• No results found

‘Even Googlen’ : Google Spain & de controle over de online reputatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Even Googlen’ : Google Spain & de controle over de online reputatie"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Google Spain & de controle over de online reputatie

Masterscriptie Informatierecht, Universiteit van Amsterdam

9 juni 2015

Tessa Monfrooij

UvA-studentnummer: 5874858

(2)
(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4

1.1 Doelstelling ... 4

1.2 Probleemstelling ... 5

1.3 Leeswijzer en opbouw ... 7

2. De controle over de eigen reputatie in het online archief ... 8

2.1 Reputatiebepalende informatie ... 8

2.2 Digitaal archiveren ... 9

2.3 Het online archief en de noodzaak van controle ... 10

2.4 Het privacy-aspect ... 12

2.4.1 Het recht van de betrokkene... 13

2.5 Het vrijheid van meningsuitings-aspect ... 15

2.5.1 Het recht van het publiek ... 16

2.6 De Richtlijn bescherming persoonsgegevens ... 17

3. Google Spain & controle over de online reputatie ... 18

3.1 De Google Spain-uitspraak ... 18

3.1.1 De activiteit van de zoekmachine ... 19

3.2 Uitlegging van de Privacyrichtlijn ... 19

3.2.1 Het recht op verwijdering ... 20

3.3 De uitwerking van Google Spain ... 21

3.4 De consequenties voor de privacy ... 21

3.4.1 Het recht van de betrokkene... 22

3.5 De consequenties voor de vrijheid van meningsuiting ... 24

3.5.1 Het recht van het publiek ... 26

3.6 De knelpunten van Google’s implementatie ... 26

4. Conclusie ... 29

(4)

4

1. Inleiding

Bijna tien jaar geleden werd het werkwoord Googlen opgenomen in het woordenboek,1 dit onderstreept het belang van het gebruik van de zoekmachine in ons dagelijks leven. In het digitale tijdperk waarin wij leven, speelt het internet - in het bijzonder zoekmachines – namelijk een belangrijke rol bij de wereldwijde verspreiding van informatie.2 Wat Google over een persoon weergeeft is tegenwoordig misschien wel net zo belangrijk als hoe je offline te boek staat: “you are what Google says you are”.3

Google kan vandaag de dag gezien

worden als een visitekaartje. Vanwege de belangrijke gevolgen voor de online reputatie, is in deze scriptie gekozen voor de behandeling van het online archief. Met het online archief wordt het geheel van gestructureerde zoekresultaten bedoeld, die verschijnen na het intypen van een naam in de zoekmachine.4 Reputatieproblemen als gevolg van het voorkomen in het online archief kwamen aan het licht in het Google Spain-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof). Deze uitspraak was voor mij een directe aanleiding om de beheersing van de online reputatie te onderzoeken. In de nog uitvoerig te behandelen uitspraak ging het om de zaak van een Spanjaard die wilde voorkomen dat hij tot in de lengte van dagen online werd geassocieerd met zijn schulden uit het verleden.

1.1 Doelstelling

Deze scriptie heeft als doel de problematische controle over de eigen reputatie in het online archief te verduidelijken. Dit zal gebeuren aan de hand van het Google Spain-arrest.5 Het spanningsveld tussen het recht op de privacy en de vrijheid van meningsuiting staat hierbij centraal. In deze scriptie wordt in de eerste plaats getracht inzicht te krijgen in de botsing tussen het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting, wanneer het gaat om bepaalde informatie die in het online archief wordt weergegeven. Het individuele belang, waarbij de betrokkene zijn privacy gewaarborgd wil zien door informatie niet (meer) online zichtbaar te hebben, staat haaks op het publiek belang, waarbij het recht om openbare informatie te ontvangen een rol speelt. Beiden belangen worden in deze scriptie behandelt. De impact van het online archief wordt hierbij betrokken en verduidelijkt. Het arrest van het Hof wordt beschouwt in het kader van de controle over de online reputatie, waarna een analyse zal volgen over de waarde van de uitspraak voor het individuele belang van de betrokkene die zijn reputatie online wenst te beheersen.

1

Definitie Oxford English Dictionary:‘’To use the Google search engine to find information on the Internet.

To search for information about (a person or thing) using the Google search engine.’’

2 HvJ EU 25 oktober 2011, gevoegde zaken C-509/09 en C-161/10 (eDate Advertising). 3 Ambrose 2012, p. 22.

4

Webpagina’s hebben veelal een eigen zoekfunctie, evenals sociale media-aanbieders zoals Twitter. Dergelijke zoekfuncties worden echter niet bedoeld. Wat betreft de definitie van het online archief wordt gebleven bij de eigenlijke zoekmachines zoals Google, Bing en Yahoo!. Vanwege het feit dat Google het overgrote deel van de zoekopdrachten voor zijn rekening neemt, zal hierna Google als synoniem voor zoekmachine gebruikt worden.

5

(5)

5

1.2 Probleemstelling

Omdat het internet beschikt over een oneindig geheugen is er steeds meer informatie online terug te vinden, in allerlei gradaties.6 Daardoor wordt de beheersing van de online reputatie steeds belangrijker. Wanneer een betrokkene grip heeft op die informatie, heeft hij dat ook op zijn reputatie. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de vraag of een betrokkene zijn reputatie kan beheersen; kan hij door derden gepubliceerde, rechtmatige informatie aanvechten. Informatie die niet via het strafrecht van het web gehaald worden kan. De betrokkene in deze scriptie is de ‘normale mens’, personen die geen rol spelen in het openbare leven. Voor bekende personen geldt een andere belangenafweging, en – hoewel ook interessant - valt deze buiten het bereik van deze scriptie.

Online gepubliceerde informatie kan op verschillenden manieren vervelend zijn voor een betrokkene en zijn reputatie, wanneer het gaat om details uit het persoonlijke leven. Te denken valt aan een artikel over een auto-ongeluk waarbij het slachtoffer met naam genoemd wordt terwijl hij er niet meer aan herinnerd wil worden; of een kwetsende opmerking door een persoon over een bepaalde bevolkingsgroep in een studentenblaadje, die geciteerd is – terwijl deze persoon inmiddels zijn mening heeft bijgesteld. Een slachtoffer van een verkrachting die haar naam niet meer in deze context wil tegenkomen op het internet; of een jeugdzonde die een betrokkene na tientallen jaren nog achtervolgt; stuk voor stuk situaties waarbij er persoonlijke, reputatiebepalende informatie in het geding is. Situaties waarbij de betrokkene gevoelsmatig inspraak zou moeten hebben.

Een illustratie van een pijnlijke situatie uit de praktijk is de ophef rond de toen veertienjarige dochter van de toenmalige Minister voor Jeugd en Gezin, André Rouvoet. De website Geen Stijl had niet zulke hele Christelijke uitspraken van haar Hyves-profiel gehaald en daar een artikel aan gewijd met de kop: “Rianne Rouvoet: Juf Joke is een kutwijf!”.7 Haar privéleven werd daarmee in de openbaarheid gebracht. Het onderwerp werd door verschillende webpagina’s overgenomen en is nog steeds te raadplegen in Google wanneer er gezocht wordt op haar naam. Acht jaar later is ze inmiddels puber-af en is het goed voor te stellen dat zij deze publicatie niet meer wil tegenkomen in het online archief. Er zullen immers weinig volwassenen zijn die zich niet generen voor uitspraken uit de pubertijd. In Google Spain gingen de gewraakte publicaties over de beslaglegging op het ontroerend goed van de Spanjaard vanwege sociale zekerheidsschulden. In 1998 werd hier twee maal een berichtgeving van gedaan in een Spaanse krant, die edities werden later online beschikbaar gesteld.8 Omdat zijn schulden veertien jaar later al tijden opgelost waren, zag de Spanjaard hierdoor zijn reputatie aangetast, en werd het hem onmogelijk gemaakt te ondernemen. Weinig mensen wilden immers nog zaken doen met hem: de conclusie dat hij het financieel niet op orde heeft was snel getrokken na een rondje Googlen. Samengevat is de informatie

6 Aldus Heerde in: R. Kagie, ‘Internet onthoudt teveel’, Vrij Nederland 15 juni 2010.

7 Zie: < http://www.geenstijl.nl/mt/archieven/2007/08/rianne_rouvoet_juf_joke_is_een_1.html> (beschikbaar 6

juni 2015).

8

(6)

6

waar het in deze scriptie om draait buitengewoon gevoelig, gênant of pijnlijk en niet perse relevant voor een groot publiek.9

Deze reputatie-kwestie is van maatschappelijk belang omdat oppervlakkige beeldvorming via het internet schade kan berokkenen aan mensen in hun maatschappelijk en persoonlijk functioneren.10 Betrokkenen kunnen ingrijpend benadeeld worden wanneer een eerste indruk op basis van die publicatie volgt. Op grond van een enkele publicatie kunnen namelijk gemakkelijk foute, te eenzijdige, conclusies over een betrokkene worden getrokken. Reputatieschade is moeilijk terug te draaien, denk bijvoorbeeld aan een sollicitatieprocedure. Dat is onnodig wanneer het gaat om informatie die ten tijde van de publicatie misschien wel voor het publiek relevantie had, maar tegenwoordig nodeloos schade aanricht. Onredelijk ook, omdat die informatie vandaag de dag verouderd en inaccuraat is, en buitengewoon persoonlijk voor de betrokkenen.11 Vroeger, offline, was de controle over de eigen reputatie beter beheersbaar. Natuurlijk kon bepaalde informatie opgezocht worden in het materiële archief, maar daar was de drempel tot die informatie een stuk hoger. Daardoor zakten bepaalde feiten op een gegeven moment weg in het collectieve geheugen. Als een betrokkene het echt bont had gemaakt, kon deze altijd nog een nieuw bestaan opbouwen in een woonplaats waar hij onbekend was. Die keuze is er door het online archief vandaag de dag niet meer. Moet men deze vervelende informatie online blijven tolereren, of is controle hierover mogelijk? Aan de hand van het door het Hof gewezen Google Spain-arrest wordt deze vraag nader bekeken. Er wordt onderzocht wat de waarde van de uitspraak is voor de controle over reputatiebepalende persoonlijke informatie in het online archief.

Uit de probleemstelling is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

Wat is de waarde van het Google Spain-arrest voor de controle over de eigen reputatie in het online archief?

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, zal eerst antwoord worden gegeven op twee deelvragen. Deze deelvragen luiden als volgt:

1. Wat is het belang van controle over de eigen reputatie in het online archief?

2. Hoe luidt de Google Spain-uitspraak betreffende de inspraak op de online reputatie?

Om deze vragen te beantwoorden is er literatuur- en jurisprudentieonderzoek verricht. Onder meer wetenschappelijke literatuur, tijdschriften en krantenartikelen zijn gebruikt om een antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen. Er is een interessante discussie gaande over de Google Spain-uitspraak, die uiteraard terugkomt in deze scriptie.

9 Deze scriptie handelt niet om het criterium ‘relevant voor het publiek’, maar ter illustratie zijn strafbare feiten

bijvoorbeeld wel relevant voor een groot publiek. Die blijven immers ook zichtbaar op het strafblad.

10 Richtsnoer CBP 2007, p. 9. 11

(7)

7

1.3 Leeswijzer en opbouw

Hoofdstuk twee start met een uitleg over reputatiebepalende informatie. In de tweede paragraaf wordt het digitaal archiveren in het online archief behandeld. Er wordt dan verduidelijkt wat er onder het online archief verstaan moet worden en vervolgens wordt er ingegaan op de rol van zoekmachines bij het online archief. De derde paragraaf zet uiteen waarom er een noodzaak is wat betreft de controle over de eigen reputatie. In paragraaf vier en vijf wordt zowel het privacy- als het vrije meningsuitingsaspect behandelt, respectievelijk het recht van de betrokkene en het recht van het publiek. Tot slot wordt in de laatste paragraaf van hoofdstuk twee ingegaan op de Richtlijn bescherming persoonsgegevens.

Hoofdstuk drie staat in het teken van de Google Spain-uitspraak. De uitspraak van het Hof wordt behandeld met het oog op de online reputatie. In de eerste paragraaf wordt kort de achtergrond van het arrest geschetst, waarna in paragraaf twee de uitleg van het Hof van de Privacyrichtlijn aan bod komt. Daarnaast zal er worden ingegaan op de mogelijkheid van het de-indexeren van informatie. In de derde paragraaf wordt de uitwerking van Google Spain besproken; hoe om te gaan met de mogelijkheid om persoonsgegevens uit het online archief te verwijderen. De paragrafen vier en vijf handelen over de samenhangende consequenties voor de privacy – het recht van betrokkene - en de consequenties voor de vrijheid van meningsuiting - het recht van het publiek. De laatste paragraaf, paragraaf zes, sluit af met algemene implicaties van Google’s implementatie. Enige knelpunten na het arrest worden besproken.

(8)

8

2. De controle over de eigen reputatie in het online archief

Dit hoofdstuk handelt over de mogelijke beheersing die de betrokkene heeft over zijn of haar reputatie in het online archief. Gestructureerde zoekresultaten van een zoekmachine worden in deze scriptie aangeduid als het online archief. Om de waarde van het Google Spain-arrest voor de beheersing te kunnen bepalen is het van belang om eerst nader in te gaan op het online archief. Er wordt eerst uiteengezet waarom het online archief problematisch kan zijn voor reputatie, waarbij de rol van zoekmachines betrokken wordt. Vervolgens wordt het juridisch kader geschetst, waarbij twee grondrechten, de privacy en de vrijheid van meningsuiting, worden behandeld. Het publiceren van informatie op internet valt namelijk onder de vrijheid van meningsuiting. Wanneer een persoon niet gediend is van de openbaring van persoonlijke informatie, ontstaat er een botsing met het recht op privacy. Echter, wanneer de informatie verwijderd of geanonimiseerd moet worden treft dat weer de vrijheid van meningsuiting; men is in principe vrij zich te uiten, ook over andere personen. Het in stand houden van het online archief is in het belang van de vrijheid van meningsuiting. Een lastige afweging tussen grondrechten, daarom wordt het privacy-aspect en het vrijheid van meningsuitings-aspect in dit hoofdstuk behandelt in het kader van de controle over de reputatie in het online archief. Ten slotte wordt ingegaan op de Richtlijn bescherming persoonsgegevens (hierna: richtlijn)12 en de controle over persoonlijke gegevens, en de daarmee samenhangende controle over de eigen reputatie op internet.

2.1 Reputatiebepalende informatie

Wanneer er met behulp van een zoekmachine op een naam wordt gezocht, volgt er via de resultatenlijst een gestructureerd overzicht van de over deze persoon op internet gearchiveerde informatie: reputatiebepalende informatie. Een overzicht van informatie die zonder de zoekmachine niet was gevonden.13

Informatie wordt normaal gesproken getoetst aan authenticiteit, betrouwbaarheid, integriteit, en bruikbaarheid voor dat het gearchiveerd wordt.14 Dit is bij opneming in het online archief niet het geval. Er wordt niet op een bepaalde waarde beoordeeld, of getoetst aan een gedefinieerd informatiemodel.15 Ook onbruikbare, verouderde webpagina’s met persoonlijke onderwerpen worden en blijven opgenomen in het online archief. Zo ontstaat er een overvloed aan informatie in de zoekindex. Daardoor kan de algehele waarde van het archief minder worden. Dat is geen enkel probleem wanneer de meest relevante zoekresultaten bovenaan blijven verschijnen na een zoekopdracht, en de verouderde informatie vanzelf naar de achtergrond zakt. De taak van Google is juist het presenteren van de meest toepasselijke informatie, door na een zoekopdracht razendsnel in de index naar de meest relevante resultaten te zoeken. Die relevantie wordt bepaalt door meer dan 200 factoren. De Pagerank

12 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming

van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

13 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 36. 14 Postma 2008, p 12-13.

15

(9)

9

van een pagina is hierbij van belang.16 Een van de factoren is hoe vaak een link open geklikt is; daarmee neemt in de ogen van Google de waarde van een webpagina toe. Dat houdt in, dat internetgebruikers deels bepalen wat de relevantste resultaten zijn. Onafhankelijk van de kwaliteit of het waarheidsgehalte van de informatie. Negatieve of gênante informatie over een persoon zullen hoger gerankt worden door Google, wanneer op deze links meer geklikt wordt. Mensen hebben immers meer interesse in dit soort berichten.17 Dit is vervelend wanneer een betrokkene niet blij dat deze informatie openbaar is en deze liever voor zichzelf houdt. Als die onbruikbare, verouderde webpagina’s gearchiveerd blijven, ontstaat er voor een betrokkene een aantasting van zijn privésfeer. De lijst met zoekresultaten vormt namelijk de online reputatie. Zonder dat een betrokkene er toestemming voor geeft wordt zijn online reputatie gevormd door deze informatie. De getoonde persoonlijke informatie tast zo de privésfeer aan.18

Voor een deel is men zelf verantwoordelijk voor de beschikbare persoonlijke informatie die opduikt in de zoekresultaten. Er wordt dagelijks een grote hoeveelheid content gedeeld via de sociale media.19 Naast informatie die zelf online wordt gezet, wordt er ook veel informatie door derden op internet geplaatst; publicaties waarbij de betrokkene zelf geen inspraak heeft. Als een persoon niet gediend is van opneming van de persoonlijke informatie in de zoekindex en deze webpagina niet in eigen beheer is, kan deze betrokkene niet zelfstandig bepalen dat de website niet meer getoond mag worden in de zoekresultaten via het robots.txt-bestand. Dat kan alleen de beheerder van een site. Met het robots.txt-bestand kunnen site-eigenaren er voor kiezen om niet te worden doorzocht door crawlers, zodat ze niet worden opgenomen in de zoekindexen van Google. Indien dat niet gebeurt worden pagina’s automatisch opgenomen in de zoekindexen van de zoekmachine en zodoende online opgeslagen en gearchiveerd. Daarnaast haalt een strafrechtelijke procedure niets uit indien het gaat om rechtmatige informatie. Juist wanneer de gearchiveerde publicatie rechtmatig is, kan de betrokkene hier juridisch weinig tegen inbrengen. Wanneer die informatie op zijn zachtst gezegd als onprettig wordt ervaren en de reputatie nadelig beïnvloed, heeft de betrokkene weinig greep op deze reputatie-bepalende informatie. De informatie die de reputatie vormt is in deze gevallen vaak

onbeheersbaar. Onrechtmatige publicaties zijn vanzelfsprekend eenvoudiger uit het online archief te halen, dan rechtmatige en correcte, doch vervelende persoonlijke informatie.

2.2 Digitaal archiveren

Om het effect van het online archief op de vorming van de online reputatie beter te begrijpen behandelt deze paragraaf de vorming van het online archief. De nieuwe manier van informatie archiveren op internet veroorzaakt namelijk deze reputatieproblemen. Qua bewaring is digitale informatie immers superieur aan analoge informatie en dringt verder door in de privésfeer van een betrokkene. Materiële informatiedragers, zijn beperkt in hun toegang en beschikking. Een krant of boek kan immers maar op één plek tegelijk zijn. Daarnaast vervagen boeken langzaamaan, en gaat de kwaliteit van geluidsdragers snel achteruit. Digitale

16 Zie voor meer informatie: <http://infolab.stanford.edu/~backrub/google.html> beschikbaar 7 juni 2015. 17 Zie bijvoorbeeld: <http://vorige.nrc.nl/opinie/article1752879.ece> (beschikbaar 7 juni 2015).

18 Castellano 2012, p. 10. 19

(10)

10

informatie is daarentegen future-proof.20 Ondenkbare hoeveelheden data wordt online bewaart

en behouden.21 Informatie die met een muisklik online beschikbaar is en blijft. Dit is een enorm verschil ten opzichte van de bewaring van informatie vroeger, waar de informatie na verloop van tijd naar de achtergrond verdween in het archief en praktisch nauwelijks meer toegankelijk was. Omdat het online archief in potentie een wereldwijd publiek heeft, is de bescherming van de privacy in het online archief een stuk gecompliceerder. Daarnaast is een kenmerk van de klassieke archieven procesgebondenheid, oftewel de gebundeldheid van alle informatie. Niet de informatie, maar het proces wat deze informatie heeft gegenereerd is een essentiële component bij archivering.22 Dit is wezenlijk anders bij het online archief. Zowel aan de inzamelingskant als aan de verspreidingskant van informatie werkt het internet als een grote ontbundelaar: informatie kan online los van de context gepresenteerd worden, waardoor de genoemde privacy problemen ontstaan.23

Google heeft meer HTML-pagina’s geïndexeerd dan alle andere zoekdiensten. Google maakt gebruik van de software die bekend staat als Googlebot, web crawlers die openbaar beschikbare webpagina’s ‘ontdekken’. Kort gezegd bekijken crawlers webpagina’s, volgen links op de pagina’s en doorzoeken zo het web en koppelen data terug naar Google’s servers.24 Op deze manier ontsluit de zoekmachine informatie voor internetgebruikers. De zoekindex van Google bestaat uit een verzameling van webpagina’s die zijn gecrawld en gearchiveerd.25 De zoekresultaten linken door naar de webpagina’s, bijvoorbeeld die van een landelijke krant of een discussieforum. De universele toegankelijkheid van de online informatie is afhankelijk van het bestaan van zoekmachines, omdat het achterhalen van relevante informatie anders omslachtig en gecompliceerd zou zijn, met aanmerkelijk minder uitkomsten. De zoekmachine fungeert als bruggenbouwer tussen aanbieders van content en de gebruikers van het internet.26 Van Eijk gaat in op de toegangsfunctie van de zoekmachine, de

gateway naar mogelijk relevante informatie op internet. Hij stelt dat de zoekmachine bepaalt

welke informatie een internetgebruiker te zien zal krijgen.27 Zoekmachines worden in deze scriptie dan ook benaderd als informatiebeheerder van het online archief.

2.3 Het online archief en de noodzaak van controle

Dat een zoekmachine gebruikers naar informatie leidt die ze anders naar alle waarschijnlijkheid niet zouden vinden, brengt niet altijd voordelen met zich mee. Zoals Castello stelt: “In this wide range of new threats to people, stand out the issue of continuity of

20 Mayer-Schönberger 2009, p. 57. 21

Zie voor een uitgebreide uiteenzetting over de ontwikkeling van archieven: Hugh Taylor, ‘Transformation in the Archives: Technological Adjustment or Paradigm Shift?’, te raadplegen via

<http://journals.sfu.ca/archivar/index.php/archivaria/article/download/11451/12394> (beschikbaar 6 juni 2015).

22Aldus Jeurgens tijdens de SPUI25 lezing, “FYI? Big Data, informatie-overvloed en de toekomst van de

publieke taak” op 11 februari 2015.

23 Dommering 2009, p. 10.

24 Zie: < https://support.google.com/webmasters/answer/182072> (beschikbaar op 6 juni 2015). 25

Zie: <https://support.google.com/webmasters/answer/70897> (beschikbaar op 6 juni 2015).

26 HvJ EU, Conclusie A-G. Jääskinen (C-131/12), r.o. 36 en 45. 27

(11)

11 the information on Internet, which combine a huge storage capacity with tools like search engines in order to ease the searching and finding of what you are looking for.”28

Zoekmachines kunnen verspreide informatie van verschillende bronnen over een persoon koppelen en verbinden. Anders dan bij materiële bronnen worden de publicaties als op zichzelf staande objecten gepresenteerd. Zoekresultaten zijn ‘gedecontextualiseerd’, dat wil zeggen losgemaakt van de materiële omgeving.29 Dit veroorzaakt problemen, omdat het een nieuw beeld kan opleveren, met een veel hoger risico voor de betrokkene dan elk van de afzonderlijke gegevens meebrengt op de afzonderlijke webpagina’s. De informatie uit het online archief - en dan met name de links in de eerste zoekresultaten – dragen bij aan het beeld dat over de betrokkene wordt gevormd; de online identiteit en de online reputatie. Voor personen wiens persoonsgegevens ongewenst in bepaalde links opduiken in het online archief, kunnen de gevolgen groot zijn voor wat betreft hun reputatie. Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (hierna: CBP) is het zo dat “zelfs als de gegevens op zichzelf

juist zijn, kan [er] door de publicatie op internet een onvolledig beeld ontstaan van een persoon, met een negatieve beoordeling tot gevolg.”30 Betrokkenen wiens informatie

ongewenst in de zoekresultaten voorkomen, kunnen daardoor jarenlang achtervolgd worden. Daarom ontstaat er voor betrokkenen de noodzaak weer grip te krijgen op die informatie.

In een deskundige rapport van de Raad van de Journalistiek (hierna: RvdJ)31 noemt Blanken het bijzondere karakter van het medium internet: “Eerder geplaatste artikelen worden niet

langer als knipselkrant bewaard, maar kunnen vrijwel automatisch aan de oppervlakte komen. Daarmee lijken zij een eigen dynamiek te hebben, terwijl het artikel niet vandaag in de krant staat en ook op dat moment de daarin genoemde personen geen onderdeel van journalistiek handelen zijn.” Ook wijst Blanken op het enorme succes van Google, waardoor

iedereen een bekende Nederlander lijkt te zijn geworden.32 Niet iedereen heeft zich in het verleden kunnen voorstellen dat publicaties vandaag de dag nog steeds te raadplegen zijn via het internet. Opvattingen uit het verleden zijn door het internet vaak nog heel lang zichtbaar. De RvdJ heeft gesteld dat niet iedereen heeft ingestemd met de huidige ‘roem’ of bekendheid, veroorzaakt door artikelen die in het online archief nog steeds te raadplegen zijn.33

Het is met name belangrijk voor een betrokkene om grip te krijgen op zijn online reputatie, omdat het tegenwoordig aan de orde van de dag is dat informatie over anderen op internet wordt gezocht. Uit onderzoek blijkt dat twee op de drie mensen informatie over anderen op

28

Castellano 2012, p. 4.

29 Broersma 2012, p 40. 30 Idem.

31 Hoewel de Raad voor de Journalistiek een orgaan van zelfregulering is en geen overheidsorgaan, speelt de

RvdJ wel een belangrijke rol bij journalistiek verwante zaken en is het een goede graadmeter. Overigens heeft de Raad in 2008 zijn belangrijkste regels van journalistieke ethiek aangepast betreft het internet. Van belang is artikel 2.28: “Internet met de hieraan gekoppelde zoekmachines heeft de toegankelijkheid van archiefbestanden

sterk vergroot. Het publieke belang van zo volledig mogelijke, betrouwbare archieven waarvan de inhoud niet kan worden gewijzigd, weegt in beginsel zwaarder dan het belang dat personen kunnen hebben bij het verwijderen of anonimiseren van gearchiveerde artikelen met een voor hen onwelgevallige inhoud. Slechts in bijzondere gevallen kan dit maatschappelijk belangrijke principe wijken voor een privébelang”.

32 Beslissing Raad van de Journalistiek 2007/ 67 <http://www.rvdj.nl/2007/67> (beschikbaar 7 juni 2015). 33

(12)

12

internet zoekt.34 Uit nieuwsgierigheid, om een zakelijke relatie te ‘leren kennen’, of om een potentiële werknemer te onderzoeken: negentig procent van de recruiters zoekt online informatie over potentiële kandidaten.35 Wanneer men bij het intikken van een naam in de zoekmachine ongemakkelijke resultaten tegenkomt, kan de persoon in kwestie hier op allerlei manieren negatieve gevolgen van ondervinden. Er zijn tal van voorbeelden uit de praktijk te noemen waarbij beschamende of verouderde informatie online voor problemen zorgt. Castellano noemt het voorbeeld van een conrector van een Spaanse school die in een ver verleden beboet was voor wildplassen. Deze sanctie kwam als eerste resultaat voor in het online archief. Een rel was het gevolg toen zijn studenten hier achter kwamen: de reputatie van de conrector was ernstig beschadigd.36 Beschadiging van de reputatie kan ernstige persoonlijke en morele consequenties hebben, zoals spijt en schaamte. Ook zakelijke, economische gevolgen van de reputatiebeschadiging zijn zwaarwegend, zoals de afwijzing bij sollicitaties.37 Zevenenvijftig procent van de internetgebruikers Googled zichzelf daarom wel eens om te kijken wat er beschikbaar is over zichzelf.38

Of een betrokkene iets tegen een ongewenste opneming in het online archief kan doen wordt in het volgende hoofdstuk onderzocht aan de hand van de Google Spain-uitspraak. Er spelen fundamentele belangen mee bij de vraag of informatie ge-de-indexeerd kan worden; uit de gigantische index van Google gehaald wordt. Deze belangen worden eerst in paragraaf 2.4 en 2.5 behandeld.

2.4 Het privacy-aspect

De informatie over personen valt onder het recht op privacy, daarom wordt dit grondrecht in

deze paragraaf behandelt. Het recht op privacy is een ruim begrip, maar in deze scriptie wordt

de definitie aangehouden als controle over informatie.39 De basis voor het recht op privacy is op internationaal niveau vastgelegd in artikel 7 en 8 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest), artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en in artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de Verenigde Naties. Daarnaast is de Privacyrichtlijn van essentieel belang.40 Op nationaal niveau is het recht op privacy neergelegd in artikel 10 van de Grondwet en in de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

Het privacyrecht is geformuleerd als een grondrecht dat het privéleven beschermt tegen inmenging van de staat en anderen. Daarnaast dient het als een zeggenschapsrecht om de

34 Het onderzoek is te raadplegen via:

<http://www.pewinternet.org/2010/05/26/reputation-management-and-social-media/> (beschikbaar 7 juni 2015).

35

Idem.

36 Castellano, p. 11. 37 Dommering 2010, p. 7.

38 <http://www.pewinternet.org/2010/05/26/reputation-management-and-social-media/> (beschikbaar 7 juni

2015).

39 Richards 2015, p. 8-9.

40 Richtlijn 95/46/EG van het Europese Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming

van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

(13)

13

macht van anderen over ons privéleven te beperken.41 Bescherming van de privacy en bescherming van persoonsgegevens zijn in de meeste gevallen met elkaar verweven. Wanneer publicaties persoonsgegevens bevatten, is er sprake van een verwerking van persoonsgegevens wanneer deze op internet worden geplaatst.

De privacy wordt opgesplitst in relationele en informationele privacy. Onder de relationele privacy wordt de persoonlijke levenssfeer verstaan. De informationele privacy doelt op het zelfbeschikkingsrecht betreffende de informatie die over een persoon verspreidt wordt - van belang betreft de online reputatie. Wat betreft de informationele privacy schiepen de rechtsgeleerden Warren en Brandeis als reactie op de informatietechnologie het recht om alleen gelaten te worden.42 Dat recht werd van belang omdat het mogelijk werd om vertrouwelijke persoonlijke feiten vast te leggen en verder te verspreiden. Hierdoor kwam de privacy in het geding. Het recht om alleen gelaten te worden is inmiddels niet meer weg te denken en in Europa terug te vinden onder artikel 8 EVRM. Het Europees Hof van de Rechten van de mens (hierna: EHRM) heeft het artikel verder ontwikkeld tot een zelfbeschikkingsrecht.43 Daarbij werd de bescherming van persoonsgegevens bij de ontwikkeling van het recht betrokken.44 Volgens Dommering is ‘de buitenkant’ een bijzonder aspect van de informationele privacy; de eer en goede naam en de reputatie.45 Dommering noemt de belangrijke waarde van de reputatie die noodzakelijk is voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. “Het [de reputatie] is een onderdeel van de informationele privacy,

omdat het gaat over de informatie die over iemand in omloop is en waar iemand dus iets over te zeggen wil en moet hebben. Bovendien bepaalt het individu zelf welke informatie hij van binnen naar buiten wil brengen om die reputatie te voeden.”46

2.4.1 Het recht van de betrokkene

Iedereen heeft recht op bescherming tegen de vergaring, bewerking en verspreiding van zijn persoonsgegevens. De regelgeving perkt de mogelijkheden daarmee in wat betreft publicatie van persoonsgegevens in het online archief. Toch is zeggenschap over vervelende publicaties met persoonsgegevens gecompliceerd. Ook wanneer daar geen toestemming voor is gegeven, worden op allerlei wijzen persoonsgegevens gepubliceerd op internet.

Wanneer het recht op privacy door een publicatie wordt geraakt, moet het uitgangspunt zijn dat de privacy niet verder wordt aangetast dan in het kader van de berichtgeving noodzakelijk is. De RvdJ heeft in een zaak gesteld dat: “Nu het artikel door middel van het internet is te

raadplegen lijkt het evenwel of het artikel elke dag opnieuw wordt geplaatst zonder de afweging of de privacy van klager in het geding is.”47

41 Dommering 2010, p. 5. 42 Warren & Brandeis 1890. 43 Dommering 2010, p. 2. 44 Dommering 2010, p. 2.

45 Zie voor meer info over de informationele ‘binnen’- en ‘buitenkant’: Dommering 2010, p. 2-3. 46 Dommering 2010, p. 7.

(14)

14

Wanneer een persoon zijn online reputatie aangetast ziet, kan hij proberen op te treden tegen deze schending van zijn privacy. Hierbij is de hoofdregel dat de webpagina waar de informatie op staat, zelf verantwoordelijk is voor de naleving van de Privacywetgeving.48 Een poging tot het verwijderen van informatie uit het online archief begint bij het aanschrijven van de webpagina. De zoekmachine toont vanzelfsprekend alleen de informatie die reeds op de websites staat. De eenvoudigste manier om gegevens uit het online archief te verwijderen is dan ook om de informatie in zijn geheel van internet af te halen. Echter is de beheerder van een website niet altijd verplicht om gehoor te geven aan een verzoek tot verwijdering, zeker niet wanneer het om een rechtmatige publicatie gaat.

Omdat ooit online uitgebrachte informatie moeilijk te verwijderen is, wijst het CBP er in zijn richtsnoeren op om op voorhand een arsenaal aan persoonsgegevens online te voorkomen: voorkomen is natuurlijk beter dan genezen.49 Het CBP beveelt in het bijzonder aan om persoonsgegevens af te schermen voor zoekmachines, om het risico te verkleinen dat details van iemands privéleven aan elkaar worden gekoppeld. Zoekmachines bieden handleidingen aan hoe om te gaan met persoonsgegevens, en hoe met behulp van de houder van een website voorkomen kan worden dat informatie geïndexeerd of gearchiveerd wordt.50 Het voorkomen van een onnodige verzameling gegevens geldt ook voor het elektronische archief van een krant, zoals Hins heeft gesteld.51 Daarnaast is men zelf verantwoordelijk om secuur om te gaan met eigen persoonsgegevens op het internet. Een vaak genoemde oplossing voor ongewenste gegevens online is die van de rectificatie. Het draait echter om rechtmatige informatie. Het rectificeren van een artikel is vooral zinvol bij onjuiste gegevens, minder bij correcte informatie. Juist die gevoelige gegevens die men niet meer wil tegenkomen zullen alsnog opkomen bij een zoekopdracht na een rectificatie, daarbij maakt het niet zo veel verschil dat er een rectificatie bij geplaatst is. De informatie wordt dan alsnog naar buiten gebracht en geeft aldus te weinig voldoening.

De tweede stap voor een betrokkene die zijn reputatie wenst te beschermen door de informatie van het web te halen, is de zoekmachine aanschrijven. Zoekmachines zorgen er namelijk voor dat een publicatie, bedoeld voor een select klein publiek, door een veel grotere groep gezien kan worden. Wanneer de publicatie niet meer wereldwijd toegankelijk is via een zoekmachine, maakt dit een significant verschil voor de aantasting van de privacy. Een mogelijkheid om informatie in het online archief te verbergen of te wissen zal de privacy positie versterken, en daarmee de reputatie beter beheersbaar maken.52 Tot de Google Spain- zaak, die in het komende hoofdstuk behandelt wordt, bleek het praktisch ondoenlijk om gegevens die de zoekmachines weergeven te beheren.

48 Richtsnoer CBP 2007, p. 3. 49 Richtsnoer CBP 2007, p. 14. 50 Richtsnoer CBP 2007, p. 31. 51 Hins 2008, p. 560. 52 Castellano 2012, p. 5.

(15)

15

2.5 Het vrijheid van meningsuitings-aspect

De informatie over een persoon valt, naast de privacywetgeving, ook onder de vrijheid van meningsuiting. Wanneer er gegevens in het online archief niet meer getoond mogen worden

wordt die vrijheid van meningsuiting aangetast.53 Het opschonen van een online archief kan in

het belang van de privacy zijn, maar strijdig met de uitingsvrijheid zijn. Het verwijderen van

een link uit de zoekindex, oftewel het de-indexeren, heeft een vermindering van de ontvangstsvrijheid tot gevolg omdat het een publicatie slechter vindbaar maakt. Zoals gezien heeft het in standhouden van het online archief een maatschappelijk belang. De vraag of de inmenging in het recht op privacy gerechtvaardigd kan worden door het belang van het publiek om toegang te krijgen tot persoonlijke informatie over een betrokkene is een gecompliceerde. Het zou betekenen dat de betrokkene last blijft houden van een pijnlijke of vervelende publicatie waar anderen gevoelsmatig weinig mee te maken hebben. Het betreft natuurlijk een moralistische benadering van de situatie wanneer een zoekmachine gedwongen wordt bepaalde informatie te verwijderen.

De vrijheid van meningsuiting is internationaal vastgelegd in artikel 11 van het Handvest, artikel 10 van het EVRM en in artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de Verenigde Naties. Nationaal gezien komt dit recht naar voren in artikel 7 van de Grondwet. Echter is de reikwijdte van het internationaal recht groter. De vrijheid van meningsuiting omvat naast het recht op meningsuiting, tevens de vrijheid van nieuwsgaring en het recht om informatie te ontvangen.54 Het EHRM heeft geoordeeld dat internetarchieven onder de werkingssfeer vallen van artikel 10 EVRM. In EHRM Times Newspaper werden de functies van de pers uitgekristalliseerd en werd geoordeeld dat archiveren van wezenlijk belang is voor de maatschappij. “The Court therefore considers that

(…) it [the press] has a valuable secondary role in maintaining and making available to the public archives containing news which has previously been reported.”55 Van Hoboken voert overigens aan dat de beschermde belangen van informatieverspreiders het best gezien kunnen worden als de vrijheid om opgenomen te worden in de zoekindex van de zoekmachine om op die manier het publiek, internetgebruikers te kunnen bereiken.56 Naast de vrijheid zich te uiten en het hebben van een bepaalde mening is ook het ontvangen van informatie en ideeën expliciet beschermt. In het Handvest staat ook dat informatie en ideeën (ontvangen en

53 Er zijn er drie verschillende categorieën te onderscheiden wiens vrijheid van meningsuiting aangetast worden.

Ten eerste diegene die de informatie op internet publiceert, ten tweede de zoekmachine zelf, en ten derde het publiek dat toegang zoekt tot de gepubliceerde informatie. In deze scriptie staan de belangen van de betrokkenen en de internetgebruikers tegen over elkaar, daarom worden de eerste twee groepen buiten beschouwing gelaten en wordt de derde categorie in het licht van de hoofdvraag behandelt.

54 De Nederlandse Grondwet omvat enkel het openbaren van informatie.

55 EHRM 10 maart 2009, 3002 NJ 2010/109, (Times Newspapers v. United Kingdom), r.o. 45.

56 J. van Hoboken; Search engine freedom: on the implications of the right to freedom of expression for the legal

governance of Web search engines, 2012, p 350. Zie ook: N. van Eijk, ‘Search Engines: Seek and Ye Shall Find? The position of search engines in law, IRIS Plus 2006 afl. 2, 5’. Van Hoboken stelt ook dat het leerstuk

van de vrijheid van meningsuiting toepasbaar is op zoekmachines: ook zoekmachines moeten een beroep kunnen doen op de bescherming omdat zoekmachines bijdragen aan de omliggende idealen van de uitingsvrijheid en de informatiesamenleving in zijn geheel. Of een zoekmachine zelf een beroep kan doen op de uitingsvrijheid valt buiten het bereik van deze scriptie en wordt verder beschouwing gelaten.

(16)

16

doorgeven) in het kader van de vrijheid van meningsuiting toegankelijk moet zijn, zonder toezicht van enig openbaar gezag, en ongeacht grenzen.57

De genoemde vrijheden zijn nauw met elkaar verbonden; zonder het garen van informatie kan deze niet geopenbaard worden en kan het publiek de informatie niet ontvangen; zonder de ontvangstvrijheid kan geen mening worden gevormd en kan er ook geen sprake zijn van meningsuiting. Al in 1976 bleek de ruime opvatting van dit recht toen in het Handysite arrest het belang van de vrije meningsuiting onderstreept werd als basisvoorwaarde voor de samenleving. “(…) it is applicable not only to ‘information’ or ‘ideas’ that are favourably

received or regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those that offend, shock or disturb the State or any sector of the population. Such are the demands of that pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no democratic society.”58

Kort gezegd is er dus ook een beroep op de vrijheid van meningsuiting mogelijk

wanneer de ontvangst van informatie belemmerd wordt.

2.5.1 Het recht van het publiek

Het fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting is een universeel recht dat onmisbaar is voor de ontwikkeling en ontplooiing van de maatschappij. Dit recht speelt vanzelfsprekend ook online een belangrijke rol. Internet houdt onze huidige informatiemaatschappij bijeen,59 waarbij zoekmachines en het bijbehorende online archief, onmisbaar zijn geworden bij het vinden van informatie.60 De ontvangstvrijheid is in het geding wanneer het online archief opgeschoond wordt in het kader van ander – privacy – belang.

De vrijheid van meningsuiting is niet absoluut en vindt een grens in de privacyregelgeving, en vice-versa. Het grondrecht op meningsuiting wordt beperkt door een verbod om bepaalde informatie te verstrekken, wanneer bepaalde links niet meer getoond mogen worden in het online archief. De uitingsvrijheid is des te belangrijker wanneer zij versterkt wordt door het recht van het publiek om geïnformeerd te worden over zaken van algemeen belang.61 Het publiek heeft recht op maatschappelijk relevante informatie, ook wanneer het persoonsgegevens betreft. De controle over persoonlijke informatie door een betrokkene mag natuurlijk niet uitmonden in een vorm van censuur. Het belang van het publiek moet niet vergeten worden. De RvdJ gaat in een uitspraak in op de betrouwbaarheid van archieven en stelt dat de media tevens moet toezien op ‘oud nieuws’.62 Een gebrekkig bericht moet eventueel gerectificeerd worden, “maar een onwelgevallig artikel wordt niet uit het archief

verwijderd, evenmin als aan het archief met terugwerkende kracht artikelen kunnen worden toegevoegd omdat die een ‘beter’ beeld geven van het verleden.”63

57

Art. 11 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

58 EHRM 7 december 1976, 5493/72, NJ 1978, 236 (Handyside v. Verenigd Koninkrijk), r.o. 49. 59

Strijkers 2014, p. 6.

60 EHRM 19 februari 2013, 40397/12 (Fredrik Neij en Peter Sunde Kolmisoppi v. Zweden) r.o. 9. 61 Hins 2008, p. 562.

62 Beslissing Raad van de Journalistiek 2007/ 67 <http://www.rvdj.nl/2007/67> (beschikbaar 7 juni 2015). 63

(17)

17

2.6 De Richtlijn bescherming persoonsgegevens

De rechter moet, wanneer hij een afweging dient te maken tussen de twee grondrechten, de Richtlijn bescherming persoonsgegevens raadplegen. In het Lindqvist-arrest, waarin de verhouding tussen de Privacyrichtlijn en artikel 10 EVRM aan de kaak werd gesteld bleek namelijk dat artikel 10 EVRM altijd dient te worden meegewogen bij de toepassing van de Privacyrichtlijn. De nationale autoriteiten dienen vervolgens het juiste evenwicht te vinden tussen deze rechten. Er valt geen pasklaar antwoord te geven op de vraag wat het juiste evenwicht is. Hiervoor dient volgens het EHRM van geval tot geval een belangenafweging plaats te vinden. Het evenredigheidsbeginsel werd in ieder geval genoemd in de uitspraak en moet aan de basis van de afweging liggen.64

De huidige Privacyrichtlijn waarborgt de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, in het bijzonder het recht op persoonlijke levenssfeer.65 In de Privacyrichtlijn bestond er tot de

Google Spain-uitspraak een beperkte mogelijkheid om online gepubliceerde gegevens te laten

wissen of te laten afschermen. Artikel 12b behandelt het recht op verwijdering en is voornamelijk van belang wanneer er sprake is van een onvolledige of onjuiste publicatie. Daarnaast kan artikel 14, welk artikel ziet op het recht van verzet, enkel ingeroepen worden wanneer er sprake is van een geval genoemd in artikel 7 sub e en f van de richtlijn. Het recht op verzet heeft betrekking op de verwerking, het recht op verwijdering gaat om de verwijdering van de gegevens zelf.66 Dat betekent dat een gerechtvaardigd verzet tegen informatie onder de Privacyrichtlijn niet vanzelfsprekend een verwijdering tot gevolg moet hebben.67 De verantwoordelijke van de persoonsgegevens kan deze immers nog verwerken voor andere doeleinden indien deze wel aan de vereisten van de richtlijn voldoen. Tevens moet het gaan om zwaarwegende en gerechtvaardigde redenen. Dat is geen licht criterium, waardoor hier veel buiten valt. Een pijnlijk geval zoals de al genoemde situatie van de Spaanse conrector zou zich hier niet op kunnen beroepen. Deze leemte in de regelgeving is door het Hof opgemerkt. In de in het volgende hoofdstuk te behandelen Google Spain-uitspraak heeft het HvJ EU een nieuwe wending gegeven aan de uitleg van deze artikelen.

64

HvJ EU 6 november 2003, C-101/01, NJCM-bulletin 2004/3, m.nt. H.R. Kranenborg (Bodil Lindqvist v.

Koninkrijk Zweden) r.o. 89.

65 Art. 1 lid 1 Richtlijn 95/46/EG. 66 Ausloos 2014, p. 307.

67

(18)

18

3. Google Spain & controle over de online reputatie

Een jaar geleden heeft het Hof zich in het Google Spain-arrest uitgesproken over persoonsgegevens in het online archief. Het Hof behandelt drie groepen prejudiciële vragen betreffende de uitleg van de Privacyrichtlijn, waarbij met name de verklaring over het verwijderen van informatie veel stof deed opwaaien. In dit hoofdstuk zullen de omstandigheden van de zaak kort worden samengevat, waarna in de tweede paragraaf de relevante overwegingen betreffende een mogelijkheid om reputatie-beïnvloedende gegevens te controleren besproken wordt.68 Een analyse zal volgen wat de waarde van de uitspraak is voor het individu die zijn reputatie online wenst te beheersen. Vervolgens wordt in paragraaf 3.5 en 3.6 bekeken wat deze uitspraak betekent voor de privacy en de vrijheid van meningsuiting, waarna ten slotte in paragraaf 3.7 enige knelpunten van de uitspraak worden aangekaart.

3.1 De Google Spain-uitspraak

Om de uitspraak goed te begrijpen wordt eerst kort ingegaan op de feitelijke omstandigheden van het arrest Costeja Gonzáles tegen Google Spain. Jaren nadat zijn schulden relevant waren, ontdekte de Spanjaard, Costeja Gonzáles, bij het intikken van zijn naam in Google dat de krantenartikelen uit 1998 met zijn persoonlijke informatie, tevens in het online archief opgenomen waren met een link naar de webpagina van de krant. Het ging in 1998 om een rechtmatige publicatie die gejustificeerd werd omdat de vermelding op last van de minister had plaatsgevonden om publiciteit te verwerven om zo veel mogelijk bieders te bereiken. Vanwege de schadelijkheid voor zijn reputatie verzocht Costeja Gonzáles Google om zijn persoonsgegevens te verwijderen of te verbergen uit het online archief wanneer er op zijn naam wordt gezocht. Hij stelde dat het beslag al geruime tijd volledig was afgehandeld en dat de vermelding in de zoekindex inmiddels elke relevantie verloren had.69 Een handhavings-klacht bij Agencia Española de Protección de Dato (hierna: AEPD), de Spaanse privacy- toezichthouder, volgde. Deze oordeelde dat Google moest voldoen aan de privacywetgeving. Volgens het AEPD bestaat er voor de exploitant van de zoekmachine een rechtstreekse verplichting om persoonsgegevens te verwijderen. Google heeft tegen die beslissing van de AEDP beroep ingesteld bij de Spaanse rechter, waarna de Audiencia Nacional vervolgens prejudiciële vragen stelde aan het Hof betreffende de uitleg van de Privacyrichtlijn. Van de drie categorieën prejudiciële vragen is de omvang van het recht op verwijdering en/of verzet tegen de verwerking van de gegevens die over een betrokkene gaan voor de beheersing van de reputatie van belang.70

68 Bij de behandeling van de Google Spain-uitspraak wordt niet gestreefd naar een uitputtende uiteenzetting,

maar wordt de bespreking beperkt tot weergave van de punten in de uitspraak die verband houden met de controle over de reputatie in het online archief. Het vraagstuk van de territoriale reikwijdte zal buiten beschouwing zal blijven.

69 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 15.

70 De territoriale werkingssfeer van de richtlijn, de materiële werkingssfeer (de juridische kwalificering van de

(19)

19

3.1.1 De activiteit van de zoekmachine

Het is niet mogelijk om de waarde van deze ingewikkelde uitspraak te bepalen voor de controle over de reputatie, zonder de uitspraak inhoudelijk te behandelen. Daarom wordt kort de activiteit van de zoekmachine als leveranciers van content behandeld, zoals door het Hof gekwalificeerd met betrekking tot de Privacyrichtlijn.71 Het Hof oordeelt ten eerste dat de

activiteit van de zoekmachine bestaat uit door derden op het web gepubliceerde of opgeslagen informatie te vinden, automatisch te indexeren, tijdelijk op te slaan en in een bepaalde volgorde in de vorm van resultatenlijsten weer ter beschikking te stellen aan internet- gebruikers.72 Dit wordt volgens het Hof gezien als verwerking van persoonsgegevens (wanneer deze informatie persoonsgegevens bevat),73 omdat deze acties binnen de ruime definitie van artikel 2, sub b, van de Privacyrichtlijn vallen.

Het Hof gaat verder met de juridische kwalificering en ziet de rol van de zoekmachine niet als een passieve, maar concludeert dat de exploitant van een zoekmachine ook verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens waar de zoekmachine naar door linkt. Google is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van art. 2, sub d, van de Privacyrichtlijn, omdat zoekmachine-activiteiten niet neutraal zijn. 74 Deze activiteiten staan naast de activiteiten van webredacteurs en kunnen daardoor tevens zelfstandig het recht op privéleven en bescherming van persoonsgegevens – en daarmee de online reputatie - aantasten met het tonen van informatie in zoekresultaten.75 De exploitant van een zoekmachine moet in het kader van zijn “verantwoordelijkheden, bevoegdheden en

mogelijkheden waarborgen dat zijn activiteit voldoet aan de eisen van de Privacyrichtlijn”,

aldus het Hof. Wanneer dit niet het geval zou zijn dan zou er geen doelmatige en volledige bescherming (van het privéleven) van de betrokkenen mogelijk zijn.76

3.2 Uitlegging van de Privacyrichtlijn

Volgens de in artikel 6 van de richtlijn vermelde beginselen moet elke verwerking van persoonsgegevens stroken met de beginselen betreffende de kwaliteit van de gegevens en beantwoorden aan de toelaatbaarheid van de gegevensverwerking. Het is daarom volgens het Hof aan Google om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens eerlijk en rechtmatig worden

verwerkt (artikel 6 sub a van de richtlijn), voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden, en niet worden verwerkt als dat onverenigbaar is met die

doeleinden (sub b). Sub c van het artikel stelt nog dat de gegevensverwerking toereikend, ter

zake dienend en niet bovenmatig moeten zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of waarvoor zij vervolgens worden verwerkt. Sub d gaat in op de

nauwkeurigheid van persoonsgegevens, die zo nodig moeten worden bijgewerkt. Omdat Google gekwalificeerd wordt als verantwoordelijk gelden deze eisen ook voor zijn activiteiten. Dit is van belang voor de betrokkene die zijn reputatie wil beschermen omdat “in

71 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 20. 72

HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 28.

73 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 28. 74 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 33. 75 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 38. 76

(20)

20 die context de verantwoordelijke [Google] alle redelijke maatregelen [moet] nemen om de gegevens die niet aan deze vereisten voldoen, te wissen of te rectificeren.”77

3.2.1 Het recht op verwijdering

Het Hof geeft bij de uitlegging van de richtlijn betrokkenen nog meer houvast. In dit verband is in het bijzonder artikel 12, sub b, van de richtlijn van belang; het recht op rectificatie,

uitwissing of afscherming van gewraakte gegevens die niet stroken met de bepalingen uit de

richtlijn. Het Hof legt dit breder uit, waardoor ook correcte maar verouderde informatie hier onder valt. Het criterium van sub b “met name wanneer de gegevens onvolledig of onjuist

zijn” is hiermee uitgebreid met volledige, juiste gegevens, doch verouderde en niet meer

relevante gegevens. Daarnaast biedt artikel 14, sub a, het recht voor een betrokkene om zich te verzetten tegen de verwerking van zijn gegevens, wanneer is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 7 sub e en f.

Het Hof stelt vast dat Google zich kan baseren op de grondslag van artikel 7 sub f van de richtlijn, het ‘gerechtvaardigd belang’ om persoonsgegevens te verwerken.78 Sub f stelt de voorwaarde dat het recht op eerbieding van het privéleven bij de verwerking van persoonsgegevens door Google minder belangrijk moet zijn dan het gerechtvaardigd belang om de persoonsgegevens te tonen in de zoekresultaten. Kort gezegd: het privacy belang moet zwaarder wegen dan het gerechtvaardigd belang; de informatievrijheid van het publiek. Dat vergt op zichzelf een afweging van de conflicterende rechten en belangen, waarbij de privacy-rechten van de betrokkene mee moeten worden genomen. Er is dan ook geen toestemming voor de verwerking van vervelende informatie vereist, als die verwerking noodzakelijk is voor het gerechtvaardigd belang van Google én dit belang zwaarder weegt dan het privacy belang in dat geval, aldus het Hof.79

Bedoelde vereisten zijn zwaarwegend en moeten verband houden met de bijzondere situatie van de betrokkene. Het Hof legt deze artikelen zo uit dat ook informatie die ontoereikend of (niet meer) relevant is, verplicht verwijderd kan worden. De artikelen 12, sub b en artikel 14, sub a, worden in het licht van het recht op privacy van een betrokkene uitgelegd. Dat betekent dat ook correcte en rechtmatige informatie die verschijnt na een zoekopdracht op naam, op verzoek verwijderd mag worden.

77 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 72. 78

HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r;o. 74: “Op grond van deze bepaling kunnen

persoonsgegevens worden verwerkt indien deze verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de voor de verwerking verantwoordelijke of van de derde(n) aan wie de gegevens worden verstrekt, op voorwaarde dat het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, en met name zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven bij de verwerking van persoonsgegevens, welke rechten volgens artikel 1, lid 1, van deze richtlijn moeten worden beschermd, niet prevaleren.”

79

Dat impliceert dat als Google zich niet op een gerechtvaardigd belang kan beroepen voor de verwerking van de gegevens, Google wat dat betreft onrechtmatig handelt. Deze onverhoedse consequentie is dan ook de reden dat de Advocaat-Generaal reeds bepleitte om zoekmachines niet als verantwoordelijken aan te merken. Zie: HvJ EU, Conclusie A-G. Jääskinen (C-131/12), r.o 84.

(21)

21

3.3 De uitwerking van Google Spain

Het Hof heeft in eerdere jurisprudentie al geoordeeld dat de richtlijn moet worden uitgelegd aan de hand van de grondrechten, omdat de verwerking van persoonsgegevens afbreuk kan doen aan de fundamentele vrijheden, in bijzonder aan het recht op privéleven.80 Dat laatste is het geval wanneer een betrokkene zijn reputatie aangetast ziet door de opneming in de zoekresultaten. Volgens het Hof moet er gezocht worden naar een juist evenwicht tussen het recht op vrije meningsuiting; het legitieme belang van het publiek – internetgebruikers – en het recht op privacy van de betrokkene.81 Desondanks stelt het Hof dat de Privacy in de regel

voor gaat op de andere belangen, zonder een evenwicht te zoeken.82

Sinds het arrest bestaat de mogelijkheid om Google te verzoeken om bepaalde zoekresultaten die persoonsgegevens bevatten te verwijderen, wanneer deze ontoereikend, irrelevant of bovenmatig zijn ten aanzien van het doel van het gebruik van de gegevens door Google.83 Google heeft als reactie op de uitspraak een formulier beschikbaar gesteld waarmee een verwijderingsverzoek gedaan kan worden.84 Het aantal verwijderingsverzoeken heeft vanzelfsprekend een enorme vlucht genomen. Dat voelde de Advocaat-Generaal in zijn conclusie bij de uitspraak overigens al aan komen.85 Hij stelde dat het niet te doen is als de exploitant van de zoekmachine per situatie een belangenafweging moet maken. Als gevolg van het Google Spain-arrest is dat nu wel het geval. Google moet namelijk per geval beoordelen of een ingediend verwijderingsverzoek gerechtvaardigd is: of het privacy belang in dit geval voorgaat.

Nu, ruim een jaar later, heeft Google meer dan 250.000 verwijderingsverzoeken binnen gekregen van mensen die bepaalde informatie niet meer op internet wilde tegenkomen. Omdat ze die informatie niet prettig vonden, of omdat het om gênante of om verouderde informatie ging. Van deze verzoeken werd bijna 59 procent niet gehonoreerd. In Nederland werden er 15.000 verwijderingsverzoeken gedaan, waarvan ruim 57 procent werd afgewezen.86

3.4 De consequenties voor de privacy

Het online archief snijdt dieper in de privésfeer dan materiële informatiedragers dat kunnen doen. Zoals al aan de orde is gekomen in het behandelde arrest vormt het online archief een serieuze bedreiging voor de persoonlijke levenssfeer.

Het Hof gaat door op de inbreuk van de privacy veroorzaakt door de activiteit van de zoekmachine en oordeelt dat de activiteit van de zoekmachine in het bijzonder van belang is

80 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 68. 81

HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 36-38 en 80-81.

82 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) dictum onderdeel 4. 83 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain r.o. 94

84 Zie: <https://support.google.com/legal/contact/lr_eudpa?product=websearch> (beschikbaar 7 juni 2015). 85

HvJ EU, Conclusie A-G. Jääskinen (C-131/12), r.o. 133.

86 Trouw, 14 mei 2015, te raadplegen via:

<http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/4019395/2015/05/14/Google-veegt-uw-lei-niet-snel-schoon.dhtml?cw_agreed=1> (beschikbaar 7 juni 2015).

(22)

22

voor de reputatie van Costeja Gonzáles omdat elke internetgebruiker op basis van deze verwerking via de resultatenlijst een gestructureerd overzicht kan krijgen van de over hem op internet te vinden informatie.87 Informatie die potentieel betrekking heeft op tal van aspecten van zijn privéleven en die, zonder deze zoekmachine, nauwelijks met elkaar in verband gebracht konden worden. Door het tonen in de zoekresultaten na het zoeken op naam kan de internetgebruiker een ‘min of meer gedetailleerd profiel’ van de betrokkene opstellen.88

De reputatie van Costeja Gonzáles werd duidelijk beschadigd, waardoor hij de gegevens die over hem online stonden wilde beheersen, en bepalen dat deze schadelijke informatie over hem niet meer middels de zoekmachine naar voren zou komen. Hij wilde zijn eigen reputatie op het internet kunnen beheersen. Zonder zoekmachine staat de informatie wel op internet, maar zal niet of nauwelijks ontsloten kunnen worden, tenzij de webpagina of informatie vooraf bekend is. Vanwege de impact van het internet kan de mogelijke inbreuk op de privacy niet uitsluitend worden gerechtvaardigd door ‘het belang van internetgebruikers die potentieel

toegang tot die informatie willen.’

Gezien de potentiële ernst van zo’n inmenging in de privacy, en de gevolgen daarvan, heeft het Hof ingegrepen door in de beginsel de privacy van betrokkene voor te laten gaan.89 De bescherming van persoonsgegevens gaat daarom verder dan enkel de bescherming voor onjuiste gegevens, wat evaluerend tot gevolg heeft dat de privacy positie versterkt wordt. Doordat door het Hof de verstrekkende werking van de richtlijn bevestigd is, kunnen betrokkenen ook een verwijderingsverzoek doen over correcte gegevens. Het Hof lijkt daarmee duidelijk waarde te hechten aan de mogelijkheid om in sommige gevallen wel controle te kunnen uitoefenen over de eigen reputatie.

Na een verwijderingsverzoek van de betrokkene90 moet Google oordelen over de koppelingen in de weergegeven resultatenlijst na het zoeken op naam. Wanneer de opneming van de koppeling “(…) gelet op het geheel van de omstandigheden van het onderhavige geval,

ontoereikend, niet of niet meer ter zake dienend of bovenmatig is ten aanzien van het doel van de betrokken verwerking door de exploitant van de zoekmachine” moet de koppeling met de

naam naar die informatie uit het online archief worden gewist.91 Wanneer dat het geval is, is de privacy van de betrokkene beter gewaarborgd doordat de gewraakte gegevens niet meer getoond worden na het zoeken op naam. Na een gehonoreerde verwijderingsaanvraag zal de informatie in ieder geval in Google niet meer zichtbaar zijn, waardoor het de privacy positie van een betrokkene versterkt.

3.4.1 Het recht van de betrokkene

Het Hof heeft met deze uitspraak het belang bevestigd van het naar de achtergrond kunnen dringen van verouderde doch opdringerige informatie uit het online archief. Informatievrijheid is geen recht om alles over iedereen te weten te mogen komen. Bij de

87

HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 36-37.

88 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) r.o. 37. 89 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) ro. 81. 90 Volgend uit artikel 12, sub b van de Privacyrichtlijn. 91

(23)

23

beoordeling van verwijderingsverzoeken moet met name rekening worden gehouden met of “de betrokkene recht erop heeft dat de informatie over hem thans niet meer met zijn naam

wordt verbonden via een resultatenlijst die wordt weergegeven nadat op zijn naam is gezocht.”92 Het wordt door het Hof niet als redelijk gezien dat een betrokkene tot in lengte van jaren geassocieerd wordt met vroegere misstappen en benoemt Google als beoordelaar van de informatie.

Dat Google als verantwoordelijke gezien moet worden heeft behoorlijk wat consequenties en brengt een gecompliceerde taak met zich mee. Echter, de door het Hof geschepte mogelijkheid tot verwijderen, vergeten, van zoekresultaten heeft wel tot gevolg dat de beheersing van de reputatie op internet denkbaar wordt. De betrokkene heeft een keuze tot zeggenschap over de online reputatie gekregen van het Hof, en kan hiermee in beginsel zelf beter bepalen welke informatie hij voor anderen zichtbaar laat – als het verzoek gehonoreerd wordt. Hoewel Google bij uitstek de grootste zoekmachine in Europa is, en het niet meer tonen van informatie in Google alleen al veel effect heeft, lijkt het echter geen volwaardige oplossing voor het geschetste privacy probleem, omdat de Europese internetgebruikers tevens gebruik kunnen maken van Google.com, of een van de andere zoekmachines. Als de internetgebruiker weet dat de zoekmachine is aangepast, dan zullen ze waarschijnlijk naar een alternatief op zoek gaan.93 Werkgroep 29 heeft zich afgelopen november uitgesproken over de uitspraak. Volgens de Werkgroep is het voor een effectieve en volledige bescherming van het recht op privacy van een betrokkene nodig, om de verwijdering van zoekresultaten door te voeren naar alle domeinnamen van een zoekmachine – niet alleen de Europese domeinnamen. De verwijdering kan anders te eenvoudig omzeilt worden.94

Daarnaast toont Google na het zoeken op naam binnen haar Europese sites op een naam een tekst en wel: “Some results may have been removed under data protection law in Europe.” Hoewel de boodschap bij vrijwel elke zoekopdracht op naam verschijnt, is het voor internetgebruikers niet duidelijk wanneer hun recht op toegang begrensd is. Wikipedia heeft daarom als protest tegen de uitspraak een pagina opgezet waarop de verwijderverzoeken gepubliceerd worden.95 Dit zorgt weer voor frictie met de privacy van de verwijderings-verzoeker. Door deze openbaarheid zou de mogelijkheid van een verwijderverzoek in de praktijk een tegengesteld effect kunnen bewerkstelligen. Dat zal in de toekomst moeten blijken. Hoewel de zeggenschap over de persoonsgegevens van betrokkene nog verre van absoluut is in de vorm van verwijderingsverzoeken, is het wel een stap in de goede richting van controle over de reputatie in het online archief.

De besproken norm is in de media aangekondigd als een nieuw recht om vergeten te worden. Dit is echter niet juist: de door het Hof genoemde mogelijkheid om zoekresultaten te laten verwijderen is een nieuwe benaming en verduidelijking van wat al in artikel 12 en 14 van de

92 HvJ EU 25 juni 2013, C-131/12 (Google Spain) ro. 96. 93 Baño Fos 2014, p.17.

94 Werkgroep 29 2014, paragraaf 20.

95 Zie: <http://wikimediafoundation.org/wiki/Notices_received_from_search_engines> (beschikbaar 7 juni

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En de homobeweging kan strijden voor de verlening van rechts-status aan de normen van de homoseksuele vrijheid (al kan het zijn dat dankzij die rechts-status steeds meer mensen

idealisme van Schelrens en Meuwissen is naar mijn idee ook het pleidooi dat J.L.. Heldring houdt voor een aanvaarding van het conflict tussen Oost en West als een

Als de toepassing van vreemd recht gevolgen heeft die ken- nelijk onverenigbaar zijn met normen en waarden die voor Nederland van fundamenteel belang zijn, worden toepassingen

C9 Code 1 We deal with the general public &amp; small companies, we cater corporate events as well as value is when you get more than what you paid for, the main goal for business

This reflection on the application of the Cradle to Cradle design paradigm in practice is based on both a bird’s-eye view and direct involvement with EPEA in the specific

Against the foregoing background, the present study sets out to provide the first ever global database of nearshore slopes and their associated depths of closure, which can be used

Het begrip democratie in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.. Pluralisme als kern van de democratische samenleving

• Bescherming van de Nederlandse hoogheidsrechten en van het leven, de vrijheid en de rechten van Nederlandse onder- danen in en tegenover Indonesië, zoals dit geschiedt door alle