• No results found

Buurttuin Transvaal : een ontmoetingsplek voor verschillende mensen? : een onderzoek naar de ontwikkeling van een publiek domein in een buurttuin in de Transvaalbuurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Buurttuin Transvaal : een ontmoetingsplek voor verschillende mensen? : een onderzoek naar de ontwikkeling van een publiek domein in een buurttuin in de Transvaalbuurt"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Buurttuin Transvaal : een ontmoetingsplek voor

verschillende mensen?

Een onderzoek naar de ontwikkeling van een publiek domein in een buurttuin in de Transvaalbuurt

Selahattin Bilgiç 5800676 six0nenine@gmail.com Master Algemene Sociologie

Buurtinitiatieven Begeleider : Stefan Metaal Tweede beoordelaar : Lex Veldboer

(2)

2

Vooraf

Voor u ligt mijn master scriptie over de buurttuin op het Afrikanerplein. De vakken die betrekking hadden op stadssociologie, volgde ik met veel belangstelling. Deze vakken waren niet alleen leuk om te volgen, maar ook leerzaam voor een stedeling als ik. Ik kreeg

antwoorden op de vragen die ik had over de stad. Het heeft er voor gezorgd dat ik interesse kreeg in de inrichting van publieke ruimten. Hoe moesten deze worden ingericht? En in hoeverre zorgt de inrichting er voor dat mensen er ook daadwerkelijk gebruik van maken en bij elkaar komen? Daarom vond ik het interessant om iets hiermee te kunnen doen.

Ik wil de mensen in de buurttuin bedanken voor hun inzet en hulp. Het waren niet alleen aardige mensen, maar ook mensen die het leuk vonden om anderen te helpen. Daarnaast wil ik mijn begeleider Stefan Metaal bedanken. Hij gaf ons de vrijheid om de scriptie op onze eigen manier te doen. Hij heeft ook een zeer brede blik op de stad. De mensen van de werkgroep hebben mij ook erg geholpen om deze scriptie te realiseren. Tot slot wil ik mijn vriendin en vrienden bedanken voor hun steun tijdens mijn scriptie.

Ik wens jullie veel lees-plezier.

Selahattin Bilgiç

(3)

3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 : Een introductie ... 6

1.1 Buurtinitiatieven in Amsterdam ... 6

1.2 Gemeenschappelijke tuinen in Amsterdam ... 7

1.3 Casestudie naar de buurttuin op het Afrikanerplein ... 8

1.4 Een publiek domein ... 9

1.5 Probleemstelling ... 9

Hoofdstuk 2 : De theorie ... 12

2.1 Bourdieu en de vormen van kapitaal ... 12

2.2 Bridging tussen verschillende vreemden ... 13

2.3 Privatisering van de openbare ruimte ... 14

Hoofdstuk 3 : De opzet van het onderzoek ... 16

3.1 Onderzoek doen naar een publiek domein ... 16

3.2 Wie worden er bestudeerd en op welke manier? ... 16

3.3 De reden tot observaties en semi-gestructureerde interviews. ... 18

3.4 Methodologische kwesties ... 18

3.5 Operationalisatie ... 20

Hoofdstuk 4 : Maak kennis met de groene initiatiefnemers ... 22

4.1 De plannen tot de realisatie van een buurttuin ... 22

4.2 Moestuintjes op de heuvel... 23

4.3 De realisatie van de buurttuin ... 24

4.4 Het aantrekken van mensen ... 25

4.5 Moestuintjes voor mensen met een minimum inkomen ... 26

4.6 Kleine kinderen en opgroeien op het platteland ... 27

4.7 Mobiliteit... 30

Hoofdstuk 5 : Groepsvorming op het Afrikanerplein ... 32

5.1 De claims op het plantsoen ... 32

(4)

4

5.3 Hangjongeren in de buurt ... 35

5.4 Theory of planned behaviour ... 37

5.5 Non-participatie ... 38

5.6 Als er een schaap over de dam is. ... 38

5.7 Verschillende velden ... 40

5.8 Grenzen creëeren met voedsel ... 42

Hoofdstuk 6 : Een ontmoetingsplek ... 43

6.1 Publieke familiariteit tussen bekende vreemden ... 43

6.2 Mensen op hun gemak stellen door interactie ... 43

6.3 Interactie met een gift ... 45

6.4 Al doende leert men elkaar kennen ... 46

6.5 De land van herkomst ... 48

6.6 Interactie door de afgesloten ruimte ... 48

6.7 Interaction Ritual Chains ... 49

Hoofdstuk 7 : Brokers op verschillende niveaus ... 50

7.1 Initiatiefnemers als broker ... 50

7.2 Participanten als broker ... 50

7.3 De hoofddoek als broker ... 51

7.4 Brokers om taalbarrières te overwinnen ... 53

7.5 De machtspositie van brokers ... 53

Hoofdstuk 8 : Meer mensen aantrekken ... 54

8.1 Ideeën om meer mensen aan te trekken naar de buurttuin ... 54

8.2 Samen eten ... 55

8.3 Speelplek voor kinderen ... 55

8.4 Verhoogde tuintjes ... 56

8.5 Gratis activiteiten ... 57

8.6 Vertaling ... 57

(5)

5

Hoofdstuk 9 : Conclusie ... 60

9.1 Een publiek domein op het Afrikanerplein ... 60

9.2 Toevoegingen aan de literatuur ... 66

9.3 Discussie ... 67

Literatuur ... 68

(6)

6

Hoofdstuk 1 : Een introductie

1.1 Buurtinitiatieven in Amsterdam

Buurtinitiatieven in wijken met sociale problemen zijn een eerste stap om te proberen een buurt beter te maken voor de bewoners. Deze worden meestal in samenwerking tussen lokale bewoners en de gemeente in gang gezet. In de bewonersparticipatie in de wijkaanpak van 2012 worden succesvolle buurtinitiatieven in Amsterdam besproken. Hierin staan ook de bestedingen per stadsdeel en de doelen die ze er mee willen bereiken. Het belangrijkste doel is het bevorderen van ondernemend gedrag van bewoners door letterlijk en figuurlijk ruimte te creëren. Dit doet de gemeente niet alleen vanwege de bezuinigingen, maar ervaringen met bewonersinitiatieven hebben geleerd dat oplossingen van buurtproblemen beter werken als bewoners hun ‘eigen’ problemen met hun ‘eigen’ oplossingen kunnen oplossen. Dat vraagt om een innovatieve houding van de overheid en daarom moedigt de gemeente de burger aan om zijn positie als partner verder vorm te geven. De gemeente vraagt bewoners om zelf te durven innoveren en buiten de vastomlijnde kaders te denken. Dat leidt namelijk tot de bevordering van het sociaal kapitaal. Burgers worden geactiveerd en serieus genomen waardoor nog meer expertise en lokale know-how zal loskomen. (Amsterdamse Wijkaanpak 2012 ; p. 3,4)

Het belangrijkste doel van de initiatieven is mensen met elkaar in contact

brengen, gevolgd door kennis en informatie bieden en jongeren meer perspectief bieden. De bedoelingen van initiatieven wijzen op een sterke oriëntatie van de initiatiefnemers op sociale problemen in de buurt zoals anonimiteit, isolement en overlast. Ze worden verbonden door sociale activiteiten, ze krijgen veel informatie en kennis via educatie en er wordt met andere mensen gewerkt om sociale problemen tegen te gaan. De initiatieven dragen op deze manier bij aan de ontwikkeling van sociaal kapitaal (Putnam 2000) Dit zijn de sociale netwerken, het sociaal vertrouwen en de publieke moraal. Ze bevorderen netwerkvorming, verbinden

mensen zodat ze elkaar kunnen leren kennen en vertrouwen. Door samen te werken aan de oplossing van sociale problemen, kunnen de initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van de publieke moraal en kan er geprobeerd worden om buurten veiliger en aantrekkelijker te maken om in die zelfde buurten te wonen. (Tonkens & Verhoeven 2011 ; p. 39,40)

(7)

7

1.2 Gemeenschappelijke tuinen in Amsterdam

Het hebben van tuinen in de stad is niet een nieuw fenomeen. Tijdens de 18e eeuw was er geen sterke overheid die voor hun bewoners kon zorgen, waardoor meestal vredelievende mensen de taak op zich namen om dienstbaar te zijn voor het algemene welzijn van het volk. Door de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuijzen werd in 1748 het Tot nut van ’t

algemeen opgericht. Het doel was om mensen die daartoe niet de mogelijkheid hadden, te helpen om kennis te verwerven door hen te voorzien van boeken die in een eenvoudige taal werden geschreven. Maar ze zorgden er ook voor dat er tuinen aangelegd werden die tegen een kleine prijs verhuurd werden aan arbeiders om hun eigen groenten te verbouwen. (Nut van ’t algemeen 2014) In 1901 werd het Commité van volkstuinen opgericht in Amsterdam om volkstuinen voor Amsterdamse burgers aan te leggen en het gebruik van deze tuinen te stimuleren. Er werd geld geleend van het Nut van het algemeen om de bouw van de tuinen te realiseren.

Om mensen in contact te brengen, kennis en informatie te geven en anonimiteit, overlast en isolement tegen te gaan zijn er in verschillende buurten gemeenschappelijke tuinen ontstaan. Het idee is overgewaaid uit de Verenigde Staten waar er in buurten met sociale problemen tuinen werden opgericht voor mensen met een laag inkomen. Zo konden ze leren tuinieren en konden ze hun eigen voedsel verbouwen. De eigenlijke focus van deze tuinen waren de jongeren in de buurt die slachtoffers of zelf de daders zijn van het geweld van bendes. Zo werd de buurttuin een pedagogische ruimte waar de jongeren veel van konden leren. (Langegger 2013 ; p. 30)

Doordat er zoveel argumenten in het voordeel van de buurttuin zijn, ontstond er een toename in het aantal buurttuinen in Nederland. Deze buurttuinen werden vaak opgericht in ‘prachtwijken’. (Vogelaar 2007) De plannen werden vaak goedgekeurd door de gemeente en door de financiering vanuit de Vogelaarsgelden, konden de tuinen gerealiseerd worden. Tegenwoordig zijn er in alle vier de grote steden in de randstad buurttuinen te vinden.

(8)

8

1.3 Casestudie naar de buurttuin op het Afrikanerplein

Het Afrikanerplein was volgens de initiatiefnemers van de buurttuin een vervuild plein met overlast van drank- en drugsgebruikers. Door een buurtinitiatief van onder andere Wieke Hallema en de New Yorkse Amber de Carlo, die veel ervaring had met het opzetten van ‘community gardens’, is het volgens hen omgetoverd tot een open ontmoetingsplek waar omwonenden en anderen graag verblijven en elkaar ontmoeten. De Buurttuin Afrikanerplein maakt onderdeel uit van een bredere groenaanpak in de Transvaalbuurt. Er zijn dankzij de inzet van buurtbewoners moestuinen aangelegd, die er mooi uitzien en waar mensen samen komen. “Op verschillende plekken in

Transvaal waren bewoners bezig met ‘hetzelfde’ idee: meer groen, kleur en levendigheid en ecologische bloemen en groente voor kinderen en volwassenen uit de buurt. We hebben elkaar gevonden en de buurt samen groener gemaakt!” (Wieke Hallema) (Bewonersinitiatief Buurttuin Afrikanerplein Transvaalbuurt 2012 ; p. 2)

Uiteindelijk is het plein in maart 2011 veranderd in een grote buurttuin van in totaal 500 vierkante meter, met een bloementuin, een fruitstrook, drie kruidentuinen, zesentwintig moestuintjes en een tuin voor de basisschool en crèche. Dit is omringd door verschillende stroken gras met bankjes. Ook zijn er tuintafels, waar mensen kunnen uitrusten na het tuinieren of kunnen picknicken. Volgens de gemeente worden de tuinen op dit moment intensief gebruikt door zo’n 700 - 800 mensen, jong en oud. Er wordt gepicknickt, er worden verjaardagsfeestjes gehouden, of mensen gaan gewoon op de bankjes zitten en genieten van de omgeving. (Bewonersinitiatief Buurttuin Afrikanerplein Transvaalbuurt 2012 ; p. 2)

(9)

9

1.4 Een publiek domein

De buurttuin op het Afrikanerplein moet een ontmoetingsplek zijn voor jong en oud. Maar wat zijn nou de kenmerken van ‘goede’ openbare ruimte? Hoe maakbaar is de ‘goede’ openbare ruimte? En in het bijzonder: hoe kunnen de architectuur en de stedenbouw

bijdragen aan het creëren van publieke plekken in de stad? Aangezien het buurtinitiatief van het Afrikanerplein een duurzame ontmoetingsplek wil maken, moeten de initiatiefnemers er rekening mee houden dat het een ‘goede’ openbare ruimte wordt. Maarten Hajer en Arnold Reijndorp (2001) stellen dat wij de openbare ruimte als een gefixeerde en permanente fysieke ruimte zien. Zij gebruiken het publiek domein als perspectief. Maar wat is nou een publiek domein?

“Publiek domein definiëren we als die plaatsen waar een uitwisseling tussen verschillende maatschappelijke groepen kan plaatsvinden en ook daadwerkelijk plaatsvindt. Het is een perspectief van waaruit wij de bestaande openbare ruimte willen analyseren.” (Hajer & Reijndorp 2001 ; p. 11)

Zij vinden dat we onvoldoende kijken naar de wijze waarop publiek domein op wisselende plaatsen, vaak heel tijdelijk, tot stand komt. Plekken zijn publiek domein wanneer

verschillende groepen mensen belang in deze plekken stellen. Juist wanneer dit het geval is, blijkt de weerbaarheid van de groepen in het publiek domein vaak groot. Als een plek dreigt te veranderen, zullen mensen proberen dit tegen te houden. De openbaarheid in deze plekken wordt in feite juist via interactie als publiek domein gecreëerd. Dat is de kern van publiek domein: verschillende groepen met verschillende interesses hechten zich aan een bepaalde plaats en op de één of andere manier moeten ze tot een vergelijk zien te komen. (Hajer & Reijndorp 2001 ; p. 37,41)

1.5 Probleemstelling

De meeste buurtinitiatieven proberen mensen met elkaar in contact te brengen. De buurttuin op het Afrikanerplein heeft het zelfde voor ogen. Volgens de initiatiefnemers moet het plein van een vervuild gebied met drugsoverlast, een mooi groen gebied worden zonder overlast. Hier moeten veel mensen kunnen participeren door hun moestuinen te onderhouden en van de oogst te plukken. Dit moet uiteindelijk leiden tot interactie tussen verschillende groepen mensen. Volgens Wieke is het al een groot succes en komen er mensen bij elkaar die anders nooit bij elkaar zouden komen. (Buurttuin Afrikanerplein Transvaalbuurt 2012 ; p. 2) Maar is

(10)

10 dit ook wel zo? Vandaar dat ik de volgende vraag stel om dit te beantwoorden: In hoeverre is de buurttuin op het Afrikanerplein een publiek domein? Hoe kunnen we de functie als publiek domein vergroten? Om deze probleemstelling te beantwoorden, zal ik theorieën van Bourdieu (1986), Putnam (2000), Granovetter (1973) Blokland (2009) en Lofland (1973, 1998)

gebruiken. Ik zal tevens in deze stukken de problemen bespreken die bij de creatie van een publiek domein komen kijken.

De deelvragen om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn als volgt :

- Hoe is de buurttuin in de Transvaalbuurt tot stand gekomen? : Hiermee probeer ik de motieven van de initiatiefnemers te begrijpen, om een buurttuin te ontwikkelen in de Transvaalbuurt. Overlast en vervuiling zijn motieven geweest, maar waarom er een buurttuin is gekomen en niet iets anders wordt niet besproken.

- Wat voor mensen participeren in de buurttuin en wat zijn hun motieven? : Met deze vraag kijk ik naar de achtergrond van de initiatiefnemers, participanten en

buurtbewoners en de reden voor hun participatie. Zijn het mensen die van tuinieren houden omdat ze het van huis hebben meegekregen, zoals de etnische bevolking die van plekken komt waar landbouw het voornaamste productieproces is, of willen de mensen wat voor de buurt doen door te tuinieren?

- Zijn er groepen in de tuin aanwezig die een bepaald stuk ruimte van de tuin voor zich-zelf claimen? : Hiermee probeer ik te beantwoorden of er stukken van de buurttuin zijn gekoloniseerd door groepen mensen en waar andere mensen niet toegelaten worden, of door hun uitstraling niet durven te komen.

- Geven de initiatiefnemers het signaal af aan buurtbewoners dat ze een groep zijn met sterke groepsgrenzen? : De mensen in de buurttuin proberen mensen aan te trekken om te participeren in de buurttuin, maar zij kunnen juist de gene zijn die alleen mensen accepteren die de normen en waarden van de initiatiefnemers hebben.

- Zorgt de buurttuin voor een publieke familiariteit tussen de gebruikers? : In hoeverre hebben de mensen vluchtige contacten met elkaar? Kennen ze elkaar of zijn het gewoon bekende vreemden van elkaar? Hoe worden vreemden minder bedreigend voor de ander?

(11)

11 - Zijn er tussenpersonen die verschillende groepen bij elkaar brengen? Hoe wordt dit

gerealiseerd? : Hiermee probeer ik te kijken hoe verschillende groepen bij elkaar komen door middel van tussenpersonen. Wie zijn deze personen en wat zijn hun motieven? Hoe zorgen zij er voor dat verschillen tussen mensen overbrugd kunnen worden?

- Wat kan er volgens participanten en buurtbewoners nog toegevoegd worden aan de buurttuin om meer mensen uit de buurt aan te trekken? : Misschien zullen er meer kinderen daar spelen als er bijvoorbeeld een wip komt. Of als er een tafel is waar mensen kunnen schaken trek je ook een ander soort publiek aan.

(12)

12

Hoofdstuk 2 : De theorie

2.1 Bourdieu en de vormen van kapitaal

Volgens Bourdieu worden de handelingen van individuen niet volledig bepaald door de maatschappij, noch bestaat de maatschappij volledig uit de optelsom van de handelingen van individuen, maar is er eerder sprake van een wisselwerking. Hij ontwikkelde het

begrip veld om dit aan te duiden. De samenleving bestaat uit verschillende, elkaar

overlappende, velden, zoals de politiek, de wetenschap en de kunst. Binnen deze velden is een voortdurende en deels onbewuste machtsstrijd gaande tussen de actoren in het veld om invloed te krijgen over de schaarse middelen die binnen dat veld op het spel staan. (Bourdieu 1986 ; p. 46) Dit geldt in een bepaalde mate over het gebruik van de ruimte op het

Afrikanerplein. Zo is het Afrikanerplein een veld waar mensen macht op proberen uit te oefenen. Het grasveld op het Afrikanerplein wordt kleiner en hierdoor ontstaan er conflicten tussen mensen die verschillende belangen hebben op het plein.

Om in een veld macht en invloed te werven, hebben mensen kapitaal nodig. Het gaat dan niet alleen om economisch kapitaal, zoals geld en onroerend goed, maar ook om cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden, opleiding) en om sociaal kapitaal (relaties, netwerken). (Bourdieu 1986 ; p. 47-50) Een belangrijke vorm van kapitaal in dit onderzoek is het sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal is bestaande uit sociale verplichtingen of verbindingen. Het sociaal kapitaal van mensen in netwerken kunnen gestimuleerd, geproduceerd en erkend worden door de uitwisseling van bijvoorbeeld geschenken of informatie die in de korte of lange termijn bruikbaar is. De uitwisseling transformeert de dingen die geruild worden in tekens van erkenning. De wederzijdse erkenning en de erkenning van de groep zorgt er voor dat de groep zich reproduceert. (Bourdieu 1986 ; p. 52,53) De mensen die mee doen aan

buurtinitiatieven hebben meestal een hoge sociaal kapitaal, omdat ze met verschillende mensen te maken krijgen. Hierdoor hebben ze ook verplichtingen tegenover anderen die in de buurt wonen. Zo blijkt dat mensen met een grote sociaal kapitaal sneller mee zullen doen aan verenigingen en andere publieke evenementen. (Tonkens, 2011 p. 39-40) Deze sociaal kapitaal van mensen is geïnternaliseerd in hun habitus. In elk veld ontwikkelen mensen onbewust een bepaalde habitus, een duurzame manier van waarnemen, denken en handelen, waarmee mensen zich in het veld kunnen handhaven en verder kunnen komen. De habitus is dus door de interactie van individuen gevormd, om vervolgens structurele vormen aan te nemen die hun handelen verder beïnvloedt. (Bourdieu 1986 ; p. 47)

(13)

13

2.2 Bridging tussen verschillende vreemden

De Amerikaanse politicoloog Robert D. Putnam heeft een belangrijk aandeel gehad in de discussies over de Civil Society. Met het begrip Civil Society doelt hij op een civiele samenleving, waarin niet de markt of de staat leidend zijn, maar het principe van

vrijwilligheid centraal staat. De Civil Society bestaat volgens hem uit een verzameling van vrijwillige samenwerkingsverbanden met een bepaald maatschappelijk doel (Putnam 2000 ; p. 367-414). Putnam stelt dat het belangrijk is om het sociaal kapitaal en dus de

betrokkenheid weer op te bouwen. Hiermee zal de Civil Society uiteindelijk weer tot bloei kunnen komen. “Therefore it is important to ask how the positive consequences of social capital - mutual support, cooperation, trust, institutional effectiveness – can be maximized and the negative manifestations –sectarianism, ethnocentrism, corruption- minimized”. (Putnam 2000 ; p. 22). De betrokkenheid van mensen op elkaar kan vergroot worden door middel van ‘bonding’ en ‘bridging’ Bij ‘bonding’ gaat om het versterken van banden en verbondenheid binnen een groep. Door het versterken van deze interne banden wordt het sociaal kapitaal van die groep mensen vergroot. Bonding is op zich goed, maar heeft ook een negatieve kant. Door nadruk te leggen op de groepsidentiteit worden ook de groepsgrenzen sterker benadrukt. Dit kan leiden tot het voorop stellen van de eigen groepsbelangen en het oneerlijk bejegenen van andere groepen. Om dit te voorkomen ziet Putnam de noodzaak om naast bonding vooral ook te werken aan beïnvloeding via bridging. Hierbij gaat het om de vergroting van betrokkenheid door het slaan van bruggen tussen verschillende groepen mensen in de samenleving. Dit brengt bredere identiteitsvorming en reciprociteit tot stand. (Putnam 2000: 22-24).

In de publieke ruimte in een stad zijn er verschillende mensen te vinden, waardoor dit bedreigend of ongemakkelijk kan zijn voor de actor in de stad. Vreemden in de publieke ruimte zijn een voorbeeld hiervan. Een vreemde is iemand die je niet kent, die je nog nooit eerder hebben gezien, maar wel visueel aanwezig is. Deze vreemde is in sommige opzichten anders. Deze vreemde kan een andere kledingstijl, levensstijl of etniciteit hebben dan jijzelf. Mensen proberen de vreemde in zijn geheugen op te slaan door de vreemde in een bepaald categorie in te delen. Deze categorieën zijn gevormd door de actor zelf en de vreemde wordt door zijn uiterlijke kenmerken in één van de categorieën geplaatst. Zo staat een hoofddoek bij een vrouw, meestal symbool voor het geloof in de Islam. Wanneer dat gebeurt wordt deze vreemde een bekende vreemde voor de actor. (Lofland 1973 ; p. 15, 17-18) De bekende vreemde heeft na een bepaalde periode hetzelfde idee over de actor die deze vreemde als

(14)

14 bekende vreemde heeft gecategoriseerd. Nu is de actor zelf de bekende vreemde voor de bekende vreemde. Dit kan soms leiden tot lichte interacties. Lichte interacties zijn korte, vluchtige en vaak oppervlakkige interacties. Deze lichte interacties dragen bij aan herkenning, bekendheid en vertrouwdheid met de bekende vreemde, als ze herhaaldelijk plaats vinden. Talja Blokland noemt dit fenomeen publieke familiariteit. (Blokland 2009 ; p. 27-28) Deze interacties kunnen bijdragen aan overbruggende relaties tussen verschillende soorten vreemden. We kunnen het gedrag en de levensstijl van anderen leren kennen en het gedrag beter kunnen afstemmen op deze vreemden. Dit is vooral belangrijk in buurten waar er mensen zijn die verschillend zijn van elkaar. Wanneer er dus veel culturele en etnische vreemden zijn in de buurt. Hierdoor zou publieke familiariteit bij kunnen dragen aan overbruggende relaties, omdat deze vreemden zo minder vreemd en zo dus ook minder bedreigend of beangstigend zullen zijn. (Van Eijk & Schreuders 2011 ; p. 36)

Een andere manier om bruggen te slaan tussen verschillende vreemden zijn

tussenpersonen die er voor kunnen zorgen dat vreemden elkaar als bekende vreemden zullen zien. Granovetter (1973) gebruikt het begrip brokers om personen aan te duiden die bruggen kunnen slaan tussen verschillende groepen. In ‘The Strenght of Weak Ties’ beargumenteerd hij dat personen die als brokers fungeren, niet overbodige informatie krijgen, omdat zij tussen twee verschillende groepen staan. Hierdoor hebben ze altijd de nieuwste informatie en horen zij over de nieuwste ontwikkelingen. Ik zal deze term gebruiken om aan te geven of er

personen zijn in de buurttuin die verschillende groepen mensen met elkaar verbinden. Zij zijn de snelste verbinding tussen de verschillende groepen. (p. 1365,1366)

Op deze manier kan er gekeken worden hoe verschillende soorten groepen mensen door de buurttuin in contact met elkaar komen. Hoe kunnen ze bruggen slaan om in contact te komen met elkaar? En hoe ontstaan er lichte interacties tussen verschillende mensen? In hoeverre speelt het mee dat die persoon waar een lichte interactie mee gedaan wordt een bekende vreemde is? De theorie kan een uitkomst bieden om te kijken hoe er interactie kan ontstaan tussen verschillende groepen.

2.3 Privatisering van de openbare ruimte

Lofland (1973) gebruikt de term realm om aan te duiden in welke soort ‘gebied’ mensen aanwezig zijn. De public realm wordt volgens Lofland gevormd uit stedelijke gebieden waarbij personen in aanwezigheid van vreemden of bekende vreemden zijn. Het zijn plekken

(15)

15 in de stad waar personen elkaar als vreemdeling zien of elkaar alleen kennen in termen van beroepsidentiteiten, of andere categorische identiteiten. (p. 9) Het tweede begrip die zij noemt is de parochial realm. Het begrip wordt gekenmerkt door een gevoel van

gemeenschappelijkheid tussen kennissen en buren die betrokken zijn bij de interpersoonlijke netwerken die zich binnen de gemeenschappen bevinden. Het is de wereld van de buurt, werkplaats en bekende netwerken. (Lofland 1998 ; pp. 10) Het derde begrip die zij gebruikt is de private realm. Een private realm wordt gekenmerkt door banden van intimiteit tussen primaire groepsleden die zijn gevestigd in huishoudens en persoonlijke netwerken. (Lofland 1998 ; p. 10) Een private realm is een plek die niet toegankelijk is voor iedereen.

De initiatiefnemers van de buurttuin op het Afrikanerplein proberen van de public realm een parochial realm van te maken, waarbij mensen bij elkaar komen en actief

betrokken zijn in de netwerken binnen de gemeenschappen. Maar deze netwerken moeten er ook voor zorgen dat er geen ‘groepen’ zullen ontstaan op het gebied. Dit heeft namelijk het probleem dat de openbare ruimte in de buurttuin geprivatiseerd kan worden door mensen die vaak op de zelfde plek in de buurttuin zullen zitten, en zo onbewust andere mensen kunnen ‘afschrikken’. Door vaak op de zelfde plek te zitten, kunnen ze een claim leggen op stukken van de openbare ruimte. Lofland (1973) beschrijft gebruikt de term home territory om te laten zien hoe mensen de openbare ruimte privatiseren. Een home territory is een relatief klein stukje van de openbare ruimte die door zowel individuen, die onafhankelijk optreden, of door een reeds gevormde groep die het in onderling overleg besloten heeft wordt

toegeëigend. (p. 119) Zij gebruiken de openbare ruimte voor hun eigen privé-doeleinden. Deze home territories kunnen in de eigen buurt zijn rondom het huis, maar kan ook optreden op bankjes of portieken van gebouwen door bijvoorbeeld hangjongeren. De banken zijn in de openbare ruimte, maar door symbolische kenmerken wordt het toegeëigend aan de personen die meerdere keren op deze banken zitten. De personen die stukken van de openbare ruimte aan zichzelf toe-eigenen worden kolonisten genoemd. Hoe sterker het eigene van de openbare ruimte, hoe hoger de kans dat de toegang van vreemdelingen niet wordt toegestaan in deze geprivatiseerde ruimten. (Lofland 1973 ; p. 125, 129)

(16)

16

Hoofdstuk 3 : De opzet van het onderzoek

3.1 Onderzoek doen naar een publiek domein

De thema’s die er hierboven zijn geschetst, rechtvaardigen verder onderzoek naar de buurttuin op het Afrikanerplein. Dit moet bij voorkeur op een bepaalde wijze mogelijk gemaakt worden waardoor er een gedetailleerd onderzoek gedaan kan worden naar de

redenen van mensen om mee te doen aan de buurttuin en hun ervaringen binnen de buurttuin. Dit zal gedaan worden door middel van etnografisch veldwerk oftewel een case study. Deze case die bestudeert zal worden is de buurttuin op het Afrikanerplein in de Transvaalbuurt. Dit is een representatieve case en het doel is om de omstandigheden en condities van de buurttuin te kunnen schetsen. Het is ook een case waar ik mijn onderzoeksvragen mee kan

beantwoorden. (Bryman 2001 ; p. 48-52)

In dit stuk zal er eerst uitgelegd worden welke en waarom deze actoren bestudeert zullen worden. Vervolgens zal er uitgelegd worden hoe het onderzoek is uitgevoerd en in welke context. Ten slotte zal er uitgelegd worden hoe de onderzoeksvraag en deelvragen beantwoord zullen worden met deze methode.

3.2 Wie worden er bestudeerd en op welke manier?

Om deze onderzoek mogelijk te maken, worden de mensen die participeren in de buurttuin en de mensen die in de Transvaalbuurt wonen bestudeerd. Tijdens een periode van Maart tot Juni is er geobserveerd in de buurttuin. Dit is zovaak mogelijk op verschillende tijdstippen gedaan. In de ochtend tussen 9.00 en 12.00 uur, In de middag van 12.00 tot 18.00 uur en tot slot nog tussen 18.00 en 21.00 uur. In het begin werd de tuin geobserveerd als het leeg was, maar later werd er uitsluitend geobserveerd als er mensen in de buurttuin waren. Na een aantal keer observeren bleek echter dat er voornamelijk in de ochtend en aan het begin van de middag veel mensen gebruik maakten van de buurttuin. De observaties zijn gedaan buiten de buurttuin op een bank bij het plantsoen. Tijdens de observaties zijn er direct aantekeningen gemaakt over het gedrag van de persoon, de interacties die mensen met elkaar hadden en hoe mensen met elkaar omgingen. Hier heb ik uiteindelijk mijn eigen interpretatie op proberen te geven.

Vervolgens is er geprobeerd om de mensen te benaderen die vaak aanwezig waren in de buurttuin. De mensen zijn geworven door middel van snowball sampling. Deze type van samplen zorgt er voor dat de contacten die met respondenten gemaakt worden er voor kunnen

(17)

17 zorgen dat ik contact kan opnemen met de mensen die zij kennen en die willen meedoen aan het onderzoek. (Bryman 2001 ; p. 100-102) Dit gebeurde snel toen ik me had aangemeld bij de Facebook-groep ‘Buurttuin Transvaal’. Ik werd toegevoegd door Ben. Ik vertelde mijn verhaal en hij vond het leuk om mee te doen aan het onderzoek. Het eerste interview was zo aangenaam, dat hij zou proberen om mensen te vragen om mee te doen aan het onderzoek. Zo kwam ik in contact met Justyna. Zij bracht mij weer in contact met andere participanten in de buurttuin. De interviews met Ben, Justyna, Mustafa en Wieke werden bij de respondenten thuis afgenomen. Het weer liet het niet toe om de interview in de buurttuin af te nemen.. De andere participanten zijn in de buurttuin geïnterviewd. In totaal zijn er met 10 participanten interviews afgenomen van minimaal een uur per interview aan geluidsbestand. Ik heb echter wel gekeken naar de achtergronden van mensen die mee wouden doen met het onderzoek. Op deze manier heb ik geprobeerd om mensen met verschillende levensstijlen en achtergronden te benaderen. Dit is aardig geluk, waardoor ik interviews heb afgenomen met Poolse, Turkse, Marokkaanse, Portugese, Oostenrijkse en Nederlandse mensen. (Uitenhout 2012 ; p. 30)In het onderzoek zal ik deze mensen de ‘nieuwe Nederlanders’ noemen om geen onderscheid te maken in bevolkingsgroepen. Echter zal er wel een onderscheid gemaakt moeten worden tussen de nieuwe Nederlanders en de Turkse mensen. Dit komt door het feit dat ik zelf in een Turks gezin ben opgegroeid en de Turkse taal uitermate goed beheers. Zo heb ik mensen kunnen benaderen die de Nederlandse taal matig beheersen. In het Nederlands konden of wouden de mensen niet praten. In het Turks was het geen probleem om interviews af te nemen met deze groep. Daarnaast heb ik geprobeerd om ongeveer evenveel mannen en vrouwen te interviewen. In totaal zijn er tien participanten geïnterviewd waarvan er vier mannen zijn en zes vrouwen.

Er is geen echte participatie in de tuin geweest, aangezien de moestuintjes bezet waren. Maar tijdens de tweede en derde tuindag heb ik geholpen met het strooien van

houtsnippers voor het pad. Tijdens de interviews is er ook geholpen met onkruid weghalen in de moestuintjes van participanten.

De korte interviews met buurtbewoners werden buiten afgenomen en duurden

ongeveer tien tot vijftien minuten. Er is geprobeerd om deze interviews zoveel mogelijk in en rondom de buurttuin te kunnen afnemen. De benadering van deze mensen was volstrekt willekeurig. De mensen die wouden meedoen werden dan kort buiten geïnterviewd. In totaal waren het vijftien mensen die korte gesprekken wouden houden. Vijf van deze interviews

(18)

18 bleken niet gebruikt te kunnen worden voor het onderzoek waardoor er in totaal 10 mensen zijn geïnterviewd voor het onderzoek.

3.3 De reden tot observaties en semi-gestructureerde interviews.

Om een goed beeld te krijgen van de mensen die participeren in de buurttuin, is er gekozen voor een combinatie tussen observaties en semi-gestructureerde interviews. Voor het onderzoek wordt de epistomologische positie ingenomen van het interpretativisme. Het interpretativisme probeert strategieën te verzinnen om de subjectieve betekenis die mensen geven op de sociale wereld te begrijpen. Het respecteert de verschillen tussen mensen en probeert de wereld te begrijpen door in de schoenen van de mensen te staan. Het interpreteert de sociale acties van mensen. Het probeert mensen te verstehen, oftewel te begrijpen zoals Max Weber dat noemt. (Bryman 2001 ; p. 13)

Om een beter inzicht te krijgen van het gedrag en de betekenissen die mensen geven aan hun sociale setting en gedrag, is er ook gestructureerd geïnterviewd. Een

semi-gestructureerde interview is een interview waarbij de interviewer een bepaald aantal onderwerpen heeft om te bespreken. Echter kan de volgorde van deze onderwerpen verschillen tijdens het gesprek. Als mensen meer praten over een bepaalde onderwerp, worden er vragen gesteld om een diepere betekenis te krijgen voor een antwoord van de desbetreffende persoon. Bryman 2001 ; p. 113) Zo kan er een beter inzicht verkregen worden en beter geïnterpreteerd worden hoe mensen beteknis geven aan hun gedrag en de sociale setting. Door te observeren en twee verschillende groepen te interviewen, is er gedaan aan triangulatie. Zo zijn er verschillende methoden gebruikt om de case te bestuderen. Door de observaties door middel van interviews te controleren, wordt het onderzoek betrouwbaarder. (Bryman 2001 ; p. 275)

3.4 Methodologische kwesties

De participanten maken gebruik van de tuin en hebben hun eigen ervaringen over de

buurttuin. Zij zullen het ongetwijfeld een positieve ontwikkeling vinden in de Transvaalbuurt en het concept ophemelen, terwijl bewoners van de Transvaalbuurt de komst van de buurttuin op een andere manier kunnen ervaren. De bewoners kunnen het op een negatieve manier ervaren. Ze kunnen het idee hebben dat de buurttuin een privatisering van de openbare ruimte vormt. Ze kunnen het ook positief ervaren en het idee hebben dat de buurttuin mensen bij elkaar brengt die elkaar anders nooit zouden ontmoeten. Daarom is het belangrijk om de

(19)

19 subjectieve ervaringen van mensen te bekijken en toegang proberen te krijgen tot de

ervaringen van mensen. (Bryman 2001 ; p. 267) Vandaar dat deze twee ‘groepen’ bestudeerd zullen worden.

Als er teveel gefocust wordt op één groep, kan dit er voor zorgen dat de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek aangetast kan worden. De interne validiteit van het onderzoek komt in gevaar als de participanten in de buurttuin alleen maar de positieve dingen van de buurttuin tonen en de negatieve dingen verbergen voor de onderzoeker. Hierdoor kan het zo zijn dat de theorie die de onderzoeker aan het ontwikkelen is een

eenzijdig beeld geeft over het fenomeen ‘buurttuin’. Echter wordt de interne validiteit bij een langdurige deelname aan de buurttuin beter, omdat er dan een hoge mate van

overeenstemming is tussen observaties en concepten. De onderzoeker kan op deze manier zien dat niet alles volgens een bepaalde manier gaat zoals de respondenten willen doen overkomen. (Bryman 2001 ; p. 273)

Hetzelfde geldt voor de betrouwbaarheid in een onderzoek. De interne

betrouwbaarheid wordt getoetst door te kijken op welke manier de actoren antwoord geven op de vragen. Zullen ze ongeveer de zelfde antwoorden geven of geven ze hele andere antwoorden? Uiteindelijk heeft iedereen zijn eigen ervaring over de onderwerpen, maar bepaalde vragen kunnen er voor zogen dat respondenten ongeveer hetzelfde antwoord geven. Mocht er een patroon ontstaan in de antwoorden van participanten en bewoners, dan zal de interne betrouwbaarheid goed zijn. (Bryman 2001 ; p. 273)

De externe betrouwbaarheid en de externe validiteit is voor kwalitatief onderzoek lastig. De externe betrouwbaarheid kan niet makkelijk gekopieerd worden, omdat processen in de buurttuin er voor kunnen zorgen dat het anders is of dat processen in andere buurttuin anders zijn verlopen. Hetzelfde geldt voor de externe validiteit van een kwalitatieve

onderzoek. In hoeverre kunnen de bevindingen gegeneraliseerd worden naar een andere sociale setting? Sommige aspecten van het onderzoek kunnen gegeneraliseerd worden, terwijl dat niet het geval is bij de gehele onderzoek. Hierdoor wordt er in het onderzoek goed

gekeken naar de generaliseerbaarheid van de bevindingen. (Bryman 2001 ; p. 273) Dit kan gedaan worden door middel van triangulatie.

(20)

20

3.5 Operationalisatie

Om te onderzoeken hoe de buurttuin tot stand is gekomen zijn de initiatiefnemers

geïnterviewd. Die hebben de geschiedenis van de buurttuin geschetst. Vervolgens is er tijdens de interviews gevraagd naar de kapitaal van de mensen. Hoe gebruiken ze die kapitaal om vorm aan de buurttuin te geven? Misschien hebben sommige participanten een voorsprong op anderen, omdat hun habitus in de Transvaalbuurt is geïnternaliseerd.

Vervolgens is er gekeken of er home territories of kolonisten in de buurttuin aanwezig zijn. Er is eerst geobserveerd naar mensen die vaak aanwezig zijn op een bepaalde plek. Vervolgens zijn de participanten en buurtbewoners geïnterviewd om te kijken of ze de zelfde personen aan zullen geven als kolonist en of zij home territories hebben gecreëerd in en rondom de buurttuin. (Lofland 1973 ; p. 125, 129 & Bourdieu 1986 ; p. 46)

Vervolgens zijn er aan buurtbewoners en nieuwe Nederlanders de vraag gesteld of ze zich wel eens buitengesloten voelen in de buurttuin. Op deze manier kan er gekeken worden of de groep van de buurttuin of de groep Nederlanders in de buurttuin er onbewust voor zorgen dat ze een groep zijn met sterke groepsgrenzen. Hierdoor zou het bridgen met deze groep lastig kunnen worden. Dat komt omdat het bridgen alleen kan gebeuren als er interacties zijn tussen mensen. Door te observeren is er gekeken of er publieke familiariteit aanwezig was in de buurttuin. Vervolgens is er geïnterviewd om te kijken wat er precies wordt besproken en of ze elkaar daadwerkelijk kennen, vreemden of bekende vreemden van elkaar zijn. Het kan ook zo zijn dat er tussenpersonen in de groep zijn die verschillende groepen met elkaar zal kunnen verbinden. Zo zal het sociaal kapitaal van de mensen in de buurttuin kunnen groeien. Aangezien mensen een verschillende achtergrond hebben, wordt er gekeken of positieve ontwikkelingen zoals wederzijdse steun, samenwerking en vertrouwen vergroot zullen worden tussen de verschillende groepen, terwijl de negatieve gevolgen zoals ethnocentrisme, corruptie en het plaatsen van mensen in hokjes verkleind zal worden. (Putnam 2000 ; p. 22) Het blijkt echter dat mensen steeds redeneren uit het verhaal dat er meer directe interactie en sociale cohesie moet zijn in de Transvaalbuurt. Daarom wordt er ten slotte gekeken naar de manier waarop buurtbewoners bepaalde aspecten kunnen toevoegen aan de buurttuin om dit doel te realiseren. Lofland noemt dit de parochial realm. (Lofland 1998 ; p. 10) Op deze manier kan er gekeken worden of buurttuinen een positief effect hebben voor het publieke moraal en de Civil Society. Mocht dit het geval zijn in de Transvaalbuurt, dan kunnen de

(21)

21 buurttuinen gegeneraliseerd worden naar andere plekken waar de openbare ruimte slecht georganiseerd is.

Om de interviews te kunnen analyseren, is er gebruik gemaakt van de software Atlas.TI. Dit is een programma die als gereedschap dient voor de grote stukken tekst te analyseren. Zo kan je met het programma een code geven aan een stukje tekst, waardoor je niet weer door de transcripties moet bladeren om jou stukje tekst te vinden die te maken heeft met je onderwerp. Een druk op de code geeft alle stukjes tekst weer die te maken heeft met dat onderwerp. (Atlas.TI 2014) Elke onderzoeksvraag is door middel van de stukken tekst die geanalyseerd zijn door middel van Atlas.TI beantwoord door de antwoorden die respondenten gaven. Zo kon er een goed beeld geschetst worden over de betekenis die mensen geven aan hun gedrag en sociale setting. Er kan letterlijk gekeken worden door de ogen van de mensen die bestudeerd worden. De betekenis die mensen geven en de context waarin het wordt gedaan wordt breed beschreven om de lezers een beeld te geven aan hoe mensen over de buurttuin denken. (Bryman 2001 ; p. 279)

(22)

22

Hoofdstuk 4 : Maak kennis met de groene initiatiefnemers

4.1 De plannen tot de realisatie van een buurttuin

“Vroeger zag het plantsoen er een beetje somber uit. Voor mij was het plantsoen op het Afrikanerplein een hondenuitlaatplaats.” (Ben)

Een grasveld waar alleen honden uit werden gelaten naar een buurttuin. Dat was de inzet van Ben, toen hij aan het begin van 2010 zijn plan bij stadsdeel Amsterdam-Oost in ging dienen. Ben woont zelf op het Afrikanerplein sinds 1984. Voor Ben stelde het plantsoen op de Afrikanerplein niet veel voor. Hij liep er enkel langs en zag het meer als een

hondenuitlaatplaats. De Transvaalbuurt was volgens Ben een tamelijk verloederde buurt in de jaren ‘80 en ‘90. Het was niet een buurt waar mensen graag buiten waren. De meeste mensen kwamen naar hun woning toe en bleven binnen zitten. Het was tamelijk anoniem wonen en de mensen leefden langs elkaar heen.

Daarnaast was er veel overlast van drugs dealers op het plein. Deze dealers zaten op de hoek van het Afrikanerplein bij de Ben Viljoenstraat, of op de bankjes rondom het plantsoen. Het was volgens Wieke een ontmoetingsplek van dealers en junks.

“Op de hoek, op de banken aan de zijde van de Ben Viljoenstraat en op de banken aan de andere kant zaten ongure types die aan het wachten waren op hun dealers. Wanneer de dealers kwamen, kochten ze hun spullen en gebruikten het ter plekke. Ik denk dat je wel snapt wat voor een buurt het hiervoor was.” (Wieke)

Deze dealers gebruikten het Afrikanerplein als een ontmoetingsplek voor hun klanten. Volgens Ben kwam dit door de anonimiteit die er in de buurt heerste. Er was geen sociale controle op dat gebied en het was er niet veilig voor kinderen om te spelen. Je wist nooit wat de gebruikers met de kinderen zouden doen. De gebruikers vielen echter ook vrouwen lastig die langs het Afrikanerplein liepen. Masal, moeder van drie kinderen, werkt bij een

schoonmaakbedrijf. Zij werkte voornamelijk na kantooruren en daarom is ze dan ook laat thuis van werk. Ze moest echter langs het Afrikanerplein lopen om thuis te komen. Ze kan zich een aantal nachten herinneren dat ze huilend naar huis is gerend.

“Het zijn vaak de mensen die de controle over hun zelf kwijt hebben geraakt. Ik weet niet wat ze hadden gebruikt, maar ze riepen me altijd na. Ze gebruikten foute woorden om me te benaderen en soms kwamen ze mij zelfs achtervolgen. Ze floten naar me, liepen achter me

(23)

23 aan. Ik ben zelfs een keer vastgepakt door een man. Ik zag aan zijn ogen dat hij onder invloed was. Ik ben toen huilend naar huis gerend.” (Masal)

Het was voor Masal altijd spannend om op het Afrikanerplein te lopen. Ze vond het eng om er te lopen en was bang dat mannen opmerkingen naar haar zouden maken. Daarom was het Afrikanerplein een plein die ze liever kwijt was dan rijk.

De meeste mensen rondom het Afrikanerplein hadden dus last van dealers, gebruikers en de anonimiteit in de buurt. Er was weinig sociale controle en daarom waren ouders bang om hun kinderen alleen buiten te laten spelen. Daarnaast zag het plantsoen er somber uit en werd het als hondenuitlaatplaats gebruikt. Verder werd er helemaal niks mee gedaan. Ben had een project gezien in het oosten van het land waar ze moestuintjes gaven aan mensen met een minimuminkomen. Hij pikte het idee op en keek of het haalbaar was voor Amsterdam. Het bleek echter dat hij niet de enige was met dit idee.

4.2 Moestuintjes op de heuvel

De initiatiefnemers waren niet de eersten die een soortgelijke plan wouden realiseren in de Transvaalbuurt. Wieke en Emanuela, een van de initiatiefnemers en buurvrouw van Wieke, kennen een vrouw die bij de Tugelaweg woont. Zij kijkt uit op de verhoogde treinrails vanaf haar deur. De heuvels zagen er tamelijk onverzorgd uit en het leek haar een leuk idee om wat met die heuvels te kunnen doen. Het leek haar leuk om voor de mensen die bij de Tugelaweg woonden, een klein moestuintje aan te leggen op die plek. Zo zag het er niet verwilderd uit, werd het mooier gemaakt en zouden de heuvels er sfeervoller uitzien. Zij was een van de eerste die het stadsdeel had benaderd om iets te kunnen doen met de heuvels. Het stadsdeel ging in eerste instantie akkoord, maar de heuvel bleek echter niet van het stadsdeel te zijn, maar van ProRail.

“Ik en Wieke kennen die mevrouw van de basisschool. Zij was een moeder van een

klasgenootje van onze kinderen. Zij vertelde ons over het idee en het leek ons een erg goed idee. Wij vonden dat het Afrikanerplein ook toe was aan een opknapbeurt. We vonden het jammer om van haar te horen dat ProRail niet akkoord ging met haar voorstel.” (Emanuela) Aangezien Emanuela en Wieke moeder zijn van kleine kinderen, wouden ze de buurt

verbeteren voor hun kinderen zodat ze er veilig konden opgroeien. Daarom besloten zij om bij elkaar te komen. De plannen die door ProRail werden afgewezen, wouden ze realiseren op

(24)

24 het Afrikanerplein. Zo hadden zij in de eerste helft van 2010 het plan ingediend bij de

gemeente.

4.3 De realisatie van de buurttuin

Halverwege 2010 werd er door het stadsdeel een bijeenkomst georganiseerd waarbij alle initiatiefnemers werden uitgenodigd naar een vergadering. Zo werden Wieke, Emanuela en Ben uitgenodigd. Tijdens de vergadering ontmoetten ze Peter en Amber. Zij hadden zelf ook een groen idee met het Afrikanerplein. Amber was zelf actief bezig geweest met het opzetten van community gardens in New York, terwijl Peter gestudeerd heeft aan de instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid. Hij wilde iets kunnen betekenen voor de insecten en dieren die in de stad leven. Door de planten zou er meer biodiversiteit in de stad zijn. Dit probeert het stadsdeel te bevorderen door middel van geveltuintjes aan te leggen bij mensen die er interesse in hebben. De extra planten die worden geplant, trekken vlinders en insecten aan en zorgen voor een extra voedselbron en schuilgelegenheid voor vogels. (De Jonge 2012) Tijdens de bijeenkomst begonnen deze vijf mensen gezamenlijk een plan te maken om de buurttuin te realiseren.

De initiatiefnemers konden gebruik maken van het budget die beschikbaar was van de Vogelaarwijken. Ze moesten echter dan wel met een concreet plan komen voor het begin van 2011. Er is hard gewerkt en veel vergadert om een plan te maken waar het stadsdeel achter zou staan. Buiten de Vogelaarsgelden, konden ze ook inkomsten werven uit fondsen die het idee ondersteunden. Er waren zelfs donaties van buurtbewoners en andere mensen die het plan ondersteunden. Zo kregen ze mest van een kinderboerderij en tuingereedschap van een aantal buurtbewoners. Na een periode van veel vergaderen, hard werken en veel informatie bij elkaar te halen, werd het plan ingediend bij het stadsdeel. In eerste instantie wouden ze moestuinen en een speelplaats voor kinderen hebben waarbij ze konden leren om groenten te verbouwen of bloemetjes te planten. Het stadsdeel keurde de moestuintjes goed, maar vond dat er genoeg speelplaatsen in de Transvaalbuurt zijn voor de kinderen.

“Toen de palen in de grond werden geslagen, was het de eerste keer dat ik midden op het plantsoen stond.” (Ben)

(25)

25

4.4 Het aantrekken van mensen

Nu de buurttuin gerealiseerd werd, moesten buurtbewoners geïnformeerd worden over de buurttuin. Zo werden er flyers in alle brievenbussen in de Transvaalbuurt gedaan met

informatie over de buurttuin. Er kwam een prikbord met allerlei data waar er informatiedagen waren. Wieke en Emanuela gingen ook mensen werven op scholen. Mensen waren volgens hen makkelijker te benaderen op school.

“Het is makkelijker om mensen aan te trekken op school, dan zomaar op straat. Mensen nemen op school meer tijd om naar je verhaal te luisteren.” (Wieke)

Maar ook op straat werden mensen gevraagd of ze wilden meedoen. In het begin waren het vooral de ‘westerse hoogopgeleide’ (Ben) die zich voornamelijk gingen aanmelden voor de moestuintjes. Op een gegeven moment werd er besloten een stop te zetten op die groep mensen.

“De buurttuin moet een weerspiegeling zijn van de Transvaalbuurt. En in de Transvaalbuurt wonen er niet alleen hoogopgeleide ‘witte’ mensen. De initiatiefnemers willen daarom mensen van verschillende afkomst erbij betrekken.” (Justyna)

Uiteindelijk meldden zich veel nieuwe Nederlanders en Turkse mensen. Aangezien de buurttuin een openbare kruidentuin, fruittuin en sierbloementuin heeft, werd er tijdens de algemene ledenvergadering werkgroepen georganiseerd waarbij mensen zich als vrijwilliger konden opgeven om voor deze stukken tuin te zorgen. Uiteindelijk ontstond er een verplichte tuindag op de derde zaterdag van de maand waarbij iedereen aanwezig moest zijn om te helpen met vuilnis opruimen, onkruid weg te halen en anderen te helpen met tuinieren. Dit werd gedaan onder het genot van lekkere hapjes en koffie of thee.

Na een tijdje ontstonden er echter problemen tussen de initiatiefnemers en hebben ze besloten om de leiding uit handen te geven. Er waren soms communicatieproblemen en het harde werken had zijn tol geëist. Sommige initiatiefnemers werden overspannen van de discussies en trokken zich terug. Juist door de gespannen sfeer, ontstonden er ruzies waardoor het een beter idee was om de leidinguit handen te geven. Dit was ook het doel vanaf het begin.

“Ik was secretaris in het eerste bestuur. We vonden uiteindelijk dat we teveel vinger in de pap hadden. We wouden niet een klein groepje zijn die te dominant is. We wouden ook

(26)

26 mensen met nieuwe ideeën betrekken. Vanaf het begin wouden we veel mensen ermee

betrekken om zo vervolgens een stap terug te doen.” (Ben)

Uiteindelijk is er een nieuwe voorzitter, penningmeester en secretaris gekomen die de lasten van de buurttuin willen dragen. Op deze manier ontstond de buurttuin op het Afrikanerplein en begonnen mensen allerlei dingen te verbouwen op hun moestuintjes.

4.5 Moestuintjes voor mensen met een minimum inkomen

De participanten van de buurttuin hebben allemaal verschillende redenen om mee te doen met de buurttuin. Uiteindelijk hebben ze toch hetzelfde doel voor ogen: namelijk een moestuintje hebben om bloemen, kruiden, groenten en/of fruit te verbouwen. In de vorige hoofdstuk werden al redenen genoemd van de initiatiefnemers om een buurttuin te ontwikkelen. In dit hoofdstuk worden de motieven van de participanten uitgelegd. Zo had Ben een project in het oosten van Nederland gezien waarbij mensen met een minimuminkomen een moestuintje kregen. Dit wilde hij ook realiseren op het Afrikanerplein. Hij is zelf met pensioen, maar heeft hiervoor psychologie gestudeerd en is werkzaam geweest als een psycholoog in een kliniek en op de universiteit. Daar had hij veel te maken met mensen met een lage inkomen, waardoor hij een belangen behartiger is geworden voor deze groep.

“De meeste mensen die psychische problemen hebben, zijn ook degene die het minste te besteden hebben. Maar soms gebeurt ook het tegenovergestelde. Mensen die geen geld hebben krijgen psychische problemen.” (Ben)

Bourdieu (1986) zou het studeren en beoefenen van psychologie als cultureel kapitaal bestempelen. Het geld wat hij met zijn werk heeft verdiend is het economische kapitaal van Ben en de relaties die hij met de initiatiefnemers heeft wordt dan ook wel het sociaal kapitaal genoemd. (p. 47-50) Op basis van deze drie soorten kapitaal hebben de participanten een bepaalde habitus ontwikkeld. In een bepaalde veld zullen mensen met hun habitus handelen. Zo is het ook duidelijk wat voor verschillende soorten mensen participeren in de buurttuin en hoe hun habitus mee geholpen heeft om te participeren in de buurttuin. (Bourdieu 1986 ; p. 47)

(27)

27

4.6 Kleine kinderen en opgroeien op het platteland

Wieke en Emanuela, zijn moeder van kleine kinderen. Wieke is theatermaker en heeft theaterstudies gestudeerd. Ze maakt nu theaterstukken met kinderen op verschillende

basisscholen. Zelf is ze ook actief bij een vereniging voor theatermakers en heeft het druk als moeder. Emanuela is ook een moeder met kleine kinderen en werkt op de basisschool als jufrouw. Emanuela komt zelf uit een kleine dorp uit Portugal. Ze heeft er vroeger met haar ouders gewoond en in die tijd werkte ze ook op het platteland. De mannen in het dorp werkten vooral in de marmer industrie, terwijl de vrouwen vaak op de grote moestuinen aan het werk waren. Zo hielp ze haar moeder ook op de moestuinen. Haar vader was veel aan het werk in de mijnen, waardoor zij en haar moeder voor de moestuinen moesten zorgen. “Ik kan me herinneren dat mijn vader helemaal onder het stof terug kwam. Ik noemde hem toen een espirito, wat geest betekend in het Portugees.” (Emanuela)

Als moeder van kleine kinderen, besloten zij en Wieke een plan in te dienen bij het stadsdeel om een veiligere plek van het Afrikanerplein te maken. Ze wouden vooral een ‘groene’ speeltuin voor hun kinderen hebben in de buurt, waarbij kinderen met water konden spelen, dammetjes konden bouwen, leren om iets te planten en zo dus lerend konden spelen. “Bij een andere speeltuin heb je dat niet. Je hebt een glijbaan, een klimrek, een zandbak of een schommel. Er zijn genoeg speelplaatsen met de zelfde dingen voor kinderen. Ze vervelen zich te snel. Op die manier gaan ze andere ‘stoute’ dingen doen. (...) Op deze manier leren kinderen hoe ze moeten planten, hoeveel water ze moeten geven en hoe insecten en andere dieren in de stad leven. Het geeft ze weer wat te doen. (Wieke)

De groene speelplaats is niet gerealiseerd, maar er is toch nog een moestuin aangelegd voor de kinderen. Hier konden ze spelen met water en feiten leren over planten. Masal, moeder van een kind van zeven, heeft om die reden besloten mee te doen aan de buurttuin. Haar kind is dol op het spelen met water. Hij heeft dit vaak gezien in Turkije, waar ook Masal en haar man vandaan komen. Zij is zelf opgegroeid in een kleine dorp in Konya. De meeste mensen in Konya werkten op het platteland en ze verkochten aardappelen en abrikozen om rond te kunnen komen. Toen ze verhuisd waren naar de stad, hadden ze een grote tuin aan de voor- en achterkant van hun gebouw. Hier is de passie voor tuinieren ontstaan. Zelf werkt ze nu als voorvrouw bij een schoonmaakbedrijf. Daarvoor heeft ze niet gestudeerd. Een soortgelijke

(28)

28 situatie geldt ook voor Khaled. Hij heeft alleen de middelbare school in Marokko afgemaakt voordat zijn ouders naar Nederland kwamen. Daarvoor woonden ze in een klein dorp vlakbij Tetouan. Zij werkten ook op het platteland en hij moest vaak zijn vader helpen bij het

ploegen, planten van de oogst en water geven. Zelf werkt hij part-time als schoonmaker in de Zuidas in Amsterdam. Hij vond het leuk om een moestuin te hebben, om zo zijn vrije tijd op te kunnen vullen.

“Vroeger verveelde ik me echt heel erg in de zomer. Dan ging je naar buiten, doelloos wandelen, naar de moskee en weer terug naar huis. Nu heb ik de buurttuin erbij, ik vind het echt fijn om daar te zijn.” (Khaled)

Marleen, een Oostenrijkse met kleine kinderen is ook door haar kinderen begonnen met de buurttuin. Zelf komt ze uit een uit Salzburg. Ze werkt part-time als tandartsassistente. Zelf wist ze niet veel over tuinieren, maar het leek haar leuk om te doen. Het leek haar leuk om mensen te leren kennen die ook in haar buurt wonen. In haar studenten periode kende ze heel veel verschillende soorten mensen, maar nu is dat gekrompen tot haar eigen familie en gezin. Justyna had de zelfde reden om te participeren in de buurttuin. Ze komt zelf uit een dorp vlakbij Krakau in Polen. Zij vind zichzelf erg internationaal ingesteld. Ze werkt voor Nuffic, een organisatie die Nederlands onderwijs promoot in het buitenland. Ze werkte als au pair in Amsterdam, voordat ze ging studeren. Tijdens haar studie leerde ze verschillende soorten mensen kennen vanuit de hele wereld. Maar sindsdien is dat aan het afbrokkelen.

“Het is niet dat ik me alleen voel ofzo, mijn man heeft een enorme familie in Limburg. Soms heb ik zelfs de behoefte om alleen te zijn. Maar ik ben zelf internationaal ingesteld. Als je eenmaal op je zelf woont en kinderen hebt, zie je niet heel veel mensen meer. (Justyna) Zij is mee gaan doen omdat ze een kleine kind heeft en zo niet vaak haar sociale contacten kan onderhouden. In de buurttuin hoopte ze meer mensen te leren kennen.

De andere participanten hebben een andere verhaal te vertellen. Zo wou Mustafa op het begin niet participeren bij de buurttuin. Hij vond het niet spannend genoeg. Hij werkt zelf bij de beveiliging op Schiphol en dit zijn vaak ploegendiensten die hij moet draaien,

waardoor zijn slaap ritme per week kan verschillen. Hij heeft zelf drie dochters die ook niets van de buurttuin willen hebben. Het was zijn moeder die een moestuin had in de buurttuin.

(29)

29 Zij begon echter last te krijgen van haar rug en van haar knieën, waardoor Mustafa besloot zijn moeder te helpen.

“Uiteindelijk is die moestuin van ons geworden haha. Mijn moeder zit dan vaak op het bankje. Soms zit ze te kletsen met andere vrouwen. Maar zo heb ik ook een hoop andere mensen uit de buurt leren kennen.” (Mustafa)

Amber is zelf in Nederland gaan wonen toen ze een Nederlandse man had ontmoet. Ze is zelf een huismoeder met kleine kinderen en werkt op dit moment niet. Zij komt uit New York en was daar ook bezig met het oprichten van community garden’s. Door middel van deze buurttuinen gingen volgens haar de bewoners steeds meer met elkaar samenwerken. Volgens haar werden de gevaarlijke buurten in New York veilig gemaakt door de sociale controle van de mensen die aanwezig waren op de buurttuin.

“In mijn wijk was er veel overlast van dealers en junks op open grasvelden. Door een tuin aan te leggen waar mensen aan mee deden, is de overlast vermindert.” (Amber)

Ten slotte is er nog de nieuwe voorzitter Els. Zij woont zelf op het Afrikanerplein en is ook met pensioen. Ze vond dat het plein er leuk uit ziet. Soms kwam ze naar de buurttuin toe om te praten met de mensen die aan het werk waren. Zo heeft ze Justyna, Wieke en Ben leren kennen, die haar hebben overgehaald om de nieuwe voorzitter te worden. Ze heeft vroeger gewerkt in een sigarenwinkel van haar vader. Uiteindelijk besloot ze die te verkopen en geniet nu van haar pensioen.

“Het harde werken heeft zijn tol geëist. Mijn lichaam begint te slijten en ik kan niet lang op mijn benen staan. Maar toch leek het me leuk om wat te doen. Als ik helemaal niks doe, kan ik straks helemaal niet meer staan.” (Els)

Ze is een persoon die vroeger actief geleefd had, maar nu niet meer zo mobiel is. Ze wou toch haar vrije tijd in de buurt benutten, waardoor ze besloot mee te doen aan de buurttuin. Ze gebruikt een kruk bij het weghalen van onkruid. Zij vindt dat tuinieren stress kan laten doen verdwijnen.

(30)

30

4.7 Mobiliteit

Mobiliteit is dus een belangrijke factor die bepaald of mensen wel of niet mee zullen doen. De mobiliteit heeft echter verschillende vormen. De eerste vorm is de lichamelijke

beperkingen van de participanten. Zo heeft de moeder van Mustafa en Els last van hun rug en knieën. Maar ook Masal is nu tijdelijk in de WAO. Ze heeft een hernia opgelopen, waardoor ze ook niet lang kan zitten op een bepaalde plek. Tijdens de tuindagen zijn er ook wel eens gewonden gevallen. Zo zijn Ben en Wieke wel eens door hun rug gegaan. Echter heeft dit niet een grote impact op hun mobiliteit gehad als bij de andere vrouwen.

Een andere vorm van de beperking van de mobiliteit is het hebben van kleine kinderen. Justyna, Wieke, Emanuela en Marleen hebben allemaal kinderen die pas 2, 3 of 4 jaar zijn. Zo moeten ze buiten hun werktijd veel tijd doorbrengen met de kinderen. Ze hebben echter niet de mogelijkheid om elke keer naar een park te gaan of naar een speelplaats die verder van huis is. Ze vinden het fijner om met hun kinderen in de buurt dingen te kunnen ondernemen.

“Ik kreeg een klein kindje, Olivier. Ik was tijdens mijn zwangersschapsverlof ook vaak thuis. Als je nog single bent of met een vriend, ga je lekker de stad in, lekker uit gaan. Maar wanneer je kinderen krijgt, ben je meer in je buurt.” (Marleen)

Na een aantal keren de buurttuin bezocht te hebben, viel dit fenomeen me ook op. Zo waren er veel moeders die in de ochtend een wandeling gingen maken met hun kinderen. Dit gebeurde vaker.

Haar kleine dochter rent gelijk richting de kraan. Ze drukt op het knopje en er komt water uit. Ze doet haar handen eronder en begint te lachen. Vervolgens loopt ze naar de bloemen toe, wijst ze aan en roept : mooi! mooi! Haar moeder loopt achter haar aan en ze groet vriendelijk iedereen die aan het werk is in de tuin. (Observaties April 2014)

Dus het hebben van kleine kinderen is een andere factor die de mobiliteit van de participanten beperkt.

Een andere reden is het beperkt aantal economisch kapitaal dat sommige mensen in de Transvaalbuurt hebben. Khaled is mee gaan doen aan de buurttuin, omdat hij zich vaak verveelde in zijn vrije tijd.

(31)

31 “Zonder geld kan je niet veel doen in Nederland. Stel je voor je pakt de tram naar de Dam toe. Kost je 2.70 euro erheen en 2.70 euro terug. Daarvoor moet ik zeker een half uur

werken. Om dan vervolgens tien minuten in de tram te gaan zitten naar mijn bestemming. (...) Ik ga vaak wandelen in de buurt als ik me verveel. Maar de buurttuin heeft er nu voor

gezorgd dat ik een nieuwe bezigheid voor mezelf heb gevonden.” (Khaled)

De mensen die zich moeilijk kunnen verplaatsen zijn vaak te vinden in eigen buurt.

Aangezien ze vaak in de buurt aanwezig zijn, kunnen ze ook een bepaalde band met de buurt hebben of zelfs delen van de buurt voor hun eigen doeleinden claimen. Het volgende stuk legt uit welke personen claims leggen op de openbare ruimte op het plantsoen op de

(32)

32

Hoofdstuk 5 : Groepsvorming op het Afrikanerplein

5.1 De claims op het plantsoen

“Vroeger was het Afrikanerplein van de hondjes. Mensen konden daar niet op het gras zitten, want het zat vol met hondenpoep.” (Marleen)

Toen er begin 2011 de plannen voor de buurttuin ingevoerd werden, ontstond er protest onder de hondenbezitters. De bezitters vonden dat er een plek moest blijven om hun honden uit te kunnen laten. Anders moesten zij met zijn allen naar het Wibautpark toe. Verder zijn er geen grasveldjes in de buurt. De hondenbezitters werden ook uitgenodigd bij de vergaderingen om te vergaderen over de plannen. Aanvankelijk dachten de bezitters dat het hele plantsoen omgetoverd zou worden tot een buurttuin. Maar al snel bleek dat er genoeg ruimte over zou blijven voor hun honden. Hun honden mochten de buurttuin echter niet in, omdat ze planten konden vernielen of onder zouden plassen. De bezitters begrepen dat wel. Één van de hondenbezitters was er eerst op tegen, omdat haar hondje blind was geworden en zij bang is om te wandelen bij de Transvaalkade.

“Mijn hondje is twee jaar geleden blind geworden. Ze had een ontsteking aan haar ogen. (...) Vroeger ging ik nog eens wandelen bij het water bij de Transvaalkade. Dat doe ik nu niet meer, omdat ik bang ben dat zij in het water valt.” (Elly, hondenbezitter)

Deze mevrouw is drie keer per dag op het zelfde bankje op het Afrikanerplein te vinden. (Uitenhout 2012 ; p. 37) Er komen vaak andere mensen met een hond erbij zitten. De hondenbezitters hebben allemaal Jack Russels en kennen elkaar ook bij naam. Het is een ontmoetingsplek geworden voor mensen met een hond. Er is elders in de Transvaalbuurt geen grote grasveld te vinden. Daarom waren ze eerst tegen de komst van een buurttuin op het Afrikanerplein. Onbewust was het grasveld op het Afrikanerplein een home territory

geworden voor de hondenbezitters. (Lofland 1973 ; p. 119) Zij waren daar vaker dan andere mensen aanwezig, de honden speelden op het grasveld en wanneer het grasveld dreigde te verdwijnen, gingen de hondenbezitters in de verdediging. Het was tenslotte ‘hun’ grasveld die zou verdwijnen. Maar dat gebeurde niet. Er zou nog steeds een behoorlijke stuk van het grasveld beschikbaar zijn voor de honden. Na de realisatie waren de hondenbezitters van mening dat het plantsoen nu mooier was geworden.

(33)

33 “Ik laat Zoë (hondje) hier rondrennen en dan rook ik zelf een sigaret. Het veldje is nu

gelukkig mooi geworden, dus met mooi weer ben ik graag buiten.” (Elly, hondenbezitter) De term kolonist moet genuanceerd gebruikt worden voor de hondenbezitters. Zij privatiseren het grasveld op het Afrikanerplein door tegen de komst van de buurttuin te zijn. Andere hondenbezitters en mensen kunnen gewoon zitten op hun bankjes. Hetzelfde lot ondervond ik tijdens mijn observaties. De hondenbezitters gingen op hetzelfde bankje zitten, waar ik bezig was aan mijn observaties. Daar staken ze allemaal een sigaret op. Aangezien het ‘hun’ plek is, konden ze daar ook roken. Al kwam de rook mijn kant op, het was hun plek en zij mochten ook beslissen wat ze daar konden doen. De toegang tot deze home territory werd weliswaar niet geweigerd, maar aangezien ze de openbare ruimte voor hun eigen privé doeleinden gebruiken, zoals hun honden uit laten, op de bankjes zitten en roken, kan het alsnog bestempeld worden als een genuanceerde vorm van home territories voor

hondenbezitters. (Lofland 1973 ; p. 125,129) Zij zijn echter niet de enige die vaak aanwezig zijn op een bepaalde plek. De volgende groep is er ook vaak te vinden op zonnige dagen.

5.2 Spelen met water

Er is een groep kinderen die het leuk vindt om met het water van de kraan in de buurttuin te spelen. Die kinderen zijn dan ook vaak te vinden bij de kraan in de buurttuin. Zij spuiten elkaar nat met het water, vullen hun waterballonnen en hun waterpistooltjes bij de kraan. Het zijn kinderen die nog naar de basisschool gaan. Echter heeft dit niet altijd voor positieve reacties geleid door de participanten in de buurttuin.

“We hebben door de verspilling van water besloten om een slot op de kraan te zetten. Elke lid heeft nu een sleutel. Maar we vonden dat de kinderen er nog moesten blijven komen om te spelen. Dus we hebben een kraan ernaast met een knop. Als je erop drukt, stroomt het water voor een aantal seconden. Dan gaat hij automatisch weer dicht. Zo kunnen kinderen toch blijven spelen in de buurttuin, zonder dat er veel water wordt verspild.” (Ben)

“Ze maken echter veel troep en met het spelen vernietigen ze ook dingen. Het is niet dat we ze liever niet in de tuin hebben, het zijn kinderen dus ze mogen er ook gebruik van maken. Het is openbare ruimte, dus ze mogen er bij zijn.” (Justyna)

(34)

34

Foto 1 : Kinderen aan het spelen met water. (Bron : Selahattin Bilgiç)

Zo zijn er veel kapotte waterballonnen te zien in de buurttuin. Tijdens het spelen worden die op elkaar gegooid, maar het wordt niet meer opgeruimd. Misschien gaan ze er vanuit dat de gemeente het schoonmaakt. In overleg met de andere leden is er besloten om een slot op de kraan te zetten. Maar ook moet de term home territory voor deze kinderen genuanceerd gebruikt worden. Zij maken gebruik van het water, zonder het te vragen aan de volwassenen die op dat moment aanwezig zijn bij de buurttuin.

“Eigenlijk moeten ze het vragen, maar goed als ze het niet doen is het ook goed.” (Masal) Echter is het wel duidelijk dat de kinderen de kraan vaak gebruiken voor hun eigen privé doeleinden. Ze gebruiken het water om te spelen en niet om de planten water mee te geven.

(35)

35 Ze zijn zich er van bewust dat ze het water mogen gebruiken, maar zijn zich er niet van bewust dat er ook veel water wordt verspild. Echter weerhoudt dit ze er niet van om niet te spelen met het water. Daarom moet de term home territory genuanceerd gebruikt worden in het geval van de kinderen. De term kan echter minder genuanceerd gebruikt worden bij de groep hangjongeren in de buurt.

5.3 Hangjongeren in de buurt

Volgens de participanten waren de hangjongeren in de buurttuin een probleem. Zij zaten vaak in de buurttuin. In principe was dat geen probleem, aangezien de buurttuin een openbare ruimte is. Het werd een probleem, omdat de regels van de buurttuin niet werden nageleefd. Ze waren daar aan het roken, blowen en alcohol te drinken. Ze zaten vaak op de leuningen van de bank met hun voeten op het zitgedeelte.

“Ze zijn hard aan het praten, spugen overal, vloeken veel en zitten niet normaal op de banken. Echt gewoon brutaal dus.” (Wieke)

Deze jongeren werden vaak gewaarschuwd door de participanten van de buurttuin, al waren de participanten ook bang voor de negatieve reacties van deze jongeren.

“Ik was bang dat ik negatieve reacties zou krijgen als ik wat over hun gedrag zou zeggen.” (Amber)

“Ze zeiden dan. Mevrouw is dit uw plek? Ga weg mevrouw, wie ben jij?” (Masal)

Deze jongeren waren backstage gedrag aan het vertonen in de buurttuin. Erving Goffmann (1959) gebruikt deze term om aan te duiden hoe mensen zich presenteren aan andere mensen. Goffmann ziet het sociale leven als een serie van dramatische voorstellingen. “[The] self is a dramatic effect arising (...) from a scene that is presented.” (Goffmann 1959 ; p. 253) Als er interactie tussen individuen is, willen deze individuen een bepaalde deel van het zelf willen presenteren, dat geaccepteerd wordt door andere individuen. Mensen zullen net als op een podium in het theater, in de backstage oefenen om zichzelf op een bepaalde manier te presenteren aan anderen. Zij zullen dan overwegen welke dingen ze beter wel of niet kunnen zeggen. Tijdens de frontstage presenteren ze hun zelf. Dit is de plek waar de dramatische interactie plaats vindt. Maar de hangjongeren presenteren zich in de backstage, waardoor de participanten in de buurttuin een negatieve oordeel over deze jongeren hebben gekregen. De jongeren vertonen backstage gedrag door alcohol in het openbaar te drinken en te blowen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

als leidinggevende opneemt en bijdraagt tot een warme en dynamische omgeving waar medewerkers betrokken zijn, met betere resultaten als rechtstreeks

Met de stelling ‘Door het contact in mijn project staan buurtbewoners nu meer voor elkaar klaar’ zijn twee meer initiatiefnemers in 2017 het eens dan in 2016.. Geluk, eenzaamheid

vrije concurrentie op de markt tot stand gekomen prijs, de juiste norm is voor de economische mogelijkheden. Zoowel bij con- sumptie, productie als inkomensverdeeling spelen

Veel bestuursvrijwilligers zijn aan het eind van hun latijn, hebben zich met veel bijzaken moeten bezighouden die niets met het doel van hun organisatie te maken hebben, maar die

Vrouwen met RA uit de leeftijdsgroep van 25 tot 50 jaar gaven aan minder doelen te hebben die niet zijn bedreigd, meer doelen lager te stellen en meer nieuwe doelen op

De algemene onderzoeksvraag die we met dit onderzoek trachten te beantwoorden is: ‘Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de opvoedingsondersteuning die

Uit de omschrijving hiervan in het decreet (Dehaene et al., 2007) leiden we af dat opvoedingsondersteuning zich niet enkel richt tot de biologische ouders, maar

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders