• No results found

Nucleaire betekenisgeving voor, tijdens en na de Nuclear Security Summit (NSS) 2014 : gedifferentieerde discoursen : semantische netwerkanalyse van betekenissen en impliciete frames in de nucleaire discoursen van de Ned

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nucleaire betekenisgeving voor, tijdens en na de Nuclear Security Summit (NSS) 2014 : gedifferentieerde discoursen : semantische netwerkanalyse van betekenissen en impliciete frames in de nucleaire discoursen van de Ned"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nucleaire betekenisgeving voor, tijdens en na de Nuclear Security Summit

(NSS) 2014: Gedifferentieerde discoursen

Semantische netwerkanalyse van betekenissen en impliciete frames in de nucleaire discoursen van de Nederlandse overheid, media en energie-industrie

J.M. van Hoof (Simone) 5894336

Master’s Thesis

Graduate School of Communication Corporate Communication

Begeleider: Dhr. dr. Piet Verhoeven 27-06-2014

(2)

Abstract

Nuclear threat, weapons, energy and danger are not only part of technical debates, but contribute to a broader social societal issue, by which sensemaking by different actors takes place. The nuclear issue brought together political leaders from all over the world during the Nuclear Security Summit (NSS) 2014 in The Hague. Based on sensemaking, framing and discourse theories the research question was asked to what extent the nuclear discourses of the Dutch media, the government and the nuclear industry differ from each other in their

sensemaking before, during and after the NSS 2014. A semantic mapping method and factor analyses conducted nine semantic maps and 42 implicit frames, that demonstrate sensemaking in the discourses is specific to actors and to research periods. ‘Security’ is the word that connects the different discourses with one and other, though the nuclear media discourses, political discourses and industry discourses and their sensemaking and implicit frames are mainly differentiated from each other. The media make sense to the issue by using frames that concern political events, mainly framing the conflict about the Krim-region. The political discourses appear to give meaning by the use of frames concerning governmental regulations about nuclear security and a description of the NSS-event. The nuclear industry-discourses differentiate themselves from the media and governmental discourses and their ‘nuclear danger’-frames, by the use of ecological frames and more positive nuclear technical application frames.

(3)

Nucleaire betekenisgeving voor, tijdens en na de Nuclear Security Summit (NSS) 2014: Gedifferentieerde discoursen

Nucleaire wapens en kerncentrales vormen een bedreiging voor de volksgezondheid, de kwaliteit van leefomgeving en de veiligheid van burgers wereldwijd (Gonzalez, 1996). Mede om die reden werd dit jaar de derde Nuclear Security Summit (NSS) georganiseerd. Op 24 en 25 maart 2014 ontving Nederland 53 wereldleiders die afspraken maakten over het treffen van maatregelen tegen nucleaire wapens en de dreiging ervan (zie https://www.nss2014.com/en). De top, haar organisatie, de issues die besproken werden en beslissingen die zijn genomen raakten zowel de politiek, als de media, als de nucleaire energie-industrie. Op dezelfde dagen werd een Nuclear Industry Summit (NIS) georganiseerd in Amsterdam, waarbij CEO’s van de grootste nucleaire organisaties wereldwijd samenkwamen om afspraken te maken over hun industrie (zie https://www.nis2014.org/). Ook de media schreven veel over het evenement in Den Haag, de betrokkenen en de gemaakte afspraken. De NSS en nucleaire issues ‘top the agenda’ (Herron, 2010).

Nucleaire wapens zijn vanaf de Tweede Wereldoorlog en vervolgens bij aanvang van de Koude Oorlog tussen Rusland en de Verenigde Staten een steeds belangrijker politiek

machtsmiddel geworden (Wertsch, 1987). De combinatie van macht en nucleaire wapens heeft het risico, het gevaar en de angst voor het nucleaire thema - een verzamelnaam voor nucleaire materialen, macht, dreiging, spanning, veiligheid, wapens en energie - in de samenleving doen toenemen, versterkt door kernrampen als Tsjernobyl en Fukushima (Brumfiel, 2013). Tijdens deze rampen werd duidelijk wat een nucleaire ramp voor schade kan aanrichten en effect kan hebben op de wereldbevolking. Dit kan in een hypermoderne samenleving waarin onzekerheid voor de toekomst aanwezig is (Lipovetsky, 2005), een zeer negatieve impact hebben op het vertrouwen in de samenleving, de economie, de politiek en de media (Kinsella, Kelly en Autry, 2013) en op de manier waarop betekenissen worden gegeven aan het onderwerp. De onzekerheid en angst veroorzaakten bijvoorbeeld protestacties en onrust in Nederland, zoals die naar aanleiding van de NSS 2014 plaatsvonden in Petten (“Algemeen Dagblad,” 2014). De Nederlandse premier Mark Rutte en Barack Obama, president van de Verenigde Staten (VS), spraken in hun slottoespraak op 25 maart 2014 over internationale en nationale afspraken en maatregelen om de aanwezigheid van nucleaire wapens mondiaal terug te dringen. Rutte eindigde zijn toespraak met het door de andere wereldleiders gedeelde voornemen om de werkrelatie tussen de overheid en de nucleaire industrie te verbeteren: “We need industry with us,” aldus Rutte. Hij beschrijft daarmee een wederzijds afhankelijke relatie tussen overheden en de energie-industrie. De maatregelen van

(4)

de overheid aangaande het terugdringen van nucleaire macht (Levendis, Block en Morrel, 2006) en de discours en framing van dit soort en ander energiebeleid (Scrase & Ockwell, 2010) hebben effecten op de energie-industrie en vice versa. Bovendien zorgde de NSS 2014 in Nederland voor veel media-aandacht en bepaalde de top in die twee dagen veelal de media- en de publieke agenda.

Kortom, nucleaire dreiging is een maatschappelijk issue dat wereldleiders bij elkaar heeft gebracht om te praten over nucleair beleid tijdens de NSS 2014, dat de energie-industrie en hun handelen beïnvloedt (Scrase & Ockwell, 2010; Levendis, Block & Morrel, 2006) en in de publieke en media agenda al vanaf de Tweede Wereldoorlog een rol heeft gespeeld

(Gamson & Modigliani, 1989). Het is daarmee een issue waaraan verschillende betekenissen worden gegeven (zie Dutton & Dukerich, 1991) en dat bepalend is voor discoursen van verschillende actoren (Wertsch, 1987). Direct na de koude oorlog zijn een aantal onderzoeken gedaan naar nucleaire dreiging, discours en agenda-setting (Wertsch, 1987; Gamson &

Modigliani, 1989) en de laatste jaren verschenen wederom een aantal artikelen naar nucleaire discours (Kinsella, Kelly & Autrey, 2013; Scrase & Ockwell, 2010). De theoretische basis voor nucleaire framing en discours is er dus al, echter richten de meeste studies zich specifiek op een enkele actor, waaronder de energie-sector (Scrase & Ockwell , 2010; Chi & Chen, 2012), de media en de publieke opinie (Gamson & Modigliani, 1989; Watts & Maddison, 2013; Culley, Ogley-Oliver, Carton & Street, 2010) en de overheid (Lonsdale, 2013).

Gebaseerd op voorgaand sociologisch onderzoek aangaande ‘framing’, ‘discours’ en ‘betekenisgeving’, naar aanleiding van de NSS 2014 en vanwege de opleving van aandacht voor nucleaire onderwerpen, kan de vraag worden gesteld in hoeverre verschillende actoren; de media, de overheid en de energie-industrie, verschillend betekenis geven in nucleaire discoursen. De volgende twee onderzoeksvragen kunnen hierbij worden gesteld: (a) in hoeverre bevatten de nucleaire discoursen van de media, de overheid en de energie-industrie verschillende betekenissen voor, tijdens en na de Nuclear Security Summit (NSS) 2014 en (b) in hoeverre tonen de verschillende discoursen in de verschillende onderzoeksperioden

raakvlakken in hun betekenisgeving? Sensemaking

Sensemaking is in meerdere wetenschappelijke disciplines een bekend en bestudeerd begrip, zoals in de organisatiewetenschappen (Malsch, Tremblay & Gendron, 2012; Weick, 1995), de psychologie (Woodside, 2001), en in taal- en communicatiewetenschap (Dorner, 2012; Cornelissen, 2012). Vanuit een psychologisch perspectief is sensemaking

(5)

het creëren van een betekenis gebaseerd op huidige en eerdere interpretaties of

gedachten gegenereerd uit drie bronnen: externe stimuli, specifieke benadering van het interne geheugen en schijnbare random foci in het werkgeheugen; zulke sensemaking wordt geconstrueerd op basis van onbewuste culturele bepalingen die zijn opgeslagen in het lange-termijn geheugen. (Woodside, 2001, p. 415)

Betekenis geven aan bepaalde onderwerpen, objecten of gebeurtenissen vindt plaats op basis van individuele cognitieve processen, aldus bovengaande psychologische definitie. In de organisatiewetenschappen wordt het begrip geoperationaliseerd op basis van acties, gedrag en besluitvorming van zowel het individu als van groepen die interacteren met hun omgeving (Weick & Sutcliffe, 2005). Binnen deze benadering is betekenisgeving een “voortdurend organisatieproces”, waarbij vanuit de sociale context van een individu, groep of organisatie in retroperspectief betekenis wordt ontleend (Weick & Sutcliffe, 2005, p. 405). De taal- en communicatiewetenschap schrijven ook een rol toe aan taal in het creëren van betekenis (Cornelissen, 2012). In de taalwetenschappelijke benadering ligt de nadruk op verschillende elementen die van belang zijn voor communicatie-uitingen en de betekenisgeving en – ontlening daar van en aan, zoals het gebruik van frames, narratieven, institutionele codes en conventies (Cornelissen, 2012).

Kortom, het is mede afhankelijk van cognitieve processen, het issue, de sociale context en de taal op wat voor manier een betekenis wordt ontleend aan bepaalde woorden of communicaties (Weick; 1995; Weick & Sutcliffe, 2005; Cornelissen, 2012; Woodside, 2001). Het gaat daarbij niet alleen om het ontlenen van een betekenis (sensemaking), maar ook om het geven van betekenis (sensegiving) in een bepaalde discours. Omdat sensemaking-verhalen vaak ook onderdelen van sensegiving bevatten (Colville, Brown & Pye, 2012), wordt

sensemaking als kernbegrip gebruikt.

Sensemaking in discoursen. Discours is een gedeelde manier om de wereld te bevatten. Door het gebruik van taal maakt het de interpretatie van stukken informatie mogelijk en zorgt het ervoor dat deze stukken samen kunnen worden gevoegd tot coherente verhalen of talige ‘accounts’. Elk discours rust op assumpties, beoordelingen en aannames die de basis vormen voor analyse, debatten, overeenstemmingen en tegenstellingen (Dryzek, 1997). Discours maakt door de talige inslag verschillende interpretaties mogelijk en vormt een fundament voor de manier waarop instituties worden gecreëerd, gestructureerd (Scrase & Ockwell, 2010) en er betekenis wordt ontleend aan issues (zie Dutton & Dukerich, 1991). Vanuit een relativistisch perspectief wordt discours dan ook wel in de context van een ‘sociaal geconstrueerde werkelijkheid’ geplaatst (Hay & Rosamond, 2002).

(6)

Sensemaking, discours en framing. De manier waarop de communicatie over gebeurtenissen of issues wordt ingericht en georganiseerd, maakt dat iets betekenis krijgt. Weick en Sutcliffe (2005) beschrijven dat in één van een aantal pijlers waarop volgens hen sensemaking rust: “sensemaking is about organizing through communication” (p. 413) en benadrukken hierbij dat de ‘grondstof’ van betekenisgeving een taal is. Woorden en het woordraamwerk waarin zij zich bevinden worden uit sociologisch perspectief verondersteld als de betekenisdragers van een discours (Law & Lodge, 1984; Hellsten, Dawson &

Leydesdorff, 2010). Naast het gebruik van narratieven, institutionele codes en conventies, zorgt ‘framing’ voor de inrichting en organisatie van een tekst of communicatie (Hellsten, Dawson & Leydesdorff, 2010) en voor sensemaking of sensegiving (Cornelissen, 2012). Framing is volgens Entman (1993):

…het selecteren van sommige aspecten van de verkregen realiteit en het meer saillant maken van de gecommuniceerde tekst, op zo’n manier dat een probleem, een causale interpretatie, een morele evaluatie en/of behandelingsvoorkeur wordt benadrukt voor het item dat wordt beschreven. (p. 55)

Het zorgt ervoor dat bepaalde issues in een context worden geplaatst en een betekenis krijgen of aan ze wordt gegeven (Jonkman & Verhoeven, 2013) en dat bepaalde gebeurtenissen op meerdere manieren geïnterpreteerd en gedefinieerd worden (Greider & Garkovich, 1994). De manier waarop issues worden geframed is zelfs een ‘machtige manier van sociale controle’ die invloed kan hebben op beleid(sveranderingen) en het publieke debat (Iyengar, 1990).

Verschillende soorten framing kunnen plaatsvinden: framing door middel van

woordkeuze en –gebruik, door middel van beelden of door symboliek (Gamson & Modigliani, 1989). Frames zijn “interpretatieve verpakkingen bestaande uit rhetorische onderdelen zoals metaforen, beelden en symbolen” (Gamson & Modigliani, p. 591). Verschillende

woordclusters zorgen voor frames in de publieke opinie van bepaalde issues (Thelwall & Hellsten, 2006). Bovendien gelden frames als een codificatie-systeem van een discours: de analyse van frames is een middel voor het codificeren van een discours (Hellsten, Dawson & Leydesdorff, 2010):

Codification can be considered as the process of selections that have become

conventionalized within a community, such as a scientific specialty or a group of close friends – both of which tend to understand each other without spelling out the explicit meanings of their communications, or the tacit knowledge required for understanding. (p.593)

(7)

Hellsten et al. (2010) benadrukken in deze dat niet expliciete woorden of frames, maar juist de impliciete frames de betekenissen van een bepaald discours karakteriseren. Bovendien is het grootste gedeelte van de frames die gebruikt worden in een discours impliciet (Hellsten et al., 2010).

Metaforen. Een metafoor is het in kaart brengen van concepten door middel van een doel- en een brondomein, waardoor het doelconcept kan worden geconceptualiseerd en begrepen aan de hand van het bronconcept (Nie & Chen, 2008). Met andere woorden, een metafoor is een concept dat niet expliciet, maar impliciet een ander onderwerp, thema of issue beschrijft en betekenis geeft. Een metafoor is geen vocabulaire (expliciet: een groep

woorden), maar een repertoire (impliciet: de onderliggende context die de betekenis geeft) (Hellsten et al., 2010). Het gebruik en de plaatsing van metaforen in een tekst of

communicatie kunnen strategische vormen van framing zijn (Cornelissen, Holt & Zundel, 2011) die een betekenis en een context geven waarbinnen een issue wordt ontwikkeld en geïnterpreteerd (Cornelissen, 2012). Hellsten et al. (2010) toonden bijvoorbeeld aan dat ‘aspartame-infusion’ in het mediadiscours omtrent de zoetstoffen aspartaam en sucralose werd gebruikt als metafoor voor het excessief romantische maar onnatuurlijke karakter van de rockliedjes van Jon Bon Jovi. Het in kaart brengen van concepten door middel van metaforen is gebaseerd op de (gedeelde) ervaringen van actoren (Nie & Chen, 2008). Als twee actoren niet een eerdere (zelfde) ervaring hebben met het concept, zullen zij de metafoor niet direct begrijpen of er een (zelfde) betekenis aan geven. Leydesdorff en Hellsten (2005) gebruikten metaforen als middel om overeenkomsten tussen verschillende communicaties en discoursen van (sub)systemen te kunnen bevatten: “metaphors serve the integration of meaning across domains for individuals and institutions” (p. 95). De intentie was om Luhmann’s (1995) hypothese dat sociale (gedifferentieerde) subsystemen hun eigen communicaties hebben en daaruit betekenissen genereren, onafhankelijk van een centrale institutie of breder publiek, kwantitatief te kunnen testen. Hoewel het riskant kan zijn om een dergelijke complexe sociale theorie in een kwantitatieve methode te bevatten, heeft het onderzoek van Leydesdorff en Hellsten (2005) toch gezorgd voor waardevolle uitkomsten. Zij toonden door middel van codificatie en semantische mappen aan dat de verschillende subsystemen, oftewel domeinen: de stamcel-wetenschap, patent-literatuur en de media op zowel eenzelfde (metaforische), als een andere (diaforische) manier betekenis geven aan het onderwerp ‘stamcellen’. Toch bleek het, aldus Leydesdorff en Hellsten (2005), vooral domein-specifiek (diaforisch) op welke manier betekenis werd gegeven.

(8)

Diaforen. Zowel metaforen als diaforen gelden als de verbindingswoorden, de

intermediairs tussen woorden en betekenissen, binnen en tussen (een) bepaald(e) discours(en) of communicatie(s). Ze dragen bij aan het overdragen van woordrelaties en betekenissen van het ene domein naar het andere (Leydesdorff & Hellsten, 2005). Het verschil tussen beide is dat metaforen zijn gebaseerd op een overeenkomst tussen twee concepten en diaforen zijn gebaseerd op een verschil tussen twee concepten (Weelwright, 1962). Diaforen zorgen voor een differentiatie in betekenisgeving tussen twee op zichzelf staande discoursen (Bernstein, 1971; Coser, 1975; Leydesdorff & Hellsten, 2005).

Actoren

Verschillende actoren voeren verschillende discoursen. Commerciële organisaties geven op een andere manier betekenis aan bepaalde issues dan overheden of de media. De discoursen van industrie-organisaties, overheden en de media worden beïnvloed door verschillende interne en externe culturen en structuren, waardoor ze ten opzichte van elkaar een andere professionele rol dienen, een andere taal spreken en een andere identiteit uitdragen (Jørgensen, Jordan & Mitterhofer, 2012). Kortom, verschillende actoren interpreteren de werkelijkheid op verschillende manieren (Scrase & Ockwell, 2010), geven allen op verschillende manieren betekenis aan bepaalde issues (Jørgensen et al., 2012) en vormen daaromtrent een eigen discours. Een corporate discours krijgt bijvoorbeeld betekenis door het vertellen van organisationele verhalen op een manier die ten goede komt aan commerciële en/of bedrijfsdoelen (Alexander, 2009) en zet daarmee aan tot actie (Colville, Brown & Pye, 2011). Het corporate discours dient een ander doel dan een politiek, meer ideologisch (Van Dijk, 2001) discours. Een politiek discours heeft doelen zoals: het publiek overtuigen van politieke maatregelen die genomen zijn, het winnen van een campagne of het winnen van publieke steun voor toekomstig beleid (Biria & Mohammadi, 2012). In tegenstelling tot een corporate of politiek discours vervult een mediadiscours een meer objectieve, controlerende rol (Jones, 2009; Starr, 2009). De journalist en de media vormen in het watchdog-paradigma ‘de oren en ogen’ van het publiek (Jones, 2009) en zijn daarmee als het ware ‘civiele

alarmsystemen’ (Starr, 2009). Media domineren en weerspiegelen in hun discours dan ook de ‘bredere cultuur van het issue’ (Gamson & Modigliani, 1989).

Het nucleaire discours

Al sinds de jaren ’80 is er vraag naar een talige, communicatiewetenschappelijke analyse van het maatschappelijke issue nucleaire wapens en dreiging, omdat het niet alleen een technisch, maar ook vooral een sociaal issue is (Wertsch, 1987). Wertsch’ (1987) vraag werd beantwoord door verschillende studies die de nucleaire discoursen sindsdien hebben

(9)

geanalyseerd (Chi & Chen, 2012; Kinsella, Kelly & Autrey, 2013, Gamson & Modigliani, 1989; Levendis, Block & Morrel, 2006; Watts & Maddison, 2012). Daaruit blijkt dat de belangen, perspectieven, interpretaties en frames van verschillende actoren ook aangaande nucleaire dreiging, wapens, gevaren en risico’s, verschillende discoursen en betekenisgeving in discoursen teweeg brengen.

In de nucleaire energie-industrie wordt een nadruk gelegd op het frame ‘technologie’. Technologische ontwikkelingen en beslissingen daaromtrent worden in de (Chinese) nucleaire energie-sector beïnvloed door onzekerheid in de omgeving, economische condities,

beleidsveranderingen, ‘domestic pressure’, internationale relaties en buitenlands beleid (Chi & Chen, 2012). De politiek en haar beleid hebben dus grote invloed op de betekenisgeving in het discours en daarmee op de handelingen van de nucleaire energie-industrie.

In de politiek worden de betekenissen in het nucleaire discours, het nucleaire beleid, milieu- en sociale regelgeving bepaald door een ‘retorisch obstakel’; een spanning tussen gezondheids-, veiligheids- en milieu-risicodiscoursen en discoursen betreft economisch risico (Kinsella, Kelly & Autrey, 2013). Het overheidsdiscours wordt dus niet, zoals het energie-industriediscours, bepaald door technologische ontwikkelingen op het gebied van nucleaire energie, maar vooral door de risico’s van nucleaire wapens en energie en de gevolgen daarvan voor beleidskwesties en het rechtssysteem. Bovendien bestaat er een discussie aangaande het al dan niet reguleren van de nucleaire energie-industrie door de overheid (Levendis, Block & Morrel, 2006). Levendis, Block en Morrel (2006) opperen, op basis van hun conclusies, een vrije markt van nucleaire energie, iets waar de nucleaire industrie uit commerciële

overwegingen waarschijnlijk ook achterstaat. De discussie zorgt mogelijk voor een spanning tussen de overheids- en industriediscoursen, gezien de overheid een vrije nucleaire markt minder in de hand heeft waardoor zij de nucleaire productie en de potentiële gevaren minder kan reguleren.

In het mediadiscours aangaande nucleaire wapens en industrie komt een mix van bovengaande betekenissen voor. Uit een studie naar de rol van de mediadiscours en de framing van het publieke debat over het al dan niet verlenen van een vergunning aan een Amerikaanse kerncentrale en het framing-effect daarvan op beleidsveranderingen (Watts & Maddison, 2012), blijkt dat er 707 frames aanwezig zijn in het nucleaire mediadiscours. De frames zijn afhankelijk van de voor- en tegenstanders van de nucleaire energie-industrie: de verschillende actoren die de media aan het woord laten zoals beleidsmakers, sponsoren, personen uit de industrie en journalisten zelf. De tegenstanders, die het uiteindelijk wonnen van de voorstanders, maakten gebruik van de narratieven ‘veiligheid’, ‘betrouwbaarheid’ en

(10)

‘berekenbaarheid’ (Watts & Maddison, 2012). Hiermee werd aangetoond dat

mediadiscoursen effect hebben op beleidsbeslissingen en -veranderingen. Bovendien geven bovengenoemde narratieven een andere betekenis aan het nucleaire discours, dan de

narratieven ‘technologie’, ‘economie’ en ‘gezondheids-, veiligheids- en milieurisico’ die door de nucleaire energie-industrie en de overheid werden benadrukt.

Kortom, actoren geven op een andere manier betekenis aan het nucleaire discours door het gebruik van verschillende impliciete frames, metaforen en diaforen. Hellsten en

Cummings (2010) toonden in hun vergelijkend onderzoek naar het thema Millennium

Development Goals (MDGs), verschillen aan in discoursen en betekenisgeving tussen media-uitingen, beleidsdocumenten en wetenschappelijke publicaties. Door een semantische

netwerkanalyse brachten zij in kaart dat de overheid vooral communiceert over beslissingen omtrent beleid en vrouwen die te maken hebben met MDGs (regelgeving en sociale

processen). Daarentegen communiceert de wetenschap vooral over het effectiviteitsdebat van de MDGs, lokale casestudies aangaande MDGs, zoals in landen als Zambia, Mexico en Bangladesh en vrouwen en hun gezondheid (geografie en effectiviteit). In de media wordt het thema nog anders geframed, daar bestonden de belangrijkste frames in het publieke debat uit de Nederlandse popband Bløf, die een MDG-award wonnen in 2008, schoon drinkwater en de ontwikkelingen omtrent de leider van de Verenigde Naties indertijd, Ki-Moon (entertainment en issues) (Hellsten & Cummings, 2010).

Naast de verschillen, kunnen discoursen ook overlap vertonen. Actoren en hun discoursen hebben een indirecte invloed op elkaar, vooral de media op de overheid (Watts & Maddison, 2012; Gamson & Modigliani, 1989) en de overheid op de energie-industrie (Chi & Chen, 2012). Deze afhankelijkheidsrelaties tussen en beïnvloeding van het ene discours op het andere, werden door Gamson en Modigliani (1989), die ook onderzoek deden naar het

nucleaire mediadiscours, verklaard aan de hand van de media dependency en de agenda-setting theorie. In het tweede agenda-agenda-setting level wordt verondersteld dat de agenda’s van de politiek, de media en corporate agenda’s elkaar in meerdere richtingen kunnen beïnvloeden (McCombs, 2001). Deze agenda-setting verklaring voor al dan niet verschillend framegebruik tussen actoren is echter omstreden. Een analyse van discoursen, impliciete frames, metaforen en diaforen vraagt namelijk om een bredere interpretatieve verklaring voor betekenissen in woordclusters dan de agenda-settingtheorie kan beschrijven (Hellsten, Dawson &

(11)

Veranderingen in betekenisgeving en frames over tijd.

Tot slot is de manier waarop betekenissen worden gecreëerd en framing plaatsvindt in het discours niet enkel afhankelijk van de actor of relaties tussen actoren, maar ook van de tijdsperiode waarin het discours plaatsvindt (Jonkman & Verhoeven, 2013; Watts &

Maddison, 2012; Tenenboim-Weinblatt, 2013). Een discours bestaat uit een taal, woorden en frames die semantisch gezien veranderlijk en ambigue zijn (Leydesdorff, 1995, 1997). Frames zijn niet statisch, maar ontwikkelen zich en veranderen na verloop van tijd (Hellsten et al., 2010). Jonkman en Verhoeven (2013) constateerden een mediaframeverschuiving in het ‘third-party airport risk’-discours van economisch-ecologische frames naar impliciete

politieke frames en van het gebruik van risico-frames naar het gebruik van veiligheidsframes. Ook Hellsten et al. (2010) toonden een discoursverandering van negatief naar positief

framegebruik aan in de media: de discussie over veiligheidsaspecten en gezondheidsrisico’s van snoeptechnologieën verschoof later naar een discussie over gezondheidsvoordelen van snoep. In tegenstelling tot mediadiscoursen, blijken politieke actoren veelal twee

onveranderlijke hoofdframes in hun (verkiezings)communicatie te gebruiken (Hänggli & Kriesi, 2012). Entman (2007) neemt in zijn theorie over ‘Content Bias’ ook aan dat in overheidscommunicatie een constant patroon van frames verschijnt. Content Bias

veronderstelt “consistent patterns in the framing of mediated communication that promote the influence of one side in conflicts over the use of government power” (Entman, 2007, p. 166). Dit idee wordt verondersteld, maar is (nog) niet empirisch bewezen. In corporate discoursen vindt over tijd wel verandering plaats in de aanwezigheid van (Corporate Social

Responsibility, CSR-)frames en in betekenisgeving, met name door globalisering en de daardoor snellere handelsgroei, wereldwijde financiële transacties, internationale en cross-landelijke bezittingen en economische belangen van bedrijven (Tengblad & Ohlsson, 2010). Tengblad en Ohlsson (2010) toonden door middel van longitudinaal onderzoek aan dat globalisatie heeft gezorgd voor een verschuiving in CSR-frames in het corporate discours, namelijk van een nationaal gemeenschapsperspectief op CSR naar een internationaal individualistisch perspectief op CSR vanuit de organisatie.

Gebaseerd op bovengaande onderzoeken, zou kunnen worden verondersteld dat de nucleaire discoursen van de media, de overheid en de industrie zowel van elkaar kunnen verschillen als overeenkomen en al dan niet veranderlijk zijn na verloop van tijd. Echter, tot op heden is er geen vergelijkend nucleair discoursonderzoek gedaan, waardoor geen

aannames kunnen worden gedaan over mogelijke verschillen of overeenkomsten in betekenisgeving en de verschijning van impliciete frames in de verschillende nucleaire

(12)

discoursen. De volgende subvraag kan daarom worden gesteld: welke impliciete frames komen voor in de verschillende discoursen?

Methode Data

Semantische netwerkanalyses en factoranalyses werden uitgevoerd, om het nucleaire mediadiscours met die van de overheid en de nucleaire industrie te kunnen vergelijken. Artikelen uit elf Nederlandse dagbladen, openbare publicaties en documenten van de

Nederlandse overheid en publicaties en persberichten van de nucleaire industrie, gepubliceerd tussen 23 februari en 26 april 2014 werden verzameld voor analyse. De verzamelde

publicaties werden op datum van verschijning onderverdeeld in drie verschillende

onderzoeksperioden gecentreerd rondom de NSS 2014, te weten een maand voor de NSS (23 februari tot en met 23 maart), tijdens de NSS (24 en 25 maart) en een maand na de NSS (26 maart tot en met 26 april). De onderzoeksperioden werden ingesteld, om te toetsen of er betekenis- of frameverschuivingen in de nucleaire discoursen plaatsvonden. Oftewel, op deze manier kon worden gemeten of de actoren na verloop van tijd andere betekenissen gaven in de nucleaire discoursen. De verschillende onderzoeksperioden werden gekozen en vastgesteld op basis van de volgende criteria: het aantal beschikbare data moest voor elke actor en

specifieke periode groot genoeg zijn, dat houdt in minstens twee publicaties per actor per tijdsperiode aangaande een nucleair thema. Om de periodelengtes ongeveer gelijk te houden is voor de onderzoeksperiode ‘een maand voor’ en ‘een maand na’ de NSS gekozen. Een onderzoeksperiode van langer dan een maand kon niet worden gerealiseerd, omdat het onderzoek en de dataverzameling medio april 2014 al was gestart.

Het mediadiscours. Artikelen uit alle Nederlandse dagbladen werden geanalyseerd. Zo werd een zo representatief mogelijk sample van de totale media-populatie ontworpen. Media omvatten een populaire entertainmentcultuur, maar zijn vaak ook politiek, industrieel en maatschappelijk geëngageerd. Het sample zou niet compleet zijn als enkel bepaalde krantsegmenten, zoals de populaire kranten, kwaliteitskranten of gratis kranten, zouden worden geanalyseerd. Elk soort krant heeft bijgedragen aan het totale nucleaire discours in Nederland. Het sample is echter beperkt tot Nederlandse landelijke dagbladen waarvan content beschikbaar was op LexisNexis, een online database van artikelen uit nationale en internationele kranten. Artikelen uit Trouw, NRC.NEXT, NRC Handelsblad, De Telegraaf, De

Volkskrant, Het Financieele Dagblad, Het Parool, Het Nederlands Dagblad, Spits, Algemeen Dagblad en Metro zijn geanalyseerd. In LexisNexis is onder de zoektermen ‘nucleair’ en

(13)

‘nucleaire’ gezocht naar gepubliceerde artikelen. Op een totaal van 719 artikelen is de media-dataset gebaseerd. Deze artikelen werden in de totale hoeveelheid per onderzoeksperiode geanalyseerd. Omdat het in deze studie niet de intentie was om verschillen tussen kranten te onderzoeken, zijn de kranten ook niet afzonderlijk geanalyseerd.

Het overheidsdiscours. Alle publicaties en documenten die in de onderzoeksperioden verschenen op de website van de Nederlandse overheid (www.rijksoverheid.nl /documenten-en-publicaties) werden geanalyseerd. Op deze website werd onder de zoektermen ‘nucleair’ en ‘nucleaire’ vervolgens gezocht naar bruikbare data. De zoektermen werden, net zoals bij de media-dataverzameling, gekozen om een zo breed mogelijk scala aan publicaties te vinden die samen het nucleaire overheidsdiscours vormden. Hieruit volgde een totaal van 21 teksten en documenten, waaronder kamervragen en officiële verklaringen van premier Rutte,

aangaande het nucleaire debat. Op basis van deze data werden drie nucleaire overheidsdiscoursen in kaart gebracht.

Het industriediscours. Het discours van Nederlandse energiemaatschappijen werd in kaart gebracht door analyse van alle content verschenen op de websites van Nucleair

Nederland, Urenco, EPZ, NRG, Reactor Instituut Delft en Covra. Nucleair Nederland is een

initiatief dat “de vijf belangrijkste nucleaire bedrijven en organisaties in Nederland [met elkaar verenigt],” te weten URENCO, EPZ, NRG, Reactor Instituut Delft en COVRA (“Nucleair Nederland,” z.j.). Door middel van de zoekmachines op de websites van bovengenoemde organisaties is gezocht naar publicaties onder de termen ‘nucleair’ en ‘nucleaire’, verschenen in de verschillende onderzoeksperioden. Vanwege het beperkt aantal publicaties die verschenen in de onderzoeksperiode ‘tijdens de NSS’ is ervoor gekozen om de publicaties op de website van de Nucleair Industry Summit (NIS) 2014

(https://www.nis2014.org/) te analyseren voor de onderzoeksperiode ‘tijdens de NSS’. Tegelijkertijd met de NSS 2014 werd de NIS 2014 georganiseerd in Amsterdam. Hier kwamen, naast bovengenoemde vijf Nederlandse nucleaire organisaties, 200 CEO’s uit de wereldwijde nucleaire industrie bij elkaar om te praten over hun bijdrage aan nucleaire veiligheid. De publicaties op de website van de NIS zijn onder andere een slotverklaring van het congres en verslagen van de werkgroepen die tijdens het congres aan de slag gingen met bepaalde nucleaire thema’s. In tegenstelling tot de rest van de discoursen, is het

industriediscours in de onderzoeksperiode ‘tijdens de NSS’ Engelstalig.

In tabel 1 is het overzicht van het aantal ‘nucleaire’ artikelen en publicaties dat verscheen in de verschillende tijdsperioden te vinden voor zowel de media, de overheid, als de nucleaire industrie.

(14)

Tabel 1.

Aantal publicaties (N) met ‘nucleair’ en ‘nucleaire’ voor tijdsperioden in kranten, van de overheid en van de nucleaire industrie

Naam (totaal N) N maand voor NSS N tijdens NSS N maand na NSS

Media Trouw (79) 31 19 29 NRC.NEXT (48) 28 6 14 NRC Handelsblad (89) 44 13 32 De Telegraaf (138) 72 25 41 De Volkskrant (97) 42 21 34

Het Financieele Dagblad (38) 14 6 18

Het Parool (55) 25 16 14 Nederlands Dagblad (50) 24 7 19 Spits (20) 11 5 4 Algemeen Dagblad (82) 41 20 21 Metro (23) 10 8 5 Totaal (719) 342 146 231 Rijksoverheid Totaal (21) 4 3 13 Industrie Nucleair Nederland (30) 28 - 2 NRG (2) 1 - 1 COVRA (1) 1 - - TU Delft (1) 1 - - NIS (5) - 5 - Totaal (39) 31 5 3 Totaal (779) 377 154 247 Materialen en Procedure

Verschillende impliciete frames uit de nucleaire discoursen en tijdsperioden werden geanalyseerd en vervolgens in kaart gebracht door middel van een semantische netwerk-methode en factoranalyses. De ‘semantic mapping’-techniek kan een matrix van de

verhouding tussen en de verschijning van woorden in bepaalde documenten maken en de aan elkaar gerelateerde woorden binnen een (groep van) document(en) in een ‘semantische kaart’ weergeven. De procedure van de semantische map-methode zag er als volgt uit, gebaseerd op voorgaande onderzoeken die dezelfde methode uitvoerden (zie Jonkman & Verhoeven, 2013; Vlieger & Leydesdorff, 2010; Leydesdorff & Welbers, 2011; Hellsten et al., 2010; Hellsten & Cummings, 2010): allereerst zijn alle teksten, artikelen en publicaties per actor en per

(15)

tijdsperiode als losse tekstdocumenten opgeslagen. Een lijst van stopwoorden die werden beoordeeld als niet relevant voor de analyses (zoals de, het, een, den, der, toe, op, aan, in,

over, er, na, dat) is samengesteld, gedeeltelijk naar eigen beoordeling en op basis van de

standaard stopwoordenlijst beschikbaar bij de Pajek-software ontwikkeld door Batagelj en Mrvar (1998). De woorden in de documenten golden als de variabalen en de complete teksten als cases. Vervolgens werden de teksten per tijdsperiode ingevoerd en geanalyseerd door de software. Door middel van het softwareprogramma FrequencyList (te downloaden via

http://www.leydesdorff.net/indicators/), werd een lijst gemaakt van de 75 meest voorkomende woorden. Meer dan 75 woorden zijn in een later stadium moeilijk te interpreteren, voor zowel de wetenschapper als het Pajek-softwareprogramma dat de mappen maakt, vandaar dat gekozen is voor niet meer dan 75 woorden die betrokken werden bij verdere analyse.

Vervolgens werden op basis van de frequentielijsten verschijningsmatrixen gegenereerd met behulp van het programma Fulltext (te downloaden via

http://www.leydesdorff.net/indicators/), dat ook voor Nederlandse tekstanalyses beschikbaar is. De output van Fulltext, de matrixen, werd gelezen door SPSS , waarna factoranalyses werden uitgevoerd, ingesteld voor een maximum van zes factoren. De componenten (factoren) zijn netwerken van aan elkaar gerelateerde woorden die de frames in de teksten, publicaties en artikelen vormen. Om de betrouwbaarheid van de schalen van de componenten, de factoren oftewel de frames te meten, werden voor alle componenten de Cronbach’s alpha’s berekend. Componenten met een alpha lager dan .65 werden verwijderd. De frames oftewel woordclusters, gegeneerd uit de factoranalyses, werden gelabeld op basis van de interpretaties door de onderzoeker. De verhouding van de frames tot elkaar werden beoordeeld op basis van de Eigen Value (EV) en de Verklaarde Variantie (R2) van elk frame. De frames die hoog scoorden op deze indicatoren domineren als het ware het discours.

Tot slot werd de door Fulltext verkregen cosine-output, een genormaliseerde woordmatrix gebaseerd op een toets vergelijkbaar met de Pearson’s correlatie coëfficiënt, gecombineerd met de output van de factoranalyses en gevisualiseerd door Pajek (Batagelj & Mrvar, 1998; De Nooij, Mrvar & Batagelj, 2011; Vlieger & Leydesdorff, 2010, 2011;

Leydesdorff & Hellsten, 2005). De output van Pajek, de semantische map, is vervolgens met de hand aangepast, om een zo overzichtelijk mogelijke map te realiseren. Bij de visualisatie van de semantische map in Pajek zijn de methodes beschreven door Vlieger en Leydesdorff (2011) en De Nooij, Mrvar en Batagelj (2011) gevolgd. Zo zijn bijvoorbeeld de lijnen in de nucleaire overheids- en industriediscoursmappen met een waarde lager dan 0.5 verwijderd en in de nucleaire mediadiscoursmappen lijnen met een waarde lager dan 0.4 verwijderd.

(16)

In de figuren 1 tot en met 9 hebben de impliciete frames die werden aangetoond door de factoranalyse, allen een verschillende kleur. De gele bollen vertegenwoordigen het hoofdframe in het discours, oftewel het frame dat het hoogst scoorde op de Verklaarde

Variantie (R2). De groene, rode, paarse, lichtblauwe en oranje bollen vertegenwoordigen de

subframes, waarbij de varianties in mindere mate van waarden werden verklaard. De lichtroze bollen zijn woorden die niet tot een frame behoren, volgens de factoranalyse. Deze woorden kunnen wel gerelateerd zijn aan andere woorden. De blauwe bol is een woord dat niet is betrokken in de factoranalyse, aangezien de variantie een waarde had van nul, dus ook niet tot een frame behoort. Figuur 8, het discours van de industrie tijdens de NSS, is weergegeven in het Engels, de andere figuren in het Nederlands. Dit omdat de documenten verzameld voor die onderzoeksperiode en die actor geheel in Engels waren en een vertaling van deze

documenten naar Nederlands wellicht andere - subjectieve - interpretaties van de tekst teweeg zouden brengen, dan de schrijver bedoeld had.

Analyse metaforen en diaforen. De frames die in de verschillende discoursen domineerden, zijn vervolgens als uitgangspunt genomen voor de analyse van metaforen en diaforen. Metaforen typeren overeenkomsten tussen verschillende discoursen, daarentegen typeren diaforen juist verschillen tussen discoursen (Leydesdorff & Hellsten, 2005). De woorden die volgens de factoranalyse tot de frames behoorden werden naar interpretatie van de onderzoeker geanalyseerd. Allereerst werden de frames en woorden in de discoursen van de verschillende actoren met elkaar vergeleken en vervolgens werden de frames en woorden in de discoursen van de verschillende onderzoeksperioden met elkaar vergeleken. Mogelijke metaforische of diaforische verbanden konden op deze manier worden herkend, zowel over tijd binnen eenzelfde discours, als tussen discoursen van verschillende actoren.

Resultaten

De 779 artikelen, documenten en publicaties van de media, de overheid en de

nucleaire industrie waarin ‘nucleair’ of ‘nucleaire’ voorkwam, zijn niet normaal verdeeld over tijd. In de volgende paragraven worden de resultaten van de semantische netwerkanalyses en factoranalyses van de discoursen per actor weergegeven.

Mediadiscoursen

In de periode voor de NSS (23 februari tot en met 23 maart 2014) werden zes impliciete frames van elkaar onderscheiden, met als hoofdframe een gevarenframe (EV = 9.09, R2 = 6.07, α = .86), bestaande uit woorden zoals nucleair, terrorist, terrorisme, nucleaire, materiaal, kernwapen, land, bom, voorkomen, beter, wereld, jaren, veiligheid,

(17)

uranium, Amerikaanse, zon, grootste, groot en Iran. Het tweede grootste frame is een ‘internationale betrekkingen/globale onrust/Krim’-frame (EV = 6.56, R2 = 5.97, α = .85), bestaande uit woorden zoals Rusland, Russische, Krim, Poetin, Oekraïne, gisteren, sanctie, EU, zaken, regering, nieuwe, minister, wet en week. De andere subframes zijn frames aangaande de Nuclear Security Summit 2014, waaronder de komst van internationale wereldleiders in Den Haag (frame 3: EV = 4.47, R2 = 4.82, α = .72) (met woorden zoals Security, Summit, Nuclear, top, Den Haag, wereldleider, internationale, stad en maart), die specifiek wordt uitgelicht in de komst van Barack Obama en zijn bezoek aan Amsterdam (frame 6: EV = 2.79, R2 = 3.50, α = .71) (met de woorden president, bezoek, Obama, premier, Amsterdam, huis en maandag) en het verloop van de twee dagen (frame 4: EV = 3.42, R2 = 4.27, α = .72) (met de woorden dag, lang, twee, mens, staat, goed, zien, drie, tijd, eerste, grote, uur, minder). Het laatste frame in deze periode benadrukt de (nucleaire) handel tussen China, Nederland en Europa (frame 5: EV = 2.95, R2 = 4.01, α = .76) (met woorden als bedrijven, Nederland, China, Nederlandse, Xi, buitenlandse, Europa, jaar, Euro en Europese). (Zie figuur 1 voor de semantische map).

In de periode tijdens de NSS (24 en 25 maart 2014) werden in het mediadiscours zes impliciete frames van elkaar onderscheiden. Het hoofdframe in dit discours is een

‘internationale betrekkingen/globale onrust/Krim’-frame (EV = 10.44, R2 = 8.00, α = .88), bestaande uit de woorden Rusland, Russische, sanctie, Krim, G8, G7, minister, buitenlandse, Oekraïne, zaken, grote, nieuwe, minder, Europa. Het tweede grootste frame in het

mediadiscours van deze onderzoeksperiode bestaat uit woorden aangaande het bezoek van Chinese leider Xi aan Nederland (EV = 5.25, R2 = 6.31, α = .85) (met onder andere de woorden China, grootste, Europese, Nederland, wereld, Chinese, land, bezoek, leider, eerste, internationale, Xi en Nederlandse). De subframes uit dit discours bestaan uit een

gevarenframe (frame 3: EV = 4.62, R2 = 4.62, α = .80) (bestaande uit de woorden nucleair, materiaal, kernwapen, terrorisme, bom, wapen, uranium, nucleaire, veiligheid, beveiliging, jaar), een frame over de ontmoeting tussen Mark Rutte en Barack Obama (frame 4: EV = 3.83, R2 = 3.93, α = .70) (met de woorden Obama, Barack, Amerikaanse, president, premier, Rutte, drie en uur), een frame over directe effecten van de NSS op de burger, zoals files en mensen die thuis werken (frame 5: EV = 3.53, R2 = 3.79, α = .72) (met de woorden thuis, vandaag, werk(en), auto, lang, mogelijk, Amsterdam, blijven, gisteren, twee, mens(en)en tijd) en een frame over de focus van aandacht aangaande de NSS, zoals de aanwezigheid van de wereldleiders (frame 6: EV = 2.67, R2 = 3.70, α = .69) (met de woorden top, Den Haag, wereldleider(s), zon, stad, dag, zeker, staat, groot, aandacht, goed, laatste, zien). (zie figuur 2.)

(18)

In de periode na de NSS (26 maart tot en met 26 april 2014) werden in het

mediadiscours zes impliciete frames van elkaar onderscheiden. Het hoofdframe in dit discours is het dreiging/onrust Krim-frame (EV = 10.44, R2 = 6.43, α = .85) (met de woorden Rusland, Oekraïne, Poetin, Russische, president, Krim, Amerikaanse, Barack Obama, Verenigde Staten, oorlog en militaire). Het tweede grootste frame in dit discours bevat woorden

aangaande het publieke debat over het al dan niet blijven van Europa (EV = 5.07, R2 = 5.36, α = .79) (met de woorden jaar, Europa, minder, Europese, groot, twee, staat, procent, deel, zien, mens, dag, nieuwe, drie, Euro, grootste, nooit en koning). De andere subframes bestaan uit een ‘Geert Wilders’-frame (frame 3: EV = 4.52, R2 = 4.97, α = .77) (met woorden als week, zon, Wilders, terug, man, jaren, grote, leider, politieke, goede, lang, eerste, ging, nieuw, foto). Daarnaast een frame over de veiligheidsafspraken gemaakt tijdens de NSS (frame 4: EV = 3.83, R2 = 4.82, α = .81) (met woorden als nucleair, materiaal, nucleaire, afspraken, top, Den Haag, kernwapen, veiligheid, wereld en land). Gevolgd door een frame aangaande

internationale betrekkingen tussen en met Japan, China en Noord-Korea (frame 5: EV = 3.20,

R2 = 4.68, α = .79) en een frame aangaande de Nederlandse overheid, de premier en

buitenlandse zaken (frame 6: EV = 2.83, R2 = 3.63, α = .76) (met de woorden Nederland, Rutte, buitenlandse, Nederlandse, minister, bezoek, premier, goed, zaken en tijd). (zie figuur 3.)

Figuur 1. Het mediadiscours voor de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan

uit de groene, de rode, paarse, lichtblauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.4 verwijderd)

(19)

Figuur 2. Het mediadiscours tijdens de NSS 2014. gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan uit

de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.4 verwijderd)

Figuur 3. Het mediadiscours na de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan uit

de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.4 verwijderd)

(20)

Overheidsdiscoursen

In de periode voor de NSS (23 februari tot en met 23 maart 2014) werden in het overheidsdiscours zes impliciete frames van elkaar onderscheiden. Het hoofdframe in dit discours was een frame aangaande economische maatregelen voor de situatie op de Krim (EV = 25.48, R2 = 20.26, α = .96) (met woorden als effect, gisteren, Europa, herstel, zaken, Europese, sanctie, Rusland, buitenlandse, economische, geval, raad, aantal, gericht, Krim, situatie, mogelijk, Oekraïne, minister, Rutte, maatregel, eerste en land). Het tweede grootste frame is een veiligheidswaarborgingsframe (EV = 12.80, R2 = 12.11, α = .94) (met woorden als samenwerking, veiligheid, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en veiligheid (NCTV), defensie, organisatie, nationale, staat, rol, gebied, dag, grote, wet, Nederlandse, militaire en nodig). De subframes zijn een frame aangaande beleidsbepalingen voor

grondwater en de nucleaire industrie (frame 3: EV = 11.10, R2 = 10.48, α = .98) (met woorden als internventie, BQ/L, grondwater, NRG, besluit, artikel, lid, grond, aanpak en jaar), een frame aangaande landsbelangen en het voorkomen van problemen voor de burger (frame 4:

EV = 7.77, R2 =10.33, α = .97) (met de woorden Den Haag, problemen, zorgen, fresen,

voorkomen, mens(en), gezegd, tweede, Nederland, belang en goed), een frame aangaande internationale politieke ontwikkelingen (frame 5: EV = 5.64, R2 = 8.86, α = .96) (met de woorden internationale, Russische, ontwikkeling, regering, nieuwe, kabinet, president en politieke) en een frame aangaande nucleaire capaciteitsvragen (frame 6: EV = 4.27, R2 = 5.02,

α = .78) (met de woorden nucleaire, capaciteit, B61, vraag, NAVO en vragen). (zie figuur 4.)

In de periode tijdens de NSS (24 en 25 maart 2014) werden in het overheidsdiscours twee impliciete frames van elkaar onderscheiden, met als hoofdframe een inhoudelijke beschrijving van de NSS en de organisatie ervan (EV = 67.38, R2 = 63.11, α = .99) (met woorden zoals stellen, security, Highly Enriched Uranium (HEU), illegale, organisatie, International Atomic Energy Agency (IAEA), gebruikt, effectieve, internationale, informatie, nationale, onderkennen, onderzoek, voortgang, verdrag, behoefte, gedaan, inspanning, starten, gebied, bronnen, gevoelige, niveau, richtlijn, terrorisme, moedig, samenwerking, rol, practice, bevestigen, initiatieven, internationaal, bijdrage, fora, maatregel, architectuur, benadrukken, versterken, verwelkomen, nationaal, verbetering, beveiliging, regelgeving, verband,

radioactieve, good, Seoel, beveiligingscultuur, handel, ontwikkeling, forensisch, dergelijke, expertise, relevante, nucleair, nuclear, bescherming, nucleaire, radioactief, blijven, gebruiken, materiaal, belangrijke, land, veiligheid, Den Haag en top). Het andere frame betrof het belang van veiligheid in de kernenergie-industrie (EV = 5.62, R2 = 8.89, α = .95) (met de woorden veilig, wereld, kernenergie, industrie, belang en summit). (zie figuur 5.)

(21)

In de periode na de NSS (26 maart tot en met 26 april 2014) werden in het

overheidsdiscours zes impliciete frames van elkaar onderscheiden. Het hoofdframe betrof een beschrijving van de NSS, haar organisatie en de deelnemers (EV = 28.13, R2 = 26.79, α = .98) (met de woorden tomic, team, iedere, Nuclear, nucleair, verschillende, Summit, samen,

nationale, internationale, organisatie, doel, partij, partner, landen, eigen, politie, goed, security, betrokken, internationaal, maken, belangrijk, stand, ministerie, Nederland, gebied, Den Haag, beveiliging, zaken, nucleaire, deel, groot). Het tweede grootste frame was een frame aangaande nucleair onrustige gebieden (EV = 11.15, R2 = 9.27, α = .92) (met woorden als Russische, Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD), China, aanzien, aandacht, kennis, Iran, jaren, belang en ontwikkeling). De subframes zijn een nucleair onderzoeks-en-economieframe (frame 3: EV = 8.79, R2 = 9.00 α = .93) (met de woorden Delft, Technische Universiteit Delft (TUD), protonenkliniek, HollandPTC, grond, RID, ontwerpbeschikking, uur, economische en minister), een frame aangaande de samenwerking tussen overheid en de industriesector (frame 4: EV = 6.45, R2 = 8.46, α = .93) (met woorden als overheid, nieuwe, mogelijk, bijvoorbeeld, sector, samenwerking, veiligheid), een frame over Syrië in relatie met Nederland en Europa (frame 5: EV = 4.81, R2 = 5.13, α = .78) (met de woorden Syrië,

Nederlandse, regio, Europese, gebruik) en een frame aangaande de aanpak van nucleair terrorisme (frame 6: EV = 4.40, R2 = 5.07, α = .85) (met de woorden kabinet, aanpak, staat, terrorisme). (zie figuur 6.)

Figuur 4. Het overheidsdiscours voor de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes

bestaan uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

(22)

Figuur 5. Het overheidsdiscours tijdens de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes

bestaan uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

Figuur 6. Het overheidsdiscours na de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan

uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

(23)

Industriediscoursen

In de periode voor de NSS (23 februari tot en met 23 maart 2014) werden in het industriediscours vijf impliciete frames van elkaar onderscheiden. Het hoofdframe in dit discours betrof een nucleair technologisch en onderzoeksframe (EV = 22.78, R2 = 19.31, α = .95), bestaande uit de woorden betere, toepassing, industrie, nucleaire, onderzoek, maken, gebruik, straling, mens, sector, nucleair, kennis, energie, technologie, toekomst, zeer, Delft, Nederland, radioactieve, veilig, Covra, land, materialen, Borssele, staat, ontwikkeling, gebruikt, productie, kernenergie, Nederlandse, water. Het tweede grootste frame was een frame aangaande de ontmanteling van de Dodewaard kerncentrale [gebeurtenis in de industrie] (EV = 7.15, R2 = 10.50, α = .91) (met de woorden ontmanteling, installatie, centrale, Dodwaard, mogelijk, tijd, nodig, jaar, bedrijf). De subframes bestaan uit een frame aangaande het voorkomen van milieuvervuiling (frame 3: EV = 5.05, R2 = 6.16, α = .86), een frame aangaande medische nucleiare toepassingen (frame 4: EV = 5.01, R2 = 5.67, α = .83) (met de woorden Petten, plaat, medische, isotopen, NRG, Rijksinlichtingendienst (RID), hoge en wereld) en een frame aangaande productiebedrijven van nucleaire stoffen (frame 5: EV = 3.71, R2 = 4.20, α = .69). (zie figuur 7.)

In de periode tijdens de NSS (24 en 25 maart 2014) werden in het industriediscours drie impliciete frames van elkaar onderscheiden, met als hoofdframe industriële beveiling tegen nucleaire gevaren (EV = 35.59, R2 = 32.84, α = .95) bestaande uit de woorden facilities, regulation, threat, security, measure, infrastructure, system, level, plant, existing, protection, control, information, nuclear, national, operator, cyber, physical, requirement, potential, regulatory, risk, implementation, industry, organization, recommendation, enhance, support, energy, standard, secure, government, IAEA, technology en enhancing. Het tweede grootste frame was een frame aangaande nucleaire toepassingen, technieken en onderzoek (EV = 27.63, R2 = 29.40, α = .98) (met de woorden reactor, medical, target, fuel, Low Enriched Uranium (LEU), radioisotope, conversion, Molybdenum 99 (Mo99), supply, HEU,

production, research, source, progres, radioactive, issue, continue, including, management, international, uranium, activities, conference, development, effort, safety, NI, enriched, program, following). Het subframe is een frame aangaande industriële faciliteiten en participanten (frame 3: EV = 10.59, R2 = 11.50, α = .94) (met woorden als facility, ensure, principle, cooperation, participant, material, practice en responsibility). (zie figuur 8.)

In de periode na de NSS (26 maart tot en met 26 april 2014) werden in het

industriediscours twee impliciete frames van elkaar onderscheiden, met als hoofdframe een frame aangaande nucleaire productie, onderzoek en participanten in de industrie (EV = 41.45,

(24)

R2 = 41.43, α = .99) met de woorden DWT, MPF, genomen, radioactief, reactorsysteem,

NRG, bestralingshouder, aangetroffen, water, HFR, luchtventilatie, opslagtank, afvaltank, eis, kwartaal, medische, productiecellen, kwaliteit, radionucliden, isotopen, alternatieve, intensief, put, return, onderhoud, productie, gebruik, controle en onderzoek. Het tweede frame is een economie-milieu-en-veiligheidsframe aangaande autoriteiten op het gebied van

stralingsbescherming (EV = 32.55, R2 = 32.57, α = .97) (met de woorden nieuwe, autoriteit, stralingsbescherming, instantie, Nederland, eerste, installatie, gestart, infrastructuur, RVO, KFD, economische, milieu, ANVS, programmadirectie, ministerie, minister, PDNIV, projectgroep, wet, IM, zaken, veiligheid en oprichting). (zie figuur 9.)

Figuur 7. Het industriediscours voor de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan

uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

(25)

Figuur 8. Het industriediscours tijdens de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes

bestaan uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

Figuur 9. Het industriediscours na de NSS 2014. De gele bollen vormen het hoofdframe, de subframes bestaan

uit de groene, de rode, paarse, blauwe en oranje bollen. De lichtroze bollen zijn woorden die niet bij een frame horen beoordeeld op basis van de factoranalyse. De blauwe bol is niet opgenomen in de factoranalyse, vanwege de nul-variantie (Voor interpretatie van de kleuren in dit figuur, wordt verwezen naar de online versie van deze scriptie) (lijnen value < 0.5 verwijderd)

(26)

Tabellen 2, 3 en 4 geven een overzicht van de verschillende impliciete frames die voorkwamen in de media-, de overheids- en de industriediscoursen in de verschillende onderzoeksperioden.

Tabel 2

Mediaframes in hun nucleaire discoursen voor, tijdens en na de NSS 2014.

Actor Media

Onderzoeks-

Periode voor tijdens na

Frame nummer Frame label (EigenValue, R2, α)

1 Nucleaire gevaren Onrust Krim Onrust Krim

(9.09; 6.70; .86) (10.44; 8.00; .88) (10.44; 6.43; .85)

2 Onrust Krim Bezoek Xi Debat Europa

(6.56; 5.97; .85) (5.25; 6.31; .85) (5.07; 5.63; .79)

3 NSS wereldleiders Nucleaire gevaren Geert Wilders

(4.47; 4.82; .72) (4.62; 4.62; .80) (4.52; 4.97; .77)

4 Verloop NSS Obama en Rutte afspraken NSS

(3.42; 4.27; .71) (3.83; 3.93; .70) (3.83; 4.82; .81)

5 Handel China Effecten NSS betrekkingen Azië

(2.95; 4.01; .76) (3.53; 3.79; .72) (3.20; 4.68; .79)

6 Bezoek Obama Aandacht NSS Overheid NL

(2.79; 3.50; .71) (2.67; 3.70; .69) (2.83; 3.63; .76)

totaal R2 29.27 30.35 30.16

Note. Frame 1 is het hoofdframe, oftewel het frame dat de discours domineert; frames twee

tot en met zes zijn de subframes, gemeten naar de waarde van de verklaarde variantie (R2).

Tabel 3

Overheidsframes in hun nucleaire discoursen voor, tijdens en na de NSS 2014.

Actor Overheid

Onderzoeks-

Periode voor tijdens na

Frame nummer Frame label (EigenValue, R2, α)

1 Maatregelen Krim Beschrijving NSS Beschrijving NSS

(25.48; 20.56; .96) (67.38; 63.11; .99) (28.13; 26.79; .98)

2 Veiligheidswaarborging Belang NSS Nucleair Onrustige Gebieden

(12.80; 12.11; .94) (5.62; 8.89; .95) (11.15; 9.27; .92)

3 Nucleair Beleid - Onderzoek en Economie

(11.10; 10.48; .98) (8.79; 9.00; .93)

4 Landsbelangen - Samenwerking Overheid-Industrie

(7.77; 10.33; .97) (6.45; 8.46; .93)

5 Politieke Ontwikkeling - Relatie Syrië-NL-Europa

(5.64; 8.86; .78) (4.81; 5.13; .78)

6 Nucleaire Capaciteit - Aanpak Nucleair Terrorisme

(4.27; 5.02; .78) (4.40; 5.07; .85)

totaalR2 67.36 72 63.72

Note. Frame 1 is het hoofdframe, oftewel het frame dat de discours domineert; frames twee

tot en met zes zijn de subframes, gemeten naar de waarde van de verklaarde variantie (R2).

(27)

Tabel 4

Industrieframes in hun nucleaire discoursen voor, tijdens en na de NSS 2014.

Actor Industrie

Onderzoeks-

Periode voor tijdens na

Frame nummer Frame label (EigenValue, R2, α)

1 Technologie en Onderzoek Industriële Beveiliging Productie en Onderzoek (22.78; 19.31; .95) (35.59; 32.84; .95) (41.45; 41.43; .99)

2 Ontmanteling Dodewaard Technologie en Onderzoek Economie, Milieu en Veiligheid (7.15; 10.50; .91) (27.63; 29.40; .98) (32.55; 32.57; .97)

3 Voorkomen Milieuvervuiling Industriële Faciliteiten - (5.05, 6.16; .86) (10.59; 11.50; .94) 4 Medische toepassingen - - (5.01; 5.67; .83) 5 Nucleaire productie - - (3.71; 4.20; .69) 6 - - - totaal R2 45.84 73.74 74

Note. Frame 1 is het hoofdframe, oftewel het frame dat de discours domineert; frames twee

tot en met zes zijn de subframes, gemeten naar de waarde van de verklaarde variantie (R2).

Conclusie & Discussie

Uit de resultaten blijkt dat de frames in het nucleaire mediadiscours vooral veelbesproken politieke topics aangaan die op dat moment op de agenda stonden, zoals Geert Wilders, de Europese verkiezingen en het debat omtrent de EU, de onrust op de Krim, de machtsposities van de VS ten opzichte van Rusland en vice versa en handelsrelaties tussen Nederland, Europa en China. In veel gevallen worden de topics gekoppeld aan het nucleaire thema, met de NSS 2014 als aanleiding voor deze politieke debatten in de media. Het frame dat de onrust op de Krim beschrijft, verschijnt twee keer, zowel tijdens als na de NSS, als hoofdframe in het mediadiscours. Naast de politieke frames verscheen ook een gevaren-/veiligheidsframe meerdere malen in het mediadiscours, zowel voor de NSS als hoofdframe, als tijdens de NSS als subframe (frame 3). Het mediadiscours vertegenwoordigt dus min of meer de bredere media-agenda rondom de NSS, met een sterke focus op politieke (nucleaire) issues. Hiermee wordt het onderzoek van Gamson en Modigliani (1989) gedeeltelijk kracht bijgezet. Zij toonden aan dat de media ‘de bredere cultuur van het issue’ omschrijven. Een bredere cultuur zou dan inhouden dat niet alleen politieke verhalen worden verteld, wat betreft het nucleaire mediadiscours in dezen wel grotendeels het geval is.

(28)

periode voor de NSS, naar de onrust op de Krim als hoofdframe in de periodes tijdens en na de NSS. In de onderzoeksperioden voor en tijdens de NSS wordt (het bezoek van) Obama besproken, maar in de de periode na de NSS niet meer, dan gaat het meer over nationale politiek, zoals het debat omtrent Geert Wilders (frame 3), de publieke opinie over Europa (frame 2) en de Nederlandse overheid (frame 6). Men zou kunnen stellen dat er een

betekenisgevingverschuiving heeft plaatsgevonden in het mediadiscours van internationale politieke betrekkingen en relaties (voor de NSS: frame 2, 3, 5, 6 en tijdens de NSS: frame 1, 2 en 4) naar nationale politieke gebeurtenissen (na de NSS: frame 2, 3, 4 en 6).

Het is opvallend dat het politieke conflict tussen Rusland en Oekraïne om de Krim, aanvankelijk niet verbonden met nucleaire wapens of industrie, toch een ‘nucleair issue’ is geworden en zo prominent - zowel tijdens als na de NSS als hoofdframe - verschijnt in het nucleaire mediadiscours. Wellicht heeft het te maken met de rol van Rusland in het conflict en haar machtige nucleaire status welke een bedreiging zou kunnen vormen voor de globale burgers, de politiek en de industrie. De media zouden vanwege die bedreiging in hun rol als ‘civiele alarmsystemen’ (zie Starr, 2009) betekenis kunnen geven aan het issue in hun discours en het Krim-conflict daarom als hoofdframe gebruiken.

In het overheidsdiscours verschijnt ook een hoofdframe aangaande de Krim,

uitsluitend in de periode voor de NSS. Bij de overheid gaat het om de ‘politieke maatregelen’ die getroffen werden tegen de onrust die heerst op de Krim en bij de media gaat het enkel om een beschrijving van de onrust en de partijen die erbij betrokken zijn (Rusland, Oekraïne, de VS en Europa). Het is daarbij opvallend dat wanneer het ‘Krim’-thema in de media als hoofdframe verschijnt, tijdens en na de NSS, hetzelfde frame uit het overheidsdiscours al verdwenen is. Het zou een agenda-setting effect (McCombs, 2001) kunnen zijn van de overheid op de media, echter kunnen op basis van deze resultaten geen causale verbanden worden aangetoond en is vervolgonderzoek nodig. De maatregelen die getroffen werden om de onrust op de Krim tegen te gaan bleven bij de overheid vrijwel onbesproken tijdens en na de NSS. De overheid typeert zich door maatregel-, beleids- en belangenframes voor (frame 1, 2 en 3) en tijdens de NSS (frame 2), echter worden de discoursen tijdens (frame 1) en na de NSS (frame 1) bepaald door beschrijvingen van het evenement. Bovendien wordt er na afloop van het evenement nauwelijks meer gesproken over (land)belangen, maar ligt de focus meer op nucleaire internationale politieke betrekkingen en relaties (frame 2 en 5), nucleair onderzoek en de economie (frame 3), ondersteund door een frame aangaande de

samenwerking die zou moeten plaatsvinden tussen de overheid en de industrie (frame 4, na NSS). Deze bevindingen sluiten, voor de periodes voor en tijdens de NSS, aan bij Biria en

(29)

Mohammadi (2012) die aantoonden dat overheidsdiscoursen vooral worden bepaald door beleidskwesties en het overtuigen van politieke maatregelen. De ‘Content Bias’-hypothese (Entman, 2007) die veronderstelt dat de overheid veelal consistente frames gebruikt in hun discours door de tijd heen, kan echter niet geheel worden bevestigd. Uit de resultaten blijkt dat er juist een frameverschuiving plaatsvindt van frames aangaande politieke maatregelen en belangen naar frames aangaande een beschrijving van de NSS en internationale betrekkingen, onderzoek en de economie. De Content Bias gaat voor een korte periode wel op. Tijdens en na de NSS omvatten beide hoofdframes namelijk een beschrijving van de activiteiten rondom de NSS 2014.

Tot slot bestaat het industriediscours veelal uit impliciete frames aangaande nucleaire productie, technologie en nucleair onderzoek gedurende de gehele onderzoeksperiode: in de periode voor (frame 1), tijdens (frame 2) en na de NSS (frame 1). Deze uitkomst bevestigt het onderzoek van Chi en Chen (2002), dat aantoonde dat het frame ‘technologie’ in de nucleaire industriesector vaak werd gebruikt en bovenal werd beïnvloed door onzekerheid in de

omgeving, economische condities, beleidsveranderingen, ‘domestic pressure’, internationale relaties en buitenlands beleid vanuit de politiek. De politieke beïnvloeding is niet direct terug te vinden in eenzelfde betekenisgeving of hetzelfde framegebruik in het industriediscours en het overheidsdiscours, echter zijn de elementen die Chi en Chen (2002) aanhalen, waaronder de beleidsveranderingen en internationale relaties wel degelijk terug te vinden in het

overheidsdiscours. Kortom, het verband tussen deze overheidselementen en de

‘technologische’ frames in het industriediscours is aanwezig. Causale relaties kunnen door middel van de semantische netwerkmethode echter niet aangetoond worden. Het is aan vervolgonderzoek om een mogelijk effect van het overheidsdiscours op het industriediscours te kunnen meten. Daarnaast belicht het industriediscours, in tegenstelling tot de media- en overheidsdiscoursen waarin expliciete nucleaire gevaren verschijnen, zoals nucleair

terrorisme (overheid tijdens en na NSS en media voor en tijdens de NSS), kernwapens en de B61 (overheid voor NSS), duidelijker de positieve kanten van het nucleaire thema, zoals nucleaire toepassingen en mogelijkheden, waaronder medische isotopen (voor de NSS, frame 4) en geavanceerd onderzoek (voor de NSS frame 1, tijdens NSS frame 2 en na NSS frame 1). Opvallend in het industriediscours zijn de milieu(beschermings)frames, zowel voor (frame 3) als na de NSS (frame 2). Uit voorgaand onderzoek bleek dat voornamelijk in het politieke discours milieu- en veiligheidsframes omtrent nucleaire thema’s werden gebruikt, maar niet zozeer in de industrie (Kinsella, Kelly & Autrey, 2013). Uit de resultaten blijken helemaal

(30)

geen milieuframes te verschijnen in het overheidsdiscours, daar in het industriediscours wel aandacht uitgaat naar milieu en de veiligheid en bescherming ervan.

Een verschuiving van nationale naar internationale frames in het corporate discours, eerder aangetoond door Tengblad en Ohlsson (2010), blijkt niet uit de resultaten. Deze bevinding kan dus geen kracht worden bijgezet. Over het algemeen komen in de industriediscoursen in de verschillende tijdsperioden dezelfde frames en betekenissen voor, veelal met een focus op techniek en onderzoek.

Een overeenkomende betekenis die door alle actoren werd gegeven aan het nucleaire discours is ‘veiligheid’ en de bescherming tegen nucleaire gevaren. Zowel in de

mediadiscoursen (voor de NSS frame 1en tijdens de NSS frame 3) als in de

overheidsdiscoursen (voor de NSS frame 2) en de industriediscoursen (tijdens de NSS frame 1 en na de NSS frame 2) kwamen veiligheidsframes voor. De angst voor nucleaire rampen, macht en wapens is blijkbaar nog steeds aanwezig, blijkt uit de betekenisgeving van de actoren aan het nucleaire thema en uit de organisatie van – de naam zegt het al – de Nucleair

Security Summit 2014. Toch wordt binnen de veiligheidframes door de verschillende actoren

op een andere manier betekenis gegeven aan het discours. De media koppelen ‘veiligheid’ aan nucleaire gevaren, in tegenstelling tot de overheid die maatregelframes gebruikt om betekenis te geven aan veiligheidswaarborging in het land, in tegenstelling tot de industriesector waar het binnen het veiligheidsthema vooral gaat om milieubescherming en de veiligheid van de nucleaire industrie en productie. ‘Veiligheid’ vormt het verbindingswoord tussen de van elkaar gedifferentieerde nucleaire discoursen, waaraan iedere actor alsnog, door middel van verschillend woordgebruik, een andere betekenis geeft.

Kortom, de verschillende impliciete frames indiceren dat de codificatie van nucleaire discoursen wordt bepaald door een actor of domein. Actoren geven op verschillende manieren betekenis in hun nucleaire discoursen. De mediaframes benaderen nucleaire thema’s veelal vanuit politiek perspectief. De overheid concentreert zich op de (lands)belangen,

beleidsveranderingen en nucleaire maatregelen en de nucleaire industrie differentieert zich van voorgaande twee actoren door het gebruik van frames aangaande nucleaire technieken, materialen, onderzoek, toepassingen en het milieu. De technische frames aangaande nucleaire materialen, komen ook bij de overheid en de media voor, echter worden nucleaire materialen, zoals kernwapens en uranium, door deze actoren betrokken in gevaren- en veiligheidsframes. De industrie benadrukt bij de nucleaire materialen vooral de nucleaire toepassingen en mogelijkheden van deze materialen voor onderzoek en de industrie, in plaats van dat zij de gevaren ervan benoemen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om die reden is er in dit onderzoek gekozen om niet te kijken naar de informatievoorziening vanuit het management over de consequenties van de samenwerking van beide bedrijven,

pleistocene streken: voor 1950 bij Breda, Ootmarsum en Venlo pleistocene zandgronden en ja, maar onbekend welke soorten Z-Limburg Waddeneilanden Terschelling, Zeeland

Door middel van dit onderzoek kunnen verplaatsing en opname van liquor gevolgd worden en kan liquor buiten de normale liquorruimten opgespoord worden.. Voorbereidingen op

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Behalve dat dit een indicator kan zijn voor de (erva- ren) aantrekkelijkheid van het raadslidmaatschap van de betreffende partij, geeft dit ook inzicht in de omvang van

Berekeningen door De Nederlandsche Bank (DNB, 2014) 15 laten zien dat een loonimpuls die niet het gevolg is van de gebruikelijke mechanismen binnen de economie

De gegevens in de GBA moeten worden ontleend aan een limitatief aantal brondocumenten (dit kunnen authentieke akten zijn zoals opgemaakt in de burgerlijke stand, maar ook

Een andere vorm van maatschappelijke schade vloeit voort uit het collegegeldkrediet. Het collegegeldkrediet is een lening die wordt afgesloten om het collegegeld