v
WQRB'f
N·IE'f UM'fGfl
DOOR DE BANK GENOMEN
onderzoek naar bijdragenin de vormgeving van bankgebouwen tot aanifestatie van het gebruik
van het girale bankverkeer in Nederland
Bibliotheek St)ciologisch Instituut
Oude fioogstraar 2410,12 CE Amsterdam .. "." Tel.: 020 5253982
SCR 4881
De tekst op de balk van het voorblad is afkomstig van de wachtstreep, geplakt op de grond voor de loketten van de huidige postkantoren.
X Universiteit van Amsterdam X Sociologisch Instituut X Oude Hoogstraat 24
Jos Proost
DOOR DE BANK GENOMEN
onderzoek naar bijdragenin de vormgeving van bankgebouwen tot manifestatie van het gebruik
van het girale bankverkeer in Nederland
doctoraalscriptie sociologie eerste begeleider:
Mevrouw Dr. Anabella B.C. Weiamann tweede begeleider:
Voorwoord
Giraalverkeer in samenhang met bankgebouwen vormen voor
sociologen een niet dagelijks onderwerp; desalniettemin is geld en zeker giraal geld zelfs voor sociologen een dagelijks gebruik.
Deze scriptie is een afsluiting van bijna dertien jaar
avondstudie naast mijn dagelijks werk in het bankwezen. Het zou daarom niet gepast zijn, op deze pagina alleen die mensen te noemen die mij met deze scriptie geholpen hebben.
Als eerste wil ik André van de Noordaa bedanken, voor het "veel
plezier op school" dat hij mij de afgelopen 13 jaar heeft
toegewenst. Al op de HAVO heeft hij mij geleerd dat wijn proeven en uit eten gaan met studeren te combineren zijn. Werner de Haan wil ik hier noemen omdat hij aan het eind van een moeilijk eerste
jaar, mij stimuleerde door te gaan de sociologie studie te
volbrengen. Jaap Terbeek is mij behulpzaam geweest bij het
formuleren van mijn kandidaats scriptie. Ik bewonder de moed van Anabella Weismann; zij heeft altijd in mij gelooft. Johannes van
der Weiden had vaak moeite met de wijze waarop "zijn
bankdirectrice" de sociologie benaderde. Met Rosa de Roy heb ik
in deze studie lief en leed gedeeld~ dit geldt ook voor Elinor
van Dommelen. Met "De Reflexie" van de zon op de zee in Spanje heb ik met haar de opzet van deze scriptie gemaakt. Felix van der
Laar wil ik bedanken voor zijn inzet en interesse in de
"valutadatum".
George, ik denk dat jij de scriptie ondertussen beter kent dan ondergetekende. Jouw oneindig geduld in het laatste jaar heeft mij over deze zware eenzame drempel heengeholpen. Mama, Papa ik denk dat jullie het niet al tijd gemakkelijk hebben gehad met jullie werkende/studerende dochter. John, jou wil ik meegeven dat het niet het studiehoofd van de familie is die afstudeert. Omie als je dit op aarde had kunnen meemaken wat zou je dan trots geweest zijn. Alleen jij weet voor wie ik deze studie heb afgemaakt.
Last but not least, "mijn 6- en wegwezen". Maus, zonder jouw
koele hand op mijn klamme voorhoofd was "de spichtige 15 jarige" nooit uitgegroeid tot Drs. Issie.
Een ieder die mij geholpen heeft en tot steun is geweest de afgelopen dertien jaar en niet persoonlijk hierboven is genoemd, bedankt,
P.
s.
Lieve Schnokkel en Moppedop, ook jullie heb ik door dieInhoudsopgave blz. voorwoord I inhoudsopgave II inleiding en probleemstelling 1 - probleemstelling en methode 6 hoofdstuk 1: historische ontwikkelingen
1.1 Functies van geld en banken 9
1.2 Banken 16
1.3 Middenstanders de eerste girogebruikers 18
Hoofdstuk 2: de laatste tijd
2.1 De kleingebruiker bij het bankwezen 24
- promotie van de salarisrekening 28
2.2 De gevolgen van de gelukte massificatie 31
- de bankgirocentrale 31
- de ponskaart 33
- gegarandeerde betaalcheques 35
- salarisrekeningen 35
2.3 De huidige situatie en de nieuwe
ontwik-kelingen binnen het girale betalingsverkeer 38
hoofdstuk 3:
inrichtingen van bankvestigingen
3.1 Algemene Bank Nederland 43
3.2 Coöperatieve Rabobank 48
3.3 Spaarbank voor de Stad Amsterdam 56
3.4 Rijkspostspaarbank/Postchèque- en Girodienst 59 - de girale verwerkingskantoren 61 - de postkantoren 67 3.5 De Giromaat 75 3.6 Nederlandse Middenstandsbank 80 hoofdstuk 4: samenvatting en conclusie 4.1 Samenvatting 4.2 Conclusie noten literatuur bijlagen I I 83 89
Inleiding en probleemstelling.
Niemand kan zich nog voorstellen de gasrekening elke maand te moeten betalen bij een plaatselijk gasbedrijf in baar geld (1.). studenten die voor een beurs in aanmerking willen komen, kunnen deze alleen maar krijgen, als zij in het bezit zijn van een giro-of bankrekening (2.).
Deze situaties illustreren een fenomeen dat de afgelopen twintig jaar over ons heengekomen is en dat wij volledig hebben aanvaard: het girale betalingsverkeer (3.).
Ik herinner mij nog dat mensen zo'n twintig jaar geleden een angstvallige schroom koesterden om een bank binnen te gaan. Velen hadden nog nooit een bank van binnen gezien. Deze drempelvrees, je zou het bankvrees kunnen noemen, beperkte zich niet tot de lagere klasse van de bevolking. Het merendeel van de gezinnen in
Nederland ontving immers het inkomen in een loonzakje dat
'chartaal' geld - munten en bankbiljetten - bevatte.
Het ontvangen loon werd vaak in potjes gestopt, die elk een ander doel hadden. Er waren potjes voor huur en eten, of voor "de
bodes" het ziekenfonds, het begrafenisfonds en dergelijke.
Hiermee budgetteerde men dus. In het potje voor de lichtmeter gingen de munten, nodig als plotseling het licht zou uitvallen. Pas veel later ging men zich realiseren dat het bewaren van geld in potjes, in de oude sok of onder het matras, risico's met zich meebrengt en bovendien geen rentebaten oplevert (4.).
Zo na de jaren 160 zijn vele gezinshuishoudingen geleidelijk aan
het bankwezen gaan gebruiken voor hun financiële aangelegenheden ( 5. ) .
Hoe verliep dit proces waarbij gezinnen de potjes geleidelijk hebben afgeschaft en aan financiële diensten het bankwezen de voorkeur gaven?
Politieke en economische veranderingen in Nederland in de jaren '60 en '70 hebben daartoe bijgedragen. Na de loonmaatregelen in de jaren '60 kwam er meer geld de gezinshuishoudingen binnen. Een hoger inkomen schept mogelijkheden voor andere bestedingen dan alleen die voor de eerste levensbehoeften. Gezinnen kregen een grotere diversiteit in hun bestedingspatroon. Men werd lid van
clubs, schafte luxe huishoudelijke artikelen aan, nam deel aan het uitgaansleven, en kocht nieuwe auto's. Gezinnen hielden ook wel geld over, dat gespaard werd (6.).
De jaren '70 kenmerken zich als een tijd van een vrij grote
welvaart, en men zegt wel dat de verzorgingsmaatschappij in
Nederland toen op haar hoogtepunt was. Het verzorgende karakter kwam meer in handen van de staat. Financiële hulp van de staat aan individuen en gezinnen verloor zijn uitzonderlijke karakter en nam de plaats in van de vroegere betuttelende bedeling door partikuliere organisaties. Het gevoel dat de staat een ieder die in problemen geraakte diende te verzorgen, werd bij een groot deel van de Nederlandse bevolking zelfs zo geïnternaliseerd, dat de mening postvatte dat een ieder van de wieg tot het graf
verzorgd zou worden. Dit geruststellende gevoel was een
belangrijke factor waardoor de consumptiedrift van de jaren 960
zo versterkt werd voortgezet.
Een belangrijke bijkomstigheid was dat het vaak met geleend geld van banken gebeurde. Persoonlijke leningen verstrekt door banken
waren een middel voor de aankoop van meestal luxe artikelen (7.).
Ook hypotheken voor eigen
gestimuleerd door aftrek
woningbezit werden
van renten van
door de staat
schulden op
inkomstenbelasting en door garanties en subsidies van de overheid op het eigen woningbezit (8.).
De grotere diversiteit in bestedingen en de mogelijkheden tot
sparen en lenen veroorzaakten de behoefte aan een gestructureerd betalingssysteem.
Het bankwezen in Nederland heeft op deze situatie ingespeeld en is zich gaan richten op een bredere laag van de bevolking. Hoewel het voor het bankwezen een gemakkelijk op te lossen
technische kwestie was om een giraal betalingssysteem in
Nederland in te voeren, bleek het voor de Nederlandse samenleving
een ingrijpende onderneming. De moeilijkheid was hoe het
bankwezen mensen ertoe kon bewegen daadwerkelijk een bankrekening te openen waarover het betalingsverkeer geleid zou dienen te worden.
Hoewel deze scriptie alles te maken heeft met geld en bankwezen, zal ik geen economische benadering hanteren. Wat ik wil doen is sociologisch bekijken hoe mensen zich op een bepaalde manier aan het bankwezen hebben "overgeleverd", hoe afhankelijk die twee
zich van elkaar hebben gemaakt.
De volgende ontwikkelingen hebben tot deze 'interdependentie'
geleid. Rond 1965 zijn werkgevers waaronder de
overheid-begonnen, werknemers te verplichten bankrekeningen te openen voor het ontvangen van hun salaris (vgl. Bijlage I).
Het bezitten van zo'n bankrekening heeft er weer toe geleid dat periodieke betalingen - huur, gas en licht - via de giro voldaan
dienden te worden. Gezinnen die niet over een girorekening
beschikten werden verplicht hun betalingen giraal via het
postkantoor te verrichten.
Toen - in 1965 - mijn oma ongeveer zeventig jaar oud was moest ze door weer en wind met ponskaarten voor gas en licht naar het postkantoor lopen, om aldaar haar rekeningen te voldoen. Elke
betaling kostte haar bovendien twee kwartjes extra - en dat
allemaal van haar toenmalige "steun" (AOW) .
Het proces van verplicht giraal betalen vergroot en
vergemakkelijkt de manieren om mensen te controleren. De sociale dienst informeert nu bij een aanvraag op grond van sociale
wetgeving wat er op je bankrekening staat. Banken kunnen
desgevraagd informatie geven over hun rekeninghouders aan de fiscus en de sociale dienst. Opmerkelijk genoeg hebben noch de
vakbeweging noch vertegenwoordigers van consumentenbelangen
voorwaarden gesteld bij de invoering van het verplichte girale geldverkeer in Nederland.
Door de toename van hun aantal, konden rekeninghouders bij banken
ook overboekingen aan elkaar gaan verrichten, zodat het
betalingsverkeer groeide. Tevens begon de gedachte bij
rekeninghouders door te dringen dat met geleend geld, debet of rood staan bij banken, hun besteedbaar inkomen - tijdelijk - kon worden vergroot. Ontwikkelingen op dit gebied in het buitenland zijn daar ook van invloed op geweest. Vooral in de Verenigde Staten was de kredietverlening een meer geaccepteerd verschijnsel
dan in Nederland.
De verplichting van werkgevers tot het openen van bankrekeningen voor het ontvangen van salarissen door hun werknemers heeft ertoe geleid dat het bankwezen maatregelen moest treffen om het voor de potentiële cliënten mogelijk te maken rekeningen te openen. In
groten getale begonnen banken hun gebouwen
"gebruikersvriendelijker" te maken en meer te verspreiden door filialen te openen (9.) (vgl. Bijlage II).
De bank bij de sigarenwinkel of op de hoek werd net zo vertrouwd als de kruidenier, zodat de drempel vrees bij mensen voor het bankwezen geleidelijk verdween.
De verplichting tot het openen van salarisrekeningen was het eerste teken van een afhankelijke relatie die werknemers met het Nederlandse bankwezen kregen (10.).
Deze zou uitmonden in de massificatie van het gebruik van het Nederlandse bankwezen (ll.).
Het begrip massificatie past in de figuratiesociologie van Elias. Bij deze theoretische benadering is het veranderingsaspect binnen sociale structuren belangrijk. Mensen leven steeds in figuraties,
een vlechtwerk van onderlinge afhankelijkheden en
machtsverhoudingen ontwikkelingsgang.
in Door
een voortdurende wisselende
maatschappelijke
ontwikkelingen-nivellering, meer inkomen, nieuwe sociale wetten, met als gevolg
een veelvuldiger bestedingspatroon, sparen en lenen werd
geleidelijk tot massaal gebruik van het bankwezen overgegaan. Deze onomkeerbare processen, kenmerkend voor de ontwikkeling van de westerse samenleving, veroorzaken dat een toenemend aantal mensen sterker van elkaar afhankelijk wordt. Wat eerst bestemd is voor een selectief gezelschap - in deze scriptie: de bank - wordt een normaal gebruik voor een grotere groep in de maatschappij. Mensen raken door massificatie meer interdependent van elkaar, waardoor meer macht op de gehele groep uitgeoefend kan worden. Naast de eerder genoemde sociale controle door de overheid kan het bankwezen in de toekomst provisies gaan rekenen op het betalingsverkeer voor hun diensten (12.) (vgl. Bijlage III).
Een ander opmerkelijk verschijnsel - waar ik uitgebreid op in zal
gaan - is de verandering die bankgebouwen op dit moment weer
ondergaan. Na decentralisatie van "gebruikersvriendelijke"
bankgebouwen, veranderen Zl.J nu weer in grote indrukwekkende
gebouwen, die niet bepaald "drempelverlagend" Zl.Jn en
gecentraliseerd in gebieden buiten het stadshart terecht komen. Er voltrekt zich een duidelijke "image" verandering bij banken. Bankgebouwen veranderen zelfs zodanig, dat de ingang van het gebouw niet eens meer opvalt in de architectonische vormwil van de gevels. Hoe moet een kleine rekeninghouder er de weg naartoe vinden, als zelfs taxichauffeurs het spoor bijster raken (13.)? Het is blijkbaar niet meer nodig gebruikersvriendelijk te bouwen om mensen massaal aan te trekken of ze te behouden. Het instituut
dat bank heet is dus al zo
Nederlandse samenleving, dat het
bankgebouwen kan centraliseren
vestigingen kan verminderen.
geïnstitutionaliseerd in de
zijn funkties weer in grote
en het aantal verspreide
Het bankwezen staat natuurlijk niet los van andere
maatschappelijke verschijnselen. De stad is een fenomeen op zich en de architectuur van banken is niet een geheel andere dan die van andere kantoorgebouwen zoals van verzekeringsmaatschappijen of van hoofdzetels van grote ondernemingen. Ik beperk me in deze skriptie tot het bankwezen; de lezer kan parallellen trekken met andere branches.
Als achtergrond voor de benadering van de architectuur binnen de stedelijke ontwikkeling verwijs ik naar de auteurs Olsen en King.
In "The City as a work of art" vergelijkt Olsen drie hofsteden, Londen, Wenen en Parijs tussen 1814 en 1914. Hij onderzoekt
grootschalige stedelijke veranderingen die daar hebben
plaatsgevonden. Daarbij zijn monumenten voor hem in belangrijke mate de neerslag van nationale tradities. Bankgebouwen voor en na
de decentralisatie hebben een ontegenzeggelijk monumentaal
karakter. Olsen heeft aangetoond dat maatschappelijke
ontwikkelingen van invloed zijn geweest op vormgeving van
gebouwen.
worden in de gebouwde omgeving. Vooral zijn ui tl eg over het ontstaan van kantoorgebouwen, die managers invloed geven op de
interne zowel als op de externe omgeving, past bij mijn
onderwerp.
Ongeveer gelijk met de decentralisatie en "imageverandering" van bankgebouwen, was de suburbanisatie in volle gang. Het was mode in de bouwwereld, om gebouwen een vriendelijk aanzicht te geven. Monumentaal bouwen gebeurde in de buitenwijken niet, dus ook
commerciële vestigingen zagen er gebruiksvriendelijk uit. Dit is
niet in tegenspraak met het vermoeden dat het nieuwe uiterlijk van bankgebouwen heeft bijgedragen tot de bevordering van het massaal gebruik van het bankwezen.
De wortels van de huidige situatie liggen in een proces dat zich
vooral deze eeuw heeft afgespeeld, en dat aansloot op de
historische situatie van een eeuw geleden, toen er wel banken waren maar nog geen algemeen florerende industrie noch een grote middenklasse. Analyse van dit proces toont aan dat bankgebouwen wel degelijk van invloed zijn geweest op de massificatie van het gebruiken van het Nederlandse bankwezen.
PROBLEEMSTELLING EN METHODE
De probleemstelling van deze scriptie is de vraag of er een aannemelijke samenhang tussen de vormgeving en spreiding van bankgebouwen is met de maatschappelijke ontwikkeling van het giraal betalingsverkeer in Nederland in de twintigste eeuw. Anders geformuleerd: hoe komt de ontwikkeling van het girale betalingsverkeer in de bankarchitectuur tot uiting?
De onderzoeksresultaten geven aan dat de beslissende fasen in de uitbreiding van de dienstverlening en de klantengroepen van het bankwezen gepaard zijn gegaan met duidelijk te onderscheiden stijlfasen in de architectonische presentatie van bankgebouwen, zowel in de binnenhuisarchitectuur als aan de buitengevel. De toegepaste architektuur kan men dus beschouwen als een indicatie van de ontwikkelingsstadia van de banken tijdens de bouw of eventueel van de verbouwing van de vestiging.
Deze architectuur bij de bouw van banken beschouw ik als
betalingsverkeer.
Bij dit sociaal-historisch onderzoek heb ik een 'multi-method' strategie gevolgd en nogal uiteenlopende bronnen aangeboord. Voor analyse kwamen objectieve en subjectieve gegevens in aanmerking, documenten en mondelinge overleveringen (14.).
Voorbeelden zijn voorradige statistieken, jaarverslagen van
banken, vakliteratuur, interviews met deskundigen en
sleutelfiguren uit het bankwezen en met bankgebruikers, foto- en ander beeldmateriaal, en last but not least heb ik mijn eigen waarnemingen en ervaringen uit 22 jaar beroepsarbeid voor een
internationale handelsbank in dit onderzoek verwerkt.
Dit is een arbeidsintensieve aanpak, maar alleen zo kon ik een zo kompleet mogelijk beeld scheppen, dat voldoende gevrijwaard is
van partijdige of vooringenomen vertekening, want de verreikende
sociaal-politieke consequenties van de nieuwste ontwikkeling in het girale betalingsverkeer zijn tot nu toe nauwelijks herkend. Aangezien er geen literatuur bestaat op het snijvlak van de
financiële sociologie en esthetica en zelfs de
architectuursocioloog S.Giedion het niet heeft over bankgebouwen ontbreekt in deze scriptie een theoretisch sociologisch kader
( 15.) •
Het zou in deze situatie onverantwoord zijn emperische gegevens in een keurslijf te passen want zoals Max Weber al zei:
De theorie moet de dienares van de empirische feiten (geschichtliches Wissen) zijn en niet andersom (16.).
Het zal boven de beperking van deze scriptie gaan een passende degelijke theorie uit te werken.
De skriptie is in vier hoofdstukken ingedeeld.
Hoofdstuk 1 handelt over de historische ontwikkeling van het betalingsverkeer en het bankwezen tot in onze eeuw.
Hoofdstuk 2 besteedt uitgebreider aandacht aan de ontwikkelingen na de oorlog.
In hoofdstuk 3 komen het uiterlijk en de inrichting van
vestigingen van diverse banken aan de orde.
In hoofdstuk 4 staan de samenvatting en conclusie over de te onderscheiden fasen in het geldverkeer en in de bankarchitectuur.
hoofdstuk 1:
historische ontwikkelingen
1.1 Functies van geld en banken.
Geld is moeilijk te definiëren, het is gebaseerd op vertrouwen en kan aangewend worden voor de aankoop van goederen of diensten of andere zaken ( 1. ) • Daarbij heeft het de functie een bepaalde waarde te vertegenwoordigen; dit wordt de rekeneenheid van geld
genoemd. Eveneens wordt geld gebruikt voor de overdracht van
goederen of diensten; dit wordt gekarakteriseerd als de
ruilmiddel van geld.
In monetaire samenlevingen geeft geld tegenstellingen weer tussen bezitters en niet-bezitters van geld (2.). Zij die geld bezitten hebben duidelijk voordelen ten opzichte van degenen die het niet bezitten; er ontstaan wederzijdse afhankelijkheden die tegelijk ongelijkheden zijn.
Mensen in monetaire samenlevingen zijn doordrongen van het besef
dat geld nodig is om in leven te blijven of dit leven te
veraangenamen.
Geld (b.v. hoogte inkomen) of de tegenwaarde daarvan (b.v.
platenbonnen, boekenbonnen, koopbonnen) wordt veelal gebruikt om waardering voor mensen of hun prestaties tot uitdrukking te brengen.
Mensen voegen aan het geldstelsel tevens bepaalde normen en waarden toe. Geld verkregen uit arbeid of uit vermogen wordt anders en over het algemeen meer gewaardeerd dan geld verkregen
door middel van een sociale uitkering, zelfs als men die
laatstgenoemde inkomstenbron met zwart werk aanvult tot een
groter bedrag dan anderen in loondienst ontvangen (3.).
Geld creëert in monetaire samenlevingen niet alleen netwerken van relaties tussen arm en rijk, maar verschillende vormen van sociale netwerken.
Geld is in onze moderne samenleving een niet weg te denken middel binnen ons dagelijks bestaan. Nederland heeft historisch gezien een belangrijke bijdrage geleverd tot het algemeen gebruik van het wereldlijk geldstelsel. Nederland was zelfs het eerste land in de wereld dat met de invoering van een 'convertibel' geldstelsel begon (4.).
Deze invoering vond plaats gedurende de 80-jarige oorlog met Spanje van 1568-1648.
Er is in de afgelopen eeuwen aangetoond dat het verwerven van bezit, het creëren van vermogen en het scheppen van werkgelegenheid zich in verhoogde mate heeft voorgedaan in en na perioden van oorlog. Dit heeft te maken met een enorme kapitaalvernietiging die zich in tijden van oorlog afspeelt en die een paradoxale situatie oplevert.
mensen in verhoogde mate bezig op
In tijden van oorlog zijn alle mogelijke gebieden, waardoor de geldvoorraad stabiel blijft en er toch investeringen plaatsvinden. De omloopsnelheid van het geld neemt toe, de banken hoeven voor deze economische opleving geen geld bij te drukken en in plaats van inflatie is er eerder sprake van waardestijging van de munt.
ILO waarschuwt voor verlies
van banen door ontwapening
GENÈVE, 26 febr. - Ontwa-pening betekent vooruitgang, maar er moet zorgvuldig mee worden omgesprongen omdat 53 miljoen mensen hun brood verdie-nen in de wapenindustrie en aan-verwante bedrijfstakken. Die kanttekening plaatste de Interna· tionale Arbeidsorganisatie (ILO) gisteren bij de ontwapeningson-derhandelingen tussen Oost en West, die vorig jaar in een stroomversnelling raakten met de totstandkoming van het INF-ak-koord.
De l LO, een gespecialiseerde organisatie van Verenigde Naties, wijst erop dat recente onderzoe-ken hebben aangetoond dat het
bedrijfsleven en de autoriteiten niet voorbereid zijn op de sociale, economische en werkgelegen-heidsproblemen die waarschijnlijk de kop zullen opsteken als overal ter wereld besnoeid gaat worden op de defensieuitgaven. "Zelfs in een gedeeltelijk ontwapende we-reld zullen de sociale en economi-sche plannenmakers een effectie-ve strategie moeten opstellen om de kennis en de produktiecapaci-teit van de mensen die wellicht overbodig worden, geschikt te maken voor de civiele produktie".
De ILO verrichtte onderzoek in de Amerikaanse staat Michigan, het district Londen, de provincie Rome en Israt!I. (UP!)
Eén van de laatste voorbeelden hiervan in Europa is Duitsland. Als gevolg van de aflossing van herstelbetalingen uit de Eerste Wereld Oorlog werd de Bundesbank gedwongen zijn geldpersen te
laten draaien. De Reichsmark werd iedere dag minder waard,
(exponentiële groei van inflatie) als gevolg waarvan Duitsland in 1932 in een "failliet" stadium terechtkwam.
Ruim tien jaar later bracht de oorlogsindustrie Duitsland een
toestand van volledige werkgelegenheid. De maximale
productiecapaciteit kon slechts worden bereikt door het verplicht te werk stellen van jonge mannen, die daarvoor ook uit andere
landen van Europa werden gehaald. Economisch gezien kwam
Duitsland uit zijn malaise. Het voert te ver om in deze scriptie te behandelen wat dit voor de Duitse werknemers betekende.
Hoewel Duitsland de oorlog van 1940-45 verloor, ontstond tijdens die periode het begin van economische bloei, waardoor Duitsland nu tot één van de meest vooraanstaande moderne landen is, die het economisch beeld van de wereld bepalen.
Een soortgelijke situatie was er ook in Nederland tijdens de 80-j arige oorlog. De bloei van Nederland in deze periode was zo groot dat er gesproken wordt over de Gouden Eeuw van Nederland. Nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de wetenschap, techniek, handel en kunst deden een grote behoefte aan een geldsysteem
ontstaan waarbinnen geld een gestandaardiseerde waarde
vertegenwoordigde:
1. Belangrijke optische uitvindingen (b.v. door Antony van
Leeuwenhoek) leidden tot de produktie van en handel in optische instrumenten.
2. sommige andere Nederlandse producten (b.v. Delfts porcelein) werden sinds de Gouden Eeuw zo beroemd dat er gretige afname in ontstond.
3. De Beemster, Purmer en Wormer werden door J.A.Leeghwater
drooggelegd, zodat de landbouw een schaalvergroting doormaakte. 4. Handel en nijverheid in steden bloeiden, de diamantindustrie vond grote afzet.
5. Nederland werd op het gebied van zeevaart in de Gouden Eeuw een voortvarende natie en voer in het kielzog van de ontdekkers
Oost-Indische Company en in 1621 de Verenigde West-Oost-Indische Company
opgericht. Zij voerden grondstoffen in, verwerkten die en
exporteerden die weer. Met name de specerijen handel bloeide. 6. De walvisvaart op Groenlandse walvissen te Spitsbergen was in
Nederlandse handen. Het traan werd ter plaatse geperst
(Smerenburg) en in houten tonnen naar De Nederlanden verscheept.
7. Toonbeeld van deze welvaart was de prachtige 17de-eeuwse
grachtengordel met zijn trapgevels, klokgevels en hoog in de gevel gebouwde ornamenten.
Al deze ontwikkelingen in de Gouden Eeuw gingen gepaard met nieuwe financiële impulsen. Kredieten waren nodig om schepen te
bemannen of om polders droog te malen, de opbrengsten van de
handel kwamen als saldo bij banken binnen, voor de verhoogde consumptie kwam een grotere geldhoeveelheid in omloop.
Alva (Fernando, Graaf van Toledo, Hertog van Alva (1507-1582))
was Landvoogd over de Nederlanden van 1567 tot 1573, en hield de
Zuidelijke Nederlanden bezet. De steden van de Noordelijke
Nederlanden vielen sinds 1572 buiten het regime van Alva. Met name Joden en Calvinisten waaronder veel koop- en handelslieden vluchtten voor het bewind van Alva uit de Zuidelijke Nederlanden naar het Noorden. De afsluiting van de Schelde in 1585 betekende
dat Antwerpen geen grote rol meer kon spelen in het
handelsverkeer. Dit verplaatste zich van Antwerpen naar Amsterdam
zodat de bovenbeschreven handelsactiviteiten hoofdzakelijk
plaatsvonden in de Noordelijke Nederlanden.
De monetaire situatie was in die tijd even gedecentraliseerd als het staatsgezag. Het geld dat koop- en handelslieden in die tijd
voor hun waar ontvingen bestond uit munten geslagen uit
edelmetalen (zilver of goud). Er waren maar liefst 14 munthuizen,
die elk munten sloegen en daarnaast circuleerden er afgesleten en gesnoeide munten en ook buitenlandse. Het probleem deed zich dus voor dat deze munten niet 'convertibel' waren. De kopende en verkopende partijen stonden herhaaldelijk voor de moeilijke taak te beoordelen of munten met de door hen bepaalde waarde van de
goederen overeenkwam. Deze situaties gaven aanleiding tot
oprichting in 1609 van de eerste openbare bankinstelling.
Deze bank, De Amsterdamsche Wisselbank, gezeten in het stadhuis
op de Dam, nam allerlei soorten van munten in ontvangst en
rekende ze om tegen munten van de eigen Gouden standaard in Nederland (5.).
De Amsterdamsche Wisselbank probeerde in deze behoefte te
voorzien. Zij had als werkterrein officieel de stad Amsterdam, maar door de verdeelde staatsinrichting in de Nederlanden kon
iedereen, ook buitenlanders, een rekening openen onder dezelfde condities.
A\1STERDAMSCHE \VlSSELBANK
·v, ../111.1t,·1.l11111.11'111· _u ·i's.1t!l·.u1r~. w11J
tr"i·.:i-111.,/ "'""' /,,,, s1.Jt,";,, (/?,alti; qp pr.·nt}
' • - - l
Uit: Het Bankwezen in Nederland, blz.25
De goede werking van de Amsterdamsche Wisselbank heeft als
voorbeeld gestaan voor de oprichting van The Bank of England. In 1688 stak Willem III over naar Engeland en het jaar daarop werd
hij Koning van Engeland. In het Engelse monetaire verkeer van die tijd heerste een financiële chaos. staatsleningen kende men niet en openbare begrotingen werden pas in 1688 ingevoerd. Voor iedere uitgave moest het parlement toestemming geven. De stabiele wisselkoeren, de lage rente en de zekerheid die de Amsterdamsche Wisselbank gaf, miste men in Engeland. In 1692 werd The Bank of Eng land een feit, en wel met een uitgebreider pakket dan de Amsterdamsche Wisselbank.
Zij heeft een grote bloeiperiode gekend maar aan het eind van de 18e eeuw bleek dat kredieten aan de
v.o.c.
en de Stad Amsterdam niet terugbetaald konden worden. Er kwam pas definitief een einde aan de Amsterdamsche Wisselbank door de oprichting van De Nederlandsche Bank in 1814 (6.).Corso di Cambij d'Amsterdam
(een in het Italiaans gestelde koerslijst van de Amsterdamsche Wisselbank)
Stadspublicatie uit 1678 naar aanleiding van klachten over de openingstijden van de Wisselbank
' ' ,,
Nnt
lfn. agtIJ. ~tttm ban btn 1.§ettgtc btr ~tab'.lmQcrbam 3itnOr boo1gtltruurn lllagrrn ban bede en boomaruc flloop' • luporn Dril ~rurrc / niegrnl! oc fcpaOcl!j!ie 1nactiqum ban bet tnmDr 1'rcrcul De.Il 11<)1Ucilrurt op !let lhlil batt ll.liffrlen 1 Drn 6, f,cbiuarii 166 i.
llorn cmanrrrn 1 rn l\JillCUlle bacr tcgru.6 boo11im 1 !)ebben bet gcmtltc
'.!rtrcuf btrmctigt rnbc gdlcrogumt 1 grliJll IJarr <!!'.b. :Xgtb.
orr
rclbcbrrnictigrn rnbcro1Tum11 bp!Jcrrn ' mor op mm biCponmnoe / oillo1111mn rn aaruërcn
batr <!:D. :!(!'tb. bilt ban nu bOlllflltll drie opeae Bankdagrn am Dt l~ouDml biln bt W1CTtl•
biicben ralll.ltrllc11rrcrrcticu1 om naet:brtopcngarn banDmllMnl! er piorramn; bce Dat
banD.JrDrromllcllagbanocoprni11g1 booillrn ttt!ttt11lag 1 rar wcrom gmlmte; roo bat
ale' br fli«nk oprn gare op rrn !>aturbal!' / Dt bitt bagrn bcgmntrt er loopcu om ftlbcn
~arnrllilrr, in borgrn Dat be rsanll be.Il "arnDal!'.6 m !l>mgalla{J.6 oprn bliJbcnbc / btt
p1otra uprrrliJll Dtll IDingllMg!l / ale' Dm Det:brn openc dag, grDarn fal moctrn ll.J«Orn:
macr be fllanb llt.6 ti>mgabilgtl' 'O.lcbcrOm lluptrnoc 1 llrn Womaoarr bonJ bm orrllcu oag
grrcbrnr: tnbc op ~rn fclbrn grp1oceamc ral moeren nmbrn / cu ro.o IJoomi.
Aldus gearrefteert den 9. l'ebruarii 1678. 'Pujenrib•t deHeercn Schout, alle de Bur-gerrneeil:eren, d1mpto M' Joan H.yde~per, Heer van Macrfrvecn, Neerdijk, &c.
en alle de Schepenen, drnipro M'.Jaro~ 'Bom/. En ren fel ven dage gepubliceerr,
'Prtt:jc11ti6u1 de Heeren Schout, Joanc!Jvf)mter, Burgermcefter, M'. Ewrard Scott,
de jonge, en :l'\!_colmHarenwjpcl, Schepenen.
In kcooiilè vaa my Secretaris
WOUTER V ALCKEN IER.
. ·~:.
De tekst luidt als volgt: Myne Ed. Agtb. Heeren van den Geregte
der Stad Amsterdam zijnde voorgekomen klagten van veele en
voorname koopluyden des Beurse / wegens de schadelijke practiquen van het tweede Articul des Willekeure op het stuk van wisselen /
den 6. Februari 1663 doen emaneren / en willende daer tegens
voorsien / hebben het gemelte Articul vernietigt ende
gederogueert / gelijk haer Ed. Agtb. het sel ve vernietigen en
derogueren by des en; ende op nieu disponerende / ordonneren en
statuëren naer Ed. Agtb. dat van nu voortaen drie opene Bankdagen aen de Houders van de Wisselbrieven zal werden gegeven / om naer het open gaen van den Bank te protesteren / des dat van wederom
gerekent / soo dat als de Bank open gaet op een Saturdag / de drie dagen beginnen te loopen den selven Saturdag; invoegen dat de Bank des Maendags en Dingsdags open blijvende / het protest uyterlijk des Dingsdags / als den derden opene dag, gedaen sal moeten werden: maer de Bank des Dingsdags werderom sluytende / des Woensdag voor den derden dag gerekent / ende op den selven geprotesteert sal moeten werden / en soo voorts.
Uit: Gemeentekalender van de Gemeente Amsterdam 1985
1. 2 Banken
Banken kunnen bestaan dankzij het vertrouwen van mensen en hebben als primaire functies "kredietbemiddelaar" en "geldschepper". Het woord bank is afkomstig van de tafels waarop in oudheid en middeleeuwen de geldwisselaars hun munten geëtaleerd hadden.
Naarmate het toevertrouwen van gelden aan professionele
bewaarders zich inburgerde en het geld langer onder hun beheer
bleef, konden deze bewaarders hun werkkring uitbreiden. Zij
leenden het toevertrouwde geld uit aan mensen of instellingen die
het nodig hadden. Hiermee ontwikkelde zich de bankier van
geldbewaarder en wisselaar tot bemiddelaar in het kredietverkeer
met als taken: enerzijds geld ontvangen van hen, die dit
tijdelijk over hebben, anderzijds voor eigen rekening en risico krediet verlenen met voldoende waarborgen van soliditeit en liquiditeit van de debiteuren.
Kredietbemiddeling is één van de hoofdfuncties van banken
gebleven. Een andere belangrijke functie van banken is
geldschepping. Aan deze laatste functie kwam meer behoefte door
noodzakelijke investeringen veroorzaakt wegens nieuwe
activiteiten in de Gouden Eeuw.
Rijke burgers van Amsterdam, die tegelijk bestuurders waren van de Amsterdamsche Wisselbank en van de Verenigde Oost-Indische kwamen tot de conclusie dat er zonder geldschepping voor al deze
nieuwe activiteiten, niet genoeg geld zou zijn. De
geldscheppende functie van banken wil ik aan de hand van een
banksysteem nog steeds op dit principe fungeert.
Stel, de v.o.c. gaat naar de Wisselbank met f
10.000,--in munten.
De Wisselbank boekt:
Kasboek van de Wisselbank v.o.c.
Debet credit Debet Credit
10.000,--
10.000,--Vervolgens komt de v.w.c. en die vraagt aan de bank Nlg.10.000,-De Wisselbank boekt:
Kasboek van de Wisselbank
Debet Credit 10.000,--v.w.c. Debet 10.000,--Credit
De Wisselbank heeft dan met f.10.000,-- gekregen van de v.o.c.,
f.20.000,-- in omloop gebracht. Want als de v.o.c. zijn f
10.
ooo, --
zou opvragen heeft de Wisselbank ze niet meer. DeWisselbank heeft het geld van de V.O. C. gegeven aan de V. W.
c ..
Anders geformuleerd de Wisselbank heeft twee cliënten die een
beroep kunnen doen op de Wisselbank van f 10. 000, -- (in totaal
f.20.000,--) terwijl De Wisselbank geen geld in haar bezit heeft.
De Wisselbank heeft met de f 10.000,-- van de v.o.c., f
10.000,--extra in omloop gebracht.
Dit wordt de geldscheppende functie van banken genoemd. Als
leningen de toevertrouwde gelden van banken overschrijden wordt er van geldschepping gesproken (7.).
Verrijn Stuart geeft in 1950 de volgende definitie van een bank: "Een bank is een instelling, welker bedrijf bestaat uit het verlenen van credieten, hetzij met eigen middelen en met gelden, welke zij daartoe van anderen heeft opgenomen, hetzij door het in omloopbrengen van een nieuw ruilmiddel in de vorm van bankpapier of giraal geld" (8.).
In het huidige girale geldverkeer waar miljoenen mensen vorderingen op banken hebben is geldschepping van banken niet zo
doorzichtig meer als in het bovengegeven voorbeeld. Banken
rekenen erop dat hun cliënten niet massaal bij hen voor de deur
zullen staan voor het opeisen van hun vorderingen. De
Nederlandsche Bank legt particuliere banken wel een aantal
kredietbeperkende maatregelen op, maar banken zijn in het
algemeen vrij hun solvabiliteitspositie en het geld dat ze aangetrokken hebben meermalen te belenen. (9.)
1.3 Middenstanders, de eerste girogebruikers.
Voordat De Amsterdamsche Wisselbank zich het geldscheppen tot taak maakte, zijn er al banken geweest die als z.g. girobanken
optraden. In Venetië (Italië) bestond in de 12e eeuw een
girobank, die de naam Monte Nuevo droeg. In Duitsland te Augsburg was de familie Fugger een beursgeslacht van rijke kooplieden en
bankiers (1459-1525). Als geldschieters van de hoogste
machthebbers verwierven zij grote politieke invloed. Gezegd wordt dat Karel V zijn verkiezing tot keizer in ruime mate aan de hulp van deze geldschieters te danken had.
Omvangrijkere girobanken waren de Banco di Rial to in Venetië, opgericht in 1587 en de Banco de Sancto Ambrosio in Milaan van
1593. Het girale betalingsverkeer van banken was voor de
oprichting van de Amsterdamse Wisselbank gebaseerd op de
kredietwaardigheid van de banken. De eerste girobanken dankten hun kredietwaardigheid aan de rijke adel die aan het hoofd van
deze banken stond. Deze edelen combineerden hun geldelijk
vermogen en hun bezit aan grond met politieke en economische macht waardoor zij ook als bankiers vertrouwen uitstraalden.
Dit vertrouwen was noodzakelijk omdat voor het toenmalige girale
betalingsverkeer gebruik werd gemaakt van wissels (getekende
papieren) ; deze wissels vertegenwoordigden een geldwaarde. Zij vormen de voorlopers van de huidige bankbiljetten.
Om het vertrouwen in papiergeld te garanderen stonden bij de latere Italiaanse girobanken de steden Venetië en Milaan garant.
Steden gaan immers in het algemeen niet failliet. Het motief van
deze stedelijke banken was een vereenvoudiging van het
betalingsverkeer zonder rechtstreekse geld. Het is opmerkelijk dat reeds
gebruikmaking van gemunt in die tijd de behoefte ontstond het betalingsverkeer door middel van overschrijvingen te vergemakkelijken.
Toch was bij de oprichting in 1609 voor de Amsterdamse Wisselbank
het primaire doel niet het girale betalingsverkeer te
vereenvoudigen. Hierover zegt Van Dillen in de Economist (1928): "uit de schaarsche documenten die omtrent de oprichting van de
Amsterdamsche Wisselbank bewaard zijn gebleven, wordt niet
gesproken over het plan een giroverkeer in het leven te roepen. Het is echter denkbaar, dat het niet slagen van de pogingen, ook na de oprichting van de bank, om een nieuwe basis te scheppen voor het geldverkeer, de betalingen via de bij de bank gehouden rekeningen in de hand heeft gewerkt" (10.).
Zo kon men dus via het girosysteem van de Amsterdamsche
Wisselbank geld naar andere rekeningen overmaken. Wissels boven f
600,-- waren alleen betaalbaar bij de bank zelf. De bank
verdiende haar inkomen door provisies op girale overschrijvingen,
handel in edelmetalen en muntmateriaal en op het geven van
kredieten aan b.v. De v.o.c.en de stad Amsterdam.
V V
Y :ndc:g,iicrclirc1.·cn 1·J111Hg,1icn de Camc1c der ComrJ1gn1c tot HJ0111, bc:kcnncn by Jclrn ontbnghm Oof1.InJit~·/;.c t~Lö:ll'Jl ~.'111drn ].·'.~".'hl V1• ,•{.c, r-{l. ~I, '",,"".j,')Ç-.
- - - J,fomme1.1n ""'l~''[.Y~~.,-6 ·
ende d.it 1·o:lr rcnc-:-1 (·f.· ~~-'~-·. ~ ~-( ( - - - '
d:1n mede Je\ 001nurnllic ~," /,' {11, ,c.{ ,·. 0['i. · 1:1Jc 1i>o1JL. Cr.i111pJ1~11ic g:1crq;illrccrt {Lier te hcridcrcn opt Groot-llocck
1.rnJc1oorf7,. CJtmrc tulio. J" - Syndc hier mcck ,k \'OOr(d1rCl'cn
(. .,: A
,~. f .~ ,c,;~: . ..;;... . dacr 111l'dcdcrnornoc111dc. ...21"· "' (/\.'/,'. 0(l, - i1JJc 1oorl"t. Comp.11~.11ic 1001Jc en·
ikT!:irn fari3hc Jl,c~c11in3hcprticipcnr, ren 1olkn ort;!'.ch:"è~lt c11d,· bc-tJc11: bi.Je \'CHlrtl S1ll'Jlllilllkcrt Cildc lC llÎCll' :,:!id.1c11 :rllc c~i: l\CCif'liL!l,
<1" .::r de b ... 'rJl1r·::;1J<..11 npll.: g!1l'n1..:!Jc l'Jrt>·c g11c"Llcn \·oor dcrl'.o :;'.c::,;ht\·c1L /\. ·i Ulll j ' l ' •, <::\ ' ' (' ~
?
=-~·:!,\ ~7, ~z-. ~~~~:r~·T ~('.~
"
-
1·
.,;rL_~,.. ~". ~
..--, .'-1, ' , / ' - ( l f ( ' > , 1 . . -lc~Ml•·v~· _ ____._" ...,:)l"-1'.c\:--'-'t- - . :.l 1 ( __... • e ;.. { T -- f ! c -r _.,-- \ I , ; L· '1 \ ( . \... 1Tot het eind van de 19e eeuw zijn er geen noemenswaardige ontwikkelingen geweest die hebben bijgedragen aan de omvang van het huidige Nederlandse girale betalingsverkeer. Aan het eind van de vorige eeuw ontstaat vanuit de middenstand behoefte het
bankwezen te gaan gebruiken. Deze nieuwe groep kleine
zelfstandigen zocht financiële steun voor het oprichten van winkels of kleine bedrijven. Het bankwezen werd tot eind l9e eeuw
gebruikt door rijke particulieren of kapitaalkrachtige
maatschappijen. Het was dus bijzonder dat banken belangstelling kregen voor een potentiële groep middenstanders.
In tegenstelling tot de vroegere rijke particulieren en bedrijven waren de middenstanders niet alleen in steden gevestigd, maar zaten zij door het hele land verspreid. Aangezien banken zich
hoofdzakelijk in de grote steden bevonden waren zij voor
middenstanders buiten de grote steden moeilijk bereikbaar. Toch wilde het bankwezen deze potentiële cliënten aan mogelijkheden helpen om zaken te doen en hun financieringsbehoeften te dekken.
Het bankwezen koos voor de z.g. "mini bankiers", die deze nieuwe markten mochten gaan bewerken. Meestal kenden deze plaatselijke
financiers hun cliënten vaak familiebedrijven goed. De
minibankiers vervulden een bemiddelingsfunctie ("brokers",
makelaars in geld) tussen hun vertrouwensrelaties aan de ene kant en een aantal banken die er waren aan het eind van de 19e eeuw aan de andere kant. Er waren toen al de volgende soorten banken met wie de minibankiers onderhandelden over de benodigde gelden:
- Particuliere bankiers-of kassiersbedrijven.
Deze werden geëxploiteerd als eenmanszaak of als familiebedrijf en waren vaak kleinschalig opgezet.
- Voorschotbanken.
Ook de voorschotbanken waren vaak kleinschalig van opzet. Men
hanteerde er kredietlimieten van ten hoogste f 1.000,--.
- Credietvereenigingen.
De eerste credietvereeniging werd in 1853 in Amsterdam opgericht.
verleenden voor die tijd forse kredieten. Zo verstrekte het "Onderlinge Crediet" in Rotterdam in 1900 in totaal 139 kredieten
met een gemiddelde omvang van f 16.200,--. De
credietvereenigingen hadden oorspronkelijk een coöperatief
karakter. Maar door hun expansie bleken ze deze vorm niet te kunnen handhaven.
- Hulpbanken.
Vanaf het midden van de vorige eeuw ontstonden op initiatief van
de Maatschappij tot Nut van •t Algemeen, de zogenaamde
hulpbanken. Deze droegen een duidelijk filantropisch karakter. De hulpbanken kenden gewoonlijk kredieten tot een maximum van
f 100, -- • De middelen werden ter beschikking gesteld door de
beter gesitueerden ter plaatse. Zowel de hulpbanken als de
voorschotbanken hadden de verdienste dat veel kleine
middenstanders bij hen terecht konden tegen zeer redelijke
tarieven. Daarmee boden ze een laatste alternatief voordat men in handen viel van woekeraars die enige tientallen procenten in rekening brachten.
- Banken met een confessionele grondslag.
In 1908 werden met steun van rooms-katholieke geestelijken enkele
Hanzebanken opgericht. Voorts waren er enkele plaatselijke
Boazbanken met een protestants-christelijke grondslag.
- Vestiging van enkele grootbanken.
Ten slotte waren er vestigingen van financiële instellingen die
men de grootbanken noemde. Deze verstrekten vooral grotere
kredieten (11).
Hoewel het aantal rekeninghouders groeide, maakte de veelheid van banken de opzet tot een giraal betalingsverkeer onmogelijk.
De opzet van een giraal betalingsverkeer kan alleen gebeuren als alle rekeninghouders een rekening aanhouden bij één grote bank die zorgdraagt voor een "multilaterale clearing" (netting, het doen van de uiteindelijke betalingen als de mutaties heen en weer zijn verwerkt en de nieuwe saldi zijn berekend) van het girale betalingsverkeer, zoals de Postgiro en de Bankgirocentrale later zijn gaan doen.
met betrekking tot het girale betalingsverkeer salderen, in dat geval wordt gesproken van een "bilaterale netting" tussen banken.
Tussen 1910 en 1919 ontstaat door een concentratie van banken in
Nederland een nieuwe kans het girale betalingsverkeer te
realiseren.
Tijdens deze concentratiegolf namen grote banken kleine lokale banken en kassiersbedrijven over. De kleinere banken waren vaak niet meer in staat aan de financieringsbehoeften van hun cliënten te voldoen. Zij werden genoodzaakt leningen bij grote banken op te nemen. Dit proces bevorderde overnames van kleine banken in Nederland.
Middenstanders, door de minibankiers vertrouwd geraakt met het bankwezen, stapten vaak rechtstreeks naar de grote banken voor hun financiering. Door de verbeterde infrastruktuur vormde het vervoer minder een hindernis. Ook dit heeft de concentratiegolf bevorderd.
Concentratie van grootbanken in Nederland tussen 1911 en 1919
groep Rotterdamsche Bankverenigmg 12 109
groep Twentsche Bank 12 55
groep Amsterdamsche Bank 16 34
groep Incassobank 4 24
totaal 44 222
Uit: Het ontstaan van de N.M.B. blz.16
Dat de nieuwe concentratie van banken het girale bankverkeer niet meteen in gang heeft gezet is te wijten aan een samenloop van omstandigheden. De verdwijning van lokale en regionale banken ging zo geleidelijk dat hun functie van de financiering van het kleinere bedrijfsleven niet volledig werd overgenomen. Bovendien werden de kredietmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf drastisch beperkt door het uitbreken van de Eerste wereldoorlog. Toch hebben juist de middenstanders het tijdperk ingeluid van het
girale betalingsverkeer. Het grotere, meer geconcentreerde
bankwezen werd zich wel bewust dat dit de groep was waar zij hun nieuwe activiteiten op zou moeten richten, want deze grote groep
middenstanders gezamenlijk ging het economisch beeld in Nederland bepalen. De hiaten die als gevolg van de Eerste wereldoorlog in dit economisch beeld ontstonden, waren voor het bankwezen geen reden zich van deze groep af te wenden.
Minister M.W.F.Treub van Landbouw, Nijverheid en Handel kwam al in 1914 met het plan, de middenstand kredieten te verstrekken door de oprichting van een centrale middenstandsbank. Zij zou de middenstand via een netwerk van bijkantoren weer op de been moeten helpen. Daartoe werden besprekingen gehouden tussen de
regering, De Nederlandsche Bank, de Vereeniging van den
Geldhandel en de reeds bestaande middenstandsorganisaties.
In 1915 wordt de Centrale Middenstandsbank geopend, waardoor de basis werd gelegd voor het latere girale betalingsverkeer (12.).
Deze bank is in november 1927 opgegaan in de Nederlandse
Middenstandsbank. De staat heeft 50% van de aandelen van de NMB in handen.
Hoofdstuk 2: de laatste tijd
2.1 De kleingebruiker bij het bankwezen.
Uit het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat rond laatste
eeuwwisseling het girale betalingsverkeer in Nederland in
vergelijking tot de huidige situatie slechts in geringe mate ontwikkeld was en weinig verbeterd. Het betalingsverkeer werd verzorgd door circa 200 kleine, lokaal en regionaal opererende banken die Nederland land toen rijk was.
De cliëntele van deze banken bestond hoofdzakelijk uit een vrij
beperkte kring van grotere kapitaalkrachtige bedrijven en
welgestelde particulieren. Het bankbedrijf betrof in hoofdzaak de
verlening van kort- (handels-) krediet en het in bewaring nemen
van omvangrijke deposito's, alsmede veelal in verband hiermee dienstverlening op het gebied van het betalingsverkeer. Deze
dienstverlening bestond onder meer uit het accepteren,
disconteren en verdisconteren van wissels en uit het incasseren
van cheques ( 1.) • Naast dit "half girale" verkeer van wissels en
cheques verzorgden de banken volledig giraal verkeer, het
overboeken van bedragen tussen de rekeningen van cliënten.
Dit betalingsverkeer stond nog ver van de huidige gestroomlijnde
dienstverlening op dit gebied. Er was geen sprake van een
geïntegreerd, uniform bankgirocircuit; elke afzonderlijke bank
verzorgde het eigen kleine girocircui t, dat bestond uit
rekeningen van de eigen cliënten. Overschrijvingen naar cliënten
van andere banken was wel mogelijk, maar omslachtig,
arbeidsintensief en duur.
Het gros van de gezinnen en bedrijven had geen bankrelatie;
enerzijds hadden zij veelal geen behoefte aan de krediet- en
depositofaciliteiten van banken, anderzijds waren zij door hun geringe kapitaalkracht als cliënt voor banken niet interessant. Daarbij verzorgden de banken niet gaarne het betalingsverkeer
voor gezinnen en bedrijven die niet of nauwelijks van de overige diensten gebruik zouden maken en die slechts een gering saldo
zouden aanhouden. Zij opereerden zo kleinschalig en zo
versnipperd dat het bedrijfseconomisch niet verantwoord leek hiertoe over te gaan. Bovendien was de toevloed van deposito's
van de zijde der bestaande cliëntèle toereikend om aan de
kredietvraag te voldoen, zodat ook uit overwegingen van
liquiditeit geen enkele noodzaak bestond voor "kleine"
rekeninghouders het betalingsverkeer te gaan verzorgen en op die wijze extra tegoeden aan te trekken.
De oprichting in 1915 van de Centrale Middenstandsbank kan men als een eerste stap in die richting zien. Alleen, de naam zegt het al, richtte deze bank haar activiteiten op de middenstand en
niet op de kleine rekeninghouders. Dit betekende dat
particulieren die wel behoefte hadden aan de mogelijkheid giraal betalingen te verrichten en ontvangsten te doen, maar die aan de krediet- en depositofaciliteiten der banken geen behoefte hadden en slechts een gering banktegoed zouden kunnen aanhouden, niet
bij banken terecht konden. Zij waren aangewezen op chartale
afwikkeling van hun betalingen en ontvangsten en op het dure
wisselverkeer. Weliswaar konden zij voor "interlokaal"
betalingsverkeer gebruik maken van postwissels, maar in
doelmatigheid bleef die manier van werken ver achter bij girale overboeking door middel van een bankrekening.
De grote meerderheid van de gezinshuishoudens aan het begin van deze eeuw had weinig te besteden,
enkele behoefte hadden aan
zodat de meeste mensen geen
deelneming in het girale
betalingsverkeer. Maar daarnaast waren er talloze bedrijven en bedrijfjes waarvoor het uitermate lastig was dat ze practisch waren uitgesloten van het gebruik van de bancaire girocircuits zodat zij waren gedwongen hun betalingsverkeer op ondoelmatige en
dure wijze af te handelen. Het paste in de socialistische
gedachtengang van Amsterdam, om collectief iets te doen voor de kleinere bedrijven en particulieren. In 1916 riep de Gemeente Amsterdam de Gemeente Giro in het leven. In de ontwerpstijl van de 'Amsterdamse School' verschenen de bekende blauwe girobussen op straat.
De gemeente Amsterdam zag in de Gemeente Giro de basis om te komen tot centralisatie van het gemeentelijk kasbeheer. Het was daarbij de bedoeling dat in plaats van chartaal geld, zoveel
mogelijk giraal zou worden afgewerkt. Vanaf 1918 kregen
particulieren toegang tot de Gemeente Giro Amsterdam. De Gemeente Giro Amsterdam heeft dezelfde bloeiende ontwikkeling als de
Postgiro meegemaakt. Zij is het girale betalingsverkeer van
Amsterdam en omgeving gaan verzorgen.
In 1918 opgericht.
( 2. ) • In
werd door het Rijk de Postcheque- en Girodienst
In 1923 waren er 370 postgirokantoren in Nederland 1979 is de Gemeente Giro Amsterdam in de Postgiro
opgegaan. De fusie had te maken met
doelmatigheid en onverdeeld overheidsbelang.
overwegingen van
In de loop van de tijd was het de banken, die aanvankelijk meenden dat de activiteiten van de Postcheque- en Girodienst hun werkterrein niet zou bestrijken, wel duidelijk geworden dat ook hier voor hen een taak lag. Het enorme aantal kleine bedragen dat
bij de Postcheque- en Girodienst omging en waar de banken
aanvankelijk geen interesse in had, bleek tot een accumulatie van geldmiddelen bij deze overheidsdienst te leiden, die ook voor de particuliere banken interessant was.
In 1937 werd al een poging ondernomen het girale bankverkeer in
Nederland tussen de Postcheque- en Girodienst en particuliere
banken te integreren. Door het uitbreken van de oorlog in 1940 werd krachtige uitbreiding van het girale bankverkeer vooralsnog bemoeilijkt.
Zelfs tot op heden is het slechts bij diverse pogingen gebleven een samengaan tussen de Postcheque- en Girodienst en particuliere banken te bereiken. In zekere zin kan men zeggen dat de banken er ten koste van de rekeninghouders garen bij spinnen om deze situatie te laten voortbestaan (3.) (vgl. Bijlage IV).
De Postgiro, zoals ik de Postcheque- en Girodienst verder zal
noemen, kreeg al in het jaar van oprichting 13.000 aangeslotenen
en maakte een omzet van f 10 miljoen. In 1944 had ze ruim 500.000
De situatie in 1944 beschouwend blijkt dat Nederland in tegenstelling tot Engeland - ook een vroegere handelsnatie - nog al les behalve "bankminded" was. Banken in Engeland hadden een veel groter aandeel in het geldverkeer, en gemiddeld 3 1/2 maal zoveel bankvestigingen op een zelfde aantal inwoners als in Nederland (5.).
In 1967 richtte het particuliere bankwezen ter vereenvoudiging van zijn onderlinge girale betalingsverkeer de Bankgirocentrale op. Dat moment was zeker niet toevallig. Particuliere banken
kregen een verhoogde belangstelling voor dat stuk van de
financiële markt dat tot dan toe werd bestreken door de Post-en Gemeentegiro. Door een aantal wijzigingen in het loonbeleid van
Nederland, zoals aanpassing aan buitenlandse loonniveaus,
geldontwaarding, gestegen levensstandaard, arbeidsschaarste,
veranderingen in functies, konden inkomens genivelleerd worden. Spreiding van inkomens in Nederland met als gevolg een hoger inkomen voor een ieder veroorzaakte dat ook de kleingebruiker tot bezitter van geld ging behoren (6.).
Dit betekende nog niet dat deze potentiële marktpartij voor het bankwezen zich bij het bankwezen zou aansluiten. Een belangrijke ontwikkeling hiervoor is geweest, dat als gevolg van veranderde sociale omstandigheden rond 1965, veel werkgevers besloten in
plaats van weeklonen, maandlonen aan hun personeel uit te
betalen.
Tot dan toe verkeerden de ontvangers van weeklonen vaak in zulke sociale omstandigheden dat hen feitelijk van de ene op de andere
dag ontslag kon worden aangezegd. De hoger gesalarieerden werden
maandelijks uitbetaald, de lager gehonoreerde werknemers waren
gewend hun weeklonen in chartaal geld in een loonzakje te
ontvangen. Het was een overzichtelijk bedrag voor een beperkte periode tot de volgende vrijdag.
De invoering van maandlonen voor ook de lager gewaardeerde
werknemer is de doorslaggevende aanleiding geweest voor het
massaal gebruik van het bankwezen. Er werden verschillende
salaris uitgekeerd in chartale vorm gestopt in een loonzakje is in vergelijking tot een weekloon meer geld met veel meer risico's. De nieuwe ontvangers van maandlonen zouden het gevaar lopen dat hun loonzakje gestolen werd of dat het verloren ging. Bovendien vonden velen dat voor werknemers een maand een te lange periode bestrijkt, om hun financiële positie te kunnen overzien en hun uitgaven te kunnen reguleren.
Ook voor afdelingen van bedrijven, die zich bezig hielden met het uitbetalen van lonen was het een moeilijke overgang om van week-naar maandlonen te gaan. Grote sommen geld moesten uitgeteld worden op één bepaald moment in de maand waardoor pieken in het arbeidsproces ontstonden. Werknemers stonden soms uren voor de kassa's van hun bedrijven voor het in ontvangst nemen van hun loonzakje met inhoud.
Door het verplicht openen van een bank- of girorekening voor al hun werknemers zagen werkgevers in het bankwezen een besparing in
de administratieve afhandeling van de uitbetaling van hun
salarissen. Misschien is dit laatste wel de doorslaggevende reden geweest om op girale uitbetaling over te gaan.
Voordelen voor werknemers zouden zijn dat er geen lange files meer zouden voorkomen bij de uitbetaling van salarissen. Het uit te betalen geld zou niet meer uitgeteld behoeven te worden en gecontroleerd door kassiers en boekhouders van bedrijven. Tevens
ontliep men door girale betalingen het gevaar van di~fstal, dat
aan het wekelijks of maandelijks uitbetalen van chartale lonen kleefde. Bedrijven zouden op "betaaldag" geen grote sommen geld meer in voorraad hebben.
Promotie van de salarisrekening
Bovenstaande voordelen voor bedrijven geven echter nog niet aan hoe je als werkgevers je werknemers bewust maakt dat het openen van een bankrekening ook voor henzelf nuttig zou zijn. Allereerst wezen de werkgevers hun werknemers op de voordelen van giraal betalen. Voordelen waren b.v. dat het bezwaar van reizen met veel geld vervalt, men behoeft minder geld in huis te bewaren, men kan vele betalingen doen via giro, bank of spaarbank en men kweekt in
het laatste geval nog rente over een deposito; het sparen wordt bevorderd.
Vervolgens werd in samenwerking met het bankwezen besloten "de nieuwe maandloners" financiële voordelen aan te bieden waardoor zij tot opening van een rekening zouden overgaan.
Dat het moeilijk was de nieuwe maandloners te doen overtuigen blijkt uit onderstaand artikel, over hoe toendertijd over het bankwezen werd gedacht:
"Een bank is voor alle leeftijdsgroepen een vertrouwde instelling, een bank in een park of langs een laantje dan wel te verstaan. Met "De Bank" zijn de meeste mensen wat minder vertrouwd en nu de betaalgewoonte in Nederland aan het veranderen is moesten de banken dan ook een ware actie ontketenen om hun "image" te veranderen. Ze dingen nu naar de gunsten van het publiek en willen er alles aan doen om de bestaande bankdrempelvrees weg te nemen. Het publiek van zijn kant weet zo langzamerhand ook heel goed dat er iets
aan het gebeuren is met salarisrekeningen en
betaalgewoonten, want er gaat geen dag voorbij of men ziet in alle dagbladen vetgedrukte koppen boven artikelen of
advertenties met kreten als: 'U kunt nu voortaan zonder
contant geld' 'Scala van mogelijkheden voor salaris op de
bank' 'Postgiro staat schuld toe van f. 25,--' 'Een nieuwe
service van de gezamenlijke Nederlandse banken'" (7.).
Een veelheid van reclame begeleidde het overredingsproces. De reclame-uitingen brachten de nieuwe maandloners in de waan dat zij met hun nieuwe maandsalarissen niet meer zo onvermogend waren en vleidde hen met het idee, dat het bankwezen belangstelling
voor hen kreeg. Het bankieren was immers altijd een chique
aangelegenheid van rijke mensen geweest.
De operatie
bankrekeningen.
slaagde. Geleidelijk groeide het aantal
De banken breidden hun takenpakket fors uit en boden allerlei diensten aan.
bankwezen
terugkerende verplichtingen door het
uitvoeren, te weten betalingen voor
verzekeringen, krant, kerkelijke bijdragen. dagafschriften konden de nieuwe maandloners
te laten huren, ondermeer: Aan een de hand van de goed overzicht houden van hun financiële positie en het besteedbaar inkomen.
Na de introductie probeerden banken de nieuwe maandloners
vertrouwd
haar wel
te maken met andere betalingsmethoden,
bekende manier aan te prijzen,
door deze op de
zoals uit het
onderstaande artikel blijkt.
IFF ,,·il iedere maand alles wat nu in uw sala- g!'hruik "'ilt rnakcn 1·an andn« bankdiensten Ol'rrschrijvcn op een spaarrekening waarop 1
mcm·clop zit owrschrij1·en op u11· bankreke- wals bankgiro, brtaalch!'que en spaarrekening. dan een rente krijgt van 4 tot 6%.
ning. Hedt u geen bankrekening dan zult u er een rnoeten openen. Een en ander gaat als l'olgt in z'n werk:
V opent een bankrekening
Binneukort ont1·angt u een circulaire 01·er dit on-dn" crp. De :\fd. Personeelszaken zal u daarna zu nodic helpen met het in orde maken 1·an de 1-crschillende stukken. C hebt de keuze uit ca. 4ouo bankkantoren in :'\ederland en een daar-1·an is zeker bij u in de buurt.
Salaris niet meer in de hand maar op de bank
. .\an het einde \'an iedere maand wordt uw netto salaris niet meer in een en,·"Jop gedaan maar gestort op uw bankrekening. Dit is na-tuurlijk 1 oor I F F een aanzienlijke be>paring 11·ant het \'Uilen en klaarmaken \'an salaris-enwloppcn en het rondbrengen daarvan vcr-1·alt. \'anaf dat moment kunt u 01·er uw salaris b<"schikkrn door het bij1·. in z'n geheel op te nemen. \\'e zouden u dat laatste 01·erigc·ns niet adl'iseren want de banken willen u graag met allerlei financi.-lc zaken hclprn en het zou niet 1·erstandig zijn daar geen gebruik \'an te ma-ken.
Automatische betalingen
Zonder extra kosten neemt de bank op zich iedere maand reg<"lmatig terugkerende bcta-lin!!cn \'Oor u te 1·errichten. l.' kunt afspreken dat ze biJ'" iedere t\\'eedc \·an de maand de huur 01ermaken. of de 1-erzckerinf'. de krant, de kerkelijke bijdragr e.d. l.' hebt er geen om-kijken meer naar. l' weet precies hoewel er op deze 11·iju 1·oor u betaald 11·ordt en de rest kunt u dus gewoon opnemen. als u tenminstf geen
Bankgiro
Op iedcf!' nota die u ontvangt staat de bank-relatie of het gironummt:r \'an de lt'l'crancicr. \\'annecr u de bank een (gratis l'erstrekt; bank-giroformulier stuurt. met het te betalen bedrag en de rekrning 1·an de begunstigdt', dan zorgt men daar 1·oor betaling, ten laste \'an uw saldo uiteraard.
Betaalpas en betaalcheques
L' krijgt 1·an de bank kosteloos een betaalpas en <·<·n boekje met betaalcheques. Op zo'n cheque 1·111t u het n·rschuldigdc bedrag in en u plaatst uw handtck"ning eronder. Iedere lel'crancicr zal dit papiertje accepteren alsof het contant geld is, zeker als hij tegelijk de betaalpas heeft
~czirn. l' kunt er uw kruidenier mee betalen
of uw bakker, U\\ tramkaartje of uw
bioscoop-kaartje,\\\\. nieu\\e jurk of UI\' sigaretten. Het 1·oordccl \'an dt'ze wijze 1·an betalen is dat 11 nau11elijks geld in huis hoeft te ht'bben en dat uok het prnbleem \'an het 11·isselgeld uit de 11rreld is. \\'él moet u er natuurlijk op letten dat u niet nwn uitget'ft dan u op de bank hebt staan.
Spaarrekening
Het deel \'an uw salaris dat u niet direct wilt opnemen omdat u het bij1-. gaat reserveren 1·oor belastingbetalingen e.d. kunt u laten
Rente
Ook zonder speciale spaarrekening krijgt rente van uw tegoed bij de bank. Eerlijk gezeg' moet u zich daar niet te veel van voorstelle want tenzij u in de gelukkige omstandigh6 l'erkeert dat u veel meer verdient dan u Of
maakt loopt de rente niet zo op.
Voor iemand dief 900 per maand krijgt ove1 geschre\'en en die dit bedrag, regelmatig over d
maand 1·erdeeld, ook weer uitgeeft bedraagt d rentevergoeding nog geen f 15 per jaar, D
komt omdat in dit voorbeeld het saldo aan h~ begin 1·an iedere maand welf 9o:i is, maar aa het eind 1·an iedere maand o. Gemiddeld is h1 saldo niet hoger dan f 450 en op z'n alle gunstigst zou de rente over dat bedrag bereken worden.
Giro
Wanneer u al een girorekening hebt bij 1
postcheque- en girodienst, of wanneer u gra: met zo'n rekening zou willen werken, dan ki dat natuurlijk. C vraagt de bank maandelij een bepaald bedrag op uw girorekening over schrijven, eventueel automatisch, en de za komt in ord<>.
Een \'Oordeel van de girodienst is dat gra portvrije enl'eloppen worden verstrekt. De ba is nog niet zo ver al wordt wel, naar men c l'erzekerde, over het gratis beschikbaar stel! ,·an em·eloppen gedacht.