• No results found

Nadere uitwerking van een recreatieconcentratie in de Lopikerwaard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nadere uitwerking van een recreatieconcentratie in de Lopikerwaard"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'A 630 30 augustus 1971 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding

Wageningen

NADERE UITWERKING VAN EEN RECREATIECONCENTRATIE IN DE LOPIKERWAARD

ir J. Heester en G.F.P. IJkelenstam

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D

B i z .

1. INLEIDING 1

2. UITGANGSPUNTEN 2 3. BESCHRIJVING VAN HET GEBIED 3

4. DE ONTWERPEN 3 5. INRICHTING 4 5.1. Recreatiepias 4 5.2. Dagrecreatie 5 5.3. Verblijfsrecreatie en woonparkbebouwing 7 6. ONTSLUITING EN PARKEERVOORZIENINGEN 9 7. UITVOERING 10 8. RAMING DER INVESTERINGEN 12

9. SAMENVATTING EN CONCLUSIE 16

(3)

1. INLEIDING

Sedert een aantal jaren is een duidelijke verandering merkbaar in het doel van een ruilverkaveling. Door het onttrekken van gronden aan de agrarische sector en het hieraan toekennen van bestemmingen als bijvoorbeeld woongebied, recreatiegebied of natuurgebied wordt meer nadruk gelegd op deze facetten van de landinrichting.

In het kader van de in voorbereiding zijnde ruilverkaling'Lopiker-waard is binnen de in 1969 opgerichte studiegroep Lopikerruilverkaling'Lopiker-waard aandacht besteed aan de mogelijkheid tot aanleg van een recreatieconcentratie van regionale betekenis.

Het belang hiervan wordt onderstreept door het feit dat 46 % van de Nederlandse bevolking binnen een straal van 50 km vanuit het centrum van de Lopikerwaard woont.

Gezien de zandbehoefte in de omgeving (PPD en PWS, 1968) en de mogelijkheid om ter plaatse zand te winnen door het graven van een

zandwinput, die daarna als steunpunt voor de recreatie kan dienen, be-staan er naar wij verwachten mogelijkheden voor het realiseren van een dergelijk project in ruilverkavelingsverband.

In deze nota zal, uitgaande van een bepaalde situering, een vier-tal ontwerpen,in omvang verschillend, worden toegelicht. Tegelijk hier-mee zal de afdeling Recreatie van het ICW voor de vier ontwerpen

capa-citeitsberekeningen voor het jaar 1980 uitvoeren (VAN LIER, 1971). Hierna zal voor de ontwerpen een globale raming van de investeringen worden uitgevoerd. Deze nota is slechts oriënterend bedoeld en dient derhalve uitsluitend als hulpmiddel voor de gedachtenbepaling over een dergelijk project.

(4)

2. UITGANGSPUNTEN

De ontwerpen bevatten als voornaamste elementen een strandbad, vis-vijver en plas voor de kleine watersport (roeiboten, kano's en kleine zeilboten) alsmede stranden, speel- en ligweiden en bos. Ook terreinen voor verblijfsrecreatie (tenten, caravans en permanente recreatiever-blijven) en woonpark-bebouwing nemen in de ontwerpen een belangrijke plaats in.

Teneinde beter aan te sluiten bij de praktijk is in deze studie ge-kozen voor een reële situering in plaats van een model.

De overwegingen die bij de situering en de keuze van elementen een rol hebben gespeeld, zijn de volgende:

- de mogelijkheid om het project te combineren met de winning van zand

(een multiple-purpose benadering), doordat zand van voldoende kwali-teit op niet te grote diepte aanwezig is;

- een groot aantal potentiële dagrecreanten dat op betrekkelijk geringe afstand woont;

- situering dichtbij een bestaande kern, waarvan zowel de kern (door een economische impuls) als de recreatieconcentratie (die gebruik kan maken van de infra-structuur van de kern) kan profiteren;

- het open karakter van de Lopikerwaard dient zo min mogelijk te worden aangetast.

De zandbehoefte in het zuidwestelijk deel van de provincie Utrecht 3

van 1969 tot 1978 wordt geraamd op 7 miljoen m (PPD en PWS, 1968). Dit zand is in hoofdzaak nodig voor Rijksweg 24, Rijksweg 2, Rijksweg 12, secundaire weg 17 en de stadsuitbreidingen van IJsselstein, Utrecht en Nieuwegein.

Binnen de Lopikerwaard worden de meest gunstige winplaatsen aange-troffen ten zuiden en oosten van Montfoort en ten westen van IJsselstein (EILANDER, 1970). Zandwinning ten westen van IJsselstein leidt tot kor-tere transportafstanden naar Rijksweg 24, Rijksweg 2 en de secundaire weg 17, hetgeen kostenbesparend werkt. Bovendien wordt het open

karak-ter van de waard in mindere mate aangetast. Op grond hiervan is voor de ontwerpen een situering ten westen van IJsselstein gekozen.

(5)

3. BESCHRIJVING VAN HET GEBIED

Het gekozen gebied heeft als zuidgrens de Benschopper Wetering met daarlangs de Provinciale weg Schoonhoven - IJsselstein. Aan de oost-zijde bevindt zich de toekomstige stedelijke uitbreiding van IJssel-stein, terwijl zich aan de noordzijde een agrarisch gebied bevindt met een tweetal eendenkooien en veel weidevogels.

De westelijke begrenzing wordt afhankelijk gesteld van het voor elk ontwerp benodigd grondgebruik.

Het gebied is momenteel in gebruik als grasland en als boomgaard, waarbij het merendeel der boomgaarden uit hoogstam bestaat. Enkele

goed verzorgde laagstampercelen worden eveneens aangetroffen. De ge-middelde kavelbreedte is ongeveer 50 meter. Enkele van de + 20 gebrui-kers bezitten een onderbemalingsinstallatie.

De bebouwing, uitsluitend langs de Benschopper Wetering geconcen-treerd, is over het algemeen matig van kwaliteit.

4. DE ONTWERPEN

De omvang van de plas is gebaseerd op een zandwinproject van 3

7 miljoen m . De situering wordt bepaald door de zanddiepte, terwijl bij de keuze van de vorm gezocht is naar een compromis tussen de

be-langen van de zandwinning en de recreatie. Vanuit de recreatie bekeken is een plas met relatief grote oeverlengte gewenst, terwijl de zand-winning liefst een zo klein mogelijke omtrek heeft (cirkelvormig). In alle ontwerpen is uitgegaan van dezelfde plas; de verschillen betreffen het aantal verblijfsrecreanten, het aantal (permanente) woon-parkbewoners en het accommodatieniveau. Ten aanzien van dit laatste

is onderscheid gemaakt tussen een laag en een hoog niveau. Een laag accommodatieniveau houdt in dat de inrichting van de terreinen vrij summier is: een klein strand, geen of weinig verkooppunten (er is ruimte voor particulier initiatief), geen speciale attractiepunten, weinig parkeergelegenheid en geen slecht-weer accommodatie. Wel zijn hier ter-reinen voor verblijfsrecreanten aanwezig alsmede een woonpark.

Onder een hoog accommodatieniveau wordt verstaan een uitgebreide inrichting met vele attractiepunten zoals bijvoorbeeld een speeltuin, kinderboerderij, theeschenkerij, botenverhuur enz. als ook een goede bereikbaarheid en ruime parkeergelegenheid.

(6)

De variabelen in de ontwerpen kunnen als volgt schematisch worden weergegeven:

Tabel 1. De verschillen in de ontwerpen

Ontwerp nr

I

II III IV Accommodatie-niveau laag hoog hoog hoog Aantal verblijfs-recreanten 1300 1300 2600 4600 Aantal woonpark-bewoners 700 700 1400 1400 Totaal aantal 'vaste' bewoners 2000 2000 4000 6000

De ontwerpen III en IV hebben een dusdanig groot aantal 'vaste' bewoners, dat hiervoor een hoog accommodatieniveau vereist is.

De zandwinplas heeft een duidelijk gelede vorm en is in de concen-tratie gesitueerd op die plaats, waar de zanddiepte het geringst is (EILANDER, 1970). Aan de noordoostkant hiervan bevindt zich het eigen-lijke strandbad met lig- en speelweiden, aan de noordwestzijde een bos-rijk gedeelte, de stille zijde van de concentratie, terwijl zich langs de zuidkant de recreatieverblijven en woonparken bevinden, die op deze wijze gunstig gesitueerd zijn ten opzichte van IJsselstein en van de dagrecreatie.

Bij een verdere uitwerking dient rekening te worden gehouden met het handhaven van of aanpassen aan de bestaande strokenverkaveling en het waar mogelijk handhaven van het opgaande groen.

5. INRICHTING

5.1. R e c r e a t i e p i a s

De voor de plas gekozen vorm is gebaseerd op de zandwinning vanuit drie aan elkaar grenzende cirkelvormige putten met oppervlakten van res-pectievelijk 10, 20 en 40 ha. Bij de op grond van een globale zanddiepte-kaart aangenomen gemiddelde zanddiepte van 5 meter en taluds van 1 op 4 zal in totaal tot gemiddeld 18 m diepte gezogen dienen te worden om

(7)

3

7 miljoen m zand te winnen. Door nog ca. 10 ha (ondiep)water aan de

oppervlakte toe te voegen kan een voor de recreatie aantrekkelijke

vorm ontstaan. De stranden en bodem van het ondiepe strandbadgedeelte

zullen van een zandlaag moeten worden voorzien.

5 . 2 . D a g r e c r e a t i e

In onderstaande tabel staat per ontwerp aangegeven welke

bezoek-cijfers kunnen worden aangehouden voor een strandbad (VAN LIER, 1971).

Tabel 2. De te verwachten bezoekersaantallen voor een strandbad in de

Lopikerwaard

r,

, Bezoek op een

'•,

_ , ' Globale

;

_ ^ Bezoek op , Maatgevend

Ontwerp . , maatgevende , . ? ,. -,

ontwerp-r

een topdag ƒ bezoek(= 75 %) ••£

r

°

dag

v

cijfers

I 8 000 7 000 5250 5 000

II 12 500 10 750 8062 8 000

III 13 500 11 750 8812 9 000

IV 15 000 13 000 9750 10 000

Een goed inzicht omtrent de verdeling der strandbadbezoekers over

de diverse onderdelen is bij de huidige kennis nog onbekend, zodat

bij het bepalen van de oppervlakte der onderdelen gevoelsmatig te werk

is gegaan. Aan de hand van opname capaciteiten per onderdeel/ zoals die

voor het model Spaarnwoude gebruikt zijn (RPD,.1968), kan vanuit de

capaciteit de aard en omvang der ontwerpen globaal bepaald worden

(tabel 3 en 4 ) .

(8)

Tabel 3. Opname capaciteit van een strandbad in de Lopikerwaard bij een laag accommodatieniveau (ontwerp I)

Element Strand Speel- en ligweiden Bos Roei- en zeilplas Oppervlakte in ha

3

15 35 80 Aantal personen per ha 500 150 10 10 dagrecreanten Totaal aantal personen 1500 2250 350 800 totaal 4900

Tabel 4. Opname capaciteit van een strandbad in de Lopikerwaard bij een hoog accommodatieniveau (ontwerp IV)

Element Strand Speel- en ligweiden Bos Roei- en zeilplas Speeltuin Dageamping Restaurant Kinderboerderij Verkeerstuin Indianenterrein Oppervlakte in ha

5

20 35 80

2

5

1

3

2

2

Aantal personen per ha 750 150 10 10 150 75 200 150 150 150 dagrecreanten Totaal aantal personen 3750 3000 350 800 300 375 200 450 300 300 totaal 9825

Uit tabel 4 zijn tevens de ontwerpen II en III afgeleid (met resp. 8000 en 9000 bezoekers als ontwerpnorm) door het reduceren van de opper-vlakte strand en het laten vervallen van onder andere de verkeerstuin en het indianenterrein.

(9)

5.3. V e r b l i j f s r e c r e a t i e e n w o o n p a r k-b e k-b o u w i n g

Gezien het feit, dat de vraag naar verblijfsrecreatie-accommodatie het aanbod ervan overtreft, zal het aanleggen van kampeerterreinen en

complexen tweede woningen in deze recreatieconcentratie geen grote risico's met zich meebrengen. De concentratie echter zal er juist door worden versterkt.

De diverse soorten verblijfsrecreatie, die in het complex worden ondergebracht zijn:

- terreinen voor tenten en caravans van toeristische kampeerders. (Onder toeristisch kamperen wordt verstaan dat men hooguit enkele weken op de camping verblijft en bij vertrek de tent of caravan weer meeneemt);

- terreinen voor sta-tenten, caravans, sta-caravans en living-vans van seizoenkampeerders. (De seizoenkampeerder laat het recreatiever-blijf het gehele seizoen en vaak het gehele jaar op de camping staan en brengt er zijn week-ends en vakanties in door;

- terreinen voor permanente tweede woningen, voorzien van verwarming en dus het gehele jaar bewoonbaar.

Ten aanzien van de situering en de omvang der diverse terreinen

voor verblijfsrecreatie hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: a. de dagrecreatie dient gescheiden te worden gehouden van de

verblijfs-recreatie;

b. voor de verschillende vormen van recreatieverblijven dienen aparte terreinen te worden ingericht;

c. vanuit de terreinen moet men zowel de roei- en zeilplas als IJssel-stein snel kunnen bereiken;

d. de terreinen mogen niet te groot zijn in verband met de privacy en

het individueel blijven van de recreanten, alsmede met de loopafstan-den naar onder andere kampwinke1, toiletgebouw en strandje. Een

bio-logische zuiveringsinstallatie bijvoorbeeld vereist minimaal 500 be-woners en is buiten het seizoen niet rendabel, terwijl een kampwinkel rendabel wordt bij + 1200 bewoners.

In het complex zijn eveneens woonparken ondergebracht. Hieronder wordt een vrij extensieve vorm van permanente bewoning verstaan, ook wel buiten wonen genoemd. Bij deze terreinen is uitgegaan van een bruto bebouwingsdichtheid van 10 woningen per ha, hetgeen neerkomt op netto

(10)

2

percelen van + 800 m . De situering heeft plaatsgevonden aan de meest rustige zijde van de concentratie, met zowel een goede bereikbaarheid van het water als een goede verbinding met het centrum van IJsselstein.

Deze overwegingen hebben geleid tot onderstaande terreinafmetingen.

Tabel 5. Grootte van terreinen, recreatieverblijven en woonparken

Terrein

Toeristisch kamperen Sta-tenten

Sta-car/living-vans Perm. tweede woningen Woonpark

Aantal Bruto beb. eenheden dichtheid 100 150 200 90 200 40/ha 40/ha 30/ha 15/ha 10/ha Opper-vlakte 2,5

4

7

6

20 ha ha ha ha ha Aantal bewoners per eenheid

4

4

4

5

3,5 Aantal bewoners 400 600 800 450 700

In tabel 6 wordt het soort en aantal der terreinen per ontwerp weer-gegeven.

Tabel 6. Soort en aantal terreinen recreatieverblijven en woonparken per ontwerp

Terrein

Toeristisch kamperen Sta-tenten

Sta-car/living-vans Perm. tweede woningen Woonpark Ontwerp

1

1

1

I

Ontwerp

1

1

1

II Ontwerp

1

1

1

2

2

III Ontwerp IV

2

1

2

3

2

Globaal aantal 'vaste'

(11)

6. ONTSLUITING EN PARKEERVOORZIENINGEN

De terreinen voor de verblijfsrecreatie worden ontsloten via de weg langs de noordzijde van de Benschopper Wetering.

Het strandbad wordt ontsloten via de aan de oostzijde van de con-centratie nieuw geprojecteerde tertiaire weg nr 21.

Voor het bepalen van de capaciteit der parkeerterreinen is ervan uitgegaan dat 80 % der bezoekers per auto komt, met een gemiddelde autobezetting van 4 personen. Dit betekent dat voor de diverse ontwer-pen de volgende oppervlakten nodig zijn:

Tabel 7. Benodigde autoparkeerplaatsen per ontwerp voor een strandbad

Aantal auto's Oppervlakte Ontwerp I 1000 3 ha

Ontwerp II 1600- 4,5 ha Ontwerp III 1800 5 ha Ontwerp IV 2000 5,5 ha

De oppervlakten der parkeerplaatsen zijn alle 0,5 ha ruimer aange-nomen dan noodzakelijk (400 auto's per ha); dit in verband met het niet direct opvullen van lege plaatsen.

De oppervlakte van een parkeerterrein moet liefst niet groter zijn dan 1 à 1,5 ha in verband met het visuele aspect.

De capaciteit der ontsluitingswegen moet worden afgestemd op het maximale vertrek per uur, hier gesteld op 50 % (bijv. bij dreigend

slecht weer). Voor de ontwerpen I tot en met IV zijn de vertrekcijfers dan respectievelijk 500, 800, 900 en 1000 auto's. Deze kunnen worden afgeleid via de tertiaire weg nr 21, zowel in zuidelijke richting

(aansluiting op secundaire weg nr 17) als in noordelijke richting. Deze weg kan bij alle ontwerpen enkelbaans (één rijstrook per richting) worden uitgevoerd. Wanneer in één uur tijds 800 tot 1000 auto's de

con-centratie verlaten (in 1980 gemiddeld drie maal per jaar), kunnen zich congestieverschijnselen voordoen.

(12)

7. UITVOERING

Zoals reeds is gesteld, wordt ervan uitgegaan dat de realisering van een recreatieconcentratie plaats vindt door middel van een zandwin-project. Een voor de recreatie aantrekkelijke vorm voor een plas

(relatief grote oeverlengte) is dikwijls moeilijk te combineren met een economische zandwinning (relatief een zo klein mogelijke oever-lengte). Voor de zandwinning verdient een cirkelvorm de voorkeur, voor-al bij grote hoeveelheden te verwerken bovengrond, doch dit vormt voor de recreatie een blijvende beperking.

In dit ontwerp zal de zandwinning duidelijk concessies moeten doen aan de recreatie door het winnen van zand uit drie afzonderlijke cir-kelvormige putten, teneinde een voor de recreatie aantrekkelijke vorm achter te laten.

Er is van uitgegaan dat de zandwinning plaats vindt door middel van hydraulisch grondverzet met behulp van een zuiger.

Bij zandwinning in een gebied als de Lopikerwaard, waarbij relatief veel bovengrond moet worden verwerkt, moet gezien de ondergrond (veen en slappe klei) extra voorzichtigheid worden betracht bij de aanleg van speciedepots. Een belangrijk voordeel bij het werken in diverse putten is de mogelijkheid van het terugstorten van de bovengrond in een reeds gezogen put en de daardoor geringe benodigde oppervlakte aan specie-depot.

Voor het ontwerp is aangenomen dat de zandwinning plaats vindt van-uit drie cirkelvormige putten met oppervlakten van respectievelijk

10, 20 en 40 ha (zie fig. 1 ) , elk met een talud van 1:4. De bovengrond 3

uit de eerste put (440 000 m ) wordt in een depot van 45 ha gestort ten

zuiden van het project. Na rijping blijft waarschijnlijk een laagdikte van minder dan 1 m over hetgeen de grondmechanische risico's beperkt.

3

Na winning van 760 000 m uit de eerste put (tot 20 m diepte zuigen) 3

ontstaat een depot van 1,2 miljoen m voor de bovengrond van de tweede put. Bij een aangenomen uitlevering van 30 % kan de tweede put 20 ha

3

groot zijn (920 000 m bovengrond). De bovengrond van de laatste put 3

(1,9 miljoen m ) kan ruimschoots in de tweede put worden geborgen. Door dieper dan 20 m te zuigen kan een eventuele grotere uitlevering worden opgevangen.

. 3

Behalve de 7 miljoen m zand voor de verkoop is afhankelijk van het ontwerp nog extra zand voor het project zelf nodig voor stranden,

(13)

Fig. 1. Overzicht van de «andwinning

Overzicht van de te winnen hoeveelheden zand bij winning tot 20 m diepte

Put

I

II

III

Oppervlakte Bovengrond 5 m Zand tot 20 m Totaal

in ha in mjj'e in mj's tot 20 m

10

20

40

Totaal

440 000

920 000

1 900 000

3 260 000

760 000

1 880 000

4 5OO 000

7 140 000

1 200 000

2 800 000

6 400 000

10 400 000

(14)

weiden, parkeerterreinen, campings en woonparken.

De vraag naar zand binnen het zuidwestelijk deel van de provincie 3

Utrecht (van 1969 tot 1978 geraamd op 7 miljoen m ) zal naar verwach-ting stijgen, waardoor de bij de ontwerpen veronderstelde verkoop van

3

7 miljoen m een reëel uitgangspunt vormt.

Nadere details betreffende de uitvoering komen bij de opzet van de raming der investeringen aan de orde.

8. RAMING DER INVESTERINGEN

Aangezien het plan evenals de bestaande toestand niet in detail is uitgewerkt, draagt de hier besproken raming een oriënterend karakter. Bepaalde posten welke hierin volledigheidshalve werden opgenomen, zul-len in een definitiever stadium op haalbaarheid moeten worden getoetst. Om er enkele te noemen welke grote verschuivingen kunnen opleveren: - de aankoopprijs van de grond;

- de verkoopprijs van de bouwrijpe grond;

- de verkoopprijs van het zand onder invloed van andere alternatieven in de omgeving;

- de diepte van het zand (hier is uitgegaan van 5 m min maaiveld);

- de mogelijkheid om bovengrond in een vorige put te kunnen terugstorten. Bovendien moet rekening worden gehouden met nog niet te ramen: - kosten van renteverlies tijdens de uitvoering van het project; - eventueel te betalen ontgrondingsrechten;

- afwerking van het gronddepot met afvoerleidingen of retourleiding naar de put, hetgeen onder meer afhankelijk is van de definitieve bestemming;

- eventuele landbouwschade door langdurige wijziging van het slootpeil. In hoeverre de bestaande bebouwing afgebroken moet worden of ten dienste van de recreatie moet worden gehandhaafd voor bijvoorbeeld kan-tine of kampwinke1 voor campings, kampeerboerderij, caravan-winterstal-ling en dergelijke is in dit stadium niet aan te geven doch verdient

wel overweging.

Ondanks deze beperkingen is ter oriëntatie een begroting opgesteld (tabel 8) welke onderstaand per post nader wordt toegelicht.

(15)

1. Ter plaatse van de te zuigen plas geheel en voor toekomstige lig- en speelweiden en toekomstige bebouwing gedeeltelijk rooien van de bestaande begroeiing (overwegend hoogstam boomgaard) à ƒ 3000,-/ha. Het opruimen van + 15 bruggen à ƒ 750,-/stuk. Het opruimen van

+ 5600 m semi-verharde paden à / 5,-/m'. Voor diversen, het oprui-men van afrasteringen, duikers en onderbemalingen werd gerekend op ƒ 200,-/ha.

2. Graven van een put om de zuiger in te zetten met behulp van een

dragline, de specie met dumpers verkarren naar dammen ter ontslui-ting van het project gedurende de uitvoering en in te dempen sloten. 3. De bovengrond van de eerste zuigput is gedacht naar een gebied

groot + 45 ha ten zuiden van het project. De specie wordt daar binnen : perskaden + 1 m dik in depot gezet en kan na rijping met bos beplant worden, hetgeen niet in de raming werd opgenomen.

De overige bovengrond wordt steeds teruggestort in de vorige put. 4. Het zand wordt binnen persafstand (geen tussenstations) in diverse

depots opgeslagen. Grote depots voor de verkoop; kleine ten behoeve van bezanden speel- en ligweiden en campings met wegen en parkeer-plaatsen. Een en ander sluit rechtstreeks transport naar een nieuw wegcunet of stedelijk uitbreidingsplan uiteraard niet uit. 5. De zwemplas wordt vanwege de geringe diepte en de voor slootdemping

benodigde specie (grotendeels) met een dragline gegraven. De uitko-mende grond wordt ten behoeve van speel- en ligweiden verwerkt in te dempen sloten.

6. De bodem en stranden van de zwemplas worden afgedekt met _+ 0,5 m zand, de bodem rechtstreeks gespoten, de oevers met een bulldozer en/of dragline.

7. Voor verschraling wordt op speel- en ligweiden en campings 10 cm

zand aangebracht. De ontwatering vindt plaats via een drainagesysteem (p.v.c. ribbel of glad) met een drainafstand van 10 m1. De weiden

worden tot en met de beplanting afgewerkt.

Op de campings worden de sloten, kenmerkend voor het karakter van het slagenlandschap, waar mogelijk gehandhaafd.

8. Voor de campings is voor primaire en secundaire inrichting 2

/ 10,-/m in rekening gebracht. (Primair inzaai gras, beplanting,ontsluiting riolering, sanitair, electra beheerderswoning e.d.; secundair

kamp-winkel, kantine e.d.).

(16)

9. Parkeerterrein: 40 cm zand op het maaiveld met verharding voor ƒ 20,-/m2.

10. Wegen 5 m breed à ƒ 300,-/m', de grond zoveel mogelijk binnen het profiel verwerken. De bermen waar nodig zodanig afwerken dat hier onder gunstige omstandigheden (mooi weer, veel bezoek) reserve par-keergelegenheid ontstaat.

11. Bouwrijp maken woongebieden. Zowel voor hoofdverblijven als voor 2

recreatieverblijven werd ƒ 15,-/m in rekening gebracht.

Dit is inclusief bestrating, riolering, verlichting en dergelijke. 'Het strokenpatroon dat tot het karakter van het gebied behoort,

blijft daarbij zoveel mogelijk gehandhaafd evenals een deel van de huidige begroeiing.

12. Voor een deel van de oeverlengte (+ 50 %) werd een middelzware

beschoeiing gerekend. Een groot deel kan echter als rietoever worden aangelegd.

13. Volgens de norm 9 vaartuigen/ha is behoefte aan 630 ligplaatsen waar-van de kosten op ƒ 1000,-/ligplaats werden gesteld. Het zal overwe-gend lichte vaartuigen betreffen in diverse groepjes bij campings en woongebieden. Om de boten buiten de zwemplas te houden verdient het

aanbeveling deze van de zeilplas te scheiden door middel van een aanlegsteiger.

14. Voor het bos in het noordwestelijk deel is rekening gehouden met de aanplant van populier als pioniersgeneratie, gebaseerd op vroeg vellen.

400 bomen/ha à ƒ 2000,-/ha inclusief 1 x bemesten, 2 jr onkruid be-strijding en vaste kosten.

3

Bij een zandwinning van 7 miljoen m en een zuigdiepte van 20 meter 3

wordt de kostprijs van het zand ƒ 5,38 per m . Wordt daarentegen tot 25 m 3

diepte gezogen, dan zal 9,7 miljoen m zand worden gewonnen tegen een 3

kostprijs van / 4,78 per m .

Is de dikte van de bovengrond 6 m in plaats van 5 m dan worden de

3 kostprijzen verhoogd met respectievelijk ƒ 0,31 en ƒ 0,19 per m . Er

3 . . . . 3 kan dan slechts 6,6 miljoen m respectievelijk 9,3 miljoen m zand wor-den gewonnen. De kosten van bouwrijpe grond voor woningen (woonparken

2 en complexen tweede woningen) bedragen / 20,65 bruto per m , die voor

2 campings en caravan-terreinen (ingericht) ƒ 16,05 bruto per m .

(17)

O I A cA <r O 8 o CM KV 8 V-J V , ' * - / S S g & S 8 rf fl) co 8 c o oi eg I A cv ja K\ IA K\ r.*\ CM cv cv OJ

8

O O G. C Î c * o Q O t.i <A o K ' T - r- r a

8 * 1

e, IR? CV O 0\f - 4 f V >A 8 J? ( V l / > *.«i X' *'

1

0 0 O CT 0 0 CC X : CV • I ft

R

C J «V êh 3 8 S Ri m R

8

u \ O r»^ N'

£

Si ÎA S £ 8 v e r O 1 -'-.5 Se" o c a: cv .9 ""'

§

3 ' 0 S

§

c I A f > I A 4 -o •c S K"\ a Q I A « x; o CM 5

s

<0 x: o A l « X ! I A «\ <e J C m i < \ *-co ja I A K \ «.-2 m t«.\ V a -c u --8 tf S P UN ••) v u C l V*. «M I A CM U •a «i 8 8 C h - ^ Ö

§ §

CO o CM o g o

1

o o o a o ô Q '" O O r."> - O o o O O u . C . K'. i r v - CT. I X M

I

S B l A 8 8 l A - 4 CM - } O CA #,"" c o x t e o p o N N CM XI JC X I l A . iC . a ja e 8 * 3 8 O J o. O • f ) CV - 3 " o . 0) SP C-. "8 B 4> •O *> JS c a> e o • o c er. • H <U r ~ e O 'A IA J»

SU

S H O R ö o t A Ö C S Ö ei . \o f. r~ 3 N 3 c s

§

o r A cc J C I A 03 ja n jn I A V ja ja I A ja S *-a ja cc x : 03 «c ja V a x : ou si r -t a x:

§8

o

S

O O O O ca S IA 5 f A N • ^ 03 •- O-s x: 6 ^< x: i • l • i i i i_ l t__ O O* O O O Q cf l Q O

S S c 8 8 P. 8 ;- fi 8

4 IM4 p Qs C^ r- «M «- CÙ v-R ô c

r-8.1

K g i f

§P

V T * U > J f V C i + 1 •s». !A - I K, ci <M Ht O o > c o 0"i

8

O * s \ Ai S C I . x: g Ul c c i : c-4 ' i e * i ÜÏ C ^ ^ » ï S e o S c « fcx • H £5 O . O T 3 « HO C • r* *. 0 ! >ft <C f . V . A » c a -a ! O . o •o u *> 4> > • r < S M U a o > CT ce « • > • X I 4-> U a. «' i n t . a i c> c tu > u o § > u K en » T J C O &> c Ct' > B c S ex + c i l * . 4 rs M 4 J 8. V V . c • ^4 o c - S 4 J

a

« •o • > j à 4 J « T 3 03 t -« i o. ^ V r *

u

• * •V c o & t -0 ! XI c o • H 3 «tf C c H C <v . H 3 M O . O Ol > * > • x> * i 4> ( X en 01 c •^

«a

4> <B «3 t -o. • > ** ^ t l x > * i 0 ) ( 0 c *° 5 •d . r 4 O . j a ß .. $ V I » 4 J M S.C «1 f

•° %

c A . H C : c « i l f ~ i *• 0.' I X crt • > • • P c 4 î 4-> O rA VI C o. i V V *> K * H C 4 ' • Ü •r-l 4V & •«-* »-* c; «r c * t u +> w c «

s

o - O ( X o *o i ; Oc N C 4 ) t £ ' K û> t --< M » f - 4 C L 1 > N a? x> c c i > K , » ^ S ß C O a> u*> i • o » •* a> ï e * ce ta b û >r-l ( 0 Cd f - 4 .fci A i C K ^ - ^ «) e a 1 o Q 4 ) V T ~

Jg &

o ù - o w H « . H c : M * r «f a> t . « * X Ï T : « 0 c .-* 4 J C CD H O . X I + • M « N C •rt » bO C • H ^ t t l 0.' * ft> X I KV ^e c? u\ J -' « J •a x; • • l A ï l B t t f C O 'o. O c l O c 0> ÙC T 3 0 ! C i H C0 C N <C « ' - i x > w B 1 < V ' 0 3 O X I .> B Q 8 v -c « 0 OJ C m t . • a • H ce co N t : • H + 6 » C . . r f Jrt (-. 1> 4 . X I 1 * ». O t . • r 4 CI) • o C 3 g en c eu t . a> e • r 4 « 4 O . ' 6 C 1 ^ • . 4 4 ^ ' SZ Ü t , C " 1 c 41 C • ri 0 1 t _ U 4 J S* 4 ! 41 JX 1 . a n. bC 41 C m -*

r o C J cf •r-f ^ 3 b x: t . V > 4-• O v;i N 4 J 4 : £ i T 7 «1 01 C X I s I A b f i K 6 0 U w o J j c AJ r-4 u : F i 1U tV' X I 4 / - N i i i ' \ C=JV_-«.

•a e

t..--« a> £3 $ f i * V * c a.1 a> Qi H* C c 8 C *J> . V e CL - • H

i

ci M •M r - l a. t £ c : • H fcfi • H t v > t-. 4 i > a1 c 0f •* > • t - « r~* V • * > ,-* <v a; à' f . 3 f < o a. t î f . «V ^ J H 0 ) t . ; f-* O o > V t'ï 4 > Tv' r j t-H 't~t *n •~f *•: «r .c 4.' 1" 4> • f - * »-* U

a

g

- r 4 J t i a< . - 4 tu t l • X / • i * > 4 ' 4 > p? %.-. « 4.' bC' lA J-, a -i - * r-< Ï3 R x : i A & | O. -c C «B -S. o <r o. -î. co 15

(18)

Zonder de onderhouds- en beheerskosten, alsmede de baten te hebben berekend, kan geen duidelijke uitspraak worden gedaan over de onderlinge vergelijking der ontwerpen. Echter, de ontwerpen verschillen

voorname-lijk in oppervlakten camping en woongebied (afgezien van de wat kleine-re verschillen in oppervlakten strand, speel- en ligweiden, bos en

parkeerterrein als niet-verhaalbare kosten).Worden nu de ontwerpen II, III en IV vanuit dit uitgangspunt vergeleken met ontwerp I, dan kunnen uit tabel 9 globaal de extra investeringen per ha worden berekend.

Tabel 9. Vergelijking van de investeringen der ontwerpen II, III en IV ten opzichte van ontwerp I

Ontwerp II Ontwerp III Ontwerp IV Meer camping en

woonge-bied t.o.v. ontwerp I 2 ha 34,5 ha 50 ha Hogere investering

t.o.v. ontwerp I ƒ 1 304 300 ƒ 7 396 200 ƒ 10 315 500 Verhaalbare hogere

investeringen per ha

t.o.v. ontwerp I + ƒ 650 000 + ƒ 200 000 ƒ 200 000

De conclusie die hieruit kan worden getrokken, is dat vanuit de in-vesteringenkant bezien, ontwerp II relatief het duurste is. Wordt een ontwerp gerealiseerd, dan zijn, indien de bouwrijpe grond voor campings en woongebieden tegen de reële prijs van ƒ 20,- per m wordt verkocht, de aanlegkosten van de ontwerpen I, III en IV gelijk. In dat geval zul-len de beheers- en onderhoudskosten in samenhang met de baten doorslag-gevend zijn. Gezien de bezoekersaantallen (tabel 2) zal de keuze dan waarschijnlijk vallen op ontwerp III of IV.

9. SAMENVATTING EN CONCLUSIE

In deze nota is een viertal ontwerpen tot stand gekomen voor een

recreatieconcentratie in de Lopikerwaard, onderling verschillend in op-pervlakte en accommodatieniveau. Hierbij zijn voor het jaar 1980 capa-citeitsberekeningen uitgevoerd en, teneinde reeds enkele consequenties te kunnen overzien, is een globale raming van de investeringen uitge-16

(19)

voerd.

Zonder hierbij de baten alsmede de kosten van beheer en onderhoud te hebben berekend kan worden geconcludeerd dat de keuze waarschijn-lijk zal vallen op ontwerp III of ontwerp IV.

Teneinde een beter inzicht te verkrijgen zullen echter allereerst deze baten en kosten moeten worden bepaald.

Mogelijk kan deze nota bijdragen tot een verantwoorde bestemming van de in de Lopikerwaard in ruilverkavelingsverband aan de landbouw onttrokken gronden.

10. LITERATUUR

EILANDER, D.A. 1969. Onderzoek naar de zanddiepte in drie gebieden binnen het oostelijk deel van de Lopikerwaard, rapport 964, Stiboka.

KERSTENS, A.P.C, en P. LOOS, 1970. Kampeerterreinen, rapport 2, W.I.R.O. K.N.H.M., 1963. Calculatie-vademecum.

LIER, H.N. VAN, 1969. Strandbadrecreatie: een aantal basisgegevens omtrent de dagrecreatie op een zestal strandbaden, nota 509, ICW.

1971. Openluchtrecreatie in de Lopikerwaard, nota 629, ICW. PPD en PWS, 1968. Nota zandbehoefte in de provincie Utrecht.

RPD, 1968. Jaarverslag 1967.

WIJK, A.L.M. VAN en J.A. VAN DEN HURK, 1971. Geschiktheid voor speel-en ligweidspeel-en speel-en bos, rapport 1, ICW speel-en Stiboka.

(20)

< Q O

u

e 3 O 9 # X 9 "O 9 ft» • M 9 m u *#* u #§ f * SA m « « M 9 m o > « •o •#* « ß «I .** « », u m u m O m C C O

ü

s 4} m •r* G O m m m «* ** ö m e 09 « « U u m & »4 O o >

l s

9 u c o o 9 ** m G > se c 9 m m > ** m u u o o > u «-. IN» C # G m u Ö o > u u m C

J

u ai 0 m « *-> O O > 60 ai u u 9

£ «

u x

•8 t

* 0 «o e * 4 00 • H I IQ

'S s

| 9 m c * 3 «3 M SO « %m O U * 0 Ml o« o u 3 »

S

O « • <M > «2 J5 «G u > h fit 0 o > Et « -S o « > as e

"S

a t . « o u ••g M * m a i * * » M o « <• »H 4-» U « M-C • f ^ 73 3 O -C « »4 3 JC t . t> •s o M U -a c o 9 4-* U 3 3 p—H 3

U

kl o o > 3 3

i a

Oft •O X ^ j* 3 O j Q U TJ '75 oc C < U 9 O O o

C °

3 "*-c CL

«ri*

-O </5 CM <

(21)

o

6 3 O -O # "<~* 'T* m "O « «I £ c o "O •o « ,0 m m & u u m u m m <0 or 0 > *-* & m «i h U m u m 0 fi O * U t X u «J G 0 O Jt g « ß

S

« u 0 0 > .#•1 u IM «) 4a m C ni >

»' .S

> 41 tt > «-. ï# U I «s o o > I* u m e o o > »4 »4 •• ra

i

*>

J

u m u o w I* O O > m m *»••«•«••••»*•*••« •«•*••••**•*•»•*## (**»*«•»#« I « 4 * * » 4 » « « w 4 # « « f t « 4 * 4 j * • • • * • • # • • « 00 C «#4

E

o 06 <8 * m u *0 TJ «8 U m H tri p . c 9 «•» C » m « et 6 C U 3

3

m u m h, .S 0 ja ja «s t» u «a

• 5

*4 3 > C V o > § 4 » y «s u •m m

f '

CL O o > •TB os !o ö » > a i "X) &. m m « m u n u o -O t . u C ai *j lu o o 'J u u 0> c •TS «M «M or. c • f - i n 3 0 £ -r-4 3 X k. V *-> f3 js C V JiC •r<f J3 'j 4) «-» 3 3 3 U O o «» *^ 3 3 4»> • « 4 n J6 O N T3

a

nfi • r^ T ) r, 3 •f 3 0 JQ !• T *-Jï en c p - 4 V xs < 4 1 < /!**>

f(

N

v^.

* u C

6

3 c o. > H V ^ •*w c Ü i r ^

V

v U O O o o -w* Kl ni JS (J w CM CM* < - A ?

\

\ \

\ \.\ i.

r'Vv v-wvi I'

..--r

i • - . - ' • > Î .

A.-;---'

T

i,

1 - • : : • •

ÀV

• J'r""*

(22)

3

I! Qt 2'! W;, o;i

w;:

S

C

1

3 O « y X ) 4i "C « y • f - t X) « y —« go OJ 4-» 0) DO « i. -< ». TJ « y X> «y OC o > «1 • •-4 *> •t at rt 4-» V » 4 tl u --*• ! t i '•''•ir . i t j , J

J

«0 0 X>

m

v - y j <!}>.• r* <L> C c o • * 0> on u Cl 4> 1

3

r-« 3 o i? Î * r -• -• -• -• • * • • • • • • c « y C • rA c o if V T? 41 01 4-» 4 J c o e rt

£

c. 0 o ' > c *> k l k. <\» • • • • • • « • • • • • (0 G rt > i M C • f - » > .—* c CO C rt > it i uo w 0 0 > c 41 1) 4-« m • • • • • • • • • • « • C 4l C t> 4-> 1 rt 4-» ie u 0 0 > « y k i 4-» "T • • • 1 • « • • • • • i C <u u « y C.

e

rt o CA 00 •** * l O *-» t-, 0 0 > c V ' u u 4) 4-» »ni • • 4 • • *; • • * oc c a c rt u ce rt •a * 0 c - * 4 «y 4 - * ( 4 4) t ) M, u « C r-•n ci X> c «B OC on rt "eu #—t • *•< 01 N O T3 C rt en O ^"* C «y • • - 1 t> 4> «0 C tu t ^" •*-» C rt i i 3 rt (0 u u <NJ C rt CI * 3 *>

2

m 3 O X I «-» 4/ »~4 • f 4 0 «-• • V k l 3 3 u > C 1) o i n t 4/ •^^ 4>^ C eu > rt X 4 - 1 X ! u rt •—% N Û T? C rt -•-# V O > r-w k l V ID 00 » v 4 > U 0 a «B k> 0 0 > 'O tu • ^ 4 X t (U oc oo c ' 3 a « g O • • 4 k l ai • 0 «y O X > k i C •c c • r 4 ^<S O C

'3

4~» U ) k l 41 > 4T4 C u kt k l 4-* C ai c rt • * 4 T3 C ••-• (NJ a> •»-4 4 - 1 rt T5 O

e

5

u 0 k i a> jf 4 - * -C 4/ ce äC C •*•* 3 O x ; 3 x ; ki c o r- M kl 41 x : rt a> o b 4 - * ki 3 3 4-» * 3 U o o 3 3 bc *»•« C 3 _* 3 O XI «1 •o «y 4V-* «y k i «y r-C £ 3 C O o o ot Q. »" c O rt X, u CM

CO s

(23)

c 3 O j O 01 X I J * Ol Ci oi w X O) * r 4 t. (0 u eo rt v V 0 1 0/ 0 > 01 T3 •«-« O * ca "o 4-» O •> o X) •I yi v > 3-'*'™

ï3

c c o •o 4) 01 c 0 / c ß O •J 01 "C oi C Ol c £ Ol k l O O o o •f 01 u u Ol IC c > i O f C C O l «t> C > k. rt o i a o o > 01 u u 0> ß O) c 01 I j * •S r* .r+ ••-* "•* U O O > c c 01 u u O) c Oi O. j * j a o (O I -01 o Wi o 0 > 01 • • • • • • • ro ^r ir« 0> k . i n Ol E Oi « Ol U . * CC t i rfl <« •o «1 X I c l-t N ( 0 oc er* c Oi Ol

u

Ol a « i c Ol c <t u 3 4 - * V 01 X) "3 01 2 w •r« <\» «<o 3 O X) Vl QC « » f Oi ^ 'o «-» •»!" ^ • * u 3 3 x: u O) > c 0> »w o X) «n *-» 01 •—*

z

> <fl r -W x; u CTJ * * n su ^r» 73 -.-« 01 V — « 01 0 0 o > r^ *r» w u Oi i £ -•-4 • - » u O a « 0 o > -o 01 • f* X I 01 -J> » *r« c 3 w —-* 01 0/ O-( 0 o »" ••-% 1 -o 0< o X) u a -o c • »-« J * o ( M c 3 4-> IA Oi 01 J * M Ol > yn Cvl C -«H 01 Ol Ol «J T3 C • • - • »SI r s j 01 *-* ITJ T3 0

e

s

o o » 4 Ol 0/ •s «-* j a o Ci *— % « * i < M C • r* "V 3 O x: • > 3 x; o N « I 4» C •s O c 41 . • - V A V . V - V J 3 3 3

U

C o > • > 3 3 •O C 3 JX: 3 O X I Ol n Oi in c Ol

A <

Ol C 3 C a k i 01 2 C O o o o CM CM' CM

l ï f

?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze rapportage doen we verslag van de eerste fase van het onderzoek naar de vraag hoe outreachend werken in de praktijk van Samen DOEN in de buurt vorm krijgt, wat

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

0.1 thermophi 3rankia 3anibacte 337Rv 3vium 3lavescen 3MS 3m egmatis 3anbaalen 3hodococc 4rhodococ 4frank ia 4h37rv 4Avium 4marine 4flavensc 4KMS 4smegm ati 4vanbaale

Tot op heden hebben wij dit opgelost door de budgetten voor de projectorganisatie en andere kosten van voorbereiding en uitvoering wel rechtstreeks in de begroting op te nemen, maar

Naar het oordeel van de Hoge Raad zijn de onderdelen ieder afzonderlijk aan te merken als product, en nu de onderdelen afzonderlijk van elkaar in het verkeer zijn gebracht kent

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Bogenoemde feit kom baie duidelik na vore in ʼn artikel in die amptelike nuusorgaan van die beweging, naamlik Die OB, getiteld, “Kan die vrou haar volk dien deur