• No results found

'Mindful met je baby training' : een training voor moeders die stress ervaren : de relatie tussen mindful parenting en stress en de rol van negatieve emotionaliteit van de baby

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Mindful met je baby training' : een training voor moeders die stress ervaren : de relatie tussen mindful parenting en stress en de rol van negatieve emotionaliteit van de baby"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education

MASTER

ORTHOPEDAGOGIEK 2015-2016

‘Mindful met je Baby Training’: een Training voor Moeders die Stress Ervaren De Relatie tussen Mindful Parenting en

Stress en de Rol van Negatieve Emotionaliteit van de Baby

Naam: Sharon Bletterman

Studentnummer: 10877886

E-mailadres: sharon.bletterman@student.uva.nl Onderwerp: De Relatie tussen Mindful Parenting en

Stress en de Rol van Negatieve Emotionaliteit van de Baby Voorlopige tijdsplanning: startdatum: 04-01-2016 en einddatum: 08-07-2016

Toewijzing aan leerstoelgroep: OOP

Eerste begeleider: Mw. dr. C. Colonnesi Tweede beoordelaar: Dhr. dr. E. Brummelman

(2)

Samenvatting

Onderzoek heeft aangetoond dat mindfulness training effectief is in het verminderen van stress. Het is echter onbekend wat voor effect de ‘Mindful met je baby training’ heeft op moeders met een baby die stress ervaren. In het huidige onderzoek is het effect van de achtweekse ‘Mindful met je baby training’ onderzocht, en of het effect van de training werd gemodereerd door negatieve emotionaliteit (NE) van de baby (N = 31). De moeders vulden vragenlijsten in over hun eigen stressniveau, het niveau van mindful parenting en het niveau van NE van de baby. De moeders rapporteerden een verhoging in het niveau van mindful parenting en een daling in het stressniveau. De veranderingen waren zichtbaar tot en met de follow-up. Daarnaast hangt een toename in het niveau van mindful parenting samen met een afname van stress. Tot slot lieten de resultaten zien dat NE gedurende de achtweekse training geen invloed had op het effect van de training. Na de achtweekse training verzwakte NE echter het effect van de training. De resultaten impliceren dat mindful parenting een betekenisvolle invloed heeft op het stressniveau bij de moeder en dat NE van de baby een invloed kan hebben op het langetermijneffect van de training.

Kernwoorden: Mindful met je baby training, mindful parenting, stress, NE.

Abstract

Research showed that mindfulness training is effective in reducing stress. It is however unknown what kind of effect the ‘Mindful with your baby training’ has on mothers with a baby who experience stress. The present study examined the effectiveness of an eight week training, and if the effectiveness was influenced by negative affectivity (NA) of the baby (N = 31). Mothers filled in questionnaires about their own stress level, their own mindful parenting level and the level of NA of their baby. After the training, the mothers reported an increase in their level of mindful parenting and a decrease in their stress level. Improvements were maintained at follow-up. There is also evidence that an increase of mindful parenting is related to a decrease in the level of stress. Also, the results show that NA did not influence the effectiveness of the training during the training. However, after eight week training results showed that NA did influence the effect of the training. This research indicates that mindful parenting plays a crucial role in decreasing the level of stress and that NA of the baby can influence the long-term effects of the training.

(3)

De Relatie tussen Mindful Parenting en Stress en de Rol van Negatieve Emotionaliteit van de Baby

Het moederschap kan uitdagend, uitputtend en stressvol zijn (Bögels, Hellemans, Van Deursen, Römer, & Van der Meulen, 2014). Opvoeden kan nog gecompliceerder worden als er sprake is van problemen bij de ouder en/of baby (Bögels et al., 2014). Een training die zich richt op het verminderen van stress bij moeders met een baby is de ‘Mindful met je baby training’ (In prep. Potharst et al., 2016). De ‘Mindful met je baby training’ is een nieuwe vorm van mindfulness training die moeders samen met hun baby volgen. De effectiviteit van deze training op moeders met een baby is nog niet bekend. Daarnaast is het onbekend of kenmerken van de baby invloed hebben op de effectiviteit van de ‘Mindful met je baby training’.

Temperament en Stress

Voor een (pasgeboren) baby zorgen kan plezierig en liefdevol zijn, maar soms is het overweldigend en stressvol (McGrath, Records, & Rice, 2008). Er zijn verschillende factoren die kunnen leiden tot stress bij moeders met een baby. Ten eerste ervaren moeders meer stress als een baby een negatief temperament heeft (Halpern, Brand, & Malone, 2001).

Temperament wordt gezien als een relatief stabiele biologische aanleg (Sung, Beijers, Garstein, de Weerth, & Putnam, 2015) die zichtbaar is in de volgende domeinen: activiteit, emotionaliteit, aandacht en zelfregulatie (Shiner et al., 2012). Deze aanlegfactoren zijn een resultaat van interacties tussen genetische, biologische en omgevingsfactoren over tijd (Shiner et al., 2012). Baby’s met een negatief temperament laten hoge niveaus van negatieve

emotionaliteit (NE) zien en hun gedragingen bestaan veelal uit boosheid, frustratie, sociale angst en bedroefdheid (Rothbart, Ahadi, Hershey, & Fisher, 2001). Dat moeders meer stress ervaren als er sprake is van NE bij de baby, komt doordat de gedragingen over het algemeen minder belonend zijn voor moeders. Hierdoor ontstaan minder positieve interacties met de baby (Jessee, Mangelsdorf, Shigeto, & Wong, 2011). Baby’s met een hoog niveau van NE zijn sneller bedroefd en lastiger te troosten wat kan leiden tot meer stressgevoelens bij de moeder (Anzman-Frasca, Stifter, Paul, & Birch, 2014). Ten tweede kan het voor moeders lastig zijn om een balans te vinden tussen de behoeften van de baby en haar persoonlijke behoeften (Mcgrath et al., 2008). Onbalans tussen de behoeften kan stress met zich meebrengen.

Als een moeder stress ervaart, kan dit een negatief effect hebben op de

opvoedvaardigheden (Bögels, Lehtonen, & Restifo, 2010). Moeders die stress ervaren, zijn meer afwijzend, meer reactief en minder warm richting hun baby (Van der Oord, Bögels, &

(4)

Peijnburg, 2012; Webster-Stratton, 1990). Deze negativiteit heeft invloed op het gedrag van de baby (Goodman, Gotlib, & Bjork, 1999). De differential susceptibility benadering

benadrukt het belang van een positieve omgeving voor baby’s met een hoog niveau van NE. Vooral baby’s met een hoog niveau van NE zijn volgens deze benadering gevoeliger voor omgevingsinvloeden en dan met name voor ouderlijke invloed (Belsky, 1997). Als baby’s met een hoog niveau van NE opgroeien in een omgeving waar afwijzing, negativiteit en streng ouderschap centraal staan, dan kan dit leiden tot een verhoogd risico op latere

gedragsproblemen, zoals agressieproblemen (Kochanska & Kim, 2013). Kortom, baby’s met een hoog niveau van NE zijn kwetsbaarder voor de kwaliteit van opvoedgedrag (Belsky, 1997; Kochanska & Kim, 2013). Dit benadrukt het belang van een juiste interventie voor moeders die stress ervaren.

Interventies voor Moeders met een Baby

Het aantal beschikbare interventies gericht op moeders met een baby die stress ervaren stijgt de laatste jaren, maar het is op dit moment nog gering (Kersten-Alvarez, Hosman, Riksen-Walraven, Van Doesum, & Hoefnagels, 2011). De interventies die er zijn voor moeders met een depressie, zijn met name gericht op het verbeteren van sensitiviteit richting de baby (Guttentag et al., 2014; Kersten-Alvarez et al., 2011). Sensitiviteit is het geven van emotionele steun aan de baby door middel van gepaste reacties van de moeder op de

behoeften van de baby (Kersten-Alvarez et al., 2011). Kersten-Alvarez en collega’s hebben in hun meta-analyse een aantal interventies met elkaar vergeleken. Uit de meta-analyse komt naar voren dat de interventie ‘baby-massage’ (Field et al., 1986) het meest effectief is in het verbeteren van sensitiviteit van de moeder. Een verklaring hiervoor is dat deze therapie ervoor zorgt dat moeders hun eigen baby beter observeren en hierdoor ontvankelijker zijn voor de signalen van de baby (Kersten-Alvarez et al., 2011). Een andere interventie voor moeders met een baby is de mother-infant therapy group (Beck, 1976; Burns, 1989; Klerman, Weissman, Rounsaville, & Chevron, 1984). In de mother-infant therapie staat de relatie tussen moeder en baby centraal. Ook deze interventie blijkt effectief te zijn in het verbeteren van sensitiviteit van de moeder (Clark, Tluczek, & Wenzel, 2003). Uit de meta-analyse blijkt tot slot dat de individuele therapie voor moeders niet effectief is in het verbeteren van sensitiviteit (Kersten-Alvarez et al., 2011). Een mogelijke verklaring die wordt geven voor het resultaat dat de individuele therapie niet effectief is, is dat moeders meer profiteren van een therapie waar de dyadische relatie tussen moeder en baby centraal staat. Op deze manier wordt de kwaliteit van de interactie vergroot (Kersten-Alvarez et al., 2011). Een interventie die niet in de meta-analyse is opgenomen is de Home-Based interventie (Gelfand, Teti, Seiner, & Jameson,

(5)

1996). De Home-Based interventie is tevens gericht op het verbeteren van sensitiviteit, maar ook op het verbeteren van de interactie tussen moeder en baby, acceptatie van de baby en het vergroten van self-efficacy. Onderzoek laat zien dat de Home-Based interventie leidt tot vermindering van stress bij de moeders (Nylan, Moran, Franklin, & O’Hara, 2006). Al met al zijn bovengenoemde interventies vooral gericht op het verminderen van het effect dat een depressie van de moeder heeft op de baby, door het verbeteren van sensitiviteit van de moeder. Hiermee wordt echter gedurende de interventie geen aandacht gegeven aan de depressie of stress van de moeder en hoe zij hiermee om kan gaan.

De Mindful met je Baby Training

Een training die zich wél richt op stress bij moeders met een baby is de recent ontwikkelde ‘Mindful met je baby training’ (In prep: Potharts et al., 2016). Deze ‘Mindful met je baby training’ is een aangepaste versie van de ‘Mindful Parenting Training’ (MPT; Bögels & Restifo, 2013). De training maakt gebruik van dezelfde principes als de MPT, maar de oefeningen zijn aangepast op de aanwezigheid van een baby. De oorspronkelijke MPT is gebaseerd op de ‘Mindfulness Based Stress Reduction Program’ (MBSR; Kabat-Zinn, 1990) en de ‘Mindfulness-Based Cognitive therapy’ (MBCT) voor depressie (Segal, Williams, & Teasdale, 2002). Mindful parenting is een nieuwe vorm van mindfulness die Kabat-Zinn en Kabat-Zinn (1997) definiëren als het aandacht geven aan je kind en aan jezelf op een bewuste, gericht op het heden en op een niet oordelende manier. Bishop (2002) geeft aan dat alle concepten van de definitie van mindful parenting een aspect van aandachtregulatie bevatten. Verandering in verschillende aandachtsprocessen blijkt dan ook een onderliggend

mechanisme te zijn dat verantwoordelijk is voor verandering in de mate van mindfulness bij moeders (Bögels et al., 2010). De ‘Mindful met je baby training’ richt zich net als de MPT met name op het verbeteren van aandacht, het verhogen van bewustzijn van stress, het verminderen van reactiviteit van de moeder en het reduceren van automatische negatieve reacties richting de baby (Bögels et al., 2014). Een moeder die mindful parenting toepast in de opvoeding gedraagt zich positief, warm en consistent richting de kinderen (Duncan,

Coatsworth, Gayles, Geier, & Greenberg, 2015). Daarnaast zijn moeders die mindful

parenting hanteren minder streng en hardhandig, ze communiceren beter met hun kinderen en hebben meer positieve interactie met hun kind dan moeders die geen mindful parenting toepassen. Het gebruik van mindfulness in de opvoeding wordt als belangrijk gezien, omdat moeders die stress ervaren vaak onbewust terugvallen op automatische negatieve reacties, zoals sneller oordelen wat een baby doet (Kabat-Zinn & Kabat-Zinn, 1997; Reyno & Mcgrath, 2006). Daarnaast hebben moeders die stress ervaren meer aandacht voor het

(6)

negatieve gedrag van hun baby (Bögels et al., 2014). Tevens rumineren deze moeders meer over het negatieve gedrag van hun baby, waardoor zij mentaal niet aanwezig zijn in het hier en nu. Dit alles heeft een negatieve weerslag op de moeder-kind relatie (Duncan, Coatsworth, & Greenberg, 2009). Het gebruik van mindful parenting in de opvoeding kan deze negatieve interactie doorbreken, doordat moeders tijdens de training concrete vaardigheden krijgen om met stressvolle situaties om te gaan.

Er is nog geen onderzoek verricht naar het effect van de ‘Mindful met je baby

training’. Wel zijn er al verscheidene onderzoeken gedaan naar het effect van MPT. Bögels en collega’s (2014) deden onderzoek naar het effect van een achtweekse MPT bij 86 ouders die stress ervoeren en/of problemen hadden in de ouder-kind relatie. De leeftijd van de kinderen varieerde tussen twee en 21 jaar. De ouders volgden een training en vulden vragenlijsten in over het probleemgedrag van hun kind, eigen psychopathologie, ouderlijke stress, opvoedstijl, de mate van coparenting, huwelijkskwaliteit en de mate van conflict in het huwelijk. De ouders vulden de vragenlijsten op vier momenten in, namelijk vijf weken voor de training (wachtlijstmeting), een week voor de MPT (voormeting), na de training (nameting) en tot slot acht weken na de training (follow-up). De resultaten wezen uit dat de internaliserende en externaliserende problematiek van ouders en kinderen verbetert na het volgen van de training. Deze verbeteringen waren eveneens zichtbaar tijdens de follow-up meting. Tot slot bleek dat zowel bij de nameting als de follow-up meting sprake was van afname van stress. In het onderzoek van Bögels en collega’s is voornamelijk gekeken naar het effect van de training op ouderlijke variabelen. Er is niet onderzocht of de training een ander effect heeft op het jonge kind vergeleken met het oudere kind. Van der Oord en collega’s (2012) onderzochten het effect van een achtweekse mindfulness training bij ouders en kinderen. Het betrof een klinische populatie en kinderen van acht tot 12 jaar met een ADHD-diagnose

(aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit) werden geïncludeerd in het onderzoek. De kinderen ontvingen een mindfulness training en de ouders volgden parallel een MPT. De ouders en leerkrachten vulden vragenlijsten in over ADHD en ODD symptomen

(oppositioneel-opstandige gedragsstoornis) van het kind. Daarnaast vulden de ouders ook vragenlijsten in over ouderlijke stress, ouderlijke ADHD symptomen, overreactiviteit, toegeeflijkheid in de opvoeding en mindful bewustzijn. Deze vragenlijsten werden ingevuld tijdens een voormeting (één week voor de training), nameting (direct na de acht wekelijkse training) en follow-up meting (acht weken na de training). De resultaten wezen uit dat er sprake was van een significante daling in ouderlijke overreactiviteit en stress van voormeting naar follow-up. Daarnaast rapporteerden de ouders van voor- naar nameting een verhoging in

(7)

de mate van mindfulness. Tevens was er een vermindering in ouderlijke rapportage van ADHD symptomen van het kind en de ouder zelf van voor- naar nameting en van voormeting naar follow-up. Leerkrachten rapporteerden geen significante daling in ADHD symptomen bij het kind. Tot slot deden Beer, Ward, en Moar (2013) onderzoek naar de invloed van mindful parenting bij een klinische populatie, namelijk bij ouders van kinderen met een

autismespectrumstoornis. De deelnemers ontvingen geen training, maar in dit onderzoek werd gekeken of het niveau van mindful parenting gerelateerd was aan vermindering van depressie- en angstsymptomen, stress en gedragsproblemen van het kind. De leeftijd van de kinderen liep uiteen van drie tot 20 jaar. De ouders vulden vragenlijsten in over de gedragsproblemen van het kind, depressie- en angstsymptomen van de ouder, stress van de ouder en de mate van mindful parenting. Uit het onderzoek bleek dat een hoog niveau van mindful parenting

geassocieerd werd met een laag niveau van depressie symptomen en stress bij de moeder en minder gedragsproblemen bij het kind. Het niveau van mindful parenting had geen invloed op het niveau van angstsymptomen bij de moeder.

De genoemde studies laten allen een daling in de mate van stress zien. Dat MPT leidt tot afname van stress heeft met name te maken met de focuspunten van de mindfulness training, namelijk bewust worden, op een niet oordelende manier van onder andere ouderlijke stress (Bögels et al., 2014). Tijdens de training oefenen de ouders onder meer om een

ademruimte te nemen als er sprake is van stress en te zorgen voor zichzelf. Daarnaast geven Bögels en collega’s (2014) aan dat de manier waarop ouders zich willen gedragen ten

opzichte van hun kinderen en de vaardigheden die zij hierin hebben, niet beschikbaar zijn als er sprake is van stress. De opvoedvaardigheden worden weer beschikbaar zodra ouders de stress herkennen en een ademruimte nemen. Hierdoor verminderd de stress en is er sprake van minder afwijzing van de ouder richting het kind (Bögels et al., 2014).

Zoals eerder genoemd is nog geen onderzoek verricht naar het effect van de ‘Mindful met je baby training’, terwijl juist de overgang naar het moederschap stressvol kan zijn

(McGrath et al., 2008). Stress kan een negatief effect hebben op de opvoedvaardigheden en op het gedrag van de baby (Bögels et al., 2010; Goodman et al., 1999). Als blijkt dat stress bij de moeders vermindert na het volgen van de ‘Mindful met je baby training’, dan kunnen

toekomstige problemen bij moeder en kind beperkt worden.

Het Effect van Negatieve Emotionaliteit op de Uitkomsten van Interventies Kenmerken van het kind hebben invloed op het effect van een training, zoals

temperament en erfelijkheidsfactoren (Anzman-Frasca et al., 2014; Reyno & McGrath, 2006). Wanneer gekeken wordt naar het effect van een interventie tijdens de babytijd, is het relevant

(8)

om de rol van temperament mee te nemen. Iedere baby is namelijk verschillend en reageert verschillend op een interventie (Anzman-Frasca et al., 2014). Als het moderatie-effect van temperament wordt onderzocht, dan kan gekeken worden of de training effectief is voor moeders als sprake is van NE bij de baby. Een aantal studies onderzochten het effect van temperament op de uitkomsten van een interventie. Er worden hier drie onderzoeken besproken. In het eerste onderzoek onderzochten Anzman-Frasca en collega’s (2014) het moderatie-effect van een negatief temperament op de uitkomst van een Soothe/Sleep interventie bij baby’s. Tijdens de interventie kregen moeders strategieën aangereikt over voeden en slapen om toename in gewicht te verminderen. Metingen vonden plaats na de geboorte, na drie en zestien weken en na één jaar. Het temperament werd gemeten aan de hand van een dagboek dat door moeders werd ingevuld en een observatie door onderzoekers op éénjarige leeftijd. Resultaten lieten zien dat moeders van baby’s met een negatief

temperament na de interventie een hoger niveau van ouderlijke tevredenheid hadden dan moeders van baby’s met een niet- negatief temperament. Daarnaast hadden de baby’s met een negatief temperament minder toename in gewicht. Ten tweede deden Velderman, Bakermans-Kranenburg, Juffer, en Van Ijzendoorn (2006) onderzoek naar het moderatie-effect van een negatief temperament op het effect van een Attachment Based interventions. Het doel van de training was het verhogen van de sensitiviteit van de moeder. Moeders werden random toegewezen aan een interventie- of een controle groep. De interventie bestond uit vier huisbezoeken. Het temperament van de baby werd gemeten door middel van een vragenlijst. De resultaten toonden aan dat de interventie effectiever was voor moeders van kinderen met een negatief temperament. Daarnaast had de verandering in sensitiviteit meer effect op veilige hechting in de groep kinderen met een negatief temperament dan bij de groep kinderen met een niet-negatief temperament. Tot slot onderzochten Beer en collega’s (2013) of de relatie tussen mindful parenting en ouderlijke uitkomsten (bijvoorbeeld mate van stress) gemedieerd werd door gedragsproblemen van het kind. Hieruit bleek dat gedragsproblemen van het kind de relatie tussen mindful parenting en ouderlijke uitkomsten niet beïnvloed. Vervolgens hebben Beer en collega’s getoetst in hoeverre hoge- of lage niveaus van gedragsproblemen van het kind de relatie beïnvloeden. Het resultaat hiervan was dat de relatie tussen de mate van mindful parenting en ouderlijke uitkomsten versterkt werd door hoge niveaus van gedragsproblemen bij het kind. Er werd geen effect gevonden tussen de mate van mindful parenting en ouderlijke uitkomsten als sprake was van lage niveaus van gedragsproblemen bij het kind. Volgens de onderzoekers moet dit resultaat wel met enige voorzichtigheid

(9)

studies laten zien dat kinderen met een hoger risico op problemen meer profiteren van een interventie, inclusief interventies die alleen gericht zijn op ouders (Anzman-Frasca et al., 2014). Daarnaast laat onderzoek zien dat experimentele manipulatie van oudertraining een groter effect heeft op ouders van kinderen met een hoog niveau van NE (Anzman-Frasca et al., 2014).

Huidige Studie

In de huidige studie werd onderzocht of het niveau van mindful parenting na de training gerelateerd was aan stress en of deze relatie gemodereerd werd door NE van de baby. Op basis van eerder onderzoek zijn er vier verwachtingen:

1. Ten eerste werd op basis van het onderzoek van Van der Oord en collega’s (2012) verwacht dat na de ‘Mindful met je baby training’ sprake was van een hoger niveau van mindful parenting.

2. Ten tweede werd verwacht dat sprake was van een afname van stress na het volgen van de ‘Mindful met je baby training’. Deze hypothese is gebaseerd op de uitkomsten uit onderzoek van Beer en collega’s (2013), van Bögels en collega’s (2014) en Van der Oord en collega’s (2012).

3. De derde hypothese veronderstelde op basis van het onderzoek van Beer en collega’s (2013) dat mindful parenting en stress negatief geassocieerd zijn en dat een toename van mindful parenting samenhangt met een afname van stress.

4. De laatste hypothese, gebaseerd op het onderzoek van Anzman-Frasca en collega’s (2014) en Velderman en collega’s (2006), veronderstelde dat NE de relatie tussen de mate van mindful parenting en stress versterkte. Juist omdat moeders meer stress ervaren als er sprake is van NE bij de baby (Halpern et al., 2001), is het mogelijk dat moeders meer profiteren van de training als er sprake is van NE bij de baby.

Methode Participanten

Deelnemers aan dit onderzoek zijn 31 moeders met een baby die aangemeld waren bij UvA Minds Amsterdam vanwege stressproblemen. UvA Minds is een behandelcentrum voor kinderen en hun ouders met (psychische) problemen. De groep baby’s bestond uit 18 (58.1%) jongetjes en 13 (41.9%) meisjes. Moeders werden geïncludeerd in het onderzoek, omdat zij stress ervoeren in het moederschap. Tijdens de intake hield de psycholoog bij waar deze stress mee samenhing. Stress werd onderverdeeld in factoren die samenhingen met de

(10)

zwangerschap en/of geboorte en problemen in familierelaties en omstandigheden. Na de intake werd een klinische diagnose gesteld. Hieruit bleek dat bij acht moeders (29.6%) de diagnose Angststoornis is vastgesteld, bij zeven moeders (25.9%) de diagnose

Posttraumatische stressstoornis (PTSS) en bij 10 moeders (37%) de diagnose Postnatale depressie en/of depressieve klachten. Om deel te nemen aan het onderzoek moet de baby tussen de nul en 18 maanden jaar oud zijn en moeten moeders de Nederlandse taal goed beheersen. De gemiddelde leeftijd van de moeders was 34 jaar (SD = 4.70, range 21 – 44). De gemiddelde leeftijd van de baby’s was 11 maanden (SD = 0.42, range 7 – 19). De

meerderheid van de moeders was Nederlands (22 moeders). Van de moeders waren twee moeders Surinaams, één Turks, één Marokkaans, twee Indiaans, één Frans, één Moluks en één Duits. Alle deelnemers waren de biologische moeder van de baby. Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeders was hoger beroepsonderwijs (HBO; 14 moeders, 48%). Het aantal moeders dat een middelbaar beroepsonderwijs (MBO) had afgerond was zeven (22%), vijf moeders (18.5%) hadden een wetenschappelijke opleiding afgerond (WO) en twee moeders VWO (7.4%). Tot slot hebben twee moeders (7.4%) het lager beroepsonderwijs afgerond en één moeder de basisschool. Het hoofdonderzoek is goedgekeurd door de ethische commissie.1 Alle deelnemende moeders hadden een informed consent formulier ingevuld. In totaal hebben drie moeders de vragenlijsten voor de nameting niet ingevuld en van vier moeders missen de follow-up metingen. In totaal stopten drie deelnemers met de training. Eén van deze deelnemers gaf aan het te heftig te vinden om moeders te zien huilen en besloot te stoppen. Een andere moeder zat tijdens de training in een ander hulpverleningstraject en ervoer de combinatie als te ingewikkeld. De laatste moeder had last van somberheidsklachten en kon zich er niet toe zetten om de training af te maken.

Onderzoeksdesign en Procedure

De participanten zijn geworven aan de hand van aanmeldingen bij het

behandelcentrum UvA Minds. Moeders die in aanmerking kwamen voor het onderzoek volgden de ‘Mindful met je baby training’ en deze moeders vulden op driemomenten drie vragenlijsten in.2 De eerste meting was een voormeting en die vond een week voor aanvang van de training plaats. De nameting werd op de dag van de laatste training verstuurd. Acht weken na de training vond de derde meting plaats (follow-up). De vragenlijsten werden via e-mail naar de moeders gestuurd en deze konden zij thuis anoniem invullen. Als de vragenlijst

1 Documentatienummer voor goedkeuring is: 2014-CDE-3821.

2 In het oorspronkelijke onderzoek worden in totaal vijf metingen uitgevoerd. Echter, voor huidig onderzoek

(11)

niet teruggestuurd werd voor de betreffende datum die in de e-mail stond, werd een

herinneringsmail gestuurd. Als de moeder de vragenlijst hierna nog niet had ingevuld, volgde een telefoongesprek.

Interventie

Het doel van de ‘Mindful met je baby training’ is het vergroten van het bewustzijn en bewustwording van stress, zodat stress bij de moeders vermindert. Een voorbeeld van een oefening tijdens de training is ‘kijkmeditatie met aandacht voor de baby’. Moeders leren hierbij aandacht te geven aan de baby en de baby te volgen met wat hij/zij doet en wil. Ook leren moeders bewust te worden van eventuele afleiding om vervolgens de aandacht weer te richten op de baby. Bij deze oefening wordt eveneens aandacht geschonken aan de gevoelens die de moeder ervaart tijdens het kijken naar haar baby.

De training bestaat uit achtweekse bijeenkomsten van twee uur, met na acht weken na de laatste training een terugkomsessie. De groepen bestaan uit minimaal vier en maximaal zes moeders met een baby. In de eerste en vijfde sessie komen de moeders zonder hun baby naar de training. Uit ervaring is gebleken dat de eerste keer zonder baby nodig is om de introductie van mindfulness goed te kunnen doorlopen. De vijfde sessie zonder baby is noodzakelijk om verder te verdiepen in de onderwerpen en om eventueel onderwerpen te bespreken die emoties kunnen oproepen bij de moeders. Alle sessies worden gegeven door een mindfulness trainer en een infant mental health (IMH) specialist. De mindfulness trainer is tijdens de training gericht op het geven van de oefeningen en heeft gedurende de meditaties de ogen gesloten. De IMH-specialist heeft tijdens de meditaties de ogen open en kan hierdoor inspelen op de

behoefte van de baby’s als de moeders hun ogen dicht hebben. Tevens zorgt de IMH

specialist ervoor dat de baby’s veilig zijn en nodigt moeders uit om contact te maken met de baby zodra de specialist het gevoel heeft dat het beangstigend is voor de baby. Elke keer na zes/acht minuten mediteren, geeft de mindfulness trainer aan dat de moeders even hun ogen open moeten doen. De moeders kunnen dan naar de baby kijken, voelen wat er vanbinnen gebeurt en nagaan of de baby iets nodig heeft. De trainingsruimte wordt voor baby’s ingericht met speelgoed en kleedjes. Na de eerste bijeenkomst krijgen de moeders een CD mee. Hierop staan de huiswerkoefeningen die zij na elke training moeten doen.

Maten

Negatieve emotionaliteit (NE): NE is gemeten aan de hand van de zeer korte versie van de Revised Infant Behavior Questionnaire (IBQ-R; Garstein & Rothbart, 2003). De vragenlijst bevat 37 items die gescoord worden op een Likertschaal van één (nooit) tot zeven (altijd). Deelnemers hebben tevens de mogelijkheid om te kiezen voor het antwoord niet van

(12)

toepassing. De IBQ-R is ontwikkeld voor baby’s van drie tot 12 maanden en geschikt voor baby’s tot 18 maanden. De vragenlijst bestaat uit drie dimensies: Positieve Emotionaliteit, Negatieve Emotionaliteit en Bewuste Controle. Voor het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de dimensie negatieve emotionaliteit en deze bestaat uit 12 items. De minimale score is 1 en de maximale score is 84. Een voorbeeld item is: “Wanneer uw kind moe was, hoe vaak leek hij/zij van streek?’’. Hoe hoger de score op deze dimensie, hoe meer sprake is van negatieve emotionaliteit bij de baby. De interne consistentie van deze schaal is goed (α = .72 - .88) (Putnam, Helbig, Garstein, Rothbart, & Leerkes, 2013). In deze studie was α = .82. Mindful parenting: de mate van mindful parenting is gemeten aan de hand van de vragenlijst Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale (IM-P; Duncan, 2009). De originele vragenlijst bestaat uit 31 items, echter die items zijn gericht op adolescenten. Om de

vragenlijst geschikt te maken voor moeders met een baby, zijn vier vragen verwijderd. De items worden gescoord op een Likertschaal die een range bevat van 1 (nooit waar) tot 5 (altijd waar). De minimale score is 1 en de maximale score is 135. Een hoge score op de vragenlijst betekent meer gebruik van mindfulness in de opvoeding. De originele vragenlijst bevat zes subschalen, waaronder: 1) luisteren met volledige aandacht (vijf items, “Ik merk dat ik afgeleid word als ik met mijn kind ben, omdat ik tegelijkertijd bezig ben iets anders te doen of aan iets anders te denken’’), 2) compassie voor je kind (zes items, “Ik reageer vaak negatief wanneer mijn kind zeurt of huilt”), 3) niet oordelende acceptatie van ouderlijk functioneren (zes items, “Ik ben mij ervan bewust hoe mijn eigen stemmingen invloed hebben op de manier waarop ik mijn kind behandel’’), 4) Emotionele Non-reactivity in ouderschap (vijf items, “Wanneer mijn kind zeurt of huilt word ik zo boos dat ik dingen zeg of doe waar ik later spijt van heb’’), 5) emotionele bewustzijn van het kind (drie items, “Het is gemakkelijk voor mij om aan te geven wanneer mijn kind zich onprettig voelt of iets nodig heeft”) en 6) emotionele bewustzijn over jezelf (vier items “Wanneer mijn kind iets doet wat mij van streek maakt, sla ik door in mijn gevoelens’’). De interne consistentie van deze vragenlijst is goed (α = .89) (De Bruin et al., 2012). De subschalen voor de aangepaste vragenlijst voor moeders met een baby zijn nog onbekend en hier zijn nog geen publicaties over verschenen. In deze studie was α = .75.

Stress van de moeder: stress is gemeten aan de hand van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index verkort (NOSIK; Brock, Vermulst, & Gerris, 1992). De NOSIK is een verkorte vragenlijst van de NOSI die de ervaren opvoedstress van de ouder meet. De schalen van de NOSIK bestaan uit: competentie, gehechtheid, depressie, gezondheid, aanpassing, stemming, afleidbaarheid, veeleisend, positieve bekrachtiging en acceptatie. De vragenlijst bestaat uit 25

(13)

vragen en een voorbeelditem is: “Ik heb vaak het gevoel dat ik de dingen niet zo goed aan kan’’. Deelnemers beantwoorden deze vragen aan de hand van een Likertschaal met een range van 1 (helemaal mee oneens) en 6 (helemaal mee eens). De minimale score is 1 en de

maximale score is 204. Een hoge score duidt op een hogere stressbeleving in de opvoeding. De betrouwbaarheid van de competentieschaal is goed (α = . 86) (Brock et al., 1992). In deze studie was de α = .93.

Statistische Analyse

Ten eerste zijn de data gecontroleerd voor outliers. Hieruit bleek dat er geen sprake was van significante outliers. Vervolgens zijn de data getoetst op skewness en kurtosis (Bijlage 1 en 2; Field, 2009). De waarden zijn allemaal omgezet in z-scores en hieruit bleek dat de z-scores van skewness op de nameting en follow-up van de variabele mindful parenting significant is bij een waarde van 1.96. De z-scores waren niet significant bij een waarde van 2.58. De rest van de variabelen voldoet aan de assumptie van normaliteit. Uit de Kolmogorov-Smirnov toets is eveneens gebleken dat de variabelen normaal verdeeld zijn waardoor de variabelen geschikt zijn voor parametrische statistische procedures. Van één deelneemster bleek één item te missen van een vragenlijst. Voor hypothese één en twee is de assumptie sfericiteit van de ANOVA voor herhaalde metingen getoetst. Mauchly’s test wees uit dat de assumptie voor de variabelen mindful parenting en stress niet is geschonden. Er werden twee analyses uitgevoerd waarbij de onafhankelijke variabele tijd was en deze bestond uit drie niveaus, namelijk 1) voormeting, 2) nameting en 3) follow-up. De variabelen mindful

parenting en stress waren de afhankelijke variabelen. Voor interpretatie van de ANOVA voor herhaalde metingen is gekeken naar de test of within-subjects effects en als deze significant was, is gekeken naar de test of within-subjects contrast. Voor toetsing van hypothese drie is gebruik gemaakt van Pearson’s Correlatiecoëfficiënt. Tot slot is hypothese vier getoetst met een Partiële Correlatie, waarmee gecontroleerd werd voor de continue variabele NE. Voor deze laatste twee toetsen zijn de correlaties berekend met verschilscores. Voor de variabelen mindful parenting en stress is de nameting min voormeting berekend, follow-up min de nameting en follow-up - voormeting.

(14)

Resultaten

In Tabel 1 worden de gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen vermeld op drie verschillende meetmomenten. Het gemiddelde van de variabele mindful parenting is omhooggegaan na het volgen van de training tot en met de follow-up meting. De variabele stress daalt tot en met de follow-up meting. Tot slot gaat het gemiddelde van negatieve emotionaliteit omhoog bij de nameting en weer omlaag bij de follow-up meting. In Tabel 2 zijn de correlaties van de variabelen gepresenteerd. Deze correlaties tonen aan dat er een significante negatieve relatie is tussen het niveau van mindful parenting en stress. Daarnaast laten de correlaties zien dat een hoog niveau van mindful parenting significant negatief samenhangt met een laag niveau van NE op de voormeting. Tot slot tonen de resultaten aan dat een hoog niveau van stress significant positief samenhangt met een hoog niveau van NE op de voormeting.

Tabel 1

Gemiddelden en Standaarddeviaties van alle Variabelen op de drie Meetmomenten (N=31)

Voormeting Nameting Follow-up

M (SD) M (SD) M (SD) Mindful parenting 3.40 (0.51) 3.64 (0.51) 3.81 (0.76) Stress 2.58 (1.04) 2.43 (0.77) 2.11 (0.69) Negatieve emotionaliteit 3.30 (0.86) 3.75 (1.09) 3.56 (1.19) Tabel 2

Pearson’s Correlatie van alle Variabelen op drie Meetmomenten (N = 31)

1 2 3 4 5 6 7 1. Voormeting mp - .48* .56** -.83** -.62** -.84** -.54* 2. Nameting mp - .72* -.48* -.60** -.20 -.30 3. Follow-up mp - -.52* -.59** -.62** -.30 4. Voormeting stress - .78** .62** .57** 5. Nameting stress - .70** .44 6. Follow-up stress - .41 7. Negatieve emotionaliteit -

(15)

De eerste hypothese veronderstelde dat na het volgen van de ‘Mindful met je baby training’ sprake zou zijn van een hoger niveau van mindful parenting. De ANOVA voor herhaalde metingen liet een significant hoofdeffect zien van tijd, F (2, 42) = 9.71, p = .001. Om na te gaan voor welke meetmomenten sprake was van een significante verandering is gekeken naar contrasterende vergelijking. Deze vergelijking liet een significante verandering zien van voor- naar nameting in de mate van mindful parenting, F (1, 21) = 4.79 p = .040. Tevens was er een significante verandering van nameting naar follow-up, F (1, 21) = 5.18 p = .033. Deze resultaten toonden aan dat het niveau van mindful parenting significant is verhoogd na het volgen van de training (Zie Tabel 1 voor de gemiddelde scores). De tweede hypothese ging er vanuit dat na het volgen van de training sprake zou zijn van afname van stress. De ANOVA voor herhaalde metingen liet een significant hoofdeffect zien van tijd, F (2, 32) = 8.13, p = .001. De contrasterende vergelijking liet een significante verandering zien in het niveau van stress van voor- naar nameting, F (1, 16) = 4.55, p = .049. Van nameting naar follow-up was eveneens sprake van een significante verandering in het niveau van stress, F (1, 16) = 5.47, p = .033. Deze resultaten toonden aan dat het niveau van stress na het volgen van de training significant is verminderd (Zie Tabel 1 voor de gemiddelde scores).

De derde hypothese veronderstelde dat een toename van mindful parenting samenhing met een afname van stress (Tabel 3). Pearson’s correlaties lieten zien dat de verschilscores van mindful parenting en stress van voor- naar nameting, van nameting naar follow-up en van voormeting naar follow-up significant negatief gecorreleerd waren. Met andere woorden hoe hoger het niveau van mindful parenting, hoe lager het niveau van stress was. Tot slot stelde de vierde hypothese dat NE de relatie tussen mindful parenting en stress zou versterken (Tabel 3). Ten eerste is getoetst of de variabele NE veranderd is over tijd. De ANOVA voor

herhaalde metingen liet zien dat NE niet veranderde over tijd, F (2, 34) = 2.57, p = .092. Dat NE niet is veranderd over tijd houdt in dat de rapportage van de moeder over het temperament van de baby gedurende het onderzoek consistent is gebleven. Partiële correlaties, waar gecontroleerd werd voor NE lieten zien dat er geen noemenswaardige veranderingen zijn van voor- naar nameting en van voormeting naar follow-up. Uitzondering hierop was het

meetmoment van nameting naar follow-up. Zonder controle voor de variabele NE was de correlatie significant en na controle voor de variabele NE was de correlatie niet meer

significant. Met andere woorden, de relatie tussen mindful parenting en stress verzwakte van nameting naar follow-up zodra gecontroleerd werd voor NE van de baby.

(16)

Tabel 3

Correlaties van de Verschilscores tussen Mindful Parenting en Stress en Gecontroleerd voor NE (N = 31)

M (SD) 1. 2. 3. 4. 5. 6 7

1. vm-nm mindful parenting 0.26 (0.54) - -.16 .73** -.49* .08 -.36 .15

2. nm-fu mindful parenting 0.18 (0.38) .61** - .17 .12 -.49* -.23 .03

3. vm-fu mindful parenting 0.44 (0.47) .76** .05 - -.49* -.31 -.74** .24

4. vm-nm stress -0.15 (0.63) -.50* .25 -.48* - -.18 .69** -.23

5. nm-fu stress -0.30 (0.52) .06 -.45 -.32 -.39 - .59* -.02

6. vm-fu stress -0.60 (0.72) -.43 -.19 -.72** .62* .48 - -.31

7. Negatieve emotionaliteit 3.30 (0.86) - - - - - - -

Noot. boven de streep zijn de correlaties zonder controle van NE en onder de streep is gecontroleerd voor NE; vm= voormeting, nm= nameting, fu= follow-up

(17)

Discussie

In de huidige studie is onderzocht of het niveau van mindful parenting na de training gerelateerd was aan afname van stress bij moeders met een baby. Tevens is onderzocht of de relatie tussen mindful parenting en stress gemodereerd werd door NE van de baby. De

hoofdresultaten uit het huidige onderzoek zijn: (1) na het volgen van de ‘Mindful met je baby training’ is er sprake van een significant hoger niveau van mindful parenting van voor- naar nameting en van nameting naar follow-up; (2) er is een significante afname van stress bij de moeders van voor- naar nameting en van nameting naar follow-up; (3) een toename van mindful parenting hangt samen met een afname van stress op de voor- naar nameting, van nameting naar follow-up en van voormeting naar follow-up; en (4) er is geen moderatie-effect gevonden van NE van de baby gedurende de training. Na de achtweekse training is er wel een moderatie-effect gevonden van NE van de baby.

Het resultaat dat het niveau van mindful parenting significant is verhoogd van voor- naar nameting en van nameting naar follow-up, komt overeen met het onderzoek van Van der Oord en collega’s (2012). Deze onderzoekers hebben het effect van een achtweekse

mindfulness training bij ouders en hun kinderen van acht tot twaalf jaar met een ADHD-diagnose onderzocht. De onderzoekers vonden een significante verhoging in het niveau van mindfulness van voor- naar nameting. In de huidige studie is naast een significante verhoging in het niveau van mindful parenting van voor- naar nameting, een significante verhoging van nameting naar follow-up gevonden. Een eerste mogelijke verklaring voor het verschil in resultaten is dat in het onderzoek van Van der Oord en collega’s sprake was van een klinische populatie. Kinderen met de diagnose ADHD waren geïncludeerd in het onderzoek. Dat de kinderen in het huidige onderzoek geen stoornis hadden, heeft mogelijk gezorgd voor langetermijneffecten in het niveau van mindful parenting bij de moeders. Een tweede mogelijke verklaring is dat de ouders en kinderen in het onderzoek van Van der Oord en collega’s apart van elkaar een training volgden. In huidig onderzoek ontvingen moeders de training samen met de baby. Het voordeel dat moeders samen met hun baby de training volgen, is dat het geleerde direct gegeneraliseerd kan worden in het contact met de baby. Mogelijk zorgen deze ervaringen voor langetermijneffecten. Een ander verschil met de

huidige studie, wat tevens als een mogelijke verklaring kan dienen, is dat de variabele mindful parenting niet gemeten is. In het onderzoek van Van der Oord en collega’s is de variabele mindful bewustzijn en aandacht gemeten met een andere vragenlijst. Het verschil in construct kan geleid hebben tot verschillende uitkomsten.

(18)

Het tweede resultaat dat na het volgen van de training sprake is van een significante vermindering in stress van voormeting naar follow-up, komt overeen met de bestaande onderzoeken (Beer et al., 2013; Bögels et al., 2014; Van der Oord et al., 2012). In deze onderzoeken was sprake van afname van stress bij ouders na het volgen van de training. Specifiek vonden Van der Oord en collega’s (2012) eveneens een significante afname van stress tot en met de follow-up. Dat stress bij de moeders afneemt, is een betekenisvolle

bevinding, omdat stress via opvoedgedrag van de moeder een negatief effect heeft op de baby. Dit resultaat impliceert dat de ‘Mindful met je baby training’ ingezet kan worden om stress bij moeders te verminderen. Hiermee kunnen mogelijk toekomstige problemen tussen moeder en baby ingeperkt worden.

Vervolgens is in de huidige studie onderzocht of een afname van stress samenhangt met een toename in het niveau van mindful parenting. De resultaten laten zien dat een hoog niveau van mindful parenting gerelateerd is aan een lager niveau van stress. Dit resultaat is consistent met een eerdere studie van Beer en collega’s (2013). Zij hebben het niveau van mindful parenting onderzocht bij ouders van kinderen met een autismespectrumstoornis. Uit het onderzoek bleek dat een hoger niveau van mindful parenting geassocieerd werd met een laag niveau van depressieve symptomen en stress bij de moeder. De bevinding dat mindful parenting en stress met elkaar samenhangen, impliceert dat het niveau van mindful parenting een rol speelt in het niveau van stress bij de moeder. Een verklaring voor de samenhang tussen deze variabelen heeft te maken met de focuspunten van mindfulness. Moeders oefenen namelijk tijdens de training om bewust te worden, op een niet-oordelende manier van stress (Bögels et al., 2014). Tevens leren moeders om een ademruimte te nemen zodra er sprake is van een stressvolle situatie. Een ademruimte zorgt er voor dat moeders niet direct reageren op de emotie waardoor negatieve reactiviteit richting de baby wordt voorkomen (Bögels et al., 2014). Verder wordt tijdens de training aandacht besteed aan de positieve aspecten van de baby. Aandacht besteden aan de positieve aspecten van de baby zorgt er voor dat moeders niet alleen maar hun aandacht richten op het negatieve gedrag van de baby. Veranderingen in het niveau van mindful parenting leiden tot veranderingen in de aandachtsprocessen van de moeder, en dit zorgt voor vermindering van stress (Bishop, 2002; Bögels et al., 2014). Daarnaast betekenen de resultaten dat het effectief is om moeders en hun baby’s samen de training te laten volgen. Ondanks afleidingen gedurende de training kunnen moeders toch de vaardigheden internaliseren.

In het huidige onderzoek is tot slot onderzocht of het effect van de training versterkt werd door NE van de baby. Resultaten laten enerzijds zien dat NE van de baby gedurende de

(19)

achtweekse training (van voor- naar nameting) geen invloed had op de relatie tussen mindful parenting en stress. Resultaten laten anderzijds zien dat NE van de baby na de training wel een invloed uitoefent op de relatie tussen mindful parenting en stress. Het resultaat dat NE van de baby geen invloed uitoefent op het effect van de training komt tamelijk overeen met het onderzoek van Beer en collega’s (2013). Zij vonden eveneens geen bewijs dat

gedragsproblemen de relatie tussen mindful parenting en ouderlijke uitkomsten (bijvoorbeeld stress) versterkt. Het aantal deelnemers was in deze studie alsook in het huidige onderzoek laag. Het lage aantal respondenten biedt mogelijk een verklaring dat er geen relatie is

gevonden tussen de variabelen (Beer et al., 2013). Het resultaat dat NE geen invloed uitoefent op het effect van de training gedurende de interventie, komt niet overeen met eerdere

onderzoeken die het effect van een negatief temperament op een interventie-uitkomst hebben getoetst. Zo hebben Anzman-Frasca en collega’s (2014) onderzoek gedaan naar het effect van een negatief temperament op de uitkomst van de Soothe/Sleep interventie bij baby’s tot één jaar. Deze onderzoekers concludeerden dat de interventie effectiever was voor moeders van baby’s met een negatief temperament. Een mogelijke verklaring voor het verschil in resultaten is dat in huidig onderzoek temperament gemeten is met een vragenlijst. In het onderzoek van Anzman-Frasca en collega’s is temperament gemeten door het bijhouden van een dagboek door de moeders en observaties door onderzoekers. Het combineren van verschillende meetinstrumenten zorgt voor een objectiever beeld van het temperament van de baby. Het combineren van meetinstrumenten is gunstig, omdat de perceptie van de moeder invloed heeft op hoe de moeder het temperament van haar baby waarneemt (Pesonen, Räikönen,

Strandberg, & Järvenpää, 2005; Tikotzky, Chambers, Gaylor, & Manber, 2010). Er is één meetmoment waarbij NE van de baby wel invloed uitoefent op het effect van de training, namelijk van nameting naar follow-up. Van nameting naar follow-up wordt de relatie tussen mindful parenting en stress verzwakt door NE van de baby. Dat de relatie wordt verzwakt kan mogelijk te maken hebben met dat de training in deze tijdsperiode is geëindigd, maar het temperament stabiel is gebleven. De gedragingen van baby’s met een hoog niveau van NE zijn consistent over tijd en minder belonend voor moeders (Jessee et al., 2011). Mogelijk zorgen de gedragingen van baby’s met een hoog niveau van NE ervoor dat het voor moeders lastiger wordt om zonder begeleiding van een mindfulnesstrainer, mindfulness toe te blijven passen in de opvoeding. Dit kan vervolgens leiden tot meer stressgevoelens. Een andere mogelijke verklaring voor het resultaat dat NE de relatie verzwakt van nameting naar follow-up is dat het gemiddelde van NE omhoog is gegaan bij de nameting (Zie Tabel 1 voor de gemiddelde scores). Mogelijk zijn moeders na de training meer bewust geworden van het

(20)

gedrag van het kind. Dat het effect van de training wordt verzwakt van nameting naar follow-up impliceert dat NE invloed heeft op het langetermijneffect van de training.

Beperkingen en Aanbevelingen

Ondanks dat het huidige onderzoek een bijdrage levert aan bestaande literatuur, zijn er vier beperkingen. Ten eerste werden alle vragenlijsten op drie verschillende meetmomenten ingevuld door dezelfde informant. Dit heeft mogelijk gezorgd voor hogere correlaties (Bögels et al., 2014). Ten tweede is in huidig onderzoek alleen het effect van de ‘Mindful met je baby training onderzocht. Interessant zou zijn om twee verschillende behandelingen met elkaar te vergelijken om na te gaan of effecten daadwerkelijk toegeschreven kunnen worden aan de ‘Mindful met je baby training’. Voor vervolgonderzoek wordt aanbevolen om moeders random toe te wijzen aan de ‘Mindful met je baby training’ of een individuele therapie. Voor de klinische praktijk kan dan gekeken worden welke interventie het meest effectief is om in te zetten. Ten derde was sprake van een kleine steekproefgrootte met moeders die een

gemiddeld tot hoog opleidingsniveau hadden. Dit heeft invloed op de generaliseerbaarheid van de resultaten en daarom moeten de conclusies met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Door de kleine steekproefgrootte was de keuze van toetsing eveneens beperkt wat invloed heeft gehad op de resultaten en de power van de studie. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om met meer deelnemers meerdere mediatie- en moderatie factoren te toetsen. Hierdoor kunnen kind- en ouder gerelateerde factoren geïdentificeerd worden (Beer et al., 2013). Tot slot is temperament gemeten door middel van een vragenlijst, die ingevuld werd door de moeder. Uit onderzoek is gebleken dat moeders met een hoge mate van stress het temperament van hun kind negatiever waarnemen dan moeders met een lage mate van stress (Pesonen et al., 2005). Het wordt daarom aangeraden om naast een vragenlijst, een observatie-instrument in te zetten.

Klinische Implicatie

De ‘Mindful met je baby training’ is een innovatieve training voor moeders met een baby. Moeders krijgen vaardigheden aangereikt om met emoties en stress in het dagelijks leven om te gaan. Daarnaast volgen moeders samen met hun baby de training, waardoor zij de geleerde vaardigheden direct kunnen toepassen. Het is geen zware therapie die moeders moeten doorstaan, maar een korte en effectieve training. De huidige studie heeft laten zien dat na acht sessies sprake is van een vermindering van stress bij de moeders. Dit heeft een bredere klinische betekenis, omdat vermindering van stress een positieve invloed heeft op het

opvoedgedrag van de moeder. Daarnaast levert de ‘Mindful met je baby training’ een bijdrage aan verbeteringen in stress bij de moeders, omdat is gebleken dat het niveau mindful

(21)

parenting een rol speelt in het niveau van stress. Mogelijk heeft NE van de baby invloed op het langetermijneffect van de training. Voordat klinische aanbevelingen worden gemaakt, is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van de training voor moeders van baby’s met een hoog niveau van NE. Wellicht is de kosteneffectiviteit van de training gelijk aan een

individuele therapie. Het is echter onduidelijk of een individuele therapie na acht sessies dezelfde resultaten laten zien als de ‘Mindful met je baby training’.

Conclusie

Na het volgen van de ‘Mindful met je baby training’ rapporteren moeders een

significante verhoging in het niveau van mindful parenting. Een verhoging in het niveau van mindful parenting impliceert dat de training effectief is in het aanleren van mindfulness vaardigheden, ook voor moeders die samen met hun baby de training volgen. De significante vermindering van stress na het volgen van de training impliceert dat de ‘Mindful met je baby training’ effectief is in het reduceren van stress bij moeders met een baby. Daarnaast laten de resultaten zien dat een hoger niveau van mindful parenting significant samenhangt met een lager niveau van stress. Dit betekent dat mindful parenting een betekenisvolle rol speelt in het niveau van stress. Tot slot tonen de resultaten aan dat NE van de baby geen invloed uitoefent op het effect van de training gedurende de training. Nadat de training is geëindigd wordt echter het effect van de training verzwakt door NE van de baby. Dat het effect van de training wordt verzwakt kan betekenen dat NE van de baby zorgt voor een vermindering in

langetermijneffecten. Meer onderzoek is echter nodig om vast te stellen of NE van de baby daadwerkelijk een invloed uitoefent op het effect van de training. Kortom, de ‘Mindful met je baby training’ lijkt een effectieve interventie voor moeders met een baby die stress ervaren en die ingezet kan worden in de klinische praktijk.

(22)

Referentielijst

Anzman-Frasca, S., Stifter, C., Paul, I., & Birch, L. (2014). Negative temperament as moderator of intervention effects in infancy: Testing a differential susceptibility model. Prevention Science, 15, 643-653.

Beck, A. T. (1976). Cognitive therapy and emotional disorders. New York: International Universities Press

Beer, M., Ward, L., & Moar, K. (2013). The relationship between mindful parenting and distress in parents of children with an autism spectrum disorder. Mindfulness, 4, 102-112.

Belsky, J. (1997). Theory testing, effect size evaluation, and differential susceptibility to rearing influence: The case of mothering and attachment. Child Development, 68, 598-600.

Bishop, S. R. (2002). What do we really know about mindfulness-based stress reduction? Psychosomatic medicine, 64, 71-83.

Bögels, S. M., Hellemans, J., Van Deursen, S., Römer, M., & Van der Meulen, R. (2014). Mindful parenting in mental health care: Effects on parental and child

psychopathology, parental stress, parenting, coparenting and marital functioning. Mindfulness, 5, 536-551.

Bögels, S. M., Lehtonen A., & Restifo, K. (2010). Mindful parenting in mental health care. Mindfulness, 1, 107-120.

Bögels, S. M., & Restifo, K. (2013). Mindful parenting in mental health care. New York: Springer.

Brock, A. J. L. L., Vermulst, A. A., Gerris, J. R. M. & Abidin, R. R. (1992). NOSI, handleiding experimentele versie. Amsterdam: Pearson.

Burns, D. (1989). Feeling good: The new mood therapy. New York: New American Library. De Bruin, E. I., Zijlstra, B. J. H., Geurtzen, N., Van Zundert, R. M. P., Van de Weijer

Bergsma, E., Hartman, E. E., . . . Bögels, S.M. (2012). Mindful parenting assessed further: Psychometric properties of the Dutch version of the Interpersonal Mindfulness in Parenting Scale (IM-P). Mindfulness, 5, 200-212.

Clark, R., Tluczek, A., & Wenzel, A. (2003). Psychotherapy for postpartum depression: A preliminary report. American Journal of Orthopsychiatry, 73, 441-454.

Duncan, L. G., Coatsworth, J. D., Gayles, J. G., Geier, M. H., & Greenberg, M. T. (2015). Can mindful parenting be observed? Relations between observational ratings of

(23)

mother-youth interactions and mothers self-report of mindful parenting. Journal of Family Psychology, 29, 276-282.

Duncan, L. G., Coatsworth, J. D., & Greenberg, M. T. (2009). A model of mindful parenting: Implications for parent-child relationships and prevention research. Clinical Child and Family Psychology, 12, 255-270.

Field, A. (2009) Discovering statistics using SPSS. Londen, Engeland: Sage.

Field, T. M., Schanberg, S. M., Scafidi, F., Bauer, C. R., Vega-Lahr, N., Garcia, R., . . . Kuhn, C. M. (1986). Tactile/kinesthetic stimulation effects on preterm neonates. Pediatrics, 77, 654-658.

Garstein, M.A., & Rothbart, M. K. (2003). Studying infant temperament via the Revised Infant Behavior Questionnaire. Infant Behavior & Development, 26, 64-86. Gelfand, D.M., Teti, D.M., Seiner, S.A., & Jameson, P.B. (1996). Helping mothers fight depression: Evaluation of a home-based intervention program for depressed mothers and their infants. Journal of Clinical Child Psychology, 25, 406–422

Goodman, S. H., Gotlib, I. H., & Bjork, R. A. (1999). Risk for psychopathology in the

children of depressed mothers: A developmental model for understanding mechanisms of transmission. Psychological Review, 106, 458-490.

Guttentag, C. L., Landry, S. H., Williams, J. M., Noria, C. W., Borkowski, J. G., Farris, J. R., . . . Ramey, S. L. (2014). “My baby & me’’: Effects of an early, comprehensive parenting intervention on at-risk mothers and their children. Developmental Psychology, 50, 1482-1496.

Halpern, L. F., Brand, K. L., Malone, A. F. (2001). Parenting stress in mothers of very-low birth weight and full-term infants: A function of infant behavioral characteristics and child rearing attitudes. Journal of Pediatric Psychology, 26, 93-104.

Jessee, A., Mangelsdorf, S. C., Shigeto, A., & Wong, M. S. (2011). Temperament as a

moderator of the effects of parental depressive symptoms on child behavior problems. Social Development, 21, 610-627.

Kabat-Zinn, J. (1990). Full catastrophe living. New York: Bantam Doubleday Dell. Kabat-Zinn, M., & Kabat-Zinn, J. (1997). Everyday blessings: The inner work of mindful parenting. New York: Hyperion.

Kersten-Alvarez, L. E., Hosman, C. M. H., Riksen-Walraven, J. M., Van Doesum, K. T. M., Hoefnagels, C. (2011). Which preventive interventions effectively enhance depressed mothers’ sensitivity? A meta-analysis. Infant Mental Health Journal, 32, 362-376.

(24)

Klerman, G. L., Weissman, M. M., Rounsaville, B. J., & Chevron, E. S. (1984). Interpersonal psychotherapy of depression. Northvale, NJ: Aronson

Kochanska, G., & Kim, S., (2013). Difficult temperament moderates links between responsiveness and children’s compliance and behavior problems in low-income families. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 54, 323-332.

McGrath, J. M., Records K., & Rice, M. (2008). Maternal depression and infant temperament characteristics. Infant Behavior & Development, 31, 71-80.

Nylan, K. J., Moran, T. E., Franklin, C. L., & O’Hara, M. W. (2006). Maternal depression: A review of relevant treatment approaches for mothers and infants. Infant Mental Health Journal, 27, 327-343.

Pesonen A., Räikönen, K., Strandberg T. E., & Järvenpää A. (2005). Continuity of maternal stress from the pre- to the postnatal period: associations with infant’s positive, negative and overall temperamental reactivity. Infant Behavior & Development, 28, 36-47.

Putnam, S. P., Helbig, A. L., Garstein, M. A., Rothbart, M. K., & Leerkes, E. (2013). Development and assessment of short and very short forms of the infant behavior questionnaire-revised. Journal of Personality Assessment, 96, 445-458.

Reyno, S. M., & Mcgrath, P. J. (2006). Predictors of parent training efficacy for child

externalizing behavior problems: A meta-analytic review. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 99-111.

Rothbart, M. K., Ahadi, S. A., Hershey, K. L., & Fisher, P. (2001). Investigations of temperament at three to seven years: The Child Behavior Questionnaire. Child Development, 72, 394–408.

Segal, Z. V., Williams, J. M. G., & Teasdale, J. D. (2002). Mindfulness-based cognitive therapy for depression. New York: The Guilford Press.

Shiner, R. L., Buss, K. A., McClowry, S. G., Putnam, S. P., Saudino, K. J., & Zentner, M. (2012). What is temperament now? Assessing progress in temperament research on the twenty fifth anniversary of goldsmith et al. (1987). Child Development

Perspectives, 6, 436-444.

Sung, J., Beijers, R., Garstein, M. A., de Weerth, C., & Putnam, S. (2015). Exploring temperamental differences in infants from the USA and the Netherlands. European Journal of Developmental Psychology, 12, 15-28.

Tikotzky, L., Chambers, A S., Gaylor, E., & Manber, R. (2010). Maternal sleep and depressive symptoms: Links with infant negative affectivity. Infant Behavior &

(25)

Development, 33, 605-612.

Van der Oord, S., Bögels, S., & Peijnenburg, D. (2012). The effectiveness of mindfulness training for children with ADHD and mindful parenting for their parents. Journal of Child and Family Studies, 21, 139-147.

Velderman, M. K., Bakermans-Kranenburg, M. J., Juffer, F., & Van Ijzendoorn, M. H. (2006). Effects of attachment-based interventions on maternal sensitivity and infant attachment: Differential susceptibility of highly reactive infants. Journal of Family Psychology, 20, 266-274.

Webster-Stratton, C. (1990). Stress: A potential disruptor of parent perceptions and family interactions. Journal of Clinical Child Psychology, 19, 302–312.

(26)

Bijlage 1. Skewness van stress, mindful parenting en NE op drie meetmomenten Tabel 1

Skewniss en standaard error van skewniss

Voormeting Nameting Follow-up

S Error S Error S Error

Stress 0.09 0.46 0.20 0.47 -0.06 0.56 Mindful parenting 0.05 0.46 -1.02* 0.48* -1.27 0.50 Negatieve -0.08 0.49 Emotionaliteit 0.07 0.50 -0.40 0.54 Noot: *p ≤ .05

(27)

Bijlage 2. Kurtosis van stress, mindful parenting en NE op drie

Tabel 2

Kurtosis en Standaard Error van Kurtosis

Voormeting Nameting Follow-up

K Error K Error K Error

Stress -1.39 0.89 -0.13 0.92 -1.09 1.09 Mindful parenting -0.78 0.89 1.68 0.94 0.95 0.97 Negatieve -0.39 0.95 Emotionaliteit -0.45 0.97 -2.00 1.04 Noot: *p ≤ .05

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Denk bij MHV bijvoorbeeld aan: “Zou jij nog naar de kerk gaan, wetende dat de pest heerst?” Of specifiek op de Romeinse tijd: “Zou jij een crimineel Novio Magus uit stemmen (via

According to Ballaert (2015a, 2017), the Commission staff determines based on policy characteristics, such as salience and complexity, which kind of deficits it faces in the policy

Such challenges are for instance described as “changing projects” (Interview 8, para.. Taking a closer look at these above presented aspects, associated by

The dominant livelihood strategies and aspirations of smallholder coffee producers in Chanchamayo in Peru include: (1) joining a cooperative and tapping into the market segments

EEA (2006) argues that the key for the support of containment of urban sprawl is the coordination of land use policies and Structural and Cohesion Funds investments (EEA,

Uit de GDR sessies kwamen drie thema’s naar voren die vrijwilligers belangrijk vinden én waar zij tevreden over zijn en vijf thema’s die zij belangrijk vinden maar waar zij

responder process needs to be transformed based on the assumption that there will be still further interaction between sender and receiver processes. As is shown in Fig. The while

We examined the potential mediating effect of subtypes of grief rumination in the association between self-compassion and levels of prolonged grief (model 1), depression (model 2),