• No results found

Fossielen in aangevoerd zand uit de Beneden Zeeschelde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fossielen in aangevoerd zand uit de Beneden Zeeschelde"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 30(1),2009 20

Fossielen

in

aangevoerd

zand

uit de

Beneden

Zeeschelde

Harry

Raad*

Plaatzand

In het

voorjaar

van2008 heeft het Zeeuwse spoor een

maand

platgelegen

door werkzaamhedenaanhet

ballast-bed ende

vervanging

vande bielzen. Er werd onder

an-dereeenflink terrein

ingericht

voor het

tijdelijk opslaan

van

steenslag (daciet

uit de groeve

Quenast, België)

voor

het ballastbed. De locatiewas eenakkertussende

Kam-perwegende Provinciale weg

bij Kruiningen,

zuidooste-lijk

vande

Vlakebruggen.

In

juni

wasde

berg

stenenweer

verdwenen enbleefeenterreinmet

ijzeren rijplaten

en

zandhopen

achter. Dat zandwas

aangevoerd

‘plaatzand’,

het had als

versteviging gediend

omhet terrein als

tijde-lijk depot

te

gebruiken.

Wie zich het beeldvan eenakker

in de

rooitijd

vande suikerbietenvoordegeest

haalt,

kan

zich voorstellen dateen

dergelijke inrichting nodig

is.

Van-af het

spoorende

genoemde

wegenwashet zand

goed

te

zienenkon de

belangstelling

voor eenbezoek

geleidelijk

groeien.

Vooreenverzamelaar is het

natuurlijk

interessant omte wetenwaarhet

plaatzand precies

vandaan komt. De

heer N. Lentinkvan BAM Rail verschafte

mij

informa-tie,

waarmeeik weer verder kon. Het

blijkt

om opgezo-genzandvande

‘drempels’

uit de Beneden Zeescheldete

gaan,dat in het

baggerdepot

SchaarvanOuden Doel

tij-delijk

wordt

opgeslagen.

Zandbedrijven zuigen

dat zand

vervolgens

weeropvoorde handel

(Vlaams Parlement,

1997; KVR, 1997).

Het

lijkt

eenwat

omslachtige

manier

omde rivier bevaarbaartehoudenvoorgrote

zeeschepen.

Het zandvoor het

steenslagdepot

van BAM is

geleverd

door de firma Faasse uit Goes.

Bezoek

Op

17

juni

washeteen

geschikt

momentomhierwat

mate-riaalteverzamelen. Met enkele

dagen goed drogend

weer,

veel zon, moesteenzeefactie hier wat

opleveren. Bij

de

inspectie

vanhet terrein bleek hetomzandvantwee

her-komstentegaan. Een

lange zandrug

met

gelig

zand

be-vatte

Noordzee-materiaal,

teherkennenaan

jong

fossiele

enrecente zeebeesten.

Zeeboontje

-Echinocyamus

pussi-lusenovale

strandschelp

-

Spisula elliptica

warendaarin

de kenmerkendesoorten.Dit materiaal heb ik verder links

laten

liggen,

hoewel hetmewelwat verrastedit

spul

hier

aantetreffen. Ik ken het in deze streek niet als

ophoogma-teriaal. Latervernamik dat het als

afdeklaag

op het

plaat-zand had

gelegen;

dit grovere zand is

makkelijker

vande

steenslag

tescheiden.

Een walmet grauw

zand,

herkenbaar als

plaatzand,

was

interessanter. Aan de fossieleenrecente

schelpen

washet

herkenbaar als

afkomstig

uit de

benedenloop

vande

Schel-de. Daar zitten danwatverweerde kokkels -

Cerastoder-ma

edule, nonnetjes

-Macoma balthicaenmossels-

My-tilus edulis

in,

enook eenhele

berg pliocene

fossieltjes.

De laatste groep werd allereerst herkendaande vele

frag-menten van de

wijde

mantel-

Aequipecten opercularis,

wat

fragmenten

en

klepjes

vanastartes -Astarte spp. en de

talrijke klepjes

vande

korfschelp

- Corbula

gibba.

Het

spannende

zatniet in die soorten,maarin de

begeleiden-de fossielen. Diewaren ervoldoendete

zien,

veelal

frag-menten van grotesoorten,waarvan de

platschelp

Tellina

benedenimein

hoerastemming

kon

brengen.

De

kleppen

van degrote soorten verlieten de

zandzuiger

helaas niet

gaaf.

Naast dit zoekwerk werder

gruis gezeefd

omthuis

Soorten in het

plaatzand

die op de Zeeuwse stranden minder

regelmatig aanspoelen

Cingula

inusitata Odostomia conoidea Belaantwerpiensis Belakeepingi

Scaphander

lignarius Yoldia semistriata

Semierycina

kautskyi Astartecorbuloides Digitariaforbesi Digitariaexcurrens Venerupisrhomboides Lajonkairia rupestris Gastrana laminosa Tellinabenedeni Cutellus cutellatus Ensis hausmanni

Spisula

triangulata Lentidiumcomplanatum

Voor

pliocene

fossielen gaan vele verzamelaars in

Zee-landhet strand

op ofze

kijken

inopgezogen

schelpen

uit

de Westerschelde. Er bestaat

nóg

eeninteressante

moge-lijkheid,

neuzenin

ophoogzand

uit het

Belgische

deelvan

het Schelde-estuarium. Dat zand wordt in Zeeland alom

ge-bruiktenzal ook in

aangrenzend

Noord-Brabanten

Vlaan-derentevinden

zijn.

Zie

je

daar als

amateur-geoloog

dus

(2)

AFZETTINGEN WTKG 30(1),2009 21

ook nogwat werktehebben. Descore vanalle vondsten

laat zichals

volgt

weergeven:

recente/holocene,

marienesoorten 18

• recente/holocenebrakwatersoorten 3

• recente/holocenezoetwatersoorten 11

• recente/holocene landslakken 4

• fossiele marienesoorten 67

Het is

aannemelijk

dat onder de

recente/holocene,

mariene

soorten materiaal zit uit het Noordzee-zand. Door

veigra-ving

is tocheen enander

vermengd geraakt.

Dat kon herkend

wordenaande

conservering

en

verkleuring.

Diepwatersoor-tenals

gekielde

cirkelslak - Tornus

subcarinatus,

glanzen-de

tepelhoren

-Euspira

nitidaende reeds

genoemde

ovale

strandschelp

werdenals

zodanig herkend,

maarook

verweer-de,

holocenesoorten uit het

intergetijdengebied

vertoonden

kenmerkenvandie herkomst door hun roestkleur. De

gevonden

landslakken

zijn vermoedelijk

deelsvan

Krui-ningse

oorsprong.

Gruis

Degrootste

vreugde

zathem in het uitzoekenvanhet

ge-zeefde

schelpengruis,

watin dit

geval

veel

afgerolde

klei-brokjes

bevatte.

Bij

elkaarwas hetongeveeranderhalve kilozeefmateriaal.De relatiefgrotehoeveelheid

zoetwa-tersoortendeed algauwaan eenwinlocatie bovenstrooms

in het estuariumdenken.De hierboven

genoemde

recente,

mariene soorten werden

aangevuld

met zeer

jonge

klep-jes

vande

Japanse

oester

(Crassostrea gigas), strandgaper

(Mya arenaria)

enverweerde

alikruikjes

(Littorina

saxati-lis).

Het fossiele materiaalhadeendiverskarakter;

natuur-lijk

warende

schelpen

gerekristalliseerd,

zekonden niet

totsterk

afgerold zijn

en

sommige

toonden de destructieve

invloedvanoxiderend

pyriet.

Door het winnenenhet

ver-werkenvanhet zandwarenveel

schelpjes

defecttotsterk

gefragmenteerd.

Het

fossiele,

mariene materiaal leek steeds

van

pliocene ouderdom,

erwerd geen materiaalvan

hoge-reouderdom herkend.

Voor demeerinteressantesoortenwordtnaarhet kader

on-deraan de

vorige pagina

verwezen. Dezesoorten worden

in het

pliocene

materiaalvan de Zeeuwse stranden

wei-nig gevonden.

Recent/Holoceen

Met de

herkenning

van

schelpen

uit verschillende

leefge-biedenen

geologische tijden dringt

zicheenbehoefte op iets

overhet

wingebied

als

schelpenvindplaats

tezeggen. Dat

gebied

wordt hier verder

aangeduid

als de Zeeschelde.

Ten aanzienvan derecente

schelpen

is eenhelder beeld

samentestellen. Het

gebied

levert

bijna

geenvers

materi-aal uitzoet enzout waterop. De

aangetroffen

zoetwater-schelpen zijn

steeds min ofmeer

verweerd,

die zullenvast

van elders

aangevoerd zijn.

Dat kan

zijn

uit hetzoete

ge-bied

bovenstrooms,

of uit

afwateringen

vande

omringen-de

polders.

Van de marienesoorten

zijn

vers slechtszeer

jonge schelpjes aangetroffen,

diehiergeenverdere

ontwik-keling

hebben

meegemaakt. Volgroeide

verse

exemplaren

kwamen in het

geheel

nietvoor. Deze

constateringen

lei-den haast zonder

verrassing

toteenideaal

leefgebied

voor

brakwatersoorten,

zou

je

denken. Dat bleektegente

vallen,

alleen debrakwatermossel-

Mytilopsis leucophaeata

werd

vers en

gaaf aangetroffen.

Die

geringe

oogstleidt hoe dan ooktotde

vaststelling

van eenbrak milieu.

Over de

jong-fossiele schelpen zijn moeilijk uitspraken

te

doen,

omdatzenietteonderscheiden

zijn

vanrecent

mate-riaal dat alwat verweerd is. Er

zijn

min ofmeer

volgroei-de

kleppen (fragmenten)

vansoorten uit

ondiepe

kustwa-teren/estuaria

aanwezig,

voornamelijk

kokkel en

mos-sel. Dat duidt opeenbredere

benedenloop/monding

van

de Schelde dannu

vertegenwoordigd

wordt door de

Zee-schelde. Voor hetzoetedeelvande

jong-fossiele schelpen

geldt

ongeveer

hetzelfde,

alleenstammen die uit

tijden

dat dezouteinvloed

afwezig

was.De Zeeschelde heeft in

het Holoceentwee zoete entwee mariene fasen

gekend,

respectievelijk

het Boreaal/Subboreaalenhet Atlanticum/ Sub-Atlanticum.

Pleistoceen/Plioceen

De groepmetde oudere fossielen

geeft aanwijzingen

over

de

aangesneden

geologische lagen (ouder

dan

Holoceen);

iedere

laag

heeftwelwatkenmerkende fossielesoorten.

Bij

de

behandeling

is alleen

rekening gehouden

met

schelpen

die niet of

nauwelijks afgerold zijn,

om

storing

door

ver-speeld

materiaalte

beperken.

Voor deze

analyse

werden 27soorten

gebruikt,

die

stratigra-fisch werden

geordend

metde

‘Fossielenatlas’(deel

1:

gastro-poden (1965)

endeel

2(8):

bivalven

(1984))

enrecenterwerk

van

Marquet (1998,2002,2004,2005).

Veelsoortenkunnen

in meerdere

geologische tijden

voorkomen. Dat laat voor

de

geselecteerde

groepeenflinke

stratigrafische spreiding

zien,

die

loopt

vanhet Midden-Mioceentotin het Eemien.

Er

ligt

echtereen

duidelijk

accent

ophet Plioceen. Alle

fos-siele soorten

blijken

in ieder

geval

in het Plioceenvoorte

Corbulagibba

(3)

AFZETTINGEN WTKG 30(1),2009 22

komen, waarbij

hier verder

gemakshalve

wordtaangenomen datzeook

daadwerkelijk

uit dat

tijdvak

stammen.

Detweedelenvande Fossielenatlas bevatten

verschillen-de

stratigrafische indelingen,

vandaar deaparte presenta-tievandetwee

molluskengroepen

in tabel I.

In dit overzicht is het Poederlien

genoemd,

dat

eertijds

tot

het Oud-Pleistoceen werd

gerekend,

maar nutothet

Pli-oceenbehoort.

Een zelfde

bewerking

is

uitgevoerd

met

behulp

vande

ge-gevensvan

Marquet,

wat het onderstaande resultaat

ople-vertvoorhet Plioceen

(tabel II).

Het

koppelen

vandezetweeoverzichtennaar

gelijkwaar-dige

eenheden wordt hier verder niet

gedaan,

vanwegehet

risico foutente

begaan.

Globaal

zijn

weleen

Vroeg-,

Mid-den-enLaat-Plioceenteherkennen. Uit de

gebruikte

bron-nen

blijkt

dater eenveranderend inzichtwas in het

trek-kenvangrenzen binnen het Plioceen. Daarnaast

speelt bij

vergelijkingen

het

probleem

vanNederlandseen

Belgische

namen vande verschillende eenheden. Om de

verwarring

te

beperken

wordt hieronder verder

gebruik gemaakt

van

de

indeling

in

Marquet,

2004.

De overzichten maken

duidelijk

dat desoorteneen

aanzien-lijke spreiding

hebben binnen het Plioceen. Het is daardoor niet

mogelijk

de herkomstvanhet

plaatzand

exact te

kop-pelen

aanéén

bepaalde afzetting.

Strikt genomen

ligt

de

keuze voor het Piacenzienmet de Zandenvan Oorderen

(Atrina

of

Cultellus)

hetmeestvoorde

hand,

omdat haast

allesoorten daarin voorkomen.

Er kan ook

gekeken

wordennaarde

rijkdom

vande

mol-luskenfauna in de verschillende

afzettingen. Marquet geeft

daarvan in de

aangehaalde publicaties

eenbeeld.

Grofweg

worden de fauna’s in de

loop

vanhet Plioceenarmer.Als

dat fenomeen

gekoppeld

wordtaanhet

overzicht,

dan doet

het de

vertegenwoordiging

vanhet Zancleen in het

plaat-zand nogmeer

wegvallen.

Er worden dan veelsoorten

ge-mist! Hetzou

anderzijds

de aandacht welmeer

ophet

Ge-lasien kunnen

richten,

omdat die kleinere fauna toch

rela-tief

goed vertegenwoordigd

is.

Daarvoor

pleit bijvoorbeeld

de

aanwezigheid

van drie

exemplaren

Bela

keepingi,

een

bijna-kenmerkende

soort

uit het Gelasien. In de ZandenvanKruisschans komt deze

soort

talrijk

voor,

terwijl hij

inonzestrekentoennogmaar

net,en zeer

schuchter,

wasverschenen

(Piacenzien:

zeld-zaamin Z.v.

Oorderen,

A.

benedeni).

De horens

zijn defect,

watverbrokkeld door de verzwakte

kalkstructuur,

maarde

sculptuur

is opgrotedelen fraai behouden.

Minder

afzettingen?

Er is nog

gekeken

naarkenmerkendesoortenvande

plioce-ne

afzettingen

in het

volledige materiaal, gaaf

en

afgerold.

Dan

blijkt

daterslechts enkele uit het Zancleen

gevonden

zijn.

Hetgaatomslecht

geconserveerd/afgerold

materiaal

vanPalliolum

gerardi,

Pteromeris

corbis,

Astarte

corbuloi-Chronostratigraphie

Lithostratigraphie

Gastropoden

-etage

-afzetting

- Bivalven Gelasien Z. v. Merksem 5 Z. v. Kruisschans 20

Piacenzien Z. v.Oorderen -

Angulus

benedeni 19

- Cultellus 26

- Atrina 26

- basis crag 24

Zancleen Z. v. Luchtbal - Petaloconchus 17

Z. v. Kattendijk - lageredeel 15

5

Tabel I:Indelingvondstennaar‘Fossielenatlas’.

Tabel II:

Indeling

vondstennaarMarquet

(2004).

Tijdvak Tijd Gastropoden

Oud-Plistoceen Poederlien 6

Plioceen Scaldisien 7

Jong-Diestien

4

Tijdvak Tijd Bivalven

Plioceen Merxemien 14 Scaldisiens.s. 18

Kattendijkien

12

Chronostratigraphie

-etage

-Lithostratigraphie

- afzetting -Gastropoden Bivalven Gelasien Z. v. Merksem 5 Z. v. Kruisschans 20

Piacenzien Z. v.Oorderen -

Angulus

benedeni 19

- Cultellus 26

- Atrina 26

- basis crag 24

Zancleen Z. v. Luchtbal - Petaloconchus 17

Z. v.

Kattendijk

-lagere

deel 15

(4)

23 AFZETTINGEN WTKG 30(1),2009

desen

Digitaria

excurrens.Ook dit

lijkt

de

geringe

betekenis

vanhet Zancleen in het

plaatzand

te

bevestigen.

Datzelfde

is ook

bij

de

jongste etage,

het

Gelasien,

het

geval;

kenmer-kendesoorten

zijn

helemaalniet

waargenomen.Tenslottede

kenmerkendesoortenvanhet

Piacenzien,

dezeetageheeft

aardig

watkenmerkende soorten,waarvaner

opvallend

ge-noegslechts drie in het

plaatzand zijn gevonden.

Hetgaat

daarbij

om

Epitonium frondiculum,

Nassarius lamellilabrus

en

Spisula inaequilatera.

Alleen deeerstebleektotde ‘niet

afgerolde’

soorten

gerekend

te

zijn.

Dit resultaatondersteunt het

betoog

voor eenaccentop de ZandenvanOorderen in het

plaatzand

dusnietecht

krachtig.

Slot

In de

analyse

vandemolluskeninhoudvanhet

plaatzand

is

aangegevendat het Holoceenenhet Plioceen

vertegen-woordigd zijn.

Het is

waarschijnlijk

datvanhet Plioceen

het Piacenzienenwellicht het Gelasienvers

aangesneden

worden. Vanuit hetverse, recente materiaalkomtnaar

vo-rendat het

wingebied

aan

weinig

soorten

mogelijkheid

tot

vestiging

en

handhaving

biedt. Er is slechts éénsoortvan een

dynamisch,

brak milieu

aangetroffen

die zich hier

ver-moedelijk

heeft

gevestigd.

Tot slot wil ik de heer J.

Haasjes

van ProRailende heer

N. LentinkvanBam Rail bedankenvoor hun

inzet/infor-matiemet

betrekking

totde aard ende herkomstvanhet

zandende

steenslag.

Bronnen

‘Fossielenatlas’,

1954-’84. Artikelenserie: ‘De fossiele

schelpen

van de Nederlandse stranden en

zeegaten’,

Serie IenII.-

Basteria,

div.nrs. endeel I als

gebun-delde

uitgave

vande NMV in 1965.

Marquet,R.,

1998.

DepliocenegastropodenfaunavanKal-lo

(Oost-Vlaanderen, België).

-B.V.P.,

Antwerpen.

KVR, 1979.

Vragen

vanhet lid Van

Dijke (RPF)

over de

invoervan vervuild slib/Antwoord.- TweedeKamer,

vergaderjaar 1997-1998, Aanhangsel;

SDU

Uitgevers,

‘s-Gravenhage:

p. 791-792.

Marquet,

R.,2002. The

neogene

Amphineura

and Bivalvia

(Protobranchia

and

Pteriomorpha)

ffom Kallo and Doel

(Oost-Vlaanderen, Belgium).

-

Palaeontos,

2.

Marquet, R.,

2004.

Ecology

andevolution of Pliocene

bi-valves ffom the

Antwerp

Basin.- Buil.K.B.I.N.,

Aard-wetensch., 74-suppl.:

205-212.

Marquet,

R., 2005. The neogene Bivalvia

(Heterodonta

and

Anomalodesmata)

and

Scaphopoda

ffom Kalloand Doel

(Oost-Vlaanderen, Belgium).

-

Palaeontos,

6.

Vlaams

Parlement,

1997.

“Scheldebaggerspecie

-

Bestem-ming”. Schriftelijke

vraagnr. 144van4 december 1997

doormevrouwVera Dua.

Website:

www.vlaamsparlement.be.

*Harry

Raad,

Capelleweg

9, 4416PN

Kruiningen,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder het tweede scenario wordt de toegelaten vangstinspanning beperkt door het aantal fuiken per vergunninghouder te beperken (2a) en/of door de palingvangst met

Ook garnalen doen het goed in de Zeeschelde Sinds mei 2007 wordt maandelijks een fuik opgesteld in de Schelde in Bornem (Weert), tegenover de Durmemonding.. Het zoetwater gaat

- Bij het zien van de kaarten met de modelresultaten krijgen we het vermoeden dat de bodem van het model voor wat de Zeeschelde betreft enkel gedetailleerd is op basis van

De belangrijkste habitatwijzigingen in de zone tussen de Grens en Burcht zijn weergegeven in tabel 5.

ln dit rapport wordt een risicoanalyse gemaakt van de effecten van baggeractiviteiten in de Beneden-Zeeschelde op de biologie van de rivierprik.. Concreet wordt

Er zijn een aantal resultaten over polluenten in paling (zie hoofdstukken 21 Verontreiniging door zware metalen en 22 Verontreiniging door bestrijdingsmiddelen) en metalen op

In het kader van een aantal bemonsteringscampagnes langsheen de Zeeschelde werden sediment en bodemdieren van zowel intertidaal gelegen als subtidaal gelegen locaties ter

Figuur 14.4: Bedekking (%) van de soorten in twee perma- nente proefvlakken (PQ) op een brakwaterschor in Doel tus- sen 1995 en 2002 (de laagbedekkende soorten zijn niet in de