• No results found

Onderzoeksverslag biodynamische zorglandbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeksverslag biodynamische zorglandbouw"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2016

Onderzoeksverslag

Biodynamische

Zorglandbouw

Maaike Bronsema & Melle van Schaik

De afwegingen tussen dier en zorg op

(2)

Maaike Bronsema | 940128006

Melle van Schaik | 930701005

Onderzoeksverslag Biodynamische Zorglandbouw

De afwegingen tussen dier en zorg op biodynamische zorgboerderijen

zorgboerderijen

29-02-2016 tot en met 09-06-2016

In het kader van het afstuderen voor de Major Dieren in de Zorg, Diermanagement, is dit afstudeer onderzoeksverslag geschreven

Begeleider 1 | Ilse Hendriksen

Begeleider 2 | Paulien Barf

Onafhankelijke beoordelaar | Susan Ophorst

Opdrachtgever | Stichting Demeter

Diederichslaan 25d 3971 PA Driebergen

Contactpersonen | Petra Derkzen & Bert van Ruitenbeek

Hogeschool Van Hall Larenstein Leeuwarden

Juni, 2016

In dit afstudeerrapport is gestreefd naar juistheid en volledigheid van de aangeboden informatie. De schrijvers noch de opleiding of de organisatie als geheel zijn in geen geval aansprakelijk voor enige directe of indirecte schade welke ontstaat door gebruikmaking van dit rapport.

(3)

Voorwoord

“What is necessary to keep providing good care to nature has completely fallen into ignorance during the materialism era”.

Rudolf Steiner

De balans die van belang is in de natuur, komt terug in het streven naar balans bij biodynamische landbouw. Volgens Rudolf Steiner is hiervoor goede zorg nodig voor de natuur. Voor dit onderzoek waren wij zoekende naar een thema waar onze beide interesses in terug komen. Vooral het

duurzame en biologische aspect kwam hierbij erg naar voren. Dit te koppelen met Dieren in de Zorg heeft geleid tot een onderzoek met betrekking tot biodynamische zorgboerderijen. Wij hebben dit onderzoek uitgevoerd in het kader van het afstuderen van de opleiding Diermanagement, Dieren in de Zorg, op Hogeschool Van Hall Larenstein. Hiervoor hebben wij contact gezocht met Stichting Demeter, om samen met hen de mogelijke onderzoeksvragen te bespreken. Hieruit is de uiteindelijke onderzoeksvraag tot stand gekomen.

Wij willen bij deze graag alle betrokkenen van dit onderzoek bedanken. Allereerst de boeren die ons zo open op hun bedrijf hebben ontvangen, ons met plezier de boerderij hebben laten zien en met enthousiasme over hun werk hebben verteld. Petra Derkzen en Bert van Ruitenbeek, namens Stichting Demeter, hebben constant met ons mee gedacht en geholpen om dit onderzoek tot een goed einde te brengen. Paulien Barf en Ilse Hendriksen hebben ons, vanuit Hogeschool Van Hall Larenstein, begeleid met het schrijven van het onderzoeksvoorstel en dit onderzoeksverslag. Wij hebben vooral veel baat gehad van hun nuttige tips en adviezen.

Wij hebben erg genoten van de verschillende bedrijfsbezoeken. Wij hebben hier veel indrukken, kennis en ervaring opgedaan. Wij vonden het erg leuk om te horen dat dezelfde afwegingen op verschillende bedrijven werden gemaakt en om dit uit te zoeken.

Wij hopen dat u net zo geniet van het lezen als dat wij hebben gedaan van het schrijven. Maaike Bronsema & Melle van Schaik

(4)

Samenvatting

Rudolf Steiner beschreef de biodynamische landbouw. De samenhang tussen bodem, planten, dieren en mensen staan hier centraal. Biodynamische bedrijven staan open voor participatie met de samenleving. Gangbare zorgboerderijen maken afwegingen tussen deelnemer en dier, wat een spanningsveld kan creëren. De aanleiding voor dit onderzoek is, dat niet bekend is wat de afwegingen zijn tussen dier en zorg op biodynamische zorgboerderijen. Dit onderzoek heeft een tweedelig doel, een theoretische en praktische relevantie. De hoofdvraag is: “Wat zijn de afwegingen die gemaakt worden op biodynamische zorgboerderijen in Nederland met betrekking tot dieren en zorg?” De deelvragen gaan in op afwegingen met betrekking tot dieren, activiteiten met dieren en bedrijfsvoering.

De normen en richtlijnen van biodynamische landbouw vormen een aanvulling op de Europese wetgeving voor biologische landbouw. Het gaat om de kwaliteit van producten, niet de kwantiteit. Er wordt gestreefd naar een zo gesloten mogelijke kringloop. Er wordt gebruik gemaakt van preparaten. De taak van Stichting Demeter is om te certificeren, informeren, inspireren, regisseren en promoten. Een zorgboerderij combineert landbouw en zorg. Er zijn zorgboerderijen waarbij de agrarische productie leidend is en zorgboerderijen waarbij de tuin en/of dieren aanwezig zijn voor deelnemers. Interactie tussen deelnemer en dier gaat vaak gepaard met welzijnsrisico’s voor dieren.

Er is kwalitatief beschrijvend onderzoek gedaan. Er is gebruikgemaakt van een survey-onderzoek. Het mondelinge interview is gedeeltelijk gestructureerd, met open vragen, waarbij gebruikgemaakt is van een topiclist. De zorgboerderijen zijn via Stichting Demeter geselecteerd. De interviews zijn uitgetypt en samengevat, welke teruggekoppeld zijn naar de respondent. Er is gezocht naar afwegingen, deze zijn met elkaar vergeleken om algemene labels te vormen.

De doelgroep bestaat uit biodynamische zorgboerderijen met een veehouderijtak. Grootte, hoeveelheid dieren en aantal deelnemers hadden hier geen invloed op. Negen bedrijven hebben deelgenomen aan het onderzoek. Deze zijn opgezet tussen de jaren ‘80 en 2010. De productietakken zijn vooral koeien of geiten. Het aantal deelnemers varieert van minder dan 25 tot meer dan 40.

Uit de resultaten blijkt dat er afwegingen worden gemaakt voor de veiligheid van deelnemers of dieren. Hierbij wordt er gekeken naar het aanschaffen, het ras en het wegdoen van dieren.

Deelnemers en dieren kunnen voor veiligheid gescheiden worden gehouden. Meerdere

zorgboerderijen geven aan dat risico’s bij zorgboerderijen horen. Er worden afwegingen gemaakt tussen activiteiten voor deelnemers en dierenwelzijn. Zo mogen deelnemers niet altijd zelf voeren of melken. Ook andere activiteiten mogen niet altijd uitgevoerd worden als hierdoor het dierenwelzijn verminderd wordt. Afwegingen worden gemaakt tussen zorg of productie. Hierbij gaat het om dieren, bedrijfstak en werkzaamheden.

Van de geïnterviewde bedrijven zijn er weinig aangesloten bij Federatie Landbouw en Zorg en een meerderheid van de bedrijven heeft een grote productietak. Dit kan zorgen voor minder afwegingen richting de zorg. Meerdere respondenten spraken zichzelf in het interview tegen. Het kan zijn dat gemaakte afwegingen in het gesprek niet naar voren zijn gekomen, hoewel ze wel worden gemaakt. De biodynamische visie botst weinig met de zorgtak, door gepaste aandacht voor het dier, doordat het een levensovertuiging betreft en inclusie in de maatschappij belangrijk wordt gevonden.

Er wordt geconcludeerd dat het is van belang dat de productie voorop wordt gesteld, er wordt gelet op de keuze van dieren voor veiligheid van deelnemers en er wordt gelet op welke activiteiten deelnemers uitvoeren om te voorkomen dat dierenwelzijn wordt verminderd.

Aanbevolen wordt dat Stichting Demeter de resultaten beschikbaar stelt voor de bedrijven en vervolgonderzoek naar de afwegingen op andere soorten zorgboerderijen of kwantitatief onderzoek.

(5)

Summery

Rudolf Steiner described the biodynamic agriculture. The relationship between soil, plants, animals and people is central. Biodynamic companies are open to participation by society.

Conventional care farms make tradeoffs between participants and animals, which can create tension. The reason for this research is that it is unknown what the tradeoffs are between animal and

healthcare on biodynamic care farms. The aim of this research has two parts, a theoretical and practical relevance. The main question is: "What are the tradeoffs that are made on biodynamic care farms in the Netherlands with regards to animals and healthcare?" The sub-questions regard to animals, animal activities and management.

The standards and guidelines of biodynamic agriculture are complementary to the European legislation on organic farming. It is about the quality of products, not the quantity. The aim is to create a closed cycle, as much as possible. Preparations are being used. The functions of Stichting Demeter is to certify, inform, inspire, direct and promote. A care farm combines agriculture and healthcare. There are care farms where agricultural production is leading and care farms where the garden and/or animals are provided for participants. Interaction between participants and animals is often accompanied by a risks for animal welfare.

A qualitative descriptive study has been conducted. Survey-research has been used. The oral interview is partially structured, with open questions, and uses a topic list. The care farms are selected by Stichting Demeter. The interviews are transcribed and summarized, which is linked back to the respondent. The tradeoffs are selected in the summary, these are compared with each other to form general labels.

The target group consists of biodynamic care farms with production of livestock. Size of the farm, number of animals and the number of participants had no influence. Nine companies participated in the survey. These are set up between the 80’s and 2010. The livestock mostly consist of cows or goats. The number of participants ranges from less than 25 to more than 40.

The results show that tradeoffs are being made between the safety of participants and animals. Attention will be paid at the purchase, breed and removal of animals. For safety reasons, animals and participants can be kept separate from each other. Several care farms indicate that risks are a part of a farm. Furthermore, tradeoffs are being made between activities for participants and animal

welfare. Participants may not always feed or milk the animals without guidance. Other activities may not be carried out if the animal welfare is reduced. Tradeoffs are being made between healthcare and production. This concerns the animals, the branch and the activities.

A view of the interviewed companies are affiliated with the Federatie Landbouw en Zorg and a majority of the companies have a major branch of production. This can result in less tradeoffs towards the healthcare. Several respondents contradicted themselves in the interview. It is possible that tradeoffs are being made, but not emerged during the interview. The biodynamic vision fits well with the presence of a healthcare branch, because of the appropriate attention to the animals, because it is a conviction and inclusion of biodynamic agriculture in society is important.

It is important that production is a priority, in order to maintain the strength of care farms. The choice for animals is made based on safety for participants and attention is given to the activities to ensure that animal welfare is not reduced.

It is recommended that Stichting Demeter makes the results available for the farms and further research into the tradeoffs on other types of care farms or quantitative research.

(6)

Inhoudsopgave

1. Probleemanalyse ... 8 1.1. Aanleiding ... 8 1.2. Doel ... 9 1.3. Onderzoeksvraag ... 9 1.3.1. Deelvragen ... 9 1.4. Kernbegrippen ... 9 1.5. Leeswijzer ... 10 2. Literatuur ... 11 2.1. Biodynamische landbouw ... 11 2.1.1. Rudolf Steiner ... 11 2.1.2. Algemeen ... 11

2.1.3. Biodynamische landbouw volgens verschillende organisaties ... 14

2.2. Demeter ... 15

2.2.1. Internationaal ... 15

2.2.2. Stichting Demeter ... 15

2.2.3. Biodynamische organisaties ... 18

2.3. Dieren op biodynamische bedrijven ... 20

2.4. Zorglandbouw... 22

2.4.1. Zorgboerderijen in Nederland ... 22

2.4.2. Organisaties Landbouw en Zorg ... 23

2.4.3. Dieren op zorgboerderijen ... 25

2.4.4. Afwegingen dier en zorg ... 27

3. Materiaal & Methoden ... 28

3.1. Dataverzameling ... 28 3.2. Onderzoeksinstrument ... 29 3.3. Data-analyse ... 31 4. Resultaten ... 33 4.1. Beschrijving doelgroep ... 33 4.1.1. Analyse doelgroep ... 33

4.1.2. Verkrijgen van zorgboerderijen ... 33

4.1.3. Beschrijving zorgboerderijen ... 33

(7)

4.2.1. Dieren ... 36

4.2.2. Activiteiten van deelnemers met dieren ... 39

4.2.3. Bedrijfsvoering... 40 4.3. Observaties ... 43 4.3.1. Vooroordelen ... 44 5. Discussie ... 45 5.1. Methodediscussie ... 45 5.2. Resultatendiscussie ... 46 5.2.1. Biodynamische visie ... 46 6. Conclusie ... 48 6.1. Deelvragen... 48 6.2. Hoofdvraag ... 49 7. Aanbeveling ... 50 7.1. Vervolgonderzoek ... 50 Bibliografie ... 51 Bijlage I: Biodynamische zorgboerderijen ... I Bijlage II: Vooroordelen ... V Bijlage III: Introductie e-mail ... VI Bijlage IV: Topiclist ... VII Bijlage V: Samenvattingen interview ... VIII Bijlage VI: Achtergrond zorgboerderijen ... IX

(8)

8

1. Probleemanalyse

In dit hoofdstuk wordt ten eerste de aanleiding van het onderzoek besproken. Vervolgens worden de hoofd- en deelvragen weergegeven, daarna worden de kernbegrippen benoemd en beschreven en er wordt geëindigd met een leeswijzer.

1.1. Aanleiding

In de jaren twintig van de vorige eeuw waren er steeds meer ontwikkelingen en ontdekkingen op het gebied van de landbouw. Begin 19e eeuw werd door Justus Von Liebig kunstmest uitgevonden en

werd er een melding gemaakt van synthetische insecticiden. De reacties van boeren en consumenten waren destijds voornamelijk of het voedsel nog wel veilig was (Goewie, 2012). Naar aanleiding van deze ontwikkeling in de gangbare landbouw, heeft antroposoof Rudolf Steiner in 1924 “de

Landbouwcursus“ gegeven (Steiner, 1992 [1924]). Hierin omschreef hij de landbouw als een door de mens gemaakt ecosysteem met voedsel produceren als doel (Goewie, 2012). Steiner beschreef een duurzame vorm, namelijk de biodynamische landbouw. In de biodynamische landbouw staat de samenhang tussen de bodem, planten, dieren en mensen centraal (Stichting Demeter, z.d.a). In de huidige tijd wordt er actief biodynamische landbouw bedreven in Nederland en in andere landen. Het biedt namelijk waar de samenleving om vraagt: veilig voedsel, schone omgeving, dierenwelzijn en landschapsbehoud. Biodynamische bedrijven zijn niet meer weg te denken en worden vaak gesteund door consumenten, handelaren en enkele overheden. Wetenschappers en overheden nemen biodynamische bedrijven niet altijd serieus, omdat veel wetenschappers het een achterhaalde natuurvisie vinden. Het woord “zweverigheid” komt vaak naar voren (Goewie, 2012). Om deze reden is het van belang dat er onderzoek wordt verricht naar aspecten van biodynamische landbouw.

Van oudsher staan biodynamische bedrijven open voor participatie met de samenleving. Ze proberen op deze manier de afstand tussen boer en burger te verkleinen (Wildfeuer, 1995). Hierdoor zijn biodynamische bedrijven vaak maatschappelijk verbonden met activiteiten als zorg en recreatie (Goewie, 2012). Het hebben van een zorgtak op een landbouwbedrijf is begonnen bij de

biodynamische landbouw (Van Ruitenbeek, 2014).

Het aantal zorgboerderijen is in de loop der jaren sterk gegroeid (Van Boxtel & Winkel, 2012). Dit kwam vooral doordat de landbouw een nieuwe balans moest vinden tussen de economische en maatschappelijke aspecten (Blom & van den Nieuwenhuizen, 2009). Op een zorgboerderij kunnen verschillende doelgroepen met een zorgvraag terecht. Bekend is dat zorgboerderijen bijdragen aan de individuele ontwikkelingen van de deelnemer, zoals het uitbreiden van hun sociale contacten en integratie van de deelnemer in de samenleving (Hassink, Elings, Ferwerda, & Rommers, 2007). De dieren op de boerderij spelen daar een bijzondere rol in. Dieren zijn namelijk herkenbaar, ze geven een grote diversiteit aan impulsen, ze maken levensprocessen aanschouwelijk, ze nodigen uit tot verzorging en ze prikkelen de zintuigen (Hassink, 2002).

Het is bekend dat op gangbare zorgboerderijen bepaalde afwegingen worden gemaakt tussen deelnemer en dier. Hierbij kan het voorkomen dat de dieren beperkt worden in het uiten van natuurlijk gedrag om zo de veiligheid van de deelnemer te waarborgen (De Bruin & Landman, 2015). Dit kan op termijn een spanningsveld creëren tussen de wensen vanuit het dierenwelzijn en de zorg (Hassink, 2002). Er is in de laatste jaren steeds meer belangstelling voor dierenwelzijn, zowel bij de

(9)

9 consumenten, als in de politiek en in het bedrijfsleven (Biologica, 2007). Ondanks dit gegeven is het kwaliteitssysteem voor zorgboerderijen voornamelijk gericht op het verlagen van de risico’s voor de deelnemer. Dierenwelzijn is hier niet in opgenomen (De Bruin & Landman, 2015). Wel is er in de praktijk een algemeen uitgangspunt dat goede zorg voor de deelnemer alleen kan als er ook goede zorg wordt verleend aan de dieren (Hassink, 2002). Een verminderd welzijn bij dieren kan namelijk gevaarlijke situaties of ander ongewenst gedrag opleveren. Hierdoor kan de veiligheid van de deelnemer niet gewaarborgd worden (De Bruin & Landman, 2015).

Bij biodynamische landbouw staat dierenwelzijn hoog in het vaandel en in het keurmerk van Stichting Demeter zijn extra eisen opgenomen op het gebied van dierenwelzijn (Stichting Demeter, z.d.a). Dieren vervullen een belangrijke rol in de gesloten kringloop. Ze produceren namelijk de mest om de landbouwgronden vruchtbaar te houden (Wildfeuer, 1995). Een voorbeeld van een extra eis is het behouden van de integriteit van het dier, zo hebben de koeien en geiten horens (Stichting Demeter, z.d.a). Ondanks het feit dat er meer aandacht is voor dierenwelzijn op biodynamische bedrijven, is het niet bekend welke afwegingen gemaakt worden tussen de behoefte van het dier en mens op biodynamische zorgboerderijen. De onbekendheid van dit gegeven geeft de aanleiding voor dit onderzoek.

1.2. Doel

Er is een tweedelig doel voor dit onderzoek. Ten eerste is er een theoretische relevantie. Doormiddel van het onderzoek wordt er meer kennis vergaard over biodynamische- en zorglandbouw. In dit geval specifiek de afwegingen tussen dier en zorg. Als tweede is er voor de opdrachtgever, Stichting Demeter, een praktische relevantie. Naar aanleiding van de resultaten kunnen zij de biodynamische zorgboerderijen inlichten over de nieuw verkregen informatie, dit geeft hen inzicht welke afwegingen en keuzes er op andere bedrijven worden gemaakt. Op dit moment heeft Stichting Demeter nog niet besloten wat zij met het onderzoek willen doen.

1.3. Onderzoeksvraag

Wat zijn de afwegingen die gemaakt worden op biodynamische zorgboerderijen in Nederland met betrekking tot dieren en zorg?

1.3.1. Deelvragen

 Welke afwegingen zijn er gemaakt met betrekking tot dieren en deelnemers?

 Welke afwegingen zijn er gemaakt met betrekking tot activiteiten van deelnemers met dieren?

 Welke afwegingen zijn er gemaakt met betrekking tot bedrijfsvoering en zorg?

1.4. Kernbegrippen

In dit verslag worden begrippen gebruikt die mogelijk op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Om onduidelijkheden te voorkomen wordt daarom in dit hoofdstuk toegelicht wat er bedoeld wordt met deze begrippen.

Biodynamische landbouw: “Biologisch-Dynamische landbouw produceert vitale voeding met

respect voor alles wat leeft. Biologisch-Dynamische landbouw (BD-landbouw) is duurzame landbouw waarin de mens met respect samenwerkt met de natuur en de bodem cultiveert in

(10)

10 een respectvolle omgang met de gewassen en het vee. BD-landbouw is landbouw waarin boeren en tuinders hun intuïtieve vakkundigheid verder ontwikkelen. Waarin zorg voor voedselkwaliteit, onze leefomgeving en dierenwelzijn hand in hand gaan” (BD-Vereniging, z.d.a).

Deelnemers: Op zorgboerderijen worden verschillende termen gehanteerd voor de mensen die

gebruik maken van de diensten van een zorgboerderij. In dit verslag is er voor gekozen om gebruik te maken van de term “deelnemer”, tenzij de literatuur of de respondenten bewust een andere term hanteren.

Demeter: “Demeter is het kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouwbedrijven en de al

dan niet verwerkte producten.” (Stichting Demeter, z.d.b).

Zorgboerderij: “Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp,

zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en zorg worden gecombineerd in een zorgboerderij […] Bij hun bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling houden zorgboeren rekening met

mogelijkheden en doelen van deelnemers. Hun werkaanbod en begeleiding sluiten aan bij wat de deelnemer wil en kan.” (Elings & Joop, 2013).

1.5. Leeswijzer

Ten eerste wordt er in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de biodynamische landbouw, gevolgd door Demeter en zorglandbouw. In hoofdstuk 3 worden de Materiaal & Methoden van dit onderzoek besproken. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verkregen resultaten gepresenteerd, gevolgd door de discussie in hoofdstuk 5. Als laatst wordt in hoofdstuk 6 de conclusie gegeven en in hoofdstuk 7 de aanbevelingen.

(11)

11

2. Literatuur

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de biodynamische landbouw, Demeter en andere biodynamische organisaties. Tevens wordt er uitgelegd wat zorglandbouw is, ingaande op de achtergrond, verschillende organisaties en de dieren.

2.1. Biodynamische landbouw

De biodynamische landbouw is sinds de jaren twintig van de vorige eeuw ontstaan. Het is een duurzame vorm van landbouw (Steiner, 1992 [1924]). Door de jaren heen kreeg het begrip steeds meer bekendheid en veel boeren over de hele wereld zijn geïnspireerd geraakt. Er is dan ook een stijging waargenomen onder de biodynamische bedrijven. In 2014 waren er 4.928 biodynamische bedrijven in vijftig landen, met een totaal areaal van 156.392 hectare. Hiervan ligt 3,6%, 5.602 hectare, in Nederland. Het grootste deel ligt in Duitsland, met 44,3%. In Nederland werd in 2014 10% van het biologische areaal bewerkt door Demeter bedrijven. Er zijn in 2014, met een groei van 7,7%, 84 handelaren en verwerkers met een Demeter licentie. Het aantal agrarische bedrijven steeg vanaf 2010 met 14,2% naar 129, waarvan 32 biodynamische zorgboerderijen. Hier worden verschillende soorten zorg verleend, zoals: gehandicaptenzorg, re-integratietraject, jeugdzorg, psychiatrische zorg of een combinatie daarvan (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). De zorgboerderijen worden verder besproken in paragraaf 2.4.

2.1.1. Rudolf Steiner

Toen nog niemand zich zorgen maakte over de gevolgen van de landbouw op het milieu, pleitte Rudolf Steiner (1861-1925) voor een methode die de natuur niet uitbuit, maar juist met haar samenwerkt (Steiner, 1992 [1924]). Naar aanleiding van de ontwikkelingen in de gangbare

landbouwmethode gaf antroposoof Rudolf Steiner een serie lezingen genaamd “de Landbouwcursus” (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). Voornamelijk de komst van kunstmest baarde hem zorgen en hij verwachtte fatale gevolgen. De reeks voordrachten die in de lezingen worden gehouden vormen het begin van de biodynamische landbouw. Bijzonder is dat Rudolf Steiner geen boer of

landbouwwetenschapper was, toch heeft hij zich gewaagd aan dit vakgebied. Dit komt mede door het karakter van de antroposofie, wat de achtergrond vormt van de biodynamische landbouw (Steiner, 1992 [1924]).

Rudolf Steiner is niet alleen grondlegger van de antroposofie, hij was daarnaast ook wetenschapper, filosoof en kunstenaar. Volgens Steiner is “de mens en de kosmos” een groot thema van de

antroposofie. Voornamelijk de relatie tussen de mens en de mineralen, planten en dieren, aarde en sterren spelen een grote rol (Steiner, 1992 [1924]). Antroposofie wordt in het algemeen omschreven als een geestenwetenschap waarbij het gaat over de mensen die het zielenleven in de mens

individueel en in de menselijke samenleving willen ontwikkelen (Antroposofische Vereniging in Nederland, z.d.).

Boeren en tuinders over de hele wereld experimenteren sinds “de Landbouwcursus” met

biodynamische landbouw. Ze streven ernaar om hun bedrijf zo in te richten dat bodem, plant, dier en omgeving een samenhangend geheel vormen (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

2.1.2. Algemeen

De normen en richtlijnen voor biodynamische landbouw zijn gericht op optimale verzorging en ontwikkeling van de vitaliteit en levenskracht van bodem, plant en dier. Zij vormen een aanvulling op

(12)

12 de Europese wetgeving voor biologische landbouw. Hierbij staat een holistische visie centraal (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). Het begrip holisme is afkomstig van de Zuid-Afrikaanse filosoof en natuurkundige Jan Smuts. De holistische visie is een levensovertuiging waarbij mens, natuur en cultuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In het algemeen is holisme de interactie tussen verschillende delen waardoor het geheel beter wordt (Termaat, 2010).

Kosmische ritmes

De biodynamische landbouw hanteert de kosmische ritmes als leidraad. Het licht van de zon, de maan, de planeten en de sterren bereikt de plant en dier in verschillende natuurlijke ritmes. Deze ritmes hebben bepaalde invloeden op de ontwikkeling van de plant en het dier. Door dit effect te begrijpen, kunnen de boeren de grondbewerking, zaaien, oogsten en het houden van dieren er op aanpassen om een zo optimaal mogelijk resultaat te bereiken. Een bekend voorbeeld is dat de dagen voorafgaand aan de volle maan het meest stimulerend werkt voor de zaadkieming van planten (Wildfeuer, 1995).

Bodemleven

Het gegeven van biodynamische landbouw is dat het plantenleven altijd verbonden is met het bodemleven. De bodem wordt erkend als een levend geheel en de vitaliteit van de aarde

ondersteunt het leven van de planten. Er is geen scheiding tussen het leven van de plantenwortels en het leven van de aarde er om heen. Belangrijk is dat er extra aandacht wordt geschonken aan de vruchtbaarheid en stabiliteit van de humus. Dit wordt gedaan door correcte composteermethodes maar ook door andere technieken zoals, vruchtwisseling en groenbemesting (Wildfeuer, 1995). Zo is een levende bodem met meerdere soorten wormen beter bestand tegen droogte en regenval. Gezonde bodems hebben verticale luchtgangen die gemaakt zijn door de pendelwormen. Op deze manier kan de waterfiltratie verdubbelen. Dankzij de gangen maken de gewassen diepere wortels, zodat het opnemen van water en voedingstoffen vergemakkelijkt wordt (Stichting Demeter, z.d.c). Volgens Steiner kan een plant zelf niet ziek worden, dit is altijd terug te leiden naar de omgeving. Om deze reden is compost en zorgen voor de aarde de sleutel voor gezonde gewassen (Wildfeuer, 1995).

Kwantiteit vs. kwaliteit

Rudolf Steiner had het in “de Landbouwcursus” over de teruggang van de kwaliteit van de

landbouwproducten. Er werd te veel aandacht besteed aan de kwantiteit van de producten. Hiermee wordt bedoeld dat er een zo hoog mogelijke oogst gerealiseerd moest worden. De samenhang tussen grond en plant, gewas en dier, de ondernemer en bedrijf en tussen bedrijf en omgeving werd hierdoor doorbroken (Goewie, 2012). In de biodynamische landbouw wordt de focus gelegd op kwaliteitslandbouw (De Graaf, 2013). Bij de kwaliteit van de gewassen wordt gekeken naar de calorische waarde, koolhydraten, eiwitten, aminozuren, mineralen, vitaminen, afwezigheid van gifstoffen, smaak en houdbaarheid (Goewie, 2012). Het is bekend dat mens en dier hun kracht haalt uit het proces van het afbreken van voedsel. Hoe meer het voedsel heeft geleefd hoe meer afbraak, waardoor er meer energie uitgehaald kan worden. Door het streven naar intrinsieke kwaliteit kan dit gerealiseerd worden (Wildfeuer, 1995).

De boerderij als individu

Er wordt gestreefd naar een zo gesloten mogelijke kringloop waardoor het bedrijf zelfstandig kan functioneren. Het ideaal is het juiste aantal dieren houden om de juiste hoeveelheid mest te produceren, hierdoor is het vaak een gemengd bedrijf. De dieren worden gevoed met de geteelde

(13)

13 gewassen van eigen land. Al het afval en mest wordt verder gecomposteerd en wordt op deze manier terug gegeven aan de grond. Dit zorgt voor aanmaak van nieuwe nutriënten uit de diepere

ondergrond (Wildfeuer, 1995). Sommige boeren hebben zich gespecialiseerd, de mogelijkheid om de kringloop zoveel mogelijk te sluiten is dan moeilijker. Om de kringloop wel enigszins gesloten te houden gaan akkerbouw en veehouderijbedrijven een regionaal samenwerkingsverband aan om voer en mest uit te wisselen (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Preparaten

Rudolf Steiner heeft in “de Landbouwcursus” aanwijzingen gegeven voor het maken van preparaten. Deze preparaten bestaan uit componenten van minerale, plantaardige en dierlijke oorsprong en zijn doordrongen van kosmische krachten. Preparaten worden gebruikt in de bodem, in de mest en op de planten. Ze geven verlevendiging van de bodem, stimuleren de kwaliteit van planten én de vitaliteit en productie van dieren. Bewuste aandacht voor het maken, de opslag en het gebruik van de preparaten is van groot belang om de levenskrachten in balans te brengen. Bij voorkeur worden de preparaten gemaakt met ingrediënten van eigen bedrijf of ingrediënten uit de streek. Eventueel kunnen de preparaten besteld worden bij biodynamisch tuinbouwbedrijf “De Groene Hof” (Stichting Demeter, 2016). Steiner wijst op de bijzondere werking van de preparaten. De grond en planten worden gevoeliger voor de kosmische invloeden. Er ontstaat intensief contact tussen de plant en de kosmische levenskrachtenwereld, waardoor de plant zich naar zijn eigen oerbeeld kan

verwezenlijken. De aarde komt als het ware dichter bij de hemel (De Groene Hof, z.d.a).

Er zijn twee spuitpreparaten, een kiezel- en koemestpreparaat. Deze worden over de gewassen of het veld gespoten. Daarnaast zijn er zes compostpreparaten: het duizendblad-, kamille-, brandnetel-, eikenschors-, paardenbloem- en valeriaanpreparaat. Deze worden bij het vercomposteren van plantenafval of mest toegepast. De meeste preparaten worden in het najaar gemaakt, waarbij ze een rustperiode hebben in het voorjaar, hiervoor worden ze ingegraven. Hoornkiezel wordt in de zomer gemaakt en het brandnetel- en duizendbladpreparaat gedurende een heel jaar. Een aantal

voorbeelden van preparaten zijn: het kiezelpreparaat, deze bestaat uit fijn gemalen bergkristal, wat tijdens de zomer in een koehoorn ingegraven in de aarde heeft gelegen. Het duizendbladpreparaat, dit zijn duizendbladbloemen die in een hertenblaas ingegraven overwinterd hebben. Het

eikenschorspreparaat, de schors van een eikenboom overwinterd ingegraven in een koeienschedel. En het valeriaanpreparaat dat bestaat uit het sap geperst uit valeriaanbloemen (De Groene Hof, z.d.a).

Het verschilt per preparaat hoe zij bewaard worden. De compostpreparaten en het

koemestpreparaat dient bewaard te worden in een kist met turfmolm. Het kiezelpreparaat moet in glas op de vensterbank worden bewaard. Alle organische mest moet behandeld worden met compostpreparaten, als er geen organische mest wordt gegeven dan dient het koeflattenpreparaat gebruikt te worden. Ieder jaar moeten de percelen, die in gebruik zijn, eenmaal met spuit-, koemest- en kiezelpreparaat behandeld worden. In geval van natuurgebieden kan er ontheffing aangevraagd worden, dit geldt ook voor het gebruik van vegetarische preparaten (Stichting Demeter, 2016). Een traditionele wijze van het toepassen van de compostpreparaten is, alle zes de compostpreparaten tegelijk in en/of over de compost- of mesthoop doen (De Groene Hof, z.d.a).

De preparaten worden verschillend gebruikt. Het prepareren van een compost- of mesthoop wordt gedaan door de preparaten te mengen met een beetje mest en er een balletje van te maken. Deze

(14)

14 balletjes worden op 1 à 1,5 meter afstand in de hoop gebracht op een diepte van ongeveer 50 centimeter. In het geval van het valeriaanpreparaat wordt het preparaat vermengd in een gieter met halfvol lauwwarm regenwater. Deze wordt vervolgens over de mesthoop gegoten. Het

koemestpreparaat wordt in de namiddag of avond gedurende één uur geroerd en uitgebracht in grove druppels. Een vochtig weertype bevordert de opname in de bodem. Het roeren gebeurd bij voorkeur in een houten, stenen of aardewerk vat. Een plastic vat is niet geschikt. Er wordt geroerd met een stok of takkenbezem. Er wordt zolang geroerd tot er een trechter of kolk tot aan de bodem ontstaat, wat een halve tot hele minuut duurt. Vervolgens wordt de draairichting omgekeerd. Deze afwisseling wordt gedurende het hele uur herhaald. Aandachtig en krachtig roeren bepaalt de kwaliteit van het preparaat. Hierdoor wordt het gepotentiëerd, zoals ook in de homeopathie gebruikelijk is. Er zijn hier roermachines voor in de handel. Het preparaat wordt over het land, in de namiddag of avond, uit gesproeid. (De Groene Hof, z.d.b)

2.1.3. Biodynamische landbouw volgens verschillende organisaties

Er zijn verschillende organisaties actief op het gebied van biodynamische landbouw. Hieronder worden een aantal organisaties genoemd met elk hun eigen zienswijze wat betreft biodynamische landbouw.

BD-Vereniging

Biodynamische landbouw betekend voor de BD-Vereniging: het is een duurzame vorm van landbouw waarin de mens met respect samenwerkt met de natuur en de bodem bewerkt in een respectvolle omgang met het vee en met de gewassen. Bij biodynamische landbouw gaat voedselkwaliteit, leefomgeving en dierenwelzijn hand in hand (BD-Vereniging, z.d.a).

Bionext

Bionext over biodynamisch landbouw: het is een speciale vorm van biologische landbouw, met extra eisen op het gebied van dierenwelzijn, gesloten kringlopen en ecologie. Tevens wordt gestreefd naar een volledige voortplantingscyclus van gewassen en dieren. De integriteit van de dieren blijft

behouden, zo hebben de koeien horens. Vaak zijn het gemengde bedrijven die oog hebben voor de natuur om zich heen. Om deze reden zijn er meer vogels, vlinders en bloemen te vinden. Bedrijven staan meestal midden in de maatschappij en hebben vaak een zorgtak of andere recreatieve doeleinden. Voor voedselverwerking gelden ook strengere eisen. Zo mag de melk niet

gehomogeniseerd worden en mogen er minder tot geen additieven gebruikt worden (bijvoorbeeld citroenzuur en ascorbinezuur). Daarnaast mogen ze alleen pure aroma’s gebruiken om de smaak te verrijken (Bionext, z.d.).

Stichting Demeter

Volgens Stichting Demeter is biodynamische landbouw: de samenhang tussen de bodem, planten en dieren en de mens. Hierbij begint het bij de bodemvruchtbaarheid en versterking van de natuurlijke groei. Zowel in de biologische als in de biodynamische landbouw wordt geen gebruik gemaakt van chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Het verschil is dat biodynamische boeren gebruik maken van vergecomposteerde biologische mest, biologisch stro en biodynamisch veevoer van eigen bedrijf. De mest wordt opgenomen door het bodemleven, er komen dan langzaam voedingstoffen vrij. Daarnaast is er een ruime vruchtwisseling, een gewas mag maar eens in de vijf tot zeven jaar op dezelfde plek verbouwd worden. Daarom is er een ruime diversiteit aan gewassen. Deze gewassen krijgen de tijd om te groeien en te rijpen. Volgens Stichting Demeter is het van belang

(15)

15 om de integriteit van het dier te behouden, ze gaan er namelijk vanuit dat alle dieren een eigen karakter hebben. Het onthoornen van koeien en geiten is daarom verboden. Daarnaast heeft men een voorkeur aan zaadvaste rassen, planten kunnen zich door eigen zaadproductie voortplanten. De boer speelt een grote rol in het geheel, maar daarbij is geen enkele boer hetzelfde. Iedere boer heeft zijn eigen ontwikkelingsweg (Stichting Demeter, z.d.a).

2.2. Demeter

In dit hoofdstuk wordt Demeter verder toegelicht. Het gaat in op de Internationale Organisatie en de Nederlandse Stichting Demeter. Daarnaast worden er meerdere organisaties en instellingen

besproken die op hun eigen wijze betrokken zijn bij biodynamische landbouw.

2.2.1. Internationaal

Demeter is een internationaal keurmerk, er zijn achttien landen volwaardig lid. Dit betekend dat zij een eigen Demeter-organisatie hebben. Naast de achttien leden zijn er vijf gastlanden, deze worden door Demeter Internationaal begeleid. Demeter Internationaal draagt bij aan de ontwikkeling van biodynamische landbouw door mee te betalen aan onderzoek, ontmoeting en uitwisseling (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Demeter Internationaal ondersteunt de Landbouwsectie van de Internationale Antroposofische Vereniging. Zij organiseren jaarlijkse een Internationale Biodynamische Landbouwconferentie in het Goetheanum in Dornach in Zwitserland. Dit is een ontmoetingscentrum voor antroposofie dat op initiatief van Rudolf Steiner is gebouwd (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

2.2.2. Stichting Demeter

Algemeen

Stichting Demeter certificeert bedrijven in Nederland en Vlaanderen die Demeter producten in de landbouw produceren, verwerken of verhandelen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een landbouwlicentie en een verwerkingslicentie. Stichting Demeter bepaald de normen en richtlijnen voor biodynamische landbouw en verwerking. Hiervoor geven zij aan hoe de normen en richtlijnen van Demeter Internationaal worden geïnterpreteerd (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

In het vakblad Dynamisch Perspectief geeft Bert van Ruitenbeek (Directeur van Stichting Demeter) aan dat biologisch een sterke associatie heeft met ‘dingen niet doen’, zoals gebruik van kunstmest en chemisch- synthetische bestrijdingsmiddelen. Terwijl Demeter vooral iets toevoegt. Met als sterkste troef het verder sluiten van kringlopen, waardoor er een opwaartse spiraal ontstaat met onder andere minder insleep van ziektes en betere bodemvruchtbaarheid. Verder geeft hij aan dat de taak van Stichting Demeter ligt bij certificeren, informeren, inspireren en regisseren (Dynamisch

Perspectief, 2011).

In 2012 is onderzoek gedaan onder Nederlandse consumenten naar het Demeter keurmerk. Van de consumenten wist 1% direct waar het keurmerk voor stond. Met iets meer informatie was dit 9%. Daarbij koopt 4% van de consumenten weleens Demeter producten. In de natuurvoedingswinkel kende 31% het keurmerk en kocht 19% weleens Demeter producten (Van Ruitenbeek, 2013).

Demeter normen en richtlijnen

Hieronder worden de normen en richtlijnen beschreven die Demeter hanteert. Het gaat in op normen en richtlijnen voor de landbouw en normen voor de verwerking. Dit is maar een fractie van

(16)

16 de normen die zijn opgesteld, echter creëert dit wel een beeld waar de biodynamische

bedrijfsvoering aan moet voldoen. Demeter normen voor de landbouw

De Demeter normen voor de landbouw worden als basis gehanteerd voor de biodynamische

bedrijfsvoering. De normen zijn gesteld op verschillende gebieden, zie Tabel 1. Deze normen vormen tevens een voorwaarde voor het toekennen van het certificaat (Stichting Demeter, z.d.d).

Demeter-richtlijnen voor de landbouw

De Demeter-richtlijnen voor de landbouw zorgen voor dynamiek, ontwikkeling en leven. Iedere boer kan kiezen waar hij de accenten op legt. De richtlijnen staan in Tabel 1.

Demeter normen voor verwerking

Ingrediënten die afkomstig zijn uit de gecertificeerde Demeter-landbouw kunnen verder verwerkt worden. Er zijn normen gesteld op diverse gebieden, zie Tabel 1. Om het Demeter-keurmerk te mogen voeren moeten ook de verwerkers voldoen aan eisen die verder gaan dan de eisen die aan het EKO-keurmerk gesteld worden (Stichting Demeter, z.d.d).

Tabel 1: Normen en Richtlijnen voor het Demeter Keurmerk (Stichting Demeter, z.d.d)

Normen voor landbouw Richtlijnen voor landbouw Normen voor verwerking

Vruchtwisseling

Minimaal percentage gebruik van groenbemesters en beperking van rooivruchten

Gemengde bedrijfsvoering

Individueel of in samenwerking met een nabijgelegen bedrijf

Ingrediënten

Tenminste 90% is van Demeter-kwaliteit

Kassenteelt

Beperking van stoken in de kas en verbod op stomen tegen bodemproblemen

Bemesting en compostering

Optimalisering van het bodemleven door bewuste bemesting

Verpakking

Verpakking van PVC en aluminium zijn niet toegestaan, verpakkingen worden beoordeeld op milieu- en kwaliteitsaspecten

Fruitteelt

Beperking koperbemesting

Bedrijfskarakter

Ondersteunen van de samenhang tussen bodem, planten, dieren, mensen en omgeving

Smaakstoffen

Alleen kruiden, specerijen en pure extracten zijn toegestaan

Mestgebruik

Minimaal 60% biologische mest

Natuur op het bedrijf

Beheer van flora en fauna, landschap en variatie

Conservering

Conservering op basis van nitriet, citroenzuur en ascorbinezuur zijn niet toegestaan

Veevoeding

100% biologisch, waarvan

Mens en bedrijf

Werken aan een gezond economisch en sociaal klimaat

Bewerking

Melk mag niet worden gehomogeniseerd (verkleinen

(17)

17 minimaal 80% geteeld op het

eigen bedrijf

via coaching en bedrijfsbezoeken

van vetbolletjes) en beperking in het gebruik van

proceshulpstoffen zoals antischuimmiddelen Strogebruik Biologisch stro Landbouwkundig Ontwikkeling van bedrijfsmethoden op het gebied van: - biologische zaden en plantmateriaal - veefokkerij, huisvesting en diergezondheid - grondbewerking - mechanisatie Opslag

Gebruik van ethyleengas in opslagruimten voor het rijpen van groenten is niet

toegestaan

Integriteit van het dier

Koeien en geiten met horens

Bd-preparaten

Gebruik van preparaten die de vitaliteit van gewassen

ondersteunen

Omschakeling naar biodynamische landbouw

Bedrijven die willen omschakelen naar biodynamisch, zijn biologisch gecertificeerd en hebben ongeveer een jaar nodig om zich aan de Demeter voorwaarden aan te passen. Als dit is gebeurd mogen ze het Demeter keurmerk gebruiken. Reden waarom omschakeling wordt gemaakt is omdat het bedrijf zich ontwikkeld heeft tot ver boven de biologische normen, het keurmerk geeft dan erkenning. Verder past het bij hun persoonlijke ontwikkeling (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Certificering en controle

De Demeter Voorwaarden Commissie (DVC) zorgt voor de interpretaties van de internationale normen en stellen voorwaarden op waar internationaal nog geen standaard voor is. De Demeter Licentie Commissie (DLC) beoordeelt of bedrijven een licentie krijgen. Dit doen zij aan de hand van rapportages van inspecteurs (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). Dit wordt uitbesteed aan Skal, deze organisatie ziet toe op de naleving van de biologische productievoorschriften (Skal, z.d.). Dezelfde inspecteurs van de biologische landbouw controleren op de Demeter normen. De inspectie Er kunnen boetes worden opgelegd of ontheffingen worden gegeven. Bij ernstige en aanhoudende overtredingen kan een bedrijf het keurmerk kwijtraken (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Promotie

Stichting Demeter verzorgt ook promotieactiviteiten om de bekendheid van het keurmerk te vergroten. Zo hebben ze in 2014 onder andere de digitale nieuwsbrief verstuurd naar alle natuurvoedingswinkeliers in Nederland. Hiermee werden ze geïnformeerd over het beschikbare promotiemateriaal. Ook alle boeren die meededen aan ‘’de landelijke lekker naar de boer dagen”

(18)

18 kregen een promotiepakket met daarin een spandoek, folders en receptenkaarten. Tevens hebben ze een Facebookpagina aangemaakt (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Verkoop producten

Demeter producten zijn voornamelijk te koop via biologische speciaalzaken. Verder zijn Demeter boerderijen gericht op rechtstreeks contact met consumenten. Ze verkopen via boerderijwinkels, groenteabonnementen, boerenmarkten, webwinkels en bezorgdiensten. Er wordt bij de afzet van de producten gestreefd naar een regionale afzet (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Demeter volgens verschillende bedrijven

Er zijn verschillende bedrijven die Demeter producten verkopen. Hieronder geven deze bedrijven een beschrijving van Demeter.

Udea

Erik-Jan van den Brink, directeur van Udea, geeft in het vakblad Dynamische Perspectief aan dat Demeter over kringlopen gaat. De uitdaging voor de boer is om het goede evenwicht in te vinden, zodat de planten en dieren gezond blijven en een goede productie leveren. De inzet van de boer is gericht op het voorkomen van problemen, niet het bestrijden (Dynamisch Perspectief, 2011). Natudis

Joyce Akkermans, Senior Brandmanager van Natudis, zegt dat biodynamische landbouw de meest duurzame vorm van landbouw is. Waar het de boer niet gaat om het volgen van regels, maar om opmerkzaamheid, creativiteit en er in vertrouwen dat de oplossing in de natuur te vinden is (Dynamisch Perspectief, 2011).

Estafette Associatie

Merle Koomans, Hoofd Marketing en Communicatie van Estafette Associatie, legt Demeter als volgt uit: biodynamische landbouw gaat op een aantal punten verder dan biologische landbouw. Eén van die punten zit in het maximale behoud van eigen karakter van dieren en planten. Er wordt zo min mogelijk aan de producten versleuteld. Verder wordt er gekeken naar de samenhang tussen dingen, dieren en mensen. Er moet een balans zijn, het is belangrijk dat alle onderdelen gezond en

levenskrachtig zijn, in het boerenbedrijf om tot een gezond geheel te komen (Dynamisch Perspectief, 2011).

2.2.3. Biodynamische organisaties

Naast Stichting Demeter zijn er meer organisaties actief op het gebied van biodynamische landbouw en voeding in Nederland. Enkele organisaties zijn: de BD-Vereniging, Stichting Grondbeheer

biologisch dynamische landbouw, Warmonderhof, Landgilde en Kraaybeekerhof. Deze worden hieronder nader toegelicht.

BD-Vereniging

De leden van de Vereniging voor Biodynamische Landbouw en Voeding zijn boeren en burgers die de ontwikkeling van de landbouw naar de mens-, dier-, plant en bodemvriendelijke werkwijze belangrijk vinden. De activiteiten zijn voornamelijk gericht op onderzoek en ontwikkeling van de biodynamische landbouw (BD-Vereniging, z.d.b). De leden van de BD-Vereniging ontvangen het ledenblad

Dynamisch Perspectief en worden uitgenodigd voor bijeenkomsten en excursies. In 2014 had de BD-Vereniging 1823 leden, hiervan zijn 290 leden beroepslid. Zij zijn werkzaam in de biodynamische

(19)

19 branche en kunnen deelnemen aan BD-beroepsontwikkeling en aan de winterconferenties (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). Een onderdeel van de BD-Vereniging is het Willy Schilthuisfonds, dit behoort tot de financiële huishouding van de vereniging. Het is bedoeld om (financiële)

ondersteuning te bieden voor een activiteit of project. Iedereen kan een verzoek indienen, deze aanvragen worden door het bestuur van de BD-Vereniging beoordeeld en goedgekeurd. De ondersteuning kan ook bestaan uit advies, het leggen van contacten, inzet van mensen of andere middelen vanuit de BD-Vereniging. Doel is het ondersteunen van initiatieven om de biodynamische landbouw tot verdere ontwikkelingen te brengen (BD-Vereniging, z.d.c).

Stichting Grondbeheer biologisch-dynamische landbouw

Deze stichting staat er voor dat, door de generaties heen, de biodynamische landbouwgronden in goede handen is. Met schenkgelden maken ze landbouwgronden vrij en verpachten zij dit aan biodynamische boeren. Op deze manier biedt het een eigentijdse oplossing voor duurzaam

landbeheer en voedselproductie. Dit is de kortste weg naar een schone, diervriendelijke en levendige aarde die in de toekomst door volgende generaties nog te gebruiken is (Stichting Grondbeheer, z.d.). In 2014 had Stichting Grondbeheer biologisch-dynamische landbouw 345 donateurs. Zij hebben 184,8 hectare grond beschikbaar gesteld aan 13 bedrijven (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015). Warmonderhof Opleidingen

Warmonderhof Opleidingen is onderdeel van het Groenhorst College. Zij bieden in voltijd en deeltijd Mbo-opleidingen aan in de richtingen biologisch-dynamische landbouw en landbouw & zorg. In 2014 had Warmonderhof 278 studenten (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Landgilde

Landgilde is een initiatief van Warmonderhof, BD-Vereniging en Land&CO. Het is een website die werkzoekende verbindt met mensen die werk aanbieden. In 2014 maakten 125 mensen hier gebruik van (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

Kraaybeekerhof

Kraaybeekerhof is een landgoed met een restaurant, een biodynamische groenten- en kruidentuin, een landgoed winkel, een bijenstal met bijentuin en de Kraaybeekerhof Academie. De

Kraaybeekerhof Academie is een opleiding- en cursuscentrum gericht op bewustzijn op het gebied van aarde, voeding en gezondheid. Ze bieden cursussen, studiedagen en vier deeltijdopleidingen: Natuurvoedingskundige, Natuur in Leiderschap, Barstensvol Leven en De wereld van Kruiden. In 2014 hadden ze 322 cursisten (Van Ruitenbeek & Roefs, 2015).

(20)

20

2.3. Dieren op biodynamische bedrijven

Bij een biodynamisch bedrijf is, tenzij er een verbod op het houden van vee in de regio of het om een tuinbouwbedrijf en bedrijven met uitsluitend meerjarige teelten gaat, een gemende bedrijfsvoering verplicht. Hierbij vormen vooral herkauwers een belangrijk uitgangspunt. Eventueel kan hier ook aan voldaan worden door structureel samen te werken met een Demeter veehouderijbedrijf of, als deze niet in de buurt is, met een biologisch bedrijf (Stichting Demeter, 2016).

Bij biodynamische veehouderij is het van belang dat het dier de gepaste aandacht krijgt. De dieren moeten de mogelijkheid hebben om hun natuurlijk gedrag te laten zien. Horens van herkauwers zijn van belang voor het ontwikkelen van levenskrachten en vormen een onderdeel van het totale wezen van het dier (Stichting Demeter, 2016).

Algemeen

Bij biodynamische landbouw wordt er vanuit gegaan dat dieren behoefte hebben aan beweging. Het is niet toegestaan om dieren aan te binden. Verminkingen van dieren zijn niet toegestaan, denk hierbij aan het couperen van staarten, het onthoornen van kalveren of lammeren, tandenknippen bij biggen, kappen van snavels bij kippen, het aanbrengen van een neusring bij varkens en castratie van lammeren. Castratie bij kalveren is alleen toegestaan voor de gezondheid, het welzijn of de hygiëne en wordt uitgevoerd door een vakbekwaam persoon. Castratie van biggen wordt bij voorkeur niet gedaan (Stichting Demeter, 2016).

De dieren moeten beschikking hebben over comfortabele ingestrooide ligplaatsen, bestaande uit biologisch stro, gelijkwaardig natuurlijk biologisch materiaal of maaisel van natuurterreinen. Compost mag worden gebruikt als ligbed in compoststallen. Onder normale weersomstandigheden moeten de stallen voldoende licht zijn om goed zicht op de dieren te hebben. Verlichten met kunstlicht mag bij zeer donker weer. De dieren moeten door middel van een passend ventilatiesysteem beschikken over voldoende frisse lucht. Tevens moet het diervoeder minimaal biologisch zijn, dit geldt voor alle ingrediënten van het voer. Herkauwers dienen tenminste 60% ruwvoer te krijgen (Stichting Demeter, 2016).

Het houden van mannelijke dieren is te verkiezen boven het inzetten van kunstmatige inseminatie. Dieren moeten de mogelijkheid hebben om natuurlijk gedrag te vertonen, bijvoorbeeld grazen, scharrelen, wroeten of op stok gaan. Er mag niet gefokt of gekruist worden met rassen die ver zijn doorgekruist voor eenzijdige productiedoelen ten koste van goede gezondheid en gewenste houderij-eigenschappen. Fokken met genetische hoornloze mannelijke dieren voor de

melkveehouderij is niet toegestaan. Demeter dieren en gangbare dieren mogen niet tegelijkertijd op een perceel geweid worden. De regelementen van enkele diersoorten worden hieronder verder uitgelicht (Stichting Demeter, 2016).

Kippen

Voor pluimveebedrijven geldt een maximale stalbezetting van vijf legkippen per vierkante meter. De stallen bestaan bij voorkeur uit één laag met scharrelruimte en een verhoogde roostervloer, een stal met meerdere lagen dient vooraf goedgekeurd te worden. Een toom kippen bestaat uit leghennen en hanen, per 100 leghennen moeten er tenminste twee gelijkwaardige hanen worden gehouden. Kippen moeten in stallen worden gehouden met voldoende daglicht en ze moeten naar buiten kunnen. Per 100 leghennen moet er 0,5 vierkante meter baadruimte, bestaande uit schoon en los zand, aanwezig zijn. Er moeten verhoogde, minimaal 40 centimeter, zitstokken zijn. De daglengte

(21)

21 mag tot maximaal 14 uur worden verlengd. De inrichting van de uitloop voor pluimvee, moet kippen de mogelijkheid geven tot scharrelen en schuilen. Voor pluimvee is er een minimale slachtleeftijd van 56 dagen (Stichting Demeter, 2016).

Koeien

Koeien dienen minimaal 180 dagen per jaar weidegang te hebben. Kalveren mogen alleen in de eerste week individueel gehuisvest worden, hierna is groepshuisvesting verplicht. Koetrainers zijn niet toegestaan. Kalveren moeten minimaal de eerste drie maanden vers, bedrijfseigen melk krijgen (Stichting Demeter, 2016).

Varkens

Zeugen mogen niet worden ingesloten voorafgaand of tijdens het werpen, na het werpen mag dit hoogstens gedurende drie dagen. Dragende en guste zeugen hebben, als het weer dit toelaat, verplichte weidegang. Vleesvarkens hebben verplicht toegang tot uitloop of openlucht gedurende de gehele mestperiode. De varkens moeten beschikken over een ingestrooide ligruimte. Biggen moeten 40 dagen door de moederzeug worden gezoogd (Stichting Demeter, 2016).

Geiten

Geiten dienen minimaal 180 dagen per jaar weidegang te hebben, waarbij 30% van het dagrantsoen verkregen kan worden uit de beweiding (Stichting Demeter, 2016).

Watervogels

Watervogels dienen te beschikken over toegang tot open water (Stichting Demeter, 2016). Paarden

Veulens moeten minimaal de eerste 45 dagen vers, bedrijfseigen melk krijgen (Stichting Demeter, 2016).

(22)

22

2.4. Zorglandbouw

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de zorglandbouw. Hiermee wordt een beeld gegeven wat

zorgboerdijen precies inhouden, hoe ze zijn ontstaan en het verschil tussen productie- of zorggericht. Daarnaast worden de organisaties op het gebied van zorglandbouw toegelicht. Verder wordt het dierenwelzijn op zorgboerderijen en de afwegingen tussen dier en zorg op zorgboerderijen verder uitgelegd.

2.4.1. Zorgboerderijen in Nederland

Op een zorgboerderij gaan agrarisch werk en zorg hand in hand. Een zorgboerderij wordt door Federatie Landbouw en Zorg omschreven als: ‘Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en zorg worden

gecombineerd in een zorgboerderij […] bij hun bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling houden zorgboeren rekening met mogelijkheden en doelen van deelnemers. Hun werkaanbod en begeleiding sluiten aan bij wat de deelnemer wil en kan.’ (Elings & Joop, 2013). Sommige boerderijen bieden de mogelijkheid om op de boerderij te wonen of logeren. Daarnaast zijn er boerderijen met sociale activering, arbeidstraining of een begeleidende werkplek (Blom & van den Nieuwenhuizen, 2009). Meest voorkomende vorm van zorg op zorgboerderijen is het aanbieden van dagbesteding (Hassink, van Dijk, & Klein Bramel, 2011).

Veel voorkomende doelgroepen zijn deelnemers met een verstandelijke beperking, psychiatrische achtergrond, jeugdigen en ouderen. Belangrijke punten op een zorgboerderij zijn persoonlijke en betrokken houding van de boer, de sociale gemeenschap, zinvol en divers werk, een informele sfeer en een groene omgeving (Hassink, Argicola, & Haubenhofer, 2009).

De zorgboerderij draagt bij aan keuzemogelijkheden voor deelnemers en heeft andere kwaliteiten dan reguliere dagbesteding of woonvoorzieningen. Dit komt door het boerengezin, de ruimte, de rust en het activerende karakter. De boerderij is meer een onderdeel van het gewone leven dan reguliere zorginstellingen. Zorgboerderijen kunnen een bijdrage leveren aan de integratie van deelnemers in de samenleving en hun sociale netwerk wordt uitgebreid en onderhouden. Dit werkt het best als deelnemers in de buurt van de zorgboerderij wonen en mensen ontmoeten die zij ook buiten de zorgboerderij tegenkomen. De zorgboerderij geeft stabiliteit (Hassink, Elings, Ferwerda, & Rommers, 2007). Initiatiefnemers geven aan dat ambachtelijk werk veel biedt aan mensen met een zorgvraag. Ze worden niet bezig gehouden met ‘nutteloze taakjes’ of eentonig werk. Na jarenlange ervaring op biodynamische zorgboerderijen blijkt dat mensen met een zorgvraag zich prettig voelen in de overzichtelijke en herkenbare omgeving van zorgboerderijen. Hier worden ze aangesproken op hun mogelijkheden, ze horen er weer bij en genieten van de ruimte en regelmaat (Van Boxtel & Winkel, 2012).

Er zijn inmiddels meer dan 1000 zorgboerderijen in Nederland. Hier ontvangen ruim 15.000 mensen zorg. Ook in andere Europese landen zit een flinke groei in het aantal zorgboerderijen (Elings, 2011).

Achtergrond zorgboerderijen

De landbouw moest een nieuwe balans vinden tussen economische en maatschappelijke aspecten. Dit kan door het bedrijf te verbreden met nieuwe activiteiten zoals zorg. De zorgboerderij is een belangrijk maatschappelijk fenomeen vanuit de ontwikkelingen in de verzorgingsstaat en de ontwikkelingen in de landbouw. De zorgboerderij voorziet in een functie waarin doelstellingen van zorg en landbouw samenkomen (Blom & van den Nieuwenhuizen, 2009).

(23)

23 In de landbouw en de zorg heeft schaalvergroting plaatsgevonden, beide werden hierdoor uit elkaar getrokken. De landbouw moest alleen voedsel produceren, waarbij natuur, landschap en menselijke beleving werd genegeerd. De zorg moest behandelen, hierbij was geen aandacht voor preventie, welzijn en zingeving. Maar nu komt er weer tijd voor samenhang. Iets waar zorgboerderijen in voorop lopen. In de antroposofie staat samenhang centraal. Hierdoor zijn antroposofische zorg en biodynamische landbouw voortrekkers van integrale zorg en -landbouw (Winkel, 2014).

Zorgboerderijen komen voort uit biodynamische landbouw en antroposofische gehandicaptenzorg (Van Ruitenbeek, 2014). Agrariërs gaan steeds meer holistisch werken. De boer heeft naast de taak van het produceren van agrarische producten ook maatschappelijke taken, zoals het beheren van landschap of het bieden van zorg aan mensen met een beperking. Mensen gaan steeds meer deelnemer gericht denken, het gaat om deelnemer gerichtheid, autonomie, zorg op maat en kleinschaligheid. De zorgboerderij past hier goed bij (Elings & Joop, 2013).

Productie- of zorggericht

Nederland heeft al ongeveer dertig jaar zorgboerderijen. Sommige zorgboerderijen ontwikkelen zich van een agrarisch bedrijf tot een zorgboerderij, andere zijn begonnen als tuinproject van een

zorginstelling. Dit leidt tot verschillende vormen van zorgboerderijen (Blom & van den Nieuwenhuizen, 2009). Aan de ene kant van het spectrum bevinden zich bedrijven waar de

agrarische productie de hoofdrol speelt. Eens per week loopt er een deelnemer met een zorgvraag mee op de boerderij. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich zorgboerderijen waar geen agrarische productie plaatsvindt en waar de tuin of dieren aanwezig zijn voor de deelnemers. Bij deze laatste bedrijven komen alle inkomsten uit de zorg. Regelmatig ontstaan er discussies in de sector in hoeverre deze laatste bedrijven échte zorgboerderijen zijn (Elings & Joop, 2013). Verschillende partijen in de landbouw en zorg geven aan dat zij het belangrijk vinden dat de zorgboerderij een echte boerderij blijft. Ze vrezen dat de aandacht meer komt te liggen op de zorgtak (Hassink, Argicola, & Haubenhofer, 2009).

2.4.2. Organisaties Landbouw en Zorg

In Nederland is er een landelijke brancheorganisatie en zijn er diverse regionale organisaties actief voor landbouw en zorg. Deze worden hieronder verder toegelicht.

Brancheorganisatie

De landelijke brancheorganisatie voor de sector Landbouw en Zorg is de Federatie Landbouw en Zorg. Zij staan voor het professionaliseren van de sector, het faciliteren van regionale organisaties van zorgboeren en zijn het aanspreekpunt voor stakeholders. De Federatie brengt landbouw en zorg bij elkaar, stimuleert deze partijen tot samenwerken en is aanjager van nieuwe perspectiefvolle ontwikkelingen (Federatie Landbouw en Zorg, z.d.a).

Keurmerk “Kwaliteit laat je zien”

Federatie Landbouw en Zorg heeft een kwaliteitssysteem ontwikkeld waarbij zorgboeren

ondersteund worden bij het zichtbaar maken van de te bieden begeleiding en zorg. Deelnemers en zorgpartners kunnen op deze wijze bepalen of dit aanbod bij hun doelstellingen en wensen past. Voor deelname aan het kwaliteitssysteem is de zorgboer verplicht om aangesloten te zijn bij één van de leden van (regionale samenwerkingsverbanden) Federatie Landbouw en Zorg. Het

kwaliteitssysteem wordt na één jaar in de praktijk getoetst. De zorgboer nodigt dan, via Federatie Landbouw en Zorg, een onafhankelijke beoordelaar uit. Deze brengt een bedrijfsbezoek en toetst of

(24)

24 het ingevulde kwaliteitssysteem operationeel is. Bij een positief resultaat wordt het keurmerk

“Kwaliteit laat je zien” verstrekt. Voor de zorgboer betekend dat de zorgboerderij voldoet aan:

 Kwaliteitswet zorginstellingen;

 Arbowet;

 Wet klachtenrecht;

 Wet bescherming persoonsgegevens;

 Wet medezeggenschap van deelnemers zorginstellingen.

Voor deelnemers en hun zorgvragers betekend het keurmerk onder andere:

 Het krijgen van kundige begeleiding;

 Bieden van een veilige plek, waar de deelnemer welkom is en zich thuis voelt;

 Bieden van zinvol werk en helderheid wat de deelnemer mag verwachten en wat er van de deelnemer verwacht wordt;

 De persoonlijke ontwikkeling van de deelnemer en het welzijn staan hoog in het vaandel;

 Iedereen mag komen kijken, want deelnemers zijn trots op wie ze zijn.

Het keurmerk wordt geaccepteerd door de Arbeidsinspectie, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, cliëntenorganisatie Per Saldo, met boeren samenwerkende zorginstellingen en Zorgverzekeraars Nederland (Federatie Landbouw en Zorg, z.d.b).

Regionale organisaties

Voor iedere regio in Nederland is er een aanspreekpunt, vaak een vereniging, voor deelnemers die opzoek zijn naar een zorgboerderij. Tevens is dit een vereniging waar (startende) zorgboerderijen zelf terecht kunnen (Federatie Landbouw en Zorg, z.d.c). Veel van deze verenigingen behartigen de belangen van de zorgboerderijen en zien er op toe dat het kwaliteitskeurmerk van Federatie Landbouw en Zorg behaalt en onderhouden wordt. Tevens netwerken deze verenigingen veel met lokale overheden om de posities van de zorgboeren te versterken. Daarnaast zorgen ze voor goede informatievoorzieningen en sommige organiseren cursusdagen voor de zorgboeren. In Tabel 2 is te zien welke vereniging actief is in welke provincie van Nederland (BEZINN, z.d.).

Tabel 2: Regionale verenigingen uitgezet per provincie (Federatie Landbouw en Zorg, z.d.c)

Provincie

Vereniging

Friesland, Groningen en Drenthe BEZINN (Boeren En Zorg In Noord Nederland)

Overijssel Vereniging Zorgboeren Overijsel

Flevoland Vereniging Zorgboeren Flevoland

Gelderland Vereniging Zorgboeren Rivierengebied, vereniging Zorgboeren Oost-Gelderland en BEZIG (Boeren En Zorg In Gelderland)

(25)

25

Noord-Holland Stichting Landzijde

Zuid-Holland Zorgboeren Holland en vereniging van Zorgboeren Zuid-Holland

Zeeland ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinorganisatie) Noord-Brabant ZLTO en LEAS bureau voor zorgvernieuwing

Limburg Arvalis

2.4.3. Dieren op zorgboerderijen

Het werken met landbouwhuisdieren op zorgboerderijen kan bijzondere en positieve effecten opleveren. Verschillende kwaliteiten van de boerderij spelen hierbij een rol, dit zijn de niet-medische setting, een omgeving die vol leven is, een natuurlijke structuur, aansluiting op het gezonde van de deelnemer en zinvolle en aansprekende werkzaamheden. Dieren hebben specifieke kwaliteiten die belangrijk kunnen zijn, zo zijn dieren herkenbaar, geven ze een grote diversiteit aan impulsen, maken ze levensprocessen aanschouwelijk, nodigen uit tot verzorgen en prikkelen ze de zintuigen (Hassink, 2002).

Dierenwelzijn

Het complexe begrip dierenwelzijn omvat zowel de fysieke als het geestelijk welzijn. Een

overeenkomst in veel definities, is dat het dier en de kwaliteit van leven centraal staan. Het welzijn van dieren wordt vaak getoetst aan de hand van de “Vijf Vrijheden”. Wanneer er aan deze vijf vrijheden wordt voldaan, heeft een dier een goed welzijn. Deze “Vijf Vrijheden” komen voort uit de bevindingen van het Bramball Commitee. De Britse Farm Animal Welfare Council heeft dit in 1993 uitgewerkt tot de nu bekende “Vijf vrijheden”, deze worden hieronder genoemd (Ophorst, et al., 2014).

1. Dieren zijn vrij van honger en dorst.

Ze hebben gemakkelijk toegang tot vers water en een adequaat rantsoen. 2. Dieren zijn vrij van ongemak.

Ze hebben een geschikte leefomgeving inclusief onderdak en een comfortabele rustplaats. 3. Dieren zijn vrij van pijn, verwonding en ziekte.

Er is sprake van preventie en een snelle diagnose en behandeling. 4. Dieren zijn vrij van angst en stress.

Er is zorg voor voorwaarden en behandelingen die geestelijk lijden voorkomen. 5. Dieren zijn vrij om normaal gedrag te vertonen.

Ze hebben voldoende ruimte, goede voorzieningen en gezelschap van soortgenoten. (Ophorst, et al., 2014)

Vier van de vijf vrijheden gaan in op dat de dieren vrij zijn van een bepaald ongerief. De vijfde vrijheid benoemd dat dieren vrij moeten zijn om bepaald gedrag te kunnen uiten. Eerst lag de nadruk in Nederland voornamelijk op de eerste vier vrijheden. Tegenwoordig wordt het uiten van normaal, natuurlijk, gedrag steeds belangrijker (Ophorst, et al., 2014).

(26)

26 Welfare Quality

Het Europese onderzoeksproject Welfare Quality heeft een internationaal breed gedragen

meetsystematiek ontwikkeld, het uitgangspunt was het meten van dierenwelzijn aan het dier zelf. De “Vijf vrijheden” dienen als basis voor deze systematiek. Centraal staan de signalen en kenmerken van gedrag en gezondheid van dieren. Daarnaast zijn goede huisvesting en voeding de voorwaarden om het welzijn te optimaliseren. Aan de hand van Welfare Quality kunnen gestructureerde en

gestandaardiseerde welzijnsmetingen verricht worden (Ophorst, et al., 2014). Dierenwelzijn op zorgboerderijen

Het garanderen van optimaal dierenwelzijn verdient veel aandacht. Een algemeen uitgangspunt is dat goede zorg voor de deelnemer alleen kan als er goede zorg voor de dieren is. Toch zijn er een aantal aspecten waarbij het dierenwelzijn op zorgboerderijen in het geding kan komen. Op de boerderij is kennis over dierverzorging en -houderrij vaak geconcentreerd bij één persoon. Dit maakt het goede verloop van de boerderij kwetsbaar (Hassink, 2002). Dit kan komen doordat een

verminderd dierenwelzijn voornamelijk het gevolg is van een gebrek aan kennis over de

aandachtspunten en signalen van discomfort. Ook kennen de zorgboeren niet altijd de behoeften van de dieren (De Bruin & Landman, 2015). Tevens zijn er geen stalsystemen die zorgdoelstellingen en optimaal dierenwelzijn combineren. Sommige boeren, in de biologische melkveehouderij, geven aan dat er mede daarom een spanning is tussen de wensen vanuit dierenwelzijn en vanuit zorg. Een ander groot probleem is de steeds strengere regelgeving, met name voor preventie van dierziekten. Deze kunnen het contact tussen deelnemer en dier belemmeren en maken het moeilijker om meerdere diersoorten op één bedrijf te hebben (Hassink, 2002). Alhoewel het bekend is dat weinig konijnen in de zorg zijn gevaccineerd (Buring & Bruins, 2013), is het optreden van zoönosen en ongelukken in de praktijk gering. Het is onduidelijk of dierenwelzijn op zorgboerderijen voldoende aandacht krijgt, daarmee bestaat het risico dat het welzijn van dieren onder druk komt te staan (Hassink, 2002).

Een ander aspect waar problemen met het dierenwelzijn kunnen ontstaan, is het zelfstandig laten werken van deelnemers. Er is weinig controle en er wordt veel over het hoofd gezien. Dieren krijgen vaak te veel of te weinig voedsel door ontbrekende voerschema’s. Water geven is bijvoorbeeld een klus die deelnemers zelf uitvoeren. Doordat dit niet gecontroleerd wordt is er een kans dat de dieren weinig of vuil water hebben. De begeleiding is vaak niet op de hoogte van signalen van dorst. Gebrek aan controle zorgt ervoor dat welzijnsrisico’s en signalen van discomfort laat worden ontdekt (De Bruin & Landman, 2015). Interactie tussen deelnemer en dier is een aspect dat vaak gepaard gaat met welzijnsrisico’s voor de dieren. Meest voorkomende dier-gerelateerde incidenten op

zorgboerderijen zijn het laten schrikken van dieren. Gevolgd door het op- en najagen en het in een oncomfortabele houding brengen. Andere veel voorkomende incidenten zijn hardhandig vastpakken van dieren, dieren laten vallen en dieren laten ontsnappen. De dieren hebben daarmee vooral een hoog risico op verwondingen en stress. Dit is vooral het geval bij jonge en kleine dieren (Ferwerda-van Zonneveld, Caron-Flinterman, & Oosting, 2011). Belangrijk is dat landbouwhuisdieren die in de zorg worden ingezet voldoende gesocialiseerd worden, om zo het contact met deelnemers als niet belastend te ervaren en het contact veilig te laten verlopen. Toch kan het zijn dat het hanteren van de dieren een bron van stress is, waardoor het welzijn verminderd wordt. Dit is vooral bij deelnemers met een verminderde fijne motoriek, doordat zij de dieren niet op een correcte wijze kunnen

(27)

27

2.4.4. Afwegingen dier en zorg

Dirk van De Noorderhoeve geeft in het vakblad Dynamisch Perspectief aan, dat zij afwegingen hebben moeten maken. Zo hebben zij in verband met gevaar voor deelnemers de stier weggedaan en zijn ze overgegaan op kunstmatige inseminatie (Bot, 2012).

Op zorgboerderijen wordt een afweging gemaakt tussen deelnemer en dier. Het kan voorkomen dat een dier beperkt is in het uiten van sociaal gedrag om de veiligheid van de deelnemer te waarborgen. Dit levert voor boeren lastige dilemma’s op. Een verminderd welzijn bij dieren kan namelijk tot gevaarlijke situaties of ongewenst gedrag lijden. De huisvesting van dieren wordt bijvoorbeeld veelal afgestemd op de behoeften van de deelnemer. Konijnen en paarden die individueel gehuisvest zijn, zijn makkelijker en veilig te verzorgen en te hanteren door deelnemers. Koeien worden tevens individueel vastgebonden zodat de deelnemer zich veiliger in de stal kan verplaatsen (De Bruin & Landman, 2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat we graag nog willen is een keer iets organiseren voor de wijk, een leuke avond waarop mensen elkaar kunnen ontmoeten en samen iets kunnen doen.. Wat zou je nog

Het spreekt voor zich dat de maatregelen die zijn genomen door het Kabinet en de richtlijnen van het RIVM altijd moeten worden opgevolgd door

5 nieuwe fietsroutes van Utrecht naar Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug Nieuwe icoonroutes: Zuiderzeeroute (2020) en Hollandse Waterlinieroute (2021). Economie

Welke studenten betrek je in de interactie (on campus studenten, online studenten, beide) 3. Welke soort vraag/opdracht zou je

Voor fi nanciële vaste activa, of dus de aandelen die binnen de fi nanciële vaste activa zijn geboekt, kan algemeen gesteld worden dat de rentabiliteit kan berekend worden door het

• Gezien het aantal deelnemers en de digitale vorm van deze overlegtafel is de kans aanwezig dat niet iedereen in de.. gelegenheid is te spreken of

Voor veel personen met een handicap blijft het moeilijk om zelf beslissingen te nemen over zichzelf, door familiale druk, druk van dienstverleners, weinig flexibiliteit , … en

Hein van de Wijgert Jurgen van der Heijden Wanka Lelieveld Eelco Fortuijn Jaap Drooglever Thomas Hessels Kees van Dalen Carla Fransen Xandra van Lipzig Maaike Kaiser