• No results found

Slimmer bewegen, beter leren : De juiste activiteitsduur geeft het optimale leerrendement

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Slimmer bewegen, beter leren : De juiste activiteitsduur geeft het optimale leerrendement"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Slimmer bewegen, beter leren

De juiste activiteitsduur geeft het optimale leerrendement

Onderzoeksverslag Frank Haring (500651058)

Onderzoeksthema: Gezondheid en cognitie Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein Bewegen, Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam 01-01-2016

1e gelegenheid

(2)
(3)

Inhoud

Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Methode ... 11 Resultaten ... 15 Discussie ... 17 Literatuurlijst ... 21 Bijlagen ... 25 Bijlage 1: Toestemmingsbrief ... 25

Bijlage 2: Vragenlijst controlegroep ... 31

Bijlage 3: Meetprotocol ... 37

Bijlage 4: Relevante SPSS outputs ... 59

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om effect te bepalen van de duur van een matig intensieve activiteit op de selectieve aandacht op de korte termijn. Dit is onderzocht door bij 41 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 12,4 (0,75) jaar de voor- en nameting na een beweeginterventie, waarbij met een intensiteit van 40-60% van hun Heart Rate Reserve op een fietsergometer werd gefietst, met elkaar te vergelijken. De cognitieve prestaties werden gemeten door de ANT-test, waarvan selectieve aandacht een uitkomstmaat is. Daarnaast werd bekeken of er een verschil zat tussen 20 of 30 minuten fietsen op de fietsergometer. Verder werd er gekeken of het niveau waarop gesport werd van invloed was op het verschil in selectieve aandacht. Er zijn geen significante resultaten gevonden tussen voor en nameting van de gehele groep testpersonen (p=0,563). Er is geen significant effect gevonden op de selectieve aandacht van 20 minuten bewegen (p=0,514), maar ook niet van 30 minuten bewegen (p=0,121). Daarnaast maakt het niet uit op welk niveau kinderen sporten voor het effect van bewegen op selectieve aandacht (p=0,169). Hieruit kan geconcludeerd worden dat matig intensief fietsen gedurende 20 of 30 minuten geen invloed heeft op de selectieve aandacht van kinderen, en dat sporten geen direct verband heeft met betere aandacht op korte termijn.

Vanuit de resultaten van dit onderzoek en verwante literatuur kan scholen aangeraden worden om een matig intensieve activiteit (40-60% HRR) gedurende maximaal 20 minuten op een hardloopband te doen om de selectieve aandacht te verbeteren. De aard van de beweging en de invloed hiervan op de hersenen lijkt de oorzaak van het wel of niet aanwezig zijn van het effect op de selectieve aandacht. Geef de leerlingen stimulerende oefeningen waarbij zij na moeten denken en niet routinematig aan het werk zijn.

(5)

Inleiding

Het is de laatste maanden enkele keren in het nieuws geweest; de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) en de Socialistische Partij (SP) wil de verplichte uren gym in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs verhogen naar 3 uur per week, onder begeleiding van een vakleerkracht (Kok, 2015). Daarnaast adviseren zij dat er een naschools sportaanbod van twee uur via de school wordt geregeld, zodat iedere leerling tussen de 6 en 18 jaar minstens een uur per dag kan bewegen. Deze campagne gaat onder het motto van ‘3+2 = een fit idee’ (Koopman, 2010).

Op dit moment voldoen slechts 33% van de jongens en 22% van de meisjes onder de 18 aan de norm van een uur bewegen per dag (Koopman, 2010). Dit komt mede doordat er geen wettelijk verplicht aantal uren gym is vastgesteld in het primair onderwijs. De gemeente heeft op dit moment de controle op het aantal uren gym, doordat zij de accommodaties hiervoor moeten faciliteren en beschikbaar stellen. Dit zorgt ervoor dat er een standaardsituatie is ontstaan waarbij de meeste scholen 2 keer per week 45 minuten gymles kunnen geven. Dit zijn echter niet alle scholen, in de praktijk blijkt namelijk dat er door gebrek aan accommodatie niet op iedere school deze twee gymlessen per week kunnen worden gegeven.

Het nut van de gymlessen voor leerlingen is op één vlak heel duidelijk, de leerlingen zullen beter gaan bewegen en zullen door meer te bewegen fitter zijn (Sallis et al., 1997). Dat is zeer gunstig voor de leerlingen zelf, maar wat heeft de school daar specifiek aan? De school wordt namelijk afgerekend op de CITO-scores van de leerlingen, dus waarom zouden de scholen ervoor kiezen om dat uurtje extra wiskunde te vervangen door een uur gym?

Uit onderzoek blijkt echter dat de leerprestaties van kinderen tenminste gelijk blijven als er meer uren voor bewegen en minder uren voor cognitieve vakken worden ingepland (Sallis et al., 1999; Shephard, 1997). Hierbij wordt aangenomen dat dit niet komt doordat de les daadwerkelijk beter gegeven wordt, maar wel doordat de lesstof beter wordt opgenomen en begrepen door de leerlingen. Bewegen zou volgens bovenstaande aanname invloed moeten hebben op de opname van de stof, dus op het ontvangen of verwerken van informatie. Dit zou betekenen dat door bewegen, de hersenen getraind worden of in ieder geval geactiveerd worden zodat zij beter functioneren (Pontifex, Saliba, Raine, Picchietti, & Hillman, 2013).

Met opmerkingen [JvdK1]: Waar baseer je dit op? Scholen dienen toch te voldoen aan minimum aantal lessen LO in PO? Mag niet van accommodatie afhangen… Met opmerkingen [JvdK2]: Ook in Nederland? Met opmerkingen [JvdK3]: Wat zijn doelstellingen LO? Ipv richten op wat school eraan heft.

Met opmerkingen [JvdK4]: Scholen dienen aan normtabel te voldoen en er is evidentie dat meer bewegen niet ten koste gaat van cognitieve leerprestaties op school.

(6)

In het literatuuronderzoek ‘Effecten van sport en bewegen op school’ wordt gesteld dat ‘fysieke activiteit - bij een adequate belastingsdosering - tot een toename van de doorbloeding in verschillende gebieden van de hersenen leidt, wat leidt tot een vergrote ‘leerbereidheid’: er wordt beter opgelet en de concentratie neemt toe‘ (Dordel & Breithecker, 2003; Hollmann & Struder, 2003; Raviv & Low, 1990).

Verder wordt een betere prestatie bij een complexe taak door Yerkes en Dodson toegeschreven aan het fenomeen ‘arousal’ (Yerkes & Dodson, 1908). Arousal houdt in dat er een stimulans wordt gegeven waardoor het stressniveau op een bepaald niveau wordt gebracht. Door het stressniveau omhoog te brengen wordt de persoon in kwestie scherp op gezet om een optimale prestatie neer te zetten. Yerkes en Dodson verhoogden de arousal tijdens hun onderzoek door elektrische schokken te geven aan ratten die door een doolhof liepen. Er is gebleken dat er een verband is tussen de intensiteit van deze stimuli en de tijd waarin de ratten door het doolhof gingen. Er is sprake van een omgekeerd-U-model, wat inhoudt dat er bij complexe taken een specifiek stressniveau is waarop optimaal wordt gepresteerd, en dat er bij minder of meer stress een slechter resultaat wordt neergezet. Dit wordt bevestigd door McMorris en Graydon die in hun onderzoek aantonen dat de snelheid van cognitie bij complexe taken wordt verhoogd bij de proefpersonen tijdens hevige oefeningen in vergelijking met rust (McMorris & Graydon, 2000). In een leersituatie zou dit betekenen dat informatie het best opgenomen kan worden wanneer de lerende persoon in optimale mate alert is.

De vaardigheid om kennis op te nemen, te bewaren en reproduceren zijn enkele functies die vallen onder het begrip ‘cognitie’. Het Nederlandse woord cognitie stamt af van het Latijnse woord ‘cognitio’, wat het leren kennen door de zintuigen of door het verstand kan betekenen, en als werkwoord ‘cognoscere’ wordt vertaald met leren kennen, beseffen en vernemen, zowel door de zintuigen als door het verstand (Wageningen & Muller, 1929). Cognitie is echter een veel breder begrip, waaronder alle mentale processen vallen die betrokken zijn bij het verwerven en verwerken van informatie (Colman, 2001).

De vraag is of de arousal-theorie van Yerkes en Dodson gebruikt kan worden om de stress en stimuli die een persoon ervaart tijdens het sporten te verbinden met een verbetering in de leervaardigheid, oftewel cognitie?Volgens het onderzoek van Pesce (Pesce, Crova, Cereatti,

(7)

Casella, & Bellucci, 2009) wordt er een verschil gevonden in het oproepen van het korte-termijn geheugen na het spelen van teamspelen gedurende 1 lesuur in vergelijking met het begin van de schooldag. Er is aangetoond dat de mogelijkheid om het korte termijn geheugen aan te spreken, toeneemt nadat de testpersonen teamspelen hebben gespeeld. Dit wijst op een toename in activiteit van de hersenen nadat er is gesport. Ook wordt er een verschil gevonden tussen de oproepbaarheid van het korte termijn geheugen na teamspelen vergeleken met een aerobe fitness circuit. Dit verschil wordt toegewezen aan de activatie van cognitieve vaardigheden die bij teamspelen nodig zijn, in vergelijking met de enkel fysieke stimulans van het fitness circuit. Volgens Budde en collega’s hebben coördinatieve oefeningen een groter effect op de aandacht en concentratie dan een normale sportles (Budde, Voelcker-Rehage, Pietrasyk-Kendziorra, Ribeiro, & Tidow, 2008). Omdat er tijdens de uitvoering van beide groepen (coördinatieve oefeningen en sportles) geen significant verschil is tussen de hartslag, wordt er aangenomen dat de karakteristieke aard van de coördinatieve oefeningen delen van de hersenen activeren die ook verantwoordelijk zijn voor executieve functies zoals aandacht en concentratie.

Davis en haar collega’s (Davis et al., 2007) hebben onderzocht of aerobe oefening een effect heeft op het cognitieve functioneren van kinderen. De groep kinderen werd verdeeld in een groep die 20 minuten per dag oefeningen deed, een groep die 40 minuten per dag oefeningen deed en een controle groep die geen oefeningen deed. De oefeningen werden uitgevoerd met een hartslag van boven de 150 slagen per minuut. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een direct verband is tussen het regelmatig uitvoeren van intensieve oefeningen gedurende 40 minuten en een verbetering van de executieve functies.

Omdat cognitie een breed begrip is wordt er in dit onderzoek slechts een klein deel van cognitie onderzocht, namelijk de ‘selectieve aandacht’. Selectieve aandacht is een verscherping van de aandacht op een gebeurtenis, waardoor andere gebeurtenissen niet of verminderd worden waargenomen. Deze selectieve aandacht staat centraal in de filtertheorie die bedacht is door de Engelse psycholoog Donald Broadbent, waarin veronderstelt wordt dat er zich een mechanisme in de hersenen bevindt die in een vroegtijdig stadium de relevante van de irrelevante informatie scheidt (Broadbent, 1958). Selectieve aandacht hangt in grote mate samen met inhibitie. Met inhibitie wordt bedoelt dat impulsen bewust of onbewust worden beheerst of onderdrukt waardoor er gefocust wordt op de relevante informatie (Dorland, 2007).

Met opmerkingen [JvdK6]: d

(8)

Het verband tussen fysieke activiteit en selectieve aandacht is uitgebreid onderzocht in het literatuuronderzoek van (Janssen, Toussaint, van Mechelen, & Verhagen, 2014). In dit

vergelijkende onderzoek worden de resultaten van verschillende studies bekeken en vergeleken. De vergeleken studies verschillen in de aard van activiteit, waarbij de meesten een aerobe vorm van fysieke activiteit werd onderzocht. Hierbij werd bij 4 van de 7 onderzoeken een significant verband gevonden tussen fysieke activiteit en selectieve aandacht bij kinderen. De duur van de activiteit verschilde tussen de 10 en 45 minuten, waarbij meestal 20 minuten werd aangehouden. In het onderzoek van Drollette (Drollette, Shishido, Pontifex, & Hillman, 2012) werd onderzocht of preadolescente kinderen (9-11 jaar), nadat zij op een hardloopband gingen rennen totdat zij uitgeput waren (Pitcher & Miles, 1997) wat gemiddeld iets minder dan 20 minuten duurde, een verbeterde score op de flanker test behaalden, een test die inhibitie meet. Uit de metingen werd geconcludeerd dat de proefpersonen door het rennen de aandachtsgerichte aspecten van cognitieve controle beter konden volhouden.

Hillmann en zijn collega’s hebben onderzocht dat preadolescente kinderen die gedurende 20 minuten matig intensief bewegen op een hardloopband (60% HFmax) betere resultaten op een direct hierop volgende academische test halen (Hillmann et al., 2009). De betere resultaten worden toebedeeld aan een verbetering in cognitieve controle van aandacht, alsmede een verbetering van de selectieve aandacht.

In Amerika is door Pontifex (Pontifex et al., 2013) onderzocht of er een verschil was in 20 minuten sporten voor kinderen met ADHD en kinderen zonder ADHD, gericht op het verbeteren van cognitieve vaardigheden. De kinderen moesten 20 minuten hardlopen op een hardloopband, waarbij hun hartslag tussen de 65 en 75% van hun maximale hartslag moest blijven. Voordat de flanker-test bij hen werd afgenomen, moesten zij wachten totdat hun hartslag was gedaald tot 10% van hun rusthartslag. Er is gebleken dat de selectieve aandacht is vergroot, en daarnaast is de inhibitoire controle bij de ADHD-kinderen toegenomen wat leidt tot het minder vatbaar zijn voor irrelevante prikkels.

Er zijn dus al meerdere onderzoeken geweest naar het verband tussen de fysieke activiteit en een verbetering in selectieve aandacht, variërend op meerdere vlakken zoals soort activiteit,

(9)

Pontifex (Budde et al., 2008; Davis et al., 2007; Drollette et al., 2012; Hillmann et al., 2009; Pontifex et al., 2013) geven redenen om te onderzoeken of er een ideale combinatie van soort activiteit, intensiteit en tijdsduur is waarbij de testpersonen maximaal cognitief presteren.

Maar waarom wordt er niet langer gesport? Het langer toedienen van een bepaalde stimuli zou kunnen leiden tot een hoger stressniveau waarbij het optimale resultaat kan worden behaald. In het onderzoek van Davis (Davis et al., 2007) is namelijk wel een significant verband gevonden tussen 40 minuten aerobe oefeningen uitvoeren en een verbetering van de executieve functies, waar dit niet is gevonden bij het 20 minuten lang uitvoeren van dezelfde oefeningen.

Daarom is de onderzoeksvraag: Is er verschil tussen de selectieve aandacht van preadolescenten die 20 minuten lang gematigd intensief hebben bewogen op de fietsergometer vergeleken met de selectieve aandacht van preadolescenten die 30 minuten lang gematigd intensief hebben bewogen op de fietsergometer?

Er wordt een verschil verwacht tussen de selectieve aandacht van preadolescenten die 20 minuten lang gematigd intensief bewegen vergeleken met de selectieve aandacht van

preadolescenten die 30 minuten lang gematigd intensief bewegen, omdat er in het onderzoek van Davis (Davis et al., 2007) aangetoond is dat er een bepaalde tijdsduur of drempelwaarde was waarbij de testpersonen een aantoonbaar verschil in toename van executieve functies lieten zien. Er wordt verwacht dat er bij dit onderzoek een soortgelijke drempelwaarde gevonden wordt tussen de 20 en 30 minuten.

Zoals eerder aangegeven halen fittere kinderen over het algemeen ook betere academische resultaten (Sallis et al., 1999; Shephard, 1997). Dit zijn resultaten die op de lange termijn gelden. Wanneer een persoon lichamelijk fitter is dan haalt hij, ongeacht een activiteit voor de test, een hogere score voor de test. Is het mogelijk dat sporters gewend raken aan de hormonen die zorgen voor een verhoogd leerresultaat? Het zou een vergelijkbaar mechanisme kunnen zijn zoals bij drugsgebruikers die meer drugs moeten gebruiken om high te worden, of koffiedrinkers die gewend raken aan de cafeïne.

Met opmerkingen [JvdK8]: de bespreking van eerder onderzoek is heel netjes weergegeven, prima!

(10)

Daaruit volgt de deelvraag: Is er een verband tussen de vooruitgang in cognitieve prestatie na een gematigd intensieve activiteit en het niveau waar de preadolescent op sport?

Daarnaast wordt er een negatieve correlatie verwacht tussen de vooruitgang in cognitieve prestaties en het sportniveau van de leerlingen. Dit wordt verwacht omdat de leerlingen die gewend zijn aan sporten op niveau meer gewend zijn aan de effecten van sporten en dus minder baat hebben van de fysiologische en hormonale veranderingen in het lichaam (ter Weijde, 2010) vergeleken met leerlingen die op een minder hoog niveau sporten. Deze verwachting wordt ook gesteund doordat mensen die een expertise in hun sport hebben een hogere verwerkingssnelheid hebben en beter scoren op aandachtsparadigma dan mensen die deze expertise niet hebben (Voss, Kramer, Basak, Prakash, & Roberts, 2010).

(11)

Methode

Proefpersonen

De groep testpersonen bij zowel interventie- als controlegroep bestond uit 51 kinderen (n=51), waarvan 23 jongens (45,1%) en 28 meisjes (54,9%), met een gemiddelde leeftijd van 12,4 (0,75) jaar. De jonge deelnemers zaten in groep 7 en 8 van basisschool Wittevrouwen. Wittevrouwen is een jenaplanschool in het centrum van Utrecht waar de leerlingen 2 keer 40 minuten per week gymles krijgen, 1 dag van een vakdocent en de andere dag van de groepsleerkracht. Het schoolplein bood voldoende ruimte en mogelijkheden voor beweging in de pauzes en tussen de middag. De oudere deelnemers zaten in klas 1 van het Oosterlicht College. Het Oosterlicht College is een brede christelijke middelbare school voor Gymnasium, Atheneum, Havo en VMBO in Vianen. De leerlingen krijgen hier in de eerste klas 2 keer 75 minuten gymles per week. Het schoolplein is groot, maar biedt weinig bewegingsmogelijkheden.

De toestemming voor de metingen was verkregen doordat er een informatiebrief omtrent het onderzoek was gestuurd naar de directie en leerkrachten van de scholen (zie bijlage 1). De directie heeft hierop toestemming gegeven voor het uitvoeren van het onderzoek.

Interventie/werkwijze

De bedoeling van het onderzoek was om te onderzoeken of de selectieve aandacht vergroot kan worden door voorafgaand aan de opdracht een matig intensieve activiteit te bedrijven.

De deelnemers in de interventiegroep kregen net als de controlegroep een voormeting. Nadat deze voormeting werd voltooid moesten zij 20 of 30 minuten fietsen op een fietsergometer (Monark GIH) op 40-60% van de eigen Heart Rate Reserve. Na deze activiteit werd de nameting afgenomen. De deelnemers van de controlegroep deden net als de interventiegroep eerst de voormeting. Na deze voormeting kregen zij een vragenlijst (bijlage 2) die zij gedurende 20 of 30 minuten moesten invullen. Na deze tijd deden zij de nameting. De volledige werkwijze staat beschreven in bijlage 3.

Procedure

Voorafgaand aan de meetdag liep iedereen de Shuttle Run Test (Léger & Lambert, 1982) met een hartslagmonitor (Polar RS800cx). Aan de hand van de uitslagen van de Shuttle Run Test en

(12)

de bijbehorende hartslagdata werd de maximale hartslag bepaald. Op de ochtend van de meting moesten de deelnemers zich eerst laten wegen (Tristar WG-2419) en meten (Leicester Height Measure). Vervolgens moesten zij een vragenlijst invullen waarin gevraagd werd naar het ontbijt, de hoeveelheid slaap en de manier van reizen naar school (zie bijlage 3). Na de vragenlijst gingen de deelnemers op hun rug op een fitnessmatje liggen, om gedurende 5 minuten hun rusthartslag te benaderen. Met deze rusthartslag en de maximale hartslag bepaald uit de Shuttle Run Test kon de Heart Rate Reserve (Swain & Leutholtz, 1997) bepaald worden. Hierna maakten zij achter hun laptop de n-back-test (n-back) en de ANT-test (Amsterdamse

Neuropsychologische Taken). Nadat iedereen beide testen had gemaakt ging de interventiegroep fietsen. Zij moesten 20 of 30 minuten fietsen op de hometrainer (Ergometer Wilken Monark), afhankelijk van in welke interventiegroep zij zaten, op een matig intensief tempo, vastgesteld op 40-60% van hun Heart Rate Reserve. Het fietsen gebeurde op een tempo van 80 RPM, waarbij het tempo werd aangegeven door een metronoom (www.metronomeonline.com). Tijdens het fietsen moesten de deelnemers om de 2,5 minuut aangeven hoe zwaar zij de activiteit vonden aan de hand van de Borg-schaal (Borg Rating of Perceived Exertion (RPE) Scale). De laatste minuut werd gebruikt om rustig uit te fietsen. De controlegroep gebruikte deze 20 of 30 minuten om een vragenlijst in te vullen. In deze vragenlijst werd hen vragen gesteld over hun beweeggedrag, hun sportgedrag, hun eetgedrag en de tijd die zij besteden aan multimedia. Als de 20 of 30 minuten over waren gingen de deelnemers terug achter hun laptop en maakten zij nogmaals de n-back-test en de ANT-test.

Meetinstrumenten

De weging werd uitgevoerd met een weegschaal van het merk Tristar, model WG-2419. De deelnemer moest met blote voeten in het midden van de weegschaal gaan staan en zijn armen losjes langs zijn lichaam laten hangen. Hij moest recht vooruit kijken en zijn gewicht gelijkmatig over beide voeten verdelen. Het gewicht werd genoteerd in kilo’s tot 1 getal achter de komma. Deze procedure werd 2x herhaald, en bij een afwijking van meer dan 1% nog een 3e keer herhaald.

De meting van de lengte werd uitgevoerd met een Leicester Height Measure. De deelnemers moest op blote voeten zijn hakken tegen de achterkant van het platform plaatsen, en daarbij zijn billen, bovenrug en hoofd tegen de meetlat duwen. Hierbij moest er recht vooruit gekeken

(13)

worden. De horizontale meetstaaf werd op het hoofd gedrukt, waarna de lengte op 1 mm nauwkeurig werd afgelezen. Deze procedure werd 2x herhaald en bij een afwijking van meer dan 1% nog een 3e keer.

Het meten van de hartslag werd gedaan met de Polar RS800cx. De deelnemers maakten de borstband vochtig en bevestigden deze op de borst, net onder het borstbeen. Het kastje moest precies in het midden zitten. De resultaten van deze meting werden ontvangen door de Polar Team2, die de resultaten direct in de computer zette.

De selectieve aandacht werd gemeten door de ANT-test. Uit de ANT-test kwamen 3

uitkomstmaten, namelijk alerting, orienting en conflict. Conflict kwam het meeste overeen met inhibitie en selectieve aandacht, deze zou dus ook als uitkomstmaat worden gebruikt. De deelnemers gingen achter hun laptop zitten en kregen van de laptop instructies hoe de test uitgevoerd moest worden. De resultaten van deze testen werden op de laptop opgeslagen. De protocollen van deze meetinstrumenten staan uitgebreid beschreven in bijlage 3.

Het sportniveau van de leerlingen werd bepaald door middel van een vragenlijst (bijlage 2). De vragenlijst was samengesteld met vragen over de sporten van de proefpersoon, het aantal trainingsuren en het niveau waar de sporter op sport (regionaal, provinciaal, landelijk of internationaal). Dit waren vragen als ‘Hoeveel uur beoefen je deze sport in een HELE week? (Denk zowel aan trainingen als wedstrijden)’ en ‘Op welk niveau beoefen je deze sport? Waar speel je je wedstrijden?’. De plaats van wedstrijden werd gekoppeld aan het niveau van sporten, hoe hoger je sport hoe verder je moet reizen voor goede tegenstand. De antwoordschaal was ordinaal. De vragenlijst maakte deel uit van de vragenlijst voor de controlegroep (bijlage 2, S5 t/m S10).

Doordat de procedure vooraf met alle medewerkers aan dit onderzoek is geoefend en

geëvalueerd is de interbeoordelaarbetrouwbaarheid gewaarborgd. Daarnaast is door het 4-ogen principe, wat inhoudt dat er bij ieder meetmoment en iedere meting 2 personen aanwezig zijn, de kans op meetfouten door personele fouten geminimaliseerd. De test-hertestbetrouwbaarheid is verhoogd doordat iedere meting van gewicht en lengte 2 maal gedaan moest worden, en wanneer deze meer dan 1% afweek er een 3e meting gedaan moest worden.

(14)

De dataverzameling voor lengte, gewicht, borgschaal en vragenlijsten werden op papier gedaan. Deze gegevens werden handmatig ingevoerd in Microsoft Excel. De data van de

hartslagmonitoren en de uitslagen van de n-back-test en de ANT-test werden direct in de laptop opgeslagen. Deze data werd vervolgens geïmporteerd in Microsoft Excel. Vervolgens werden alle data gebundeld in één Excel-bestand en overgezet naar SPSS.

Voor alle analyses werd IBM SPSS STATISTICS 22.0 gebruikt. De data werd gecontroleerd op uitschieters en normaliteit. De controle op normaliteit en uitschieters werd gedaan door via een descriptieve analyse de boxplot en histogram met normaalcurve te analyseren. Met de formule: gemiddelde – ( 2 x sd ) = >0, werd bepaald of de data normaal verdeeld waren.

Om de hoofdvraag te beantwoorden werden de deelnemers in 3 groepen ingedeeld. Een groep die 20 minuten lang matig intensief had gesport, een groep die 30 minuten lang matig intensief had gesport en een controlegroep die eenzelfde tijdbestek zelfstandig had gewerkt. De

uitkomsten voor selectieve aandacht van de groepen werden door middel van een Paired Sample T-Test vergeleken met de nameting om te kijken of er een verbetering was in selectieve aandacht na een periode van matig intensieve activiteit. De uitkomsten van de voormetingen werden afgetrokken van de nametingen (nameting-voormeting), zo ontstond er een variabele die het verschil in selectieve aandacht gaf (∆ACC_conditie en ∆ACC_movement). Voor deze

uitkomstmaten werd de groep van 20 minuten bewegen vergeleken met de groep van 30 minuten bewegen, de controlegroep met de groep van 20 minuten bewegen en de controlegroep met de groep van 30 minuten bewegen door middel van een Independent Samples T-Test. Dit werd gedaan om te onderzoeken of er een significant verschil zat in de beweeggroep en controlegroep en of er een verschil zat in de duur van de activiteit.

Voor het beantwoorden van de deelvraag werd het in klassen verdeelde niveau van sporten vergeleken met het verschil in de cognitieve prestatie betreffende de selectieve aandacht (‘ANT-nameting’-‘ANT-voormeting’). Deze analyse werd gedaan met gebruik van een one-way anova, waarbij gezocht werd of er een verschil was tussen de verschillende niveau’s van sporten.

Voor alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p-waarde die kleiner was dan 0,05 werd de nulhypothese verworpen en werd de onderzoekshypothese aangenomen.

(15)

Resultaten

De interventie- en controlegroep bestond uit 41 kinderen, met een leeftijd variërend van 10 tot 14 jaar, met een gemiddelde van 12,4 (0,75) jaar. De groepen bestonden uit 18 jongens (43,9%) en 23 meisjes (56,1%), die in de bovenbouw van het primair onderwijs of de onderbouw van het VMBO-onderwijs zaten. In de interventiegroep (n=41) is bij 80% (n=33) de voormeting gedaan en bij 80% (n=33 de nameting, in de controlegroep (n=41) respectievelijk 80% (n=33) bij de voormeting en bij 80% (n=33) de nameting. Er zijn 8 missende waarden bij de interventiegroep en 8 missende waarden bij de controlegroep. De uitval is te wijten aan ziekte en fouten in de uitvoering van de testen, waardoor de resultaten geen juiste weerspiegeling waren van de vaardigheden van de testpersoon. Op basis van deze gegevens is de invloed van bewegen op de selectieve aandacht en het verschil tussen de controlegroep en de interventiegroep bepaald.

Tabel 1: gemiddelden en standaard deviaties van voor- en nameting van controle- en interventiegroepen (0=optimaal)

Voormeting Nameting

Gemiddelde Standaard deviatie Gemiddelde Standaard deviatie

Controlegroep 0,076 0,078 0,102 0,076

Interventiegroep (20 min) 0,070 0,071 0,079 0,046

Interventiegroep (30 min) 0,080 0,074 0,062 0,055

Er is geen significant verschil gevonden in selectieve aandacht tussen de voor- en nameting van de groep die 20 minuten bewogen heeft (p = 0,514). Ook is er geen verschil gevonden tussen de voor- en nameting van de groep die 30 minuten bewogen heeft (p = 0,121). De gemiddelde score op selectieve aandacht van de interventiegroep die 20 minuten matig intensief bewogen heeft was bij de voormeting 0,071 (0,070) en bij de nameting 0,046 (0,079), bij de interventiegroep die 30 minuten bewogen heeft was het respectievelijk 0,074 (0,080) en 0,055 (0,062). Het verschil tussen de interventie- en de controlegroep was niet significant (t(31) = 1,575 , p = 0,127).

(16)

Tabel 2: Gemiddelde en standaarddeviatie over verschil van voor- en nameting

Tabel 3: Uitkomsten verschilmeting 20 en 30 minuten bewegen op selectieve aandacht

N Gemiddelde Standaard deviatie Interventiegroep

(20 min) 16 0,009 0,052

Interventiegroep

(30 min) 17 -0,018 0,045

Independent

Samples T-Test t df significantie Verschil 20 en 30

minuten 1,575 31 0,125

Van het totaal aantal testpersonen (n=33) is het niveau van sporten van 37% (n=12) van de testpersonen regionaal, van 33% (n=11) provinciaal en van 27% (n=9) interprovinciaal. Er waren 0 testpersonen die internationaal sporten, 3% (n=1) van de testpersonen deden niet aan sport Er is geen significant verschil gevonden tussen het niveau waarop de testpersonen in de

interventiegroep sporten en het verschil in voor- en nameting van selectieve aandacht na bewegen (F (3,29) = 1,80, p = 0,169).

Tabel 4: Verschil in prestatie op selectieve aandachtstest voor- en nameting per sportniveau

Tabel 5: Resultaten verschilsonderzoek tussen sportniveau’s op verschil in selectieve aandacht N Gemiddelde Standaard deviatie Binnen de regio 12 -0,001 0,032 Binnen de provincie 11 0,010 0,052 Binnen Nederland 9 -0,0340 0,060 Geen sport 1 0,042 - One-Way

ANOVA Vrijheids-graden F significantie Tussen

groepen 3 1,800 0,169

In groepen 29

De relevante SPSS outputs zijn in bijlage 4 toegevoegd op de volgorde waarop ze in de resultatensectie aan bod zijn gekomen.

(17)

Discussie

Het doel van het onderzoek was om te onderzoeken of een interventie van matig intensief bewegen invloed had op de selectieve aandacht tijdens een opdracht die direct na de inspanning volgde. Ook is er onderzocht of het niveau waarop de testpersonen sporten invloed hadden op het verschil in selectieve aandacht na de interventie. De resultaten van het onderzoek zijn op beide vraagstukken negatief, er zijn geen statistische uitkomsten waarmee een significant verschil of verband bewezen is.

De resultaten van het onderzoek zijn vergelijkbaar met verschillende eerder gedane onderzoeken. Net als de onderzoeken van Cereatti en Stroth (Cereatti, Casella, Manganelli, & Pesce, 2009; Stroth et al., 2009) werd er met een fietsergometer het bewegende aspect vormgegeven, en net als in deze onderzoeken is er geen significant resultaat gevonden in de selectieve aandacht. In de onderzoeken van Hillman, Drollette, Pontifex en Drollette (Drollette et al., 2012; Drollette et al., 2014; Hillmann et al., 2009; Pontifex et al., 2013) werd er wel een significant verschil gevonden in selectieve aandacht. In al deze onderzoeken werd er gebruik gemaakt van een loopband waar de testpersonen op moesten rennen met een intensiteit van 60 – 75% van hun maximale hartslag. De intensiteit van deze onderzoeken zijn vergelijkbaar met dit onderzoek, het verschil in de methode ligt bij het gebruiken van de hardloopband. Schijnbaar wordt er tijdens het rennen op een loopband meer van de hersenen gevraagd op het gebied van coördinatie, evenwicht en motorische aansturing dan op de fietsergometer, waar op routine gefietst kan worden.

Tijdens dit onderzoek is er gewerkt met een groep testpersonen met een gemiddelde leeftijd van 12,4 jaar. Cereatti en Stroth (Cereatti et al., 2009; Stroth et al., 2009) werkten tijdens hun onderzoek met een groep testpersonen met een gemiddelde leeftijd van respectievelijk 15,4 jaar en 14,2 jaar. Bij al deze onderzoeken is er geen significant resultaat op selectieve aandacht gevonden. De onderzoeken van Hillman, Drollette, Pontifex en Drollette (Drollette et al., 2012; Drollette et al., 2014; Hillmann et al., 2009; Pontifex et al., 2013) werden uitgevoerd bij testpersonen met een gemiddelde leeftijd tussen de 9 en 10 jaar. Bij alle vier de onderzoeken werd een significant resultaat op het gebied van selectieve aandacht gevonden. Dit verschil kan verklaard worden door een hogere plasticiteit van de hersenen bij jongere kinderen, waardoor er een groter verschil in selectieve aandacht is na de activiteit.

(18)

Het onderzoek is zoveel mogelijk ontworpen op uniformiteit, zo werd iedere testpersoon op hetzelfde tijdstip onderzocht, werd er iedere meetdag gewicht en lengte gemeten, werd voeding, slaap en vervoerswijzen genoteerd zodat de interventiegroep en controlegroep zoveel mogelijk gelijkenissen hadden in randvoorwaarden. De uitvoering van het onderzoek is iedere keer goed volgens protocol verlopen. Bij de uitvoering zijn er echter toch variabelen, waar kinderen met 4 tot 6 tegelijk in een ruimte worden onderzocht hebben ze invloed op elkaar, gaan met elkaar praten tijdens de interventie en lachen tijdens serieuze rustpauzen. Ook de plaats van meten zorgde voor afleiding, in een leeg klaslokaal in de school zijn er altijd geluiden van het

naastgelegen klaslokaal en leerlingen en docenten die langs de deur lopen. In de sporthal komen er geregeld geluiden vanuit de sporthal waardoor de leerling afgeleid kan worden tijdens de testen. Dit zijn zaken die anders geregeld hadden kunnen worden waardoor de gegevens meer valide zouden zijn. Idealiter word iedere leerling apart onderzocht en maken zij de test met een geluidsdichte koptelefoon op. Sterke punten van de methode zijn de continue monitoring van de hartslag tijdens het fietsen op de fietsergometer, de variatie van volgorde in cognitieve testen en het navragen van de ervaren zwaarte van het fietsen tijdens de interventie.

Uit de resultaten na statistische analyse kan geconcludeerd worden dat de nulhypothese (H0) wordt aangenomen en dat de alternatieve hypothese (H1) wordt verworpen. Er is geen significant verschil gevonden tussen de interventiegroep die 20 minuten lang matig intensief heeft gefietst op een fietsergometer en de interventiegroep die 30 minuten lang matig intensief heeft gefietst op een fietsergometer.

Ook bij de deelvraag wordt de alternatieve hypothese verworpen en de nulhypothese aangenomen. De statistische analyse heeft geen significante resultaten opgeleverd die een verband tussen sportniveau en verschil in selectieve aandacht na de interventie bewezen, om deze reden kan geconcludeerd worden dat het sportniveau geen invloed heeft op de verbetering in selectieve aandacht na matig intensief bewegen.

Gezien de resultaten van dit onderzoek hoeft er geen rekening gehouden te worden met de volgorde van gymlessen en overige lessen die een hoge mate van aandacht vragen. Wanneer er wel een verbetering in aandacht zou zijn geweest na matig intensief bewegen zou het raadzaam zijn geweest voor schoolleidingen om de ‘moeilijkere’ vakken direct na de gymles te roosteren, aangezien daar een piek van aandacht zou zijn. Dit is nu echter niet het geval.

(19)

Uit vergelijking van dit onderzoek met andere onderzoeken (Cereatti et al., 2009; Drollette et al., 2012; Drollette et al., 2014; Hillmann et al., 2009; Pontifex et al., 2013; Stroth et al., 2009) lijkt het erop dat zowel de leeftijd van de testpersonen als de gebruikte interventiemethode invloed heeft op het verschil in selectieve aandacht na de interventie. Voor vervolgonderzoeken zou het interessant zijn om deze variabelen uit elkaar te halen, een groep testpersonen met een

gemiddelde leeftijd van 9 á 10 jaar die op een fietsergometer op 60% van hun maximale hartslag gedurende 20 minuten fietsen en een groep testpersonen met een gemiddelde leeftijd van 14 á 15 jaar die op een loopband op 60% van hun maximale hartslag gedurende 20 minuten hardlopen en vervolgens hun selectieve aandacht testen. Op deze manier kan onderzocht worden of er één variabele uit komt die het meeste bepalende is voor vooruitgang na beweging, de manier en aard van bewegen of de leeftijd van de testpersoon.

(20)
(21)

Literatuurlijst

References

Broadbent, D. E. (1958). Perception and communication. Londen: Pergamon Press.

Budde, H., Voelcker-Rehage, C., Pietrasyk-Kendziorra, S., Ribeiro, P., & Tidow, G. (2008). Acute coordinative exercise improves attentional performance in adolescents. Neuroscience Letters, 441(2), 219-223. doi:10.1016/j.neulet.2008.06.024

Cereatti, L., Casella, R., Manganelli, M., & Pesce, C. (2009). Visual attention in adolescents: Facilitating effects of sport expertise and acute physical exercise. Psychology of Sport and Exercise, 10(1), 136-145. doi:10.1016/j.psychsport.2008.05.002

Colman, A. M. (2001). A dictionary of psychology. Oxford: Oxford University Press.

Davis, C. L., Tomporowski, P. D., Boyle, C. A., Waller, J. L., Miller, P. H., Naglieri, J. A., & Gregoski, M. (2007). Effects of aerobic exercise on overweight children's cognitive functioning. Research Quarterly for Excercise and Sport, 78(5), 510-519. doi:10.1080/02701367.2007.10599450 Dordel, S., & Breithecker, D. (2003). Bewegte schule als chance eine förderung der lern- und

leistungsfähigkeit. Haltung Und Bewegung, 23(2), 5-15.

Dorland, W. A. (2007). Dorland's medical dictionary for health costumers. Philadelphia: Saunders. Drollette, E. S., Scudder, M. R., Raine, L. B., Moore, R. D., Saliba, B. J., Pontifex, M. B., & Hillman, C. H.

(2014). Acute exercise facilitates brain function and cognition in children who need it most: An ERP study of individual differences in inhibitory control capacity. Developmental Cognitive Neuroscience, 7, 53-64. doi:10.1016/j.dcn.2013.11.001

(22)

Drollette, E. S., Shishido, T., Pontifex, M. B., & Hillman, C. H. (2012). Maintenance of cognitive control during and after walking in preadolescent children. Official Journal of the American College of Sports Medicine, 44(10), 2017-2024. doi:10.1249/MSS.0b013e318258bcd5

Hillmann, C. H., Pontifex, M. B., Raine, L. B., Castelli, D. M., Hall, E. E., & Kramer, A. F. (2009). The effect of acute treadmill walking on cognitive control and academic achievement in preadolescent children. Neuroscience, 159(3), 1044-1054.

Hollmann, W., & Struder, H. (2003). Gehirngesundheit, leistungsfähigkeit und körperliche aktivität. Deutsche Zeitschrift Für Sportmedizin, 54(256), 266.

Janssen, M., Toussaint, H. M., van Mechelen, W., & Verhagen, E. A. L. M. (2014). Effects of acute bouts of physical activity on children's attention: A systematic review of the literature. SpringerPlus, 3, 410. doi:10.1186/2193-1801-3-410

Kok, L. (2015, 16-07-2015). Drie uur gym per week? daar is helemaal geen tijd voor. Algemeen Dagblad Koopman, N. (2010). KVLO: 'Drie uur gym per week door vakleerkracht'. Kader Primair, 5(10), 6. Léger, L. A., & Lambert, J. (1982). A maximal multistage 20-m shuttle run test to predict VO2max.

European Journal of Applied Psysiology and Occupational Psychology, 49(1), 1-12. McMorris, T., & Graydon, J. (2000). The effect of incremental exercise on cognitive performance.

International Journal of Sport Psychology, 31(1), 66-81.

Pesce, C., Crova, C., Cereatti, L., Casella, R., & Bellucci, M. (2009). Physical activity and mental

performance in pre-adolescents: Effects of acute exercise on free-call memory. Mental Healty and Physical Activity, 2(1), 16-22. doi:10.1016/j.mhpa.2009.02.001

(23)

Pitcher, J. B., & Miles, T. S. (1997). Influence of muscle blood flow on fatigue during intermittent human hand-grip exercise and recovery. Clinical and Experimental Pharmacology and Physiology, 24(7), 471-476.

Pontifex, M. B., Saliba, B. J., Raine, L. B., Picchietti, D. L., & Hillman, C. H. (2013). Exercise improves behavioral, neurocognitive and scholastic performance in children with ADHD. The Journal of Pediatrics, 162(3), 543-551. doi:10.1016/j.jpeds.2012.08.036

Raviv, S., & Low, M. (1990). Influence of physical activity on concentration among junior high-school students. Perceptual and Motor Skills, 70(1), 67-74. doi:10.2466/PMS.70.1.75-81

Sallis, J. F., McKenzie, K. L., Kolody, B., Lewis, M., Marshall, S., & Rosengard, P. (1999). Effects of health-related physical education on academic achievement: Project SPARK. Research Quarterly for Excercise and Sport, 70(2), 127-134. doi:10.1080/02701367.1999.10608030

Sallis, J. F., McKenzie, T. L., Elcaraz, J. E., Kolody, B., Faucette, N., & Hovell, M. F. (1997). The effects of a 2-year physical education program (SPARK) on physical activity and fitness in elementary school students. sport, play and active recreation voor kids. American Journal of Public Health, 87(8), 1328-1334. doi:10.2105/AJPH.87.8.1328

Shephard, R. J. (1997). Curricular physical activity and academic performance. Pediatric Exercise Science, 9(2), 113-126.

Stroth, S., Kubesch, S., Dieterle, K., Ruchsow, M., Heim, R., & Kiefer, M. (2009). Physical fitness, but not acute exercise modulates event-related potential indices for executive control in healthy adolescents. Brain Research, 1269, 114-124. doi:10.1016/j.brainres.2009.02.073

(24)

Swain, D. P., & Leutholtz, B. C. (1997). Heart rate reserve is equivalent to %VO2 reserve, not to %VO2max.

Medicine and Science in Sports and Exercise, 29(3), 410-414. doi:10.1097/00005768-199703000-00018

ter Weijde, R. (2010). Sporten en de prestaties van ons brein. Retrieved from

http://www.pextraining.com/artikelen/sporten-en-de-prestaties-van-ons-brein

Voss, M. W., Kramer, A. F., Basak, C., Prakash, R. S., & Roberts, B. (2010). Are expert athletes 'expert' in the cognitive laboratory? A meta-analytic review of cognition and sport expertise. Applied Cognitive Psychology, 24(6), 812-826. doi:10.1002/acp.1588

Wageningen, J. v., & Muller, F. (1929). Latijnsch woordenboek (4th ed.). Groningen/den Haag: J.B. Wolters' Uitgevers-Maatschappij N.V.

Yerkes, R. M., & Dodson, J. D. (1908). The relation of strength of stimulus to rapidity of habit-formation. Journal of Comparative Neurology and Psychology, 18(5), 459-482. doi:10.1002/cne.920180503

(25)

Bijlagen

Bijlage 1: Toestemmingsbrief

Amsterdam, 26-08-2014 Betreft: informatie onderzoeksproject SMART MOVES!

Beste schooldirectie en leerkrachten,

Bij deze willen we u van meer informatie voorzien over het onderzoek SMART MOVES!, waarbinnen vierdejaars studenten van de ALO hun afstudeeronderzoek uitvoeren.

Achtergrond SMART MOVES!

Uit recent onderzoek blijkt dat bewegen een positief effect heeft op cognitieve functies, die onderliggend zijn aan leerprestaties. Lichamelijke activiteit kan bijvoorbeeld de aandacht en concentratie van leerlingen in de klas verbeteren. Er is op dit moment nog weinig wetenschappelijk bewijs voor het ontwikkelen van beweegprogramma’s, die gericht zijn op het verbeteren van cognitieve prestaties in de schoolsetting. SMART MOVES! wil de vertaalslag naar de praktijk gaan maken en meer inzicht krijgen in de relatie tussen lichamelijke activiteit en leerprestaties. Op basis van de resultaten van verschillende deelonderzoeken wordt een effectief en praktisch beweegprogramma ontwikkeld dat toegepast kan worden in het Nederlandse schoolsysteem. Het project SMART MOVES! wordt uitgevoerd door het VU medisch centrum, in nauwe samenwerking met de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) in Amsterdam.

Afstudeeronderzoeken ALO

Verschillende vierdejaars ALO studenten hebben de mogelijkheid gekregen om hun afstudeeronderzoek uit te voeren binnen SMART MOVES! De student(en) die stagelopen op uw school hebben gekozen voor dit onderwerp. Voor het uitvoeren van een onderzoek in de schoolpraktijk is de hulp van scholen natuurlijk onmisbaar! U kunt helpen door het onderzoek bij u op school mogelijk te maken. In deze brief zullen we meer informatie geven over het onderzoek. We willen u vragen om onderstaande informatie rustig door te nemen en bij vragen contact met ons op te nemen. Als uw school bereid is deel te nemen, komen we graag een uitgebreide uitleg geven.

(26)

Er is nog niet precies bekend hoelang je zou moeten bewegen om cognitieve prestaties te kunnen verbeteren. In dit onderzoek wordt gekeken naar de optimale duur van beweegmomenten ter verbetering van cognitieve prestaties. Moeten de leerlingen bijvoorbeeld 20 of 30 minuten bewegen of is 10 minuten voldoende om cognitieve prestaties te verbeteren?

Hoe ziet het onderzoek eruit?

Het onderzoek bestaat in totaal uit 3 meetmomenten, verdeeld over 3 weken. Gedurende deze 3 weken worden er twee fietsergometers in een rustige ruimte op school neergezet. In deze ruimte zullen alle metingen plaatsvinden (bijv. in een leeg (klas)lokaal of vrije (gym)zaal). De indeling van de

meetmomenten ziet er als volgt uit en wordt hieronder nader toegelicht.

Week 1

Aan het begin van deze week wordt een ochtend of middag ingepland, waarin de student(en) het onderzoek en de cognitieve testjes klassikaal uitleggen. Dit duurt ongeveer 45 minuten. In deze week worden ook de lengte, het gewicht en de fitheid van de leerlingen gemeten. De leerlingen worden voor de metingen in tweetallen gedurende 45 minuten uit de klas gehaald. Bij het meten van lengte en gewicht mogen de leerlingen hun kleding aanhouden. Voor het meten van de fitheid worden de leerlingen gevraagd om een fietstest te doen van ongeveer 15 minuten. Ook wordt er individueel extra uitleg gegeven en geoefend met de cognitieve testjes. Uitgaande van een klas met 25 tot 30 leerlingen zullen we dit inplannen over meerdere dagen gedurende de eerste week.

Week 2 en week 3

De meetdagen vinden bij voorkeur plaats in de ochtend, tussen 08:30 en 12:00 uur. De definitieve tijdstippen worden in overleg met de school afgestemd. De leerlingen worden gedurende 2 weken op een vaste dag en tijd voor ongeveer 1 à 1 ½ uur per keer ingepland (bijvoorbeeld van 08:30-10:00u of van 10:15 – 11:45u). Als een leerling op dinsdag om 08:30u ingedeeld is, zal hij de week erna weer op dinsdag om 08:30u meedoen. Er kunnen 4 leerlingen tegelijkertijd meedoen gedurende 1 ½ uur, met maximaal 8 leerlingen per ochtend.

Week 2 Meetdag 1 Zitten of fietsen

(1x 1 a 1 ½ uur per leerling)

Week 3 Meetdag 2 Zitten of fietsen

(1x 1 a 1 ½ uur per leerling) Week 1

-klassikale uitleg -lengte, gewicht, fitheid metingen

(27)

Tijdens één van de weken fietsen de leerlingen 10, 20 of 30 minuten (de beweegdag). De leerlingen worden vooraf willekeurig ingedeeld in de groep die 10 minuten fietst, 20 minuten fietst of 30 minuten fietst. Tijdens het fietsen dragen de leerlingen een hartslagmeter. De andere week blijven de leerlingen 10, 20 of 30 minuten rustig zitten (de controledag). Op zowel de beweegdag als de controledag worden de leerlingen gevraagd om een aantal korte cognitieve testjes te maken, die onder andere aandacht en concentratie meten. Na de testjes worden ze gevraagd om 10/20/30 minuten te fietsen of te zitten. Direct na het fietsen/zitten maken de leerlingen nogmaals de testjes. Als het mogelijk is zouden we ook graag na 45 minuten de testjes nogmaals herhalen, zodat duidelijk wordt of de effecten voor langere tijd blijven bestaan.

Figuur 1. Voorbeeld meetdag (30 minuten groep) Wat vragen we van de school?

-beschikbaar stellen van een ruimte voor de duur van 3 weken (week 2 & 3 in de ochtenden), waar 2 fietsergometers kunnen blijven staan.

-week 1: een les van 45 minuten vrijmaken voor de klassikale kennismaking en uitleg. -week 1: leerlingen in tweetallen voor ongeveer 45 minuten laten deelnemen

-week 2 & 3: leerlingen voor ongeveer 1 à 1 ½ uur laten deelnemen aan het onderzoek (definitieve duur hangt af van de indeling van de leerling in de 10, 20 of 30 minuten groep).

-ALO stagiaire(s) uitroosteren gedurende 3 weken tijdens de meetmomenten Wat vragen we van de leerlingen?

-Een aantal cognitieve testjes maken (max. 2 x 15 min per keer)

-Een fietstest van 15 minuten uitvoeren, waarbij een hartslagmeter gedragen wordt -10, 20 of 30 minuten fietsen op een fietsergometer

-10, 20 of 30 minuten rustig zitten Wat bieden we de school?

uur Uitleg Omdoen hartslagmeter uur Einde sessie uur Cognitieve testen

Start fietsen/zitten T209:35 uur Cognitieve testen Eind fietsen/ zitten 10:35 uur Herhaling cognitieve testen Terug naar les of 45 min . huiswerk maken in testlokaal

(28)

We zullen informatiebrieven voor de leerlingen en ouders/verzorgers aanleveren, die via de school verspreid kunnen worden. Met deelname aan dit onderzoek kan uw school een belangrijke bijdrage en input leveren aan de ontwikkeling van de uiteindelijke bewegingsinterventie van SMART MOVES! De uitkomsten van het huidige onderzoek zullen door de ALO studenten gepresenteerd worden. In overleg kan hiervoor een moment georganiseerd worden voor de leerkrachten, leerlingen en/of

ouders/verzorgers. De uitkomsten van het onderzoek leveren de school informatie met betrekking tot effecten van bewegen ter verbetering van cognitie/schoolprestaties. Dit kan een basis zijn voor beleid m.b.t. het inrichten van de schooldag (actieve pauzes, beweegmomenten tussen de lessen). We willen de leerlingen als dank voor hun deelname aan het onderzoek een klein cadeautje geven.

Bedenktijd ouders/verzorgers en leerlingen

Leerlingen doen vrijwillig mee aan het onderzoek. Zowel leerlingen als ouders/verzorgers ontvangen vooraf informatiebrieven over het onderzoek en kunnen desgewenst middels een bezwaarformulier schriftelijk bezwaar maken tegen deelname van hun kind aan het onderzoek. De leerling zal dan niet deelnemen aan het onderzoek.

Deelnemen?

We hopen van harte dat uw school wil meewerken aan dit onderzoek en daarmee de ALO studenten de mogelijkheid wilt bieden hun afstudeeronderzoek uit te voeren. We horen graag of uw school interesse heeft in deelname. U kunt u dit doorgeven aan de ALO student(en) of middels onderstaand e-mailadres kenbaar maken. De onderzoekers zullen dan binnen enkele dagen contact met u opnemen om nadere afspraken te maken voor een uitgebreide uitleg bij u op school.

Als u vragen heeft of meer informatie wilt ontvangen, dan horen wij dat graag. Bij voorbaat dank voor uw medewerking!

Met vriendelijke groet,

Vera van den Berg Emi Saliasi

T: 020-4445694 T: 020-4449696

M: v.vandenberg@vumc.nl M: e.saliasi@vumc.nl

Onderzoeker Onderzoeker

Gewijzigde veldcode Gewijzigde veldcode

(29)

Dr. Amika Singh Mirka Janssen

T: 020-4448382 T:

M: a.singh@vumc.nl M:

Projectleider SMART MOVES! Docent / coördinator afstudeeronderzoek

VU medisch centrum Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Amsterdam

(30)
(31)

Bijlage 2: Vragenlijst controlegroep

Instructies

Deelnemersnummer: ________

Datum: ___________________ Beste jongens en meiden,

Wat leuk dat jullie mee doen aan het onderzoek!

We hebben verschillende opdrachten gemaakt die je vandaag zittend gaat uitvoeren. Het is de bedoeling dat je niet opstaat en ook niet gaat bewegen, maar dat je rustig blijft zitten werken.

Je kunt onderstaande opdrachten op de aangegeven volgorde maken. Als je niet alles afkrijgt is dat helemaal niet erg. Probeer alle opdrachten zelf te maken.

Heb je een vraag? Steek dan je vinger op. Veel Succes!

1 Vragenlijst over bewegen 2 Reclame

3 Voedingswaarde 4 Puzzel over bewegen 5 Ademhaling

6 Wat weet jij van zitten? 7 Woordzoeker

(32)

9 Wat voor eettype ben jij? 10 Schijf van vijf

11 Hart en bloedsomloop

12 Wielrennen

(33)

1 Vragenlijst Bewegen

Deelnemersnummer: ________

Datum: ___________________

LEES DIT GOED! Hoe vul je deze vragenlijst in?

• Lees rustig de vraag en bekijk de antwoordmogelijkheden. • Zet een duidelijke X in het antwoordvakje

• De meeste vragen kan je beantwoorden door een duidelijke X in het antwoordvakje te zetten. Vul per vraag 1 antwoordvakje in. Bij sommige vragen mag je een eigen antwoord invullen.

VOORBEELDEN:

Hoe vaak eet je brood?  Altijd  Vaak  Soms  Zelden  Nooit

Als je een antwoord wilt veranderen maak dan het foute antwoordhokje zwart en zet een kruisje in het nieuwe antwoordhokje. Zie hieronder hoe dat werkt.

Hoe vaak eet je brood?  Altijd  Vaak  Soms  Zelden  Nooit

Geboorte datum (dag - maand - geboortejaar) __ -__ -____

Ik ben een:  Jongen  Meisje 

(34)

De volgende vragen gaan over hoe je normaal gesproken naar school gaat S1. Hoeveel dagen per week ga je normaal gesproken met de fiets naar school?

 Ik ga nooit met de fiets naar school  1 dag per week

 2 dagen per week  3 dagen per week  4 dagen per week  5 dagen per week

S2. ALS je naar school fietst, hoe lang duurt het om naar school te fietsen?  Ik ga nooit met de fiets naar school

 1 - 5 minuten  6 - 10 minuten  11-15 minuten  Meer dan 15 minuten

S3. Hoeveel dagen per week loop je normaal gesproken naar school?  Ik loop nooit naar school

 1 dag per week  2 dagen per week  3 dagen per week  4 dagen per week  5 dagen per week

S4. ALS je naar school loopt, hoe lang doe je er over om naar school te lopen?  Ik loop nooit naar school

 1 - 5 minuten  6 - 10 minuten  11-15 minuten  Meer dan 15 minuten

De volgende vragen gaan over sportactiviteiten

LEES DIT GOED:Als we het hebben over sportactiviteiten, bedoelen we alle sportactiviteiten die plaats vinden in een sportclub en/of onder leiding van een trainer/instructeur of coach. Zulke sportactiviteiten zijn voetbal, tennis, rugby, gymnastiek, basketbal, volleybal, atletiek enz. Als je sportactiviteiten doet, word je moe en raak je buiten adem.

S5. Mijn FAVORIETE sport is... (vul het vakje in) Ik doe niet aan sportactiviteiten. Ga naar vraag T1.

(35)

S6. Hoeveel uur beoefen je deze sport in een HELE week? (Denk zowel aan trainingen als wedstrijden)  30 minuten per week

 1,0 uur per week  1,5 uur per week  2,0 uur per week  2,5 uur per week  3,0 uur per week  3,5 uur per week  4,0 uur per week  4,5 uur per week  5,0 uur of meer per week

S7. Op welk niveau beoefen je de sport? Of waar speel je je wedstrijden?  Binnen de regio

 Binnen de provincie  Binnen Nederland  Buiten Nederland

S8. Mijn TWEEDE FAVORIETE sport is... (Vul het vakje in)

Ik heb geen tweede sport. ➜ Ga naar vraag T1

S9. Hoeveel uur beoefen je deze sport in een HELE week? (Denk zowel aan trainingen als wedstrijden)  30 minuten per week

 1,0 uur per week  1,5 uur per week  2,0 uur per week  2,5 uur per week  3,0 uur per week  3,5 uur per week  4,0 uur per week  4,5 uur per week  5,0 uur of meer per week

S10. Op welk niveau beoefen je de sport? Of waar speel je je wedstrijden?  Binnen de regio

 Binnen de provincie  Binnen Nederland  Buiten Nederland

(36)

De volgende vragen gaan over televisie kijken en computer gebruik

LEES DIT GOED:Als we het hebben over televisie kijken, bedoelen we ook het kijken naar DVDs, video‘s of films op de computer, ipad of smartphone.

T1. Hoeveel uur per dag kijk je normaal gesproken televisie in je vrije tijd? (Kruis 1 vakje aan voor de weekdagen en 1 vakje voor de weekenddagen)

Weekdagen Weekenddagen

(Gemiddelde van alle weekdagen) (Gemiddelde van alle weekenddagen)

 Niet  Niet

 Minder dan 30 minuten / dag  Minder dan 30 minuten / dag

 1,0 uur / dag  1,0 uur / dag

 1,5 uur / dag  1,5 uur / dag

 2,0 uur / dag  2,0 uur / dag

 2,5 uur / dag  2,5 uur / dag

 3,0 uur / dag  3,0 uur / dag

 3,5 uur / dag  3,5 uur / dag

 4,0 of meer uur / dag  4,0 of meer uur / dag

T2. Hoeveel uur per dag speel je in je vrije tijd normaal gesproken spelletjes op de computer, spelcomputer, ipad, smartphone of gebruik je de computer voor dingen zoals: online chatten, internet, emailen, enz.

(Kruis 1 vakje aan voor de weekdagen en 1 vakje voor weekenddagen)

Weekdagen Weekenddagen

(Gemiddelde van alle weekdagen) (Gemiddelde van alle weekenddagen)

 Niet  Niet

 Minder dan 30 minuten / dag  Minder dan 30 minuten / dag

 1,0 uur / dag  1,0 uur / dag

 1,5 uur / dag  1,5 uur / dag

 2,0 uur / dag  2,0 uur / dag

 2,5 uur / dag  2,5 uur / dag

 3,0 uur / dag  3,0 uur / dag

 3,5 uur / dag  3,5 uur / dag

(37)

Bijlage 3: Meetprotocol

Experiment ‘Bewegingsduur en cognitie’

School

Jenaplanschool de Wittevrouwen Oude Kerkstraat 2a

3572 TJ Utrecht 030-2715526

Contactpersonen (LO): Denny van Leeuwen en Jonathan Frinking Groep 8= 23 leerlingen

Kennismaking: 27/10/2014 Shuttle Run test: 29/10/2014

Meetdagen: di 04/11 t/m vrij 07/11 en di 11/11 t/m vrij 14/11 School

Oosterlicht College Uithoflaan 1 4133 GZ Vianen 0347-325620

Contactpersonen: Joost Schaap / Laurien Scheffers (afdelingsleider). 1e klassen = 40 a 50 leerlingen

Kennismaking: n.t.b.

Shuttle Run test: n.t.b.

Meetdagen: ma 17/11 t/m do 20/11 en ma 24/11 t/m do 27/11 ma 01/12 t/m do 04/12 en ma 08/12 t/m do 11/12

Voor elke ochtend wordt een draaiboek gemaakt met de taakverdeling en tijdsindeling!

(38)

Overzicht opzet experiment Dag 1: Kennismakingsdag (Vera & Emi)

Het onderzoek wordt uitgelegd aan de leerlingen en ze hebben de mogelijkheid vragen te stellen. De cognitieve testen worden klassikaal uitgelegd en daarna oefenen de leerlingen individueel met het maken van de testjes op de laptop. Er kunnen 6 leerlingen tegelijkertijd oefenen. De andere leerlingen kunnen oefenen op de fiets of terug naar de les.

*Elke leerling krijgt op de kennismaking een briefje met de dag waarop hij ingedeeld is. In dit briefje wordt aangegeven dat het kind gymkleren mee moet nemen (zie bijlage).

Inhoud klassikale uitleg leerlingen (volgens presentatie ‘Kennismakingsdag_uitleg leerlingen’). Zie: M:\projecten\2014\Smart Moves\WorkPackages\WP 2b\Opzet_experimenten_2014_2015\Exp2 Bewegingsduur\Kennismakingsdag

-Voorstellen wie wij zijn, dat we werken als onderzoeker bij het VUmc, wie er nog meer allemaal tijdens het onderzoek langskomen (stagiaires, die voor hun opleiding met het onderzoek meedoen).

-Wat gaan we doen? -> vertellen dat er 4 momenten zijn dat ze ons zien: vandaag voor uitleg & oefenen, 1x bij de gymles voor de conditietest, 1x fietsen/zitten, 1x zitten/fietsen (straks uitleg).

-Vragen of ze willen proberen: ontbijt, bedtijd en vervoersmiddel constant te houden op de onderzoeksdagen.

-Uitleg wat we vandaag doen: al bezig met de uitleg, daarna korte uitleg testjes, oefenen met testjes, kort oefenen op de fiets en de hartslagmeter laten zien.

-Uitleg fietsdag: op de fietsdag vragen we je ’s ochtends een vragenlijstje in te vullen over je ontbijt, bedtijd en vervoerswijze; daarna worden je lengte/gewicht gemeten, vragen we je 5 minuten rustig te gaan liggen om je hartslag in rust te meten, maak je testjes op de computer, ga je fietsen (waarbij je een hartslagmeter draagt) en maak je na het fietsen weer testjes op de computer. We beginnen hiermee om 08:15/08:30 (afhankelijk van school) en het duurt tot uiterlijk 09:45/10:00uur.

-Uitleg opdrachtendag: de ochtend ziet er vergelijkbaar uit als de fietsdag. We vragen je weer een vragenlijstje in te vullen over je ontbijt, bedtijd en vervoerswijze, vragen we je 5 minuten rustig te liggen en leren we je hoe je je eigen hartslag kan meten, maak je testjes op de computer, ga je opdrachten maken over bewegen, voeding en gezondheid (waarbij je blijft zitten!) en maak je na de opdrachten weer testjes op de computer. We beginnen hiermee om 08:15/08:30 (afhankelijk van school) en het duurt tot uiterlijk 09:45/10:00uur.

-Uitleg dat je 10, 20 of 30 minuten gaat fietsen en voor dezelfde tijd opdrachten maakt de andere dag. Je kunt hiervoor niet kiezen, maar de computer deelt de groepen in. Aangeven dat ze een briefje ontvangen met de dagen waarop ze ingedeeld zijn om mee te doen en dat het handig is op de fietsdag gymkleding mee te nemen.

-Ruimte voor vragen.

-Korte uitleg testjes: 3 belangrijke regels: Iedereen werkt stil en voor zichzelf, vinger opsteken bij vragen (niet praten), Rustig en goed de instructie lezen!! (heel belangrijk om het goed te begrijpen).

-Pijltjes test: korte uitleg dat er 5 pijltjes op het scherm komen en dat je gaat klikken op de muis naar de kant waarop de middelste pijl wijst. Wijst hij naar rechts, klik je op de rechtermuisknop; wijst hij naar links, dan druk je op de linkermuisknop. Het is de bedoeling dat je zo snel en goed mogelijk reageert en altijd de richting van de middelste pijl bekijken. We gaan dit zo oefenen en dan zul je het helemaal begrijpen.

-N-terug test: korte uitleg dat er 3 soorten zijn hiervan. Er verschijnen 1 voor 1 letters op het scherm. Bij de nul-terug druk je op de groene knop als je een X ziet en druk je op de rode knop als je een andere letter ziet; Bij de één terug, druk je op de groene knop als je een letter ziet die hetzelfde is als de letter ervoor en druk je op de rode knop als de letter niet hetzelfde is. Bij de twee terug kijk je of de letter

(39)

overeenkomst met de letter die 2 letters ervoor kwam. Straks krijg je een uitgebreide uitleg op de computer en kun je alles rustig oefenen en vragen tot je de taak begrijpt.

-Ruimte voor vragen en aangeven dat we straks in groepjes de testjes gaan oefenen en de fiets en hartslagmeter laten zien. Stickers met deelnemersnummer uitdelen en 1e groepje naar laptops.

Voorbeeld tijdsplanning

10:30u Welkom, kennismaking, uitleg project, vragen leerlingen, uitleg testjes 10:40u (15-20min) 6 leerlingen oefenen met cognitieve tests op laptop

11:55u (15-20min) 6 leerlingen oefenen met cognitieve tests op laptop 11:10u (15-20min) 6 leerlingen oefenen met cognitieve tests op laptop 11:25u (15-20min)* 6 leerlingen oefenen met cognitieve tests op laptop

*Afhankelijk van het aantal aanmeldingen. Leerlingen worden in groepjes uit de les gehaald om te oefenen met de cognitieve testjes. Als ze hiermee klaar zijn krijgen ze uitleg over de fiets en hartslagmeter. Ze kunnen even op de fiets fietsen.

Dag 2 & 3: Onderzoeksdagen (Vera, Emi, studenten/onderzoeksassistentie)

Alle leerlingen doen 2 ochtenden mee aan het onderzoek. Op een ochtend fietsen ze (experimentele conditie), op de andere ochtend maken ze opdrachten over bewegen en gezondheid (controleconditie). De helft van de leerlingen begint met fietsen op dag2 en maakt opdrachten op dag3, terwijl de andere helft van de leerlingen op dag2 opdrachten maakt en op dag3 gaat fietsen. De dag en tijd waarop de leerlingen deelnemen blijft constant. Als een leerling op dinsdag om 08:30u start, zal hij de week erna ook op dinsdag om 08:30u starten. Leerlingen worden per toeval (met software programma) ingedeeld in de groep die 10 minuten, 20 minuten of 30 minuten fietst. Zij zullen voor het zelfde aantal minuten opdrachten maken (‘lespakket’; zie bijlage). ‘s ochtends worden tegelijkertijd 4 leerlingen uit de les gehaald. Er wordt vooraf een rooster gemaakt.

Voorbeeld tijdsplanning 10 min groep 08:30 4 leerlingen in onderzoeksruimte

-sticker met deelnemersnummer

-invullen deelnemersformulier: geboortedatum + deelnemersnummer (zie verderop) -Meten lengte & gewicht (zie protocol lengte & gewicht) + noteren op formulier -vragenlijst ontbijt, uren slaap, vervoersmiddel laten invullen (zie verderop). -Omdoen hartslagmeter (zie protocol) * tijdens dag 2 vervalt meten lengte/gewicht. 08:45 Rusthartslag meten (zie protocol hartslagmeting).

08:50 Cognitieve testen meting 1 (+ oefentrial vooraf) 09:05 Fietsen / opdrachten maken

09:15 Cognitieve testen meting 2 09:35 Einde (hf-meter afdoen)

08:30 uur Welkom Hartslagmeter Rust-HF Vragenlijst08:30 10:00 uur Einde sessie09:50 08:50 uur Cognitieve testen T108:45 09:05 uur Start fietsen/zitten 09:00 uur 09:32 uur Cognitieve testen 09:30 uur Eind fietsen/ zitten09:30 uur

Met opmaak: Nederlands (standaard) Met opmaak: Nederlands (standaard)

Met opmaak: Nederlands (standaard) Met opmaak: Nederlands (standaard) Met opmaak: Nederlands (standaard) Met opmaak: Nederlands (standaard)

(40)
(41)

Bijlagen

1. protocol meten & wegen pg. 4 2. protocol hartslagmeting pg. 6 3. protocol fiets- & controleconditie pg. 8 4. protocol cognitieve testen pg. 10

5. deelnemersformulier pg. 11/12

(42)

Protocol meten & wegen Aandachtspunt:

Zorg ervoor dat de leerlingen zich op hun gemak voelen tijdens de metingen. Stel jezelf netjes voor en leg duidelijk uit wat je gaat doen. Let op dat onverwacht lachen ervoor kan zorgen dat de kinderen zich ongemakkelijk voelen.

Materiaal

-weegschaal (merk?)

-lengtemeter (Leicester Height Measure) Algemeen

-Controleer of weegschaal op ‘0’ staat als er niemand op staat. -Deelnemer dient zijn/haar schoenen uit te trekken.

-Elke meting 2x uitvoeren, bij >1% verschil tussen metingen een 3e meting uitvoeren.

-Lengte mag aan de kinderen verteld worden, gewicht wordt niet hardop genoemd. -Noteren lengte & gewicht op deelnemersformulier.

METHODE WEGEN

Er wordt aan de leerling gevraagd of hij/zij de schoenen uittrekt. Daarna wordt de leerling gevraagd naast de weegschaal te gaan staan en op de weegschaal te stappen. De leerling staat in het midden van de weegschaal met de armen losjes langs het lichaam en de handpalmen richting de benen. De leerling kijkt recht vooruit en verdeelt zijn/haar gewicht gelijk over beide voeten. De onderzoeker noteert het gewicht tot en met één cijfer achter de komma. Deze procedure wordt 2x herhaald en bij een afwijking van meer dan 1% nog een 3e keer.

Veelvoorkomende fouten

*De weegschaal is niet goed op nul gezet

*Leerling staat niet goed in het midden van de weegschaal *Leerling houdt zich vast aan de onderzoeker

*De leerling staat niet stil op de weegschaal Instructies aan leerlingen

* "Ik ga nu je gewicht bepalen"

* "Ik meet je gewicht twee keer en misschien nog een derde keer. " * "Ga maar naast de weegschaal. "

* "Wacht tot deze op nul staat"

* "Stap op het midden van de schaal met je gewicht op beide voeten." * "Kijk goed recht vooruit."

* "Ontspan” (als het kind gespannen staat)

* “Stap nu van de weegschaal af, we herhalen het nog een keer” * "Dank je wel.”

(43)

METHODE LENGTE METEN

Om de lengte te meten, moeten haarsieraden worden verwijderd en vlechten/staarten moeten worden losgemaakt. De schoenen worden uitgetrokken. Het kind staat op de grond met de benen iets uit elkaar geplaatst en met het hoofd, de schouderbladen, billen, kuiten en hielen tegen de muur/meetlat aan. Let erop dat de benen recht worden gehouden en de voeten plat op de grond staan. Het hoofd wordt tegen de muur/meetlat geplaatst, terwijl er recht vooruit wordt gekeken (zie figuur). Vervolgens wordt de horizontale meetstaaf naar beneden gedrukt tegen het hoofd aan en wordt de lengte afgelezen op 1mm nauwkeurig. Deze procedure wordt 2x herhaald en bij een afwijking van meer dan 1% nog een 3e keer.

Veel voorkomende fouten • Voeten zijn niet plat op de vloer. • Knieën zijn gebogen.

• Hoofd is niet in de juiste positie.

• Onderzoeker controleert niet of het kind in het midden staat onder de meetstaaf. Instructies aan de leerling

* ”Ik ga nu je lengte meten. Ik meet je lengte twee keer en misschien nog een derde keer”.

* "Ga maar in het midden onder de meetlat staan, met je rug richting de meetlat. Beweeg je hielen naar achter tegen de rand aan, leg je hoofd naar achter tegen de meetlat en kijk recht vooruit.”

* "Haal diep adem en blaas uit” (indien kinderen gespannen staan) * “Nu herhaal ik het nog een keer.” (herhaal de procedure) * "Prima! Je kunt nu onder de meetlat vandaan komen."

(44)

Protocol hartslagmeting Algemeen

-Fietsdag: de leerlingen dragen tijdens de ochtend een hartslagmeter. Aan het begin van de ochtend doen we bij de leerlingen de hartslagmeter om en meten we de rusthartslag. Tijdens het fietsen wordt de hartslag steeds gecontroleerd en opgeslagen via het horloge.

Materiaal

-Hartslagmeters Polar RS800cx (genummerd)

-Spuitbusje met water / kraan om de sensoren op de band nat te maken Aandachtspunten

-Vooraf moeten de horloges leeg zijn en de R-R functie aanstaan (dit doen Vera/Emi). Settings > Features > RR data > On / Off

-Het kastje moet goed vast geklikt zitten op de band.

-Maak de band middels het schuifje in het zwarte lusje vast (zie foto). -Let op dat de hartslagmeterband nat genoeg is!

-Let op dat de hartslagmeter op de juiste plaats om de borstkas zit; de hartslagmeter dient net onder de borst op de ribben geplaatst te worden.

-Het elastiek van de band moet goed omhoog geschoven worden (band overal evenwijdig). -Het horloge hou je zelf bij je, de leerlingen doen deze niet om.

Instructies omdoen hartslagband

De leerling krijgt uitleg en hulp bij het omdoen van de hartslagbanden. * “Deze band gaat straks je hartslag meten”

* “Ik maak straks deze stukjes [aanwijzen sensors] nat met wat water” [nat maken] * “De band moet straks op je blote huid, net onder je borst(en) [voordoen op je kleding]. Hij moet goed strak zitten. Ik zal je helpen. Het kan koud en nat aanvoelen als de band omgaat”.

* “Je mag je t-shirt even omhoog doen, dan maak ik de band vast om je borstkas”. OF “Je mag je t-shirt een klein stukje omhoog doen [band vastklikken], nu mag je hem zelf omhoog schuiven tot hij op je ribben zit met het kastje precies in het midden”.

* “Zit hij goed of is het beter als ik hem nog iets strakker/losser doe?” [check dit na]. * “Het is belangrijk om nu niet meer aan de band te zitten. Ik zal kijken of hij het doet”. [maak indien nodig de band strakker/losser of maak hem natter zodat hij het doet; pak het horloge].

Horloge

*Linkerfoto: horloge buiten gebruik.

*Druk 1x op de rode knop, dan verschijnt het display zoals op de rechterfoto.

*Hou het horloge voor een aantal seconden bij de band in de buurt, zodat de hartslag op het display verschijnt. Er is verbinding als het hartje knippert en de hartslag verschijnt. Laat het horloge in deze stand staan voor het meten van de rusthartslag (zie volgende pagina).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geïnspireerd door bestaande en internationaal breed aanvaarde milieuprincipes worden vier bouwstenen geformuleerd voor verbetering: meer aandacht voor voorkómen van milieuverliezen,

Wij hopen samen met u door goede maatregelen te voorkomen dat patiënten vallen, daarbij is de ondersteuning en oplettendheid van de familie ook heel belangrijk. Vandaar

Kinderen met een niet ernstige vorm van dyslexie ontvangen extra leesonderwijs via het samenwerkingsverband, dat noemt men een licht zorgarrangement.. Kinderen met

Er is onvoldoende bewijs voor de veronder- stelling dat de Scandinavische zogenaamde per se wetten mensen afschrikken met betrekking tot het onder invloed rijden. Het idee dat

lijke voorkeur voor. bepaalde kandidaten eri met huri meer of mindere populariteit in de vei·schillende strelwn van het land. _in de verschillende kieskringen uitkomt

Deze _,1116tie, waaraan onze gehele fractie haar stem heeft gegeven, luidde: &#34;De Kamer, kennis genomen hebbende van enige in dit jaar plaats gehad hebbende

Dit manifest wijst duidelijk op het karakter dezer Nationale Con- centratie. Men heeft hier te doen met een burgerlijk-nationale be- weging, ter verkrijging van

Enkel met eerlijke feedback zorgen we er samen voor dat je kind bijleert in deze coronatijd. Dank