• No results found

Marie-Anne de Harder, Albertinus van der Heide (1872-1953). Rode dominee tussen pastoraat en parlement

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marie-Anne de Harder, Albertinus van der Heide (1872-1953). Rode dominee tussen pastoraat en parlement"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2012 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109826 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 127-3 (2012) | review 42

Marie-Anne de Harder, Albertinus van der Heide (1872-1953). Rode dominee tussen

pastoraat en parlement (Dissertatie Groningen 2011; Kampen: Kok, 2011, 313 pp., ISBN 978

90 435 0646 5).

In 1951, twee jaar voor zijn overlijden, werd de hervormde emeritus predikant Albertinus van der Heide voorgesteld zijn memoires te schrijven. Hij aarzelde. Wie zat er nog op te wachten? ‘Vroeger was ik nogal bekend. Ik was met ds. Melchers de eerste predikant die lid was van de S.D.A.P. […] Maar wie kent mij nu nog?’ (20). Uiteindelijk besloot hij het toch te doen, al was het alleen maar omdat een terugblik voor hemzelf heilzaam kon zijn. Het boek kwam er niet. Het 525 pagina’s tellend manuscript belandde uiteindelijk in het Tresoar in Leeuwarden.

Marie-Anne de Harder vermeldt dit in de inleiding van de biografie van Van der Heide, waarop ze in september 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde. Aan het slot van haar studie, die focust op dualistische posities van een dominee in de vroege socialistische beweging en van een ‘rooie’ in de kerk, komt ze erop terug.

Van der Heide werd in Leeuwarden geboren in een vrijzinnig hervormd

lerarengezin. Hij bezocht er het stedelijk gymnasium, om zich in 1890 in Leiden te laten inschrijven voor de studie theologie. Een verklaarbare keuze, want de theologische faculteit daar was uitgesproken vrijzinnig. Hij werd lid van het dispuut Beresjet, dat meer rode dominees zou voortbrengen. Van zijn hoogleraren kon opmerkelijk genoeg alleen het rechtzinnige buitenbeentje J.H. Gunning hem bekoren. De verklaring is dat deze oog had voor maatschappelijke misstanden en zijn studenten onder meer kennis liet maken met de Britse christensocialisten F.D. Maurice en Ch. Kingsley.

Van der Heide verliet Leiden in 1895 als een ‘verontruste jongere’, kritisch ten aanzien van de heersende maatschappelijke verhoudingen en begaan met het lot van minder bedeelden. Drankbestrijder bovendien. Theologisch was hij gaan behoren tot de ‘mystieke modernen’, voor wie het pure rationalisme had afgedaan. In later jaren

verzeilde hij in de wereld van parapsychologie en spiritisme en liet hij zich bij tijd en wijle de toekomst voorspellen.

Van der Heide is predikant geweest in drie Friese plaatsen: Scherpenzeel (1895-1898), Engelum (1898-1906) en Britswerd/Wiuwert (1906-1925). Zijn pastorieën, waaruit hij alle overbodige luxe liet verwijderen, werden toevluchtsoorden voor maatschappelijk ontspoorden. In Britswerd stonden maar liefst 23 bedden voor hen klaar.

(2)

In Scherpenzeel bekende hij zich openlijk tot de sociaaldemocratie. Het

christenanarchisme dat sommige collega’s omhelsden was hem niet onsympathiek, maar te ongericht; de revolutionaire en atheïstische historisch-materialistische varianten van het socialisme wees hij af. In 1896 sloot hij zich aan bij de Sociaal-Democratische

Arbeiderspartij (SDAP). Na ds. G.W. Melchers was hij de tweede predikant die deze stap zette.

Argwaan was zijn deel, zowel in de hervormde kerk als in de SDAP. Hij weerstond evenwel de aanvallen en verdachtmakingen en combineerde jarenlang het

predikantschap met dat van partijpropagandist, redacteur van het Friesch Volksblad, drankbestrijder en tijdens de spoorwegstaking van 1903 zelfs even met dat van

stakingsleider. Ook bij de geruchtmakende Hogerhuiszaak eind jaren negentig weerde hij zich, zij aan zij met SDAP-leider P.J. Troelstra.

Met dezelfde Troelstra ontstond verwijdering toen Van der Heide zich in 1918/1919 in het Friesch Volksblad van diens revolutionaire oproep distantieerde. Volgens Troelstra stond hij met zijn ‘filisterachtige beoordeling […] blijkbaar niet midden in den

tegenwoordigen tijd en meet (hij) de dingen met Britswerder maat’ (173). Dat de Friese dorpsdominee gelijk had met zijn waarschuwing dat Troelstra de rechtse krachten in de kaart speelde, zou weldra blijken.

Van 1925 tot 1937 maakte Van der Heide deel uit van de Tweede Kamerfractie van de SDAP. Veel indruk maakte zijn optreden niet. In Kamer en fractie stond hij buiten het grote debat. Zijn hart ging meer uit naar de reclassering en het pastorale werk in de gevangenis van Scheveningen, waaraan hij zich na zijn verhuizing naar Voorburg was gaan wijden. Zijn gehechtheid aan democratie en rechtstaat onderstreepte hij met bestuurswerk voor de antifascistische beweging Eenheid door Democratie en voor het linkse comité Hulp aan Spanje.

In 1937 waren zowel Suze Groeneweg als Van der Heide om leeftijdsredenen niet meer herkiesbaar. Groeneweg – de eerste vrouw in het parlement – kreeg een lyrisch liber amicorum, dat in opdracht van het partijbestuur was samengesteld. Van der Heide moest het doen met een initiatief van wat persoonlijke vrienden. Het resultaat was een verzameling ‘oppervlakkige typeringen […] zodat we hem niet echt beter leren kennen’, aldus zijn biografe (222). Ook J.W. Albarda, twaalf jaar zijn fractievoorzitter, bleef steken bij wat obligate opmerkingen.

Was Van der Heide een heel proefschrift waard? De auteur stelt deze vraag aan het eind van haar boek en ze heeft er kennelijk mee geworsteld. In de eerste fase van zijn werkzame leven, die van de plattelandsdominee en partijpropagandist, misschien nog wel; de tweede fase, die van het Kamerlidmaatschap, duidelijk minder. De Harder wil niet spreken van een mislukt politicus. Wel van ‘een echte backbencher’, die ‘er niet in (is) geslaagd een belangrijke rol te spelen in het debat tussen christendom en socialisme’ (227). Dat Van der Heide zelf niet veel fiducie had in publicatie van zijn herinneringen is dus zo vreemd nog niet.

(3)

Wat niettemin beklijft, is het beeld van een bewogen practicus met een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, van een man die besefte dat aan zijn pastorale werk een politieke dimensie kleefde, omdat structurele hervormingen nodig waren. En met zijn vroege keuze voor de SDAP baande hij, samen met geestverwante predikanten rond het christen-socialistische tijdschrift De Blijde Wereld, de weg voor ideeënrijkere figuren als ds. W. Banning, die vanaf het midden van de jaren dertig een protestants-christelijk stempel op de sociaaldemocratie gingen zetten. En dat was wat de biografe beoogde: een

‘kritisch interpreterende’, niet psychologiserende biografie, waarin met Van der Heide als ‘vergrootglas’ meer zicht kon worden geboden op een grotere groep rode dominees die in de politieke en theologische context van hun tijd praktische en ideologische keuzes maakten (21 e.v.). Het is een verklaring voor het hier en daar wat beperkte biografische perspectief in deze overigens alleszins toegankelijk geschreven dissertatie.

Paul E. Werkman, Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik verklaar dat ik niet van het kiesrecht ben uitgesloten, en dat ik niet in een andere lidstaat van de Europese Unie zal deelnemen aan de verkiezing van de leden van het

In het zuidwestelijk deel (naast de hoge bult zand) zijn diverse broedvogels aanwezig: een Scholekster, een alarmerende Bontbekplevier, een paar Patrijzen met een jong en een

Hoe dient het onderhoudspad (niet worden vormgegeven in asfaltbeton) zodanig worden uitgevoerd en van recreatief medegebruik worden uitgesloten dat de functie van

Wanneer er alleen natuureigen materiaal, mos, zeewier, zand en dergelijke worden verwijderd ziet AXE hierin geen probleem. Let op dat het ontvangende water niet te veel

Wij onderschrijven deze conclusie, waardoor een werkstrook van 25 meter aangehouden kan worden tussen dijkpaalnummer 441 en 434, zonder dat daar een (wijzi)qgings)vergunningin het

• westelijke deel van het Zuidgors kan een kreekje worden gegraven langs de rand van de schorvegetatie, aflopend van oost naar west en in het westen aantakkend op een bestaande

Op 12 juni 2010 bezocht ik het dijktraject Scherpenissepolder-Oost, tussen de het toegangshek van voormalige vuilstortplaats "Tuttelhoek" en de zogenaamde dijkwoning in

Vandaag (vrijdag 24 juni 2011) controleerde ik dijkvak Strijen ham - Klaas van Steenlandpolder op de eventuele aanwezigheid van broedvogels en beschermde planten.. Dit omdat hier