• No results found

ImplementatieiIntenties en obesitas : de rol van impulsiviteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ImplementatieiIntenties en obesitas : de rol van impulsiviteit"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Implementatie Intenties en Obesitas: de Rol van Impulsiviteit

Rend Jasim Student nr.: 10188266 Begeleider: A. A. C. Verhoeven Woorden abstract: 206 Woorden literatuuroverzicht: 5113 Woorden onderzoeksvoorstel: 1670

Opleiding: Klinische Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam Datum: 01-05-2015

(2)

Inhoudsopgave

Abstract p. 3

Inleiding p. 4

Rol van Impulsiviteit bij Implementatie Intenties p. 8 Rol van Impulsiviteit bij Obesitas p. 11

Conclusie p. 15 Literatuurlijst p. 19 Onderzoeksvoorstel p. 24 Inleiding p. 24 Onderzoeksmethode p. 25 Procedure p. 27 Data-analyse p. 28 Interpretatie van mogelijke resultaten p. 28 Literatuurlijst p. 30

(3)

Abstract

Obesitas is een medische aandoening die steeds vaker voorkomt in de moderne samenleving. Een manier om op gezond gewicht te komen is door ongezonde eetgewoontes te doorbreken en nieuwe, gezonde eetgewoontes aan te leren. Dit kan middels implementatie intenties. Implementatie intenties zijn specifieke plannen gericht op hoe, wanneer en waar een doel bereikt dient te worden. Impulsiviteit blijkt de effectiviteit van implementatie intenties te kunnen modereren. In dit literatuuroverzicht is er een hypothese gevormd over de effectiviteit van implementatie intenties bij individuen met obesitas. Er is gekeken naar de rol van impulsiviteit bij implementatie intenties en daarnaast is er gekeken naar de rol van impulsiviteit bij obesitas. Uit dit literatuuroverzicht is gebleken dat impulsiviteit, met name de dimensie urgency, de effectiviteit van implementatie intenties modereert. Implementatie intenties blijken niet effectief voor individuen die hoog scoren op de sub schaal urgency van impulsiviteit. Daarnaast blijkt impulsiviteit, met name de dimensie urgency, ook een rol te spelen bij obesitas. Vrouwen en kinderen met obesitas scoren hoger op de sub schaal urgency en blijken daarmee impulsiever te zijn dan vrouwen en kinderen zonder obesitas. Op basis van deze bevindingen is er in het huidige literatuuroverzicht een hypothese gesteld dat individuen met obesitas wellicht geen baat hebben bij implementatie intenties.

(4)

Inleiding

Overgewicht komt steeds vaker voor in Nederland. In Nederland hebben 6.5 miljoen mensen last van matig tot ernstig overgewicht waarvan 1.5 miljoen mensen ernstig overgewicht hebben (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). Ernstig overgewicht is sterk toegenomen en is ruim verdubbeld in vergelijking tot begin jaren tachtig (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). We spreken van obesitas bij een BMI hoger dan 30. Obesitas wordt geassocieerd met de meest prevalente ziektes in de moderne samenleving. Een van de meest voorkomende ziektes bij mensen met obesitas is type II suikerziekte. Daarnaast is de kans op een cardiovasculaire aandoening met 86% verhoogd bij mensen met obesitas (Jung, 1997). Kortom levert obesitas risico’s op het gebied van gezondheid. Obesitas is het gevolg van een disbalans in energie. Als er meer energie het lichaam binnenkomt dan dat er verbruikt wordt dan ontstaat deze disbalans in energie. Energie wat niet verbruikt wordt door het lichaam zal opgeslagen worden in het lichaam. Als er op de lange termijn meer energie het lichaam binnenkomt dan dat het lichaam verbruikt zal men in gewicht toenemen wat weer leidt tot een verhoogd BMI (Birch & Fisher, 1998).

Dat individuen te veel en ongezond eten is te verklaren aan de hand van gewoontegedrag. Gewoontes zijn gedragingen die frequent worden uitgevoerd over een bepaalde periode (Van ’t Riet, Sijtsema, Dagevos & Bruijn, 2011). Voor de ontwikkeling van een gewoonte is het van belang dat de respons een belonend effect heeft. Zodra een gewoonte gevormd is zal de context waarin het gedrag zich vaak heeft voorgedaan opnieuw en automatisch het gedrag uitlokken (Wood & Neal, 2007). Dit heeft als gevolg dat inhibitie van de automatische respons moeilijk is. Ook wanneer er een intentie is gevormd om niet te reageren op een stimuli (Wood & Neal, 2007). Dit komt omdat gewoontegedrag onbewust door stimuli uit de omgeving wordt uitgelokt (Neal, Wood & Quinn, 2006). Omdat eten iets is wat we elke dag een aantal keren doen op bepaalde tijdstippen in bepaalde omgevingen wordt er gesuggereerd dat eetgedrag voor een groot gedeelte gebaseerd is op gewoontes (Connor, Norman & Bell, 2002).

Veel interventies om obesitas aan te pakken zijn gericht op het promoten van gezond eetgedrag door middel van informatie. Door middel van deze informatie wordt getracht intenties en de daarbij horende gedragingen te

(5)

veranderen (Wammes, Breedveld, Looman & Brug, 2005; Cohen & Farley, 2008). Echter is gebleken dat deze interventies niet effectief zijn voor het veranderen van gewoontegedrag (Webb & Sheeran, 2006), omdat voor het veranderen van gewoontegedrag de specifieke stimuli of cue uit de omgeving moet worden geïdentificeerd.

Het doorbreken van gewoontegedrag blijkt effectief te kunnen met behulp van implementatie intenties (Verplanken & Faes, 1999). Implementatie intenties zijn als-dan plannen met betrekking tot gedrag en context (Bayer, Achtziger, Gollwitzer & Moskowitz, 2009). Om een bepaald doel te behalen is het een vereiste dat er concrete plannen worden gemaakt die specificeren waar, wanneer en welke gedragingen uitgevoerd moeten worden om het doel te behalen. Anders gezegd wordt er met behulp van implementatie intenties een specifieke link gelegd tussen een cue en de gewenste respons. Het gewenste gedrag wat gespecificeerd is, zal dan automatisch uitgelokt worden zodra de gespecificeerde context zich voordoet. Het vormen van een implementatie intentie ziet er ongeveer zo uit: “Als ik mij in situatie Y bevindt dan zal ik gedrag X gaan vertonen”. Het vormen van implementatie intenties heeft als gevolg dat men niet bewust hoeft te zijn van de actie en dat deze automatisch geïnitieerd wordt zodra de gespecificeerde situatie zich voordoet (Sheeran, Webb & Gollwitzer, 2005). Naast het feit dat de gewenste respons automatisch wordt geïnitieerd suggereren Gollwitzer, Bayer en McCulloch (2005) dat het vormen van implementatie intenties tevens resulteert in een hogere activatie van mentale representaties van de gespecificeerde situatie. Hierdoor wordt het als-dan plan toegankelijker waardoor de reactie automatisch volgt. Dit heeft als gevolg dat het makkelijker is om de cue te detecteren en daarnaar te handelen. Ook als iemand andere bezigheden heeft op dat moment (Achtziger, Gollwitzer & Sheeran, 2008). Zoals hiervoor beschreven blijken implementatie intenties effectief bij het doorbreken van oude gewoontes en het aanleren van nieuwe gewoontes op verschillende gedragsmatige domeinen (Gollwitzer, 1999). Dit blijkt uit een aantal onderzoeken. Het onderzoek van Gollwitzer & Brandstätter (1997) liet zien dat implementatie intenties effectief blijken bij het behalen van doelen zoals het maken van een curriculum vitae of het voltooien van een opdracht. Orbell, Hodgkins en Sheeran (1997) vonden dat implementatie

(6)

intenties effectief zijn bij het uitvoeren van zelfonderzoek naar borstkanker. Het onderzoek van Schwarzer, Luszczynska, Ziegelmann, Scholz en Lippke (2008) liet zien dat men meer ging sporten met behulp van implementatie intenties.

Daarnaast zijn er een aantal onderzoeken gedaan waaruit bleek dat implementatie intenties effectief bleken bij het veranderen van eetgewoontes. Het onderzoek van Chapman en Armitage (2010) liet zien dat implementatie intenties geschikt waren om gezonde eetgewoontes aan te leren, zoals verhoogde fruit en groente inname. Uit het onderzoek van Adriaanse, de Ridder en de Wit (2009) is gebleken dat implementatie intenties die gebaseerd zijn op motivationele cues, cues die gericht zijn op waarom iemand bepaald gedrag vertoond, effectief zijn bij het bevorderen van gezond snackgedrag en het verminderen van ongezond snackgedrag. Daarnaast hebben Adriaanse, Vinkers, de Ridder, Hox en De Wit (2011) een meta-analyse uitgevoerd naar de effectiviteit van implementatie intenties bij het bevorderen van gezond eetgedrag en het verminderen van ongezond eetgedrag. Uit het meta-analyse is gebleken dat het bevorderen van gezond eetgedrag en het verminderen van ongezond eetgedrag effectief blijkt na het vormen van implementatie intenties. Aan de hand van deze bevindingen kan er gesteld worden dat implementatie intenties effectief zijn bij het behalen van doelen op verschillende gedragsmatige domeinen waaronder het veranderen van eetgewoontes. Op basis van de bevindingen uit eerder onderzoek zouden implementatie intenties wellicht geschikt zijn voor individuen met obesitas om ongezonde eetgewoontes te doorbreken en gezonde eetgewoontes aan te leren.

Echter suggereert eerder onderzoek dat er een aantal variabelen zijn die de relatie tussen implementatie intenties en gedragsverandering kunnen modereren. Impulsiviteit is een van de variabelen die deze relatie zou kunnen modereren (Churchill & Jessop, 2010). Impulsiviteit is een multidimensionaal begrip dat veelal gedefinieerd wordt als het onvermogen om geduldig te zijn, verleidingen niet kunnen weerstaan, gedrag vertonen zonder daar over na te denken en korte termijn beloningen kiezen boven lange termijn beloningen (Eysenck & Eysenck, 1978). Het construct impulsiviteit is onder te verdelen in vier dimensies (Whiteside & Lynam, 2001). De eerste dimensie, urgency, is de neiging om impulsief te handelen wanneer men negatief affect ervaart; de

(7)

tweede dimensie, lack of premeditation, houdt in dat men snelle keuzes maakt zonder lange-termijn consequenties van die keuzes te overwegen; de derde dimensie, lack of perseverance, beschrijft het concept dat men niet in staat is om geconcentreerd te blijven op taken die als saai ervaren worden. De vierde dimensie, sensation seeking, is het zoeken naar sensatie door risicovol gedrag te vertonen. Onderzoek heeft aangetoond dat individuen die hoog scoren op impulsiviteit, eerder op korte termijn kleinere beloningen kiezen dan op lange termijn grotere beloningen (Cloninger, Przybeck, & Svrakic, 1991). Daarnaast is ook bekend dat mensen die hoog scoren op impulsiviteit vaker gedrag vertonen zonder te reflecteren of zorgvuldige planning (Patton, Standford & Barrat, 1995). Bovendien zijn impulsieve mensen gevoeliger voor beloningen en zullen ze daarom sneller verleidelijke stimuli benaderen zonder na te denken over de negatieve consequenties (Avila, 2001).

Er zijn een aantal kenmerken van impulsiviteit die terug te zien zijn bij individuen met obesitas. Uit eerder onderzoek van Jansen, Theunissen, Slechten, Nederkoorn, Boon, Mulkens en Roefs (2003) bleek namelijk dat kinderen met overgewicht gevoeliger zijn voor stimuli die voor overmatige voedselconsumptie zorgden dan kinderen met gezond gewicht. Wellicht is het moeilijker voor individuen met obesitas om verleidingen met betrekking tot ongezond voedsel te kunnen weerstaan (Nederkoorn, Braet, Eijs, Tanghe & Jansen, 2006). Mensen met obesitas bleken vaker impulsief gedrag te vertonen zoals middelenmisbruik (Chalmers & Bowyer 1990; Williamson, Kelley, Davis, Ruggiero & Blouin 1985). Als implementatie intenties niet effectief blijken voor individuen die impulsief zijn en individuen met obesitas impulsief blijken dan zou dit kunnen betekenen dat mensen met obesitas mogelijk geen baat hebben bij implementatie intenties.

Omdat er vrijwel geen onderzoek is gedaan naar de rol van impulsiviteit op het effect van implementatie intenties bij individuen met obesitas, wordt er in het huidige literatuuroverzicht inzicht gegeven in implementatie intenties en of deze geschikt zouden zijn voor individuen met obesitas. Dit wordt gedaan door eerst te kijken naar welke rol impulsiviteit speelt bij de effectiviteit van implementatie intenties. Daarna wordt er inzicht gegeven in welke rol impulsiviteit speelt bij individuen met obesitas. Aan de hand van deze twee deelparagrafen kan er mogelijk meer duidelijkheid worden verkregen over de

(8)

effectiviteit van implementatie intenties voor individuen met obesitas. Hiermee kan er vervolgens een hypothese worden gevormd die in vervolgonderzoek getest kan worden.

De rol van Impulsiviteit bij Implementatie Intenties

Zoals hiervoor beschreven vergroot het vormen van implementatie intenties de kans op het behalen van een doel op gedragsmatig domein (Gollwitzer, 1999). Uit eerder onderzoek is gebleken dat implementatie intenties effectief blijken voor het uitvoeren van complexe taken bij individuen die moeite hebben met het reguleren van het eigen gedrag (Brandstätter, Lengfelder & Gollwitzer, 2001). Er is in het onderzoek van Brandstätter en zijn collega’s (2001) gekeken naar de effectiviteit van implementatie intenties bij individuen met schizofrenie, breinschade en een drugsverslaving. Deze individuen, die gebrekkige zelf regulatie vaardigheden hebben, bleken succesvol te zijn in het uitvoeren van complexe taken met behulp van implementatie intenties. Beperking bij het reguleren van het eigen gedrag is nauw gerelateerd aan impulsiviteit. Aan de hand van de resultaten van het bovengenoemde onderzoek is de verwachting dat een implementatie intentie interventie tevens effectief is voor individuen die impulsief zijn. Vanuit deze verwachting hebben Churchill en Jessop (2010, 2011) onderzoek gedaan naar de rol van impulsiviteit bij implementatie intenties.

Churchill en Jessop (2010) legden in dit onderzoek de nadruk op het doorbreken van ongewenst, bestaand gedrag. Het doel was om ongezond snacken te verminderen. Aan het onderzoek deden 256 deelnemers mee die eerst een vragenlijst invulden na een kort verhaal. In het verhaal werden een aantal manieren uitgelegd om met ongezond snackgedrag om te gaan. Hierna volgden een aantal beweringen, zoals: “Ik heb een plan opgezet om calorierijke snacks te vermijden” waarop deelnemers zelf aan konden geven in hoeverre dit van toepassing is op hen. Dit is gedaan om zelf geïnitieerde implementatie intenties te meten. De tweede vragenlijst werd na twee weken opgestuurd en betreft een aantal vragen in hoe verre een persoon niet heeft gesnackt en gezond gegeten heeft in de afgelopen twee weken. Naast deze twee vragenlijsten werd de UPPS Impulsive Behaviour Scale afgenomen bij alle deelnemers om de vier dimensies van impulsiviteit te meten. Uit de resultaten is naar voren gekomen

(9)

dat deelnemers die hoog scoren op impulsiviteit vaker ongezond snackgedrag rapporteerden dan deelnemers die laag scoren op impulsiviteit. Met name de deelnemers die hoog scoorden op de dimensie urgency van impulsiviteit rapporteerden vaker ongezond snackgedrag. Uit dit onderzoek van Churchill en Jessop (2010) is gebleken dat impulsiviteit het effect van zelf-geïnitieerde implementatie intenties over het vermijden van snacks modereert, namelijk dat implementatie intenties niet effectief blijken wanneer men impulsief is.

Een kanttekening van het onderzoek van Churchill en Jessop (2010) is dat implementatie intenties in het onderzoek niet gevormd zijn aan de hand van een aantal vragen. De deelnemers in het onderzoek hebben zelf implementatie intenties gevormd. Dit kan er voor gezorgd hebben dat de plannen die gemaakt zijn niet specifiek genoeg waren met betrekking tot de cue. Het volgende onderzoek van Churchill en Jessop (2011) lieten deelnemers implementatie intenties vormen aan de hand van een aantal vragen. Deze vragen zijn specifiek gericht op waar, wanneer en wat er gegeten wordt.

Churchill en Jessop (2011) legden in dit onderzoek de nadruk op het aanleren van nieuw, gewenst gedrag. In dit onderzoek werd gekeken naar impulsiviteit als moderator bij implementatie intenties bij fruit en groente inname. Er werden drie vragenlijsten opgestuurd. De eerste vragenlijst betrof vragen over demografische gegevens. Na deze vragenlijst kregen de deelnemers een “health message” waarin beschreven stond dat er twee extra porties fruit per dag aangeraden werd te consumeren gedurende zeven dagen. De deelnemers (N=323) in de implementatie intentie conditie werd gevraagd de intenties zelf vooraf te specificeren aan de hand van een aantal vragen. Vragen zoals “Waar worden de twee stukken fruit geconsumeerd?” “Welk tijdstip?” en “Welk soort fruit?” dienden beantwoord te worden. Dit in tegenstelling tot de deelnemers in de controle conditie. Deelnemers in de controle conditie kregen willekeurige vragen over hun recycling gedrag. Ten slotte kregen de deelnemers in beide condities na een week tijd de derde vragenlijst. Hierin werd er gevraagd naar het aantal stukken fruit wat de afgelopen week is geconsumeerd. In dit onderzoek werd impulsiviteit gemeten aan de hand van de UPPS impulsive behaviour scale (Whiteside & Lynam, 2001). Deze schaal meet de vier dimensies van impulsiviteit. Uit de resultaten blijkt dat deelnemers in de implementatie intentie

(10)

conditie die laag scoren op de specifieke sub schaal urgency, meer fruit hebben geconsumeerd dan deelnemers die hoog scoren op urgency. Een hoge score op de dimensie urgency betekent dat neiging om impulsief te handelen groot is wanneer er negatief affect wordt ervaren. Uit deze studie van Churchill en Jessop (2011) blijkt zodoende dat een van de vier dimensies van impulsiviteit, urgency, een modererend effect heeft op implementatie intenties.

De bevindingen van Churchill en Jessop (2010, 2011) komen niet overeen met resultaten uit het eerder besproken onderzoek van Brandstätter et al., (2001) waaruit is gebleken dat individuen die niet beschikken over goede zelf regulatie vaardigheden baat hebben bij implementatie intenties. Churchill en Jessop (2010, 2011) geven aan dat de steekproef uit het onderzoek wat zij hebben verricht verschilt qua populatie vergeleken met het onderzoek van Brandstätter et al., (2001). In de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) is er gekozen om individuele verschillen met betrekking tot impulsiviteit te bekijken, omdat dit nog niet eerder is gedaan. De resultaten van de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) zijn daardoor generaliseerbaar naar de algehele populatie.

Uit de besproken onderzoeken is gebleken dat impulsiviteit het effect van implementatie intenties modereert. Met name de dimensie urgency van impulsiviteit. Het ervaren van negatief affect zorgt er voor dat men impulsieve beslissingen maakt (Cyders & Smith, 2008). De resultaten van de besproken onderzoeken suggereren dat de effectiviteit van implementatie intenties afneemt wanneer individuen hoog scoren op de dimensie urgency van impulsiviteit. Een mogelijke verklaring voor dit modererend effect komt naar voren in het onderzoek van Tice, Bratslavsky en Baumeister (2001). Volgens de auteurs van dit artikel kan emotionele distress, wat onder negatief affect wordt verstaan (Watson, Clark & Tellegan, 1998), er voor zorgen dat prioriteiten verschuiven naar het hier en nu. Wanneer een individu negatief affect ervaart wil deze over het algemeen hiervan af komen en zich beter voelen. Deze wens wordt dan urgent. Wanneer men dus emotionele distress ervaart wordt er voor een beloning gekozen op de korte termijn. De reden hiervoor is dat emotionele distress het rationeel denken in de weg staat. Dit heeft als gevolg dat er geen

(11)

ruimte is om het gedrag effectief te kunnen reguleren (Tice, Bratslavsky & Baumeister, 2001).

De Rol van Impulsiviteit bij Obesitas

Zoals eerder genoemd in de inleiding wordt er in dit literatuuroverzicht gekeken naar de rol van impulsiviteit bij implementatie intenties en obesitas. Uit de vorige paragraaf is gebleken dat impulsiviteit het effect van implementatie intenties modereert, namelijk dat implementatie intenties niet effectief blijken wanneer men hoog scoort op de dimensie urgency van impulsiviteit. Hoge scores op urgency laten zien dat er vaak impulsief gehandeld wordt als er negatief affect ervaren wordt. Zoals eerder genoemd kunnen prioriteiten shiften wanneer er negatief affect ervaren wordt. Het doel is op zo’n moment om van het negatief affect af te komen en zich beter te voelen (Tice, Bratslavsky & Baumeister, 2001). Het eten van calorierijk voedsel zou een manier kunnen zijn om negatief affect te verminderen, omdat het een kleine beloning is op korte termijn. Het is mogelijk dat mensen met obesitas meer voedsel consumeren doordat ze uit impuls handelen. Het onderzoek van Agras en Telch (1998) suggereert dat vrouwen met obesitas vaker binge-eating vertoonden als ze zich in een negatieve gemoedstoestand bevinden. Op basis van deze bevinding wordt er verwacht dat urgency een grote rol speelt bij obesitas.

Nederkoorn, Smulders, Havermans, Roefs, en Jansen (2006) onderzochten impulsiviteit bij vrouwen met obesitas. Aan het onderzoek deden 59 deelnemers mee. Daarvan hadden 38 vrouwen een BMI van 30 of hoger (obesitas) en 28 vrouwen een BMI tussen de 20 en 25 (gezond). Responsinhibitie werd in dit onderzoek gemeten aan de hand van de stop-signal taak. Respons inhibitie is gerelateerd aan impulsiviteit (Logan, Schachar & Tannock, 1997). Tijdens de stop-signal taak worden deelnemers gevraagd zo snel mogelijk te reageren op een taak mits er een stop signaal verschijnt waardoor ze hun respons moeten inhiberen. Met behulp van de delay discounting vragenlijst werden de voorkeuren voor verscheidene beloningen gemeten. Er werd onderscheid gemaakt tussen kleine beloningen op de korte termijn en grote beloningen op de lange termijn. Impulsiviteit werd gemeten aan de hand van Eysenck-Personality-Profiler (Eysenck & Wilson, 1991). Dit is een zelf-rapportage vragenlijst vergelijkbaar met de UPPS. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen

(12)

dat vrouwen met obesitas impulsiever waren op de stop-signal taak. Met andere woorden: ze konden hun response reactie minder goed inhiberen, dan vrouwen zonder obesitas. Dit onderzoek sluit aan bij de verwachting dat individuen met obesitas impulsiever zijn dan individuen met een gezond gewicht.

In het voorgaande onderzoek is de rol van impulsiviteit bij obesitas beschreven. Daaruit is gebleken dat vrouwen met obesitas minder goed waren in het inhiberen van hun respons en daarmee impulsiever zijn dan vrouwen met een gezond gewicht. Naast volwassenen kampen ook kinderen steeds vaker met obesitas (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2011). Als blijkt dat kinderen met obesitas ook impulsiever zijn, dan zouden implementatie intenties wellicht ook niet geschikt zijn voor de jongere doelgroep. Het volgende onderzoek bekijkt de rol van impulsiviteit bij kinderen met obesitas.

In het onderzoek van Nederkoorn, Braet, Van Eijs, Tanghe en Jansen (2006) werd gekeken naar impulsiviteit bij kinderen met obesitas. Aan het onderzoek deden 63 kinderen mee waarvan 32 met obesitas en 31 met een gezond gewicht. De gemiddelde leeftijd van de kinderen is 13.7 jaar. Alle deelnemers doorliepen de volgende stappen om impulsiviteit te meten. Als eerst werd de door-opening taak afgenomen. De kinderen werd verteld dat ze begonnen met tien punten. Als ze een deur openden en er verscheen een lachend gezicht kwam er een punt bij. Verscheen er een bedroefd gezicht dan ging er een punt van af. Ook werd er aangegeven dat er op elk moment gestopt kon worden met de taak en dat de punten dan in te ruilen zijn voor een beloning. Vervolgens werd de stop-signal taak afgenomen waarmee respons inhibitie werd gemeten. Het meten van responsinhibitie aan de hand van de stop-signal taak wordt gerelateerd aan impulsiviteit (Logan et al., 1997). Uit de resultaten is gebleken dat kinderen met obesitas meerdere deuren openden tijdens de door-opening taak dan kinderen met gezond gewicht. Daarnaast is gebleken dat kinderen met obesitas een hogere stop signal reaction time hadden, wat inhoudt dat ze minder goed waren in het inhiberen van hun respons op de reactie. Met deze bevindingen concludeerden Nederkoorn et al., (2006) dat kinderen met obesitas impulsiever zijn in vergelijking met kinderen met gezond gewicht.

Het blijkt dat vrouwen en kinderen met obesitas impulsiever zijn dan vrouwen en kinderen zonder obesitas. Als impulsiviteit een oorzaak van obesitas

(13)

is dan zou er een relatie zijn tussen impulsiviteit en voedselinname. De hypothese die hieruit volgt is dat impulsieve individuen met een gezond gewicht meer voedsel consumeren dan individuen die niet impulsief zijn. Het volgende onderzoek kijkt naar de rol van impulsiviteit bij de hoeveelheid voedselinname. Wellicht kan de interactie tussen impulsiviteit en voedselinname een voorspeller zijn voor gewichtstoename.

De studie van Guerrieri, Nederkoorn en Jansen (2006) onderzocht de invloed van impulsiviteit op voedselinname bij vrouwen met een gezond gewicht. Aan het onderzoek deden 86 vrouwelijke deelnemers mee met een gemiddelde BMI van 21.8. De deelnemers kregen de instructie om twee uur voor het onderzoek een kleine boterham te nuttigen en daarnaast alleen water te drinken. Hierdoor werd er gecontroleerd voor “honger” tijdens het onderzoek. De stop-signal taak werd afgenomen en hiermee werd impulsiviteit gemeten als zijnde respons inhibitie (Logan et al., 1997). Naast deze gedragstaak werd ook de Baratt Impulsivness Scale (BIS scale) afgenomen. Dit is een zelf-rapportage vragenlijst en meet eveneens impulsiviteit. Vervolgens kregen de deelnemers een kom met suikerbonen. De deelnemers werd gevraagd de suikerbonen te proeven en te beoordelen op smaak aan de hand van een vragenlijst. Uit deze studie van Guerrieri en collega’s is gebleken dat deelnemers die als “impulsief” volgens de stop-signal taak en de BIS scale naar voren kwamen, ook meer van de suikerbonen hadden gegeten. Vrouwen die impulsief waren consumeerden gemiddeld 27 kcal meer dan vrouwen die niet impulsief waren. Volgens berekeningen van Levitsky (2005) is een gemiddelde dagelijkse toename van 5-8 kcal genoeg om significant in gewicht toe te nemen op de lange termijn. In de studie van Guerrieri et al., (2006) is de kcal inname met een factor vier toegenomen bij vrouwen die impulsief zijn. Dit maakt impulsiviteit een relevante factor voor gewichtstoename.

Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat vrouwen en kinderen met obesitas impulsiever zijn dan vrouwen en kinderen zonder obesitas. Ook is gebleken dat vrouwen die op gezond gewicht zitten en impulsief zijn meer voedsel consumeerden. Zoals eerder aangegeven is de verwachting dat individuen met obesitas hoog scoren op de dimensie urgency. Deze dimensie van impulsiviteit kan een bijdrage leveren aan obesitas en de problemen die obesitas

(14)

met zich meebrengt, zoals het niet kunnen weerhouden van overmatig eten in emotionele situaties. Het volgende onderzoek van Mobbs, Crepin, Thiery, Golay en van der Linden (2010) richt zich op de vier dimensies van impulsiviteit bij mensen met obesitas.

Mobbs et al., (2010) onderzochten de relatie tussen obesitas en de vier dimensies van impulsiviteit. Aan het onderzoek deden 47 vrouwelijke deelnemers mee met een gezond gewicht, overgewicht en obesitas. De deelnemers kregen de UPPS vragenlijst waarmee de dimensies van impulsiviteit werden gemeten. Daarnaast kregen de deelnemers de Sensitivity to punishment vragenlijst. De laatstgenoemde vragenlijst meet de cognitieve en motivationele dimensies van impulsiviteit. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat vrouwen met overgewicht en vrouwen met obesitas hoog scoren op urgency. Daarnaast is gebleken dat vrouwen met overgewicht en obesitas ook hoog scoren op lack of perseverance, wat geassocieerd is met het moeilijk kunnen inhiberen van irrelevante gedachtes of herinneringen. Dit kunnen gedachtes zijn aan hun gewicht of juist aan eten. Gedachtes aan eten verhogen de behoefte om te eten wat weer tot te veel eten leidt (Soetens, Braet & Moens, 2008). De resultaten van dit onderzoek suggereren dat vrouwen met overgewicht of obesitas moeite kunnen hebben met het reguleren van hun eetgedrag, vooral wanneer zij intense emoties ervaren, zoals negatief affect.

Uit deze paragraaf is naar voren gekomen dat impulsiviteit een rol speelt bij obesitas. Vrouwen en kinderen met obesitas blijken impulsiever te zijn op verschillende taken en vragenlijsten in vergelijking tot vrouwen en kinderen met een gezond gewicht. Een opvallende bevinding uit het onderzoek van Guerrieri et al., (2006) is dat vrouwen met een gezond gewicht, die impulsief blijken uit de vragenlijsten en taken, meer voedsel consumeerden dan vrouwen die niet impulsief blijken uit de vragenlijsten en taken. Daarmee lijkt impulsiviteit ook een voorspellende factor voor overgewicht te kunnen zijn. Tot slot is uit het laatst besproken onderzoek van Mobbs et al., (2010) gebleken dat vrouwen met obesitas hoog scoren op de dimensies: urgency en lack of perseverance. Dit komt overeen met de verwachting dat individuen met obesitas hoog scoren op urgency. Vrouwen die hoog scoren op urgency zullen eerder een voor een beloning op de korte termijn kiezen om het negatief affect te doen verminderen.

(15)

Conclusie

In dit literatuuroverzicht is onderzocht of implementatie intenties mogelijk effectief kunnen zijn voor individuen met obesitas om hun eetgewoontes te veranderen. Daarbij is gekeken naar impulsiviteit als mogelijke moderator. Impulsiviteit is onder te verdelen in vier dimensies (Whiteside & Lynam, 2001). De eerste dimensie, urgency, is de neiging om impulsief te handelen wanneer men negatief affect ervaart; de tweede dimensie, lack of premeditation, houdt in dat men snelle keuzes maakt zonder lange-termijn consequenties van die keuzes te overwegen; de derde dimensie, lack of perseverance, beschrijft het concept dat men niet in staat is om geconcentreerd te blijven op taken die als saai ervaren worden. De vierde dimensie, sensation seeking, is het zoeken naar sensatie en daarbij risicovol gedrag vertonen.

In de eerste deelparagraaf is er gekeken naar de rol van impulsiviteit bij implementatie intenties. Uit de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) is gebleken dat impulsiviteit een modererende rol speelt bij implementatie intenties, namelijk dat implementatie intenties minder effectief zijn wanneer men impulsief is. Een van de dimensies van impulsiviteit, urgency, blijkt voor dit modererend effect te zorgen. Het ervaren van negatief affect zorgt er voor dat men impulsieve beslissingen maakt (Cyders & Smith, 2008). Een mogelijke verklaring hiervoor werd gegeven in het onderzoek van Tice, Bratslavsky en Baumeister (2001). Emotionele distress zorgt er voor dat prioriteiten veranderen naar het hier en nu. Wanneer een individu negatief affect ervaart wil deze over het algemeen hiervan af komen en zich beter voelen. Deze wens wordt dan urgent.

In de tweede deelparagraaf is er gekeken naar de rol van impulsiviteit bij obesitas. Daaruit is gebleken dat vrouwen en kinderen met obesitas impulsiever zijn dan vrouwen en kinderen zonder obesitas (Nederkoorn et al, 2006; Nederkoorn et al, 2006). Uit het onderzoek van Mobbs et al., (2010) bleek dat vrouwen met obesitas met name hoog scoorden op de sub schalen urgency en lack of perseverance. Ook bleek dat impulsiviteit wellicht een voorspellende factor kon zijn voor overgewicht (Guerrieri et al., 2006).

(16)

Naar aanleiding van de bevindingen uit de deelparagrafen kan er mogelijk geconcludeerd worden dat vrouwen met obesitas minder baat hebben bij implementatie intenties. Het effect van implementatie intenties werd gemodereerd door impulsiviteit en met name de dimensie urgency. Vrouwen met obesitas scoorden tevens hoog op deze sub schaal van impulsiviteit (Mobbs et al., 2010).

Er zijn echter een aantal punten ter discussie bij de onderzoeken die gebruikt zijn in dit literatuuroverzicht. Een eerste discussiepunt is dat er in de eerste deelparagraaf in de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) gebruik gemaakt is van zelf-rapportage. De deelnemers in de onderzoeken kregen vragen over hun voeding en konden daarop antwoorden wat ze hebben gegeten in de weken voorafgaand aan de vragenlijst. Deelnemers kunnen hierdoor maatschappelijk gewenst hebben geantwoord. Daarnaast zouden deelnemers ook kunnen vergeten wat ze in de afgelopen week hebben gegeten. Het verkeerd rapporteren van eetgedrag kan er voor zorgen dat de resultaten van de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) minder valide zijn. Waardoor er mogelijk verkeerde conclusies zijn getrokken in dit huidige literatuuroverzicht. Om een vollediger beeld te verkrijgen van ongezond snackgedrag of fruit inname zou er voor vervolg onderzoek eventueel een online eetdagboek bijgehouden kunnen worden die dagelijks geüpload wordt door de deelnemers. Hierdoor zouden deelnemers ook minder snel hun eetgedrag vergeten en verkeerd rapporteren.

Een tweede punt ter discussie betreft tevens de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011). In deze onderzoeken zijn de deelnemers geworven via het internet. Hiervoor zijn er e-mails gestuurd naar een sample waarin gevraagd werd om een vragenlijst te beantwoorden naar ongezond snackgedrag of het verhogen van fruitinname. Deze methode kan er voor gezorgd hebben dat er een vertekening is ontstaan, doordat de uiteindelijke groep die deel heeft genomen aan het onderzoek geïnteresseerd waren in voedsel gerelateerde onderwerpen. Hierdoor zijn de resultaten en de conclusies in dit literatuuroverzicht die gebaseerd zijn op de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010,2011), niet generaliseerbaar omdat de steekproef niet de gehele populatie representeert (Churchill & Jessop, 2010). Voor vervolgonderzoek is het

(17)

van belang dat deelnemers niet ingelicht worden over het onderwerp. Hierdoor is de kans groter de uiteindelijke groep de populatie beter representeert.

Een derde punt ter discussie is het feit dat er in de onderzoeken naar impulsiviteit bij mensen met obesitas alleen vrouwen mee zijn genomen. Er is vrijwel geen onderzoek gedaan naar impulsiviteit bij mannen met obesitas. Helaas is er geen onderzoek gedaan naar mannen met obesitas en de mate van impulsiviteit waardoor de resultaten van het huidige literatuuroverzicht niet generaliseerbaar zijn naar mannen. Het is daarom interessant om in vervolg onderzoek te kijken naar impulsiviteit bij mannen met obesitas. Als blijkt dat mannen met obesitas ook impulsief zijn, geeft dit bevestiging voor de hypothese dat implementatie intenties niet effectief kunnen zijn voor het doorbreken van ongezonde eetgewoontes voor individuen met obesitas.

Het laatste punt ter discussie is het feit dat het onbekend is wanneer negatief affect precies een rol speelt. Zoals eerder genoemd blijken emoties een rol te spelen bij eetgewoontes en respons inhibitie. Volgens Burkard, Rochat en van der Linden (2013) kan het verminderen van ongezond snackgedrag en het veranderen van eetgewoontes een moeilijke taak zijn. Volgens de auteurs van het artikel kan dit daardoor ook een emotionele taak zijn. Het is echter niet bekend op welk moment emotionele activatie een negatieve impact heeft op individuen die hoog scoren op urgency. Dit kan op het moment van verwerking zijn van implementatie intenties of juist op het moment dat gedrag verwezenlijkt wordt. Het kan zijn dat er op het moment van verwerking van implementatie intenties negatief affect ervaren wordt waardoor er over minder bronnen beschikking is om effectief de implementatie intenties te coderen. Aan de andere kant kan er volgens Pessoa (2009) tijdens het uitvoeren van gedrag dat negatieve emoties het verwerken van informatie limiteren. Hierdoor kan het verwerken en terughalen van implementatie intenties minder effectief zijn tijdens het ervaren van negatief affect. Voor vervolg onderzoek zou er een onderscheid gemaakt moeten worden tussen het verwerken van implementatie intenties en het verwezenlijken van ervan. Zo kunnen in beide situaties affect experimenteel gemanipuleerd worden om te kijken op welk punt affect, het effect van implementatie intenties modereert (Burkard et al., 2013).

(18)

Op basis van de bevindingen van de besproken literatuur in dit literatuuroverzicht kan er een suggestie gedaan worden naar de effectiviteit van implementatie intenties voor mensen met obesitas om hun eetgewoontes te veranderen. Impulsiviteit blijkt een modererende rol te spelen bij implementatie intenties. Tevens blijken individuen met obesitas impulsiever te zijn dan individuen met een gezond gewicht. Voor mensen met obesitas zijn implementatie intenties mogelijk niet de juiste interventie om hun eetgewoontes te veranderen. Het is van belang dat er vervolg onderzoek wordt gedaan naar de effectiviteit van implementatie intenties voor mensen met obesitas, om de hypothese dat impulsiviteit deze effectiviteit modereert, te kunnen bevestigen.

(19)

Literatuurlijst

Achtziger, A., Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2008). Implementation Intentions and Shielding Goal Striving From Unwanted Thoughts and Feelings. Personality and Social Psychology Bulletin, 34(3), 381-393.

Adriaanse, M. A., de Ridder, D. T. D. & de Wit, J. B. F. (2009). Finding the Critical Cue: Implementation intentions to Change One’s Diet Work Best When Tailored to Personally Relevant Reasons for Unhealthy Eating. Personality and Social Psychology, 35:1, 60-71

Adriaanse, M. A., van Oosten, J. M., de Ridder, D. T., de Wit, J. B., & Evers, C. (2011). Planning what not to eat: Ironic effects of implementation intentions negating unhealthy habits. Personality and Social Psychology

Bulletin, 37(1), 69-81.

Adriaanse, M. A., Vinkers, C. D., De Ridder, D. T., Hox, J. J., & De Wit, J. B. (2011). Do implementation intentions help to eat a healthy diet? A systematic review and meta-analysis of the empirical evidence. Appetite, 56(1), 183-193.

Agras, W. S., & Telch, C. F. (1998). The effects of caloric deprivation and negative affect on binge eating in obese binge-eating disordered women.

Behavior Therapy, 29(3), 491-503.

Avila, C. (2001). Distinguishing BIS-mediated and BAS-mediated disinhibition mechanisms: A comparison of disinhibition models of Gray (1981, 1987) and of Patterson and Newman (1993). Journal of Personality and

Social Psychology, 80, 311–324.

Bayer, U. C., Achtziger, A., Gollwitzer, P. M., & Moskowitz, G. B. (2009). Responding to subliminal cues: do if-then plans facilitate action preparation and initiation without conscious intent?. Social

Cognition, 27(2), 183-201.

Birch, L. L., & Fisher, J. O. (1998). Development of eating behaviors among children and adolescents. Pediatrics, 101(Supplement 2), 539-549.

Brandstätter, V., Lengfelder, A., & Gollwitzer, P. P. (2001). Implementation intentions and efficient action initiation. Journal of Personality and Social Psychology, 81, 946–960.

(20)

Burkard, C., Rochat, L. & Linden, van der M. (2013). Enhancing inhibition: How impulsivity and emotional activation interact with different

implementation intentions. Acta Psychologica, 144, 291-297.

Chapman, J., & Armitage, C. J. (2010). Evidence that boosters augment the long-term im- pact of implementation intentions on fruit and vegetable intake. Psychology and Health, 25, 365–381.

Chalmers, D. K., Bowyer, C. A., & Olenick, N. L. (1990). Problem drinking and obesity: A comparison in personality patterns and life-style. Substance Use

& Misuse, 25(7), 803-817.

Churchill, S. & Jessop, D. (2010). Spontaneous implemention intentions and impulsivity: can impulsivity moderate the effectiveness of planning strategies? Britisch Journal of Health Psychology, 15, 529-541.

Churchill, S. & Jessop D. (2011). Too impulsive for implementation intentions? Evidence that impulsivity moderates the effectiveness of an

implementation intention intervention. Psychology & Health, 26:5, 517-530.

Cloninger, C. R., Przybeck, T. R., & Svrakic, D. M. (1991). The tridimensional personality questionnaire: US normative data. Psychological Reports, 69, 1047–1057.

Cohen, D., & Farley, T. A. (2008). Peer reviewed: eating as an automatic behavior. Preventing chronic disease, 5(1).

Cyders, M. A., & Smith, G. T. (2008). Emotion-based dispositions to rash action: positive and negative urgency. Psychological bulletin, 134(6), 807. Eysenck, S. B., & Eysenck, H. J. (1978). Impulsiveness and venturesomeness:

Their position in a dimensional system of personality description. Psychological reports, 43(3f), 1247-1255.

Eysenck, H. J., & Wilson, G. D. (1991). The Eysenck Personality Profiler. Worthing, UK: Psi-Press.

Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation Intentions: Strong effects of simple plans. American Psychologist, 54, 493–503.


Gollwitzer, P. M., Bayer, U. C., & McCulloch, K. C. (2005). The control of the unwanted. The new unconscious, 485-515.

(21)

effective goal pursuit. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 186–199.

Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal achievement: A meta-analysis of effects and processes. Advances in

experimental social psychology, 38, 69-119.

Guerrieri, R., Nederkoorn, C. & Jansen, A. (2006). How impulsiveness and variety influence food intake in a sample of healthy women. Appetite, 48, 11 122.

Jansen, A., Theunissen, N., Slechten, K., Nederkoorn, C., Boon, B., Mulkens, S., & Roefs, A. (2003). Overweight children overeat after exposure to food cues. Eating behaviors, 4(2), 197-209.

Jung, R. (1997). Obesity as a disease. British Medical Bulletin, 53-2, 307-321. Levitsky, D. A. (2005). The non-regulation of food intake in humans: Hope for

reversing the epidemic of obesity. Physiology and Behavior, 86, 623–632.

Logan, G. D., Schachar, R. J., & Tannock, R. (1997). Impulsivity and inhibitory control. Psychological Science, 8(1), 60-64.

Neal, D. T., Wood, W., & Quinn, J. M. (2006). Habits—A repeat

performance.Current Directions in Psychological Science, 15(4), 198-202.

Nederkoorn, C., Smulders, F. T. Y., Havermans, R. C., Roefs, A. & Jansen, A. (2006). Impulsivity in obese women. Appetite, 47, 253-256.

Nederkoorn, C., Braet, C., Eijns van Y., Tanghe, A. & Jansen, A. (2006). Why Obese children cannot resist food: The role of impulsivity. Eating Behaviors, 7, 315-322.

Mobbs, O., Crepin, C., Thiery, C., Golay, A. & Linden van M., (2010). Obesity and the four facets of impulsivity. Patient education and Counseling, 79, 372-377

Orbell, S., Hodgkins, S., & Sheeran, P. (1997). Implementation intentions and the theory of planned behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 23, 945–954.

Patton, J. H., Stanford, M. S., & Barratt, E. S. (1995). Factor structure of the barratt impulsiveness scale. Journal of Clinical Psychology, 51, 68–774.

Pessoa, L. (2009). How do emotion and motivation direct executive control? Trends in Cognitive Sciences, 13, 160–166.

(22)

Schwarzer, R., Luszczynska, A., Ziegelmann, J. P., Scholz, U., & Lippke, S.

(2008). Social-cognitive predictors of physical exercise adherence: three

longitudinal studies in rehabilitation, 27, 54). American Psychological

Association.

Sheeran, P., Webb, T. L., & Gollwitzer, P. M. (2005). The interplay between goal intentions and implementation intentions. Personality and Social Psychology Bulletin, 31, 87–98.

Soetens B, Braet C, Moens E. (2008) Thought suppression in obese and non-obese restrained eaters: piece of cake or forbsidden fruit? Europe Eating Disordorder Review, 16, 67–76.

Tice, D. M., Bratslavsky, E. & Baumeister R. F. (2001). Emotional Distress

Regulation Takes Precedence Over Impulse. If you Feel Bad, Do It! Journal of Personality and Social Psychology, 80, 53-67

van’t Riet, J., Sijtsema, S. J., Dagevos, H., & De Bruijn, G. J. (2011). The importance of habits in eating behaviour. An overview and recommendations for future research. Appetite, 57(3), 585-596.

Verplanken, B., & Faes, S. (1999). Good intentions, bad habits, and effects of forming implementation intentions on healthy eating. European Journal of

Social Psychology, 29(5-6), 591-604.

Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: the PANAS scales. Journal

of personality and social psychology, 54(6), 1063.

Wammes, B., Breedveld, B., Looman, C., & Brug, J. (2005). The impact of a national mass media campaign in The Netherlands on the prevention of weight gain. Public health nutrition, 8(08), 1250-1257.

Webb, T. L., & Sheeran, P. (2006). Does changing behavioral intentions engender behavior change? A meta-analysis of the experimental

evidence.Psychological bulletin, 132(2), 249.

Whiteside, S. P., Lynam, D. R., Miller, J. D., & Reynolds, S. K. (2005). Validation of the UPPS impulsive behaviour scale: a four-factor model of

impulsivity. European Journal of Personality, 19(7), 559-574.

Whiteside, S. P., & Lynam, D. R. (2001). The five factor model and impulsivity: Using a structural model of personality to understand

(23)

impulsivity. Personality and individual differences, 30(4), 669-689. Williamson, D. A., Kelley, M. L., Davis, C. J., Ruggiero, L., & Blouin, D. C. (1985).

Psychopathology of eating disorders: A controlled comparison of bulimic, obese, and normal subjects. Journal of Consulting and Clinical

(24)

Onderzoeksvoorstel

Effectiviteit van implementatie intenties bij obesitas

Inleiding

Obesitas komt steeds vaker voor in de samenleving en wordt gekenmerkt door een disbalans in energie in het lichaam. Wanneer men meer energie binnenkrijgt dan dat er verbruikt wordt ontstaat er een positieve energiebalans. Lichaamsgewicht zal hierdoor toenemen en daarmee ook het BMI (Birch & Fisher, 1998). Obesitas brengt velen risico’s met zich mee op het gebied van gezondheid, zoals suikerziekte type II. Daarnaast is de kans op een cardiovasculaire aandoening verhoogd met 86% (Jung, 1997) .

Langdurige disbalans in energie kan leiden tot obesitas en is een gevolg van ongezonde eetgewoontes. Gewoontes zijn gedragingen die frequent worden uitgevoerd over een bepaalde periode (Van ’t Riet, Sijtsema, Dagevos & Bruijn, 2011). Het is van belang dat het gedrag wat frequent wordt uitgevoerd, belonend is. Hierdoor ontstaat er een sterke associatie tussen de stimuli en het gedrag. Deze associatie die ontstaat zorgt er voor dat het gedrag automatisch wordt uitgelokt zodra de context waarin het gedrag zich heeft voorgedaan zich voordoet (Wood & Neal, 2007).

Eten is voor een groot gedeelte gebaseerd op gewoontegedrag (Connor, Norman & Bell, 2002). Dit komt omdat eten iets is wat we elke dag een aantal keren doen op bepaalde tijdstippen in bepaalde omgevingen. Een manier om deze slechte eetgewoontes te doorbreken kan met behulp van implementatie intenties (Gollwitzer, 1999). Dit zijn als-dan plannen die gespecificeerd zijn op waar, wanneer en welk gedrag uitgevoerd moet worden. Het ziet er dan ongeveer zo uit: “Als ik mij in situatie Y bevindt dan zal ik gedrag X gaan vertonen”. Zodra de gespecificeerde situatie zich voordoet zal het gedrag wat gepland is in de gespecificeerde situatie automatisch geinitieerd worden. (Sheeran, Webb & Gollwitzer, 2005). Implementatie intenties zijn effectief gebleken bij het verminderen van ongezond snackgedrag en het bevorderen van gezond snackgedrag (Adriaanse, Vinkers, de Ridder, Hox & De Wit, 2011). Echter is er uit de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) gebleken dat impulsiviteit het effect van implementatie intenties kan modereren. Impulsiviteit is een multidimensionaal begrip en wordt onderverdeeld in vier dimensies

(25)

(Whiteside & Lynam, 2001). De eerste dimensie, urgency, is de neiging om impulsief te handelen wanneer men negatief affect ervaart; de tweede dimensie, lack of premeditation, houdt in dat men snelle keuzes maakt zonder lange-termijn consequenties van die keuzes te overwegen; de derde dimensie, lack of perseverance, beschrijft het concept dat men niet in staat is om geconcentreerd te blijven op taken die als saai ervaren worden. De vierde dimensie, sensation seeking, is het zoeken naar sensatie en daarbij risicovol gedrag vertonen. Uit de onderzoeken van Churchill en Jessop (2010, 2011) is gebleken dat met name de dimensie urgency van impulsiviteit de effectiviteit van implementatie intenties verminderde.

Individuen met obesitas bleken hoger te scoren op de sub schaal urgency van impulsiviteit dan individuen met een gezond gewicht (Nederkoorn, Braet, Eijns, Tanghe & Jansen, 2006). Daarnaast is uit eerder onderzoek van Churchill en Jessop (2010) gebleken dat de dimensie urgency van impulsiviteit de effectiviteit van implementatie intenties modereert. Implementatie intenties bleken niet effectief wanneer men hoog scoorde op de sub schaal urgency van impulsiviteit (Churchill & Jessop, 2010;2011). Het is van belang om te onderzoeken wat de effectiviteit is van implementatie intenties voor individuen met obesitas om hun eetgewoontes te veranderen. Naar aanleiding van resultaten van bovengenoemde artikelen is de hypothese in het huidige onderzoek dat individuen met obesitas hoger zullen scoren op impulsiviteit. Daarnaast wordt verwacht dat implementatie intenties niet effectief zijn voor individuen met obesitas om ongezonde eetgewoontes te doorbreken in vergelijking met individuen met een gezond gewicht, omdat impulsiviteit dit effect modereert.

Onderzoeksmethode

Deelnemers worden geworven via advertenties in de medische setting zoals ziekenhuizen. In de advertenties wordt vermeld dat het gaat om een onderzoek waarbij deelnemers hun eetgewoontes kunnen veranderen. Dit onderzoek hanteert inclusie criteria. Namelijk dat men minstens een BMI heeft van 30 of hoger (obesitas) of een BMI tussen 18.5 en 25 (gezond gewicht). Er is gekozen voor deze inclusie criteria, omdat de nadruk in dit onderzoek ligt op individuen

(26)

met obesitas en de vergelijking met individuen met gezond gewicht. Hierdoor ontstaan er twee groepen die met elkaar worden vergeleken, namelijk de groep met gezond gewicht en de groep met obesitas. Binnen deze groepen worden deelnemers verdeeld over de controle of implementatie intentie conditie. De controle conditie krijgt de opdracht om een intentie te beschrijven met betrekking tot het veranderen van eetgewoontes. Deelnemers in de implementatie intentie conditie krijgen de opdracht om een specifieke als-dan plan te vormen aan de hand van een aantal vragen. Volgens de meta-analyse van Adriaanse, Vinkers, De Ridder, Hox en de Wit (2011) is er een lage effect size van .29 gevonden voor het verminderen van ongezond snackgedrag. Aan de hand van deze effect size is er met behulp van G*Power berekend hoeveel deelnemers er nodig zijn om deze effect size te verkrijgen. Er is een power van 0.8 gehanteerd en op basis daarvan zijn er minimaal 374 deelnemers nodig. In het huidige onderzoek wordt er gestreefd naar een sample van 400 deelnemers om te corrigeren voor eventuele uitval.

In dit onderzoek wordt de UPPS vragenlijst (Whiteside & Lynam, 2001) afgenomen bij de deelnemers. Hiermee worden de vier dimensies van impulsiviteit gemeten: urgency, lack of premeditation, lack of perseverance en sensation seeking. De items in de vragenlijst meten impulsieve neigingen in het algemeen in plaats van impulsieve neigingen in een bepaalde context. Urgency wordt gemeten door middel van 12 vragen (e.g. “wanneer ik mij niet goed voel dan doe ik dingen zonder daarbij na te denken”), lack of premeditation werd gemeten door middel van 11 vragen (e.g. “Ik stop meestal voordat ik iets doe en denk daar dan over na”), lack of perseverance werd gemeten door middel van 10 vragen (e.g., “ik ben er graag bij tot het einde”) en ten slotte werd sensation-seeking door middel van 12 vragen gemeten(e.g., “ik zoek vaak nieuwe en spannende ervaringen en sensaties op”). Op elk item kunnen deelnemers antwoorden op een vierpunten schaal die varrieerden van (1) zeer mee eens tot (4) zeer mee oneens. Een gemiddelde score voor elke deelnemer op elke dimensie van impulsiviteit wordt berekend (Churchill & Jessop, 2010). Een week voorafgaand aan het onderzoek worden deelnemers gevraagd om een eetdagboek bij te houden. Deelnemers kunnen vanaf hun smartphone of computer toegang krijgen tot de site en krijgen per persoon inloggegevens. Om

(27)

ervoor te zorgen dat deelnemers hun eetgedrag correct rapporteren is het van belang dat de deelnemers elke dag hun eetdagboek uploaden. In het eetdagboek kunnen deelnemers aangeven wat ze hebben gegeten en op welk tijdstip van de dag. Deelnemers vullen dit eetdagboek ook dagelijks in tijdens het onderzoek. Het eetdagboek voorafgaand aan het onderzoek dient als baseline. Aan de hand van de eetdagboek wordt de effectiviteit van implementatie intenties om eetgewoontes te doorbreken gemeten.

Procedure

Om de effectiviteit van implementatie intenties duidelijk in beeld te krijgen worden de deelnemers in de twee groepen verdeeld over twee condities, namelijk de doel intentie conditie en de implementatie intentie conditie. Hierdoor ontstaan er twee condities voor deelnemers met een gezond gewicht en twee condities voor deelnemers met obesitas. De deelnemers worden voorafgaand aan het onderzoek gemeten en gewogen. Vervolgens krijgen de deelnemers in de implementatie intentie conditie de opdracht om een plan te maken over hun eetgedrag in de komende weken. Zoals gebruikt in het onderzoek van Luszczynska en Sobczyk (2007). Aan de hand van de onderstaande vragen kunnen deelnemers tot een specifiek als-dan plan komen.

“Het plannen van waar, wanneer en wat te eten is gebleken effectief te zijn om intenties te verwezenlijken. Door middel van het beantwoorden van de volgende vragen kunt u tot een specifiek als-dan plan komen. “dit is mijn plan voor de komende weken voor mijn ongezonde snackgedrag. Gedurende komende weken ben ik van plan om .... te eten (wat u in plaats van ongezond snack gedrag eet) als ik.... (wanneer u meestal ongezond snackt) wanneer ik .... (beschrijf de situatie of plek waar u normaal gesproken ongezond snackt).

Vervolgens krijgen de deelnemers de volgende vragen om een als-dan plan te formuleren.

Maak een exact plan met waar, wanneer en wat u wilt eten voor de komende weken in de vorm van een als-dan plan. Het is daarbij van belang dat u de

(28)

uitlokker van het het ongezonde snackgedrag specificeert. Bijvoorbeeld: “als ik trek heb in chocolade dan neem ik een appel”.

Na het voltooien van de implementatie intenties worden de deelnemers in beide condities gevraagd een eetdagboek bij te houden waarin staat wat er gegeten is, wanneer en in welke situatie. Dit dient als vergelijking met de baseline om te kijken of deelnemers inderdaad minder hebben gesnackt of hun eetgewoontes kunnen veranderen. De deelnemers in de obesitas groep worden tevens elke week gedurende vier weken gemeten om te kijken of zij gewicht hebben verloren.

Data-analyse

Per deelnemer worden de veranderingen in gewicht en BMI geanalyseerd door een repeated measures analysis of variance uit te voeren (ANOVA) met conditie als de between-subjects variabele en het ongezonde snack gedrag als within-subjects variabele. Het modererende effect van impulsiviteit in de relatie tot het veranderen van snackgedrag worden geëvalueerd met behulp van een regressie analyse (Lyszczynska & Sobczyk, 2007). Daarnaast worden de bivariate correlaties tussen intentie, dimensie van impulsiviteit, leeftijd, BMI en gerapporteerd gedrag in een tabel weergegeven (Churchill & Jessop, 2010).

Interpretatie mogelijke resultaten

De verwachting is dat deelnemers met een gezond gewicht significant minder ongezond snackgedrag rapporteren dan deelnemers met obesitas. Daarnaast wordt verwacht dat deelnemers met een gezond gewicht in de implementatie intenties minder ongezond snackgedrag rapporteren dan deelnemers in de controle conditie. Tevens wordt er verwacht dat deelnemers met obesitas hoger zullen scoren op impulsiviteit en met name op de dimensie urgency dan deelnemers met een gezond gewicht. Deze verwachtingen zijn naar aanleiding van eerder onderzoek van (Nederkoorn, Braet, Eijns., Tanghe & Jansen, 2006). De verwachting is dat implementatie intenties niet effectief zullen blijken voor deelnemers met obesitas. Daarmee kan de hypothese bevestigd worden dat de

(29)

effectiviteit van implementatie intenties gemodereerd wordt door impulsiviteit en mogelijk niet effectief is voor individuen met obesitas.

(30)

Literatuurlijst

Birch, L. L., & Fisher, J. O. (1998). Development of eating behaviors among children and adolescents. Pediatrics, 101(Supplement 2), 539-549.

Churchill, S. & Jessop, D. (2010). Spontaneous implemention intentions and impulsivity: can impulsivity moderate the effectiveness of planning strategies? Britisch Journal of Health Psychology, 15, 529-541.

Churchill, S. & Jessop D. (2011). Too impulsive for implementation intentions? Evidence that impulsivity moderates the effectiveness of an

implementation intention intervention. Psychology & Health, 26:5, 517-530.

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A.-G. & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior Research Methods, 39, 175-191. Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation Intentions: Strong effects of simple

plans. American Psychologist, 54, 493–503.

Luszczynska, A., Sobczyk, A., & Abraham, C. (2007). Planning to lose weight: randomized controlled trial of an implementation intention prompt to enhance weight reduction among overweight and obese women. Health

Psychology,26(4), 507.

Nederkoorn, C., Braet, C., Eijns van Y., Tanghe, A. & Jansen, A. (2006). Why Obese children cannot resist food: The role of impulsivity. Eating Behaviors, 7, 315-322.

Jung, R. (1997). Obesity as a disease. British Medical Bulletin, 53-2, 307-321.

van’t Riet, J., Sijtsema, S. J., Dagevos, H., & De Bruijn, G. J. (2011). The importance of habits in eating behaviour. An overview and recommendations for future research. Appetite, 57(3), 585-596.

Whiteside, S. P., & Lynam, D. R. (2001). The five factor model and impulsivity: Using a structural model of personality to understand

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Concluderend kan er gezegd worden dat reizigers met een hoge mate van religieuze betrokkenheid, hoge mate van self-efficacy niet eerder geneigd zullen zijn om op vakantie te gaan

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright

A cable sample directly from the production can be used and after instrumentation with temperature sensors the thermal link between cable and bath can be determined in

The seasonal trend of the real data is incorporated by the sPareto/NBD model, but despite the fact that the model includes the seasonality effect, the total number of weekly

[r]

Over een periode van 5 jaar consulteerden obese patiënten vaker de huisarts voor de 10 meest voorkomende ziekten dan patiënten zonder obesitas of overgewicht (RR 1,28 (95%-BI 1,12

• Een voorbeeld van een generieke regeling die vooral voor zware beroepen betekenis heeft, is de regel in Duitsland dat iemand met 45 jaar werkervaring op 63-jarige leeftijd