• No results found

Michel Foucault en Charles Taylor: de status van waarheid en de mogelijkheid tot verzet in een van macht doordrongen samenleving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Michel Foucault en Charles Taylor: de status van waarheid en de mogelijkheid tot verzet in een van macht doordrongen samenleving"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

de status van waarheid en de

mogelijkheid tot verzet in een van

macht doordrongen samenleving

Kimberly van den Hengel Studentnummer 0601675 Masterscriptie Filosofie

(2)

Inhoud

1 Inleiding 3

2 Taylor: kritiek op Foucault 6

3 Het functioneren van macht 15

3.1 De taak van de intellectueel

3.2 Machtsmechanismen en het Panopticon 3.3 De bekritisering van waarheidsregimes

3.4 Machtsrelaties bij Foucault: een kritiek van klassieke opvattingen 3.4.1 Misverstanden over macht

3.4.2 Macht is niet slechts repressief, maar ook productief 3.4.3 Macht is alomtegenwoordig

3.4.4 Macht is een netwerk van machtsrelaties 3.5 Kennis-macht

3.6 De driehoek van Foucault: macht, recht, waarheid 3.7 Foucault: een eerste weerwoord op Taylors kritiek

4 Verzet 32

4.1 Waar macht is, is verzet

4.2 Verzet bevindt zich niet buiten macht

4.3 Verzet is contramacht: het is zelf een vorm van macht 4.4 Bevrijding van macht is onmogelijk

5 Foucault en Taylor: opnieuw bekeken 39

(3)

1

Inleiding

Michel Foucault is zowel filosoof als historicus, en tegelijkertijd is hij geen van beide. Zijn academische vorming bestond uit psychologie en geschiedenis, maar ook uit filosofie. Zijn boeken beschrijven de geschiedenis van de medische en sociale wetenschappen, maar kunnen evenwel gelezen worden als een voortzetting van het traditionele kritische project van de filosofie op geschiedkundige wijze. Immanuel Kant liet zien dat dezelfde kritische methode die in staat is de begrenzingen van onze kenvermogens te onthullen, eveneens de noodzakelijke voorwaarden aan het licht brengt om deze kenvermogens allereerst toe te kunnen passen. Maar in plaats van te vragen wat noodzakelijk is in het ogenschijnlijk toevallige, suggereerde Foucault te onderzoeken wat in werkelijkheid toevallig is in het ogenschijnlijk noodzakelijke.1 Hij

onderzoekt dus de historische mogelijkheidsvoorwaarden van kennis en ondermijnt de

‘universele’ wetenschappelijke waarheden over de menselijke natuur zoals deze in de moderne menswetenschappen (biologisch, psychologisch, sociaal) naar voren worden geschoven, door aan te tonen dat zij in feite contingente overtuigingen van een samenleving zijn. Foucault wil laten zien dat universele aanspraken op de werkelijkheid eigenlijk de uitkomst zijn van toevallige historische krachten. Daarmee moet het idee dat wetenschappelijk gefundeerde waarheden universeel zijn plaatsmaken voor een onderzoek naar de manier waarop de menswetenschappen historisch en contingent zijn.

Foucaults onderzoek naar verschillende opeenvolgende configuraties van kennis in de

geschiedenis van de menswetenschappen is zeer omvangrijk. In de jaren 70 betoogt hij dat deze reorganisaties van kennis ook nieuwe vormen van macht en overheersing behelsden2, het meest nadrukkelijk in Discipline and Punish (1975) en The History of Sexuality (1976). Zijn

gedetailleerde historische beschrijvingen van de opkomst van disciplinaire en regulerende macht zijn invloedrijk en wijdverspreid. Foucault heeft voor ogen historisch gesitueerde kennis te emanciperen van de onderwerping aan het idee van macht als hiërarchische orde, zodat zij in

1 Gutting, Gary, "Michel Foucault", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition), Edward N.

Zalta (ed.)

2 In zijn werk van voor die tijd beginnen zich de eerste contouren van het machtsdenken te vormen, maar komt het

(4)

staat is tot oppositie en strijd tegen de dwang van een theoretisch, formeel, uniform en wetenschappelijk discours.3

Toch wordt de algemene conceptualisering van macht die uit deze beschrijvingen voortvloeit door vele critici niet afdoende gevonden. Denkers als Charles Taylor, Jürgen Habermas en Richard Rorty hebben uitgebreide kritiek op Foucaults project geuit. De manier waarop het werk van Foucault fungeert als kritiek heeft voor veel verwarring gezorgd. Zijn ogenschijnlijk neutrale beschrijvingen van machtstechnieken zijn niet expliciet normatief. Dit gebrek aan (ver)oordelen leidt daarom tot de klacht dat Foucault moreel verward is en dat hij zichzelf de pas afsnijdt om een fundament te creëren voor de kritiek van de sociale fenomenen die hij beschrijft.

Zo concludeert Taylor uit bovengenoemde historische opvatting van kennis van Foucault volgt dat: “There can be no such thing as a truth independent of its regime, unless it be that of another. So that liberation in the name of ‘truth’ could only be the substitution of another system of power for this one.’4 Volgens Taylor lijkt Foucault in eerste instantie inzicht te bieden in onze geschiedenis en wat we zijn geworden, zodat we onszelf deze fouten in de toekomst kunnen besparen. Maar hij denkt dat Foucault deze hoop vervolgens volledig vergruist: Foucault denkt dat er geen reden is om aan te nemen dat de opvolger van het systeem van macht beter zal zijn dan het huidige systeem, en daarom hebben we geen enkele rechtvaardiging om te protesteren tegen de status quo of te strijden om haar te veranderen. Taylor lijkt aan te nemen dat er een absolute grond nodig is om te kunnen protesteren, of om de wereld te veranderen. Taylors kritiek bestaat er daarom uit dat Foucault geen positie meer heeft van waaruit hij zijn ‘kritiek’ kan leveren, omdat hij die zelf ondergraven heeft.

Habermas beweert op zijn beurt dat Foucault de mogelijkheid tot het onderling

vergelijken van systemen en het toekennen van waardeoordelen onderuithaalt, want: “[Foucault] replaced the model of repression and emancipation developed by Marx and Freud with a

pluralism of power/discourse formations. These formations intersect and succeed one another and can be differentiated according to their style and intensity. They cannot, however, be judged in terms of validity (…).”5

3 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

Books, 1980, p.85.

4 Taylor, Charles. “Foucault on Freedom and Truth”. Political Theory. Vol.12, No.2, (1984) 152-183, p.176. 5 Habermas, Jürgen. "The Entwinement of Myth and Enlightenment: Re-reading Dialectic of Enlightenment," New

(5)

Rorty, ten slotte, neemt Foucault zijn afstandelijkheid kwalijk, en volgens hem is het zo dat “(…) the rhetoric of emancipation -the notion of a kind of truth which is not one more production of power- is absent from his work (…). The extraordinary dryness of Foucault’s work (…) is a dryness produced by a lack of identification with any social context, any

communication. (…) He forbids himself the tone of the liberal sort of thinker who says to his fellow-citizens: “We know that there must be a better way to do things than this; let us look for it together.””6 Wat Rorty betreft is er geen gemeenschapszin aanwezig in het werk van Foucault, en neemt hij de houding aan van een conservatieve denker die liever de hoop op hervorming

vroegtijdig uitdooft, dan suggesties aan te dragen voor een betere toekomst.

Deze kritieken keren zich tegen de onmogelijkheid van verzet en protest tegen het huidige systeem, en nemen aanstoot aan de notie dat we niet in staat zijn om de ene politieke distributie hoger te waarderen dan de ander, ofwel de vermeende afwezigheid van een normatief standpunt. Zij opperen dat Foucaults afwijzing van de mogelijkheid tot universele uitspraken waarmee politieke en epistemische waarheden tot uiting kunnen komen op diverse manieren incoherent is: enerzijds maakt hij waarheidsaanspraken, terwijl hij tegelijkertijd ontkent dat deze grip op ons kunnen hebben; hij maakt bezwaar tegen onderdrukking terwijl hij geen vertrouwen heeft in de mogelijkheid tot bevrijding; en hij brengt gevaren in beeld terwijl hij benadrukt dat pogingen om ze te verlichten of te ontwijken onvermijdelijk zullen leiden tot de wederopleving ervan in een nieuw jasje.7

Voor veel critici van Foucault is macht een fundamenteel normatieve notie, wat betekent dat de visie op macht inherent normatief is: in de bespreking van macht ligt reeds een negatieve waardering besloten. Macht wordt begrepen in termen van ‘macht over’ individuen en wordt gezien als beperkend en onderdrukkend. Daarom wordt macht negatief gewaardeerd en wordt gedacht dat macht tevens negatief opgevat zou moeten worden, waardoor een afwijkende opvatting als verdacht wordt aangemerkt. In humanistische kringen heerst de overtuiging dat macht moet worden tegengegaan omdat het de bewegingsruimte van vrije individuen en hun zelfexpressie beperkt. Deze consensus wordt door David Hoy bondig samengevat: “The

6 Rorty, Richard. Essays on Heidegger and Others. Philosophical Papers (Volume 2). Cambridge: Cambridge

University Press, 1991, p.173-174.

7 Rouse, Joseph. “Power/Knowledge”. The Cambridge Companion to Foucault. Cambridge: Cambridge University

(6)

antithesis to power is usually thought to be freedom.”8 Taylor is één van de meest prominente en bevlogen voorstanders van de humanistische visie waar Foucault zich in zijn werk tegen afzet. Daarom zal ik de vergelijking tussen Tayor en Foucault als uitgangspunt nemen om te laten zien dat Foucault zowel het concept van macht als vrijheid op een manier inzet die niet passen in deze kritiek. Zijn descriptieve analyses zijn gebaseerd op een concept van macht, dat noch normatief is, noch tegengesteld aan vrijheid. Taylor gaat daarnaast ook verder dan de meeste critici door hem te beschuldigen van een incoherente theorie van macht. Ik zal betogen dat de kritiek van Taylor, die gericht is op het probleem van de onmogelijkheid van Foucaults denken om vormen van kennis en macht te bekritiseren, alleen stand kan houden als geen rekening wordt gehouden met Foucaults dynamische opvatting van zowel macht als kennis. Daartoe zal ik beginnen met een beschrijving van de kritiek van Taylor op Foucault. Dan volgt een uiteenzetting van het soort macht dat Foucault in zijn historische studies (o.a. naar de gevangenis) naar voren brengt, om van daaruit naar zijn begrip van macht en de verhouding met kennis te komen, en tevens de rol die waarheid speelt. De mogelijkheid tot verzet is nauw verbonden met Foucaults opvatting van macht en ik zal uitleggen waarom de aantijging van de onmogelijkheid tot verzet ongegrond is, in het licht van Foucaults belangrijke opmerking dat waar macht is, verzet is. Ten slotte zal ik beoordelen of de kritiek van Taylor staande houdt.

8 Hoy, David C. “Power, Repression, Progress: Foucault Lukes and the Frankfurt School.” Foucault: A Critical

(7)

2

Taylor: kritiek op Foucault

In dit hoofdstuk zal ik de kritiek van Taylor op Foucault uiteenzetten aan de hand van de kernproblemen die Taylor signaleert. Deze bespreking zal dienen om de aannames en

overtuigingen van Taylor op tafel te krijgen, zodat het dispuut tussen beide denkers in kaart kan worden gebracht. Om het overzicht te bewaren, zal ik ieder punt nummeren, zodat ik ze in de komende hoofdstukken gemakkelijk kan terugkoppelen.

De fundamentele kwesties voor de kritiek van Taylor op Foucault zijn volgens mij als volgt: 1) normativiteit

2) waarheid (ontologische of epistemologische opvatting) 3) vrijheid

4) Nietzscheaans relativisme

In Foucault on Freedom and Truth beschrijft Charles Taylor het werk van Foucault als

verontrustend. Volgens Taylor lijken de historische analyses van Foucault in lijn te liggen met traditioneel kritisch gedachtegoed, in de zin dat ze niet alleen inzichten bieden in onze

geschiedenis en wat we zijn geworden, maar ook een kritiek bieden, zodat we beter leren begrijpen hoe we het ongerealiseerde of onderdrukte ‘goede’ in de toekomst beter tot zijn recht kunnen laten komen.9 Maar, vervolgt Taylor, Foucault wijst de suggestie tot normativiteit (1) af: er is niet zoiets als het goede dat we kunnen bevestigen naar aanleiding van zijn analyses. Taylor vindt dit paradoxaal, omdat Foucaults analyses het kwaad aan het licht lijken te brengen, maar Foucault daar niet de conclusie uit trekt die daar voor Taylor onvermijdelijk uit zou volgen: dat de negatie of het overwinnen van dit kwaad tot het goede leidt.

Taylor noemt het werk van Foucault ontmaskerend, omdat het moderne systemen van macht blootlegt, die veelomvattender en geraffineerder zijn dan voorgaande vormen. De kracht van het moderne systeem van macht is er in gelegen dat zijn praktijken niet gezien worden als macht, maar als wetenschap of zelfs bevrijding. Volgens Taylor zouden de analyses van Foucault met hun onthullende kwaliteit impliciet moeten bijdragen aan het redden van twee voor hem belangrijke waarden: waarheid (2) en vrijheid (3).10 Maar Foucault betwist dit en noemt het

9 Taylor, Charles. “Foucault on Freedom and Truth”. Political Theory. Vol.12, No.2, (1984) 152-183, p. 152. 10 Idem, p. 152.

(8)

idee van het bevrijden van de waarheid een illusie. Er is geen waarheid die verdedigd of gered kan worden van machtssystemen, want ieder systeem definieert zijn eigen versie van de waarheid. En er is geen ontsnapping van macht naar vrijheid mogelijk, want machtssystemen vallen samen met de menselijke samenleving. In tegenstelling tot Taylor denkt Foucault niet dat macht en vrijheid dusdanig scherp van elkaar gescheiden kunnen worden, maar in zijn optiek zijn specifieke machtspraktijken zelfs constitutief voor vrijheid. Volgens Taylor getuigt

Foucaults positie echter van zowel verwarring als tegenstrijdigheid, wat ik hieronder verder zal toelichten.

Taylor betoogt dat Foucault zijn Nietzscheaanse overtuiging (4) om een neutrale positie in te nemen ten overstaande van de evaluatie van historische gebeurtenissen niet trouw blijft, omdat hij in werkelijkheid andere redenen heeft om de ene periode niet hoger te waarderen dan de andere, dan de neutraliteit die hij volgens Taylor beweert voor te staan. Taylor duidt de argumentatie van Foucault aan als overdetermined11, wat betekent dat Foucault meerdere

voldoende voorwaarden aandraagt voor zijn standpunt, terwijl de logica dicteert dat er maar één als zodanig kan worden aangeduid. Foucault zou deze aanspraak op neutraliteit echter betwisten, aangezien hij zich bewust is van zijn historische en culturele gepositioneerdheid. Maar Taylor zegt dat Foucault angstvallig probeert te vermijden om normatief te werk te gaan en kiest voor een descriptieve toon: “Here are just two systems of power: classical and modern”.12 Toch, vervolgt Taylor, beroept Foucault zich wel degelijk op een waardeoordeel, en wel op een aantal manieren. Ten eerste waardeert Foucault het strafsysteem van de zogenaamd meer humanitaire gevangenis niet hoger dan de ons als gruwelijk voorkomende lijfstraf, niet omdat neutraliteit op zijn plaats is, maar omdat het ene machtssysteem wordt vervangen door het andere, waarin de controle over het individu veelomvattender wordt. Ten tweede wijst Foucault het idee af dat moderne discipline onze menselijke natuur zou onderdrukken en systemen van overheersing van de mens door de mens constitueert, omdat deze evaluatie gebaseerd is op een door de

Romantiek geïnspireerde notie van bevrijding die in werkelijkheid een machtsstrategie is. Deze afwijzing lijkt eveneens gerelateerd te zijn aan Foucaults Nietzscheaanse verwerping van de notie van de waarheid als betekenisvol buiten een gegeven machtsorde, maar is volgens Taylor opnieuw het gevolg van een waardeoordeel, in dit geval over machtsstrategie. Ten slotte zou

11 Taylor, Charles. “Foucault on Freedom and Truth”. Political Theory. Vol.12, No.2, (1984) 152-183, p. 162. 12 Idem, p. 156.

(9)

Taylor in vervolg daarop verwachten dat het wenselijk streven niet de bevrijding via de authentieke expressie van onze natuur is, maar de bevrijding van de gehele ideologie die een dergelijke opvatting mogelijk maakt en daarmee een bevrijding van de machtsmechanismen die deze ideologie gebruiken. Deze bevrijding wordt mogelijk gemaakt door de waarheid, door het ontmaskeren van onwaarheden. Maar voor Foucault heeft de notie van waarheid geen betekenis buiten machtsrelaties.

Taylor beschuldigt Foucault verder van incoherentie. Het idee van macht zonder subject (dus het idee dat macht van onderaf komt), en het idee dat machtsrelaties tegelijkertijd intentioneel en non-subjectief zijn, gaan volgens Taylor niet samen. Als de sociale sfeer begrepen wordt als een wederkerig spel van micropraktijken en globale structuren, kan dat volgens Taylor niet samengaan met non-subjectiviteit, omdat dat resulteert in een

vreemdsoortige wil, ongegrond in menselijke activiteit. De tweede incoherentie die Taylor opmerkt, is de onmogelijkheid van een analyse van macht waar geen plaats is voor waarheid (2) en vrijheid (3). Voor Taylor, die de notie van macht gelijkstelt aan de notie van

overheersing, vereist macht een notie van beperking (3.1), aan iemand opgelegd door middel van een proces dat gerelateerd is aan menselijk agency. Macht heeft een doelwit nodig, het moet worden opgelegd aan iemand en diens betekenisvolle doelen (betekenisvol als tegengesteld aan het triviale: de onmogelijkheid om mijn voorkeur voor gestreepte tandpasta te bevredigen noemt Taylor geen serieuze uitoefening van macht) in de weg staan, wil er sprake zijn van

overheersing. Maar dat betekent dat waarheid en vrijheid niet kunnen worden uitgesloten van het domein van macht, omdat macht gerelateerd is aan het idee van het begrenzen van onze

betekenisvolle doelen en daarom altijd verbonden is met het opheffen van deze begrenzing. “[Foucault] wants to discredit as somehow based on a misunderstanding the very idea of

liberation from power. But I am arguing that power, in his sense, does not make sense without at least the idea of liberation.13 Voor Taylor is de notie van macht betekenisloos zonder het idee van bevrijding van macht (3.2) en is Foucaults argument dat het idee van de bevrijding van macht een misverstand is, de werkelijke misvatting. Foucaults concept van macht is dus incoherent, omdat hij het gebruikt op een manier die niet tegengesteld is aan vrijheid. Maar Taylor doet hier een humanistische aanname van vrijheid als doel dat alle mensen nastreven, en deze teleologische opvatting van vrijheid wordt door Foucault expliciet wordt verworpen.

(10)

Volgens Taylor trekt Foucault de onrechtmatige conclusie dat er geen

mogelijkheid is tot bevrijding van de macht die impliciet is aan de praktijken waarin ze zich begeeft, door het combineren van het feit dat een veelheid van instituties en praktijken de achtergrond vormen van onze handelingen, met het punt dat verschillende vormen van macht geconstitueerd worden door diverse complexe praktijken. Taylor betoogt dat het daarentegen niet alleen mogelijk is om van de ene praktijk naar de andere te bewegen, maar er tevens binnen een praktijk ruimte voor variatie bestaat. Foucault wijst deze mogelijkheden volgens Taylor

onterecht van de hand: de eerste vanwege zijn Nietzscheaanse grondslag die voorschrijft dat de beweging van de ene context naar de andere niet als bevrijding kan worden gezien omdat er geen gedeelde maatstaf is tussen beide punten, en de tweede vanwege zijn oversimplificatie van moderne systemen van controle en overheersing.

Naast vrijheid vereist macht in de opvatting van Taylor tevens waarheid. In tegenstelling tot Foucault hanteert Taylor een ontologische opvatting van waarheid als correspondentie (2.1). Deze intuïtieve notie van waarheid als correspondentie is echter door diverse filosofen om onafhankelijke redenen bekritiseerd14. Sinds Alfred Tarski wordt waarheid begrepen als een taalafhankelijke notie.15 Een waarheidsdefinitie moet waar zijn voor alle uitspraken in de taal en daartoe moet worden ontsnapt aan de Paradox van de Leugenaar16. Dit probleem lost Tarski op door uitspraken in een taal tot object te maken van een metataal. Waarheid wordt daarmee een relatief begrip dat niet los van de taal kan bestaan. Maar Taylor houdt wel vast aan een correspondentiebegrip van waarheid. Wat er in zijn opvatting het meest toe doet, is niet kennis over weten, maar kennis over zijn of doen: hij stelt kennis van ontologie boven kennis van epistemologie. Volgens Taylor is “The great vice of the tradition is that it

14 Waaronder Gottlieb Frege, die waarheid niet als aparte ontologische categorie beschouwd: waarheid is geen

relationele term tussen zinnen en werkelijkheid, maar geeft een onveranderlijke, absolute eigenschap van de zin weer, namelijk van waarheid of onwaarheid. Waarheid als correspondentie leidt tot oneindige regressie, omdat steeds opnieuw moet worden geverifieerd of de correspondentierelatie standhoudt. Zie: Stokhof, Martin. Taal en

Betekenis: Een Inleiding in de Taalfilosofie. Amsterdam: Boom, 2000, p.119.

15 Tarski doet overigens zelf geen uitspraak over de ontologische status van waarheid. Hij heeft slechts een formele

karakterisering van waarheid voor ogen, en geeft een semantische theorie van de wijze waarop waarheid in de taal functioneert.

16 De Paradox van de Leugenaar houdt in dat een zin tegelijkertijd waar en onwaar is, zoals in het voorbeeld: 1) Zin

(1) is niet waar. 2) Zin (1) is waar desda zin (1) is niet waar. Dit probleem lost Tarski op met de eis dat talen niet semantisch gesloten mogen zijn. Om een waarheidsdefinitie te geven moet een metataal uitspraken formuleren over de objecttaal. Het waarheidsbegrip wordt dan niet gedefinieerd als zodanig, maar als relatief begrip: het is

taalafhankelijk, ofwel waar-in-L. Zie: Stokhof, Martin. Taal en Betekenis: Een Inleiding in de Taalfilosofie. Amsterdam: Boom, 2000, p.125.

(11)

allows epistemology to command ontology.”17 Hoewel kennis bij hem nog steeds van belang is, is de aard van kennis niet langer de centrale vraag. Taylor verschuift het gebruik van

correspondentie in epistemologische naar ontologische zin: correspondentie is ontologisch omdat het een manier van zijn in de wereld is. De werkelijkheid is niet afhankelijk, noch onafhankelijk van ons, want wij zijn onderdeel van de werkelijkheid. Hij verdedigt een ‘unproblematic or robust realism’, dat gepaard gaat met waarheid als correspondentie: “There are things that are causally independent of us (…) These things are causally related in various ways. Further, these things can be classified in different ways. (…) Now, coming to see this at no point involves somehow grasping the world independently of description. (…) This is the nub of what I want to call realism. It involves ranking (some) schemes, and ranking them in terms of their ability to cope with, allow us to know, describe, come to understand reality.”18 Zijn opvatting van realisme omvat dus meer dan wat onafhankelijk van het menselijk bewustzijn bestaat, omdat hij de mens impliceert in de werkelijkheid. Wat ‘echt’ is, is voor Taylor “[that what is] inseparable from our best self-interpretation”.19 De enige manier waarop we praktijken en ervaringen die onderdeel uitmaken van onze levens kunnen begrijpen, waaronder niet -fysieke, nastrevenswaardige waarden zoals moed en waardigheid, is als we ze tot de werkelijkheid rekenen. Wat echt is, is dus wat onze beste theorieën ons vertellen wat echt is. Wat Taylors aanpak dus definieert als ontologisch, is dat hij het fundament van onze normativiteit niet gelegen ziet in een onderliggen principe van rationaliteit, maar in hoe de wereld is.

Taylor vindt het epistemologische correspondentiebegrip problematisch om twee redenen: ten eerste werd met het vooropstellen van representatie een vertekend beeld geschetst omdat beweringen over zelfbegrip constitutief zijn voor het subject waar de bewering over wordt gedaan en dus niet refereren aan een onafhankelijke realiteit. Ten tweede volgt hij Foucault in de erkenning dat epistemologie niet zomaar een onschuldige vorm van filosofie is, maar

gemotiveerd door het verlangen om een bepaalde manier van zijn tot stand te brengen, ofwel een bepaalde conceptie van waarheid op te dringen.20 Taylor lijkt hier Foucaults overtuiging dat

17 Taylor, Charles. “Rorty in the Epistemological Tradition”. Reading Rorty. Edited by Alan Malachowski. Oxford:

Blackwell, 1990, p. 264.

18 Taylor, Charles. Philosophy in an Age of Pluralism: The Philosophy of Charles Taylor in Question. Edited by

James Tully. Cambridge: Cambridge University Press, 1995, p. 220.

19 Taylor, Charles. Sources of the Self: The Making of Modern Identity. Cambridge: Harvard University Press, 1989,

p. 342.

(12)

epistemologie een uitdrukking is van een wil tot macht te ondersteunen, waardoor zijn humanistische veronderstelling van machtsvrije kennis problematisch wordt. Maar als het op waarheid in haar volledigheid aankomt, ofwel waarheid op ontologisch niveau, dan scheidt Taylor paden met Foucault omdat hij geen rechtvaardiging erkent voor de bewering dat waarheid opgelegd wordt door macht. Aangezien deze bewering zelf naar voren wordt geschoven als waarheid, veronderstelt zij het bestaan van waarheid waar ze zich op kan beroepen om haar geldigheid aan te ontlenen. De “great beef” die Taylor heeft met Foucault is dat Foucaults aanval op waarheidstheorieën inconsistent (2.2) is. Volgens Taylor brengt Foucault ons van a) de analyse dat sommige historische waarheidsregimes onderdrukkend zijn, naar b) het

vermoeden dat alle regimes onderdrukkend zijn, naar c) de Nietzscheaanse overtuiging dat discours altijd geweld doet aan de dingen en dat alle regimes daarom gelijk zijn.21 Met de

beweging van b) naar c) heeft Taylor grote moeite, omdat het de mogelijkheid tot vooruitgang in onze moraliteit volledig de kop indrukt. En dat, denkt Taylor, “shows itself as nonsense once we grasp the real nature of truth (as I cannot resist putting it).”22 Echter, het volgt niet uit de

premissen dat alle regimes aan elkaar gelijk zijn, ook al zijn vermoedelijk alle regimes

onderdrukkend. Zoals we verderop zullen zien, doen zowel waarheid als werkelijkheid zich bij Foucault niet zo onproblematisch voor.

Volgens Taylor speelt waarheid een belangrijke rol bij vrijheid (2 & 3), want om medewerking te verlenen aan onze eigen onderwerping, moeten we er eerst mee akkoord gaan in de naam van waarheid: de dwang werkt door ons een illusie op te leggen, door zich anders voor te doen en ons te misleiden – ofwel, door onwaarheid. En verhulling of onwaarheid kan volgens Taylor niet bestaan zonder de corresponderende notie van waarheid. Hij ziet voor beide niet alleen een fundamentele relatie met betrekking tot macht, maar tevens een verbintenis tussen beide, waarbij waarheid de mogelijkheidsvoorwaarde van bevrijding is. Foucault zou in de ogen van Taylor slechts coherent zijn als hij over macht zou spreken terwijl hij waarheid, bevrijding en de relatie tussen beide daarin geen plaats zou toekennen.23

De fundering van Foucaults afwijzing van waarheid en bevrijding ziet Taylor gelegen in Nietzscheaans relativisme (4). Foucault schrijft: “According to Nietzsche, there is no

21 Idem, p. 380. 22 Idem, p. 380.

(13)

resemblance, no prior affinity between knowledge and the things that need to be known.”24 Kennis ontstaat dus niet zomaar als een expressie van dingen in de wereld, maar is een poging om orde aan een intrinsiek chaotische wereld op te leggen. Het was nooit zomaar een manier om de dingen te beschrijven zoals ze zijn. Het idee dat de regels voor wat telt als waarheid en onwaarheid zouden kunnen worden uitgevonden in dit proces van het opleggen van orde,

impliceert dat waarheid zelf kan worden uitgevonden, dat “truth itself has a history”.25 Taylor vat dit op als een fundamentele relativiteit van waarheid, die tot gevolg heeft dat we ons niet kunnen keren tegen de waarheid van ons eigen regime en dat de waarheid nooit onafhankelijk van een regime kan bestaan. Voor Taylor is dit standpunt niet houdbaar, omdat Foucaults ontmaskering van de werking van machtsrelaties en de theorie die de relativiteit van regimes demonstreert, beide aanspraak maken op een externe waarheid. Dat vindt hij paradoxaal. De fundamentele onvergelijkbaarheid van regimes maakt de verwerving van meer vrijheid of waarheid

onmogelijk, omdat zij in nieuwe contexten steeds opnieuw worden gedefinieerd. Foucault is niet in staat om bevrijdende transformaties binnen een regime waar te nemen, omdat ieder regime volledig geïdentificeerd wordt met zijn opgelegde waarheid.26 Ontmaskering kan slechts de basis zijn voor lokaal verzet binnen een regime, als set van destabiliserende activiteiten die lokaal en specifiek zijn. In tegenstelling tot Foucault gelooft Taylor in de mogelijkheid om dichterbij de waarheid te komen, om “a step out of error”27 te zetten. De vooruitgang van de samenleving en de ontwikkeling van de wetenschap zou Foucault, juist als historicus, moeten kunnen waarnemen en erkennen. Maar Foucault is geen epistemische relativist die denkt dat geen enkele uitspraak waardevoller is dan de andere. Ondanks dat waarheid een product is, betekent dat niet dat het geproduceerd wordt zonder externe begrenzingen. In de komende hoofdstukken zal worden bekeken of Taylors verwijten aan het adres van Foucault staande houden in het licht van Foucaults ideeën over waarheid en zijn opvattingen over macht en verzet.

24 Foucault, Michel. Power. Essential Works of Foucault, 1954–1984, Volume 3. Edited by James D. Faubion.

Toronto: Penguin, 2000, p.8

25 Foucault, Michel. Power. Essential Works of Foucault, 1954–1984, Volume 3. Edited by James D. Faubion.

Toronto: Penguin, 2000, p2.

26 Idem, p. 176.

(14)

3

Het functioneren van macht

Om te kunnen beoordelen of de kritiek van Taylor hout snijdt, is het belangrijk om eerst een helder begrip te vormen van de manier waarop Foucault macht begrijpt. Pas daarna kan ik laten zien waarom ik denk dat Taylors machtsopvatting dusdanig van Foucault verschilt, dat zijn bezwaren geen stand houden. Taylor lijkt niet voorbij het hiërarchische machtsbegrip te komen dat van boven naar beneden werkt en hoofdzakelijk een repressieve uitwerking heeft.

Foucaultiaanse macht daarentegen is een relationele modaliteit die productief is, en

veelomvattender dan het idee van ‘macht over’ subjecten. In dit hoofdstuk zal ik de voor deze discussie relevante noties uiteenzetten, beginnende met disciplinering. Via Foucaults kritiek op traditionele opvattingen van macht zal ik uitkomen bij de relatie tussen kennis en macht. 3.1 De taak van de intellectueel

Anders dan voor Taylor ligt voor Foucault de taak van de intellectueel niet in het voortbrengen van visie en leiderschap, noch in het samenstellen van een globale sociale en economische theorie. De taak van de intellectueel is tweeledig:

1) het geven van analyses van de “specificity of the mechanisms of power”28 2) het bekritiseren van waarheidsregimes

Daarin wordt reeds zichtbaar dat het project van Foucault niet naar universele uitspraken streeft, zoals Taylor doet voorkomen. Het analyseren van machtsmechanismen is wat Foucault zich ten doel stelt in zijn historische werk over de psychiatrie, geneeskunde, criminologie en

menswetenschappen. Hij onderzoekt de intellectuele aannames en machtsstructuren die het gemeenschappelijke speelveld van de verschillende partijen bepalen. Zowel in Discipline and

Punish, als in The History of Sexuality, schetst Foucault de overgang van het ene systeem van

macht naar het andere: van klassiek naar modern.

Deze nieuwe vorm van macht berust op een constellatie van de nieuwe sociale

wetenschappen en een nieuwe disciplinering zoals die in het leger, op scholen en in ziekenhuizen is ontwikkeld. Waar het oude idee van macht stoelde op de manifestatie van een

allesoverkoepelende autoriteit in publieke ruimte, die uitstijgt boven allen en overweldigde met aanzien, en zijn subjecten minder zichtbaar maakt; krijgt de nieuwe macht vorm door

(15)

alomtegenwoordig toezicht.29 De notie van de publieke ruimte verdwijnt naar de achtergrond. Macht verschijnt niet langer, maar is verborgen, en de levens van alle subjecten staan

voortdurend onder streng toezicht.

3.2 Machtsmechanismen en het Panopticon

Voor Foucault is de icoon die deze nieuwe samenleving het treffendst verbeeldt, het Panopticon van de Britse filosoof Jeremy Bentham.30 In deze gevangenis is iedere individuele gevangene op elk moment zichtbaar voor de bewaker, die vanuit een centrale wachttoren uitkijkt op de cellen die rondom gepositioneerd zijn. Elke gevangene is geïsoleerd van de anderen en kan de bewaker niet zien. De gevangene wordt bekeken zonder te kunnen zien of en wanneer hij bekeken wordt. Deze nieuwe filosofie van straffen wordt volgens Foucault vaak onterecht begrepen als

vooruitstrevender en humaner dan de gruwelijke lijfstraffen die tot dan toe voor het oog van allen plaatsvond. Deze overgang constitueert eerder een verandering in de soort straffen, dan een

vooruitgang: “It is the certainty of being punished and not the horrifying spectacle of public

punishment that must discourage crime.”31 Deze nieuwe aanpak is niet zozeer gelegen in noodzakelijke verbetering, maar veel meer in de behoefte om te beheersen. Mensen worden gemeten, geclassificeerd en onderzocht op verschillende wijzen, wat hen onderwerpt aan vormen van controle die tot normalisatie leiden. Gary Gutting beschrijft dat moderne, disciplinaire macht zich onderscheid doordat het zich bezighoudt met wat mensen niet hebben gedaan

(‘nonobservence’), ofwel het falen van het subject om te voldoen aan bepaalde standaarden.32 Hier komt de primaire functie van moderne disciplinaire systemen naar voren: het corrigeren van afwijkend gedrag. Het doel is niet langer om wraak te nemen, zoals bij de martelingen van het premoderne straffen het geval was, maar om te hervormen. Deze hervorming slaagt als het subject gaat leven volgens de normen van de maatschappij is.

Het internaliseren van deze normen is een gevolg van de veelheid van microtechnieken van macht die gericht zijn op het beheersen van het lichaam, onderworpen aan strakke

tijdschema’s en regels voor gedrag, gelegen in kleine, schijnbaar onbetekenende voorschriften, zoals regels voor het opstaan, handen wassen en rechtop zitten. Deze vorm van machtsrelaties

29 Taylor, Charles. “Foucault on Freedom and Truth”. Political Theory. Vol.12, No.2, (1984) 152-183, p. 157. 30 Foucault, Michel. Discipline and Punish: The Birth of the Prison. New York: Vintage Books, 1995, p. 201. 31 Idem, p. 9.

32 Gutting, Gary, "Michel Foucault", The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition), Edward N.

(16)

"reaches into the very grain of individuals, touches their bodies and inserts itself into their actions and attitudes, their discourses and learning processes and everyday lives."33 Deze technieken versterken elkaar en vormen uiteindelijk, onbedoeld, een strategie. Foucault laat bijvoorbeeld zien dat de moraliseren van de arbeidersklasse in Frankrijk in de 19e eeuw weliswaar een strategie van de bourgeoisie is geweest, maar dat deze niet is uitgevonden en opgelegd aan de arbeiders. In plaats daarvan voelden ontelbare individuen de noodzaak om de beroepsbevolking in de gewenste banen te leiden, en zo werden er scholen opgericht en

verhandelingen gepubliceerd. Op deze manier kunnen verscheidene technieken die ieder in hun eigen domein opereren ten behoeve van hun eigen doelen, toch convergeren in één strategie die over de gehele breedte wordt ingezet.

3.3 De bekritisering van waarheidsregimes

De disciplinering van het individu verschilt van het oudere systeem van gerechtelijk straffen, waarbij elke handeling wordt beoordeeld als wel of niet toegestaan door de wet en dus geen oordeel wordt geveld over wat ‘normaal’ en ‘abnormaal’ is. Normalisatie is wijdverspreid in de moderne samenleving, zoals te zien is in nationale standaarden voor het onderwijs, de medische praktijk en industriële processen. Foucault omschrijft dit onophoudelijke examineren als: “the deployment of force and the establishment of truth.”34 Daarin wordt een methode van beheersing gebruikt, die een hiërarchische indeling (van bijvoorbeeld studenten op de universiteit, of

patiënten in het ziekenhuis) combineert met oordelen die een norm afdwingen. Dit is het voorbeeld bij uitstek van wat Foucault “pouvoir-savoir” noemt, aangezien de toepassing van macht en het funderen van de waarheid verenigd zijn tot een geheel. Niet alleen zorgt de onderwerping aan de toetsing ervoor dat er een waarheid wordt vastgesteld over het individu (welke kennis zij in huis hebben, of wat de status is van hun gezondheid), maar ook het gedrag van het individu wordt beheerst (het dwingt hen om te studeren of een behandeling te

ondergaan). Voor Foucault zijn kennis en macht dus veel nauwer met elkaar verbonden dan in het bekende model van Francis Bacon, voor wie “knowledge is power” betekent dat kennis een instrument is van macht, dat het waar nodig inzet, maar dat beide in principe onafhankelijk van elkaar bestaan.

33 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

Books, 1980, p.92.

(17)

Dat brengt ons bij het belang dat Foucault hecht aan de tweede taak van de intellectueel. Naast het geven van bovengenoemde analyse van machtsmechanismen, moet hij een analyse en kritiek ontwikkelen van wat Foucault “het waarheidsregime” noemt. Volgens Foucault heeft iedere samenleving een specifieke politieke economie van de waarheid die voorschrijft wat voor soort discours aanspraak kan maken op ‘waarheid’, wat de mechanismes zijn om waarheid van onwaarheid te onderscheiden, de technieken voor het verkrijgen van waarheid en de status van degene die waarheid mogen spreken.35 In het Westen bijvoorbeeld, is ‘waarheid’ gegrond in een wetenschappelijk discours en instituties. Het is onmisbaar voor economische productie en politieke macht, het is wijdverspreid en geproduceerd door veelomvattende politieke en economische structuren zoals het leger, de media en universiteiten. In tegenstelling tot wat Taylor denkt, laat Foucault dus zien dat waarheid analytisch gezien niet onafhankelijk bestaat van macht.

Voor Foucault is kennis verbonden met macht, waarbij het niet alleen met de autoriteit van ‘de waarheid’ spreekt, maar ook de macht heeft om zichzelf waar te maken. Zodra kennis in de wereld wordt toegepast, heeft het effect, en in die zin ‘wordt het waar’: “Knowledge, once used to regulate the conduct of others, entails constraint, regulation and the disciplining of practice. Thus, there is no power relation without the correlative constitution of a field of knowledge, nor any knowledge that does not presuppose and constitute at the same time, power relations.”36 Op deze wijze gaan kennis en macht altijd hand in hand en de doelen van kennis en de doelen van macht kunnen niet uit elkaar getrokken worden, want: “In knowing we control and in controlling we know.”37

3.4 Machtsrelaties bij Foucault: een kritiek van klassieke opvattingen

Foucault denkt dat we nog maar weinig begrijpen van de ‘raadselachtigheid van macht’38. De traditionele visie op macht, die uitgaat van een hiërarchische werking van macht die repressief werkt op de subjecten waarover zij wordt uitgeoefend, beschouwt Foucault als inadequaat voor de beschrijving van de werking van macht. Taylor hanteert dit negatieve machtsbegrip van

35 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

Books, 1980, p.131.

36 Foucault, Michel. Discipline and Punish: The Birth of the Prison. New York: Vintage Books, 1995, p. 27. 37 Gutting, Gary. "Michel Foucault". The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition), Edward N.

Zalta (ed.).

(18)

soevereiniteit als tegendeel van vrijheid, maar omdat Foucault deze opvatting van macht niet onderschrijft, houdt Taylors aanklacht van de onmogelijkheid tot vrijheid geen stand.

Na zijn ervaringen met het penitentiaire systeem raakt Foucault overtuigd dat het bestuderen van het functioneren van de staat onvoldoende is. Hij bekritiseert het dominante model van macht, waarin de monarch over zijn onderdanen heerst: waarbij het ene individu ‘macht over’ het andere individu heeft, of de staat ‘over’ de maatschappij. Macht moet niet geformuleerd worden in termen van rechtvaardigheid, maar in termen van technologie.39

Foucault bestrijdt klassieke opvattingen van macht op een aantal punten. Hij is kritisch over het liberale idee van macht waarbij het begrepen wordt als bezit dat toekomt aan een individu, groep of instelling. Dat bezit wordt volgens die opvatting voorgesteld als een recht, dat vervolgens opgegeven kan worden aan de soevereine staat, ten behoeve van een sociaal contract dat de omstandigheden van het individu verbetert. Marxisten en feministen zien macht als de

onderdrukking door een politiek-economische constitutie, waarbij het individu is verwikkeld in een productiemiddelen- en klassenstrijd, of een strijd tussen de seksen. Hegel en Freud

beschrijven macht als de onderdrukking van het individu of natuur ten bate van een hogere realiteit.40 Deze opvattingen van macht beschrijven macht in negatieve termen, zoals begrenzing, verbod en onderdrukking.

3.4.1 Misverstanden over macht

Volgens Foucault leidt het begrip macht regelmatig tot misverstanden, die hij in The History of

Sexuality uiteenzet. Macht is geen bezit, geen handelsartikel dat geruild kan worden voor iets

anders, een bron, of een instituut. Het is geen systeem van overheersing van de ene groep over de ander. Macht is geen functie van de wet, moraliteit of onderdrukking, en het is een misvatting om te denken dat macht vanaf het begin gegeven is, omdat de soevereiniteit van de staat juist de uitkomst is van macht en niet haar beginpunt.41 Wat is macht dan wel? “[Power must be

understood] as the multiplicity of force relations immanent in the sphere in which they operate and which constitute their own organization; as the process which, through ceaseless struggles

39 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

Books, 1980, p.184.

40 Shiner, Larry. “Reading Foucault: Anti-Method and the Genealogy of Power-Knowledge”. History and Theory,

Vol. 21, No. 3 (Oct., 1982), p. 382-398.

(19)

and confrontations, transforms, strengthens, or reverses them.”42 Macht is niet statisch, maar zijn dynamische relaties die elkaar voortdurend beïnvloeden. Macht bestaat uit de volgende

elementen:

1) Macht is onpersoonlijk ofwel subjectloos en worden niet geleid door de wil van individuen. De drijfveer van macht kent geen subject en de overkoepelende logica van de strategische situatie die door convergerende machtsrelaties tot stand komt, is gescheiden van de persoonlijke verlangens van individuen. Macht heeft niet dezelfde betrokkenheid op de wereld die karakteristiek is voor de intentionaliteit van het individu, het ontbreekt aan gerichtheid. Want hoewel macht wel doelen kent, convergeren die uiteindelijk in één doelstelling: de stabiliteit van het netwerk van machtsrelaties zelf.

2) Uit de subjectloosheid vloeit voort dat macht tevens gedecentraliseerd is en dus niet in handen kan zijn van een enkel individu, omdat dat zou betekenen dat we in ieder centrum een subject zouden aantreffen.

3) Aangezien macht geen bezit is, moet het relationeel zijn en zich tussen individuen begeven, want als het in het individu gevestigd was, was het een bezit. Macht is geen mysterieuze entiteit die boven de samenleving zweeft, of zoals Taylor beweert: “a strange kind of Schoperian will, ungrounded in human action” 43, maar bestaat slechts bij gratie van handelingen. De nadruk in de analyse ligt daarom niet zozeer op macht, maar op

machtsrelaties44, die Foucault ‘conduites’ (gedrag en het vormgeven van gedrag) noemt. Relaties kunnen slechts bestaan tussen dingen en mensen zijn de punten waartussen machtsrelaties zich bevinden. De vraag die Foucault zichzelf stelt is dan ook niet “Hoe manifesteert macht zich?”, maar “Wat gebeurt er als individuen macht uitoefenen over anderen?”45 Structuren van macht kunnen slechts bestaan in zoverre als ze het gevolg zijn van de uitoefening van macht van individuen op elkaar.

4) Macht is multidirectioneel en vloeit niet van boven naar beneden, maar “comes from below”46. Het wordt niet hoofdzakelijk uitgeoefend van bovenaf, waarbij sommigen bevelen

42 Foucault, Michel. The Will to Knowledge: The History of Sexuality, Volume 1. London: Penguin, 1978, p. 92. 43 Taylor, Charles. “Foucault on Freedom and Truth”. Political Theory. Vol.12, No.2, (1984) 152-183, p. 170. 44 “I scarcely use the word power, and if I use it on occasion it is simply as shorthand for the expression I generally

use: relations of power.” Foucault, Michel. “Sex, Power, and the Politics of Identity.” Essential Works of Foucault,

Vol.1: Ethics: Subjectivity and Truth. Edited by Paul Rabinow. New York: The New Press, 1998, p. 291.

45 Foucault, Michel. Power. Essential Works of Foucault, 1954–1984, Volume 3. Edited by James D. Faubion.

Toronto: Penguin, 2000, p. 337.

(20)

geven en anderen gehoorzamen. Foucault beschrijft een dynamische macht die wordt uitgeoefend via uiteenlopende complexe en polymorfe netwerken, mechanismen en relaties. Macht is diffuus en is het product van de handelingen van ons allemaal. Het vormt een complex mozaïek waarin ieder lokaal stukje een eigen, relatief autonome rol speelt. Macht is daarom niet exclusief politiek of economisch, maar verspreid in een fijnzinnig web van machtsrelaties die tot in de meest intieme, fysieke en geestelijke gebieden van het leven reiken. Het werkt van de kleine schaal van lichaamsbewegingen tot aan de meest algemene regels voor het maken van waarheidsaanspraken. Slechts wanneer we ophouden met het denken over macht in termen van een van buitenaf opgelegde begrenzing op een abstracte vrijheid van een reeds bestaand subject, zullen we de effecten van macht beter leren begrijpen.

5) Ten slotte is macht strategisch van aard en heeft het een eigen, intentionele dynamiek, wat betekent dat verschillende, ogenschijnlijk onafhankelijk opererende machtsrelaties

uiteindelijk convergeren tot één strategie. Daar gaat geen ‘mastermind’ aan vooraf die deze constellatie orchestreert, want zoals we bij het punt 1 zagen, is macht subjectloos. De

intentionaliteit van macht is het gevolg van haar zelforganisatie: “The logic is perfectly clear, the aims decipherable, and yet it is often the case that no one is there to have invented them (…).”47 Het netwerk van machtsrelaties en zijn strategieën zijn emergent en produceren relatief stabiele effecten, zoals bijvoorbeeld de delinquent. Machtsrelaties zijn dus tegelijkertijd intentioneel en non-subjectief: “they are imbued, through and through, with calculation: there is no power that exerts itself without a series of aims and objectives.”48 De intentionaliteit van macht en lijkt op het eerste gezicht niet verenigbaar met subjectloosheid. De notie van doelgerichtheid gaat normaal gesproken samen met de intentionaliteit van het subject dat zich met zijn bewustzijn ergens op richt. Maar Foucault kent geen agency toe aan macht en hij zegt ook niet dat macht de optelsom is van de drijfveren van subjecten. De rationaliteit van macht is namelijk een rationaliteit van technieken, waarbij de intentionaliteit gelegen is in de strategische aard.49 Maar deze strategieën niet worden ontworpen door strategen: macht functioneert in feite als een machine. Het produceert zichzelf niet, maar organiseert zichzelf wel. Het uiteindelijke doel is de bestendigheid van het netwerk van

47 Idem, p. 95. 48 Idem, p. 94-95.

(21)

machtsrelaties zelf. Foucault gebruikt de metafoor van oorlog om deze stabilisatie te duiden: niet als het beëindigen van de oorlog met overwinning en vrede, maar als het bevriezen van de gevechtslinies om een meer geraffineerde en productieve strijd tot stand te brengen. 3.4.2 Macht is niet slechts repressief, maar ook productief

Volgens Foucault ziet het hiërarchische model van macht over het hoofd dat macht niet alleen maar een kwestie van begrenzen en verbieden is, maar tevens productief is. De gevangenis bijvoorbeeld, heeft als expliciet doel om andere vormen van gedrag bij mensen te produceren. Foucault zet zich af tegen de hiërarchische of monarchale opvatting van macht die macht als negatief begrijpt. Alle vormen van macht zijn noodzakelijkerwijs zowel productief als repressief: als we iemand tegenhouden om het ene te doen, doet hij noodzakelijkerwijs het andere; en iemand dwingen om het ene te doen altijd betekent dat hij niet kan doen wat hij anders had gedaan. Toch is macht in de loop der tijd wel degelijk meer productief dan repressief geworden: de 18e eeuw bracht een vorm van macht tot stand die inventief is, vergeleken met de

repressievere middeleeuwen. Macht produceert op meer gedetailleerde wijze gedrag in zowel individuen als gehele bevolkingsgroepen. Dat betekent niet dat macht zelf is veranderd, maar wel dat haar technologische functioneren is getransformeerd.

De onophoudelijke strijd om een vorm en structuur te geven aan het met anderen gedeelde speelveld, produceert voortdurend technieken die in staat zijn vormen van kennis en subjectiviteit tot stand te brengen. Foucault betoogt: “If power was never anything but repressive, if it never did anything but say no, do you really believe that we should manage to obey it?”50 Er moet dus nog iets anders zijn, naast onderdrukking, wat ervoor zorgt dat mensen zich conformeren, en wat gelegen is in de productiviteit van macht. Dit is terug te zien in het 19e -eeuwse probleem van masturbatie, waarbij de discussie die op gang kwam om het te voorkomen niet simpelweg heeft geleid tot meer toezicht en onderdrukking, maar resulteerde in de

constructie van een perverse seksualiteit – precies die seksualiteit waarmee getracht werd af te rekenen. “Sexuality is far more of a positive product of power than power was ever repression of sexuality”, aldus Foucault.51

50 Foucault, Michel. The History of Sexuality, Vol 1: An Introduction. Harmondsworth: Penguin, 1978, p. 36. 51 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

(22)

3.4.3 Macht is alomtegenwoordig

“Power is co-extensive with the social body; there are no spaces of primal liberty between the meshes of its network.”52 Macht is alomtegenwoordig in de maatschappij, en is een immanent en integraal bestanddeel van kennis en sociale relaties. Het bestaat niet slechts in de relatie tussen onderdrukker en onderdrukte, maar is te vinden in iedere soort relatie tussen mensen, omdat relaties aangaan met anderen binnen het sociale netwerk gepaard gaat met het wederzijds

bëinvloeden van elkaars gedrag. De omvangrijkheid wordt duidelijk als macht opgevat wordt als handelingen die inwerken op de handelingen van anderen. Telkens als mensen met elkaar in interactie gaan, zal er sprake zijn van een poging om anderen dingen te laten doen. Dat is het geval bij een simpele vraag om even aan de kant te gaan, maar ook in het bevel van een commandant om de vijand het vuur aan de voeten te leggen. Om de omgang met mensen mogelijk te maken, en dus om sociale relaties aan te gaan, is het noodzakelijk op het handelen van anderen in te werken. Dit betekent echter niet dat alle sociale relaties machtsrelaties zijn, maar wel dat ze onderdeel van dezelfde sfeer zijn. De alomtegenwoordigheid van macht kan verkeerd begrepen worden, waardoor de tegenwerping opborrelt dat macht zijn identiteit als macht verliest als macht overal is, omdat de term dan betekenisloos wordt. Want: “Power is everywhere not because it embraces everything, but because it comes from everywhere”.53 Er zijn verschillende types relaties die tegen macht af kunnen worden gezet. Iemand van de brug afduwen is geen macht, maar iemand overhalen om er vanaf te springen wel. Wat ‘macht is overal’ inhoudt, is dat iedereen betrokken is in het netwerk van machtsrelaties, zowel de uitoefenaars van macht, als degene waar macht over wordt uitgeoefend.

3.4.4 Macht is een netwerk van machtsrelaties

Machtsrelaties zijn vanwege hun ongelijkheid constant in beweging en zijn altijd lokaal en onstabiel. Macht is een complexe strategie die voortdurend uitgevoerd moet blijven worden om in stand te blijven en dus performatief is. In de woorden van Foucault: “Power must be analysed as something which circulates, or as something which only functions in the form of a chain (…). Power is employed and exercised through a net-like organisation (…). Individuals are the

52 Idem, p.142.

(23)

vehicles of power, not its point of application.”54 Foucault stelt macht dus voor als een keten, een systeem van relaties dat verspreid is door de samenleving, en niet als een simpele relatie tussen onderdrukker en onderdrukte; en het individu is niet de ontvanger van macht, maar veeleer het aanknopingspunt waar macht wordt uitgevoerd en verzet wordt geboden. Niet alleen het begrip van macht zelf moet dus herschreven worden, maar ook de rol die individuen spelen in

machtsrelaties, waarbij ze onderhevig zijn aan onderdrukking, maar ook een actieve rol kunnen spelen in de vorm van hun relaties met anderen en met instituties. Zelfs degenen van wie we geneigd zijn te denken dat ze machteloos zijn, hebben oneindig veel mogelijkheden om verzet te bieden, te ontwijken, zich gedeeltelijk te onderwerpen of tot actie over te gaan. Dit verzet is dus niet extern aan macht, alsof het slechts een reactie of opstand zou zijn die van buitenaf komt. Machtsrelaties zijn geen opeenvolgende binaire conflicten, maar vormen een beweeglijk netwerk van strijd.

3.5 Kennis-macht

De scheiding tussen kennis en macht verwerpt Foucault. Deze scheiding wekt de suggestie dat het mogelijk is om kennis te verwerven waarbij machtsrelaties buiten spel staan, of macht uit te oefenen zonder dat dit gepaard gaat met kennisverwerving. Macht resulteert in een ontelbaar aantal producten en effecten, waarvan kennis het meest belangrijk is. Hoewel kennis dus een resultaat is van macht, is deze relatie van kennis en macht geen eenrichtingsverkeer. Kennis en macht kennen een interne en wederkerige productiviteit, wat Foucault kennis-macht noemt. Voor hem bestaat er geen machtsrelatie “without the correlative constitution of a field of knowledge, nor any knowledge that does not presuppose and constitute at the same time power relations."55 Disciplinerende praktijken werken op indirecte wijze als praktijken van onderwerping, door ruimtes te reconstrueren en de tijdsschema’s te reorganiseren volgens welke mensen

functioneren: “Its aim was to establish presences and absences, to know where and how to locate individuals (…), to supervise the conduct of each individual, to assess it, to judge it, to calculate its qualities or merits. It was a procedure, therefore, aimed at knowing, mastering and using.”56 Deze praktijken van toezicht houden en documenteren begrenzen gedrag doordat ze het kenbaar

54 Foucault, Michel. Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings, 1972-1977. New York: Pantheon

Books, 1980, p.98.

55 Foucault, Michel. Discipline and Punish: The Birth of the Prison. New York: Vintage Books, 1995, p. 27. 56 Foucault, Michel. Discipline and Punish: The Birth of the Prison. New York: Vintage Books, 1995, p. 143.

(24)

maken. Individuen worden gedwongen zich op een specifieke wijze te gedragen en uiten, doordat hun handelingen voordurend zichtbaar zijn. Uitgebreidere en preciezere kennis maakt het mogelijk om een type controle tot stand te brengen die steeds verder ononderbroken en alomtegenwoordig is, wat op zijn beurt weer meer mogelijkheden biedt voor verder onderzoek en onthullingen. Zo blijven kennis en macht voortdurend met elkaar in wisselwerking.

3.6 De driehoek van Foucault: macht, recht, waarheid

Er kunnen dus twee niveaus van analyse worden opgemerkt in Foucaults werk. Hij heeft

geprobeerd de mechanismen van macht te doorgronden op twee punten: enerzijds de analyse op het niveau van lokale structuren die hij ‘machtsmechanismen’ noemt, die niet in de vorm van wetten zijn gearticuleerd of een soeverein veronderstellen; en anderzijds de waarheidseffecten die deze macht produceert en overdraagt, ofwel op het niveau van een kritiek van ‘het

waarheidsregime’. In zijn werk zijn de aspecten van de politiek van de waarheid altijd vervlochten met een analyse van de werking van macht: “een driehoek dus: macht, recht, waarheid”.57 Het maatschappelijk lichaam is tot stand gebracht en gekenmerkt door veelvuldige machtsverhoudingen en deze kunnen niet bevestigd of ontbonden worden zonder de productie en circulatie van het vertoog. In Discipline and Punish wordt dat duidelijk door de aandacht die Foucault besteedt aan de manier waarop micropolitieke structuren zowel de domeinen van kennis voortbrengen, en er tegelijkertijd door voortgebracht worden. Foucault liet in zijn eerdere werk al zien dat de betekenisvolle veranderingen die plaatsvinden in de ‘discursive formations’ bepalen wat de mogelijkheden zijn om over de dingen te spreken. Maar in Discipline and Punish breidt hij zijn onderzoek uit naar de moderne herconfiguratie van kennis.58 De transformatie van de menswetenschappen wordt in dit werk expliciet begrepen in de context van disciplinaire praktijken, surveillance en begrenzing, die het mogelijk maken om nieuwe soorten kennis over de mens te ontwikkelen, tezamen met het tot stand brengen van nieuwe vormen van beheersing. De manier waarop Foucault deze nieuwe vormen van macht en kennis benadert zijn bedoeld om af te rekenen met de bekende verhalen van een samenleving die op verlichte en meer humane wijze werkt, zoals het verruilen van lijfstraffen voor opsluiting in de gevangenis, of de bevrijding van seksuele onderdrukking uit het Victoriaanse tijdperk van kuisheid. Foucault laat echter zien

57 Foucault, Michel. Twee Typen Macht. College van 14 januari 1976. Vertaling: Hugues C. Boekraad.

58 Rouse, Joseph. “Power/Knowledge”. The Cambridge Companion to Foucault. Cambridge: Cambridge University

(25)

dat deze strafhervormingen en seksuele revolutie onderdeel zijn van praktijken die ons steeds verder in een gevangenissamenleving en een dwingend waarheidsregime plaatsen. Foucault lijkt te suggereren dat we weerstand moeten bieden aan deze nieuwe vormen van kennis en macht. Maar hij wijst het idee dat er een fundament is van waaruit we daar tegen in opstand zouden kunnen komen, resoluut van de hand. Zijn opvattingen over verzet komen verder aan bod in het volgende hoofdstuk.

3.7 Foucault: een eerste weerwoord op Taylors kritiek

Nu een beeld is geschetst van Foucaults dynamische opvatting van macht, is het tijd om een voorlopige balans op te maken met het oog op de kritiek van Taylor, en te beoordelen of deze stand houdt in het licht van het eerder besprokene. Een eerste probleem dat we kunnen

opmerken, is dat Taylors kritiek zich baseert op binaire opposities. Een kritiek van macht baseert zich volgens Taylor ofwel op legitimiteit, ofwel op het idee dat macht het juiste doet. Het is ofwel een bevestiging van uitspraken die zich baseren op wetenschappelijke of epistemische soevereiniteit, ofwel het accepteren dat alle waarheidsaanspraken gelijk aan elkaar zijn. Dit is problematisch, omdat deze opposities reeds de mogelijkheid veronderstellen van een externe positie van waaruit deze uitspraken kunnen worden beoordeeld. Echter, het bestaan van een dergelijk soevereine epistemologische positie is precies datgene wat betwijfeld wordt en berust dus op een logische drogreden (petitio principii).59 Het lijkt er op dat Taylor moeite heeft om het concept van macht of kennis zonder soevereiniteit te vatten. Deze kritiek kan ongegrond worden verklaard als ik kan laten zien dat Taylor precies het machtsbegrip veronderstelt dat Foucault in

The History of Sexuality expliciet verwerpt, en Foucault in werkelijkheid voorbijgaat aan de

opvatting van macht in termen van soevereiniteit en verdrukking.

Foucaults onderzoek naar het gevangeniswezen overtuigde hem ervan dat het niet hoofdzakelijk om vormen van recht gaat, maar om technieken en strategie. Het negatieve en juridische machtsbegrip vervangt hij daarom voor een technologisch en strategisch kader. Politieke theorieën laten zich op het verkeerde been zetten door zich voordurend bezig te houden met vraagstukken omtrent soevereine macht en haar legitimiteit. “What we need (…) is a

political philosophy that isn’t erected around the problem of sovereignty, nor therefore around

59 Rouse, Joseph. “Power/Knowledge”. The Cambridge Companion to Foucault. Cambridge: Cambridge University

(26)

the problems of law and prohibition. We need to cut off the king’s head: in political theory that has still to be done.”60

Voor Foucault zijn een aantal aspecten van belang bij het voortbestaan van de

soevereiniteitstheorie. Allereerst wordt soevereiniteit gezien als een standpunt buiten particuliere conflicten, die in een coherent en verenigd systeem worden gevat. Ten tweede wordt de

legitimiteit van dergelijke aanspraken beoordeeld in termen van wetten en rechten. Ten slotte wordt de soeverein voorgesteld als de belichaming van de wet en legitimiteit. Hoewel er geen grenzen zijn tot hoever de macht reikt van de soeverein reikt, toch schiet de eigenlijke

uitoefening van de macht hoe dan ook te kort, omdat hij slechts sporadisch kan ingrijpen bij de oneindige instanties van transgressie. Dat maakt de soeverein een geïdealiseerd idee. Foucault benadrukt het belang van het bevrijden van een beeld dat macht als wet en soevereiniteit schetst, en het te vervangen voor een dynamische opvatting van macht. De macht definieert een code, maar niet de code van de wet als product van een soevereine wil. Het is de code van de anonieme discipline en de bevolkingspolitiek.

Het begrip van de dynamische macht begint met de afwijzing van de verzakelijking van macht, van de notie van macht als tastbaar bezit. Macht wordt voortdurend gemedieerd door relaties tussen personen: “A field of social agents can constitute an alignment in regard to a social agent if and only if, first of all, their actions in regard to that agent are coordinated in a specific manner. The coordinated practices of these social agents need to be comprehensive enough that the social agent facing the alignment encounters that alignment as having control over certain things that she might either need or desire.”61 Op deze manier kan het veld als geheel begrepen als constitutief voor een gesitueerde machtsrelatie: zelfs in situaties waar we zouden denken dat iemand handelt onafhankelijk van een positie ten overstaande van macht, wordt hij nog steeds gemedieerd door complexe relaties die zich op diverse wijze tot elkaar verhouden en heeft hij te maken met macht die afhankelijk is van andere personen.

Voor Taylor is de epistemische coherentie en politieke betekenis van Foucaults werk problematisch. Ten eerste verwacht hij dat Foucault niet slechts een analyse geeft van de manier waarop de samenleving werkt, maar dat hij haar ook bekritiseert. Vanuit zijn positie kan hij echter geen kritiek leveren op macht, omdat hij de mogelijkheid daartoe onderuithaalt. Foucault

60 Foucault, Michel. “Truth and Power”. Power/Knowledge. Ed. Colin Gordon. New York: Pantheon, 1980, p.121.

61 Wartenburg, Thomas. The Forms of Power: From Domination to Transformation. Philadelphia: Temple

(27)

kan inderdaad geen kritiek bieden vanuit een neutrale, machtsvrije positie, maar het is niet gezegd dat kritiek niet geboden zou kunnen worden vanuit een historische gesitueerdheid. Ten tweede vindt Taylor dat voor verzet en beoordeling een absoluut standpunt nodig is, dat boven de contingente samenleving uitstijgt. Ten slotte beschouwt hij Foucault als een cultuurrelativist die in plaats van het aannemelijk te maken dat een dergelijk absoluut punt voor waarheid, moraal of waarde er niet is, het bestaan er van onmogelijk maakt. Foucault kan om die reden geen

waarheidsaanspraken doen die coherent zijn.

Ik betoog dat Foucault zich kan verdedigen tegen deze kritiek, als hij een andere opvatting heeft van wat deze aanspraken inhouden. Foucault geeft geen kritiek op macht, maar een kritiek van macht, waarin hij beschrijft hoe macht eigenlijk werkt. Hij is echter niet verplicht om de stap van een descriptieve onderneming naar een prescriptieve theorie te maken en deze vloeien ook niet naadloos uit elkaar voort. Sterker nog, volgens Foucault moeten we iedere aanspraak op normativiteit en het onderstrepen van het belang er van met voorzichtigheid tegemoet treden. Het benadrukken van de noodzaak van het concept vrijheid en het bevorderen er van bijvoorbeeld, zoals we dat verderop nog zullen zien, is zelf normaliserend. Het is

onderdeel van de wijze waarop normen normaliserend werken om hun machtseffecten te

verhullen. Dit staat kritische analyse in de weg. Foucault vraagt daarom niet: “Is het normatief?”, maar “Wat motiveert de vraag: “Is het normatief?” en wat zijn de effecten van deze vraag?” Het is precies de eis van kritiekloze acceptatie van de norm en normativiteit zelf die we niet kunnen accepteren zonder haar te onderzoeken. Foucault laat in Discipline en Punish zien hoe individuen die in de penitentiaire praktijk werkzaam zijn met de valse pretentie van zogenaamde nobele doelen, zoals het beschermen van de maatschappij. Door middel van zijn historische werk maakt Foucault zijn project kritisch en brengt hij de tegenstrijdigheden van praktijken aan het licht, zonder dat hij zich daarmee in de evaluatieve, normatieve sfeer begeeft.

Daarnaast is het de vraag of er voor verzet een absoluut standpunt nodig is. Taylor gaat onterecht voorbij aan het verschil tussen het geven van een kritiek en de eis tot universele geldigheidsaanspraak van de criticus. Dit is een filosofische vraag en geen gegeven dat bij voorbaat vaststaat. Verder is het onmogelijk om kritiek te geven op de samenleving als geheel, omdat dat leidt tot een versimpeling van veelzijdige problematiek en het schetsen van een utopische toekomst waarin diversiteit wordt onderworpen aan de uniformiteit van een coherent ideaal. Verzet is slechts mogelijk op het niveau van specifieke machtsrelaties.

(28)

Het eerste probleem met de kritiek op Foucaults werk, is dat Taylor het bestaan van epistemische en politieke soevereiniteit veronderstelt. Voor het doen van een waarheidsclaim, of het bekritiseren van macht, is het noodzakelijk om een stapje terug te zetten en een dergelijk conflict te beslechten vanuit een positie die er buiten of boven staat. Waarheid en recht worden dan opgevat in de zin van de soeverein waar Foucault de kop vanaf wil hakken, namelijk als een coherent geheel waar geen strijd of conflict bestaat. Bij Foucault is strijd echter altijd aanwezig. Daar kan niet aan ontsnapt worden. Omwille van haar productieve karakter laat de macht zich niet vangen in de oppositie tussen geweld en ideologie.62 Machtsrelaties sluiten noch het verkrijgen van medewerking of toestemming uit, noch het gebruik van geweld, maar een belangrijk punt voor Foucault is dat zowel toestemming als geweld de basale aard van macht constitueren. Het uitoefenen van macht is “a set of actions on possible actions; it incites, it induces, it seduces, it makes easier or more difficult; it releases or contrives, makes more probable or less; in the extreme it constrains or forbids absolutely.”63

Waar macht werkt, is een plaats waar het weten ontstaat. Elk weten versterkt de macht door als steunpunt te fungeren. Waarheid is van nature niet vrij, maar juist doortrokken van macht. Macht zet ons aan om waarheid te produceren, ze eist haar zelfs, want macht heeft de waarheid nodig om te kunnen functioneren. Taylor neemt onterecht aan dat er een mogelijkheid tot een zuivere waarheid bestaat die zich onttrekt aan de macht. Macht en kennis zijn verwikkeld in een complex en wisselend spel waarin ze macht creëren en het effect van macht zijn, en waar verzet tegen de macht en aangrijpingspunt voor tegengestelde strategieën zijn. Kennis-macht is geen identiteitsrelatie, maar een verhouding die nooit eenduidig en definitief is.

Een ander probleem is dat Taylor geneigd zijn is Foucaults eigenlijke standpunt verkeerd te begrijpen. Zijn herformulering van macht wordt geïnterpreteerd als de stellingname dat het een mysterieuze, autonome kracht is: monolithisch, onafhankelijk van menselijke invloed en zo allesomvattend dat de mogelijkheid tot verzet uitsluit. Macht is voor Foucault echter zo

alomtegenwoordig dat het geen obstakel is voor verzet: het is niet mogelijk om verzet te bieden tegen macht in het algemeen, maar slechts tegen specifieke machtsstrategieën. Macht bestaat uit ogenschijnlijk stabiele structuren, maar deze komen tot stand door onderliggende relaties die voortdurend in beweging zijn.

62 Devos, Rob. Macht en Verzet: Het Subject in het Denken van Michel Foucault. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans,

2004, p. 73.

(29)

Vervolgens wordt het Foucault aangerekend dat hij niet in staat is om een normatief onderscheid te maken tussen macht en verzet. Zijn relativisme wordt hem kwalijk genomen. En inderdaad schuwt hij consistent het innemen van een normatieve positie in zijn denken, ofwel: hij biedt geen legitimatie voor verzet. Dit is echter een coherente positie. Hij geeft geen beschrijving van wat goed of kwaad is, maar biedt analyses die mensen in concrete situaties zouden kunnen helpen. Toch betekent Foucaults erkenning dat zijn positie fundamenteel

historisch en gesitueerd is, niet dat zijn opvattingen totale willekeur inhouden. Hij is wel degelijk bereid om redenen te geven voor zijn keuzes, namelijk redenen die voortvloeien uit zijn

historische positie, maar hij zal deze redenen nooit een status geven die onaantastbaarder en eeuwiger is dan de gesitueerde reactie op een particuliere politieke en epistemische toestand.64 Foucault zegt daarover:

“I am not looking for an alternative (…) What I want to do is not the history of solutions, and that’s the reason why I don’t accept the word ‘alternative’. I would like to do

genealogy of problems, of problematiques. My point is not that everything is bad, but that everything is dangerous, which is not exactly the same as bad. If everything is dangerous, then we always have something to do. So my position leads not to apathy but to a hyper- and pessimistic activism. I think that the ethico-political choice we have to make every day is to determine what is the main danger.”65

Het is aannemelijk dat het maken van keuzes het noodzakelijk maakt om een weloverwogen oordeel te vellen, waarbij het individu zich op de hoogte stelt van beschikbare informatie. Maar het oordeel op zichzelf kan niet verder worden gelegitimeerd door een beroep te doen op

wetenschap of politieke rechten. Voor Foucault is het bij voorbaat verdacht om zijn uitspraken in twijfel te trekken omdat ze niet van een absolute waarheid uitgaan, omdat deze aanklacht zich beroept op het bestaan van waarheid onafhankelijk van historiciteit. Politieke kritiek is volgens hem niet willekeurig als het een historisch gesitueerde reactie is op een specifieke institutie of praktijk. De theoretische en praktische ervaring die we hebben van onze historische grenzen en hoe ver we daar buiten kunnen gaan, is voor Foucault altijd begrensd en gedetermineerd. We zijn daarom altijd in een positie waarbij we opnieuw beginnen. Maar dat betekent niet dat het werk dat we doen voortdurend op chaotische en contingente wijze plaatsvindt.

64 Rouse, Joseph. “Power/Knowledge”. The Cambridge Companion to Foucault. Cambridge: Cambridge University

Press, 1994, p. 112.

(30)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij nadere analyse valt op dat bij de niet beregende behandelingen in 1999 het model de stikstof- hoeveelheid in de knollen onderschat, een effect dat sterker is op Kooijenburg,

In this integrated assignment, an overview of the history relating to land issues and land reform in South Africa is given, focussing on land restitution and more specifically on

Pellets containing the combination of human chondrocytes and human MSCs were cultured for 1 week and analyzed for changes in gene and protein expression characteristic for

In deze studie werd onderzocht of de samenhang tussen de sociale steun van de vader en de fysieke activiteit van het kind gemedieerd werd door de self-efficacy van het kind.. Uit

When the upstream dam water level drops below upper bound, minus the upstream control range, the controller will stop a running pump on the pump station.. When

(...) Phishing attacks use spoofed e- mails and fraudulent websites designed to fool recipients into divulging personal �nancial data such as credit card numbers, account usernames

A comparison between the calculated and experimental IR absorption bands for the chair conformation of an oxane as well as the type of vibrational movement observed for

„De indirecte omgeving, niet direct omwonenden, hebben dus sowieso geen hinder van het licht dat ‘s avonds en ‘s nachts in melkveestallen brandt.” Anders ligt het vaak voor de