• No results found

Schift, doorwas, boorders en hartloosheid in bloemkool, 1960 - 1961

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schift, doorwas, boorders en hartloosheid in bloemkool, 1960 - 1961"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ÔO

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK. Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 5 K 94

Schrift,doorwas,boorders en hartloosheid in bloemkool,I960 - 1961.

door: P.A.Kruyk.

Naaldwijk,1963.

(2)

f &'6//

" «,-• -rc', ;*

Q . " v

^i/k

SCHIFT, DOORWAS, BOORDERS EN HARTLOOSHEID IN BLOEMKOOL.

P.N: V - 27

Plaats: kas 24 en 26 Jaar: i960 - 1961

Inleiding

Bij het ras Aristo werden de omstandigheden nagegaan; waaronder de in de titel genoemde afwijkingen kunnen optreden.

Opzet en teeltverloop

Ter beschikking stonden 2 druivenserres nl. de no's 24 en 26. De volgende series werden uitgezet:

1-2 opkweken onder platglas, glas lichten zodra de plantjes aan de groei zijn.

3-4 opkweken onder platglas. 5-6 opkweken in koude kas. 7-8 opkweken in stookkas.

De oneven nummers werden gepoot op 11 januari in kas 26, de even nummers op 14 februari in kas 24.

Op 10 oktober werd gezaaid. Zodra de plantjes de goede grootte hadden bereikt werden zij op de aangegeven plaatsen opgepot in perspotten, 13 dagen na oppotten werd het platglas van de groepen 1 en 2 gelicht. Op 20 december werd wegens vorst het glas tijdelijk weer op de rij gebracht. In januari werd de rij tijdens enige vorst-dagen met rietmatten afgedekt.

Uitgeplant werd volgens bijgaande plattegronden (bijlagen 1 en 2). Vanwege de in de kassen geplante druivebomen werden er maar 6 rijen

(3)

2.

per kas gepoot.

Bij de aanleg van verwarming werden in beide kassen sleuven gegraven, zodanig dat de parallellen 1A, 3A, 2H en 4H uitvielen.

De ontwikkeling van het gewas verliep traag. Vooral de planten uit de groepen 1 en 2 bleven lang in ontwikkeling achter. Verspreid traden veel uitvallers op. In het voorjaar heeft de vochtvoorziening nogal eens te wensen overgelaten. Vooral langs de gevels was het vaak zeer droog.

De temperatuur

a. tijdens de opkweek.

Direct na het oppotten werd met het doen van temperatuurwaarne-mingen "begonnen. Op bijlage 3 is de van week tot week gemiddelde temperatuur in elk van de opkweekruimten opgenomen, (vervallen) De maximum- en minimum luchttemperatuur staan uitgezet op grafiek 1, de luchttemperaturen om 9> 2 en 7 °P de grafiek 2a, b, c en d. Tot 10 december werd de gemeten temperatuur bij het gelichte platglas niet betrouwbaar geacht; daarom werden de gegevens tot deze datum niet in de grafieken verwerkt (20 december is het glas weer op de rij gebracht). De minimumtemperaturen onder platglas en in de koude kas verschilden zeer weinig.

In de laatste week van december en in de 2e en 3e decade van januari daalde de temperatuur onder 0°C. De laagste gemiddelde temperatuur

/ Os

werd bereikt m de vierde week van januari (-3 Gj. ^kx^xxxbcxxxxxxxxxxxse isextooegc

Het verschil in temperatuur tussen de koude opkweekruimten en de stook-kas was belangrijk groter. In het begin van de opkweek bedroeg dit + 6°C, tijdens de vorst liep dit uit tot 12°C.

De gemiddelde verschillen in dagtemperatuur tussen de gelichte en normale platglasrij zijn t/m half december niet betrouwbaar te noemen. Door zeer ruim luchten werd in de gelichte groep, nadat het glas weer op de rij was gebracht, de temperatuur zoveel mogelijk lager gehouden. Bij de start van de vroege teelt in no. 26 kwamen minimumtemperaturen onder 0°C voor. De gemiddelde waarde van de minimumtemperatuur bedroeg in de 1e week -1.8°C en in de tweede week -0.7°C- Daarna volgde een geleidelijke stijging. Bij het uitplanten van de latere teelt bedroeg de gemiddelde minimumtemperatuur 3«4°C. Kas 24 bleek een iets „warmere" kas te zijn dan no, 26. Gemiddeld lag de maximumtemperatuur in kas 24 + 1°C hoger dan in no. 26.

(4)

De uitstraling van kas 24 bleek groter te zijn dan die van kas 26. De gemiddelde minimumtemperatuur was steeds + 1°C onder die van no. 26:. (zie grafiek 3a en b).

Resultaten

Yóót de oogst werd het gewas meerdere malen gecontroleerd op

gewasontwikkeling en het optreden van afwijkingen. Behalve een vrij sterke uitval van planten, traden geen verdere afwijkingen op.

Tabel 1. Percentage uitvallers per groep.

groep (opkweek) geplant 1 <1 .i anuar i geplant 14 februari gelicht platglas 14.7 13.4 platglas 2.7 8.9 koude kas 7.8 6.7 stohkkas 36.7 26.7

Vooral de in de stookkas opgekweekte groep vertoonde een sterke uitval. Deze plant was bij het uitpoten zeer welig en maakte een weke indruk. De belangrijkste oorzaak tot uitval was het optreden van rotpoten in deze groep. De laatst geplante groep heeft minder hinder ondervonden, omdat deze nâ de lichte vorstperiode werd uitgeplant.

Bij de koud opgekweekte groepen, werden de meeste uitvallers gevonden in de groep opgekweekt onder gelicht platglas. De planten uit deze groep waren bij het uitpoten belangrijk kleiner dan de planten van de overige groepen. Deze kleine plant kwam zeer moeilijk aan de groei en bleef lang in ontwikkeling achter.

(5)

oogsttijdstip

Tabel 2. Gemiddelde oogstdatum per groep.

groep geplant

11 j anuari

geplant 14 februari gelicht platglas 2 mei 3 mei

platglas 27 april 1 mei

koude kas 27 april 29 april

stookkas 27 april 25 april

De onder gelicht platglas opgekweekte groep was iets later oogstbaar dan de overige groepan. Deze groep was echter steeds in ontwikkeling achtergebleven. Iets vroeger dan de andere groepen waren de in de stookkas opgekweekte series.

Bij later uitpoten werd het oogsttijdstip niet belangrijk verlaat, dit was bij de stookkas-serie zelfs iets vroeger.

sortering

Tabel 3» Sortering naar grootte in percentages.

groep plant-datum grootte in cm groep plant-datum >25 cm 21 - 25 1 6 - 2 0 10 - 15 1 platglas gelicht 11/1 43-8 51.5 3.1 1.6 2 •» •• H/2 35.4 49.2 9.2 6.2 3 platglas II/I 45.2 52.1 2.7 4 U/2 4O.2 51.2 4.9 3.7 5 koude kas 11/1 50.6 49.4 6 " " U/2 53.5 39.3 3.6 3.6 7 stookkas U/1 56.2 36.7 5.3 1.8 8 » H/2 43.1 53.9 1.5 1.5

(6)

Naarmate de opkweek onder warmere omstandigheden plaats vond groeide de kool iets grover uit. Ook "bij vroeg poten werd de kool iets groter. Het lang opkweken onder warme omstandigheden werkte nadelig op de sortering.

Witte doorwas, groene doorwas, schift.

Dit jaar werd zeer weinig last ondervonden van groene doorwas en schift. Witte doorwas trad daarentegen veel op, echter bijna nooit in ernstige vorm.

Dat er dit jaar geen hartloosheid optrad is waarschijnlijk te danken aan het uitblijven van een koude periode na het uitplanten bij half­ was of volgroeide planten.

Tabel 4» Percentage kolen met iets, matig en ernstig witte doorwas.

groep plant­ datum iets witte doorwas matig witte doorwas ernstig witte doorwas 1 platglas gelicht 1l/l 23.4 4.7 2 il li 14/2 35.4 6.2 9.2 3 platglas 11/1 27.4 4.1 2.7 4 14/2 51.2 6.1 6.1 5 koude kas 11/1 47.0 1.2 6 tl » 14/2 36.9 8.3 3.6 7 stookkas 11/1 14.0 3.5 8 » 14/2 30.8 6.2 3.1

Uitgaande van de temperatuursverschillen gedurende de opkweek, waren-deze als volgt van invloed op het verschijnsel van witte doorwas. De gemiddelde dagtemperatuur tussen de behandelingen 1-2 en 5-4 verschilde vrijwel niet. Bij de vroege plantdatum worden in deze groepen geen duidelijke verschillen aangetroffen in aantasting. Bij de 2e plantdatum wordt bij de groep die onder platglas is opge­ kweekt belangrijk méér witte doorwas aangetroffen dan bij de groep die onder, gelicht platglas is opgekweekt* De gemiddelde dagtempera­

(7)

6.

Tijdens de lichte vorstperiode was dit verschil groter en bleef de kas overdag vorstvrij. Het percentage „licht witte doorwas" stijgt

voor de 1e plantdatum, daalt echter weer voor de 2e plantdatum. Was de temperatuur in de koude kas hoger dan onder platglas, in de stookkas was de temperatuur opnieuw hoger en bovendien gelijkmatiger. Het verschil met de koude kas "bedroeg 3°-10°C. Het percentage witte doorwas was voor de stookkas groep van de eerste plantdatum echter, het laagst; dit percentage was van de tweede plantdatum weliswaar

hoger, maar vergeleken bij de overige behandelingen toch nog het laagst. Het totaal aan witte doorwas (licht + matig + ernstig) was voor alle behandelingen van de tweede plantdatum hoger dan van de eerste.

Groene doorwas kwam zeer sporadisch voor. Zowel in de koude kas-als in de stookkasgroep van de tweede plantdatum vertoonden 2 planten dit verschijnsel.

Schift kwam eveneens weinig en verspreid voor. In de groepen 1, 2> 3» 4> 5» 6 en 7 kwamen respectievelijk 1, 4, 4, 1, 2, 3 en 2 planten met schift voor. Groep 8 was geheel vrij.

Witte doorwas als gevolg van beschadiging

Bij de oogst viel het op, dat planten die in het hart door pijpen olie waren beschadigd, vrijwel allemaal witte doorwas vertoonden. In totaal kwamen in beide kassen 27 door olie beschadigde planten voor. De kolen bleven alle onder de 25 cm-maat, terwijl 20 kolen bij de

oogst doorwas verschijnselen vertoonden. Hiervan hadden 6 kolen ernstig witte doorwas en 4 kolen matig witte doorwas. Het aantal geschifte

kolen was 6, terwijl 3 kolen bovendien nog groene doorwas hadden. Samenvatting

Het bloemkoolras Aristo werd opgekweekt bij 4 verschillende tem­ peraturen, nl. onder gelicht platglas, onder platglas, in de koude kas en in de stookkas. Tussen de platglasgroepen bestond weinig ver­ schil in temperatuur. De temperatuur in de koude kas was hoger dan onder platglas en die in de stookkas weer hoger dan in de koude kas. In januari kwam er een periode van lichte vorst voor.

Uitgeplant werd op 11 januari en 14 februari in druivenserres.. Tijdens de teelt heeft de vochtvoorziening nogal eens te wensen over­ gelaten. Veel uitvallers traden er op in de planten die waren opge­ kweekt in de stookkas.

(8)

De groep „gelicht platglas" van de eerste plantdatum was "bijna één week later oogstbaar dan de andere groepen; bij de later uitge-plante groepen was het verschil in oogsttijdstip zéér gering, hoewel de „gelicht platglas" groep ook hier het laatste was. De sortering van de kool was de minste van alle groepen. Er kwam minder witte door­ was in voor dan in de platglasgroep en de koude kas groep, maar iets meer dan in de stookkas groep.

De platglasgroep was 4-5 dagen eerder oogstbaar dan de gelichte groep. De sortering lag iets gunstiger. Op de eerste plantdatum werd iets meer witte doorwas, op de tweede plantdatum + 15$ méér witte doorwas dan in de gelichte groep aangetroffen. De oogst van de koude kas groep viel vrij wel gelijktijdig met de platglasgroep; de sortering was iets gunstiger.

Bij de vroeg uitgeplante groep was het percentage witte doorwas hoger dan bij de platglasgroepen, bij de laat uitgeplante groep was dit percentage lager dan van de platglasgroep en gelijk aan dat van de gelichte platglasgroep.

De stookkasgroep was het eerst oogstbaar. De gemiddelde oogstda-tum van de januari-planting was gelijk aan die van de koude kas en platglasgroep. De gemiddelde oogstdatum van de februari-planting lag 4-9 dagen v<5<5r. De sortering van de kool van de eerste planting was goed, 5é.2$>25 cm* 36«7$ 21-25 cm. De sortering bij de 2e plantdatum was iets minder, resp. 43|1$ en 53«9$•

Het percentage witte doorwas was met 17»5$ het laagst van alle groepen op de 1e plantdatum, op de 2e plantdatum was dit belangrijk hoger, nl. 40.1$, maar toch nog lager dan van de andere groepen.

Opmerkelijk was, dat beschadiging van de planten in een jong sta­ dium door pijpenolie, witte doorwas in de hand werkt. Van het aantal beschadigde planten gaf 74$ "bij de oogst een „doorwaskool".

Conclusie

Alleen witte doorwas werd dit jaar in belangrijke mate aangetroffen. Opkweken onder zeer koude en zeer warme temperaturen geeft een vermin­ dering van het verschijnsel.

Bij een lange opkweekduur neemt witte doorwas echter weer toe. Beschadiging van de planten in halfwas stadium door pijpenolie, gaf bij 74$ van deze planten aanleiding tot witte doorwas.

20 augustus 1963» AvOvB

De Proefnemer, P.A. Kruyk.

(9)

Bijlage 1.

Schift, doorwas, hoorders en hartloosheid in "bloemkool.

Plattegrond kas 26. Buiten de proef 12. 5 1 24 u 3 7 23 lü. 3 7 22 3. 1 5 2J

8

3 1 29

7

5

19 JL 3 7 lfl <? 5 1 17

4

5 7 li ï 3 1

1

e

)

2 5 7 U

X

1 3

X

Buiten de proef proef in 6-voud

y par F 1 = opkweken onder platglas, later lichten.

3 = opkweken onder platglas. 5 - opkweken in koude kas. y par E rj _ Qp^veken in stookkas.

par D par C y par B par A Ras: Aristo gepoots 11 januari

rood onderstreepte nummers zijn volgnummers.

•5 rijen

(10)

r Buiten de proef 8 6

J

> 25 2 4 A3 -/ 2A 6 2 4,6 22. 8 4

£

J

22 4 6 44

l

31 8 2 43

1

30 2 8 42 6 4 41 28 6 2 \ « 27 4 8 59 > ZL 8 6 28 21 2 4 22 • Buiten de ... proef l . par N > par M par L ^par K y par I y par H ryen proef in é-voud.

2 = opkweken onder platglas, later lichten.

4 = opkweken onder platglas. 6 = opkweken in koude kas.

8

= opkweken in stookkas.

Rass Aristo

Gepoot: 14 februari

rood onderstreepte nummers zijn volgnummers

(11)
(12)

• • • • •

(13)
(14)
(15)

_i—; _

(16)

.1 I > 4

(17)

»' decadlsn. »Tili .

i . ' i ; .

... ;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het onderzoek blijkt, dat tenminste 10 cm veen op het zandoppervlak moet worden gebracht en dat deze met 5 &#34;tot 20 cm van het onderliggende zand en wel bij voorkeur

dat kalksalpeter (meststof) ook werkzaam zal zijn tegen stip, maar in mindere mate, omdat de kalksalpeter, welke door de Me-.. kog in de handel wordt gebracht, ook ammoniak (1

groter meer. De lengte van de bladeren 11 t/m 20 vas bij de onbehandelde planten nog vel groter en bi j^ 2 nog het kleinst. Haar nu vas de verhouding lengte » breedte iet

De gehele buitendelta – de bult zand die voor een zeegat in zee ligt – wordt langzaamaan door de golfkrachten richting kust gebulldozerd.. Eerst zullen de oude getijgeulen vollopen

Delaware en Indiana Polis vormden praktisch geen zijscheuten, Spider zeer weinig, Riviera Spider en Princess Ann juist zeer veel.. Bij Rivalry was de scheutvorming normaal, doch

klimaatopgave in een breder kader geplaatst van de energietransitie, de biomassa- en voedseltransitie en het deltaplan biodiversiteitsherstel. Vanwege de korte doorlooptijd is

Door een pilot MKBA geluidbeleving bij een stil gebied wordt kennis opgebouwd zodat ook dit spoor kan worden meegenomen in de MKBA voor het derde Actieplan Geluid Rotterdam... 5

Om een juist beeld te krijgen van de belangen, welke de - Nederlandse landbouwende bevolking heeft bij de overzeese migratie, dient, men er rekening mee te houden, dat