V l o W ^
n o 1
[ P?<
NOTA 1201 mei 1980 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding
Wageningen
WERKGROEP NOORD-HOLLAND XX
TOEPASSINGS- EN PRODUKTIEMOGELIJKHEDEN VAN DE STIHL BOORSTELLING, DE VB 120
J.G. te Beest en ing. K.E. Wit
Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie middelen, dus geen officiële publikaties.
Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.
Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking
I N H O U D
B i z .
1. INLEIDING 1 2. BESCHRIJVING VAN DE BOORSTELLING 2
2.1. Boormast met boorkop 3 2.2. VW motor met oliepomp en hydromotoren 3
2.3. Pulslierinstallatie 3 3. HET IN BEDRIJF STELLEN 5 4. TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 7 4.1. Avegaarboringen 7 4.2. Pulsboringen 8 5. PRODUKTIEGEGEVENS 12 5.1. Avegaarboringen 12 5.2. Pulsboringen 6. SAMENVATTING 18 7. LITERATUUR 19
1. INLEIDING
In het kader van het project Noord-Holland is een boorprogramma uitgevoerd ter aanvulling van de beschikbare gegevens betreffende geologie, hydrologie en chemie.
Voor de realisering van bovengenoemd programma is een nieuwe boorstelling, de Stihl VB 120 ingezet.
De hiermee opgedane ervaringen zullen in deze nota nader worden toegelicht en wel op grond van de volgende overwegingen:
1. het verkrijgen van inzicht in de toepassingsmogelijkheden van de boorstelling,
2. het verkrijgen van produktiegegevens in verband met toekomstige, planningen.
2. BESCHRIJVING VAN DE BOORSTELLING
De Stihl boorstelling voor verticale grondboringen bestaat uit de volgende hoofdelementen:
1. boormast met boorkop 2. VW motor met oliepomp 3. hydromotoren
4. pulslierinstallatie
Alles is gemonteerd op een 1-assige aanhangwagen. De aandrijving en bediening van alle bewegende onderdelen zijn geheel hydraulisch.
Foto 1. Boorstelling in transportstand, waarbij het verlengstuk van de boormast is uitgeklapt
2.1. B o o r u a s t m e t b o o r k o p
De boormast bestaat uit de volgende onderdelen: frame met opstel-stang, mast met verlengstuk, hydromotor met tandwielkast en boor-stangenklem, hydromotor met ketting voor de op- en neergaande bewe-ging van de slede en de hydraulische bedieningseenheid.
Het frame wordt op het voertuig bevestigd. Aan de voorkant van het frame is de mast draaibaar bevestigd en wordt ondersteund door de opstelstang. Aan de mast zijn rails aangebracht waarlangs de slede via geleidewieltjes wordt bewogen. Aan de voorkant van de slede bevindt zich een naar opzij weg te klappen frame waaraan de
boorkop en de boorstangenklem is gemonteerd. De stangenklem heeft tot taak de stangen vast te klemmen en de draaiende beweging van de
boorkop op de boorstangen over te brengen. De hydromotor voor de op-en neergaande beweging van de slede is onderaan de raast bevestigd. Via een tandwiel en een ketting wordt de draaiende beweging van de hydromotor omgezet in de op- en neergaande beweging van de slede. Vanuit het bedieningspaneel worden de diverse handelingen van de
boorstelling uitgevoerd. In dit paneel zijn alle regel-, verdeel-en drukbegrverdeel-enzingsvverdeel-entielverdeel-en ondergebracht.
2.2. V W m o t o r m e t o l i e p o m p e n h y d r o -m o t o r e n
Voor de aandrijving van de oliepomp is een VW benzinemotor ge-monteerd. Dit is een zogenaamde industriemotor met een vermogen van 40 PK. De oliepomp, voorzien van een oliekoeling, stuwt de olie naar de hydromotoren welke op hun beurt weer zorgdragen voor de draaien-de beweging van draaien-de verschillendraaien-de ondraaien-derdraaien-delen. Het olieaggregaat, met een inhoud van 60 liter is te zamen met de oliepomp en VW motor
door middel van rubber schokvrij gemonteerd in een buizenframe op de aanhangwagen.
2.3. P u l s l i e r i n s t a l l a t i e
De lier is uitgerust met een krukas voorzien van een vrijeval-inrichting van 20 cm voor het automatisch pulsen. Een handrem en een
inrichting voor het vieren van de kabel tijdens het pulsen complete-ren de lier. De aandrijving van de lier geschiedt door middel van een hydromotor. Met behulp van 2 klauwkoppelingen kan de liertrommel met 2 snelheden draaien.
3. HET IN BEDRIJF STELLEN
Nadat de aanhangwagen op de plaats van de boring is gebracht wordt het steunwiel op de grond gedraaid, waarna het trekkende
voer-tuig kan worden losgekoppeld. Onder de achtersteunen worden aan weerskanten zodanig balken evenwijdig aan de wagenas gelegd,dat zo-wel de steunen van de boorwagen als de steunspindels van de mast na het oprichten erop komen te staan. Door bijstellen van het steunwiel en de achtersteunen wordt de boorstelling in een horizontale stand gebracht. Na het verlengstuk van de mast te hebben uitgeklapt, kan de mast worden opgericht (foto 2).
Door de slede die aan de opstelstang is gekoppeld in een neer-waartse richting te laten lopen, richt de mast zich op. Hierna wordt de opstelstang van de slede verwijderd, waardoor de slede vrij langs de mast op en neer kan bewegen. De opstelstang wordt nu aan de mast bevestigd, waardoor deze als ondersteuning van de mast fungeert. Het is noodzakelijk dat de mast loodrecht wordt opgesteld om een veilige en goede werking van de boorstelling te verkrijgen. Als ondersteu-ning van de mast worden de 2 steunen met draadspindels welke aan de mast zijn bevestigd,uitgedraaid. De boorstelling is nu voor gebruik gereed (foto 3 ) .
60 e u o .o e (U o o > c8 cd ÖO e C/3 o o PQ C l O O <&~3>»*«SM' /«h^Maw I U O O > 60 c •1-t u o 0) T3 e td > ca ca o; o , o ÖO c co o o PQ CN O O
4. TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
De doelstelling van het boren, waarbij tevens filters worden ge-steld, is het verkrijgen van meer informatie over:
1. de opbouw van de ondergrond
2. de chemische samenstelling van het grondwater 3. de stijghoogte van het grondwater
Wij onderscheiden hierbij 2 boormethoden welke zijn toegepast met de boorstelling;
1. Avegaarboringen 2. Pulsboringen
4.1. A v e g a a r b o r i n g e n
Dit is een boormethode waarbij met behulp van holle spiraalboren welke door middel van de boorkop in de grond worden gedraaid,een boorgat ontstaat.
Met behulp van een bepaalde constructie van de koppelstukken van de boren,wordt de holte bij het aan elkaar koppelen gecontinueerd. Door de holle boren wordt een filter met stijgbuis geplaatst waaraan watermonsters kunnen worden onttrokken en waarin de stijghoogten kunnen worden gemeten.
De boordiepte is afhankelijk van de opbouw van de ondergrond in verband met de aanwezigheid van grovere zandlagen voor het plaatsen van een filter. Tevens speelt de weerstand die ontstaat op de boren»
een rol. De maximale boordiepte die bereikt is,bedraagt 34 meter beneden maaiveld.
Om een globale indruk te krijgen van de opbouw van de ondergrond werd vóór het monteren van een nieuwe boor een grondmonster genomen. Dit monster moet door de holle boren omhoog worden gespoeld, omdat is gebleken dat de boren het materiaal niet omhoog brengen en daardoor geen monster is te verkrijgen van de bereikte boordiepte.
4.2. P u l s b o r i n g e n
Om instorten van het boorgat tijdens pulsboringen te voorkomen worden hierbij boorbuizen gebruikt. Naarmate de diepte toeneemt
moe-ten ook de boorbuizen naar die diepte worden gebracht. Dit gebeurt door een hydraulisch systeem, bestaande uit een hydraulische buizen-klem, welke door middel van 2 hef- en drukcylinders bevestigd is aan een platform dat aan de grond verankerd is door 8 grondankers.
Foto 4. Het indraaien van de grondankers
De buizenklem is geleidend aan de boormast bevestigd. Een beper-kende factor bij het bereiken van de boordiepte is de wrijving welke ontstaat tussen de boorbuizen en de omringende grond waardoor voor het indrukken van de buizen teveel kracht nodig is. De grondankers
zijn in staat om een bepaalde druk te weerstaan, wordt deze over-schreden dan worden de grondankers omhoog getrokken. Een bepalende factor voor de druk op de ankers is de voorkomende grondsoort.
Bij het toepassen van 2 of meerdere toeren, waarbij de eerste tientallen meters met ruime buizen worden geboord waarna de boring met nauwere buizen wordt voortgezet door de Ie toer, is het mogelijk om een boordiepte tot 130 m te bereiken.
<;' '<•
Foto 5. 2 toeren boorbuizen Ie toer (links ) = 60 m 2e toer (rechts) = 130 m
In tabel 1 is te zien dat een boordiepte van +_ 130 m in vele delen van Nederland toereikend is voor een filterstelling in de onderste watervoerende laag.
Tabel 1. Een summier overzicht van de diepteligging van de hydrologische basis in verschillende streken van Nederland
Provincie Streek Diepte hydrologische basis-m 10 - 30 35 m 80 - 95 80 m 80 - 90 90 m 200 m 200 m 250 à 300 150 m 300 m 400 m 30 - 50 30 - 60 100 - 150 1 - 1 0 0 V. m m m m m m m m 35 - 65 m 100 m 130 m 130 - 230 1 - 250 230 m 180 m 250 m 100 m 300 m 225 m 170 m 100 m m m
Plaats filter in het onderste watervoerend pakket 60 m 60 m 60 m 70 m 100 m 120 m 120 m 90 â 100 m 130 m 125 m 80 - 130 m 100 - 120 m Zeeland Zuid-Holland Noord-Holland Noord-Brabant Limburg Utrecht Gelderland Overijssel Drenthe Friesland Groningen Zeeuws-Vlaanderen Walcheren Zuid-Beveland Tholen Schouwen en Duiveland Bij Rotterdam In het Noorden Zuiden Noorden Bergen op Zoom Breda Midden-Brabant Oost-Brabant
Noord- en Midden Limburg
Achterhoek Tielerwaard-West Tielerwaard-Oost Gelderse Vallei Veluwe Twente en Salland N.O. Polder en Kop van Overijssel Zuid-West Oost West 0O8t Zuidwest Noordoost
te geven van de opbouw van de ondergrond aan de hand van de pulsmon-sters. Deze monsters worden door middel van de puls verbonden met een kabel aan de lier uit de bodem van het boorgat naar maaiveld gebracht, waarbij tegelijkertijd de boorbuizen verder in de bodem worden ge-drukt.
Al naar gelang de diameter van de boorbuizen en de eisen van het
onderzoek werden in de pulsboringen meerdere filters op verschillen-de diepten geplaatst. Aan verschillen-deze filters kunnen watermonsters worverschillen-den onttrokken en kan de stijghoogte van het grondwater worden gemeten.
5. PRODUKTIEGEGEVENS
In maart 1977 zijn de boorwerkzaamheden in Noord-Holland begon-nen. Er is daar gedurende 2 jaren gewerkt zodat begin 1979 het boor-programma kon worden afgesloten. Wel dient hierbij te worden opge-merkt dat gedurende de wintermaanden het boorwerk tijdelijk heeft
stilgelegen.
In fig. 1 is aangegeven waar geboord is en welk boorsysteem is toegepast.
5.1. A - v e g a a r b o r i n g e n
Voor het c-waardenonderzoek werd op 60 lokaties een filter ge-plaatst in de Ie watervoerende laag (WIJNSMA, 1979).
De diepte van de filters varieerde van 6-34 meter beneden maai-veld.
In het natuurgebied het Zwanenwater werden 3 filters en enkele land-bouwbuizen geplaatst voor een onderzoek aldaar (WIT, WIJNSMA, 1980). Met een produktie van 1 filter per dag is aan de avegaarboringen
+^ 4 maanden gewerkt.
5.2. P u l s b o r i n g e n
Om de mogelijkheden van de nieuwe machine te testen werd de eerste boring uitgevoerd in het Zwanenwater tot een diepte van 30 meter. Daarna zijn 13 diepe pulsboringen gereedgekomen tot een
diep-te van 95-130 mediep-ter. In tabel 2 is een overzicht gegeven van deze boringen.
Allereerst wordt het aantal dagen boren gegeven tot 60 meter (Ie toer) en de definitieve diepte. Het aantal dagen meten, pompen en het optrekken van de boorbuizen wordt vermeld. Tevens is het aantal dagen vermeld die nodig zijn voor het verhuizen en opstellen van de boorstelling met bijbehoren. Tenslotte is het totaal aantal dagen per boring vermeld.
Uit tabel 2 blijkt dat tijdens de boringen gemaakt in 1977 (14B 110, 107, 108) enige ervaring moest worden opgedaan met de boor-stelling en dat deze boringen zodoende meer tijd vergden dan de boringen die nadien zijn verricht.
p 00 e • H i-i o 43 05 i - I 3 O . <D TJ C cd > 4-1 45 O • H N 0) CM 01 43 cd H
i-t r-i o» öo nj cd a . C o H a 5 h cd <u o n) 00 43 cd " 3 l u r - l (U cd > 4-1 ß c cd <D + P cu P r-l CD r-l OO P CO cd 45 p . " 3 O es es cu cu cd g T3 O c v cd 4-J es cd -S3
S3
it
P u (U r - l OO cu cd • r l U§
ai o r-l " « 4J ai 2 es M oir 5 'S
< ! • « M CO u t i m u 4-1 4-1 iu a ti « H f l 4J - H es > CU n •X3 to r-l 00 U (U eg oi •O -O 4J " 3 (U •H M e e <u <u a es M - r i cd c g 4-1 eu 2 es M 2 cd cd < -a eu 00 eu CO 4 J r l a es eu CU - H 4-1 • H <u P 0 60 es • r l U o m u es CN -3-m vO i-^ o en O vO O vO en CN o en en O-N O CN en •* en CT\ -* O en CN mo
v Oo
CN en m ooo
en o en m «*o
v O C M C N en m en ft eyi <* O en m*3-o
vo r-~ en -a-en oo
en m -*o
v O C N C N <f m o eno
en m-a-o
v O CN, CN Sf co mo
en CN m O vO vO en -a-VO O CJV m CN mo
vu vO CN <r CN O CN m «*o
v O CN en m C N CJv en c^ CN mo
vO vO CN m m * C N CN en m m,o
O en m CN en en r-« m «a-o o r - » o o o c j v — — < r r ^ O r - . r - O O O O O e n v O — r - c N v O pq pq pq O W t u -a- -a- < t -a- • * -a- sr pP Q -a- u u M p m m o ov m P eu T) "3 • H
I
• r l 01i
co (30 P • H CO C0 cd P u es cd cd eu eu > M O O TJ U 01 C (U CO cd S 00 es • r l U O 43 CO VI eu eu <u T3 cd TJ r l O O " 3 es <u H cd co c eu > (U 00 <u 00 oo • H es • H 0) & • r l N P eu C eu " 3 (U M 4-1 <U 00 p . o 00 c • r l 00 cd u 4-1 r l eu > M O O " 3 r l cd cd " 3 C (U eu " 3 o • r l U eu p« eu r l P eu oo ö • H 4<i <U r l 43 r l CU " 3 C! O CU eu >ë
C <u M a eu eu oo a " 3 O eu P eu eu U 00 <u &. oo o CO 4-J • r l CO P <U CJVT
oo P eu u eu o eu " 3 P cd cd 4-1 en co P 4J eu eu eS S 43 T3 • r l P r l >r4 eu M 0) u eu o > eu oo co C ai > çd p ai 3 ed oo X eu oo cd oo-n > N oo ai •n > P P • r l Cd a i cd * C P OJ r-l • r - l - r j 01 • r l 01 «rl N 45 > oo eu P "3 • H r l P O »rl 43 r-l eu eu N r l 4-1 eu - H & P eu oo P 4J • ! - ) ' r l - r l P N eu " 3 > O — oo p P Cd - r l > r l O "3 43 R ai ai ai ai 43 P m P <7\ P eu co •H Q P — eu o PQ 00 p • H r l o P Q oo o p q -a-oo p • r l U O PQ m o P oo P • H U o PQ PQ 00 P • r l U O PQ 14In tabel 2 zijn enkele gemiddelden uitgerekend voor de verschil-lende werkzaamheden tijdens zo'n boring.
In tabel 3 zijn van de boringen die in 1978 zijn gereedgekomen, de bereikte diepten per dag vermeld en in fig. 2 verwerkt in een grafiek. Hieruit blijkt dat de vorderingen per dag bij toenemende diepte afnemen. Het ophalen van de puls duurt, naarmate de boring vordert, langer. Ook het zakken van de buizen gaat langzamer naar-mate de boring dieper komt. In fig. 2 blijkt duidelijk dat de
produk-tie per dag sterk vermindert na 110 meter.
De boorproduktie daalt geleidelijk van ^ 1 0 tot +_ 4 meter per
dag, zodat over het traject van 110-130 meter + 5 dagen gewerkt wordt. Dit is te lang en het verdient dan ook aanbeveling om bij
toekomstige boorprogramma's te overwegen of het pulsboorsysteem bij boringen veel dieper dan J10 meter wel het meest geschikte boor-systeem is.
00 ON
e
•Hc
CD to C •H U O CD T) 0 cd > 00 ta -o u 0) p. O P. U Oo
Cd He
eu (U (U •ao
N PQ PQ o> O CN m N O Qw
ON o o oo O cd ö •P Q) C oo cd ca < Tl •^ co M u «S O co o > J3 CO (U •H "O 00 C cd cd <u a I-l OJ r-l xi eu •i-i co C •H p.'H « O H O co 00 00 ON m «1 m i>» o o o ON CO ON en o ONo — —
m ON CN co oo -a- o NO o r^ ™ 0 0 ON ~* o o _ *-« „ CN ON — cN <c in O r^ — CN 00 ON co si-st CN CN O m — CN <t m ON NO CN CN CO o r». — CN m CN <to
NO NO 00 in CN VO oo si-er) vO o NO co vO co vO CN r-«o
NO o t>» m NO oo co CN m oo ON O oo ON oo r^ r^ m ON ON o ON oo m ON m m oo ON co co r~ o — « ci CN O CO co o m o — — co CN O CO — O CN CO 00 f» —> ON O —• O CN 00 CN O co O 00 00 oo oo ON r» ON o -. CM o o m —• r-» oo «a-ON m CN O No — —
m CN o CO —• CM CO m NO 00 ON O -» CN CO 16T e a ,
c
a,
! ! I II
!i' '
' '
bo&rcUeptt j • ; %. 1 1 130 1 | l l o 1 1(0 ! 1 DO ! ' |3°
8» i i7°
lo
i i So iy
iao
i 1 -•. 1 1 0 1 1 ... ;. i:. I,.
••;. '•'•'. t !!
M:
1i'
, i -j . "]'.', '••:\ | : : ] • • I .,..;• ': i-.:!: •:;• 1 : i, ' I ! • i ••• , • ' 'i ; ; ; . . i .:
;
;i
:'=; •ii! •!; • v • J " : : • 1. :. ! • • ; j • > • ! i • ' '•••41' *
:
. : ! * ,/I":
.' ..'. 1 ' jij; J * i . . . :'i: ; i:! 1 1 1 * ' . i i ' I p 1 ' * :j. : ' i <:I:
1
:;•'."Ï
••••' .1
! ! ,"l .!', 1 • ; i ; ,ili ' i ! ! lit, i ! i 'ii!
i : . : ' •j ! ;: .•lij
'i;f • ' • ! • /* 1 .. 1 !. ] ' i: • , i . . . j ; ..iiA
i i • i: • 4 • * i L U „ j . ".: i!ilHi
i : ;i'i
i l "ii it:j'
1 •" il . - J '. t ' V1
"'ii :i!î fH4-::!! : | i l i t !•m
IS
il!;;ii
lu
* ! l ' •Ht Ml',:ir,
! ' i | . i l'il II • | ! ' - r | !:ill •H ;!{; !i i u i . i lliiiîi
•i i 'iliii
I Î ' ; i]iiiii
!i.U l!
••y
• , . . « . r. . , i • • / ; : '1 X ••;;••
: / v
•: / : • / * / * '; ? .:;.' : : • ' •:!i ••:•[• • ; ;;•: ' r ' '[•[ :;
:s
. -. . j i j ' i i i1; 1 • ' • : \ if" 1l'i^
•A : i T '; ,:.. ':-' I ' > • i. • ! . ; .; .!': 1; i *
:~ ; ' I • I ' l l :rii ! ! : : '. : i 'ill ' j : '!a a « t û . t I M . 1 ':.: i i: :i. j ; r r :;i ::!i ! ' i • i : i :A ;' 1 M ; J j •lit
i l ! : [ i :jfiî
k :•; ;;:j MU . 1 ! ' i * t j ! i ; : i :i!|
ii'i i ; j j 'Iff
lit: i ;:!i ! ' ni: ' TiUt ' rr ff ' i ' rtfr
îh
;; ' i -i l j • rf u i ! ,
iü! ! l|î!! i l ; ! :Il
! j ' / ! 'i ::-| tl ! 'Il 1' ! • . i i i ' • FM.!
i::-i
j l
h M; M i ipli
if rli.pi!
lui!
! i ' j
1V'
i l « • ' î r.vri !H:j il ; •!H i
;; i
i l i - .ji!
;!
! ' I ! 1 tl i l : l i . l tt]';i i i '•;'•'• y:- ' : i ! te il . ;: > 1 . . i l H-i:h! IM,;' ; !j ::• j ' ; : I I ! :i • :i H ;.;: i l : t ; i: i :: li ' •:'i
jjjj • • ; ' • ' ' !'i''
i ' i : '• * ' ' i l VA i j i j iil : ] i fr« i i i.-. ' i l : i..;i. I l : : !; l ; i ; i'1 i;'i r1 :i ' • ' i c ;:-' ' l • .:.,. !: ' |.,; ** i ' !'::^i
i:i
1!:
; - i | l i ;1 .t... i l . ; l l; • ! ! l ! i " i r i ' » • • ' . ' , l . iiiî ••':• :!'.! • t • ' • ! • - • ' • i ;. ! ' / jiii'i
; i ; , :; ,. i . i . 'li: ;ii - 1 :. l i :
:i • t : ; " • i '!:' 'i:i I ; i • ;j. 1 ' : ! ;';: > - 1 ' 1;!; . .'. ; L: i: .;..: VÀ •••:i •. 1 .:. l'.l '<\' ' ':' .. .1.' ûfc.... i • ' î i ' i > • 1 [ il':T | ; ( : i l . i . ':l>! 'i / ' • • • • i; i .
j i : i ' M : :• l [
. • t . : : i : : :;;! .. - i i j • ! • : : • : ! ' • i ' • • t : -Mi •i I\P
' • I j 1 • A • ! : :';S> i i _ : b o r :!i; i i ; ;'V . i. . ' 1 : c ; . i . ^ ! r!üi
. jij \\l : Ci ' i l , .il II: : ' 'A A\ .':: ;! • i ' ' : : ï I ' '. ! . ; i-: • , ».i!i c ii-U
i;i! ':' : i . | : i • î i'îi i • . 'A'' ' • - 1 j l j i • l ii'ii
!':, iiii !l : ' 1! • t4-: • ' ! i - ; • • ' j | ! ^m
i . : .1II'.
• il . 1 . ! lil' :in!î|!
i l
• : l : '•i! 1 : 1' IHl • • 1 'Ijl lil'; ! I l ! •"f;i : : ! : . i l . • ' ( • ' ,:L: • > ' \ ; ' i „ i : i I I . | i | ! i ! l ; . ' • 1 ' . . t » I I , .:;|UIL
j l , ! ! ' : : ! i , l i ! ! • : ' 1 • 1 '•'•It . . t i 1 i • •4j-: •Li! ' r !'1
, , i j ; . '••lo.i l'A |'i';
iili
: i. i i:.: i;i; ' : î ' 1 i • ï .' !. i . : . j i ; •m-
i ! , ..i-.. t ! ' ' i';i ! i '•'.. :-&' . • iil!'
j ; ! ! ; • | ; . • i ;ii' '•)• Ai l ' j ; ..il. 1 i ' 1 • . " i l ; ! i ' i;.t. ;i:i •. i A; A ' 'i i ;!; l i;ii •: ;i . ;' l : ' i ' .... i i ' ! . r , t I • ! 1 . 1 '.'. ,.-1 :!:• i' !: '.'À i i :1 : ::li : ! ' ' ..;.. , ' !, 'À
7*n
' . : i . . !-' !-' !-' " » • : ' î -:: • -: iïjT :,iî ;. liii-• « t ; ! . 'A ' JL"i . • Jt~r i
SA
• ü f . :i';l'
i;'i
i ' : . i ,_;. - • ; i / 1 '. '.. ! L / • _ i , i l : :'r 1 • .iî. ii:! : l '"• ii; • • t .; :;•;• •A ', ; • * ' ! ! i ; ... !.i'
:i i j !; •:: i . i ' iî : . 1 'ii.
' i i' 1 '• ' ' . i i j i i , .!. :..i , E, • • r ' '• • ; ' i; ' 1 ! /3 i;:i ! 1 ' : • i • : 1 i ; . , . i •/* . U i l . !' •l
!:'! j . . l . i ; ; ;.,-.•• 1 . . ;••' i' :' ,....: • . . ! .:.:. . ' i l fi-' I t • t _-• 1 f.-. ..;. I ' * t ':.' i: 'lui
:.ii *+••' • i i . » -^^ . ÏÏii ,fi! ri i l i;1 ' i ': IIÎ!lii!
• • ! . i : ' • ! .i l
,' ii: ''i' |U'-| i i :iit
; '![; 4 t -iii' l i i i'H'
i. '• i / S " •t ' '! ' 'ii! , : t ' • i 176. SAMENVATTING
Voor de realisering van een boorprograinma in het kader van het project Noord-Holland is gebruik gemaakt van een nieuwe boorstelling: de Stihl VB 120. De ervaringen met de VB 120 zijn in deze nota
be-handeld op grond van de volgende overwegingen: de toepassingsmoge-lijkheden en de produktiegegevens.
Er kunnen twee boormethoden worden onderscheiden: 1. Avegaarboormethode
Met behulp van holle spiraalboren was het mogelijk om snel een peilfilter te plaatsen tot een diepte van 35 meter. Er is hier-bij een globale beschrijving te geven van de opbouw van de onder-grond aan de hand van gespoelde onder-grondmonsters. De produktie was ongeveer 1 put per dag.
2. Pulsboormethode
Met de boorstelling is het mogelijk om met behulp van meerdere toeren buizen, pulsboringen tot een diepte van 130 meter te ver-richten. In deze boringen kunnen meerdere filters worden ge-plaatst, welke tot peilput worden afgewerkt.
Aan de hand van de pulsmonsters uit deze boringen is een goede beschrijving van de opbouw van de ondergrond mogelijk.
De boorproduktie bij het pulsboorsysteem wordt, naarmate de diep-te toeneemt,minder. Vooral na 110 mediep-ter wordt de voortgang per dag gering.
De bijkomende werkzaamheden naast het boren vergden bij een boring tot +_ 130 meter + 7,5 dag.
Bij toekomstige boorwerkzaamheden zullen andere omstandigheden een rol gaan spelen dan in Noord-Holland het geval was, maar aan
de hand van fig. 2 is een redelijke planning te maken wat betreft de boorcapaciteit.
7. LITERATUUR
WIT, K.E. en M. WIJNSMA, 1980. Geohydrologisch onderzoek in het Zwanenwater (nota ICW nr 1179).
WITT, H., 1980. Het chloridegehalte van het grondwater in Noord--Holland benoorden het IJ en het Noordzeekanaal (nota ICW nr 1173).
en K.E. WIT, 1975. Enkele gegevens betreffende de aankoop van een nieuwe boorstelling (ICW Interne Mededeling). WIJNSMA, M., 1979. Verticale weerstand van het afdekkend pakket in
Noord-Holland (nota ICW nr 1162).