• No results found

A posthumanistic analysis of the welfare effects of human enhancements on society

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A posthumanistic analysis of the welfare effects of human enhancements on society"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een posthumanistische analyse van de

welzijnseffecten van human enhancements op de

samenleving

D. Niewenhuis 11058595

A.J. Hoogenboom 10754342

K. Schaper 11029986

Begleidend docent:

J. de Swart

7102 woorden

January 2018

(2)

Abstract

Wij hebben vanuit een posthumanistisch kader een analyse van de welzijnseffecten van human enhancements op de westerse samenleving, met in het bijzonder de Nederlandse samenleving, gedaan. Hiervoor maken wij gebruik van het utilitarisme van Bentham. Met een interdisciplinaire aanpak kijken we vanuit onze majoren naar het begrip van welzijn, stellen we verschillende factoren van welzijn vast en gebruiken we die om een uitspraak te kunnen doen over toekomstige welzijnveranderingen. Het model wordt met dat doel toegepast op het Rijksvaccinatieprogramma, in-vitrofertilisatie en de anticonceptiepil. Wij stellen aan de hand van het boek van John Harris Enhancing Evolution: The Ethical Case for Mak-ing Better People (2010) dat human enhancements in het verlengde liggen van de huidige medische ingrepen. Wij hebben kunnen concluderen dat de kans zeer aannemelijk is, dat de welzijnsimpact van human enhancement technologieˆIn als positief gezien gaat worden, onder de huidige ethische waarden. De omvang van dit onderwerp maakt het onvermijdelijk dat veel zaken onuitgewerkt blijven. Een uitgebreidere analyse van verschillende soorten enhancements kan wellicht onderscheid maken in meer en minder welzijnsbevorderende technieken.

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4 1.1 Methoden en verantwoording . . . 5 2 Onderzoek 7 2.1 Theoretisch kader . . . 7 2.2 Literatuuronderzoek . . . 12 2.3 Human Enhancements . . . 15 3 Conclusies 18 4 Discussie 20 5 Bronnen 21

(4)

1

Inleiding

De soort homo sapiens heeft zich, vanaf het moment dat het de andere men-sachtigen die op aarde voorkwamen achter zich liet, ontwikkeld tot de dominante invloed van het leven op aarde. Planten en dieren worden gedomesticeerd, en do-ordat de mens zich mengt in het evolutionaire proces worden soorten gecreˆIerd die ver van hun natuurlijke voorouders afstaan maar steeds beter bij zijn be-hoeften passen (Harari & Perkin, 2011).

De mens is zelf echter op evolutionair niveau niet veel verder dan de pre-historische jager-verzamelaar (Nitecki & Nitecki, 1994). Zijn rol als intelligent designer van de wereld om zich heen is met name te danken aan sociale en cul-turele ontwikkelingen, die hem in staat stellen op globale schaal samen te werken en op hoog gespecialiseerd niveau wetenschap te bedrijven (Gittenberger, 2008). Ons essay richt zich op die onderdelen van de wetenschap die de potentie hebben zich te mengen in het evolutionaire proces van de mensheid, door ingrijpende aanpassingen aan het menselijke organisme: human enhancements. De meest vooruitlopende ontwikkelingen op de gebieden van genetica, biomedische weten-schappen en technologie zijn meestal binnen de medische context, om defecten te repareren, zoals het bewerken van DNA om mutaties ongedaan te maken (H. Ma et all., 2017) en het werken met bionische ledematen na amputaties, verlam-ming of ontwikkelingsstoornissen (Williams, 1997). Het blijkt echter vaak dat het ook mogelijk is om mensen zonder defecten met deze technologieˆIn extra capaciteiten te geven ten opzichte van de ‘normale’ staat van functioneren: een enhancement. Zo werd bijvoorbeeld Ritalin ontwikkeld als medicijn bij ADHD, maar wordt het nu gebruikt door studenten als concentratiehulp bij het studeren (DuPont et al., 2008). Hieruit blijkt dat medische therapieˆIn de potentie kun-nen hebben ook ‘normaal’ functionerende mensen ‘bovennormale’ capaciteiten te geven. Wat voor invloed zal dit hebben op het welzijn van mensen en de maatschappij als geheel?

‘Normaal’ en ‘bovennormaal’ staan hier tussen aanhalingstekens, aangezien deze termen in een context van human enhancements problematisch zijn. Wat is ‘normaal’ voor een mens, en wat voor consequenties heeft het om niet ‘normaal’ te zijn? Deze vragen zullen we verkennen vanuit een medisch-ethisch perspectief en een filosofisch posthumanistisch perspectief. Op medisch-ethisch gebied halen wij John Harris (2010) aan, die stelt dat er op basis van ‘normaliteit’, of zoals hij het noemt species-typical functioning , geen onderscheid gemaakt kan worden tussen medische ingrepen en human enhancements. Er is namelijk geen sluitende definitie voor wat species-typical functioning inhoudt. Dit komt overeen met de posthumanistische visie dat ‘menselijkheid’ geen vaststaande eigenschap is, maar afhankelijk is van veranderende ethische waarden en aldus geen vaste definitie heeft. Dit wordt ook wel omschreven als het non-essentialisme van de menselijke natuur: er is geen essentieel menselijke eigenschap die de menselijke natuur kenmerkt. Deze overtuiging is belangrijk voor ons onderzoek naar de welzijnseffecten van human enhancements, aangezien een conservatief beeld van ‘normale mensen’ een open discussie over elke mogelijke aanpassing hierop in de weg staat. Wij willen met een posthumanistische mindset ons essay zoveel

(5)

mogelijk waardenvrij houden.

Wij stellen dat het waarschijnlijk is dat human enhancements een aanzienli-jke impact op het menselijk functioneren gaan hebben, gezien de technologische mogelijkheden van dit moment, de potentie van deze technologieˆIn en de aan-dacht die deze mogelijkheden krijgen (Swierstra et al., 2009). Dit paper focust zich op de mogelijke effecten van deze ontwikkelingen op het welzijn in de West-erse samenleving. Om deze effecten te bestuderen willen wij een Welzijnsmodel opstellen voor de impact van technologisch-medische ontwikkelingen, op basis van historisch onderzoek. Wij hebben gekeken hoe in het verleden het welz-ijn is veranderd na de introductie van het Rijksvaccinatieprogramma, in-vitro fertilisatie en de anticonceptiepil in de samenleving.

Om het op een zinvolle manier over welzijn te kunnen hebben zullen wij welzijn moeten definiˆIren. Hiervoor zullen wij gebruik maken van het utili-tarisme van Bentham, beschreven in zijn boek An Introduction to the Principles of Morals and Legislation (Grundstein, 1953). Met een interdisciplinaire aan-pak zullen wij vanuit een sociaal-economisch perspectief naar het begrip welzijn kijken, verschillende factoren van welzijn vaststellen en die gebruiken om uitein-delijk een uitspraak te doen over hoe medisch-technologische ontwikkelingen ons niveau van welzijn beˆonvloeden. Wij beperken ons bij het bespreken van human enhancements niet tot individuele technieken of methoden van enhance-ment, maar willen een totaliteit aan mogelijkheden beschouwen. Dit maakt het resultaat van ons paper algemener toepasbaar op toekomstige ontwikkelingen die nu wellicht nog niet te voorspellen zijn. Wel zullen wij een beeld schetsen van de huidige staat van ontwikkeling, om het onderzoek naar human enhancements in zijn algemeenheid iets concreter te maken. De hoofdvraag van dit essay is dan ook hoe wij een adequaat beeld kunnen schetsen van de welzijnsverandering binnen de maatschappij veroorzaakt door human enhancements.

1.1

Methoden en verantwoording

In dit essay willen wij op basis van de beschikbare literatuur en een historisch vergelijk een Welzijnsmodel opstellen dat de invloed van human enhancements kan voorspellen. Dat betekent niet dat wij een profetie zullen uitspreken waarin vaststaat hoe de toekomst eruit gaat zien, want die kennis is niet beschikbaar. Wij willen verschillende welzijnsaspecten aan het licht brengen die bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen een rol kunnen spelen. Dit essay integreert hier-bij welzijns-economische modellen met filosofische literatuur en technologische kennis.

Wij kiezen expliciet voor het bestuderen van een toekomst waarin human enhancements een grote plaats innemen. Dit doen wij niet vanuit een bepaalde agenda, om human enhancements te stimuleren of om te stellen dat de ‘ge-upgrade’ mens een beter mens is. Vanuit een posthumanistische visie willen wij namelijk stellen dat ons huidige mensbeeld en onze huidige ethiek aan veran-dering onderhevig zijn, zoals deze in de geschiedenis constant veranderd zijn. Het is dus niet mogelijk een absoluut ethisch oordeel te vellen of objectief te oordelen of de veranderingen door enhancements goed of slecht zijn. Wij willen

(6)

een momentopname geven van de tijd waarin deze technieken bestaan en zich ontwikkelen, namelijk het heden en de nabije toekomst, en in deze context de effecten op ons huidige liberaal humanistische Welzijnsmodel bepalen. Wat als ‘pijn’ of ‘plezier’ wordt gekenmerkt in onze utilitaristische analyse moet dus al-tijd opgevat worden als ‘wat binnen de huidige ethiek als pijn of plezier wordt ervaren’, en een ‘verbetering’ door enhancements als ‘wat binnen de huidige ethiek als beter wordt ervaren’.

Deze huidige liberaal-humanistische ethiek wordt in ons essay vertegenwo-ordigd door J. Harris Enhancing evolution: The ethical case for making better people(2010). Deze bio-ethicus geeft daarin een moreel betoog in het voordeel van human enhancements, en ontkracht een brede selectie aan tegenargumenten. Dit is ook de reden dat wij verwachten dat human enhancements een grote plaats gaan innemen in de toekomst: vanuit de huidige ethiek lijkt het zeer aannemelijk de mogelijkheid tot enhancements als inherent goed te beschouwen binnen de geldende normen en waarden. Anders zouden we het namelijk geen enhancements noemen. In zijn betoog voor enhancements plaatst Harris het recht ingrepen en selectie toe te passen op embryo’s onder het recht op vrijheid van voortplanting, en het gebruik van enhancement therapieˆIn voor volwasse-nen onder een continu¸m met medische ingrepen an sich. Hij stelt dat enhance-ments per definitie een inherent goed vertegenwoordigen binnen ons kader van medische zorg en welzijn. Tegelijk is hij zich bewust van posthumanistisch non-essentialisme wat betreft de menselijke natuur, die zoals hij stelt niet afhangt van toevalligheden als levensduur of gevoeligheid voor genetische aandoeningen. Het is dus mogelijk ingrijpende aanpassingen te doen in de menselijke natuur zoals wij die nu kennen zonder dat het concept ‘menselijkheid’ ten onder gaat. Ons concept van ‘menselijkheid’ is flexibel en beweegt mee, zoals gebeurd is bij medische ontwikkelingen als IVF, vaccins en de anticonceptiepil in het verleden. Ons essay moet dus gezien worden als een analyse van contemporele tech-nologische ontwikkelingen en ethische waarden, wat inhoudt dat waardeoordelen niet absoluut maar tijdsgebonden zijn en speculaties over de toekomst voortkomen uit hedendaagse ontwikkelingen. Het posthumanisme heeft als doel hierin voor de optimale mindset te zorgen. Uiteindelijke effecten van enhancements binnen een posthumanistische ethiek zijn wellicht lastig te voorspellen vanuit een over-wegend humanistisch kader. De aspecten die wij analyseren zijn ingegeven door de huidige staat van ethiek en onderzoek.

(7)

2

Onderzoek

Het onderzoek zal bestaan uit twee onderdelen. Ten eerste een oriˆIntatie in de relevante literatuur die een inkadering van onze hoofdvraag zal bieden en een verankering van een mogelijk antwoord. Ten tweede een literatuuronderzoek waarbij wij de gevonden theorie proberen toe te passen om tot een antwoord te komen.

2.1

Theoretisch kader

In het theoretisch kader zal onder verschillende tussenkopjes een oriˆIntatie van verschillende relevante onderwerpen binnen ons onderzoeksgebied worden geplaatst.

2.1.1 Human enhancements

Human enhancements duiden voor ons op medische ingrepen die, met behulp van moderne technologie, de mens gezonder, sterker of anderszins beter maken dan wat bereikt kan worden zonder deze ingrepen. Hieronder vallen onder an-dere verlengde levensduur, een verbeterd immuunsysteem en verhoogde hersen-capaciteit. Wij willen human enhancements als een algemeen concept behande-len, wat betekent dat wij geen onderscheid maken tussen verschillende soorten enhancements. Om een beeld te schetsen wat de mogelijkheden op dat gebied zijn geven wij een korte beschrijving van verschillende beschikbare of mogelijk ontwikkelbare technologieˆIn en behandelingen. Een rode draad bij al deze hu-man enhancements is dat het momenteel nog voornamelijk wordt toegepast op patiˆInten die het nodig hebben om te overleven of voor revalidatie. Er moet echter wel bij worden gezegd dat vele van deze technologieˆIn nog niet op het punt zijn dat ze al op grote schaal op patiˆInten worden toegepast. Wanneer de grootschalige toepassing van deze technologieˆIn een feit is zullen deze zich on-twikkelen tot ze niet meer alleen beschikbaar zijn voor de patiˆInten die het echt nodig hebben maar ook door andere zullen worden gebruikt om hun lichaam te verbeteren.

Het eerste mogelijke veld van enhancements is de gentherapie. Gentherapie focust op het manipuleren van DNA in het menselijke lichaam. Een recente en grote vooruitgang in dit veld is het ontwikkelen van CRISPR. CRISPR is een enzym dat samen met Cas9 ervoor kan zorgen dat cellen zich beter kunnen beschermen tegen virussen die zich via de cel verspreiden. Een groot voordeel van CRISPR en soortgelijke enhancements is dat niet alleen de patiˆInt maar zijn kinderen ook voor altijd beschermd zullen zijn. Dit is erg voordelig bij het behandelen van erfelijke ziekten in een familie.

Het tweede veld van enhancements is de BMI (Brain-Machine Interfaces). BMI’s zijn machines die neurale stimulansen naar het menselijke brein kun-nen sturen om de mens zo acties te laten uitvoeren (Orsborn, A. L., & Car-mena, J. M., 2013). Momenteel wordt voornamelijk veel onderzoek gedaan naar de toepassingen van BMI’s bij revaliderende patiˆInten. Zo kan een BMI

(8)

worden gebruikt om controle terug te krijgen over verlamde spieren (Moritz et al., 2008). De verwachting is dat in de toekomst er veel meer toepassingen van BMI’s worden ontwikkeld. Het trainen van een vaardigheid is een van potentiˆIle toepassingen waar momenteel veel onderzoek naar wordt gedaan (Orsborn, A. L., & Carmena, J. M., 2013).

Het laatste veld van enhancements is synthetisch bloed. Het gebruik van synthetisch bloed wordt momenteel voornamelijk gedaan om het tekort aan bloeddonoren en gevallen van geˆonfecteerd bloed te voorkomen (Notman 2010). Het gebruik van synthetisch bloed stopt echter niet bij de mensen die bloed tekort komen maar kan ook gebruikt worden als een enhancement. Een van de mogelijkheden is om synthetisch bloed te maken met een hoge hoeveelheid zuurstof en rode bloedlichamen om de uithoudingsvermogen te verhogen bij die mensen die dit ingespoten krijgen.

2.1.2 Utilitarisme

Het utilitarisme is een filosofische stroming die zich bezighoudt met het meten van nut voor mensen. Het utilitarisme wordt toegeschreven aan de filosofen en economen Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873), die stellen dat een actie goed is als die geluk zou bevorderen en slecht als die ongeluk zou brengen (Ni’am, 2008). Bentham publiceerde het idee van utilitarisme in zijn werk Introduction to the Principles of Morals and Legislation (Grundstein, 1953). De centrale stelling in zijn werk was dat de acties van mensen niet meer beoordeeld moesten worden op het welzijn voor het individu, maar op het welzijn voor de gemeenschap waarin het individu zich bevindt. Maximalisatie van het welzijn betekent “the greatest good for the greatest number”. Dit stond in fel contrast met het egoˆosme, het idee dat iedereen zijn eigen hoogste geluk zou moeten nastreven, dat toendertijd in de 18e eeuw heerste (Driver, 2014).

Door gebruik te maken van het utilitarisme kunnen wij welzijn definiˆIren. Hierin geeft het werk van Bentham duidelijke handvaten. Hij stelt dat welzijn beschreven kan worden aan de hand van de afweging tussen pijn en plezier. Bentham noemt daarbij ook de enige vier redenen die een verandering van pijn en plezier kunnen veroorzaken, namelijk lichamelijke, politieke, moralistische en religieuze redenen.

De genoemde vier oorzaken van plezier of pijn zouden volgens hem de kern van welzijn vormen. Bentham gaf in zijn werk ook aan hoe een verandering in de vier redenen gemeten kan worden. Zo ontwikkelde hij de Felicific Calculus (Mitchell, 1918), een algoritme om te meten welke gevolgen een actie heeft op de vier oorzaken van pijn of genot. Hij stelde dat er gekeken moest worden naar de intensiteit, tijdsduur van de gebeurtenis, kans op de gebeurtenis, de tijdsduur tot de gebeurtenis, kans op een volgende gebeurtenis die ook hetzelfde genot of pijn met zich mee brengt, kans op een volgende gebeurtenis die niet hetzelfde genot of pijn met zich mee brengt en de hoeveelheid mensen die door `e`en gebeurtenis beˆonvloed worden. Met deze maatstaven kan de verandering van welzijn gemeten worden na een gebeurtenis voor het individu, om dan voor elk individu gesommeerd te worden, waarmee voor het algemeen welzijnsniveau

(9)

een verandering aan te geven zal zijn. 2.1.3 Afgeleid Welzijnsmodel

Om de medische enhancements, die wij in ons essay gaan gebruiken te kunnen beoordelen, willen wij het model van Bentham meer toepasbaar maken op de human enhancements. Zo willen wij ons alleen focussen op de invloeden vanuit de lichamelijke en moralistische redenering. Dit doen wij, omdat wij inzien dat de politieke redenen tot pijn of genot al genomen besluiten zijn, voordat de gebeurtenis daadwerkelijk plaats heeft gevonden. In de economie wordt dit ook wel “sunk cost”, of gezonken kosten genoemd. Daarnaast laten wij de religieuze redenen achterwege, omdat wij die laten meetellen in de moralistische afwegingen. Uiteindelijk leveren religieuze argumenten omtrent enhancements morele bezwaren op, en niet zo zeer spirituele of anderszins typisch religieuze bezwaren. Ook leggen wij de nadruk op bepaalde onderdelen van het Felicific Calculus. Dit allemaal is schematisch weergegeven in figuur 1.

Te zien is dat wij hierbij drie onderdelen van de meting achterwege laten, namelijk de kans op de gebeurtenis, de tijdsduur tot de gebeurtenis en de tijds-duur van de gebeurtenis. Wij veronderstellen dat de kans voor elke individuele gebeurtenis constant is bij elke medische enhancement, omdat de persoon er zelf voor kiest de medische ingreep te doen. Daarnaast veronderstellen wij dat de tijdsduur tot de gebeurtenis, oftewel de tijd tussen het besluit en de daad-werkelijke ingreep, geen vaste duur heeft en daardoor geen concrete maatstaf kan zijn voor ons model. De tijdsduur van de gebeurtenis de behandeling -is wel te meten, maar voor ons model niet van toepassing, omdat bij med-ische enhancements een duur van de behandeling niet van belang is. Bij medische enhancements gaat het niet om de ingreep maar om de gevolgen, en hoe lang die duren hangt af van de duur van het leven en de aard van de ingreep. De duur van de effecten van een ingreep is dus veranderlijk per individueel geval en zullen we daarom niet opnemen in ons utilitaristische model van welzijn voor de samenleving.

2.1.4 Humanisme en Posthumanisme

Het humanisme is een brede stroming die de basis vormt voor veel modern ethisch denken. Het stelt de vrije wil van de mens, haar rationaliteit en haar authentieke ik centraal als maatstaf van ethiek en moraal. Badmington (2000) noemt Ren´e Descartes (1596 -1650) als een van de grondleggers van het human-isme. Hij legt het als volgt uit:

“When Descartes writes about what it means to be human, his words exude certainty, security, and mastery. Near the beginning of the Discourse on the Method (1988), for instance, reason is held aloft as the only thing that makes us men and distinguishes us from the beasts (1988, 21). This essential power of judging well and dis-tinguishing the true from the false ... is naturally equal in all men (1988, 20), and it is precisely this ability to determine the truth

(10)

Figuur 1

that convinces Descartes of his human being: I think, therefore I am (1988, 36). The truth of the human, of what it means to be human, lies, that is to say, in the rational mind, or soul, which is entirely dis-tinct from the body.” (Badmington 2000, Theorizing posthumanism, 16)

Badmington citeert hier echter Descartes niet in een positief licht, maar om aan te geven wat de problemen met het humanisme zijn. Precies deze overtuiging van Descartes dat het mens-zijn gevangen kan worden in een enkele eigenschap, in zijn geval rationaliteit, is een probleem van het humanisme. Het posthumanisme probeert ons bewust te maken van deze problemen, wat wij in een later stadium van ons verslag verder zullen behandelen.

Het fundamentele principe van het humanisme is dat de menselijke natuur toepasbaar is als universele staat van zijn (Walter, 1997). Hiermee vormt het humanisme een belangrijke basis voor de denkwijzen die leidden tot de hier-boven geˆontroduceerde methode van welzijn meten. Bentham gaat namelijk uit van de vrije mens als basis voor het meten van welzijn, waarbij de mens als rationeel wezen wordt gezien. Wij zien dat een schrijver als Harris (2010) zich ook bedient van humanistische terminologie in zijn pleidooi voor human enhancements. Zo refereert hij aan de Universele Rechten van de Mens, die bij uitstek een product van het humanisme zijn (Golder, 2015). Ook gebruikt hij veelvuldig frasen als “human nature” en “valuing an individual as a person” . Dit zijn typisch kenmerken van de humanistische visie op ‘menselijkheid’ zoals hierboven beschreven.

Hij is zich echter ook bewust van de beperkte reikwijdte van vaste defini-ties van ‘menselijkheid’ op basis van wat normaal geacht wordt. Dit komt het duidelijkst naar voren wanneer hij het onderscheid tussen medische ingrepen

(11)

en human enhancements bekritiseert (44-46). Tegenstanders van enhancement-technologieˆIn doen volgens Harris een beroep op ‘species-typical functioning’ als definitie van menselijkheid, waarbij medische ingrepen deze menselijkheid herstellen wanneer deze beschadigd is, terwijl enhancements juist deze menseli-jkheid beschadigen omdat zij niet onder ‘species-typical functioning’ vallen. Harris bekritiseert dit onderscheid door het idee dat ‘species-typical functioning’ menselijkheid bepaalt aan te vallen. Hij observeert namelijk dat bijvoorbeeld kwetsbaarheid voor virussen ook onder ‘species-typical functioning’ valt, maar dat vaccineren een prima acceptabele medische praktijk is. In feite, aldus Har-ris, zijn dit al enhancements. Net als brillen, pacemakers en de aldoor hoger verwachte levensduur. Waarom zou een gentherapie die de pati¨ent immuun maakt voor kanker anders zijn?

We zien dus dat wanneer men human enhancements onderzoekt het human-isme in de problemen raakt. Het veronderstelt namelijk dat de authentieke, vrije mens enkelvoudig als het hoogtepunt van bestaan bestaat. Modern medisch en psychologisch onderzoek betwist die vrijheid en enkelvoudigheid, terwijl KI technieken en mogelijke enhancements in twijfel trekken in hoeverre wij het hoogtepunt van bestaan zijn (Harari, 2017). Over dit onderwerp zijn wij gead-viseerd door Alix R¨ubsaam (2017), PhD kandidaat aan de UvA gespecialiseerd in posthumanisme en de filosofie van technologie. Op technologisch gebied is zij onder andere geˆonteresseerd in het uitbesteden van traditioneel ‘typisch menseli-jke’ eigenschappen en handelingen naar technologische ontwikkelingen buiten de mens. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld computers, die onze denkkracht ondersteunen, of machines die onze arbeid overnemen. Zij stelt dat er paral-lellen bestaan tussen dit uitbesteden en het veranderende beeld van de menseli-jke natuur en menselimenseli-jke essentie dat het posthumanisme inhoudt. Het wijst ons op problemen met de essentialistische kijk van het traditionele humanisme. Dit uitbesteden laat namelijk zijn dat ‘kenmerkend menselijke’ eigenschappen en handelingen niet voorbehouden zijn aan de mens alleen, haar niet kunnen definiˆIren en dus ook niet haar essentie kunnen zijn. De huidige mens als ultieme maatstaf en een sluitende definitie van menselijke natuur moeten worden losge-laten om op een zinnige manier naar het welzijnseffect van human enhancements te kijken.

R¨ubsaam (2017) waarschuwde overigens voor mogelijke verwarring over de dubbele betekenis van het woord ‘posthumanisme’. “Als je het over isme en technologie gaat hebben ontstaat er snel verwarring met de posthuman-isten, of transhumanposthuman-isten, die geloven dat er een nieuwe soort zal ontstaan, de post human . Dat is iets totaal anders. Sterker nog, dat is extreem humanisme, helemaal doorgevoerd: je hebt een totaal op essentie gebaseerd, totaal gecen-traliseerd mensbeeld dat dan ontstegen kan worden. Het posthumanisme als filosofische stroming heeft juist kritiek op een gecentraliseerd mensbeeld en het aanwijzen van essentiˆIle eigenschappen.” Badmington (2000) opent zijn essay met een gelijksoortige waarschuwing. Het moge duidelijk zijn dat ons essay de filosofische en niet de transhumanistische betekenis van ‘posthumanisme’ aan-houdt.

(12)

transhumanis-tische agenda aanhangt, en levert daarnaast kritiek op de humanistranshumanis-tische agenda. Zo bekritiseert hij het idee dat er vanuit het ‘mens-zijn’ een fundamentele morele waarde uitgaat. Maar Harris focust zijn kritiek met name op de gevolgen van de humanistische agenda zoals wij die hier hebben geschetst. Als een vaste ‘menselijke natuur’ namelijk morele waarde heeft, leidt dit tot een sterk moreel imperatief de huidige ‘menselijke natuur’ onveranderd te conserveren. Juist de afwezigheid van deze vaste ‘menselijke natuur’ geeft de ruimte over ‘verbeter-ing’ door technologische vooruitgang te denken, ofwel enhancements. Harris maakt de absurditeit van de wens de menselijke soort op een bepaald punt in de geschiedenis te willen conserveren duidelijk, door te schetsen wat er gebeurd zou zijn als onze gemeenschappelijke voorouder met de apen zichzelf had gecon-serveerd: If that had happened you would not be reading this book nor would I have written it! (No bad thing you might think, and you might be right; but then you would not be thinking anything because you would never have existed) (40).

Het moge duidelijk zijn dat het humanisme een te beperkte visie van menseli-jkheid heeft om enhancements te onderzoeken, en dat het posthumanisme hierin uitkomst kan bieden door de vinger op de zere plek te leggen en deze proble-men onder de aandacht te brengen. Het is echter nog te voorbarig om van een posthumanistische ethiek te spreken, aangezien ons Welzijnsmodel een stevige humanistische basis heeft. Maar wij hoeven met deze kennis in ieder geval de ‘menselijke natuur’ niet vast te leggen: deze kan simpelweg mee veranderen met enhancements aan de mens die wij als ‘verbeteringen’ ervaren. Met deze visie op human enhancement willen wij dit essay vervolgen, en met behulp van het Welzijnsmodel de enhancements in een medische traditie te plaatsen.

2.2

Literatuuronderzoek

In het literatuuronderzoek zullen wij het afgeleide Welzijnsmodel toepassen op drie medische ontwikkelingen uit de geschiedenis, om een beeld te ontwikkelen hoe deze het welzijn beˆonvloed hebben.

2.2.1 Rijksvaccinatieprogramma

De eerste van de drie human enhancements die wij zullen gaan bespreken, is het Rijksvaccinatieprogramma en daarbij kijken wij naar een verandering van het welzijn in de Nederlandse samenleving. Hierin stellen wij dat het vaccineren een human enhancement is, omdat dit de mens gezonder, sterker of anderszins beter maakt dan wat bereikt kan worden zonder deze ingrepen.

Het Rijksvaccinatieprogramma startte in 1957 (Geschiedenis Rijksvaccinatie-programma, 2015) met de vaccins tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio. In de loop der jaren is dit zelfs uitgebreid tot een bescherming tegen 12 ernstige infectieziekten. Van alle pasgeboren baby’s in Nederland krijgen de ouders een uitnodiging om hun baby gratis te laten inenten. Daarbij komen zij in contact met het consultatiebureau, de GGD of een Centrum voor Jeugd en Gezin. Deze zullen naast de vaccinaties ook verdere begeleiding en ondersteuning bieden bij

(13)

het opvoeden van het pasgeboren kindje. Daarnaast stelt de Nederlandse over-heid dat het niet verplicht is om het kind te laten inenten, maar raadt dit wel aan.

Als wij het Rijksvaccinatieprogramma met ons model bekijken kunnen wij over het algemeen concluderen dat bij de lichamelijke en moralistische redenen het genot overheerst ten opzichte van de pijn. Zo is er te stellen dat de intensiteit van de gebeurtenis van een negatieve invloed kan zijn, maar het blijvende genot overheerst. De kans dat een kind na de inenting nog ernstig besmet raakt, is drastisch geslonken door het programma. Doordat er in Nederland een hoge inentingsdichtheid is, zal het enkele kind dat niet ingeˆInt is, niet direct ziek worden. Mede door deze factoren kunnen wij stellen dat een verandering van de lichamelijke eigenschappen van een populatie niet de menselijkheid van die populatie aantast.

Het utilitarisme zal dus stellen dat het genot ten opzichte van de pijn over-wint. Doordat wij stellen dat het welzijnsniveau van de samenleving een som-matie is van alle individuele niveaus van welzijn, kunnen wij concluderen dat het welzijnsniveau verbeterd is.

2.2.2 In-vitro fertilisatie

Wij willen ons Welzijnsmodel ook toepassen op de human enhancement In-vitrofertilisatie (IVF). Eerst zullen wij kort ingaan op wat IVF is. Daarna zullen wij ons model toepassen om te kijken hoe het welzijn veranderd is na de veralgemenisering van IVF in 1989 (Holmes & Tijmstra, 1985).

In-vitrofertilisatie is een techniek waarbij `e`en of enkele eicellen buiten het lichaam worden bevrucht met zaadcellen. Als er dan een embryo ontstaat, wordt dit teruggeplaatst in de baarmoeder. In Nederland werd het eerste reageer-buiskalfje in 1974 geboren (Delpher Kranten, 1974). Vrouwen kunnen in Neder-land naar een van de twaalf laboratoria gaan waaraan de overheid een vergun-ning heeft verleend om te werken met embryo’s buiten het lichaam. Dit maakt de drempel tot een IVF behandelcyclus hoger, waarmee de intentie van de be-hoefte aan een baby duidelijker moet worden, en dat daarbij ook enige lasten voor lief worden genomen (Boekaar & Riemersma, 1999).

Het model stelt dat zowel de lichamelijke als moralistische redenatie geen voorkeur lijkt te hebben voor pijn of genot. De pijn overheerst vooral door het hoge aantal miskramen na een in-vitrofertilisatie. Zo stelt prof. dr. Joop Laven, hoogleraar voortplantingsgeneeskunde aan de Erasmus Medisch Centrum, dat het IVF-traject “ingrijpend, maar redelijk goed te doen” is, en “waar mensen echt moeite mee hebben, is de moordende onzekerheid, het wachten op een uitslag of de behandeling wel of niet geslaagd is” (Sienten, 2015). De behan-delingscycli zijn op zichzelf geen pijnlijke gebeurtenis, maar de geestelijke las-ten worden naarmate de cycli toenemen wel zwaarder (Boekaar & Riemersma, 1999). Het moralistische oogpunt komt, vooral bekeken vanuit de religieuze kanten, naar voren doordat de religieuzen stellen dat de dokters de rol van God aannemen (Freres, 2014).

(14)

op zwangerschappen toeneemt. Het idee dat een vrouw met een lage kans op een natuurlijke zwangerschap, door middel van IVF een sterke verhoging van de kans op een geslaagde zwangerschap krijgt, laat zien dat IVF van positieve invloed kan zijn op het individuele welzijn. Ook al is het zo dat IVF veel min-der geaccepteerd is in de samenleving en meestal als laatste redmiddel gebruikt wordt voor vrouwen om nog zwanger te worden (Munster, 2008), laat het zien dat een IVF een daadwerkelijke positieve bijdrage levert. Daarbij stellen wij dat het moralistische genot van je wensen verwezenlijken (namelijk een kind krijgen) veel pijn ondergeschikt zal maken (Boekaar & Riemersma, 1999). Een sommatie van alle individuele welzijnsveranderingen zal dus stellen dat het al-gemeen welzijnsniveau verbeterd is.

2.2.3 Anticonceptiepil

De orale anticonceptiepil zoals wij die nu kennen is ontwikkeld en voor het eerst in gebruik genomen in de VS, in de jaren ‘50. Sindsdien is ‘de pil’ in totaal door meer dan 200 miljoen vrouwen ingenomen, en wordt zij tegenwoordig wereldwijd door ongeveer 70 miljoen vrouwen dagelijks gebruikt. Dat maakt het de meest gebruikte klasse medicatie wereldwijd (Marks, 2001).

Als wij ons afgeleide Welzijnsmodel toepassen op deze ontwikkeling geeft dat de volgende resultaten: Op het gebied van lichamelijke pijn scoort ‘de pil’ op intensiteit laag, aangezien het slechts het dagelijks oraal innemen van een klein tabletje betreft. Ook wordt er slechts `e`en individu beˆonvloed door een enkele gebeurtenis. De kans dat een opvolgende gebeurtenis hetzelfde genot of pijn met zich meebrengt is gemixt: enerzijds geeft de pil, wanneer correct gebruikt, tamelijk zekere preventie van conceptie en zwangerschap, anderzijds rapporteren vrouwen verschillende pijnlijke bijwerkingen. De tevredenheid over ‘de pil’ is echter redelijk hoog, 68% (Oddens, 1999). Bovendien weegt het genot van zekere anticonceptie voor sommige van deze vrouwen zo zwaar dat ze de lichamelijke pijnen voor lief nemen en de pil blijven gebruiken (Schoen, 2004). Het blijkt dus dat genot wat Bentham moralistisch zou noemen, een persoonlijke afweging tussen goed en kwaad, in dit geval zwaarder kan wegen dan mogelijke lichamelijke pijn. Het totale effect van ‘de pil’ lijkt dus onder genot te vallen.

Er zijn echter complicaties bij een puur lichamelijke beschouwing van de ef-fecten van ‘de pil’. De anticonceptiepil is namelijk voor het onderwerp van hu-mans enhancements extra interessant, aangezien het geen ziekte bestrijdt en dus volledig optioneel is. Het kan gezien worden als de eerste “lifestyle drug” (Marks, 2001) en is een voorbeeld dat mensen nut kunnen ervaren aan medische enhance-ments zonder dat de ingreep noodzakelijk is. Zelfs fysieke pijn wordt voor lief genomen in het belang van lifestyle keuzes. Uit het interview met R¨ubsaam (2017) bleek dat ‘de pil’ een goed voorbeeld is van een medisch/technologische ontwikkeling die maatschappelijke effecten heeft buiten haar beoogde doel. En-erzijds heeft dit een positieve kant gehad: R¨ubsaam gaf aan dat het niet te onderschatten is hoezeer ‘de pil’ een bijdrage heeft geleverd aan de tweede fem-inistische golf en gendergelijkheid. ‘De pil’, een simpele medische ontwikkeling, bracht de mogelijkheid traditionele vrouwenrollen te veranderen. Anderzijds

(15)

zijn er in de literatuur ook negatieve maatschappelijk effecten gedocumenteerd. Zo ziet Fennell (2011) wat zij een gendered division of contraceptive labor noemt: vrouwen zijn met ‘de pil’ verantwoordelijk voor contraceptie en dragen hiervan dus de lasten, genderongelijkheid is dus zeker niet overwonnen. Voor Kissling (2013) zijn de negatieve maatschappelijke effecten van orale contra-ceptie nog diepgaander: volgens haar is het een middel om, onder andere door menstruatie onderdrukkende effecten, vrouwen tot dociele subjecten van de ne-oliberale economie te maken. Bovendien kan ‘de pil’ volgens haar als onderdeel gezien worden van een cultuur die vrouwelijkheid als lichamelijke eigenschap definieert: This sexy female body requires constant discipline and surveillance to adhere to (ever narrower) standards of feminine appearance (492). De totale utilitaristische effecten van deze ontwikkeling zijn dus een stuk minder plezierig wanneer er naar alle aspecten van haar uitwerkingen buiten de beoogde cate-gorie wordt gedacht. Dit is een belangrijke les waar R¨ubsaam ook op duidde: in het denken over technologische ontwikkelingen en human enhancements moet men categoriaal denken overstijgen: er moet rekening gehouden worden met met grootschalige effecten buiten de bedoelde categorie van impact. Zo heeft in dit geval een kleine medische ontwikkeling grote sociaal-maatschappelijke effecten. Deze effecten zullen echter het duidelijkst geanalyseerd kunnen worden vanuit een posthumanistische ethiek, waar ons Welzijnsmodel nog grotendeels human-istisch van aard is. Het feit dat lifestyle keuzes belangrijk genoeg lijken te zijn om lichamelijke pijn te verdragen geeft ons een sterke indicatie dat human en-hancements binnen dit kader de potentie hebben een welzijnsimpact te hebben die als positief wordt ervaren. Om echter daadwerkelijke positief te zijn moet deze lifestylekeuze echter niet onder de druk van socialisatie en normalisatie binnen de samenleving worden gemaakt, maar daadwerkelijke een vrije keuze zijn.

2.3

Human Enhancements

Vanwege de behandeling van human enhancements als fenomeen, zonder speci-fieke focus op een enkel soort enhancement, zal de uitwerking van het model ook meer algemeen zijn. Elke specifieke technologie zal haar eigen effecten hebben, maar wij zullen proberen de algemene richting en omvang van de impact van human enhancements te schetsen. Hiervan geven wij enkele voorbeelden om dit concreet te illustreren.

De eerste elementen van het model zijn de lichamelijke redenen om een hu-man enhancement uit te voeren. De lichamelijke redenen zijn niet moeilijk te vinden. Er zijn immers veel gebrekkige delen van het menselijke lichaam die goed verbeterd kunnen worden door human enhancements. De vraag is echter of deze human enhancements altijd het lichamelijke genot kunnen brengen die de mogelijke lichamelijke pijn kan rechtvaardigen. Dit is lastig om te zeggen omdat er niet naar specifieke enhancements wordt gekeken. Als wij de anti-conceptiepil als voorbeeld nemen kunnen wij concluderen dat een combinatie van niet te grote pijn tegenover een groot genot een grote impact kan hebben op het welzijn van de samenleving. Bij een human enhancement als CRISPR

(16)

verwachten wij dat het eenzelfde effect zal hebben. De pijn die bij een CRISPR behandeling zal worden ondervonden zal voor korte tijd zijn en zal weinig kans hebben op herhaling. Het genot van een CRISPR behandeling zal echter lev-enslang zijn omdat de patiˆInt voor zijn hele leven is beschermd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in vele gevallen bij CRISPR de pijn van de ingreep kan worden gerechtvaardigd door het potentiˆIle genot. Hierin lijkt dit enhance-ment op vaccineren. Dit ligt gecompliceerder bij BMI’s, omdat hierbij naast alleen de pijn van de eerste operatie ook nog kans is op extra pijn. Deze pijn kan voorkomen wanneer de machines niet meer goed werken en er meer oper-aties moeten worden uitgevoerd. Toch verwachten wij dat ook bij BMI’s het potentiˆIle genot de pijn zal rechtvaardigen, op basis van de analyse van IVF en de anticonceptiepil. Zoals bij deze twee - mogelijk pijnlijke - behandelingen kan de mogelijkheid lichamelijke beperkingen of ongemakken te voorkomen zwaar wegen. Dus wordt er wellicht toch genot ervaren aan deze behandelingen. Zoals wij eerder gezien hebben met Harris moet iets, om een enhancement genoemd te worden, per definitie een verbetering teweeg brengen. Aangezien deze verbe-tering meestal lichamelijk is, moeten wij uit utilitaristisch oogpunt concluderen dat het lichamelijk genot door enhancements zal stijgen.

Het tweede element van het model zijn de moralistische redenen. Waar het eerste element van het model voornamelijk positief was zijn de meningen over het tweede element een stuk meer verdeeld. Ten eerste zijn human enhance-ments in direct conflict met de gedachtegang van vele gelovigen. Zij geloven immers dat iedereen in het oog van God is gecreˆIerd en een aanpassing aan deze creatie wordt gezien als een zonde en een belediging naar hun God. Deze gedachte is nog altijd goed terug te vinden in de discussie over abortus waar in Amerika nog steeds de helft van de bevolking tegen is (Statiska, 2017). Hier kunnen wij echter de hiervoor uiteengezette posthumanistische kritiek op het essentialisme van een ‘menselijke natuur’ tegenover zetten. Hoewel deze argu-menten wellicht geen effect zullen hebben op overtuigd religieuzen, is het de vraag in hoeverre wij de geloofsovertuiging van minderheden in de Westerse samenleving moeten meewegen in ons denken over enhancements. Vanuit utili-taristisch perspectief, dat uiteindelijk het grootste goed voor de grootste groep nastreeft, is het denkbaar dat religieuze bezwaren het onderspit zullen delven tegenover moderne ethiek.

Daarnaast is er ook nog de angst voor een nog grotere kloof tussen arm en rijk. De angst is dat als human enhancements eenmaal mogelijk zijn, deze erg duur zullen zijn en daarom eigenlijk alleen maar voor rijken beschikbaar zijn. Dit zal ervoor zorgen dat de rijken zichzelf naast alleen rijker ook ‘beter’ kunnen maken, waardoor het gat tussen de arm en rijk alleen nog maar zal vergroten. Er zijn echter niet alleen negatieve ongelijkheidsperspectieven over human enhancements. Zo zegt Harris (2010) dat wij als mensen de plicht hebben om altijd te streven naar ‘verbetering’ om zo de mensen die het minder hebben te kunnen ondersteunen. Ook is volgens Harris het idee van het vergrotende gat tussen rijk en arm niet geheel terecht. Hij zegt dat dit namelijk ook in het verleden niet het geval is geweest bij andere grote technische vooruitgangen. Een goed voorbeeld hiervan is de uitvinding van het kunstmatig licht. Dit was

(17)

eerst ook alleen maar verkrijgbaar voor de rijken maar dit is uiteindelijk ook over de hele samenleving verspreid.

Op moralistisch vlak moeten wij ten slotte aandacht besteden aan de cat-egorie overstijgende maatschappelijke complicaties die medisch/technologische ontwikkelingen met zich mee kunnen brengen, zoals bij de analyse van de an-ticonceptiepil duidelijk werd. We hebben gezien dat deze zowel positief als negatief kan uitpakken: aan de ene kant vrijheid en gelijkheid bevorderend (seksuele bevrijding en feminisme), terwijl het aan de andere kant ongelijkheid en ongewenste sociale effecten in de hand kan werken (“gendered division of con-traceptive labour” en de vrouw als neoliberaal dociel subject). Zo kan ook de mogelijkheid tot human enhancement op totaal nieuwe en onvoorziene manier voor sociale druk of onvrijheid zorgen. Binnen de grenzen van dit essay is geen ruimte om deze problematiek in grotere volledigheid uit te werken met be-trekking tot human enhancements, mocht dat al mogelijk zijn. Dit soort effecten buiten het beoogde doel van enhancements zijn zeer speculatief, en bovendien verbonden met een posthumanistische en poststructuralistische ethiek (Golder, 2015) die moeilijk uit te werken is vanuit het huidige humanistische perspectief. Voor de doelen van ons verslag is het voldoende ons bewust te zijn van de mo-gelijkheid van deze effecten, die net zo goed voor grote voordelen als voor grote problemen met enhancements kunnen zorgen.

Wij kunnen onze analyse van human enhancements dus afsluiten met overwe-gend genot op lichamelijk vlak en overweoverwe-gend genot om moreel vlak, zij het met een aanzienlijk risico op complicaties. Wij zien echter dat binnen de geldende ethiek, gestoeld op het humanisme maar met posthumanistische inzichten zoals wij bij Harris zien, het waarschijnlijker is dat enhancements als positief er-varen gaan worden dan als negatief. Men zal echter actief moeten waken voor maatschappelijke uitdagingen, en hier adequaat op reageren, wil het effect van human enhancements op lange termijn ook positief blijven.

(18)

3

Conclusies

De mogelijke effecten van human enhancements vertonen overeenkomsten met historische medisch technologische ontwikkelingen, waardoor een indicatie mo-gelijk is wat de welzijns impact gaat zijn in een maatschappij als de huidige. We hebben indicaties vanuit zowel de welzijnseffecten van IVF, als van vaccins en de anticonceptiepil, dat significante lichamelijke klachten grote kans hebben als minder belangrijk gezien te worden dan moralistisch genot. Voor een kleine groep zal het idee ‘voor God te spelen’ door te interfereren met de creatie van het leven voor zware moralistische bezwaren zorgen, maar voor de meerderheid zal een enhancement als een inherent moreel goed worden gezien. Het is dus waarschijnlijk dat negatieve effecten op welzijn, door lichamelijke risico’s en lichamelijke pijn als gevolg van human enhancements, in de ogen van de samen-leving ondergeschikt zullen zijn aan de positieve effecten. Die zijn namelijk tweeledig: ten eerste heeft een enhancement een lichamelijke toepassing, dus heeft het altijd lichamelijk genot in de vorm van gezondheid of ‘verbeterde’ functie tot gevolg. Anders is het geen enhancement. Ten tweede heeft het een moralistisch positief effect, namelijk dat het degene die de behandeling onder-gaat in staat stelt welzijnswensen te verwezenlijken en zichzelf naar eigen inzicht te ‘verbeteren’. We hebben zowel bij IVF als bij ‘de pil’ gezien dat het genot van wensen verwezenlijken en een lifestyle te kiezen zeer significant is. Ook hebben we gezien dat de maatschappijbrede effecten van een technologische ontwikkeling de categorie waarop een enhancement gericht is kan overschrijden, maar dat is moeilijk te voorspellen. Het is echter aannemelijk dat technologische ontwikke-ling ook effect zal hebben op een veranderende ethiek en maatschappij. Dit wordt aannemelijk gemaakt door historische voorbeelden, zoals de maatschap-pelijke effecten van ‘de pil’, en de link tussen technologische ontwikkeling en het posthumanisme, zoals onder andere onderzocht wordt door R¨ubsaam (2017).

De veranderlijkheid van ethische waarden is een belangrijke reden geweest voor een posthumanistische visie te kiezen. Hiermee wordt aandacht gegeven aan de veranderlijkheid van de menselijke ethiek en het non-essentialisme van de ‘menselijke natuur’. Zo hebben we gezien dat het vaccineren van de popu-latie een eigenschap van de mensheid verdween: waar men eerst gevoelig was voor bepaalde virussen, is men dat nu niet meer, zonder verlies van ‘menseli-jkheid’ of ‘menselijke natuur’. Er heeft enhancement van het immuunsysteem plaatsgevonden die niet van natuurlijke oorsprong is, maar mensen zijn nog steeds ‘menselijk’. Zo is het ook mogelijk enhancements aan genen, herse-nen of het bloed door te voeren zonder dat ‘de menselijkheid’ in het geding raakt. De menselijke natuur is namelijk geen absolute eigenschap en niet uit te drukken in enkelvoudige definities, maar een veranderlijk beeld afhankelijk van onze meervoudige ethische en maatschappelijke waarden. Het is dus on-waarschijnlijk dat human enhancements een negatief effect op het welzijn gaan hebben als onze maatschappelijke waarden voldoende ruimte bieden voor de veranderende menselijke natuur.

Zo hebben wij hopelijk aannemelijk gemaakt dat de welzijnsimpact van human enhancement technologieˆIn als positief gezien gaan worden, onder de

(19)

huidige ethische waarden. Wij zijn ons hierbij bewust van mogelijke maatschap-pelijke uitdagingen zoals sociale druk en ongelijkheid, behandeld in de laatste delen van het literatuuronderzoek. Aangezien deze effecten echter hoogst spec-ulatief zijn, kunnen wij deze momenteel lastig meenemen in onze overwegingen. Het plaatst wel een duidelijke voetnoot bij onze conclusie, namelijk dat wij alert moeten blijven op onvoorziene - en eventueel negatieve - maatschappelijke effecten.

(20)

4

Discussie

Door de speculatieve aard van het essay is het altijd mogelijk elk deel van de conclusie in twijfel te trekken. De toekomst moet immers uitwijzen hoe de beschikbare technieken zich gaan ontwikkelen, in hoeverre deze zullen worden toegepast en hoe dit het menselijk welzijn zal beˆonvloeden. Voor ons is het echter geen optie om gedachteloos deze toekomst in te duiken, en maar te zien hoe het uitpakt. Mogelijk verstrekkende veranderingen in de toekomst van de mensheid en het subject verdienen het om, op goed onderbouwde en kritische wijze, speculatief te worden geanalyseerd.

De omvang van dit onderwerp maakt het onvermijdelijk dat veel zaken achterwege blijven. Een uitgebreidere analyse van verschillende soorten en-hancements kan wellicht onderscheid maken in meer en minder welzijnsbevorder-ende technieken, of meer inzicht bieden in het therapie/enhancement spectrum, waaruit een gradatie van acceptabelheid kan worden vastgesteld. De invloe-den van verschillende enhancement technieken kunnen bij nader inzien wellicht verschillende gevolgen voor het menselijk welzijn hebben, wat deze algemene behandeling irrelevant maakt. Een ander model van welzijn kan tot andere re-sultaten leiden. De ontwikkelingen van een meer posthumanistische ethiek kan leiden tot inzichten die vanuit een humanistisch perspectief niet te voorspellen zijn. Dit veld van onderzoek kent nog veel open vragen en heeft daarom nog genoeg ruimte voor vervolgonderzoek.

Ook brede maatschappelijke problemen van socialisatie, normalisatie en struc-turele onvrijheid, die kort aan bod kwamen in de context van de anticonceptiepil en enhancement technologieˆIn, hebben niet de aandacht gekregen die zij verdi-enen. Dit is een aspect van human enhancements die tot veel zorg kan leiden. Het paste echter niet binnen de omvang van ons essay om hier diep op in te gaan, noch is dit iets wat goed binnen een utilitaristisch Welzijnsmodel geanal-yseerd kan worden. Dit onderwerp komt meer tot zijn recht in een uitgebreidere posthumanistische en poststructuralistische analyse. In ons essay is bewust een selectie gemaakt van enkele factoren die op dit moment relevant lijken, zon-der daar essentialistische eigenschappen of absolute waarde aan te willen geven. De aspecten die wij achterwege hebben gelaten vanuit praktische overwegingen kunnen in de toekomst zeer invloedrijk blijken. Wij hebben geprobeerd een overzicht te schetsen van de huidige staat van welzijnskwesties omtrent human enhancements, en hopen daarin bijgedragen te hebben aan een waardenvrije verheldering van het denken.

(21)

5

Bronnen

Badmington, N. (2003). Theorizing Posthumanism. Cultural Critique, (53), 10-27.

Boekaar, J., & Riemersma, M. (1999). Zorgen rondom IVF.

Delpher Kranten. (1974, 23 juli). Nederland heeft zijn eerste reageerbuiskalfje. De Waarheid, p. 2

Descartes, R. (1988) Discours de la methode pour bien conduire sa raison et chercher la verite dans les sciences. Paris: Bordas.

Driver, J. (2014) The History of Utilitarianism. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition). Edward N. Zalta (ed.). Geraadpleegd op 24 December 2017 van https://plato.stanford.edu/archives/win2014/entries/utilita rianism-history/.

DuPont, R. L., Coleman, J. J., Bucher, R. H., & Wilford, B. B. (2008). Char-acteristics and motives of college students who engage in nonmedical use of methylphenidate. The American journal on addictions, 17(3), 167-171. Fennell, J. L. (2011). Men bring condoms, women take pills: Men’s and women’s roles in contraceptive decision making. Gender & Society, 25(4 ), 496-521. Freres, B. (2014). Who Needs God, IVF and the Gift of Life. Quaestiones Disputatae, 5(1), 148-160.

Fregni, F., Boggio, P. S., Nitsche, M., & Pascual-Leone, A. (2005). Transcranial direct current stimulation. The British Journal of Psychiatry, 186(5), 446-447. Geschiedenis Rijksvaccinatieprogramma. (2015, januari). Geraadpleegd op 21 november 2017, van http://rijksvaccinatieprogramma.nl/Over Rijksvaccinatie programma/Geschiedenis.

Gittenberger, E. (2008). De rol van het toeval in de evolutie. Geraadpleegd op 23 december van https://core.ac.uk/download/pdf/15606954.pdf

Golder, B. (27 oktober 2015). Human Rights without humanism. Geraadpleegd op 21 januari 2018, van http://stanfordpress.typepad.com/blog/2015/10/human -rights-without-humanism.htm

Grundstein, N. D. (1953). Bentham’s Introduction to the Principles of Morals and Legislation. J Pub. L., 2, 344.

(22)

London: Harvill Secker.

Harari, Y. N. (2017). Homo Deus. Albin Michel.

Harris, J. (2010). Enhancing evolution: The ethical case for making better people. Princeton University Press.

Holmes, H. B., & Tijmstra, T. (1985). In vitro fertilisatie in Nederland. Medisch Contact, 40, 1341-4.

Kissling, E. A. (2013). Pills, Periods, and Postfeminism: The new politics of marketing birth control. Feminist Media Studies, 13(3), 490-504.

Ma, H., Marti-Gutierrez, N., Park, S. W., Wu, J., Lee, Y., Suzuki, K., ... & Darby, H. (2017). Correction of a pathogenic gene mutation in human embryos. Nature, 548(7668), 413-419.

Marks, L. (2001). Sexual Chemistry: A History of the Contraceptive Pill. New Haven: Yale University Press

Mitchell, W. C. (1918). Bentham’s felicific calculus. Political Science Quar-terly, 33(2), 161-183.

Moritz, C. T., Perlmutter, S. I., & Fetz, E. E. (2008). Direct control of paral-ysed muscles by cortical neurons. Nature, 456(7222), 639-642.

Musters, A. M., Oosterwijk, C., Repping, S., Twisk, M., Goddijn, M., Van der Veen, F., & Leschot, N. J. (2008). Doelgroep is onwetend. Medisch Con-tact, 63(23).

Ni’am, H. (2008). Utilitarianism: History, Concepts and Roles. SPEKTRUM, 5(2).

Nitecki, M. H. & Nitecki, D. V. (1994). Origins of Anatomically Modern Hu-mans. Springer.

Notman, N. (28 september 2010). Artificial blood. Geraadpleegd op 14 januari 2018, van https://www.chemistryworld.com/section/feature/artificial-blood/30 04492.article

Oddens, B. J. (1999). Women’s satisfaction with birth control: a population survey of physical and psychological effects of oral contraceptives, intrauterine devices, condoms, natural family planning, and sterilization among 1466 women. Contraception, 59(5), 277-286.

(23)

action via brain-machine interfaces. Frontiers in computational neuroscience, 7. R¨ubsaam, A. (15 december 2017). Persoonlijk interview K.L. Schaper.

Schoen, J. (2004). Women, the Health Professions, and the State. Journal of Women’s History, Volume 16, Number 4, Winter 2004, pp. 215-225

Senten, M. (2015). Urinetest voorspelt mislukken IVF. Erasmus MC Moni-tor, 4, 19-21.

Statista, (2017), Would you consider yourself pro-choice or pro-life?, Geraad-pleegd op 23 December 2017, van https://www.statista.com/statistics/225975/s hare-of-americans-who-are-pro-life-or-pro-choice/

Swierstra, T., Boenink, M., Walhout, B., & Est, R. (2009). Ethische uitdagin-gen van de nieuwe technologische golf.

Walter, N., (1997) Humanism – What’s in the Word, London: Rationalist Press Association

Williams, S. J. (1997). Modern medicine and the “uncertain body”: from cor-poreality to hyperreality?. Social Science & Medicine, 45(7), 1041-1049.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The added variety is appreciated by consumers (and hence,  consumer welfare increases), if their category expenditures to reach a given utility level are lower with the new

Article 5 and 6 of the Biotechnology Directive are unlikely to block the patenting of human enhancement technologies, with the exception of body parts that the

Maar niet tevreden met zijn nieuwe leven, keert Jonathan terug naar de aarde om anderen zoals hij te vinden om hen te vertellen wat hij had geleerd en om zijn liefde voor het

Although ACM’s analysis of a natural experiment with disclosure of sponsored results in the ranking on an undisclosed platform found evidence contradicting this theory

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable)... High angular resolution H 2 CO 218 GHz line observations have been carried out toward

Geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig Als u vergunningvrij een antenne wilt plaatsen moet dit aan de volgende voorwaarden voldoen:.. De antenne moet achter

Een uitzondering hierop kan echter gelden indien u een bouwwerk gaat bouwen in het achtertuingebied dat niet hoger is dan 5 meter en voldoet aan de planologische regels uit

Hierbij kunnen onder meer drie matrices relevant zijn, namelijk die waarin werkplekken zijn uitgezet tegen ge- gevensverzamelingen (figuur 8), die waarin informatie- systemen