• No results found

Practijkproeven met spitskool 1949 - 1950 en 1950 - 1951

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Practijkproeven met spitskool 1949 - 1950 en 1950 - 1951"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Practijkproeven met Spitskool 19494950 en 19504951

door

Ir J. Sneep

Inhoud

Inleiding.

De organisatie van de proeven. Enkele cultuurgegevens. De uniformiteit.

D e spreiding van de planten. De vroegheid.

De opbrengst. De neiging tot barsten.

De gevoeligheid voor „randen".

Samenvatting van de waarderingen van de commissie. D e uitslag.

Beschrijving van de aanbevolen nummers. Samenvatting.

Inleiding

Bij de teelt van spitskool wordt in Nederland vrijwel steeds tussen 10 en 25 September gezaaid (weeuwenteelt). De planten worden voor de vollegronds-teelt vroeg in het voorjaar uitgeplant, en, afhankelijk van het weer en het ras, van eind Mei tot aan begin Juli geoogst. De grootste aanvoeren vinden meestal plaats van de eerste tot de derde week van Juni.

Vervroeging van de oogst is mogelijk door de planten reeds in het najaar op de definitieve plaats in een bak te zetten en in Maart de bakken weg te halen (de bakken kunnen dan bijv. voor de aanleg van komkommerrijen ge-bruikt worden). Bij deze teeltwijze begint de oogst, ook weer afhankelijk van het weer en het ras, soms reeds in de tweede week van Mei.

Globaal kan derhalve gezegd worden, dat de aanvoer van spitskool plaats heeft van omstreeks de tweede week van Mei tot omstreeks begin Juli. In de eerste dagen van Juli wordt nog wel enige spitskool aangevoerd, maar deze wordt dan al gauw verdrongen door de vroege ronde wittekoolrassen. De prijzen liggen over het algemeen in het begin van de aanvoerperiode het hoogst. Om deze reden worden in Nederland alleen vroege rassen gebruikt. Verder wordt de eis gesteld, dat de kool niet te veel omblad heeft, omdat vaak combi-natieteelten van spitskool met bijv. pronkbonen toegepast worden. De kool moet voorts vast zijn en spits van vorm.

Gezien deze eisen, die in Nederland aan spitskool gesteld worden, zijn in de practijkproeven alleen die rassen opgenomen, die behoorlijk vroeg en niet te groot van omvang zijn en de gewenste vastheid en vorm bezitten.

Tabel I geeft een overzicht van de mate van geschiktheid voor Nederlands gebruik van een aantal spitskoolrassen.

Een aparte plaats nemen de Engelse spitskoolrassen in, die in begin Augustus gezaaid worden en in het veld overwinteren. Deze moeten uiteraard nogal be-stand zijn tegen koude en mogen geen neiging tot schieten vertonen. W o r d e n ze in weeuwenteelt beproefd, dan blijken ze laat tot zeer laat te zijn. Verder is het blad enigszins gebobbeld waardoor ze vaak wat aan savoyekool doen

(2)

Tabel I.

Geschiktheid van een aantal spitskoolrassen voor Nederlands gebruik.

Ras

Eersteling

Selectie Proeftuin Sappemeer Express Ossenhart, klein Ossenhart, groot Moyen de la Halle St Jans Spitse Jersey Wakefield Jersey Queen Charleston Wakefield Etampes

Bacalan de Rennes hâtif Bacalan Gros

Maispitz

Suikerbrood (Chou pain) Yorkse fijne Yorkse grote Winningstädter Filderkraut Vroegheid + + + — — ~-— — — —• — — .— — — —• — — •— Omvang van de plant + + + + .— + — + + — — — — + — — — •—' Vorm van de kool + + + + + + + + + + + + + ± — — — ± ± Vastheid van de kool + + + + + + + + + + + + — + — — — + + + acceptabel. — niet acceptabel.

denken. Voor Nederlands gebruik zijn deze rassen ongeschikt. In deze groep kunnen genoemd worden: Ellam's Early, Flower of Spring, Early Offenham en Mac Ewan.

Tot de groep van de late, enigszins gebobbelde, spitskooltypen kan ook het ras Cape Spitz gerekend worden.

D e organisatie van de proeven

In 1949 heeft de N.A.K.-G. ons een lijst verstrekt met namen van groente-selectiebedrij ven, waarvan de Spitskoolselecties volgens haar gegevens in aan-merking kwamen om mee te doen in practijkproeven.

Al deze groenteselectiebedrijven zijn uitgenodigd om aan de practijkproeven met Spitskool deel te nemen. Uiteindelijk konden in het seizoen 1949-1950 in totaal 13 monsters vergeleken worden op kleihoudende veengrond te Bergschen-hoek ten Noorden van Rotterdam (Tuindersbedrij f ), op rivier klei te Eist

(O.B.) (Veredelingsbedrijf I.V.T.) en op dalgrond te Sappemeer (Gemeente Proeftuin).

In het seizoen 1950-1951 werden deze proeven op dezelfde plaatsen her-haald; de nummers 1, 7, 11 en 12, die in 1950 al duidelijk ongeschikt bleken te zijn voor de Nederlandse teelt, werden niet weer in de proeven opgenomen.

Alle metingen zijn verricht door personeel van het I.V.T. De oogst te Sap-pemeer werd verzorgd door personeel van de Gemeente Proeftuin, de oogst te Bergschenhoek en te Eist door personeel van het I.V.T.

De wiskundige verwerking van het verkregen cijfermateriaal werd verzorgd door M. Keuls.

De beoordelingscommissie was als volgt samengesteld:

Dr O. Banga (I.V.T.), voorzitter; P. Daams voor de spitskooltelers in de Betuwe; Joh. v. d. Berg, A. J. Bos, P. Roos en J. A. Vonk voor de

(3)

spitskool-telers in de omgeving van Rotterdam; P. Bekius, H. J. Geling, }. Hofsteenge, J. Jonker, Ir J. P. Schutter en J. W . Wiechers (Chef proeftuin) voor de spits-kooltelers in de omgeving van Sappemeer; D. Barten Jr. en K. Kramer (Jac. Jong), N . Veldhuyzen van Zanten, N . Groot Jzn en P. Groot Jzn (Sluis en Groot), R. Zwaan, J. v. Dok, R. v. Dok en A. Vijn (Rijk Z w a a n ) , J. Lub, F. Nanninga en D. G. Stel (Zwaan en de Wiljes) voor de zaadproducenten; Ir G. T. Grooters, W . Duys, J. Engelen en H. Hoogenboom voor de N.A.K.-G.; Ir H. Burgmans, F. Gooijert en S. J. de Vries voor het Rijkstuinbouwconsulent-schap te Groningen; Ir J. H. M. van Stuivenberg en M. C. R. O. Ancery voor het Rijkstuinbouwconsulentschap te Kesteren; Ir A. de Zeeuw en A. Markus voor het Rijkstuinbouwconsulentschap te Naaldwijk; Ir J. Sneep, R. v. Dam, A. Kraai en C. M. Rodenburg voor het I.V.T.

Enkele Proef-aanduiding P. 50 A P. 50 B P . 50 C P. 51 A P. 51 B P. 51 C cultuurgegevens Plaats Sappemeer Proef in 3-voud Bergschenhoek Proef in 3-voud + rijtjes Eist Proef in 3-voud + rijtjes Sappemeer Proef in 4-voud + rijtjes ; de nrs 1, 7, 11 en 12 ontbreken in de proef Bergschenhoek Proef in 4-voud + rijtjes ; de nrs 1, 3, 6, 7, 8, 9, 11 en 12 ontbreken in de proef Eist Proef in 5-voud + rijtjes; de nrs 1, 6, 7, 8, 9, 11 en 12 ontbreken in de proef van de proeven Voorvrucht Spitskool/Pronkbonen N o . 1 t/m 26 Peen N o . 27 t/m 52 Aardappel Suikerbieten

Bloemkool met Prei als nateelt Uien Erwten Zaaidatum 24—9—'49 2 6 - 9 - 4 9 26—9—'49 1 3 - 9 — ' 5 0 2 3 - 9 - ' 5 0 2 3 - 9 - 5 0 Plantdatum 7 - 3 - 5 0 1 0 - 3 - 5 0 1 4 - 3 - 5 0 1 3 - 3 — ' 5 1 1 3 - 3 — ' 5 1 1 6 - 3 - 5 1 Afstand in cm. 5 5 x 5 0 6 0 x 5 0 6 0 x 5 0 5 5 x 5 0 6 0 x 5 0 6 0 x 5 0

De monsters van de nummers 3, 6 en 9 bleken het tweede jaar een geringe kiemkracht te hebben, waardoor ze ontbreken in P. 51 B en de nummers 6 en 9 ook in P. 51 C.

V a n nummer 8 was slechts de helft van de gevraagde hoeveelheid zaad bin-nen gekomen, zodat dit nummer in P. 51 B en P. 51 C ontbreekt. W e l konden van al deze nummers nog rijtjes (proeven in enkelvoud) aangelegd worden, zodat toch een oriënterende beoordeling door de Commissie kon plaats hebben.

D e uniformiteit

De uniformiteit van de rassen laat bij spitskool nog weleens wat te wensen over. Als geheel was de uniformiteit van de dertien nummers, die in de

(4)

prac-tijkproeven opgenomen waren, behoorlijk te noemen. Z o was die van nummer 3 zelfs zeer goed, van de nummers 2, 5, 7, 10 en 13 goed, van de nummers 1, 6, 8 en 12 redelijk en van de nummers 4, 9 en 11 matig.

D e spreiding van de planten

Onder de spreiding wordt verstaan de totale breedte van de plant. Deze is gemeten in 1950 in drievoud te Eist. Hierbij dient aangetekend te worden, dat de stand van het gewas daar in 1951 vrij tam was.

Tabel II geeft de spreiding weer in volgorde van de nummers waaronder de diverse selecties in de practijkproeven deelgenomen hebben.

Bij tabel III is een rangschikking gemaakt naar de toenemende spreiding. In figuur 1 is de spreiding in een balkengrafiek weergegeven.

Nummers S 8 9 5 Q 10 13 A 6 tl

ia

r -f""" ~ ZLÏS v~ --1 .. * 1 .•—•s i -~'r . Ar~ t ^ u .11. ~ r ! i . 1 -1 ! _ A ' — j t Î - T -~L i / ' T 7 - k 4 -4 ** }„.. "~* t . . 4 . . —! -r*t ._L,. " i ~'

lil.

T-K*'

^ f -i t _411 , — ! T

-f-.---. - J ' . L i -__ — ' > { U M -- _i _ t < " -'! k *-~j~>-~ i 3 1 ' i s ...L . t •• I ' , . 4 _ i -.-4 .. ! , —-_ 4 :- U ' 1 { „ 4 ; H— .-'K-4 i j l . . . j 1 —!-•-4"^ -~T~r. l - 3 " -(-,' ~-"1" 4' *' tl --4,4 f"~ 1 4 4 "

"4*:

- _ i „ - i _ ! ..L i ' r-j— *"H- -I ï \

in

J » _ t ! 1

T

- 4 --- f

- K

4 4 "-1 -. , ' f 4 -^ > i —1 -. .4 -i >

'j*

. 4 v 1 —r-1 . - . . t . " 4

-4-iT

r-j'

r '

E.f

J

:4"

4F,

. t \} "'t T 1 -tr l ,.

«J •

r ! !( ^ . ' f ' - 14-. 1"

1.

3 "*

:

;

11 r '

i " '*"1 "* t { r l --'-.-: „ „ {

:h

••" - :-', :r

r'

1v -i ~ 3*1* ,.)...

L

f-I L ' : 4 '.'t ' „41 I J "'t H 1, ^ 1„. >. 3 ' ' " 1 4 1 _4< ' f TT* - , ^ t *' „ i t j — . J 4 l "„*, -te -' -" : lat ',! t 1 i r ;-» r~~ -J. -1 4 „ -4 , t 1 to 20 3 0 A0 5 0 60 ?0 Ctt Spreiding in cm. Fig- 1.

Spreiding van de planten van de verschillende nummers. Aanbevolen werden de nummers 3, 8, 9, 5, 2, 13, 4 en 6; niet aanbevolen werden de nummers: 10, 11, 12, 7 en 1.

(5)

Hierbij kan opgemerkt worden, dat de practijk vaak op 55 x 50 cm of zelfs wel 50 x 50 cm plant of combinatieteelten toepast, zodat reeds om deze redenen de nummers 11, 12, 7 en 1, afgezien nog van hun andere eigenschappen, met hun grote spreiding geen genade konden vinden bij de tuinders.

Tabel II. Spreiding v. d. planten. Nummers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Spreiding in cm. 70.0 54.7 52.7 57.7 54.7 60.3 64.0 53.0 54.3 55.0 62.0 64.0 57.7 Tabel III. Spreiding v. d. planten. Nummers 3 8 9 5 2 10 13 4 6 11 12 7 1 Spreiding in cm, 52.7 53.0 54.3 54.7 54.7 55.0 57.7 57.7 60.3 62.0 64.0 64.0 70.0 D e vroegheid

Uit de oogstgegevens is het tijdstip bepaald, waarop gemiddeld 25 % van het aantal planten van een bepaald nummer oogstrijp was. Tabellen I V en V geven een overzicht van deze data, in een rangschikking van vroeg naar laat.

Tabel IV. Vroegheid in 1950

Nummers Aantal dagen na 30 April,

waarop 25"/o oogstrijp was 3 | 28,3 2 32,0 9 5 6 13 4 8 12 10 7 11 1 33,7 35,0 35,3 36,0 36,0 36,3 40,0 40,7 44,7 46,0 47,7 Tabel V. Vroegheid Nummers 3 2 9 5 4 6 13 8 10 in 1950 en 1951.

Aantal dagen na 30 April, waarop 2 5 % oogstrijp was

34,3 37,9 39,0 40,4 40,6 41,2 41,3 41,5 45,0

De aanbevolen nummers zijn 3, 2, 9, 5, 6, 13, 4 en 8. De niet aanbevolen zijn 12, 10, 7, 11 en 1.

In 1950 waren alle 13 nummers in alle drie proeven opgenomen. In 1951 zijn de nummers 1, 7, 11 en 12, die in 1950 al duidelijk ongeschikt waren voor de Nederlandse teelt, niet meer in de proeven opgenomen.

(6)

D e opbrengst

Bij het oogsten is zowel het netto- als het brutogewicht bepaald. Dit laatste gewicht is verkregen door de kool met het blad onder het benedenste blad af te snijden en het geheel te wegen. Daarna werd het buitenblad verwijderd en de „naakte" kool gewogen. Door de bepaling van het brutogewicht naast het nettogewicht is uit het verschil het percentage los blad van het brutogewicht te bepalen.

Tabel VI geeft een overzicht van de indexcijfers *) van het brutogewicht en het nettogewicht per stuk, en het percentage los blad van het brutogewicht, zoals die in 1950 bij de drie proeven bepaald werden. Tabel VII geeft eenzelfde overzicht van 9 nummers over 1950 + 1951.

Tabel VI.

Gemiddelde opbrengst per nummer van drie proeven in 1950.

Nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Brutogewicht in indexcijfers 146,6 93,3 82,7 108,0 101,3 110,7 117,6 84,7 109,7 103,7 126,6 125,2 108,0 Nettogewicht in indexcijfers 118,0 95,0 90,0 107,3 101,1 102,3 99,0 90,3 107,3 97,7 110,3 117,7 109,3 Percentage buitenblad van het brutogewicht

49,3 35,3 31.0 37,0 36,7 41,7 46,7 32,0 38,0 40,0 45,3 40,3 36,0 Het gemiddeld gewicht per stuk van alle nummers is op 100 gesteld.

Tabel VIL

Gemiddelde opbrengsten over 1950 en 1951.

Nummer 2 3 4 5 6 8 9 10 13 Brutogewicht in indexcijfers 93,7 78,8 108,8 101,5 113,8 82,3 108,2 106,5 108,0 Nettogewicht in indexcijfers 96,7 88,8 105,5 102,8 103,3 90,7 107,0 95,8 110,3 Percentage buitenblad van het brutogewicht

35,3 29,2 39,0 36,5 43,7 30,7 38,0 43,3 36,0 Het gemiddeld gewicht per stuk van alle nummers is op 100 gesteld. *) Onder indexcijfer verstaan we het cijfer, dat de opbrengst of een andere eigenschap aan-geeft ten opzichte van het gemiddelde v a n alle nummers. Het gemiddelde van alle nummers is hierbij op 100 gesteld. Is het indexcijfer bijv. voor de opbrengst van een bepaald nummer 110, dan wil dat dus zeggen, dat de opbrengst van het betreffende nummer 10 % hoger ligt dan het gemiddelde van alle veldjes.

(7)

Uit deze indexcijfers, die gebruikt zijn om de opbrengsten van alle proeven te kunnen middelen, blijkt uiteraard niet de absolute opbrengt. Teneinde een indruk te geven van hetgeen de nummers, die het tweede jaar nog meegedaan hebben, onder gunstige omstandigheden op dalgrond kunnen presteren, zijn in tabel VIII de gemiddelde opbrengsten van proef 51 A te Sappemeer weerge-geven in grammen.

Tabel VUL

Opbrengsten te Sappemeer in proef 51 A.

2 3 4 5 6 8 9 10 13

Brutogewicht per stuk in grammen 1620 1210 2110 1770 2160 1330 1830 1840 1890

Nettogewicht per stuk in grammen 1180 910 1270 1240 1260 1060 1260 1000 1330

Hoeveelheid los blad per stuk in grammen 440 300 840 530 900 270 570 840 560 >20 WO : -ïïlOO ? 9 0 80

m

qo

«00

no

no

ÖO

Indexcijfer voor het brutogewicht per stuk.

140

Fig. 2.

Het verband tussen het netto- en brutogewicht bij alle 13 nummers bij de 3 proeven in 1950. De aanbevolen nummers zijn aangegeven met een stip. De niet aanbevolen nummers met een

kruisje.

In figuur 2 zijn de indexcijfers van het nettogewicht uitgezet tegen die van het brutogewicht, zoals dat gevonden is uit de gemiddelden van de drie

(8)

proe-ven in 1950 (tabel V I ) . Hierbij valt op, dat de nummers 1, 7, 11 en 12 min of meer afgescheiden liggen van de rest in de richting van een grote bruto-opbrengst.

De nummers 3, 8, 2, 5, 4, 9, 13 en 12 liggen op of om een rechte lijn, d.w.z. dat bij deze nummers de toeneming van het brutogewicht gepaard gaat met een evenredige toeneming van het nettogewicht.

Bepaald afwijkend van de genoemde lijn liggen de nummers 10, 6, 7, 11 en 1. Bij deze nummers is het nettogewicht lager, dan het hoge brutogewicht doet vermoeden, m.a.w. deze nummers zijn te bladrijk. De nummers 10, 7 en 11 zijn van het Jersey Wakefieldtype, no 1 is een Charleston Wakefield en no 6 een bladrijke Express.

In figuur 3 zijn de indexcijfers van het nettogewicht uitgezet tegen die van het brutogewicht, zoals dat gevonden is over de twee jaren 1950 en 1951 (ta-bel V I I ) . Ook hier blijken de nummers 3, 8, 2, 5, 9, 4 en 13 op of om een rechte lijn te liggen, terwijl de nummers 10 en 6 hier duidelijk onder liggen, hetgeen op een onevenredige hoeveelheid blad wijst.

120 3 Ho r | 100 a 9 0 • SO b+ r-~ r ' L „*, i '--xT~

14--it n i . . 'T t -: „ - . -'-• . *. ' *! j -. -. -. -.

*tj~ 4*tj~ *tj~

-, 4« \ ; . -A&; 1 * + * ! - -—'--~r: V" ' X

ii-:

, 1 ; , ; , ! . , , , --r'j. •-'I . * Ti' ;' • -I -:,. u i , , fJT | ' -„l. ï.-'

r*

i *••* r ~ 1

-"T"

-4,;

i „r... J * ^ . " . .... --'— * ; -1,,. i

* ïw

x)0 - --. ', • *; M -1 , l | , 3 .IJ . .*..,; • " : : .-._• - *-; 80 9 0 «00 IIO 120

Indexcijfers voor het brutogewicht per stuk. Fig- 3.

Het verband tussen het netto- en brutogewicht bij de 9 nummers, die in 1950 en 1951 beproefd zijn. De aanbevolen nummers zijn aangegeven met een stip. Het niet aanbevolen nummer met

een kruisje. Bruto-gewicht en vroegheid.

In fig. 4 is het brutogewicht afgezet tegen de vroegheid. De gegevens zijn van de drie proeven in 1950. Opvallend is, dat door deze stippen-grafiek twee vrijwel evenwijdige lijnen getrokken kunnen worden. Op de linkse lijn liggen alle nummers, die beschouwd worden als te behoren tot de Eersteling- en Ex-pressgroep. Op de rechtse lijn liggen de nummers 8, 10, 7, 11 en 1. Nu zijn de nummers 10, 7 en 11 zuivere Jersey Wakefields. Nummer 1 is Charleston W a

(9)

-kefield. Nummer 8 is te beschouwen als een zeer bladarme selectie uit Jersey Wakefield. De stippen-grafiek is derhalve uitermate geschikt om de scheiding tussen de rassengroepen te demonstreren. Verder is er in deze grafiek een vrij duidelijke scheiding tussen de vroege en late nummers te zien. W a t de vroeg-heid betreft, liggen de niet aanbevolen nummers 10, 12, 7, 11 en 1 afgescvroeg-heiden van de andere, aanbevenswaardige nummers. Verder valt op, dat de nummers 6 en vooral nummer 9 in verhouding tot hun grote bladmassa vrij gunstig lig-gen wat vroegheid betreft.

o 3 u J3 T3 a IAO 130 110 100 9 0 8 0

r

- - *-» f«k j 4 T ; ! -~ - -4-~t^f-~4 '-~-~-~ \ H r

-r n

:

~

| ; -., . j _ Z~.. __._ Ï . ; t_ — ... ^ _ T ; ' ! ; -1

" j - r r i a :

! ' -~*#t • ; -r\ i

TT

"~ ' -' 6 4; 5 ... - ;• .. " - r1 _ .

-m

i f ~c • ' ! ,i_: """Î --,:•' !' ; -! V * i. h i . rj 1 i ' : 1 3 ; . . .

"TTT:

, * " j | • : • i '

. M 1 ; ' i

; T i ,-r 1. ! f 4i,-0 ; ; > * " f k< •f i J i'l - J n T ; i' H-r:i • ? : | £ .-3

-1

»4 1* ' , * ' ' ' * = • , { . : •

;':-io

r _ ! ~~^f! "-"

f

. • > =-ii' "

"7

1 1 i >

r

;• t , " . : | i ' 1i l1^ -•fiJ

f

3

I'

• i tl •-1 . | i f ' jl'

7 !'

1 - >.

-f"

j) ; ! ! :;' 'i" • " i " . *

•Mi

441

j Q n ' j { . ... 1

m.

T E

j

fi

1

:

i

,j : :, ; •> i ; ; '•.: i .

-H

- * 4 ' Jli' ; ^ÉJ 26 2? 28 29 30 31 32 35 34 35 36 37 38 39 40 Al *,! 4Ï-A4 45 AS 47 AS

Vroegheid (aantal dagen na 30 April waarop 25 % oogstrijp w a s ) . Fig- 4.

Brutogewicht van alle 13 nummers uitgezet tegen de vroegheid (gegevens van 3 proeven in 1950).

Fig. 5 geeft het verband weer tussen het brutogewicht en de vroegheid, zoals die over de twee jaren 1950 en 1951 bepaald is. Ook hier komt hetzelfde naar voren als in fig. 4, ni. dat de nummers 8 en 10 te laat zijn in verhouding tot hun bruto-opbrengst, als we ze vergelijken met de Eersteling-Expressgroep.

(10)

HO r

1 >oo fr

O: O 3 -O C 90 : ~ 80 :

:"i~"

?-"- : ",X'. : i j . • ! ' i | _ T H. u : :'-'ft: •~-i— : _j-„-. '...T : Î -, ;""" ,„.L / 1 * •

niri

n.lfflÛT • ! ; - ---(:. - .•::-i - -r." 'S. ,' ' t ' • ;, —! -• ] i f

"{-"

L < \ — l"

:

r

" i .„L ;-l- i . J .**-„;::k •' :| --. j --. --. --. :Jr

• 1 '

! , " i , - t . i " 1 -

!-. ,u

•|"' ~ -.. i l r -i . j -;[,-; * J, ' ,hS i Si ' -'•*} i : r " . . ] .

a;~

. ! " • V t '.!.-. -';-: > •Î5 1 -— ; _ _J .

*i-„4„ ,._

•*s

-' i r

1 *

"*, .. i, i -...L. ; : ;.

f"

i . j . ; ..! -.„L~ . 1 _! ;; uw : 4-- : 4-- . • -•;*• . 1.\ i *

\t ?

i , **-'": -: : ' ;/ * 31 32. 33 34 35" 36 37 38 3<? 4 0 A\ Al Aï AA 4 5

Vroegheid (aantal dagen na 30 April waarop 25 % oogstrijp w a s ) . Fig. 5.

Brutogewicht van de 9 nummers, uitgezet tegen de vroegheid (gegevens uit de proeven van 1950 en 1951).

Netto~gewicht en vroegheid.

In fig. 6 is het nettogewicht van de kool afgezet tegen de vroegheid. Deze gegevens zijn gehaald uit de resultaten van de drie proeven in 1950. Evenals bij de grafiek van brutogewicht en vroegheid blijkt het hier mogelijk om twee vrijwel evenwijdige lijnen te trekken, waarvan er een loopt door de nummers 3, 2, 5, 6, 9, 4, 13 en 12 (de Eersteling- en de Expressgroep) en een door de nummers 8, 10, 7, 11 en 1 (de Jersey- en Charleston Wakefieldgroep). Deze laatste nummers zijn laat in verhouding tot het gewicht van hun kool.

Verder is in fig. 6 een indeling te maken naar de nummers die op 5 Juni of eerder reeds voor 25 % oogstrijp waren en de nummers die 9 Juni of later pas voor 25 % oogstrijp werden.

Deze laatste nummers 12, 10, 7, 11 en 1 werden door de Commissie te laat bevonden om voor een aanbeveling in aanmerking te komen.

Fig. 7 geeft hetzelfde weer als fig. 6, alleen zijn hierin van 9 nummers de gegevens over de jaren 1950 en 1951 verwerkt. Ook hier zijn weer twee vrijwel evenwijdige lijnen te trekken. Op de rechtse liggen de nummers 8 en 10, die naar verhouding tot de grootte van hun kool laat zijn, als we ze vergelijken met de Eersteling- en de Expressgroep. V a n de twee laatstgenoemde nummers is vooral nummer 10 ook in absolute zin laat.

(11)

tac

HO

too

90 80 :. - :-*•-: r ~ :,rr -TT *

v~4

. , --:-*-" 1 * , , „ ""X . « -..4.. - , » i . 1 i

21

--*• "-!-• !. !.

-Ox

," . r_ ? T." - j . . ':•*" ,-,,.. ; -- 1

^.L.

*

•r

-4-3

y

:

£

J, A . U ù . . . . 1

rt "

* 4 -* 5 \i 1 * ','. ""f " . „ t s , ;" ' - * «45

* is

... " * _ i -. -.-.J-*-.; . . 1 - , - 1 • J v 4 ,— -!-• ~ -'r"j u_i_ - i $ - ' } '

4.

J.

-*j»

r Î „ . ; . -i"1" <T— r -1

'f; -vll ;L

,

r*? :

1 y

" i ""

_.çv

4~-

.4:-" vv. !#., ^v. i^x _ _ i ^ -• i f .

-,f-

.„*.>"-^4

~^r -r---•4V • "44.Î .* ƒ -*-' | -4

$3

-- -+,t4 '1* 1

IS

--3- •; u"4Xi 2 5 30 3 5 4 0 MS SO

Vroegheid (aantal dagen na 30 April waarop 25 % oogstrijp was) Fig. 6.

Verband tussen netto-gewicht en vroegheid bij de 13 nummers, welke in 1950 beproefd zijn.

1-cU HO W 90 80 '• i

: ' ! 1 "

: , ! j r—, * '4 ' : ! !

-: 1 ^

n——1 ' - j ' ! 1 j 1 i „ !

: " ! " i 1 i

> 1 .:. i 1 , • * ! ! :. j -*• . . — i - j 1 l u l l 4 -9»

!"s

; Î -—•ö • 4 »•6 • Ç. L: 1 -! s -! : Î *sL' ». „12 * ; • -r

,t-- '•,t-- '•-;«•" —— -— l -— l .

:'t

; —' 1-*'-* ' .^.. . . ; . ..,;. -—-. -—-. _ f ' l ' , j : f * ' - t l L] —p

f:

25 3 0 35 ^.0 AS 5 0

Vroegheid (aantal dagen na 30 April waarop 25 % oogstrijp w a s ) . Fig. 7.

Verband tussen netto-gewicht en vroegheid bij de 9 nummers, welke in 1950 en 1951 beproefd zijn.

(12)

D e neiging tot barsten

Een vroegrijpend ras barst in het algemeen eerder dan een laatrijpend. Ook bij de practijkproeven bleek dit het geval te zijn, met uitzondering van nummer 8, dat te snel barstte in verhouding tot de vroegheid. De neiging tot barsten kan uiteraard niet bepaald worden bij de opbrengstproeven, omdat hier geoogst werd. zodra de kolen oogstrijp werden. Daarom is een aparte proef (rijtjes) in enkelvoud aangelegd te Eist en te Bergschenhoek. De hieruit verkregen ge-gevens kunnen in zes groepen samengevat worden, waarbij groep A duidt op een vrij grote neiging tot barsten, terwijl groep F een zeer geringe neiging tot barsten vertoonde.

Tabel IX.

Groepenindeling naar neiging tot barsten. Groep A B C D E F Nummers 3 2 8 en 9 4, 5, 6 en 13 7, 10, 11 en 12 1

Legenda: Groep A barst vrij snel na het oogstrijp worden. Groep F heeft een zeer geringe neiging tot barsten. D e gevoeligheid voor „randen"

Bij spitskool kennen we een analoog geval als bij sla, nl. het randen. Dit is het bruin worden van de randen van het blad, dat de kool omsluit. Deze bruine randen gaan, afhankelijk van het weer. soms tot rotting over.

Vrij gevoelig voor dit „randen" bleken de nummers 3, 8 en 9. W a t minder gevoelig waren de nummers 2, 4, 5 en 13 en vrij ongevoelig voor „randen" waren de nummers 1, 6, 7, 10, 11 en 12.

Samenvatting van de waarderingen van de Commissie |

In totaal is ieder nummer 12-maal door de Commissie beoordeeld op unifor-miteit, vroegheid en gebruikswaarde. Hierbij dient nummer 7 uitgezonderd te worden, daar dit in 1951 te Bergschenhoek ontbrak ten gevolge van een slechte kiemkracht. Dit nummer is derhalve in totaal 11 maal beoordeeld. In tabel X is hiervan een samenvatting gegeven.

D e uitslag

Met bovenstaande gegevens heeft de Commissie op 23 Augustus 1951 te Amsterdam een beslissing genomen welke nummers voor een aanbeveling voor de teelt in Nederland in aanmerking kwamen en welke niet. Tevens heeft ze toen de nomenclatuur van de spitskoolrassen critisch besproken. Hierbij stond vooral de verwarring, die ontstaan is rond de rassen Eersteling en Express op de voorgrond. Oorspronkelijk was de Eersteling vroeger en slanker dan de Express. Thans worden Eersteling-selecties geleverd, die later zijn dan de vroege selecties uit Express. De slanke vorm van Eersteling is eveneens bij een aantal selecties verloren gegaan, zodat het onderscheid met Express ook op dit gebied verloren gegaan is.

Gezien deze verwarring meende de Commissie niet tot een indeling van de aanbevolen nummers in Eersteling en Express te kunnen overgaan. Zij heeft

(13)

Tabel X.

Waarderingscijfers van de Commissie.

Nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Uniformiteit 2,7 3,9 4,2 2,6 3,2 2,9 3,7 2,8 2,5 3,8 2,5 2,8 3,3 Vroegheid 1,0 4,3 4,9 2,8 3,0 2,2 1,7 3,1 3,4 1,6 1,1 1,8 2,8 Gebruikswaarde voor de vroege teelt 1,0 4,1 3,7 2,6 3,3 2,3 1,0 3,0 3,0 1,0 1,0 2,5x) 2,9 Gebruikswaarde voor de late teelt 1,0 1,7 1,0 2,1 3,1 2,4 1,3 1,9 2,6 1,2 1,0 1,6 2,8 ge n •3.S «.Si <d o 0 u 12 12 12 12 12 12 11 12 12 12 12 12 12 Aantal malen niet aanbevelens-waardig geacht 12 — 5 — 4 11 1 — 10 12 10 3 Legenda: Uniformiteit: Vroegheid:

1 = zeer weinig uniform 1 = zeer laat 5 = zeer uniform 5 = zeer vroeg

Gebruikswaarde: 1 = zeer gering 5 = zeer goed de algemene naam Vroege Spitskool boven de bestaande namen geprefereerd. De aanduiding Vroege Spitskool wil niet zeggen, dat alle aanbevolen nummers onder deze algemene naam nu ook werkelijk zeer vroeg zijn voor Nederlandse begrippen. De naam is echter bedoeld als groepsaanduiding van de in Neder-land gebruikte rassen en selecties en deze groep is ten opzichte van het wereld-sortiment vroeg te noemen.

Na uitvoerige discussie werd besloten voor een aanbeveling de volgende 8 nummers in aanmerking te laten komen: 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 13. De nummers 1, 7, 10, 11 en 12 kwamen niet voor een aanbeveling in aanmerking.

Tabel XI.

De aanbevolen nummers, alphabetisch gerangschikt naar de herkomst.

Nummer 2 13 8 3 4 9 5 6

Ingezonden onder de naam

Selectie v. d. Gemeente proeftuin te Sappemeer

Vroege Groninger Vroegste van Allen Eersteling Little W o n d e r Express W i t t e Spitse Eersteling Herkomst Gemeente proeftuin te Sappemeer

Jac. Jong te Noord-Scharwoude P. Rood & Z n . te Bovenkarspel Abr. Sluis te Enkhuizen Sluis 6 Groot te Enkhuizen Sluis & Groot te Enkhuizen Rijk Z w a a n te Rotterdam Z w a a n & de Wiljes te Scheemda

*) In tabel X komt op het eerste gezicht een onverklaarbare merkwaardigheid voor en wel de gebruikswaarde van no 12 ni. 2,5 en het aantal afkeuringen van dit nummer, nl. 10 van de 12 maal. Dit komt, omdat dit nummer, dat laat is, slechts twee maal beoordeeld is voor gebruiks-waarde in een vroege teelt. Deze twee beoordelingen hadden plaats in 1950 bij een zeer tam gewas te Eist. Bij de andere beoordelingen is de gebruikswaarde van de vroege teelt niet bepaald. Het cijfer 2,5 is derhalve slechts een gemiddelde van twee beoordelingen en dan nog onder voor dit nummer abnormaal gunstige omstandigheden.

(14)

Beschrijving van de aanbevolen nummers

Nummer 2. Selectie van de Gemeenteproeftuin te Sappemeer - Gem. Proef-tuin te Sappemeer.

Uniformiteit goed. Korte stronk. Vrij weinig buitenblad. Vrij kleine kool, met brede basis en matig spitse top en lichtgroene tot geelgroene kleur. Vroeg oogstrijp. Barst vrij snel. Enigszins

gevoelig voor randen.

In dit nummer kwamen een aantal op boerenkool gelijkende bastaarden voor, die reeds op het zaaibed te herkennen zijn. Nummer 13. Vroege Groninger - Jac. Jong te Noord-Scharwoude.

Uniformiteit goed. Vrij korte stronk. Matige hoeveelheid bui-tenblad. Vrij grote tot grote kool met vrij brede basis en matig spitse top. Kleur normaal groen tot enigszins grijsgroen.

Mid-delvroeg oogstrijp. Barst niet gauw. Enigszins gevoelig voor randen.

Nummer 8. Vroegste van Allen - P. Rood & Z n te Bovenkarspel.

Uniformiteit redelijk. Korte stronk. Zeer weinig buitenblad. Kleine, slanke kool met normaal spitse top. Een aantal kolen waren vrijwel bolrond. Kleur lichtgrijsgroen.

Middelvroeg oogstrijp. Barst matig snel. Vrij gevoelig voor randen.

Nummer 3. Eersteling - Abr. Sluis te Enkhuizen.

Uniformiteit zeer goed. Zeer korte stronk. Zeer weinig buiten-blad. Kleine kool met brede basis en matig spitse top. Kleur

lichtgroen tot geelgroen.

Zeer vroeg oogstrijp. Barst snel. Vrij gevoelig voor randen. Nummer 4. Little Wonder - Sluis en Groot te Enkhuizen.

Uniformiteit matig. Vrij korte stronk. Vrij veel buitenblad. Vrij grote kool met brede basis en matig spitse top. Kleur lichtgroen. Middelvroeg oogstrijp. Barst niet gauw. Enigszins gevoelig voor randen.

Nummer 9. Express - Sluis en Groot te Enkhuizen.

Uniformiteit matig. Korte stronk. Vrij veel buitenblad. Vrij grote kool met brede basis en matig spitse top. Kleur geelgroen. Vrij vroeg oogstrijp. Barst matig snel. Vrij gevoelig voor ran-den.

Nummer 5. Witte Spitse - Rijk Zwaan te Rotterdam.

Uniformiteit goed. Vrij korte stronk. Matige hoeveelheid bui-tenblad. Vrij grote, enigszins lange kool met matig brede basis en vrij spitse top. Kleur lichtgrijsgroen.

Vrij vroeg tot middelvroeg oogstrijp. Barst niet gauw. Enigszins gevoelig voor randen.

Nummer 6. Eersteling - Zwaan en de Wiljes te Scheemda.

Uniformiteit redelijk. Vrij korte stronk. Veel buitenblad. Vrij grote kool met brede basis en matig spitse top. Kleur licht-groen.

Middelvroeg oogstrijp. Barst niet gauw. Vrij ongevoelig voor randen.

(15)

Korte beschrijving van de niet aanbevelenswaardige nummers.

Nummer 1. Ingezonden onder de naam Express. Bleek echter een late se-lectie uit Charleston Wakefield te zijn.

Uniformiteit redelijk. T e bladrijk en te laat voor Nederlands gebruik.

Nummer 7. Jersey Wakefield.

Uniformiteit goed. T e bladrijk en te laat voor Nederlands ge-bruik. Jersey Wakefield heeft bovendien in verhouding tot an-dere rassen, die even laat zijn, een betrekkelijk kleine kool. Nummer 10. Ingezonden als Vroege. Bleek een zeer goede Jersey Wakefield

te zijn.

Uniformiteit zeer goed. T e laat voor Nederlands gebruik. Zie verder de laatste opmerking bij nummer 7.

Nummer 11. Ingezonden als Fijne Vroege Spitse. Bleek een selectie in Jer-sey Wakefield te zijn.

Uniformiteit matig. Te laat en te bladrijk voor Nederlands ge-bruik. Leverde voor Jersey Wakefield een vrij zware kool. Nummer 12. Ingezonden als Sint Jans Spits. Geclassificeerd als een wilde

en late Express.

Uniformiteit redelijk. Leverde wel een vrij zware kool, maar voor Nederlands gebruik te laat en te bladrijk.

Samenvatting

Dertien monsters spitskool zijn in practijkproeven in de seizoenen 1949— 1950 en 1950 —1951 op drie plaatsen in het land beproefd om hun geschiktheid voor de teelt in Nederland vast te stellen.

De beoordelingscommissie hechtte grote waarde aan de vroegheid en aan een bescheiden omvang van de plant. Daarnaast werden ook uniformiteit, ge-wicht en gevoeligheid voor barsten en randen in aanmerking genomen bij het bepalen van de gebruikswaarde.

Van de dertien nummers bleken er acht voor een aanbeveling in aanmerking te komen.

Onder de vijf nummers, die niet voor een aanbeveling in aanmerking kwa-men, bevonden zich drie Jersey Wakefield-selecties. Deze voldeden alle drie aan redelijke eisen van uniformiteit, maar Jersey Wakefield is voor Neder-lands gebruik te laat, terwijl de kool betrekkelijk klein blijft.

Charleston Wakefield is eveneens te laat en bovendien te bladrijk. Het vijfde, niet aanbevelenswaardige nummer was een Express-type dat te laat en te bladrijk was.

De commissie heeft gemeend de namen Eersteling en Express niet te kunnen handhaven omdat deze namen teveel door elkaar gebruikt worden. In de plaats daarvoor heeft zij de algemene naam Vroege Spitskool ingevoerd voor de aan-bevelenswaardige nummers. Deze benaming houdt rekening met het gehele sortiment spitskool, waarvan voor Nederland slechts de vroege groep, d.w.z. de groep die nog vóór Jersey Wakefield rijp wordt, bruikbaar is. D e naam Vroege Spitskool wil echter niet zeggen, dat alle aanbevolen nummers even vroeg zijn, integendeel ze lopen uiteen van zeer vroeg tot middelvroeg.

Voor een beschrijving van de aanbevolen nummers zie men pag. 14.

(16)

M E D E D E L I N G E N i ) 2) V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N 4. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1946. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n e n d i s c u s s i e s . M a a r t 1947 ƒ 0.50 5. B a n g a , O. R a s s e n k e u z e en r a s s e n v e r e d e l i n g bij g r o e n t e g e w a s s e n in Oostenrijk. N o -v e m b e r 1947 U i t -v e r k . 6. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . Nov. /Dec. 1947 ƒ 0.25 I. I n v l o e d van de zaaitijd op de p r o d u c t i v i t e i t v a n de k r o t e n . I I . I n v l o e d v a n de zaaitijd op de l o o f o n t w i k k e l i n g van k r o t e n . 7. B a n g a , O. D e v e r e d e l i n g v a n de a a r d b e i in de V. S. van A m e r i k a . D e c e m b e r 1947 ƒ 0.60 8. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1947. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . J u l i 1948 ƒ 1.15 9. B a n g a , O. De v e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in d e V. S. van A m e r i k a . J u l i 1948 U i t v e r k . 10. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1948 ƒ 0.25 I I I . V e r n a l i s a t i e en d e v e r n a l i s a t i e van b i e t e n .

IV. V e r s c h i l l e n in s c h i e t - n e i g i n g bü v e r s c h i l l e n d e r a s s e n en selecties van p l a t t e of r o n d e k r o t e n . 11. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1948. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . D e c e m b e r 1948 ƒ 1.05 12. B a n g a , O. H e t k w e k e n van n i e u w e v r u c h t b o o m o n d e r s t a m m e n in E n g e l a n d . M a a r t 1949 ƒ 0.20 13. B a n g a , O. e n H e s t e r G. K r o n e n b e r g . T e e l t en v e r e d e l i n g v a n a a r d b e i e n in België. J u n i 1949 ƒ 0.20 14. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . J u l i 1949 ƒ 0.50 V. De i n w e n d i g e v l e e s k l e u r v a n k r o t e n . H a a r b e o o r d e l i n g bh' r a s s e n v e r g e l n ' k i n g e n s e l e c t i e w e r k . 15. A n d e w e g , J . M. V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n e n - r e s u l t a t e n bij d e t o m a a t . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0.20 16. H u b b e l i n g , N . V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n bij s l a b o n e n . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0.20 17. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1949. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . Mei 1950 ƒ 1.40 18. Zeventien k o r t e a r t i k e l e n voor b o o m k w e k e r s . J u n i 1950 U i t v e r k . 19. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . S e p t e m b e r 1950 ƒ 1.50

V I . De invloed van h e t loof op d e g r o e i s n e l h e i d v a n d e knol.

V I I . Classificatie van p l a t t e en r o n d e k r o t e n n a a r k n o l i n d e x , n i v e a u van l o o f p r e s t a t i e en g r o e i s n e l h e i d . 20. A n d e w e g , J . M. en M. K e u l s . P r a c t ü k p r o e v e n t o m a t e n 1948—1949. O c t o b e r 1950. . ƒ 0.75 21. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1950. V I I I . V e r e d e l i n g s m e t h o d i e k b ü d e r o d e b i e t ƒ 0.25 22. K r o n e n b e r g , H . G. T e e l t en v e r e d e l i n g van f r u i t g e w a s s e n in Z w i t s e r l a n d . D e c e m b e r 1950 ƒ 0.25 23. B a n g a , O. e n J . S n e e p . V e r e d e l i n g van t u i n b o u w g e w a s s e n in D e n e m a r k e n . D e c e m b e r 1950 ƒ 0.25 24. F l o o r , J . H e t e n t e n v a n n o t e n . J a n u a r i 1951 ƒ 0.35 25. F l o o r , J . De v e r m e e r d e r i n g v a n o n d e r s t a m m e n voor f r u i t g e w a s s e n . A u g u s t u s 1951 ƒ 0.75 26. B a n g a , O. B e s c h e r m i n g v a n k w e k e r s e i g e n d o m . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0.40 27. S n e e p , J . Selectie op h e t j u i s t e tijdstip. S e p t e m b e r 1951 ƒ 0.35 28. F l o o r , J . O n d e r s t a m m e n o n d e r z o e k . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0.40 29. G e r r i t s e n , C. 3. W a l n o t e n t e e l t . S e p t e m b e r 1951 ƒ 0.35 30. K r o n e n b e r g , H . G. ( I . V . T . ) en H . J . d e F l u i t e r ( I . P . O . ) . R e s i s t e n t i e v a n frambozen t e g e n de g r o t e f r a m b o z e n l u i s A m p h o r o p h o r a r u b i K a l t . O c t o b e r 1951 ƒ 0.40 31. S n e e p , 3. De b e t e k e n i s van de a n d r o m o n o e c i s c h e p l a n t e n voor de v e r e d e l i n g van

A s p a r a g u s officinalis L. N o v e m b e r 1951 ƒ 0.35 32. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1951. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . M a a r t 1952 ƒ 2.50 33. B a n g a , O. P r o t e c t i o n of t h e b r e e d e r ' s w o r k . April 1952 ƒ 0.45 34. Sonnaville, P . d e . De m i r a b e l l e n t e e l t . April 1952 ƒ 0.40 35. K r o n e n b e r g , H e s t e r G. N i e u w e a a r d b e i r a s s e n in W e s t - E u r o p a . J u n i 1952 . . . . ƒ 0.35 36. H o f s t r a , B . e n M. K e u l s . O n d e r z o e k n a a r d e o p b r e n g s t v a n n i c o t i n e v a n N i c o t i a n a r u s t i c a L. over d e j a r e n 1949—1950. J u l i 1952 ƒ 1.25 37. B a n g a , O. e n M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n w o r t e l e n A m s t e r d a m s e B a k 1949-1950. J u l i 1952 ƒ 1.25 38. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n z o m e r w o r t e l e n 1949-1950. J u l i 1952 . . . ƒ 0.80 39. K r o n e n b e r g , H . G. V e r e d e l i n g s w e r k m e t d e a a r d b e i o p h e l I.V.T. O c t o b e r 1952 . ƒ 0.50 40. F l o o r , J . P r o e v e n m e t v e r m e e r d e r i n g d o o r e n t s t e k k e n . O c t o b e r 1952 ƒ 1.25 41. B a n g a , O. Some f a c t o r s in t h e g r o w t h r a t e of r e d g a r d e n b e e t s . N o v e m b e r 1952 . . ƒ 0.45 42. S n e e p , 3. P r a c t i j k p r o e v e n m e t W e s t l a n d s e Boerenkool 1949—1950 e n 1950—1951. D e -c e m b e r 1952 ƒ 1.— 43. E e n b o s e n t h o u t j e s . J a n u a r i 1953 ƒ 1.35 44. B a n g a , O. P r a c t i j k p r o e v e n m e t R o n d e R o d e R a d i j s 1951—1952. F e b r u a r i 1953 . . ƒ 0.65 45. G e r r i t s e n , C. J . De r a s s e n k e u z e bij d e W a l n o o t . M a a r t 1953 ƒ 1.15 46. K r o n e n b e r g , H . G. De v e r e d e l i n g van K l e i n - F r u i t in de Ver. S t a t e n van A m e r i k a . ƒ 0.65 47. B a n g a , O. en M. K e u l s . P r a c t i j k p r o e v e n m e t B e r l i k u m e r W o r t e l 1949. April 1953 . ƒ 0.65 48. G e r r i t s e n , C. J . W e l k e k e r s e n m o e t e n w e p l a n t e n . A p r i l 1953 ƒ 0.45 49. B a n g a O., M. K e u l s en M. W a t t e l . P r a c t i j k p r o e v e n m e t F l a k k e e s e W i n t e r w o r t e l 1950—1951. Mei 1953 ƒ 0.90 50. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1952. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . J u n i 1953 ƒ 1.50 51. Sneep, 3. P r a c t i j k p r o e v e n m e t Spitskool 1949—1950 en 1950—1951. J u l i 1953 . . . . ƒ 0.65 P E R S B E R I C H T E N U I T S L A G E N P R A C T I J K P R O E V E N 18- l-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n T o m a t e n 1948—1949. 10- 3-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n W o r t e l B e r l i k u m e r 1949. 4-10-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n T u i n b o n e n 1949—1950. 29-ll-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n B a k - e n Z o m e r w o r t e l e n 1949—1950. 29-ll-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n P l a t r o n d e e n R o n d e K r o t e n 1949—1950. 12-12-'50. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n P r o n k b o n e n 1950. 21- 3-'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n W e s t l a n d s e B o e r e n k o o l 1949—1950 e n 1950—1951 f Zijn g e p l a a t s t 3- 9-'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n Spitskool 1949—1950 en 1950—1951. I in d i v e r s e 712'51. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n F l a k k e e s e W i n t e r w o r t e l 1950—1951. / t u i n b o u w -23- l-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n V r o e g e en H e r f s t R o d e k o o l 1950—1951. I b l a d e n 31- 3-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n S p r u i t k o o l 1950—1951 en 1951—1952. 4-ll-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n R o n d e R o d e R a d ü s 1951—1952. 4 - l l - ' 5 2 . U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n V r o e g e R i j s p e u l e n 1951—1952. 25-ll-'52. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n L a n g e K r o t e n 1951—1952. 13- l-'53. U i t s l a g P r a c t i j k p r o e v e n R a d i j s R o n d e S c h a r l a k e n r o d e E x t r a K o r t l o o f 1951—1952.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Based on the results it was concluded that physical design factors influence social interactions in a cohousing communities and that both age and the set of values, goals

All six indirect effects are significant (p-values &lt; 0.001) and meaningful in terms of effect size because the percentage of the relationship between the PRS for ADHD and

In de spellinglessen van de methode is aandacht voor de betekenis maar de leerkrachten moeten zich bewust zijn van deze samenhang en het belang ervan voor goed spellingonderwijs..

United Planet wishes to offer high quality programs at a lower price than Cross- Cultural Solutions and Global Volunteers in the volunteer program market.. United Planet also wishes

Based on 4 months of qualitative fieldwork in Myanmar in 2017 –2018, this article explores how civil society organisations, international non- governmental organisations,

The Company is planning to launch a multi-topic online community named the “World Forum” to the e-markets. Currently, there are already two established streams: the “Casino

• Omdat de teamleden aan het front staan van de nieuwe werkwijze, kunnen ze hier ook binnen de moederorganisatie op worden aangesproken door.. collega’s die moeite hebben met

The key to understand gene regulation is comprehensive identification of the regulatory elements in the non-coding regions which determine where and when the protein-coding genes