• No results found

Emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen : onderscheid tussen de verschillende relaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen : onderscheid tussen de verschillende relaties"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Emotionele- en fysieke kindermishandeling en de

relatie met internaliserende- en externaliserende

gedragsproblemen.

Onderscheid tussen de verschillende relaties.

Naam: Renee Laan

Studentnummer: 10166270

Opdracht: Bachelor Scriptie

Scriptie begeleider: Peter Hoffenaar

Aantal woorden: 5.053

(2)

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding ……… p. 3 2. Middenstuk ………p. 7 2.1 Deelvraag 1 ………..p. 7 2.2 Deelvraag 2 ………..p. 10 2.3 Deelvraag 3 ………..p. 13 2.4 Deelvraag 4 ………..p. 16 3. Conclusie/discussie………p. 18 Literatuurlijst ………....p. 22

(3)

3 Abstract

In dit literatuuronderzoek wordt er getracht de verschillende relaties tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen te onderscheiden door antwoord te geven op de volgende vraag: in hoeverre is er een

onderscheid te maken tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen? Uit de literatuur blijkt dat emotionele kindermishandeling in vergelijking tot fysieke kindermishandeling een sterker verband heeft met zowel internaliserende- als externaliserende gedragsproblemen. Daarnaast blijkt emotionele kindermishandeling een sterker verband te hebben met internaliserende- dan met externaliserende gedragsproblemen. Daarentegen blijkt fysieke kindermishandeling een sterker verband te hebben met externaliserende- dan met internaliserende gedragsproblemen. Verklaringen voor dit onderscheid zouden wellicht gevonden kunnen worden in

onderliggende mechanismen en mediatoren die deze relaties beïnvloeden.

Emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen.

Kindermishandeling is een lastig concept en vaak moeilijk vast te stellen. Aan de ene kant variëren definities en aan de andere kant is het in veel gevallen lastig om kindermishandeling aan te tonen (Lagasse, De Maesschalck, & Koole, 2010). In 2005 is er voor het eerst een Nederlands onderzoek uitgevoerd naar de prevalentie van kindermishandeling. Hieruit bleek dat er bij ruim 107.200 kinderen in het jaar 2005 sprake was van mishandeling, dit geeft een prevalentie van 30 op de 1000 (Van IJzendoorn, Prinzie, Euser, Groeneveld, Brilleslijper-Kater, Van Noort-van der Linden, Bakermans-Kranenburg, Juffer, Mesman, Klein Velderman & San Martin Beuk, 2007). In 2010 is er weer een prevalentie studie naar kindermishandeling gedaan, de prevalentie was iets hoger dan in 2005, namelijk 34 op de 1000. Hierbij gaat het

(4)

4 om verschillende vormen van mishandeling, namelijk seksueel misbruik, fysieke

mishandeling, emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing, emotionele verwaarlozing en eventueel overige vormen van mishandeling (Alink, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Pannebakker, Vogels & Euser, 2013).

Doordat de definitie en identificatie van emotionele mishandeling niet helemaal eenduidig zijn en omdat er minder onderzoek is gedaan naar de gevolgen van emotionele mishandeling in vergelijking tot fysieke mishandeling, is deze vorm van mishandeling in studies van de afgelopen jaren onderbelicht is gebleven (Glaser, 2002; Egeland, 2009). Glaser (2002) definieert emotionele kindermishandeling als interacties tussen ouder en kind die de psychologische en/of emotionele ontwikkeling van het kind schaden. De ouders bevelen en/of verlaten hun kind. Volgens Van IJzendoorn, et al (2007) is het blootstellen van kinderen aan huiselijk geweld mede een vorm van emotionele kindermishandeling. Egeland (2009)

definieert emotionele mishandeling als verbaal vijandig, bespotten, kleineren en afwijzen van het kind door de verzorgers. Daarentegen is fysieke kindermishandeling door ouders gericht op het lichaam. Bij deze vorm van mishandeling wordt er onnodig schade aangericht aan het lichaam van het kind, door het opzettelijk aanbrengen van letsel aan het lichaam van het kind (Straus, Hamby, Finkelhor, Moore & Runyan, 1998).

Overeenkomsten tussen fysieke- en emotionele kindermishandeling zijn dat beide vormen van kindermishandeling op korte- en lange termijn negatieve gevolgen heeft voor het kind. Het vergroot namelijk de kans op het ontwikkelen van psychische klachten, zoals depressie, angststoornissen (Cyr, Euser, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2010) en agressie (Springer, Sheridan, Kuo & Carnes, 2007). Angst, depressie en agressief gedrag worden geassocieerd met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen (Eisenberg, Cumberland, Spinrad, Fabes, Shepard, Reiser, Murphy, Losoya & Guthrie, 2001). Eisenberg et al. (2001) definiëren internaliserende gedragsproblemen als het tonen van angst

(5)

5 symptomen, depressieve symptomen, sociale buitensluiting en verdriet. Externaliserende gedragsproblemen worden gekenmerkt door delinquentie, agressie en storend gedrag (Eisenberg, et al., 2001).

Een longitudinaal onderzoek naar de directe relatie tussen kindermishandeling en de ontwikkeling van verschillende psychische klachten als angst, depressie en agressie is die van Éthier, Lemelin en Lacharité (2004). De deelnemers waren moeders van kinderen van

ongeveer vier en een half jarige leeftijd. Zij waren allen afkomstig uit een klinische groep die al hulp kregen bij de opvoeding. In deze studie hebben er drie meetmomenten

plaatsgevonden. Demografische gegevens van het kind werden gemeten met de Demographic Questionnaire op meetmoment één. De Child Abuse Potential Inventory en Child Behavior Checklist werd op alle drie de meetmomenten afgenomen om te meten in hoeverre er sprake was van mishandeling en van gedragsproblemen. Meetmoment twee was drie jaar na

meetmoment één en meetmoment drie, zes jaar na meetmoment twee. Door de drie

meetmomenten kon er gemeten worden in hoeverre de mishandeling vanaf meetmoment één aan hield en in hoeverre de mishandeling invloed had op de ontwikkeling van het kind. Hieruit bleek dat kindermishandeling, vooral aanhoudende kindermishandeling, het risico vergroot om internaliserende gedragsproblemen als angst en depressie te ontwikkelen op latere leeftijd. Dit geldt ook voor het verband tussen kindermishandeling en het ontwikkelen van externaliserende gedragsproblemen zoals agressief gedrag (Éthier, Lemelin & Lacharité, 2004).

Uit voorgaande onderzoek blijkt nog geen onderscheid tussen de verschillende relaties. Wellicht kunnen verschillen tussen relaties worden aangetoond wanneer er onderscheid zou worden gemaakt tussen de relaties van emotionele- en fysieke kindermishandeling en

internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Dit onderscheid zal inzicht geven in hoeverre de relaties tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de ontwikkeling van

(6)

6 internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen van elkaar verschillen. Hieruit volgt de hoofdvraag: In hoeverre is er een onderscheid te maken tussen emotionele- en fysieke

kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende

gedragsproblemen? Een wetenschappelijke relevantie zou wellicht gevonden kunnen worden

in de uitbreiding van kennis over het verschil in gevolgen van emotionele- en fysieke kindermishandeling. Er is namelijk relatief weinig onderzoek gedaan naar de effecten van emotionele kindermishandeling, terwijl er veel onderzoek is gedaan naar de effecten van fysieke kindermishandeling. Met deze kennis zal er inzicht verkregen kunnen worden in hoeverre de effecten van emotionele kindermishandeling dan ook werkelijk verschillen van de effecten van fysieke kindermishandeling. Daarnaast wordt duidelijk welk gedragsprobleem sterker is gerelateerd aan een specifieke vorm van kindermishandeling. Een maatschappelijke relevantie kan gevonden worden doordat er inzichten van eventuele oorzaken van een

verstoorde ontwikkeling kunnen worden verworven. Door deze kennis kunnen interventies mogelijk meer gericht en specifiek uitgevoerd worden. Deze interventies zijn onder andere van belang, omdat bekend is dat er bij kindermishandeling vaak sprake is van

intergenerationele overdracht en de volgende generatie ook met de problemen van

kindermishandeling te maken kunnen krijgen (Stith, Rosen, Middleton, Busch, Lundeberg & Carlton, 2000).

Om relaties tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling op zowel

internaliserende- als externaliserende gedragsproblemen met elkaar te kunnen vergelijken en een onderscheid te kunnen maken tussen welk specifiek gedragsproblemen sterker gerelateerd is aan een specifieke vorm van kindermishandeling, wordt de hoofdvraag beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen. In hoeverre is er een onderscheid te maken tussen

emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende

(7)

7 kindermishandeling en de relatie met externaliserende gedragsproblemen? In hoeverre is er een onderscheid te maken in de relaties tussen emotionele kindermishandeling en

internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen? In hoeverre is er een onderscheid te maken in de relaties tussen fysieke kindermishandeling en internaliserende- en

externaliserende gedragsproblemen? Antwoorden op deze vier vragen zullen een breed beeld geven van de mogelijke vergelijkingen tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relaties met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen.

Relatie tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen.

Er zijn verscheidene onderzoeken gedaan naar de gevolgen van emotionele- en fysieke kindermishandeling op de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen bij het kind. Ten eerste zal er een overzicht en tevens een vergelijking worden gegeven van de directe relatie tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de ontwikkeling van

internaliserende gedragsproblemen, waarbij het doel is de volgende vraag te beantwoorden: in hoeverre is er een onderscheid te maken tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende gedragsproblemen?

Bernet en Stein (1999) hebben op basis van een retrospectief onderzoek de relatie tussen verschillende vormen van kindermishandeling en depressie bij volwassenen onderzocht. De groep depressieve deelnemers werd vergeleken met een controle groep bestaande uit niet depressieve deelnemers. De depressieve deelnemers waren afkomstig uit een klinische groep en hadden allen een diagnose depressieve stoornis volgens de DSM-IV. De inclusie criteria waren dat er bij de deelnemers geen sprake was van een bipolaire-, psychotische-, borderline of antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere psychische ziekte die de diagnose depressie konden beïnvloeden. Door middel van een zelfrapportage

(8)

8 vragenlijst, de Childhood Trauma Questionnaire, werd vastgesteld of de deelnemers wel of geen mishandeling hebben meegemaakt in hun kinderjaren en om welke vorm van

mishandeling dit ging. De klinische groep liet significant hogere scores zien op de subschalen emotionele- en fysieke mishandeling in vergelijking met de controle groep. Opvallend was dat deze groep meer emotionele kindermishandeling dan fysieke mishandeling rapporteerde. Hieruit blijkt dat zowel fysieke- als emotionele kindermishandeling in de kindertijd in

verband staat met depressie in de volwassen periode, maar dat emotionele kindermishandeling sterker dan fysieke kindermishandeling is gerelateerd aan depressie, oftewel internaliserende gedragsproblemen.

Daarnaast hebben Gibb, Chelminski en Zimmerman (2007) een retrospectief

onderzoek uitgevoerd, waarin de vormen fysieke- en emotionele kindermishandeling in relatie tot niet alleen depressie, maar ook tot angst worden onderzocht. Ook bij dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van een klinische steekproef. De deelnemers waren allen psychiatrische patiënten met een diagnose angststoornis en/of depressieve stoornis volgens de DSM-IV. Of er in het verleden sprake was geweest van kindermishandeling werd vastgesteld door een zelfrapportage vragenlijst. Wederom met de Childhood Trauma Questionnaire, net als in het onderzoek van Bernet en Stein (1999). De resultaten, zonder controle voor comorbiditeit tussen de verschillende vormen van kindermishandeling, lieten zien dat zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling gerelateerd is aan angst en depressie, dus internaliserende

gedragsproblemen. Wanneer zij een statistische controle voor comorbiditeit uitvoerden, zodat er wellicht unieke relaties tussen zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling en

internaliserende gedragsproblemen gevonden konden worden, bleek er een ander resultaat naar voren te komen. Namelijk dat alleen de relatie tussen emotionele kindermishandeling en internaliserende gedragsproblemen significant is (Gibb, Chelminski & Zimmerman, 2007). Dit duidt op een overeenkomst, maar ook op een verschil met de resultaten van Bernet en

(9)

9 Stein (1999). Er is namelijk een sterker verband gevonden tussen emotionele

kindermishandeling en internaliserende gedragsproblemen dan tussen fysieke

kindermishandeling en internaliserende gedragsproblemen. Het verschil is dat bij Bernet en Stein (1999) wel een verband is gevonden tussen emotionele kindermishandeling en

externaliserende gedragsproblemen en bij Gibb, Chelminski en Zimmerman (2007) niet. Wellicht is dit verschil te wijten aan het feit dat er andere inclusie criteria in beide onderzoeken werden gehanteerd.

Soortgelijk onderzoek is van Spinhoven, Elzinga, Hovens, Roelofs, Zitman, Van Oppen en Penninx (2010). Zij hebben meer recent onderzoek gedaan naar het verband tussen verschillende vormen van kindermishandeling en internaliserende gedragsproblemen. Zij hebben gebruikt gemaakt van data van de retrospectieve Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA) om te onderzoeken welke vorm van kindermishandeling het sterkste verband heeft met angst en depressie. In dit onderzoek werden de diagnoses angst en depressie van volwassenen vastgesteld aan de hand van de Composite International Diagnostic Interview, dat de criteria van de DSM-IV hanteert. Of er sprake was van kindermishandeling werd afgeleid uit een overgenomen vragenlijst over trauma's in de kindertijd uit de Netherlands Mental Health Survey, wat door middel van een interview werd afgenomen. Wanneer de groep deelnemers met een diagnose angst en/of depressie werden vergeleken met een controle groep zonder diagnose angst en depressie werd er een significant verschil gevonden wat betreft het mee hebben gemaakt van kindermishandeling. In de

controle groep bleek 11,2% van de deelnemers emotioneel mishandeld te zijn, tegenover 29,2% in de groep deelnemers met diagnose. Bij fysieke kindermishandeling was dit 6,4% in de controle groep, tegenover 16,1% in de groep deelnemers met diagnose. Na controle van comorbiditeit van verschillende vormen van mishandeling, bleek dat beide vormen van kindermishandeling in verband staan met internaliserende gedragsproblemen op latere

(10)

10 leeftijd, maar dat emotionele kindermishandeling sterker gerelateerd is aan internaliserende gedragsproblemen dan fysieke kindermishandeling.

Hoewel het onderzoek van Gibb, Chelminski en Zimmerman, (2007) in tegenstelling tot de andere twee bovenstaande onderzoeken, geen significante relatie tussen fysieke kindermishandeling en externaliserende gedragsproblemen laat zien kan er geconcludeerd worden dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen de relaties van emotionele- en fysieke mishandeling en internaliserende gedragsproblemen. De resultaten tussen bovenstaande onderzoeken komen namelijk overeen op het punt dat emotionele kindermishandeling een sterker verband heeft met internaliserende gedragsproblemen dan fysieke kindermishandeling.

Relatie tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de ontwikkeling van externaliserende gedragsproblemen.

Ten tweede wordt er een onderscheid gemaakt in de directe relaties tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en externaliserende gedragsproblemen. Om deze relaties te onderscheiden zal er antwoord worden gegeven op de volgende vraag: In hoeverre is er een onderscheid te maken tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met externaliserende gedragsproblemen?

Allereerst wordt het retrospectieve onderzoek van Teicher, Samson, Polcari en McGreenery (2006) besproken. Hierin is de relatie tussen emotionele- en fysieke

kindermishandeling en agressie onderzocht. De deelnemers bestonden uit jong volwassenen tussen de achttien en tweeëntwintig jaar met ieder, naar eigen idee, een ongelukkige jeugd. In dit onderzoek werd er gemeten of er sprake was van kindermishandeling in de jeugd van de deelnemers, zonder onderscheid te maken in mishandeling per leeftijdsperiode. Zowel

emotionele- als fysieke kindermishandeling werd met een zelfrapportage vragenlijst gemeten, respectievelijk de Verbal Abuse Questionnaire en een vragenlijst waarin directe vragen

(11)

11 werden gesteld omtrent hun geschiedenis van fysieke kindermishandeling. Agressie werd gemeten met de vragenlijst Kellner's Symptom Questionnaire. De resultaten zijn besproken aan de hand van effect groottes. Dit is interessant, omdat er een retrospectief onderzoek is gedaan. Causale verbanden kunnen hier moeilijk uit getrokken worden. Wellicht gaan Teicher, Samson, Polcari en McGreenery (2006) uit van een aangetoond causaal verband tussen kindermishandeling en agressie. De effect groottes worden dan ook weergegeven. Zij vonden voor emotionele kindermishandeling een effect grootte van 0.630 en voor fysieke kindermishandeling 0.131. Dit betekend dat emotionele kindermishandeling een middelmatig effect heeft op het ontwikkelen van agressie en dat het effect van fysieke kindermishandeling op het ontwikkelen van agressie zo zwak is, dat het te verwaarlozen valt (Teicher, Samson, Polcari & McGreenery, 2006). Op basis van dit onderzoek blijkt dat er onderscheid te maken is in de relaties tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en agressie. Namelijk dat emotionele kindermishandeling in sterkere mate samenhangt met agressie, dus

externaliserende gedragsproblemen, dan fysieke kindermishandeling.

Daarnaast wordt er ook een sterkere samenhang tussen emotionele- dan fysieke kindermishandeling en externaliserende gedragsproblemen gevonden in het retrospectieve onderzoek van Sebre, Sprygevica, Novotni, Bonevski, Pakalniskiene, Popescu, Turchina, Friedriche en Lewis (2004). Zij deden onderzoek naar de relatie tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en agressie aan de hand van zelfrapportage vragenlijsten. De deelnemers van dit onderzoek bestond uit kinderen variërend in leeftijd van tien tot en met veertien. Specifieke vormen van kindermishandeling werden gemeten met de vragenlijst Conflict Tactics Scale, Child Form R. en agressie werd gemeten met de Trauma Symptom Checklist Children. Er werd gecontroleerd voor overmatig alcoholgebruik en het buitenshuis werken van de ouders, omdat deze factoren volgens Sebre, et al. (2004) een risico met zich mee brengen voor het ontwikkelen van externaliserende gedragsproblemen. De groep kinderen die

(12)

12 rapporteerde mishandeling mee te maken/meegemaakt te hebben werd vergeleken met een controle groep die geen mishandeling rapporteerde. Uit de resultaten bleek dat de correlatie tussen zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling en agressie significant is. Maar dat de correlatie tussen emotionele kindermishandeling en agressie hoger was dan die tussen fysieke kindermishandeling en agressie (Sebre, et al., 2004). Wederom blijkt emotionele kindermishandeling een sterkere samenhang te hebben met externaliserende

gedragsproblemen dan fysieke kindermishandeling.

Daarentegen hebben Manly, Kim, Rogosch en Cicchetti (2001) niet zoals

bovenstaande onderzoeken een retrospectief, maar een prospectief onderzoek gedaan naar de relatie tussen zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling en externaliserende

gedragsproblemen. Daarnaast hebben zij agressie als apart construct gemeten. De deelnemers bestonden uit kinderen tussen de vijf en een half en elf en een half jaar. Deze kinderen

volgden een zomerkamp gedurende één week en zo kon door middel van observaties worden bepaald in hoeverre de kinderen externaliserende gedragsproblemen en agressie vertoonden. Of de kinderen een geschiedenis hadden waar mishandeling in voor kwam werd afgeleid uit registraties. Deze kinderen werden vergeleken met een gepaarde controle groep, waarbij geen sprake van kindermishandeling was geweest. Zij werden gepaard op sociaal economische status en alleen staande ouders. De resultaten lieten zien dat de groep mishandelde kinderen vergeleken met de controle groep significant meer externaliserende gedragsproblemen liet zien. Wanneer de verschillende vormen van mishandeling met elkaar vergeleken werden dan liet de fysiek mishandelde groep kinderen significant meer externaliserende

gedragsproblemen zien vergeleken met de controle groep. Dit gold niet voor de emotioneel mishandelde groep kinderen. Daarentegen werd er zowel door de emotioneel- als de fysiek mishandelde kinderen, vergeleken met de controle groep, significant meer agressie getoond. Er werd zelfs meer agressie getoond door de emotioneel mishandelde kinderen dan door de

(13)

13 fysiek mishandelde kinderen (Manly, Kim, Rogosch & Cicchetti, 2001). Opvallend is dat de resultaten laten zien dat de fysiek mishandelde kinderen meer externaliserende

gedragsproblemen laten zien dan de emotioneel mishandelde kinderen, maar dat de emotioneel mishandelde kinderen meer agressie laten zien dan de fysiek mishandelde kinderen.

In tegenstelling tot de onderzoeken van Teicher, Samson, Polcari en McGreenery (2006) en Sebre, et al. (2004) wordt er in het onderzoek van Manly, Kim, Rogosch en Cicchetti (2001) naast agressie, ook externaliserende gedragsproblemen gemeten. Waar bij Teicher, Samson, Polcari en McGreenery (2006) en Sebre, et al. (2004) agressie als

externaliserend gedragsprobleem wordt beschouwd in dit literatuuroverzicht, is dit in het onderzoek van Manly, Kim, Rogosch en Cichetti (2001) niet mogelijk, omdat deze als aparte factor naast externaliserende gedragsproblemen wordt gemeten. Blijkbaar worden er in deze onderzoeken verschillende definities gehanteerd voor zowel agressie als voor externaliserende gedragsproblemen. Verder worden er resultaten op basis van zelfrapportage vragenlijsten (Teicher, Samson, Polcari & McGreenery, 2006; Sebre, et al., 2004) vergeleken met

resultaten op basis van registraties en observaties (Manly, Kim, Rogosch & Cichetti, 2001). Mogelijk zorgen deze factoren voor verschillen in de resultaten. Toch is er een overeenkomst tussen de resultaten. Namelijk dat emotionele kindermishandeling sterker dan fysieke

kindermishandeling gerelateerd is aan agressie, wat in dit literatuurverslag als externaliserend gedragsprobleem wordt gezien.

Relatie tussen emotionele kindermishandeling en de ontwikkeling van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen.

Ten derde wordt er een onderscheid gemaakt tussen de relaties van emotionele kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen om

(14)

14 duidelijkheid te krijgen over welk specifiek gedragsprobleem het sterkst gerelateerd is aan emotionele kindermishandeling. Er zal een antwoord worden gegeven op de volgende vraag: in hoeverre is er een onderscheid te maken in de relaties tussen emotionele

kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen? Hierbij zullen er twee vormen van emotionele kindermishandeling besproken worden, namelijk huiselijk geweld en verbale agressie.

Als eerste wordt het onderzoek van Johnson, Kotch, Catellier, Winsor, Dufort, Hunter en Amaya-Jackson (2002) naar huiselijk geweld besproken. Hierin onderzoeken zij de relatie tussen huiselijk geweld, emotionele kindermishandeling, en internaliserende- en

externaliserende gedragsproblemen. In dit onderzoek wordt er specifiek gekeken naar het meemaken van huiselijk geweld door het kind. De deelnemers, bestaande uit kinderen en moeders, zijn geworven uit een steekproef van de Stress, Social Support and Abuse & Neglect in High Risk Infants Study. Bij alle kinderen was er sprake van minstens één geval van

gerapporteerde mishandeling, in dit geval van huiselijk geweld. Deze kinderen werden vergeleken met een controle groep, waarbij er werd gepaard op sekse, sociaal economische status, etniciteit en leeftijd. De data die gebruikt zijn voor dit onderzoek zijn afkomstig van een prospectief onderzoek bij moeders op zes en acht jarige leeftijd van het kind. De zelfrapportage vragenlijst Conflict Tactics Scale werd gebruikt om de aanwezigheid van huiselijk geweld volgens de moeders op zes jarige leeftijd van het kind te meten. Huiselijk geweld volgens het kind werd ook aan de hand van een zelfrapportage vragenlijst gemeten, namelijk de Thing's I've Seen and Heard vragenlijst. Deze meting vond plaats op acht jarige leeftijd. Internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen bij het kind werden ook gemeten op acht jarige leeftijd van het kind aan de hand van de Child Behavior Checklist en de Trauma Symptom Checklist for Children. Deze werd ingevuld door de moeders. Na controle voor onder andere sekse, etniciteit, aantal broertjes/zusjes, moeders opleidingsniveau

(15)

15 en sociaal economische status werd er een significant verschil gevonden in internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen tussen de controle groep en de groep kinderen die te maken hadden gehad met huiselijk geweld. De kinderen waarbij er sprake was van huiselijk geweld lieten significant meer internaliserende gedragsproblemen zien in vergelijking met de controle groep. Voor externaliserende gedragsproblemen werd er geen significant verschil gevonden tussen beide groepen na controle van de controlevariabelen (Johnson, et al., 2002). Uit dit onderzoek blijkt dat emotionele kindermishandeling, als in huiselijk geweld, in verband staat met internaliserende gedragsproblemen, maar niet met externaliserende gedragsproblemen op jonge leeftijd.

In tegenstelling tot het onderzoek van Johnson, et al. (2002) wordt er in het onderzoek van Peltonen, Ellonen, Larsen en Helweg-Larsen (2010) naar verbale agressie wel een

verband gevonden tussen emotionele kindermishandeling en zowel internaliserende- als externaliserende gedragsproblemen. In dit onderzoek zijn de data van een retrospectief onderzoek naar de relatie tussen verbale agressie en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen bij vijftien en zestien jarigen deelnemers gebruikt. In hoeverre er sprake was van verbale agressie van de ouders in de afgelopen twaalf maanden en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen werden gemeten aan de hand van zelfrapportage vragenlijsten, respectievelijk de Conflict Tactics Scale en de Strengths and Difficulties

Questionnaire. De scores werden vergeleken met een controle groep die geen verbale agressie van de ouders rapporteerden. Naast het resultaat dat er in dit onderzoek een verband is

gevonden tussen verbale agressie en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen is er een ander resultaat gevonden. Namelijk dat de groep die verbale agressie rapporteerde meer internaliserende- dan externaliserende gedragsproblemen rapporteerde.

Ondanks het verschil in resultaten tussen bovenstaande onderzoeken, laten de

(16)

16 huiselijk geweld als de vorm, verbale agressie hebben een sterker verband met

internaliserende- dan met externaliserende gedragsproblemen.

Relatie tussen fysieke kindermishandeling en de ontwikkeling van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen?

Ten vierde en als laatste wordt er gekeken welke specifieke vorm van

gedragsproblemen het sterkst gerelateerd is aan fysieke kindermishandeling. Uit de meeste bovenstaande onderzoeken blijkt dat fysieke kindermishandeling met zowel internaliserende- als met externaliserende gedragsproblemen in verband staat. Om erachter te komen of het verband tussen fysieke kindermishandeling en internaliserende- of externaliserende gedragsproblemen sterker is, wordt de volgende vraag gesteld: in hoeverre is er een

onderscheid te maken in de relaties tussen fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen?

Om te beginnen het retrospectieve onderzoek van Springer, Sheridan, Kuo en Carnes (2007). Hierin wordt er een onderscheid gemaakt in de relaties tussen fysieke

kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Zij hebben de relatie tussen het meemaken van mishandeling in de kindertijd en de psychische gezondheid van volwassenen onderzocht. Het ging om de specifieke vorm fysieke kindermishandeling in relatie tot depressie, angst en agressie. De data waar Springer, Sheridan, Kuo en Carnes (2007) gebruik van hebben gemaakt is afkomstig van de Wisconsin Longitudinal Study. Zij hebben alleen gebruik gemaakt van data afkomstig van één meetmoment. Fysieke

kindermishandeling werd gemeten met een vragenlijst gebaseerd op de Conflict Tactics Scale, depressie werd gemeten aan de hand van de Center of Epidemiologic Studies Depression Scale en angst en agressie werden gemeten door middel van Spielberger's Anxiety and Anger scales. De groep deelnemers die fysieke kindermishandeling rapporteerde werd vergeleken

(17)

17 met een controle groep die geen mishandeling rapporteerde. Uit de resultaten bleek dat er significante verschillen zijn tussen deze groepen wat betreft het rapporteren van angst, depressie en agressie. Van de groep die fysieke kindermishandeling rapporteerde, rapporteerde 21% depressie, 15,6% angst en 9,3% agressie. Dit is afgezet tegen de

rapportages van de controle groep, daarvan rapporteerde 15,8 % depressie, 12,7% angst en 7% agressie. Na controle voor sekse, leeftijd en familie achtergrond bleek dat fysieke

kindermishandeling is geassocieerd met een verhoging van 23% in angst, 24% in depressie en 27% in agressie. Uit dit onderzoek blijkt dat fysieke kindermishandeling een sterker verband heeft met agressie, dus externaliserende gedragsproblemen, dan met angst en depressie, dus internaliserende gedragsproblemen (Springer, Sheridan, Kuo & Carnes, 2007; Eisenberg, et al., 2001).

Naast het retrospectieve onderzoek van Springer, Sheridan, Kuo en Carnes (2007) wordt de relatie tussen fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen onderzocht in het prospectieve onderzoek van Lansford, Dodge, Pettit, Bates, Crozier en Kaplow (2002). Zij onderzochten de lange termijn gevolgen van fysieke kindermishandeling. De eerste meting was een gedetailleerd interview bij moeders wat betreft de omgang met hun ongeveer vijf jarige kind. Conclusies voor dit onderzoek worden dus gebaseerd op de aanwezigheid van fysieke kindermishandeling in de eerste vijf levensjaren van het kind. Uit de meting op meetmoment één moest blijken of er sprake was van fysieke kindermishandeling, dit werd bij aanwezigheid overigens wel aangegeven bij de Department of Health and Human Services. De tweede meting vond twaalf jaar later plaats en werd wederom bij de moeders afgenomen, dit keer met de Child Behavior Checklist om angst, depressie en agressie van het kind te meten. Bij meetmoment twee werd er ook een meting op basis van zelfrapportage van angst, depressie en agressie uitgevoerd bij de kinderen met behulp van de Youth Self-Report Form of the Child Behavior Checklist. Er is gecontroleerd

(18)

18 voor risicofactoren die een voorspellende waarden zouden hebben voor het ontwikkelen van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen, zoals alleenstaande moeders, langdurige ziekte van het kind op jonge leeftijd, SES en temperament van het kind. Moeders van fysiek mishandelde kinderen en deze kinderen zelf rapporteerden significant meer angst, depressie en delinquent gedrag dan de moeders en kinderen uit de controle groep. En net als in het onderzoek van Springer, Sheridan, Kuo en Carnes (2007) bleek dat fysieke

kindermishandeling een sterker verband heeft met agressie, dus externaliserende gedragsproblemen, dan met de internaliserende gedragsproblemen, angst en depressie (Lansford, Dodge, Pettit, Bates, Crozier & Kaplow, 2002).

De resultaten van bovenstaande onderzoeken komen overeen en op basis hiervan kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de relaties tussen fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Uit beide onderzoeken blijkt namelijk dat fysieke kindermishandeling gerelateerd is aan zowel internaliserende- als

externaliserende gedragproblemen, maar dat fysieke kindermishandeling het sterkste verband heeft met externaliserende gedragsproblemen.

Conclusies en discussie

Door dit literatuuroverzicht kan er geconcludeerd worden dat zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling een relatie heeft met internaliserende- en externaliserende

gedragsproblemen. Hoewel niet alle resultaten van de onderzoeken met elkaar overeenkomen, valt er een onderscheid te maken tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en de relatie met internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Namelijk dat emotionele kindermishandeling sterker gerelateerd is aan zowel internaliserende- als externaliserende gedragsproblemen in vergelijking tot fysieke kindermishandeling. Daarnaast heeft emotionele kindermishandeling een sterkere relatie met internaliserende- dan met externaliserende

(19)

19 gedragsproblemen. En fysieke kindermishandeling is sterker gerelateerd aan externaliserende- dan aan intrinsieke gedragsproblemen. Tot zover kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende relaties. Voor het feit dat niet alle onderzoeken dezelfde resultaten laten zien, zijn er een aantal mogelijke verklaringen. Voor een meer eenduidig resultaat zal er wellicht met deze verklaringen rekening moeten worden gehouden.

Ten eerste lijkt het erop dat er in de verschillende onderzoeken gebruik is gemaakt van verschillende definities en/of criteria van internaliserende- en externaliserende

gedragsproblemen. Zo laten de resultaten van het onderzoek van Bernet en Stein (1999) en Spinhoven, et al. (2010) relaties zien tussen zowel emotionele- als fysieke kindermishandeling en internaliserende gedragsproblemen, maar die van Gibb, Chelminski en Zimmerman (2007) laat alleen een relatie zien tussen emotionele kindermishandeling en internaliserende

gedragsproblemen. Ten tweede kunnen verschillen in resultaten ook te wijten zijn aan het feit dat de onderzoeken die in dit literatuuronderzoek gebruikt zijn, in verschillende landen zijn afgenomen. Landen kunnen verschillen in de grenzen van maatschappelijk geaccepteerd gedrag. Dit kan zorgen voor verschillen in grenzen tussen wel of geen kindermishandeling. Zowel zelfrapportage als observaties kunnen worden gekleurd door de grenzen van

maatschappelijk geaccepteerd gedrag van kinderen en ouders (Peltonen, Ellonen, Larsen & Helweg-Larsen, 2010). Ten derde blijkt de leeftijdsperiode waarin het kind de mishandeling meemaakt van invloed te zijn op de ontwikkeling van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Kinderen die in hun kindertijd mishandeling meemaken hebben namelijk meer kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen op latere leeftijd dan kinderen die mishandeling meemaken in de adolescentie (Keiley, Howe, Dodge, Bates & Pettit, 2001). En ten vierde is er in dit literatuuronderzoek geen lijn getrokken wat betreft de controlevariabelen waar rekening mee gehouden werd in de verschillende onderzoeken. Zo blijken onder andere overmatig alcohol gebruik, buitenshuis werken van de ouders (Sebre, et

(20)

20 al., 2004) en comorbiditeit van verschillende vormen van mishandeling (Gibb, Chelminski & Zimmerman, 2007) van invloed te zijn op de relatie tussen kindermishandeling en

internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Daarnaast is er opvallend weinig literatuur op basis van longitudinale studies gebruikt, waardoor er geen causaal verband tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen kan worden aangetoond. Veel onderzoeken zijn gebaseerd op

retrospectieve metingen wat mogelijk de betrouwbaarheid van de resultaten niet ten goede komt.

Verder zou een beter inzicht in de relatie tussen emotionele- en fysieke

kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen kunnen worden verkregen door verschillende onderliggende mechanismen te onderzoeken. Wellicht zou vervolgonderzoek zich kunnen richten op de ontwikkeling van de hersenen en de

hechtingsrelatie met de ouders van mishandelde kinderen. Uit onderzoek van Alink, Van IJzendoorn, Euser & Bakermans-Kranenburg (2014) blijkt namelijk dat ruim 80% van de mishandelde kinderen onveilig gehecht is tegenover 35% in de gehele populatie (Euser, Van IJzendoorn, Cyr, Brilleslijper-Kater & Bakermans-Kranenburg, 2008). Een onveilige

hechtingsrelatie is op zijn beurt een risicofactor voor de ontwikkeling van psychische klachten (Nicolaï, 2001). Net als dat veranderingen in de hersenen door kindermishandeling kan lijden tot de ontwikkeling van psychische klachten, zoals angst, depressie en agressie (Bremner, Vythilingam, Vetmetten, Adil, Khan, Nazeer, Afzal, Mcglashan, Elzinga, Anderson, Heninger, Southwick & Charney, 2003). Van Harmelen, Van Tol, Van der Wee, Veltman, Aleman, Spinhoven, Van Buchem, Zitman, Penninx en Elzinga (2010) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van kindermishandeling voor het zestiende levensjaar op de

hersenstructuur van gemiddeld zevenendertig jarigen. Door middel van MRI scans werden anatomische hersenscans van volwassenen die emotioneel waren mishandeld in de kindertijd

(21)

21 vergeleken met die van volwassenen zonder geschiedenis van mishandeling. Hieruit bleek dat de volwassenen die emotioneel waren mishandeld een mediale prefrontale cortex hadden die gemiddeld 7,2 % kleiner was dan die van de controle groep. De mediale prefrontale cortex zorgt voor de regulatie van stress en emotioneel gedrag. Een verkleining van de mediale prefrontale cortex kan zorgen voor meer angst en depressie (Van Harmelen, et al., 2010).

Zo werken hechting en de hersenen als onderliggende mechanismen in de relatie tussen fysieke- en emotionele kindermishandeling en de ontwikkeling van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Daarnaast kan vervolgonderzoek zich richten op cognitie. Cognitie blijkt te fungeren als mediator in de relatie tussen emotionele- en fysieke kindermishandeling en internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Het blijkt namelijk zo te zijn dat verschillende vormen van kindermishandeling zorgen voor

verschillende vormen van cognitieve ‘biases’, waardoor deze specifieke vormen van gedragsproblemen voorspellen (Lee & Hoaken, 2007). Wellicht kan er door onderliggende mechanismen en mediatoren een verklaring worden gevonden voor het verschil in

consequenties van emotionele- en fysieke kindermishandeling.

Deze verklaringen zijn van belang om inzichten te kunnen verwerven in de relaties tussen specifieke vormen van kindermishandeling en de ontwikkeling van internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen. Dit zorgt naast een uitbreiding van de huidige kennis voor de mogelijkheid om eventuele interventies te kunnen richten op specifieke onderliggende mechanismen die deze relaties beïnvloeden. Mogelijk kunnen mishandelde kinderen door deze inzichten beter geholpen worden. Want elk kind verdient een gezonde ontwikkeling, ook al maken de ouders er een potje van.

(22)

22 Literatuur

Alink, L, Van IJzendoorn, R., Euser, E., & Bakermans-Kranenburg, M. (2014). Gehechtheid en kindermishandeling. In P. Prins & C. Braet, (Eds.), Handboek klinische

ontwikkelingspsychologie (pp. 419-441). Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum.

Alink, L., Van IJzendoorn, R., Pannebakker, F., Bakermans-Kranenburg, M., Vogels, T., & Euser, S. (2013). Kindermishandeling in Nederland anno 2010: De tweede

Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2010).

Leiden: Casimir, 2011. Verkregen van: http://media.leidenuniv.nl

Bernet, C. Z., & Stein, M. B. (1999). Relationship of childhood maltreatment to the onset and course of major depression in adulthood. Depression and Anxiety, 9(4), 169-174. doi: 10.1002/(SICI)1520-6394

Bremner, J.D., Vythilingam, M., Vermetten, E., Adil, J., Khan, S., Nazeer, A., Afzal, N., McGlashan, T., Elzinga, B., Anderson, G. M., Heninger, G., Southwick, S. M., & Charney, D. S. (2003). Cortisol response to a cognitive stress challenge in posttraumatic stress disorder (PTSD) related to childhood abuse.

Psychoneuroendocrinology, 28(6), 733-750. doi:10.1016/S0306-4530(02)00067-7

Cyr, C., Euser, E. M., Bakermans-Kranenburg, M. J., & Van IJzendoorn, M. H. (2010). Attachment security and disorganization in maltreating and high-risk families: A series of meta-analyses. Development and Psychopathology, 22(1), 87-108. doi:10.1017/S0954579409990289

Egeland, B. (2009). Taking stock: Childhood emotional maltreatment and developmental psychopathology. Child Abuse & Neglect, 33(1), 22-26. doi:10.1016

(23)

23 Eisenberg, N., Cumberland, A., Spinrad, T. L., Fabes, R. A., Shepard, S. A., Reiser, M.,

Murphy, B. C., Losoya, S. H., & Guthrie, I. K. (2001). The relations of regulation and emotionality to children’s externalizing and internalizing problem behavior. Child

Development, 72(4), 1112-1134. doi:10.1111/1467-8624.00337

Éthier, L. S., Lemelin, J. P., &Lacharité, C. (2004). A longitudinal study of the effects of chronic maltreatment on children’s behavioral and emotional problems. Child Abuse

& Neglect, 28(2), 1265-1278. doi:10.1016/j.chiabu.2004.07.006

Euser, E., Van IJzendoorn, M., Cyr, C., Brilleslijper-Kater, S., & Bakermans-Kranenburg, M. (2008). Gehechtheid en kindermishandeling. In P. Prins & C. Braet, (Eds.), Handboek

klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 477-501). Uitgeverij: Bohn Stafleu van

Loghum.

Gibb, B. E., Chelminski, I., & Zimmerman, M. (2006). Childhood emotional, physical, and sexual abuse, and diagnoses of depressive and anxiety disorders in adult psychiatric outpatients. Depression and Anxiety, 24(4), 256-263. doi:10.1002/da.20238

Glaser, D. (2002). Emotional abuse and neglect (psychological maltreatment): a conceptual framework. Child Abuse & Neglect, 26(6-7), 697-714.

doi:10.1016/S0145-2134(02)00342-3

Johnson, R. M., Kotch, J. B. F., Catellier, D. J., Winsor, J. R., Durfort, V., Hunter, W., & Amaya-Jackson, L. (2002). Adverse behavioral and emotional outcomes

from child abuse and witnessed violence. Child Maltreatment, 7(3), 179-186. doi: 10.1177/1077559502007003001

Keiley, M. K., Howe, T, R., Dodge, K. A., Bates, J. E., & Pettit, G. S. (2001). The timing of child physical maltreatment: A cross-domain growth analysis of impact on adolescent externalizing and internalizing problems. Development and Psychopathology, 13(4), 892-912. Verkregen van:http://journals.cambridge.org

(24)

24 Lagasse, E., De Maesschalck, S., & Koole, S. (2010). Vaststelling van kindermishandeling:

wat kan en mag een arts doen? Tijdschrift voor Geneeskunde, 66(10), 482-491. doi:10.2143/TVG.66.10.2000755

Lansford, E. J., Dodge, K. A., Pettit, G. S., Bates, J. E., Crozier, J., & Kaplow, J. (2002). A 12-year prospective study of the long term effects of early child physical maltreatment on psychological, behavioral and academic problems in adolescence. Archives of

Pediatrics & Adolescence Medicine, 158(8), 824-830.

doi:10.1001/archpedi.156.8.824.

Lee, V., & Hoaken, P. N. S. (2007). Cognition, emotion, and neurobiological development: mediating the relation between maltreatment and aggression. Child Maltreatment,

12(3), 281-298. doi:10.1177/1077559507303778

Manly, J. T., Kim, J. E., Rogosch, F. A., & Cicchetti, D. (2001). Dimensions of child maltreatment and children’s adjustment: Contributions of developmental timing and subtype. Development and Psychopathology, 13(4), 759-782. Verkregen van:

http://journals.cambridge.org/article_S0954579401004023

Nicolaï, N. (2001). Hechting en psychopathologie: een literatuuroverzicht. Tijdschrift voor

Psychiatrie 43(5), 333-342. Verkregen van: http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl

emotional maltreatment.

Peltonen, K., Ellonen, N., Larsen, H. B., Helweg-Larsen, K. (2010). Parental violence and adolescent mental health. European Child & Adolescent Psychiatry, 19(1), 813-822. doi:10.1007/s00787-010-0130-8

Sebre, S., Sprugevica, I., Novotni, A., Bonevski, D., Pakalniskiene, V., Popescu, D.,

Turchina, T., Friedriche, W., & Lewis, O. (2004). Cross-cultural comparisons of child-reported emotional and physical abuse: rates, risk factors and psychosocial symptoms.

(25)

25 Spinhoven, P., Elzinga, B. M., Hovens, J. G., Roelofs, K., Zitman, F. G., Van Oppen, P., &

Penninx, B. W. (2010). The specificity of childhood adversities and negative life events across the life span to anxiety and depressive disorders. Journal of affective

disorders, 126(1), 103-112. doi:10.1016/j.jad.2010.02.132

Springer, K. Q., Sheridan, J., Kuo, D., & Carnes, M. (2007). Long-term physical and mental health consequences of childhood physical abuse: Results from a large population-based sample of men and women. Child Abuse & Neglect, 31(5), 517-530.

doi:10.1016/j.chiabu.2007.01.003

Stith, S. M., Rosen, K. H., Middleton, K. A., Busch, A. L., Lundeberg, K., & Carlton, R. P. (2000). The intergenerational transmission of spouse abuse: A meta-analysis. Journal

of Marriage and Family, 62(3), 640-654. doi:10.1111/j.1741-3737.2000.00640.x

Straus, M. A., Hamby, S. L., Finkelhor, D., Moore, D. W., &Runyan, D. (1998). Identification of child maltreatment with the parent-child conflict tactics scales: development and psychometric data a national sample of american parents. Child

Abuse & Neglect, 22(4), 249-270. doi:10.1016/S0145-2134(97)00174-9

Teicher, M.H., Samson, J. A., Polcari, A., & McGreenery, C. E. (2006). Sticks, stones, and hurtful words: relative effects of various forms of childhood maltreatment. The

American Journal of Psychiatry, 163(6), 933-1000. Verkregen van:

http://ajp.psychiatryonline.org

Van Harmelen, A., Van Tol, M., Van der Wee, N. J. A., Veltman, D. J., Aleman, A., Spinhoven, P., Van Buchem, M. A., Zitman, F. G., Penninx, B. W. J. H., & Elzinga, B. M. (2010). Reduced medial prefrontal cortex volume in adults reporting childhood emotional maltreatment. Biological Psychiatry, 68(9), 832-838.

(26)

26 Van IJzendoorn, M. H., Prinzie, P., Euser, E. M., Groeneveld, M. G., Brilleslijper-Kater, S.

N., Van Noort-van der Linden, A. M. T., Bakermans-Kranenburg, M. J., Juffer, F., Mesman, J., Klein Velderman, M., & San Martin Beuk, M. (2007).

Kindermishandeling in Nederland in Nederland anno 2005: de Nationale

Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM-2005).Leiden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With the 69 papers we identified on the conceptualization of engagement, we have identified seven different domains of engagement: student, customer, health, societal, work,

Mean or percentage of authentic experience, purchase intention and behavior for three dishes Authentic experience Purchase intention Purchase behavior* No story Weak story Strong

H1a: Fashion retailers with higher brand values are more likely to focus on a distinctive capability of the brand-oriented approach in their online communication with

The research corpus, made up of Hocking’s photographs, was chosen according to its use of sacred imagery, and is supported by written correspondence with the artist, while

The results have shown that the creation of job characteristics that lead to meaningful work is a possible partial solution to reduce the high personnel turnover amongst

To summarise, both notions of intermediality and imagescapes are connected to my research question and can be applied to the analysis of the relationship between the viewer’s body

Therefore, the present study investigated whether people resist more to text with conventional metaphors than with novel metaphors or no metaphors, whether resistance is higher

Wij klagen burgemeester Van Thijn, zijn wethouders, zijn commissarissen en andere functionarissen van de politie, zijn voorgangers en alle andere politiek