De verdere analyses zijn uitgevoerd over de resterende 99 deelnemers.Wanneer de analyse echter wordt uitgevoerd met enkel de negatieve affect drinkers, blijkt er wel een significant interactie-effect te zijn.

(18)

Pagina | 18 Hypothese 4: De bereidheid alcohol-aanbiedingen te accepteren kan beter toekomstig alcoholgebruik voorspellen dan de DMQ, de AUDIT en het drinkgedrag uit het verleden

Om te onderzoeken of de bereidheid om een alcoholaanbod te accepteren beter toekomstig drinkgedrag in negatieve affect situaties kan voorspellen dan de AUDIT of de DMQ is een regressieanalyse uitgevoerd. Hiervoor is het noodzakelijk dat er geen hoge correlatie bestaat tussen de predictoren en de uitkomstmaat (zie Tabel 4 en 5).

Tabel 4

Correlaties tussen de DMQ, AUDIT, Stemming, Bereidheid Alcoholaanbiedingen te Accepteren in de Neutrale Versie, Stemming×Bereidheid en Drinkgedrag Vooraf aan het Onderzoek en na Afloop

Correlatiecoëfficiënten (p)

Drank T1 DMQ AUDIT Bereidheid Stemming Stem*Bereidheid Drank T2

Drank T1 _ DMQ .3 * _ AUDIT .57 ** .14 _ Bereidheid .26 * .18 .22 _ Stemming -.05 -.33* -.02 -.03 _ Stem× Bereidheid -.13 -.1 -.04 .04 .1 _ Drank T2 .72** .21 .58 ** .01 .05 .01 _ *p≤ .05, **p≤ .001

Drank T1= Aantal gedronken dranken voorafgaand aan het

onderzoek; DMQ= Drinking Motives Questionnaire; AUDIT=Alcohol Use Disorder Identification Test; Bereidheid= de bereidheid om de alcoholaanbieding te accepteren in de neutrale versie, Stemming= de stemming in de afgelopen twee weken na het onderzoek;

Stem×Bereidheid= de interactie tussen de bereidheid en de stemming; Drank T2= Aantal gedronken dranken na afloop van het onderzoek

(19)

Pagina | 19

Tabel 5

Correlaties tussen de DMQ, AUDIT, Stemming, Bereidheid Alcoholaanbiedingen te Accepteren in de Angst- Versie, Stemming×Bereidheid en Drinkgedrag Vooraf aan het Onderzoek en na Afloop

Om het effect van ‘stemming’ in het regressiemodel mee te nemen is ‘stemming’ opgenomen als moderator op de bereidheid om de alcoholaanbiedingen te accepteren. Dit is apart gedaan voor de neutrale versie en voor de angst versie van de audiofragmenten.

Uit de regressie-analyse is gebleken dat het model 58% van de variantie in het toekomstige drinkgedrag verklaart. Het model kan significant toekomstig drinkgedrag voorspellen (F(6,41) = 9.28 p < .001).

Verder blijkt de TLFB-drank-score, die het drinkgedrag in het verleden tracht vast te stellen, toekomstig drinkgedrag te voorspellen, samen met de AUDIT-score. Zoals te zien is in tabel 6 blijken de DMQ-score, de bereidheid neutrale aanbiedingen te accepteren en de Correlatiecoëfficiënten (p)

Drank T1 DMQ AUDIT Bereidheid Stemming Stem*Bereidheid Drank T2

Drank T1 _ DMQ .02 _ AUDIT .64** .2 _ Bereidheid .45** .16 .36 * _ Stemming .14 -.21 .10 .17 _ Stem×Ber eidheid -.06 -.12 .03 -.24* .01 _ Drank T2 .64** .05 .55 ** .14 .02 -.09 _ **p≤ .001, * p≤ .05.

Drank T1= Aantal gedronken dranken voorafgaand aan onderzoek; DMQ= Drinking Motives Questionnaire; AUDIT= Alcohol Use Disorder Identification Test; Bereidheid= de bereidheid om de alcoholaanbieding te accepteren in de angst versie; Stemming= de stemming in de afgelopen twee weken na het onderzoek;

Stem×Bereidheid= de interactie tussen de bereidheid en de stemming; Drank T2= Aantal gedronken dranken ma afloop van het onderzoek

(20)

Pagina | 20

‘stemming’, toekomstig drinkgedrag niet te voorspellen. Verder bleek de ‘stemming’ van de afgelopen twee weken de relatie tussen de bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren en toekomstig drinkgedrag niet te beïnvloeden. In de neutrale versie kan de bereidheid om de alcoholaanbieding te accepteren toekomstig drinkgedrag niet beter voorspellen dan de DMQ of de AUDIT.

Tabel 6

Regressiemodel om het Alcoholgebruik te Voorspellen op Basis van de Coping-score, de Score op de AUDIT en de Bereidheid om Alcoholaanbiedingen te Accepteren, in de Neutrale Versie met de Stemming van de Afgelopen Twee Weken als Moderator

Aantal gedronken alcoholische dranken*

B SE B β ρ Constante -22.58 .16 Coping-score DMQ 1.62 4.83 .04 .74 AUDIT 1.28 .64 .25 .05 Bereidheid Neutraal .86 2.93 .03 .77 Stemming Bereidheid×Stemming Alcohol T1 R2 3.02 3.72 .09 .42 2.46 2.95 .09 .41 .60 .14 .57 <.001 .58 F 9.28 < .001 *n=48

Vervolgens is hetzelfde gedaan voor de bereidheid de alcohol-aanbiedingen te accepteren in de angst versie.

Er is een regressie-analyse uitgevoerd met de ‘stemming van de afgelopen twee weken’ als moderator om te onderzoeken of de bereidheid om een alcoholaanbod in de angst versie te accepteren beter toekomstig drinkgedrag in negatieve affect situaties kan voorspellen dan de AUDIT of de DMQ. Het model blijkt 50% van de variantie in het toekomstige drinkgedrag te verklaren en het model kan significant beter toekomstig drinkgedrag voorspellen dan het gemiddelde, F(6,46)=7.78 p< .001.

(21)

Pagina | 21

Het drinkgedrag uit het verleden en de AUDIT-score blijken toekomstig drinkgedrag te kunnen voorspellen. Een hogere AUDIT-score en een hoger alcoholgebruik in het verleden, duidt op een hoger alcoholgebruik in de toekomst. Uit tabel 7 blijkt een trend af te leiden dat de bereidheid ‘angst-aanbiedingen’ te accepteren een negatieve voorspeller is voor toekomstig drinkgedrag. Hierbij lijkt een hogere bereidheid te duiden op een lager alcoholgebruik in de toekomst. Verder bleek dat de stemming van de afgelopen twee weken, de relatie tussen de bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren en toekomstig drinkgedrag niet te beïnvloeden. De bereidheid om de alcoholaanbieding te accepteren in de angst versie voorspelt toekomstig drinkgedrag niet beter dan de AUDIT, maar wel beter dan de DMQ.

Tabel 7

Regressiemodel om het Alcoholgebruik te Voorspellen op Basis van de Coping-score, de Score op de AUDIT en de Bereidheid om Alcoholaanbiedingen te Accepteren, in de Angst Versie met de Stemming van de Afgelopen Twee Weken als Moderator

Aantal gedronken alcoholische dranken*

B SE B β ρ Constante -17.21 10.15 .09 Coping-score DMQ -.53 2.86 -.02 .85 AUDIT 1.07 .52 .29 .04 Bereidheid Angst -3.65 1.96 -.23 .07 Stemming Bereidheid×Stemming Alcohol T1 R2 -1.99 2.34 -.09 .40 -2.41 2.15 -.12 .27 .56 .14 .56 < .001 .50 F 7.78 < .001 *n=53

Uit de resultaten blijkt dat het drinkgedrag uit het verleden toekomstig drinkgedrag het best voorspelt. De score op de AUDIT is de op één na beste voorspeller voor toekomstig drinkgedrag. De DMQ blijkt geen goede voorspeller te zijn. De bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren, in de angst versie, blijkt een betere voorspeller te zijn voor

(22)

Pagina | 22

toekomstig drinkgedrag dan de DMQ, maar niettemin geen goede voorspeller. De ‘stemming’ lijkt hier geen verschil in te maken. Dit is tegen de verwachting in. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren niet beter toekomstig drinkgedrag voorspelt dan de AUDIT, maar wel beter dan de DMQ.

Conclusie & Discussie

In dit onderzoek is nagegaan of de bereidheid alcoholaanbiedingen in de audiofragmenten te accepteren toekomstig drinkgedrag kan voorspellen. Tevens is onderzocht in hoeverre de mate waarin iemand drinkt om zijn angstige gevoelens te dempen (coping-drinken) hierop van invloed is.

Gebleken is dat een hoge mate van coping-drinken niet gepaard gaat met een hogere bereidheid om de alcoholaanbiedingen te accepteren. Dit resultaat is tegen de verwachtingen in. Ook bleek dat de context van de audiofragmenten voor deelnemers die hoger scoorden op coping-drinken geen verschil maakt in de bereidheid om de alcoholaanbiedingen te accepteren, ondanks het feit dat de manipulatie wel werkte (gezien de stemming na het beluisteren van de angst-audiofragmenten was afgenomen). Verder is gebleken dat de deelnemers die geneigd zijn te drinken om hun nare gevoelens te dempen, aangeven dat ze bij de neutrale audiofragmenten meer geneigd zijn het alcoholaanbod te accepteren dan bij de angst-audiofragmenten. Ditzelfde gold voor deelnemers die laag scoren op coping. Uit de analyses bleek verder dat een hogere mate van coping niet gepaard bleek te gaan met een groter alcohol gebruik wanneer er sprake was van een negatieve stemming. Tot slot is gebleken dat toekomstig drinkgedrag dermate goed voorspeld wordt door het drinkgedrag uit het verleden en de AUDIT, dat de bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren nauwelijks een toevoegende voorspellende waarde heeft. De bereidheid het alcoholaanbod te accepteren in de angst conditie voorspelt beter toekomstig drinkgedrag dan de DMQ, maar niet beter dan de AUDIT. Aangezien de bereidheid alcoholaanbiedingen te accepteren niet significant is, kan niet geconcludeerd worden dat deze bereidheid een betrouwbare voorspeller is voor toekomstig drinkgedrag.

Verwacht werd dat hoe meer iemand drinkt om zijn angstige gevoelens te dempen (coping-drinken), des te hoger de bereidheid zou zijn de aanbieding te accepteren. De

(23)

angst-Pagina | 23

contexten van de audiofragmenten zouden bij een hogere score op coping-drinken resulteren in een hogere bereidheid tot acceptatie. Een dergelijk resultaat werd echter niet gevonden.

Een mogelijke verklaring waarom de verwachting niet bevestigd werd, is de verdeling van de score op coping-drinken onder de deelnemers. Van alle deelnemers scoorde maar 30 procent boven de cut off score (n = 32). Mogelijk is er in ons deelnemersbestand een te klein aantal deelnemers dat hoog scoort op de DMQ om hier een betrouwbaar, significant resultaat voor te kunnen vinden. Daarbij komt dat er onder de deelnemers slechts een zeer beperkt aantal te kennen gaf te drinken tijdens een negatief affect. Door dit geringe aantal was het niet mogelijk de hypothese volgens de meest optimale methode op z’n juistheid te toetsen. Wanneer de analyses worden uitgevoerd met enkel de negatieve affect drinkers worden er wel significante effecten gevonden. Aangezien maar een klein percentage van het deelnemersbestand hoog scoort op coping-drinken, is het niet verwonderlijk dat de context van de audiofragmenten geen invloed bleek te hebben, aangezien alleen coping-drinkers drinken om met hun nare gevoelens om te gaan, in tegenstelling tot enhancement-drinkers. In dit onderzoek zijn er naar verhouding te veel enhancement-drinkers geweest om de context van de audiofragmenten van invloed te kunnen laten zijn. Als er sprake was geweest van een grotere groep deelnemers met een gelijkere verdeling van hoog en laag scorenden op coping-drinken, zou er wellicht wel een effect gevonden zijn. Voor toekomstig onderzoek is het van belang om onder de deelnemers een gelijkmatigere verdeling van coping-drinkers en enhancement-drinkers te hebben. Door voorafgaand aan het onderzoek de DMQ af te nemen en de deelnemers voor verder onderzoek zodanig te selecteren dat er sprake is van een nagenoeg gelijke verdeling van hoog- naar laag-scorenden op coping, kan het effect van de bereidheid om alcoholaanbiedingen in een angst-context beter onderzocht worden.

Tegen de verwachting in is gebleken dat de bereidheid om alcoholaanbiedingen te accepteren niet toekomstig drinkgedrag bij een negatieve stemming kan voorspellen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de spreiding van de score op coping-drinken niet groot genoeg is. Dit probleem is hierboven al aan de orde geweest. Een andere verklaring is wellicht te vinden in de periode in het jaar waarin het onderzoek plaatsvond. Het onderzoek werd afgenomen van het voorjaar tot de zomer. In deze periode in het jaar is de ‘stemming’ over het algemeen hoger dan in het najaar en in de winter (Rosenthal et al., 1984). Dit is ook terug te zien in de data, waar in totaal maar vijf van de 108 deelnemers aangeven een gemiddelde stemming lager dan neutraal te hebben. Ook is het alcoholgebruik verschillend per seizoen. In de zomer wordt meer gedronken dan in de winter (Fitzgerald & Mulford, 1986). In de zomer

(24)

Pagina | 24

is de ‘stemming’ over het algemeen beter en gaan mensen meer drinken, omdat ze meer naar terrasjes, het park of festivals gaan. Dit zijn allemaal gelegenheden die zich in het voorjaar en in de zomer meer aanbieden, waar vaak bij gedronken wordt en de ‘stemming’ meestal opgewekt is. Mogelijk kan dit gezorgd hebben voor een vertekend beeld van het effect van de ‘stemming’ op de voorspelbaarheid van toekomstig drinkgedrag door middel van de bereidheid alcoholaanbiedingen te accepteren. Voor vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn dit onderzoek juist in najaar/winter te herhalen om de resultaten te kunnen vergelijken met de resultaten uit voorjaar/zomer.

Een weer andere verklaring voor de gevonden resultaten wat de voorspelbaarheid van toekomstig drinkgedrag betreft, is het feit dat het drinkgedrag uit het verleden zeer goed toekomstig drinkgedrag kan voorspellen. Verder voorspelde de AUDIT toekomstig drinkgedrag goed. Door deze combinatie, bleef er op het gebied van de voorspellende waarde nog maar weinig te winnen voor de DMQ en de factor van de bereidheid tot acceptatie van alcoholaanbod. Het komt er op neer dat, ondanks dat de AUDIT toekomstig drinkgedrag kan voorspellen, het drinkgedrag uit het verleden toekomstig drinkgedrag zo goed voorspelt, dat er geen toevoegingen in de vorm van extra vragenlijsten en onderzoeken nodig zijn. Uit het onderzoek van Anderson et al. (2013) is gebleken dat de bereidheid om de alcoholaanbieding te accepteren wel toekomstig drinkgedrag kan voorspellen. Maar in dat onderzoek is het drinkgedrag uit het verleden echter niet meegenomen.

Een ander verschil tussen het onderzoek van Anderson et al. (2013) en het huidige onderzoek is de periode tussen het eerste meetmoment en de nameting. In het huidige onderzoek zat er een maand tussen het eerste meetmoment en de nameting. Bij het eerdere onderzoek betrof de interval een periode van acht maanden. Ook dit verschil kan een mogelijke verklaring bieden voor het gevonden gebrek aan effect. Zoals eerder al genoemd, is het moment van het jaar waarin het onderzoek is afgenomen mogelijk ook in negatieve zin van invloed geweest op het resultaat. Door een langere periode te overbruggen tussen de meetmomenten, zoals bij het onderzoek van Anderson et al. (2013), of de deelnemers over een langere periode te onderzoeken, zodat niet ieder onderzoek in de zomer wordt afgenomen, kan voor dit punt gecompenseerd worden.

In de huidige studie is er voor gekozen om onderzoek te doen bij studenten vanwege hun drinkgewoontes. De situaties die gekozen zijn voor de audiofragmenten zijn gebaseerd op situaties waarin studenten vaak drinken. Gebleken is echter dat er zeer weinig deelnemers

(25)

Pagina | 25

waren met een hoge mate van coping-drinken, die dan ook nog eens dronken op negatieve affect dagen. Studenten blijken een populatie te vormen waarin weinig coping-drinkers voorkomen (Kuntsche, Knibbe, Gmel & Engels, 2006). Achteraf gezien vormen studenten daarmee een minder geschikte populatie voor dit onderzoek. Toekomstig onderzoek zou zich beter kunnen richten op een populatie waar gemiddeld meer coping-drinkers voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de audiofragmenten goed aansluiten op de situatie van de gekozen populatie, zouden er nieuwe audiofragmenten ontwikkeld dienen te worden die momenten ‘verbeelden’ waarop vaak door leden van die populatie wordt gedronken.

Concluderend laat dit onderzoek zien dat het toepassen van audiofragmenten (nog) niet gebruikt kan worden voor het voorspellen van toekomstig drinkgedrag. Ondanks het gebrek aan resultaten van het huidige onderzoek is wel gebleken dat de manipulatie is geslaagd. De ‘stemming’ was na het horen van de fragmenten in de angst conditie lager dan in de neutrale conditie. Het lijkt dan ook aannemelijk dat het gebrek aan resultaten verklaard kan worden door de gekozen opzet van het onderzoek. In de toekomst is het van belang om alle mogelijke beperkingen van het huidige onderzoek te voorkomen. Door deelnemers te selecteren met een zeer gespreide en een gelijk verdeelde mate van coping-drinken en door een grotere periode tussen de meetmomenten in acht te nemen, zullen de beperkingen van nu mogelijk ook voorkomen kunnen worden. De toekomst voor het gebruik van audiofragmenten is vooralsnog onbekend, maar niet zonder hoop, gezien de vele verbeteringen die er nog zijn aan te brengen. Verder onderzoek zal duidelijkheid moeten scheppen of het gebruik van audiofragmenten ooit toegepast kan worden als methode voor het voorspellen van toekomstig drinkgedrag.

(26)

Pagina | 26 Referenties

Aertgeerts, B. & Buntinx, F. (2002). The relation between alcohol abuse or dependence and academic performance in first-year college students. Journal of Adolescent Health,

31, 223-225.

Allen, J. P., Litten, R. Z., Fertig, J. B. & Babor, T. (1997). A Review of Research on the Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT). Alcoholism: Clinical and

Experimental Research, 21, 613-619.

Anderson, K. G., Duncan, K., Buras, M. Packard, C. D., & Kennedy, C. (2013). C-SIDE: drinking simulation for college students. Journal of Studies on Alcohol and

Drugs,74, 94-103.

Babor, T. F., Higgins-Biddle, J. C., Saunders, J. B., & Monteiro, M. G. (2001). The alcohol use disorders identification test. Guidelines for use in primary care (2nd ed.). World Health Organization: Department of Mental Health and Substance Dependence. Beck, K. H., Arria, A. M., Caldeira, K. M., Vincent, K. B., O’Grady, K. E., & Wish, E. D.

(2008). Social context of drinking and alcohol problems among college students.

American Journal of Health Behavior, 32, 420-430.

Chilcoat, H. D. & Breslau, N. (1998). Investigations of causal pathways between PTSD and drug use disorders. Addictive Behaviors, 23, 827-840.

Clapp, J. D., Reed, M. B., Holmes, M. R., Lange, J. E., & Voas, R. B. (2006). Drunk in public, drunk in private: the relationship between college students, drinking environments and alcohol consumption. The American Journal of Drug and Alcohol

Abuse, 32, 275-285.

Clapp, J. D., Shillington, A. M., & Segars, L. B. (2000). Deconstructing contexts of binge drinking among college students. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 26, 139–154.

Cooper, M. L., Russell, M., Skinner, J. B. & Windle, M. (1992). Development and Validation of a Three-Dimensional Measure of Drinking Motives. Psychological Assessment, 4, 123-132.

(27)

Pagina | 27

Cox, W. M. & Klinger, E. (1988). A motivational model of alcohol use. Journal of Abnormal

Psychology, 97, 168-180.

Davis, C.G., Thake, J. & Vilhena, N. (2010). Social desirability biases in self-reported alcohol consumption and harms. Addictive Behaviors, 35, 302-311.

Field, A. (2009). Discovering statistiscs using SPSS (3rd ed.). Teller Road, CA: Sage.

Fitzgerald, J. L,& Mulford, H. A. (1986). Drinking frequency changes in selected contexts by season in Iowa, 1979-1980. Journal of Studies on Alcohol, 47, 311-316.

Grant, V. V., Stewart, S. H., O'Connor, R. M., Blackwell, E. & Conrod, P. J. (2007). Psychometric evaluation of the five-factor modified drinking motives questionnaire - Revised in undergraduates. Addictive Behaviors, 32, 2611-2632.

Heinz, A. J., Veilleux, J.C.& Kassel, J. D.(2009).The role of cognitive structure in college student problem drinking. Addictive Behaviors, 34, 212-218.

Hradilova, S. K. (2006). Alcohol use disorder identification test (AUDIT): What does it screen? Performance of the AUDIT against four different criteria in the general population sample. Substance Use & Misuse, 41, 1881-1899.

Keller, S., Maddock, J. E., Laforge, R. G., Velicer, W. F. & Basler, H. (2007). Binge drinking and health behavior in medical students. Addictive Behaviors, 32, 505-515. Khantzian, E. J. (1985). The self-medication hypothesis of addictive disorders: Focus on

heroin and cocaine dependence. American Journal of Pschiatry, 142, 1259-1264. Kokotailo, P. K., Egan, J., Gangnon, R., Brown, D., Mundt, M., & Fleming,M. (2004).

Validity of the Alcohol Use Disorders Identification Test in college students.

Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 28, 914–920.

Kuntsche , E., Knibbe, R., Gmel, G. & Engels, R. ( 2006). Who drinks and why? A review of socio-demographic, personality, and contextual issues behind the drinking motives in young people. Addictive Behaviors, 31, 1844–1857.

(28)

Pagina | 28

Mezquita, L., Stewart, S. H. & Ruiperez, M. A. (2010). Big-five personality domains predict internal drinking motives in young adults. Personality and Individual Differences,

49, 240-245.

Read, J. P., Wood, M. D., Kahler, C. W., Maddock, J. E., & Palfai, T. P. (2003). Examining the role of drinking motives in college student alcoholuse and problems. Psychology

of Addictive Behaviors, 17, 13–23.

Rosenthal N. E., Sack D. A., Gillin J. C., Lewy A. J., Goodwin F. K., Davenport Y., Mueller P. S., Newsome D. A., & Wehr T. A. (1984) Seasonal affective disorder: a description of the syndrome and preliminary findings with light therapy. Archives of

General Psychiatry, 41, 72-80.

Slutske, W. S., Hunt-Carter, E. E., Nabors-Oberg, R. E., Sher, K. J., Bucholz, K. K., Madden, P. A.F., Anokhin, A., Heath, A. C., & Baker, T. B. (2004). Do college students dink more than their non- college-attending peers? Evidence from a population-based longitudinal female twin study. Journal of Abnormal Psychology, 113, 530-540.

Stewart, S. H. & Conrad, P. J. (2008). Anxiety and Substance Use Disorders. In S. H. Stewart & P. J. Conrad (Eds.), Anxiety Disorder and Substance Use Disorder Co-Morbidity:

Common Themes and Future Directions (pp 239-257). Springer US.

Stewart, S. H., Zeitlin, S. B., & Samoluk, S. B. (1996). Examination of a three-dimensional Drinking Motives Questionnaire in a young adult university student sample.

Behaviour Research and Therapy, 34, 61-71.

Stewart, S. H., Zvolensky, M. J., & Eifert, G. H. (2001). Negative-reinforcement drinking motives mediate the relation between anxiety sensitivity and increased drinking behavior. Personality and Individual Differences, 31, 157–171.

(29)

Pagina | 29

Bijlage 1

Primes AUDIOscènes (ANX vs DEP vs NEU) 1 = general introduction: same for all conditions 2 = specific primes for each condition

3 = general imagination instruction: same for all conditions

Scène 1 1.

Je krijgt zo een audiofragment te horen waarin je met vrienden op een terras zit. 2.

ANX (tentamen slecht gemaakt)

Je hebt vandaag een tentamen gemaakt en het ontzettend slecht gedaan. Je baalt, want nu heb je dit collegejaar niet gehaald. Je was ook ontzettend zenuwachtig en kon niet goed nadenken bij het tentamen. Je voelde je hart kloppen en voelde je ook erg zweterig.

Nu blijf je maar terug denken aan dat tentamen en voel je weer die spanning, die knoop in je maag. Anderen hebben het wel goed gemaakt, hierdoor voel je je nog rotter. “Ik kan ook niets”. Het lukt je niet om te stoppen met piekeren, waardoor je je onrustig en angstig blijft voelen.

DEP (tentamen slecht gemaakt)

Je hebt vandaag een tentamen gemaakt en het ontzettend slecht gedaan. Je baalt, want nu heb je dit collegejaar niet gehaald. Je gaat studievertraging oplopen. Anderen vonden het tentamen goed te doen…… je voelt je een enorme mislukkeling. “Ik kan ook niets”. Al je energie is weg en je denkt steeds weer terug aan dat slechte tentamen. Je vraagt je af of je het in de toekomst wel zal halen en of het je ooit lukt je studie af te ronden. Je ziet de toekomst somber in.

NEU

Je hebt vandaag een tentamen gemaakt en het ging zoals verwacht. Je denkt dat je het wel gehaald hebt.

3.

Probeer je goed voor te stellen hoe je je in deze situatie zou voelen.

Scène 2. 1.

Je krijgt zo een audiofragment te horen waarin je een voetbalwedstrijd in de kroeg kijkt met vrienden.

2.

ANX (zenuwen wedstrijd)

Nederland speelt tegen Portugal en het is de halve finale. Het is dus een ongelooflijk belangrijke wedstrijd, want dit bepaalt of Nederland ook echt de finale gaat spelen. Je bent ongelooflijk zenuwachtig, zou het gaan lukken? Krijgen de spelers het voor elkaar om deze belangrijke wedstrijd te winnen. Ze zijn nu zo vlak bij de winst, het voelt als ‘now or never’. Je voelt zoveel spanning dat je bijna niet meer kan nadenken en dat je het bijna niet meer trekt.

DEP (somber gevoel wedstrijd)

Nederland speelt tegen Portugal en het is de halve finale. Het is dus een ongelooflijk belangrijke wedstrijd, want dit bepaalt of Nederland ook echt de finale gaat spelen. Je vraagt je af of ze zullen

(30)

Pagina | 30 winnen… dit team wordt al wat ouder en leek niet zo fit meer. Het duurt weer jaren voordat er weer zo’n team is en dus ook jaren voordat er weer een kans op de finale is. Je twijfelt erg of ze het kunnen en denkt eigenlijk van niet. Dat stemt je somber. Je bent moe, er is in het café veel lawaai, het lukt je niet om ervan te genieten.

NEU

In de wedstrijd speelt Nederland tegen Portugal. 3.

Probeer je goed voor te stellen hoe je je in deze situatie zou voelen.

Scène 3. 1.

Je krijgt zo een audiofragment te horen waarin je op een verjaardagsfeestje bij iemand thuis bent. 2.

ANX (zelf geen relatie)

Iris heeft haar nieuwe vriend meegebracht. Je bent blij voor haar, maar vind het toch ook wat lastig omdat je eigen relatie net weer uit is. Je merkt dat je de laatste tijd wat piekert over jezelf en over het vinden van een partner. Je vraagt je af of je wel leuk genoeg bent. Nu op het feestje zou je mogelijk een nieuwe partner tegen kunnen komen, maar dan moet je wel goed overkomen. Je wordt er wat zenuwachtig van en staat niet meer zo ontspannen op het feestje. Moet je wel of niet op iemand afstappen, wat zeg je dan, etc.

DEP (zelf geen relatie)

Iris heeft haar nieuwe vriend meegebracht. Je bent blij voor haar, maar vind het toch ook wat lastig omdat je eigen relatie net weer uit is. Je baalt dat het niet lukt om een relatie te hebben. Je vraagt je af of het ooit zal lukken, of je ooit iemand vindt waarmee het echt klikt en ook blijvend is. Je hebt het al zo vaak geprobeerd, maar telkens weer blijkt het niet te werken. Je wordt er wat moedeloos van. En dat iemand anders dan zo gelukkig is met een nieuwe liefde, maakt het wel zuur.

NEU

Iris heeft haar nieuwe vriend meegebracht. Je bent blij voor haar. Zelf heb je ook al een tijd een vaste relatie.

3.

Probeer je goed voor te stellen hoe je je in deze situatie zou voelen.

Scène 4. 1.

Je krijgt zo een audiofragment te horen waarin je op een afscheidsfeestje bij iemand thuis bent. Alexandra gaat naar Turkije en heeft iets bij haar thuis georganiseerd.

2.

ANX (missen van Alexandra)

Jij en Alexandra doen altijd veel samen en je vindt het heftig dat ze naar Turkije gaat. Ze gaat ook nog eens voor een half jaar, dus het is echt een lange tijd dat je zonder haar bent. Je maakt je zorgen dat je straks alleen op feestjes staat en allerlei dingen alleen moet doen. Je merkt dat je hierover piekert en onrustig, zenuwachtig wordt. Je voelt steeds meer een brok in je keel.

(31)

Pagina | 31 Jij en Alexandra doen altijd veel samen en je vindt het heftig dat ze een half jaar naar Turkije gaat. Je hebt een beetje het gevoel dat ze je in de steek laat en dat je alleen achterblijft. Zij pakt haar leven op en jij niet. Je zou ook graag dingen ondernemen, maar dat vind je moeilijk. Je voelt je somber en alleen. Je wil het eigenlijk niet laten merken, maar dit rottige gevoel is duidelijk aanwezig. Je voelt je verdrietig en je ziet erg op tegen het afscheid.

NEU

Alexandra is een vriendin van je. Je vindt het ongezellig dat ze er een half jaar niet is, maar je vindt het ook gaaf voor haar dat ze de kans krijgt daar haar stage te doen.

3.

Probeer je goed voor te stellen hoe je je in deze situatie zou voelen.

Scène 5. 1.

Je krijgt zo een audiofragment te horen waarin je met vrienden op een festival bent. 2.

ANX (drukte van mensen)

Je houdt erg van muziek, maar zo’n festival is erg druk en dat vind je onaangenaam. Al die mensen, als er iets gebeurt, kun je echt geen kant op. Het geeft je een benauwd gevoel. Ook staat de muziek veel te hard, je kan helemaal niet rustig nadenken, en het is erg warm. Eigenlijk wil je naar huis, maar de anderen willen blijven. Je voelt je onrustig, hebt klamme handen en een snelle hartslag. Je kijkt paniekerig om je heen, zijn er ook rustige plekken?

DEP (rot gevoel)

Je voelt je de laatste tijd een beetje down. Je weet niet precies wat er is, maar je hebt weinig energie, piekert veel, en je vindt eigenlijk niets meer leuk. Normaal geniet je erg van festivals, maar ook dat lukt deze keer niet echt. Je voelt je leeg en loopt maar wat met de groep mee. Je baalt dat je je zo voelt en hoop dat het gedurende de dag beter wordt. Maar eigenlijk weet je wel dat je je eerder rotter dan beter voelt in de loop van de dag…..

NEU

Je houdt erg van muziek en hebt daarom zin in dit festival. 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

De nauwkeurigheid van de resultaten wordt aangegeven met marges of intervallen die bepaald worden door de omvang van de steekproef, het gevonden percentage en het

4.2 Effect of state custodianship from a constitutional property clause perspective As established in the previous subsection, the Constitutional Court in Sishen

Artikel 197A(2)(a) bepaal dat die nuwe werkgewer in die plek van die ou werkgewer geplaas word ten opsigte van alle dienskontrakte wat bestaan het onmiddelik voor die ou werkgewer

Chloroquine and the combination drug, pyrimethamine/sulfadoxine, used to be the first line drugs in malaria treatment and prophylaxis but is now virtually