Europees blokimperialisme in de African Caribbean and Pacific Group of States
In hoeverre is het blokimperialisme de juiste term om de verhouding tussen de EU en de Caraïbische
Staten te karakteriseren, en welke rol speelt de ACP Groep hierbij?
MA Thesis in European Studies
Graduate School for Humanities
Universiteit van Amsterdam
Auteur: Engelina Pushpa Ganpat
Student Nummer: 10106464/6367585
Eerste lezer: Dhr. dr. R.J. (Robin) de Bruin
Tweede lezer: Mw. dr. A. (Annemarie) van Heerikhuizen
Januari, 2016
Inhoudsopgave
Inleiding
5
Hoofdstuk 1. Theoretisch kader
10
Hoofdstuk 2. De Nederlandse casus
19
Hoofdstuk 3. Europees blokimperialisme
32
Hoofdstuk 4. Europees blokimperialisme in de praktijk: De EU en de ACP Groep
40
Conclusie
59
Bibliografie
64
Inleiding
Door de geschiedenis heen zijn er altijd Europese rijken geweest. De bekendste zijn onder andere het Ottomaanse, Portugese, Spaanse, Oostenrijkse, Russische, Nederlandse, Britse en het Franse rijk. De meest bekende rijken zijn wel het Romeinse Rijk en het rijk van Karel de Grote dat hieruit voortkwam. Dit heeft vooral te maken met de herinnering aan en de erfenis van het Romeinse Rijk. Geen enkel modern rijk kon om het Romeinse Rijk heen. Alle moderne rijken trachtten het Romeinse Rijk op de ene of op de andere manier te imiteren. Met de val van het Romeinse Rijk in het westen kwam het idee van translatio imperii, oftewel de transmissie en overhandiging van de imperiale doelen van de ene cultuur en beschaving naar de andere. Zo kwam het Heilige Roomse Rijk van Karel de Grote als eerste met dit idee. Het Byzantijnse Rijk, dat zich als legitieme opvolger van het Romeinse Rijk in het oosten zag, nam dat idee over en regeerde dientengevolge ononderbroken tot 1453. Na verloop van tijd claimden de Spanjaarden met hun kersteningsmissie1 in de Nieuwe Wereld (Amerika) de opvolger te zijn van het Romeinse Rijk, hetgeen werd betwist door onder andere het Britse, het Franse en de andere moderne rijken.
Er is geen alomvattend begrip van empire (rijk) mogelijk dat alle elementen van een rijk omvat. Het Engelse woord empire, afgeleid van het Latijnse imperium, is een veelsoortig project dat zich op vele manieren heeft geuit, zodoende is een definitie van dit begrip lastig te geven. Historici die dit concept bestuderen, spreken elkaar soms ook tegen. Het idee is dat er naast verschillen, ook veel gelijkenissen te vinden zijn tussen de verschillende imperia. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn.2
Empire kan echter wel meer gepreciseerd en geassocieerd worden met het volgende: ‘de controle door
een metropool van verschillende perifere actoren door middel van formele annexatie of verschillende andere vormen van economische en politieke dominantie’.3 Controle kan echter ook plaatsvinden door middel van een combinatie van militaire, economische en culturele middelen. Verder kan de betreffende controle in verschillende mate formeel of informeel zijn. Ook de perifere status binnen een rijk kan verschillen. Sommige actoren hebben namelijk toegang tot de besluitvormingsprocedure en andere middelen van de metropool.
1 Kersteningsmissie: missie waarbij heidense volkeren zich massaal, al dan niet en vrijwillig, tot het christendom bekeerden. 2 Jan Zielonka, ‘Europe as Empire: The Nature of the Enlarged European Union’, http://www.wilsoncenter.org/publication/326-‐europe-‐
empire-‐the-‐nature-‐the-‐enlarged-‐european-‐union, geraadpleegd op 25 september 2015.
Bovendien worden de andere landen op afstand gehouden. Soms worden zij zelfs onderworpen aan discriminatie en uitbuiting.4 Het karakter van de metropool en dat van de perifere actoren kan eveneens veranderen. Vaak is er bij de metropool sprake van een gecentraliseerde overheid, gedifferentieerde economieën en onderlinge politieke loyaliteit. Bij de perifere actoren is er in dit verband juist sprake van zwakke overheden, ongedifferentieerde economieën en is de politieke loyaliteit zeer verdeeld. Ongewijzigd blijft eigenlijk het feit dat binnen een rijk de perifere gebieden onder beperkte soevereiniteit functioneren.5
Jan Zielonka ziet de Europese Unie (hierna: EU) als empire en biedt een ander perspectief op dit begrip. Deze term is vaak gebruikt om vele verschillende politieke actoren te beschrijven. In het algemeen gaat men ervan uit dat er in een rijk sprake is van controle door een metropool van verschillende perifere actoren aan de hand van formele annexatie of verschillende andere vormen van economische en politieke dominantie. Dit is dan ook gelijk het punt waar de consensus omtrent een definitie van empire eindigt. Aan de hand van verschillende combinaties van militaire, economische en culturele middelen is het namelijk ook mogelijk om controle uit te oefenen. Bovendien kan deze controle in bepaalde opzichten formeel of informeel zijn of gebaseerd zijn op dwang of samenwerking. Niet alleen de mate van controle is veranderlijk, ook de perifere status binnen een rijk kan veranderen. Sommige actoren worden op afstand gehouden of worden zelfs onderworpen aan openlijke discriminatie en uitbuiting, terwijl andere actoren de toegang krijgen tot de besluitvormingsprocedures van de metropool en andere middelen.6
In de huidige literatuur ligt de focus vaak op imperia van de laatste twee eeuwen, zoals het Britse rijk, het Russische rijk en in toenemende mate het Amerikaanse ‘rijk’. Zielonka noemt dit Westfaalse rijken die imperia geworden zijn door middel van territoriale annexatie, militaire verovering of internationaal-‐economische exploitatie. Zielonka’s visie op het concept empire heeft echter niets met deze kenmerken te maken. Hij stelt dat de EU niet een Westfaalse gecentraliseerde staat is. De EU is meer een burgerlijke macht dan een militaire macht. De EU biedt namelijk ook economische hulp aan haar perifere actoren en probeert deze gebieden niet te exploiteren, aldus Zielonka. Gelet op de steeds verdere uitbreiding van de Europese buitengrenzen en de
4 Ibidem. 5 Ibidem.
‘agressieve export’ van de Europese regels richting de buurlanden, blijkt echter dat de EU in een bepaald opzicht een imperium is (of een imperium in wording is).7
In dit verband noemt Zielonka de recente uitbreiding van de Oost-‐Europese landen een ideaaltype van imperiale politiek. Het ging toen vooral om het ‘bevestigen’ van de Europese politieke en economische controle in het onstabiele en verarmde oostelijke deel van het continent. De onderhandelingspositie van de EU was groter dan die van de kandidaat-‐lidstaten. Het is eveneens nog maar de vraag in hoeverre er sprake was van eigenlijke vrijheid aan de kant van de kandidaat-‐lidstaten bij de onderhandelingen tijdens het toetredingsproces. Vóór de werkelijke toetreding tot de EU had zij namelijk al duidelijk gemaakt aan de toekomstige lidstaten dat deze de gehele Europese wetgeving – het acquis communautaire – moesten implementeren in de eigen wet-‐ en regelgeving. Het naleven van deze regels was vaak meer schijn dan werkelijkheid, ‘vals spelen’ ligt dan ook in de aard van de imperiale relaties die gekarakteriseerd worden door ‘structurele asymmetrie’. Feit blijft dat perifere actoren feitelijk – zo niet juridisch – functioneren onder beperkte soevereiniteit binnen imperia. Dit is ook het geval bij de relatie tussen de EU, de nieuwe lidstaten en kandidaat-‐lidstaten.8
Hoewel het idee van de EU als empire mij bijzonder interesseert, heb ik mij ook altijd graag verdiept in de relatie tussen Nederland en haar koloniën. Zo heb ik mijn BA-‐scriptie gewijd aan de betrekkingen tussen Nederland en Suriname. In dit onderzoek wilde ik zodoende opnieuw de koloniale relaties tussen Nederland en een van haar voormalige koloniën onderzoeken. Nu is mijn keuze echter gevallen op de voormalige Nederlandse Antillen – Nu Caraïbisch Nederland. Een van de redenen voor deze keuze, is het feit dat de formele dekolonisatie van deze gebieden een recenter fenomeen is. Bovendien ligt mijn interesse meer bij de Caraïbische koloniën en niet bij de koloniën in ‘de Oost’. Na het een en ander omtrent Nederland en de Caraïbische koloniën onderzocht te hebben, ben ik erachter gekomen dat de African Caribbean and Pacific Group of States (hierna: ACP Groep) is opgericht door de EU en bestaat uit de voormalige koloniën van Europese landen, waaronder ook de Caraïbische eilanden. Om Nederland en Caraïbisch Nederland meer in perspectief te brengen, heb ik er daarom voor gekozen om ook de betreffende overkoepelende organisaties bij dit onderzoek te betrekken – namelijk de EU en de ACP Groep. Dit vanwege het feit dat Nederland lid is van de EU en de Caraïbische eilanden behoren tot de Caraïbische Staten van de ACP Groep. Zodoende ben ik tot de volgende centrale probleemstelling gekomen: ‘In hoeverre is
7 Ibidem. 8 Ibidem.
het blokimperialisme de juiste term om de verhouding tussen de EU en de Caraïbische Staten te karakteriseren, en welke rol speelt de ACP Groep hierbij?’ Ik zal betogen dat de EU wel degelijk als blokimperialist optreedt tegenover de Caraïbische Staten. Door de ACP Groep namelijk op te splitsen in verschillende regionale blokken, kan de EU deze regionale blokken steunen op de manieren zoals zij dat voor ogen heeft. De EU heeft namelijk een zwaardere positie ten opzichte van de kleinere blokken en kan als het ware meer druk zetten op de regionale blokken in plaats van andersom. Het beeld van de EU als empire komt in dit verband naar voren.
Op hun beurt hebben de Caraïbische Staten zich ook in regionale blokken georganiseerd. Eén van de eerste was het CARICOM. Dit regionaal blok bestond al voor het CARIFORUM. Het CARIFORUM werd opgericht door de EU met betrekking tot de ACP Groep. Het CARICOM onderhandelde voornamelijk met de Verenigde Staten en andere belangrijke landen in Noord-‐ en Zuid-‐Amerika. Er was namelijk nog relatief weinig sprake van handel en betrekkingen met de EU. Het CARICOM werd in een bepaald opzicht ook niet ‘erkend’ door de EU. Bij de onderhandelingen voor het krijgen van steun, moest het CARICOM zich dan ook laten vertegenwoordigen door het CARIFORUM. In dit verband fungeert de ACP Groep voornamelijk als een overkoepelend institutioneel-‐ administratief bureau dat de gang van zaken in goede banen probeert te leiden. De leiders van de ACP-‐landen komen bijeen in de verschillende regionale blokken van de ACP Groep, zodat zij op deze manier kunnen onderhandelen met de EU.
Dit onderzoek zal derhalve bestaan uit de volgende onderdelen. Als eerst zullen er imperialismetheorieën met een marxistisch karakter bestudeerd worden. Hoewel de theorie van het blokimperialisme van essentieel belang is voor dit onderzoek, is het ook goed om de verschillende theorieën omtrent het imperialisme te onderzoeken – voornamelijk vanuit marxistisch perspectief. Zodoende ontstaat er namelijk een beter begrip van het blokimperialisme. Dientengevolge zal de theorie van het imperialisme volgens Karl Marx besproken worden. Vladimir Lenin borduurde voort op het werk van Karl Marx en ook zijn interpretatie van het imperialisme zal aan bod komen. Daarna zal de naoorlogse interpretatie van het marxistisch imperialisme worden uiteengezet. Ten slotte volgt het imperialisme volgens de hedendaags marxisten. Deze verschillende visies en interpretaties van het imperialisme dienen als basis voor het vervolg van dit onderzoek.
Als inleiding op de casus van de EU en de Caraïbische Staten van de ACP Groep, zal voorts de verhouding tussen Nederland en de Caraïbische eilanden onderzocht worden. Nederland heeft altijd moeite gehad met het nemen van afscheid van haar koloniën. Zoals bekend zijn er bloederige oorlogen geweest in Nederlands-‐Indië
voor het behoud van die betreffende kolonie. Uiteindelijk heeft Nederland ‘toegegeven’ aan de onafhankelijkheid en ‘geleerd’ van de fouten die toen zijn gemaakt. Zodoende probeerde zij het anders aan te pakken met de onafhankelijkheid van Suriname en uit dit betreffende onderdeel van dit onderzoek zal blijken dat Nederland deze ‘positieve trend’ ook heeft geprobeerd door te zetten met de formele onafhankelijkheid van de Caraïbische eilanden. In deze casus interpreteer ik het imperialisme als een soort postmodern imperialisme tussen formeel gelijken.
Daarna zal specifiek de theorie rondom het Europees blokimperialisme uiteengezet worden. Hier wordt uitgegaan van de interpretatie van dit begrip zoals Dennis Canterbury dat in zijn boek European Bloc Imperialism heeft omschreven. Het Europees blokimperialisme is in dit verband een variant op de imperialismetheorieën met een marxistisch karakter. Er is dan ook voor gekozen om de interpretatie van Canterbury aan te halen, omdat deze het meest aansluit bij het overkoepelende argument in onderzoek. Ook Canterbury vindt namelijk dat de EU zich als een blokimperialist opstelt tegenover de voormalige koloniën die zich hebben georganiseerd in de ACP Groep.
Het laatste onderdeel betreft vervolgens een uitgebreide casestudy waarin de manier waarop het Europees blokimperialisme in de praktijk plaatsvindt tussen de EU en de Caraïbische Staten van de ACP Groep geanalyseerd zal worden. Hieruit zal blijken dat de EU de ACP Groep daadwerkelijk opsplitst in kleinere regionale blokken. Op deze manier kan de EU meer druk op hen uitoefenen en de eigen belangen laten prevaleren in plaats van de belangen van de ACP-‐landen. De economic partnership agreements (hierna: epa’s) doen in dit verband dienst als machtsmiddel aan de hand waarvan de EU zich kan opstellen als imperialistisch blok. Ook zal kort de positie van de Nederlands-‐Caraïbische eilanden binnen de Caraïbische Staten van de ACP Groep geanalyseerd worden.
Na de conclusie getrokken te hebben uit het voorgaande, zal ik ten slotte het antwoord geven op de onderzoeksvraag. Te weten: ‘In hoeverre is het blokimperialisme de juiste term om de verhouding tussen de EU en de Caraïbische Staten te karakteriseren, en welke rol speelt de ACP Groep hierbij speelt?’
Hoofdstuk 1. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader gesteld voor dit onderzoek. De theorie die centraal staat, is het imperialisme. Er bestaan vele verschillende interpretaties van deze theorie. De algemeen bekende uitleg is het imperialisme als de politiek van het streven naar gebiedsuitbreiding. In dit onderzoek komen er imperialismetheorieën aan bod waarbij de nadruk ligt op de marxistische interpretatie van het imperialisme. Volgens Marx heeft het imperialisme te maken met de centralisatie van het kapitaal waarbij het de nationale staat voornamelijk gaat om de eigen macht uit te breiden of zichzelf te verdedigen tegen andere nationale staten.9 In het verlengde van de marxistische visie ligt de leninistische visie op het imperialisme. Lenin ziet het imperialisme namelijk als een stadium van het kapitalisme.10
De verschillende visies en interpretaties van het imperialisme die hier besproken zullen worden, bieden de basis voor het vervolg van dit onderzoek en de casus die centraal staat. Zoals namelijk later zal blijken, onderhoudt de EU nog altijd banden met de voormalige koloniën die zich hebben verenigd in de ACP Groep. Hier komt regionale blokvorming aan te pas, zodat de EU beter kan onderhandelen met de ACP Groep omtrent de steun die de EU aan hen geeft. Met betrekking tot het imperialisme zal ik betogen dat er in dit verband sprake is van blokimperialisme. Dit concept zal echter later in dit onderzoek aan bod komen.
Gelet op de algemene definitie van het imperialisme als politiek van de gebiedsuitbreiding, kan gesteld worden dat gebiedsuitbreiding gepaard gaat met de nodige onderdrukking van het lokale volk. De inheemse bevolking komt hiertegen in opstand, omdat deze bevolking de autoriteit over het eigen gebied wil behouden en zich niet de les wil laten lezen door de zogeheten buitenstaanders. Vaak vindt dit niet zonder slag of stoot plaats en leidt het in de meeste gevallen tot dekolonisatie. Dat de voormalige koloniën dan niet meer bij het moederland horen, betekent echter niet dat zij ook zelfstandig kunnen functioneren. Doordat de inheemse bevolking jarenlang werd overheerst door het moederland, was het nogal lastig voor hen om na deze periode ‘zelfstandig’ hun land te besturen. In zekere zin was het lokale volk dan ook ‘afhankelijk’ van het moederland. Deze afhankelijkheid had echter niet dezelfde vorm zoals die in de koloniale tijd was geweest. Zodoende kan er
9 Max van Lingen, ‘Imperialisme begrijpen om het te bestrijden’, http://socialisme.nu/blog/theoretisch/imperialisme-‐begrijpen-‐om-‐het-‐te-‐
bestrijden/, geraadpleegd op 17 oktober 2015.
in dit verband gesproken worden over het ‘neokolonialisme’. Het gaat dan om een nieuw streven naar (koloniale) overheersing. De voormalige koloniën zullen immers weer steun ontvangen van de voormalige kolonisator, als zij niet zelfstandig kunnen functioneren. Deze steun heeft vaak wel een andere vorm, zoals handelsregelingen of ontwikkelingshulp. Zo bekeken, vormt het neokolonialisme de laatste fase van het kolonialisme.
Aan de hand van de bestudering van de genoemde theorieën en concepten, zal getracht worden aan te tonen dat vandaag de dag veel voormalige koloniën nog niet zelfstandig kunnen functioneren en zodoende de steun nodig hebben van het voormalige moederland. Het voormalige moederland zal op haar beurt deze steun verlenen op de eigen voorwaarden. Zoals dit ook gebeurde in de koloniale periode. Hierbij kan ook gesteld worden dat het voormalige moederland het zichzelf makkelijk maakt door de voormalige koloniën te organiseren in regionale blokken. Dit versterkt de handelspositie van het moederland tegenover de voormalige koloniën. Deze laatsten moeten namelijk weer samenwerken en zodoende onderling compromissen sluiten, terwijl het moederland daar geen last van heeft.
In historische context verwijst het begrip ‘imperialisme’ voornamelijk naar het beleid van de Europese landen – meer in het bijzonder verwijst het naar Groot-‐Brittannië in de negentiende en twintigste eeuw. Hierbij ligt de nadruk op de uitbreiding van hun macht en invloed op andere continenten op de wereld. In dit verband is de term imperialisme nauw verbonden met het ‘kolonialisme’. Het kolonialisme refereerde echter alleen naar een specifieke vorm van buitenlandse overheersing, namelijk de koloniale overheersing. Het imperialisme heeft een ruimere betekenis en omvat verschillende andere vormen van invloed op de andere naties en staten.11 Nadat de koloniale rijken ontbonden werden, is het woord ‘kolonisatie’ enkel gebruikt om te verwijzen naar een fenomeen uit het verleden en werd zodoende minder gebruikelijk. Het imperialisme werd daarentegen wel nog steeds gebruikt. Na de val van de koloniale rijken werd die term namelijk eveneens gebruikt om de vormen van dominantie te omschrijven die op formeel niveau van elkaar verschilden maar in feite wel vergelijkbaar waren met hetgeen door de vroegere koloniale machten werd beoefend. Het begrip ‘neokolonialisme’ is een tijd lang gebruikt om het voorgaande te omschrijven. Dit begrip was echter lang niet zo doeltreffend als het imperialisme.12
11 Henk Wesseling, A Cape of Asia. Essays on European History, Leiden: Leiden University Press 2011, pp. 35-‐45. 12 Ibidem.
Net zoals dat er geen alomvattend begrip mogelijk is van empire, is dit eveneens niet mogelijk voor een ‘theorie van het imperialisme’, die de opkomst, ontwikkeling en val van een rijk beschrijft. In imperia zijn er mensen van verschillende komaf te onderscheiden. Het doel is om hen te civiliseren en te verlichten door middel van de wet en andere gemeenschappelijke instituties, waaronder ook de taal. In dit verband kan eveneens het burgerschap worden uitgebreid tot alle onderdanen van het imperium. Zelden is het doel culturele eenwording of exclusief de raciale of etnische betekenis. Op dit punt kan gesteld worden dat imperia derhalve bijna per definitie multicultureel en multinationaal zijn.13
Het imperialisme vanuit marxistisch perspectief bekeken, gaat ervan uit dat de kapitalistische expansie het resultaat is van imperiale handel. De vraag naar kapitale goederen en diensten nam steeds meer toe ten tijde van de koloniale handel. In een bepaald opzicht leidde dit tot de kapitalistische expansie, zodat het kapitalisme zich verder kon ontwikkelen in Europa. Bovendien zorgde deze expansie ervoor dat het kapitalisme naar nieuwe gebieden in de wereld werd gebracht. Deze gebieden waren rijk aan arbeidskrachten maar arm aan kapitaal. Hier kon het overtollige kapitaal geïnvesteerd worden zodat er meer winst verkregen werd.14
Marxistische imperialismetheorieën zijn vaak kritisch van aard. Marx zelf heeft niet veel gezegd over het imperialisme. Hij was namelijk van mening dat het formele imperialisme of kolonialisme hoofdzakelijk een kernmerk was van het vroege kapitalisme. De kapitalistische machten van toen zouden inderdaad de wereld onderling verdelen. Het imperialisme dat hiermee gepaard ging, stond later bekend als het imperialisme van de vrijhandel. Volgens hem was er dan ook geen sprake van een formele verovering en kolonisatie. In het Interbellum – de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw – overheersten de marxistische imperialismetheorieën. Deze theorieën voegden echter weinig nieuws toe aan de bestaande theorieën van bijvoorbeeld Hobson of Lenin. Eigenlijk waren de theorieën commentaren en – in toenemende mate – oproepen tot het ondernemen van actie. De meeste schrijvers sympathiseerden namelijk met de Sovjetunie, buiten de vraag om of zijzelf nu wel of geen communisten waren.15
Ondanks dat Marx echte theorie omtrent het imperialisme had geformuleerd, heeft hij wel verwezen naar het kolonialisme in het eerste deel van zijn werk Das Kapital. In de literatuur worden de begrippen
13 Krishan Kumar, ‘Imperialism’, in: George Klosko ed., The Oxford Handbook of the History of Political Philosophy, Oxford: Oxford University
Press 2011, 648-‐659.
14 Michael McIntyre, ‘Race, Surplus Population and the Marxist Theory of Imperialism’, Antipode, nr. 5 (2011), pp. 1489-‐1515.
15 Krishan Kumar, ‘Imperialism’, in: George Klosko ed., The Oxford Handbook of the History of Political Philosophy, Oxford: Oxford University
imperialisme en kolonialisme wel eens door elkaar gebruikt om het beleid van een land betreffende het uitbreiden van controle en gezag over andere landen – buiten de eigen landsgrenzen om – uit te leggen. In dit verband betekent kolonialisme het overheersen van koloniën die op de ene of op de andere manier ‘behoren’ tot de koloniale mogendheid.16
Waar Marx weinig uitweidde over het imperialisme, was hij eerder geïnteresseerd in de manier waarop de economische structuur van de samenleving de levens van de mensen in die samenleving beïnvloedde. In Europa ontwikkelden de kapitalistische maatschappijen zich geleidelijk aan. In de tweede helft van de negentiende eeuw was er echter sprake van een snelle ontwikkeling die gepaard ging met technologische veranderingen (de Industriële Revolutie). Volgens Marx had dit een duidelijk effect op de levens van zowel de rijken als de armen. Bovendien werden de effecten van een kapitalistische economie steeds duidelijker zichtbaar in de wereld en niet alleen in de landen die hun productiemiddelen hadden ontwikkeld.17
Lenin bouwde voort op het werk van Marx en onderscheidde verschillende stadia van het kapitalisme, waar het imperialisme twee zeer belangrijke bijdragen aan leverden. Ten eerste is het imperialisme te identificeren als ‘een stadium van het kapitalisme’, ten tweede is ‘het imperialistisch stadium te identificeren met het monopoliekapitalisme’.18 Bij het imperialisme als stadium van het kapitalisme stelde Lenin dat er niet precies
aangewezen kon worden wanneer dit was ontstaan. Hij heeft vooral een abstracte benadering. Toch probeerde hij het tijdstip van de overgang tussen de verschillende fasen van het kapitalisme zo precies mogelijk te bepalen. Met betrekking tot Europa stelde hij verder dat het moment waarop het nieuwe kapitalisme werd vervangen door het oude kapitalisme, ‘zeker aan het begin van de twintigste eeuw was’. Hierbij kan gedacht worden aan de laatste fase van de Industriële Revolutie. Bij het imperialisme als monopoliekapitalisme benadrukte Lenin de rol van het monopoliekapitalisme in het imperialisme door te zeggen dat het imperialisme het monopoliestadium is van het kapitalisme.19
Voorts stelde Lenin vijf basiskenmerken vast van het imperialisme: als eerste moest er sprake zijn van een monopolistische productieconcentratie in de ontwikkelde kapitalistische landen. Verder gaat het om het samenvoegen van bankkapitaal en industriële kapitaal in de vorm van financierskapitaal, als het ultieme
16 Gill Hands, Marx – the key ideas. Teach yourself, London: Cox & Wyman Ltd. Reading 2010; online edition, chapter 5: Economy and
society.
17 Ibidem.
18 Terrence Mcdonough, ‘Lenin, Imperialism, and the Stages of Capitalist Development’, Science & Society, nr. 3 (1995), pp. 339-‐367. 19 Ibidem.
instrument van dergelijke monopolistische concentraties. Vervolgens gaat het om de uitvoer van kapitaal die te onderscheiden is van de export van grondstoffen. Bovendien is er sprake van de vorming van rivaliserende internationaal-‐kapitalistische kartels voor de onderlinge verdeling van de wereldwijde kapitaalexport. Ten slotte is er sprake van de voltooide territoriale verdeling van de koloniale wereld onder de grootste kapitalistische machten.20
Centraal bij deze vijf kenmerken van het imperialisme als het stadium van het modern kapitalisme, is de kapitaalexport zoals deze is onderscheiden van de grondstoffenexport. Bij het ‘oude kapitalisme’, toen er sprake was van vrije concurrentie en onverdeelde heerschappij, ging het om goederenexport. In de laatste fase van het kapitalisme, wanneer monopolies vooral veel invloed uitoefenen, gaat het om kapitaalexport. De behoefte voor kapitaalexport komt vooral voort uit het feit dat in enkele landen het kapitalisme ‘overrijp’ is geworden. Er is dan geen ruimte meer voor het doen van winstgevende investeringen. De export van kapitaal is een van de meest essentiële economische grondslagen van het imperialisme. Volgens de marxistische visie kan dit verholpen worden door het kapitaal te exporteren naar de Derde Wereldlanden met een lagere organische samenstelling van het kapitaal in verhouding tot het constante kapitaal van menselijk arbeid.21
In marxistische geschriften zijn het kapitalisme en het imperialisme min of meer synoniem aan elkaar. In de jaren zestig en zeventig – met het uiteen vallen van de koloniale rijken – werden de twee begrippen meer onderscheiden van elkaar. Het bleek namelijk dat de nieuwe Derde Wereldlanden enkel in naam onafhankelijk waren geworden. Deze landen bleven op economisch en politiek gebied zeer afhankelijk van de grootmachten in het noorden, hetzij van het kapitalistische Westen of van het communistische Oosten. Het toenemende wereldwijde kapitalisme had steeds meer invloed op de minderontwikkelde landen. Dit wordt ook wel het imperialisme van de dekolonisatie genoemd. Het gaat dan om een continuïteit van het Westerse imperialisme – hoewel met andere middelen.22
Vandaag de dag is er bijna geen sprake meer van een formeel rijk of imperium. De traditionele imperialismetheorieën zijn zodoende niet één op één van toepassing meer op de huidige stand van zaken rondom rijken en imperia. Het begrip informal empire past wel weer in de hedendaagse context. Zonder dit
20 William J. Davidshofer, Marxism and the Leninist Revolutionary Model, New York: Palgrave Macmillan 2014, pp. 106-‐126. 21 Ibidem, pp. 178-‐184.
22 Krishan Kumar, ‘Imperialism’, in: George Klosko ed., The Oxford Handbook of the History of Political Philosophy, Oxford: Oxford University
concept uitdrukkelijk te benoemen, hielden de marxisten zich altijd bezig met het idee van het formeel imperialisme. Impliciet namen zij het standpunt in dat het imperialisme ‘gewoon’ een afsplitsing was van de bredere en fundamentelere activiteiten van het kapitalisme. Hierbij werd de ene keer gebruik gemaakt van het
formal empire en de andere keer werd er genoegen genomen met de meer informele vormen van controle. Het
kapitalisme in de late twintigste eeuw had geen formeel rijk nodig. Het informele middel ‘neokolonialisme’ nam die plaats namelijk in.23
De hedendaagse marxisten zien het imperialisme als een vorm van kapitalisme die zich voordoet wanneer de grootmachten de wereld hebben ‘overgenomen’ aan de hand van het kolonialisme. Deze invulling van het imperialisme is voornamelijk afkomstig van Lenin. Hij stelde dat indien de minderontwikkelde landen kolonie worden van de ontwikkelde landen, er geen nieuwe koloniën meer beschikbaar zijn. Tenzij de ontwikkelde landen de koloniën van elkaar ‘afpakken’. De hedendaagse marxisten gebruiken het imperialisme eveneens om het kapitalistische systeem van de handel en het bankwezen te beschrijven. Dit begrip heeft bovendien een denigrerende lading. Het gaat namelijk vaak om een grotere macht die handelt ten koste van een zwakkere macht. Hetgeen alle omschrijvingen van het imperialisme met elkaar gemeen hebben, is het feit dat er sprake is van een vorm van uitbuiting – meer specifiek: economische uitbuiting. De koloniale mogendheid ziet de minderontwikkelde landen vaak als bron van goedkoop arbeid, grondstoffen en als afzetmarkt voor vervaardigde goederen. Dit idee van het imperialisme dat bijdraagt aan (economische) exploitatie kan terug worden gevoerd tot de originele ideeën van Marx met betrekking tot het kolonialisme.24
In de vroege stadia van hun exploitatie kon het kapitalisme zich niet goed ontwikkelen, omdat elke vorm van ontwikkeling van de ontwikkelingslanden met opzet werd tegengehouden. Pas aan het begin van de twintigste eeuw werd het kapitalistische systeem geëxporteerd. In deze tijd werd er geïnvesteerd in de werkgelegenheid van de industriële arbeiders in de koloniën. Deze investering gebeurde echter alleen indien deze de industrie van de imperialistische mogendheden niet verstoorde. Hierbij dient vooral gedacht te worden aan de sectoren die vrij dicht bij de grondstoffen liggen, zoals mijnbouw, voedsel, verwerking, etc. Verder was er in deze tijd sprake van een machtsstrijd tussen de Europese landen op het Afrikaanse continent. Volgens enkele
23 Krishan Kumar, ‘Imperialism’, in: George Klosko ed., The Oxford Handbook of the History of Political Philosophy, Oxford: Oxford University
Press 2011, 648-‐659.
24 Gill Hands, Marx – the key ideas. Teach yourself, London: Cox & Wyman Ltd. Reading 2010; online edition, chapter 5: Economy and
hedendaagse marxisten hebben deze factoren bijgedragen aan de groei van de ontwikkelingslanden richting de huidige toestand van het imperialisme – namelijk het neokolonialisme.25
Na de Tweede Wereldoorlog werd het neokolonialisme vaak gebruikt om te verwijzen naar de voortdurende afhankelijkheid van de voormalige koloniën op de grootmachten. In de periode tussen 1945 en 1960 vonden er vele dekolonisaties plaats – beginnend met de onafhankelijkheid van de Republiek India en Pakistan (1947). Dekolonisatie is een politiek proces dat vaak gepaard gaat met geweld. In enkele omstandigheden is er zelfs sprake van een onafhankelijkheidsoorlog na een revolutie. Meestal vindt de dekolonisatie plaats door middel van onderhandelingen. Dekolonisatie uit zich in verschillende vormen: er kan sprake zijn van onafhankelijkheid, soevereiniteitsoverdracht, integratie of het verkrijgen van de vrije associatie-‐status. In de meeste gevallen is het zo dat de voormalige koloniale machten niet alleen blijven bestaan, maar zij behouden eveneens hun machtsstatus door middel van de sterke economische en culturele banden die zij met de voormalige koloniën onderhouden. Ironisch genoeg hebben de voormalige koloniale machten nog steeds een aanzienlijk deel van de vroegere voordelen behouden die hun imperia met zich meebrachten, alleen kost het hen nu minder. Ondanks de herhaaldelijke weerstand tegen de eisen van dekolonisatie, voldoen de resultaten aan het eigen belang van de koloniale machten.26
In het kader van de gebieden waar de macht van de grootmachten werd gebruikt om een soort koloniale exploitatie tot stand te brengen, kan het neokolonialisme ook breder worden opgevat. Verder kan het neokolonialisme eveneens gezien worden als een verdere ontwikkeling van het kapitalisme. Door middel van de activiteiten van het internationale kapitalisme kunnen de kapitalistische multinationals en naties namelijk het volk van de minderontwikkelde landen overheersen, in plaats van de directe overheersing zoals dat gold in de vroegere tijden. Meer in het algemeen kan dit concept beschouwd worden als een ‘gecoördineerde inspanning’ van de voormalige koloniale machten en andere grootmachten om de groei te blokkeren in de ontwikkelingslanden. Bovendien worden deze landen gehouden als bron van goedkope grondstoffen en goedkope arbeidskrachten.27
25 Ibidem.
26 New World Encyclopedia Contributors, ‘Decolonization’, http://www.newworldencyclopedia.org/entry/Decolonization, geraadpleegd op
12 oktober 2015.
Volgens sommigen brengt het neokolonialisme dan ook met zich mee dat veel voormalige koloniën niet werkelijk onafhankelijk en vrij zijn, maar nog steeds afhankelijk zijn van de grootmachten in de wereld. Het neokolonialisme wordt vaak gebruikt door ‘postkoloniale critici’ van de ontwikkelingslanden en hun betrokkenheid bij deze landen. Deze critici geloven dat de internationaal-‐economische overeenkomsten gecreëerd door de voormalige koloniale machten, gebruikt worden voor het behouden van controle over hun voormalige koloniën na de koloniale bevrijdingsbewegingen sinds de Tweede Wereldoorlog. Verder stellen zij dat particuliere, buitenlandse zakelijke bedrijven doorgaan met het exploiteren van de middelen van de postkoloniale mensen. Deze economische controle is ‘inherent’ aan het klassieke Europese kolonialisme zoals werd bedreven vanaf de zestiende tot aan de twintigste eeuw.28
In dit verband staat het neokolonialisme impliciet voor een hedendaagse vorm van economisch imperialisme. De machtige landen gedragen zich namelijk als koloniale mogendheden. Dit gedrag wordt vergeleken met het kolonialisme in een postkoloniale wereld. Gesteld wordt dat de neokoloniale machten financiële-‐ en handelsovereenkomsten sluiten om op deze manier de minderontwikkelde landen te domineren. De financiële-‐ en handelsovereenkomsten nemen de plaats in van directe militaire en politieke controle. Zodoende behouden deze grootmachten een bepaalde mate van juridische controle over de minderontwikkelde landen.29
In het voorgaande zijn er verschillende theorieën omtrent het begrip ‘imperialisme’ aan bod gekomen, waarbij zowel Marx als Lenin de revue hebben gepasseerd. Marx zelf had weinig gezegd omtrent het imperialisme, maar verwees naar het kolonialisme. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat de begrippen imperialisme en kolonialisme in de literatuur door elkaar worden gebruikt. Hij was echter wel geïnteresseerd in de manier waarop de economische structuur van de samenleving het leven van de burgers in die betreffende samenleving beïnvloedde. Zo bekeken, ging bij Marx het imperialisme vooraf aan – en leidde in zekere zin tot – het kapitalisme. Daarna is gebleken dat Lenin voortborduurde op het werk van Marx omtrent het imperialisme. Dientengevolge onderscheidde hij verschillende stadia van het kapitalisme, waar het imperialisme twee belangrijke bijdragen aan leverde. Het meest belangrijke is dat het imperialisme – volgens Lenin – een stadium is van het kapitalisme.
28 New World Encyclopedia Contributors, ‘Neocolonialism’, http://www.newworldencyclopedia.org/entry/Neocolonialism, geraadpleegd
op 12 oktober 2015.
Hij was niet specifiek over wanneer dit stadium was aangebroken, maar probeerde deze toch zo specifiek mogelijk te bepalen door te zeggen dat dit stadium ‘zeker aan het begin van de twintigste eeuw’ was aangebroken. Bovendien wees Lenin op vijf basiskenmerken van het imperialisme. Hetgeen al deze kernmerken met elkaar gemeen hebben, is dat het nu vooral ging om het exporteren van kapitaal naar Derde Wereldlanden in plaats van het exporteren van grondstoffen. Volgens Lenin is het imperialisme dus een stadium van het kapitalisme – meer specifiek behoort het imperialisme tot het monopoliekapitalisme. Voorts is gebleken dat de manier waarop de hedendaagse marxisten het imperialisme invullen, vooral gebaseerd is op het werk van Lenin. Zij zien het imperialisme als een vorm van kapitalisme die ontstaat wanneer de grootmachten de wereld hebben ‘overgenomen’ aan de hand van het kolonialisme. Ook refereren zij naar het imperialisme om het kapitalistische handelssysteem en bankwezen te beschrijven. Op dit punt kan gesteld worden dat er bij alle omschrijvingen van het imperialisme sprake is van een bepaalde vorm van uitbuiting, voornamelijk economische uitbuiting. Ten slotte is gebleken dat de verschillende dekolonisatieprocessen van na de Tweede Wereldoorlog ervoor hebben gezorgd dat er heden ten dage sprake is van een neokoloniale periode, zoals ook de hedendaagse marxisten hebben opgemerkt. De voormalige koloniën konden niet altijd onafhankelijk functioneren van de grootmachten en waren zodoende niet helemaal ‘vrij’. De grootmachten treden daarom voornamelijk op als koloniale mogendheden. Het neokolonialisme impliceert in dit verband een moderne vorm van economisch imperialisme. De grootmachten behouden immers een bepaalde mate van controle over de voormalige koloniën.
Hoofdstuk 2. De Nederlandse casus
In het voorgaande hoofdstuk is het theoretische kader gesteld voor dit onderzoek. Centraal staan de imperialismetheorieën bekeken vanuit een marxistisch perspectief. Voor Marx waren het imperialisme en het kolonialisme in zekere zin synoniem aan elkaar. In de verschillende bestudeerde literatuur worden deze begrippen dan ook door elkaar gebruikt. Volgens hem was het kapitalisme het gevolg van het imperialisme (en kolonialisme). Deze concepten hebben dan ook geleid tot de kapitalistische samenleving. Lenin borduurde voort op het werk van Marx en stelde dat het imperialisme een stadium was van het kapitalisme. Bovendien onderscheidde hij vijf basiskenmerken van het imperialisme. Hetgeen alle kenmerken van het imperialisme met elkaar gemeen hebben, is de export van kapitaalgoederen naar Derde Wereldlanden. De hedendaagse marxisten bouwen op hun beurt weer voort op het werk van Lenin. Volgens hen is het imperialisme namelijk eveneens een vorm van het kapitalisme die ontstaat wanneer deze de wereld heeft overgenomen door middel van het kolonialisme. In dit verband kan gesteld worden dat het bij alle invullingen van het imperialisme gaat om een bepaalde vorm van economische uitbuiting.
Ter inleiding op de casus van de EU en de Caraïbische Staten van de ACP Groep, zal er in dit hoofdstuk gekeken worden naar de Nederlandse casus – meer specifiek de verhouding tussen Nederland en de Caraïbische koloniën. In deze betreffende casus zal gezien worden dat er sprake is van een nieuwe vorm van imperialisme, namelijk het imperialisme tussen staatkundige ‘gelijken’. Ik vat dit op als een soort postmodern imperialisme. Begonnen zal worden met het illustreren van de verhoudingen tussen Nederland en de Caraïbische eilanden. Na de formele dekolonisatie en met het tot stand komen van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: Statuut, 1954), bestond het Koninkrijk uit drie autonome landen: Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. Hierna volgde de onafhankelijkheid van Suriname (1975) en de status aparte van Aruba (1986). De overgebleven eilanden pleitten voor een politieke herstructurering van de bestaande Koninkrijksrelaties. Dit resulteerde in de ontmanteling van het Koninkrijk der Nederlanden in oktober 2010. De drie grotere eilanden: Aruba, Curaçao en Sint-‐Maarten hadden nu allen de status aparte en de drie kleinere eilanden: Bonaire, Sint-‐Eustatius en Saba (hierna: BES-‐eilanden), waren bijzondere Nederlandse gemeenten geworden.
Hetgeen ook een belangrijke rol speelde tussen Nederland en de Caraïbische koloniën, was de vestiging van een olieraffinaderij van Shell op Curaçao (1918) en een olieraffinaderij van Esso (toen Lago) op Aruba (1928). In het bijzonder was op dit punt het imperialisme nog goed te zien, hoewel dat imperialisme niet exact het imperialisme was zoals besproken in het theoretische kader. Op grond van het Statuut werden de Nederlandse Antillen autonoom en dus gelijk met Nederland. Derhalve kan gesteld worden dat het ging om een nieuw soort imperialisme tussen ‘formeel gelijken’. Net als met de andere interpretaties van het imperialisme, kan ook nu economische uitbuiting gezien worden als gemeenschappelijk element.
Uit de historische relatie tussen Nederland en de Caraïbische koloniën blijkt dat Nederland de andere koloniën (refererend naar de Nederlandse Antillen) in het Caraïbisch gebied in zekere zin heeft verwaarloosd. Hoewel Nederland zes Caraïbische eilanden had veroverd, werd de meeste koloniale aandacht besteed aan Nederlands-‐ Indië. De koloniën in het Westen kwamen pas in beeld na de Tweede Wereldoorlog. Koningin Wilhelmina kondigde in haar beroemde radiotoespraak (1942) aan dat het Koninkrijk een nieuwe koers zou gaan varen na de Tweede Wereldoorlog. De dekolonisatie van Indonesië (1949) had een traumatisch effect gehad op Nederland. Vanaf dat moment wilde de regering de zaken met de koloniën anders aanpakken. Derhalve was de Nederlandse regering bereid om meer autonomie te verlenen aan de overzeese gebiedsdelen in het Westen.30
De radiotoespraak van Koningin Wilhelmina kwam als een reactie op het groeiend nationalisme in voornamelijk Nederlands-‐Indië en de toenemende internationale druk. Voor Nederlands-‐Indië kwam deze omslag in het denken echter te laat, zoals is gebleken uit de vijandelijkheden in dat gebied. Om vergelijkbare situaties te voorkomen, heeft Nederland er derhalve voor gekozen de staatsrechtelijke banden met de Caraïbische koloniën aan de vergadertafel te wijzigen. Met het opstellen van het Statuut (1954) werden Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen gelijkwaardige partners en maakten als zodanig deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Het Statuut werd goed ontvangen door het publiek en werd gezien als een eerste stap richting de onafhankelijkheid van de Caraïbische eilanden. Na het succes van dit Statuut kwam het onderwerp van de onafhankelijkheid niet meer aan de orde tot aan 1969.31
30 Cameron Wathey, ‘The Dismantlement of the Netherlands Antilles: How Autonomy is More Viable than Independence’, Caribbean Quilt,
vol. 3 (2013), pp. 142-‐153.
31 Rosemarijn Hoefte, ‘Thrust Together: The Netherlands Relationship with Its Caribbean Partners’, Journal of Interamerican Studies and World Affairs, nr. 4 (1996), pp. 35-‐54.