Het effect van ontslagbescherming
op de werkgelegenheid
Bachelor scriptie
Faculteit economie en bedrijfskunde
Naam: Sara Vos
Studente nummer: 10348123
Supervisor: Dhr. D. Chen
Datum: 15-07-2015
Verklaring eigen werk
Hierbij verklaar ik, Sara Vos, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.
Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.
De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.
1. Introductie
Decennia lang wordt er gediscussieerd over de voor en tegens van een flexibele arbeidsmarkt. Dit werd na de recente kredietcrisis van 2007 nog eens versterkt door de daaropvolgende groei van de werkloosheid in Europa. Vele artikelen komen dan ook tot de simplistische opvatting dat de groeiende werkloosheid van Europa het gevolg is van de rigide en inflexibele arbeidsmarkt. Dit in tegen stelling tot de dalende werkloosheid in Noord Amerika die het gevolg is van een dynamische en flexibele arbeidsmarkt (Nickell, 1997). Het is de vraag of het de oplossing is om de arbeidsmarkt flexibeler te maken om zo de werkloosheid te laten dalen. Voorstanders wijzen een positieve relatie tussen flexibilisering en economisch groei, rigiditeit op de arbeidsmarkt belemmert de economische groei waardoor de werkloosheid zal toenemen. Het is hierbij goed om een voorbeeld te nemen aan Noord Amerika. Tegenstanders hebben het vaak over sociale zekerheid. Als je naar de inkomensongelijkheid kijkt is deze sterk is toegenomen in de Verenigde Staten. In Europese landen zorgen de regelingen op het gebied van
arbeidsmarkt en sociale zekerheid voor een meer gematigde ontwikkeling van
inkomensverschillen. In hoeverre is minder werkloosheid geprefereerd boven grotere inkomensongelijkheid? Dit is een afweging die moet worden gemaakt. In de
maatschappij van nu is arbeid voor de meeste mensen de belangrijkste bron van
inkomsten. Hierdoor heeft de regelgeving omtrent arbeid invloed op mensen en vinden mensen voordeel in een lage inkomensongelijkheid. De flexibilisering van de
arbeidsmarkt vraagt overheden en vakbonden echter om dit los te laten. Hoe erg is het als hierdoor veel minder mensen werkloos blijken te zijn? Om deze vraag te
beantwoorden moet er eerst worden gekeken naar hoe groot het effect werkelijk is van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Er wordt in dit onderzoek dan ook alleen
gekeken naar hoe groot het effect is van een flexibilisering van de arbeidsmarkt op de werkgelegenheid.
In dit onderzoek zal de focus van de flexibilisering van de arbeidsmarkt liggen op de regelgeving omtrent werkgelegenheid. Internationaal genoemd employment
protection legislation (EPL) wat vooral bestaat uit het proces van aannemen en ontslaan van werknemers. De oorzaak van het nauwelijks financieel gezond blijven van
onderneming tijden de kredietcrisis is het relatief starre ontslagrecht. Nu is star ontslagrecht voor de gemiddelde werknemer een fijne zekerheid, de angst om niet elk
moment op straat te kunnen staan is weg. Een hogere ontslagbescherming voor werknemers resulteert in een beperking van de ontslagvrijheid van werkgevers. Door het starre ontslagrecht kunnen ondernemingen lastig inspelen op de steeds veranderde marktomstandigheden die aanwezig zijn in Europese landen door de open
markteconomie. Het doel van versoepeling van het ontslagrecht is dat werkgevers sneller werknemers aannemen omdat ontslag goedkoper wordt. Ook zullen werknemers productiever worden omdat arbeidsmobiliteit toeneemt, waardoor men eerder en sneller op voor hen geschikte werkplekken terecht komt. Toch zit aan ontslagrecht ook weer de negatieve kant van sociale zekerheid waarbij moet worden overwogen of dit het waard is. Dit maakt het ontslagrecht een belangrijke determinant van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het is wel belangrijk om te begrijpen dat het ontslagrecht een onderdeel is van de vele onderdelen die de flexibiliteit van de arbeidsmarkt
beïnvloeden.
De meting van de regelgeving omtrent ontslagrecht, EPL, wordt gedaan door de OESO, Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De EPL wordt in dit onderzoek gebruikt om de mate van ontslagbescherming te meten. In dit onderzoek wordt dan gekeken naar landen die in de OESO zitten. De OESO is een unieke organisatie waar overheden van nu 34 landen samenwerken om de economische, sociale en milieu-‐ uitdagingen van de globalisering aan te pakken. Ook treed de OESO op de voorgrond met het helpen van overheden, onder andere over hoe landen moeten reageren op nieuwe ontwikkelingen en problemen zoals de informatie economie en de uitdagingen van een vergrijzende bevolking. De organisatie levert een zetting waar overheden
beleidservaring kunnen delen, kunnen zoeken naar antwoorden op veel voorkomende problemen en het helpt het binnenlands en internationale beleid te coördineren (Arenzi, 2009). Hierdoor heeft de internationale website van de OESO, OECD, veel data over alle 34 landen waar in dit onderzoek goed gebruik van kan worden gemaakt om de
probleemstelling van dit onderzoek te beantwoorden.
De probleemstelling die in deze scriptie centraal staat luidt:
Moeten overheden in de OESO de ontslagbescherming versoepelen om de werkgelegenheid te laten stijgen?
Om te komen tot een beantwoording zal dit onderzoek diverse stappen doorlopen. Ten eerste zal er een theoretisch kader zijn wat bestaat uit basis informatie over de EPL en uit onderzoek dat is gedaan door andere onderzoekers. In dit hoofdstuk zal naar aanleiding van dit dan ook meteen een hypothese worden opgesteld. Het derde hoofdstuk gaat over de onderzoeksopzet waar de data en de methodologie worden besproken. In het vierde hoofdstuk zullen dan de hieruit volgende resultaten worden besproken. In het vijfde en tevens het laatste hoofdstuk zal de conclusie worden getrokken en zal er antwoord worden gegeven op de centrale vraag.
2. Literatuur onderzoek en hypothese ontwikkeling.
Dit hoofdstuk bespreekt basis informatie en onderzoeken. Het eerste onderdeel bespreekt de basis informatie over de EPL. Het tweede onderdeel bespreekt empirische en theoretische onderzoeken over dit onderwerp, waarbij het gaat over het effect van restricties op de werkgelegenheidsgraad en BNP. Tevens bespreekt het ook het effect van de interactie tussen de crisis en de restricties op de werkgelegenheidsgraad. Tenslotte wordt een hypothese opgesteld gebaseerd op de verkregen informatie.
2.1 Basis informatie.
In de jaren ’70 werd als eerste aandacht geschonken aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dit kwam door de toen lopende economische crisis die werd veroorzaakt door een olie prijsstijging in 1973. Het werd in deze crisis al snel duidelijk dat de
ondernemingen zich niet snel genoeg aanpaste aan de turbulente markt. Europese bedrijven kwamen er achter dat de oorzaak de rigiditeit op de arbeidsmarkt was. Het onvermogen van de arbeidsmarkt om zich aan te passen werd een structureel probleem. In deze periode werd het dan ook duidelijk dat in Europa de arbeidsmarkt flexibeler moest worden gemaakt (Treu, 1992).
Het werkloosheidscijfer is de hoofdindicator om de gezondheid van de arbeidsmarkt te meten. Op elk moment zijn er toe en uitstromingen die het
werkloosheidscijfer beïnvloeden. Dit zijn de ‘job-‐finding’ en ‘job-‐seperation’ ratio’s. In elke arbeidsmarkt zijn werknemers en werkgevers gereguleerd bij instituties en beleid. Deze instituties beïnvloeden de ratio’s en hierdoor het werkloosheidscijfer door middel van het minimumloon, de werkloosheidverzekering, de ontslagvergoeding, belasting op arbeid et cetera. De werkloosheidgraad wordt beïnvloeden door al deze positieven en
negatieve stimulansen. De wetgeving omtrent werkgelegenheid die in dit onderzoek wordt gebruikt beïnvloedt ook de werkloosheidgraad.
Zoals met de meeste arbeidsmarkt regulaties was de wetgeving omtrent
werkgelegenheid, internationaal genoemd employment protection legislation (EPL), in eerst instantie ingevoerd om het welzijn van de werknemers en de arbeidsvoorwaarde te verbeteren. Echter ontwikkelde de bescherming van de werknemers in een
kostenpost voor de werkgevers. Hierdoor resulteerde het in een negatief effect op de werving van werknemers (OECD, 2004).
Employment protection legislation is een set van regels omtrent het proces van aannemen en ontslaan van werknemers. Het ontstaat door zowel de
arbeidswetgeving als door collectieve arbeidsovereenkomsten. Het is dan ook belangrijk om de juridische praktijken en regels mee te nemen. De EPL die in dit onderzoek wordt gebruikt is dan ook gebaseerd op wettelijke bepalingen maar het bevat ook een aantal aspecten van contractuele bepalingen en juridische praktijken. De gehele meting van de EPL berust op drie belangrijke componenten die verband houden met (1) de
bescherming van de gewone werknemers tegen individueel ontslag, (2) specifieke eisen voor collectieve ontslagen en (3) regulering van tijdelijke vormen van werkgelegenheid (OECD, 2004).
Om de arbeidsprotectie te meten van arbeiders met gewone contracten worden drie gebieden onderscheiden. i) moeilijkheidsgraad van het ontslag, condities waarbij een ontslag wordt gezien als gerechtvaardigd of eerlijk; ii) procedurele ongemakken waarmee een werkgever kan worden geconfronteerd bij het starten van het ontslag proces; iii) opzeggings-‐ en ontslagvergoeding. Procedurele ongemakken kunnen worden gezien als een manier voor de werknemer om het ontslag aan te vechten. Als het ontslag zeker is zijn er alleen nog de ontslagvergoeding en de opzeggingsvergoeding de laatste kosten voor de werkgever (OECD, 2004).
Collectief ontslag, waarbij 20 of meer werknemers tegelijkertijd worden ontslagen, brengt sociale kosten met zich mee. Er zijn specifieke regels in alle OESO landen om deze sociale kosten zo laag mogelijk te houden. Collectief ontslag wordt in de EPL gemeten als de extra procedures en kosten op die van de individuele ontslagen (OECD, 2004).
Ten slotte wordt in de EPL ook de bepalingen betreft vaste en tijdelijke
van tijdelijke contracten te meten, met de betrekking tot het soort werk waarvoor deze contracten zijn toegestaan en de duur ervan (OECD,2004).
De EPL heeft ook een aantal grenzen, zo is het lastig om met de meting van de EPL rekening te houden met proeftijd omdat deze vaak niet wettelijk verplicht is. De lengte van deze periodes zijn belangrijk omdat hierin de arbeidsbescherming niet volledig opgaat. Het meten van de ontslagvergoeding en de opzegtermijn in de EPL is lastig omdat dit niet wettelijk geregeld is. In plaats daarvan worden ze door middel van collectieve overeenkomsten en in individuele contracten vast gelegd. Hierdoor is er weinig gedetailleerde informatie beschikbaar en is de EPL op deze gebieden niet geheel precies.
2.2 Empirisch en theoretisch onderzoek.
In dit subhoofdstuk worden de effecten van onderdelen van de EPL zoals de ontslagvergoeding besproken op werkgelegenheid en BBP. Daarnaast wordt er besproken welke invloed een crisis heeft via de EPL op de werkloosheid.
2.2.1 Effect op werkloosheid.
Studies over het beschermen van werknemers laten zien dat er een positief effect is van vermindering van bescherming van de werknemers op de werkgelegenheid. Zo noemt Lezear (1990) de arbeidsmarkt een minder dan perfect functionerende markt. Volgens hem zullen door een grotere bescherming de al gevestigden meer kans hebben om hun baan te behouden, waar nieuwe werknemers minder kans hebben om te worden aangenomen. Vooral ontslagvergoeding zorgt voor een vergroting van de werkloosheid. Verhoging van de ontslagvergoeding resulteert volgens Lezear in een verlaging van het aantal banen in de economie. Schattingen zijn dat een verschuiving van geen ontslagvergoeding naar drie maanden van ontslagvergoeding voor
werknemers met tien jaar dienst zorgt voor een daling van de werkgelegenheid-‐ populatie ratio van 1 procent. In de Verenigde Staten betekent dit een daling van één miljoen banen. De werkloosheidsgraad zal hierbij stijgen met 5.5 procent in de
Verenigde Staten. Ook ongeveer negen miljoen banen zullen volgens Lazear veranderen van full-‐time in part-‐time banen.
Pissarides en Mortensen (1999) onderzoeken de rol die arbeidsbeleid heeft gespeeld tijdens de enorme groei van de Europese werkloosheid van 1970 tot en met
1980 vergeleken met die van de Verenigde Staten. Ze doen een cross-‐country vergelijking tussen OESO landen over 25 jaar. Het vraagstuk waar Pissarides en
Mortensen voor staan gaat over het verschil van werkloosheid. Aan de ene kant de hoge werkloosheid in Europa en aan de andere kant de lagere werkloosheid in de Verenigde Staten. Dit verschil is vooral bijzonder omdat beide economieën aan vergelijkbare economische schokken zijn blootgesteld. De grote verschillen tussen deze economieën zitten in de werkloosheidsverzekering en op de belasting voor het ontslaan van
werknemers. In Europa zijn deze beiden hoger dan in de Verenigde Staten. Ze wijzen de verschillen tussen deze economieën dat ook toe aan een zogenoemde pure skill-‐biased schock. Dit is een schok die zorgt voor meer productiviteit. Door de verschillen tussen Europa en de Verenigde Staten qua werkloosheidverzekering en belasting zal deze schok in Europa leiden tot meer werkloosheid dan in de Verenigde Staten ook al is hun werkloosheid in eerst instantie hetzelfde. Ook vinden ze dat de werkloosheid in Europa hoger is door de langere duur ervan. Pissarides en Mortensen komen dan ook tot de conclusie dat door de verschillen qua verzekering en belasting de banen mobiliteit afneemt in Europa en daardoor een negatief effect heeft op de werkgelegenheid.
Ditella en Macculloch(2005) maken gebruik van subjectieve data. Hun data is gebaseerd op enquêtes onder bedrijfspersoneel. Uit dit onderzoek komt naar voren dat een flexibele arbeidsmarkt de werkgelegenheidsgraad en de participatiegraad
bevorderd. De resultaten zijn sterker in de vrouwelijke arbeidsmarkt alhoewel de lange termijn effecten bijna vergelijkbaar zijn. Volgens Ditella en MacCulloch zal een inflexible arbeidsmarkt leiden tot ‘jobless recoveries’. Dit is een periode van herstel zonder het extra creëren van banen. Zo’n periode zal meer werkloosheid persistentie veroorzaken. Tevens zijn er onderzoeken die geen effect of een positief effect vinden van de stijging van bescherming van werknemers op de werkgelegenheid. Zo beschrijft Miles (2005) dat het werken met een ontslagvergoeding geen significant effect heeft op zowel werkloosheid als werkgelegenheid. In dit artikel komt naar voren dat bedrijven de ontslagvergoeding ontwijken door meer tijdelijke werknemers aan te nemen. Miles onderzoekt het effect van deze ontslagvergoeding in de Verenigde Staten van 1965 tot en met 1994 en komt tot de conclusie dat de werkgelegenheid in de tijdelijke hulp services significant met 15 procent is toegenomen. Miles geeft aan dat deze bevindingen consistent zijn met het idee dat bedrijven meer gebruik gaan maken van tijdelijke
werknemers als de kosten van permanente werknemers toeneemt maar de kosten zijn niet zo hoog dat het de gemiddelde werkloosheid of werkgelegenheid aantast.
Bentolila en Bertola (1990) doen een partiële evenwicht analyse naar de vraag van arbeid in de aanwezigheid van lineaire ontslagkosten in hun onderzoek. Waarbij Bentolila en Bertola kijken naar periodes van hoge onzekerheid, periodes voor een economische schok. Ze vinden dat de vraag naar arbeid in dit soort periodes gemiddeld meer stabiel en hoger is als ontslagkosten groot zijn. Hogere ontslagkosten kunnen de welvaart van de werknemers laten toenemen, hogere ontslagkosten zorgen voor een stijging van de werkgelegenheid in slechte tijden en een stijging in het lange termijn gemiddelde. Deze hogere stabilisatie van de werkgelegenheid moet worden afgewogen tegen het negatieve effect op de productiviteit. Ze concluderen dat ontslagkosten de werkgelegenheid over de conjunctuurcyclus laten toenemen doordat ontslagkosten het ontslaan meer ontmoedigen dan dat ze het aannemen ontmoedigen. Wanneer een bedrijf zijn werknemers ontslaat moet het de ontslagkosten meteen betalen. Dit in tegen stelling tot het aannemen van werknemers waarbij het bedrijf een verwachting van ontslagkosten heeft die kunnen worden verdisconteerd en hierdoor minder hoog zijn. Diaz en Snower (1996) vonden ook resultaten met betrekking op de macro economische schokken. Uit dit onderzoek blijkt dat de bescherming van werknemers de werkgelegenheid vermindert wanneer de schokken langdurig zijn en de werknemers een goede onderhandelingspositie hebben. De bescherming van werknemers verhoogt de werkgelegenheid bij kortstondige schokken en wanneer werknemers een minder goede onderhandelingspositie hebben. Blanchard en Katz (1997) laten zien met behulp van een matching model dat de bescherming van werknemers kan leiden tot langere periodes van werkloosheid en een tragere aanpassing. Volgens Blanchard en Katz hoeft het niet perse te leiden tot een hogere werkloosheid.
2.2.2 Invloed van een recessie
In 1970 was er een grote stijging van de werkloosheid. De belangrijkste oorzaak die hierbij wordt aangewezen is de stijging in de olieprijzen. In deze periode zijn er grote verschillen tussen de landen. Heterogeniteit van de schokken is niet voldoende om deze verschillen tussen de landen te verklaren. Volgens Blanchard en Wolfers(2000) zullen de verschillen in de arbeidsmarkt instituties dit verklaren. Nadelige schokken verklaren de stijging in de werkloosheid. De verschillen in arbeidsmarktinstituties
verklaren de verschillen tussen de landen.. Arbeidsmarkt instituties kunnen namelijk de natuurlijk werkloosheid graad aantasten en hierdoor zorgen voor een hoge
werkloosheid (Blanchard & Wolfers, 2000).
De ‘Grote Recessie’ leidt tot een groei in het werkloosheidcijfer in de meeste OESO landen. De werkloosheidcijfers waren hoger dan die na de recessies van 1970 en 1990. Ze zijn niet meer zo hoog geweest sinds ‘De Grote Depressie’. In de OESO is het werkloosheidscijfer in deze tijd gestegen van een percentage van 5.6 procent in het eerste kwartaal van 2008 naar 7.6 procent een jaar later naar 8.7 procent in het eerste kwartaal van 2010 en weer naar 8.5 procent in het begin van 2011. Werkloosheid tijdens de grote recessie begon al snel te groeien. Eind 2007 begon de groei in Spanje, Ierland en Amerika terwijl in de rest van de Europese landen deze groei pas in het tweede kwartaal van 2008 begon. Duitsland is hierbij een uitzondering, het
werkloosheidcijfer steeg maar met 0.5 procent tijdens de recessie. Er zijn grote verschillen tussen de werkloosheid ervaring van de verschillende landen tijdens de recessie. (Amable & Mayhew, 2011, p.208).
Ook na de recessie bleef de arbeidsmarkt zwak, de gevolgen van de recessie zijn dan ook nu nog te voelen in de werkloosheidscijfers. Rothstein(2011) bediscussieerd dat dit het gevolg is van de drastische verhoging van werkloosheidsverzekering
(unemployment insurance, UI). Hij stelt zich de vraag of de uitbreiding van de UI tijdens de recessie effect heeft op de ‘job finding’ ratio. Ook blijkt uit dit onderzoek dat de vergrote vergoedingen effect hebben op werkloosheid. Werklozen zullen door deze grotere vergoedingen minder snel weer aan het werk gaan en werkenden zullen sneller stoppen met werken. Deze twee effecten leiden tot een stijging van de gemeten
werkloosheid. Gecombineerd zorgen deze effecten voor een stijging van de
werkloosheid van 0.2 percentage punt. Dit negatieve effect is te klein om zwaarder te wegen dan de positieve effecten zoals meer consumptie van de werklozen. Zijn conclusie is dan ook dat de UI juist een realistische kans biedt voor de werklozen voor het vinden van nieuwe werkgelegenheid.
Ook Andersen(2012) komt met dezelfde conclusie als Rothstein. In zijn
onderzoek is gekeken naar de arbeidsmarkt in Denemarken die ten tijde van de recessie flexibel was. Denemarken heeft een flexibel beleid qua ontslag en een gemiddeld sociaal systeem. De verwachting is dan ook dat met een daling van de ‘output’ tijdens de
Dit is logisch omdat tijdens een recessie in een land met een flexibele arbeidsmarkt werkgevers werknemers eerder kunnen ontslaan. In dit model zal de werkloosheid gevoeliger zijn voor negatieve output shocks. Er is dan ook te zien dat de werkloosheid in Denemarken sneller stijgt tijdens de recessie dan in andere OESO landen, al blijft het door de eerdere lage werkloosheid nog onder het gemiddelde. Andersen vindt dat landen met een lage EPL een hoge korte termijn werkloosheid hebben en een lage lange termijn werkloosheid. Ook vindt hij dat een striktere EPL leidt tot meer een meer aanhoudende werkloosheidgraad
2.2.3 Invloed op BBP.
De regelgeving heeft invloed op een bedrijf zijn omzet, innovatie en het aannemen van nieuwe technologieën en de daar bijhorende arbeidsmobiliteit. Het verhogen van labour-‐adjustment kosten, deze kosten houden het aantal fricties en inflexibliteiten in de arbeidsmarkt in, kan de toewijzing van arbeid naar zijn meest productieve plaats verhinderen en hierdoor de productie groei (BBP) verlagen. Het beschermen van werknemers verhoogt de kosten van het aanpassen van het
personeelsbestand en/of verstoort de optimale samenstelling van de werkgelegenheid tussen tijdelijke en vaste contracten. Hierdoor heeft het een negatief effect op de allocatie van arbeid en uiteindelijk op de productie groei (Martin & Scarpetta, 2012). Rogerson en Hopenhayn (1998) vinden ditzelfde negatieve effect met het gebruik van een algemeen evenwichtsmodel. Een belasting op ontslag heeft een negatief effect op de totale werkgelegenheid. Een belasting gelijk aan een jaarsalaris vermindert werkgelegenheid volgens hun met ruim 2.5 procent. Vooral groot zijn de welvaart consequenties: de kosten in termen van consumptie van deze belasting is groter dan 2 procent. De welvaartconsequenties zullen zich vooral uitten in een verlaging van de gemiddelde productiviteit. Dit zal een verlaging zijn van ongeveer 2 procent.
Samaniego (2006) kijkt naar industrieën waar de ratio van technische
veranderingen hoog is. Hij verwijst naar de ICT industrie. In industrieën waar deze ratio hoog is zullen banen eerder verdwijnen doordat de fabrieken eerder zullen verkleinen. Als in deze soort branches hoge ontslagkosten van toepassing zijn zal dit nog hogere kosten met zich mee brengen. Hij komt dan ook tot de conclusie dat dit leidt tot een daling van de productiviteitsgroei (BBP).
2.3 Hypothese
Naar aanleiding van de literatuur die besproken is in de secties 2.1 en 2.2 is de verwachting dat een lage ontslagbescherming een positief effect heeft op de
werkgelegenheidsgraad. De verwachting is dat een crisis ook extra invloed heeft door de ontslagbescherming op de werkgelegenheidsgraad. Een lage ontslagbescherming zal zorgen voor lagere werkgelegenheid tijdens een crisis door het eenvoudiger maken van ontslag tijdens periodes van lage output.
De eerste hypothese wordt: Een lage ontslagbescherming heeft een positief effect op de werkgelegenheidsgraad.
De tweede hypothese wordt: Een lage ontslagbescherming heeft een negatief effect op de werkgelegenheidsgraad in tijden van crisis.
Het volgende hoofdstuk bespreekt de data en methodologie die gebruikt wordt om deze hypothese te bevestigen of te verwerpen.
3. Data en methodologie.
Dit hoofdstuk bespreekt de data en methodologie die gebruikt worden om antwoord te geven op de hoofdvraag. In het eerste subhoofdstuk wordt de gebruikte data besproken en in het tweede subhoofdstuk wordt de methodologie en het gebruikte empirische model besproken. Als laatste subhoofdstuk worden de gebruikte statistieken samengevat en besproken. In dit onderzoek zal gebruikt worden gemaakt van paneldata met n=24 en T=14 hierover zal later in detail worden getreden.
3.1 Data
Om het effect van een flexibelere arbeidsmarkt te meten wordt in eerst instantie het werkgelegenheidscijfer gebruikt want dit is de indicator waarop het effect wordt gemeten. In dit onderzoek wordt geen gebruik gemaakt van het werkloosheidscijfer omdat hier lastige bijkomstigheden bij komen kijken zoals frictiewerkloosheid. Dit is de werkloosheid die ontstaat door het zoeken van werklozen naar een passende baan, zoeken naar een passende baan kost tijd en inspanning en is hierdoor lastig te meten waardoor dit niet in dit onderzoek wordt gebruikt(Mankiw, p.178). Data van de
werkgelegenheidscijfers wordt van de database van de OECD website gehaald. Er wordt hierbij gebruikt gemaakt van de werkgelegenheids-‐ratio, het procentuele aantal mensen dat werk heeft van de populatie. Hierbij wordt voor de populatie de data van mannen en
vrouwen gebruikt in de leeftijdscategorie 15 tot en met 64 van alle OESO landen. Om het onderzoek interessanter te maken wordt ook apart gekeken naar het effect op de
vrouwelijke werkgelegenheids-‐ratio en op de mannelijke werkgelegenheids-‐ratio die ook op de OECD website verkrijgbaar zijn.
De data die gebruikt wordt om de EPL in dit onderzoek te meten wordt van de database van de OECD website gehaald. De EPL wordt zoals eerder genoemd gebruikt om de mate van ontslagbescherming te meten. Hoge ontslagbescherming komt dus overeen met een hoge EPL. De OECD geeft elk land een apart nummer. Dit totale cijfer is gebaseerd op 21 verschillende items met betrekking tot de drie verschillende delen van de EPL. Aangezien de gemiddelde EPL over de drie verschillende delen van de EPL niet wordt gegeven moet deze eerst worden berekend. Dit wordt gedaan zoals aangegeven in afbeelding 1 van OECD(2004). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het gebruikt van data van versie één en versie twee. In dit onderzoek wordt versie één van de data
gebruikt. Dit omdat bij versie twee niet alle data van de tijdsperiode die in dit onderzoek gebruikt wordt beschikbaar zijn. De gemiddelde EPL van versie 1 wordt berekend door de helft van de EPL van de gewone contracten te nemen en hierbij de helft van de EPL van de tijdelijke contracten op te tellen. In afbeelding 1 is dit onderscheid duidelijk te zien. De totale waarde van de EPL komt uiteindelijk te liggen tussen de nul en de zes. Deze data wordt jaarlijks gegeven en hierdoor zal alle data die in dit onderzoek wordt gebruikt ook op jaarlijkse basis zijn.
Om de laatste hypothese van dit onderzoek te beantwoorden zal de dummy variabele ‘crisis’ worden toegevoegd. Deze is 0 voor als er geen crisis in dit jaar was en 1 als er wel een crisis in dat jaar was. De jaren van crisis die in dit onderzoek genomen worden zijn de jaren 2008 tot en met 2013. Deze jaren worden gebruikt omdat in deze tijd de economische crisis in Europa woedde. Aangezien de meeste landen in de OESO ook in Europa zitten wordt deze data gebruikt. Hiermee wordt dan ook meteen de hele tijdsperiode bepaalt, deze wordt genomen van 2000 tot en met 2013 dit om hiermee ook nog jaren zonder crisis mee te nemen.
In de regressie worden ook nog controle variabele meegenomen. De variabele inflatie, belasting op arbeid en bruto binnenlands product worden meegenomen als controlevariabele. Dit omdat deze zoals eerder besproken in dit onderzoek ook een effect hebben op de werkgelegenheid.
De data van inflatie wordt gehaald van de OECD website, deze geeft de data in procenten weer. Berekend door de procentuele verandering van prijzen ten opzichte van het vorige jaar te bekijken.
De data van belasting op arbeid is ook aanwezig op de OECD website hierbij wordt de gemiddelde belastingdruk genomen bij een alleenstaand persoon zonder kind met een gemiddelde inkomst van arbeid. De gemiddelde belastingdruk is de som van de inkomstenbelasting van werknemer en werkgever plus de sociale bijdrage samen met eventuele loonbelastingen uitgedrukt als een percentage van de loonkosten.
Data van de BBP is ook aanwezig op de OECD website. Bruto binnenlands product staat internationaal bekent als GDP, Gross Domestic Product. GDP is de beste manier om te laten zien hoe goed de economie presteert. Deze data van alle OESO landen is ook te vinden op de OECD website. In dit onderzoek gewerkt wordt met de ‘GDP growth rate’, de groei ratio van het BBP. Dit wordt gebruikt om te zorgen dat de data niet stationair zijn.
3.2 Methodologie
De hoofdvraag van dit onderzoek zal beantwoord worden door middel van panel data ook wel longitudinale data genoemd. Het verwijst naar data van n verschillende entiteiten geobserveerd op T verschillende tijd periodes (Stock & Watson, p.390). Waarbij in dit onderzoek n het aantal OESO landen is, n=34, T=14.
De regressie die zal worden gedaan is een ‘fixed effects regression’. Deze
regressie wordt gebruikt om te controleren voor weggelaten variabelen. Hierdoor zijn er geen externe effecten die het onderzoek negatief beïnvloeden. Het wordt gebruikt voor de variabelen die verschillen tussen landen maar niet veranderen met de tijd.
Zogenaamde land specifieke factoren (Stock & Watson, p.396). Het model controleert hierdoor voor specifieke eigenschappen die verschillen per land. Dit onderzoek gaat uit van de volgende regressie:
!"#$%& !"#$%"&"%"'ℎ!"#!,! = !! + !!+ !!!"#!,! + !!!!"#$%&'$()'%!,!+ !!!"#$#$! + !!!"#!,!!"#$#$!+ !!!"#$%&'(!,!+ !!!"#$%&'()!,!+ !!,!
De data die in dit onderzoek uiteindelijk worden gebruikt is niet afkomstig van alle OESO landen. De landen Chili, Estland, IJsland, Israël, Luxemburg, Slovenië worden weggelaten doordat er onvoldoende data aanwezig is over deze landen. De oorzaak hiervoor is bij Chili, Estland, Israël en Slovenië het laat toetreden tot de OESO hierdoor is er voor deze landen te weinig data over de EPL aanwezig. Bij IJsland en Luxemburg is de reden onduidelijk. Om een goede gebalanceerde dataset te verkrijgen worden de data van deze landen weggelaten als dit niet gebeurt wordt de dataset ongebalanceerd en de resultaten onbetrouwbaar. Als de data ongebalanceerd zijn levert dit geen grote
problemen op. Doordat er in dit onderzoek genoeg data aanwezig zijn, is het beter om de landen met ontbrekende data weg te laten en zo betrouwbaardere resultaten te
verkrijgen.
De EPL die in deze regressie wordt gebruikt zoals beschreven is in het subhoofdstuk data zorgt ook nog voor een ander probleem waardoor er landen wegvallen uit de steekproef. Het probleem dat zich voordoet is multicollineariteit. In sommige landen: Canada, Finland, Korea, Switzerland en de Verenigde Staten veranderd de EPL tussen 2000 en 2013 niet. Dit is niet geheel verassend, in deze landen is de regelgeving in deze jaren niet veranderd. Multicollinearitieit doet zich voor als een van de regressors een perfecte lineaire relatie heeft met een andere regressor (Stock & Watson, 2012, p.241). Hierdoor zal de regressie niet kunnen worden gedaan. Om dit probleem op te lossen zullen deze landen uit de steekproef worden weggelaten. Uiteindelijk zal de data uit dit onderzoek bestaan uit 24 verschillende landen. Zodat n=24, T=14.
Zoals eerder besproken worden in dit onderzoek nog twee extra regressies aan toegevoegd. Ze worden toegevoegd om te kijken of het effect tussen de mannelijke en de vrouwelijke werkgelegenheids-‐populatie ratio’s verschillend is. Hiervoor worden de volgende twee regressies gedaan:
!"#$%&'()*& !"#$%"&"%"'ℎ!"#!,! = !! + !!+ !!!"#!,!+ !!!!"#$%&'$()'%!,! + !!!"#$#$!+ !!!"#!,!!"#$#$!+ !!!"#$%&'(!,!+ !!!"#$%&'()!,!+ !!,!
!"##$%&'($ !"#$%"&"%"'ℎ!"# = !! + !!+ !!!"#!,! + !!!!"#$%&'$!"#$!,!+ !!!"#$#$! + !!!"#!,!!"#$#$!+ !!!"#$%&'(!,!+ !!!"#$%&'()!,!+ !!,!
Verder worden er in dit onderzoek nog een keer twee extra regressies
toegevoegd. In de eerste regressie wordt de EPL als vertragende variabele toegevoegd. Hierdoor komt de volgende regressie tot stand:
!"#$%& !"#$%"&"%"'ℎ!"#!,! = !! + !!+ !!!"#!,!!!+ !!!!"#$%&'$()'%!,!+ !!!"#$#$! + !!!"#!,!!!!"#$#$!+ !!!"#$%&'(!,!+ !!!"#$%&'()!,!+ !!,!
In de tweede regressie wordt een toekomstige variabele toegevoegd:
!"#$%& !"#$%"&"%"'ℎ!"#!,! = !! + !!+ !!!"#!,!!!+ !!!!"#$%&'$()'%!,!+ !!!"#$#$! + !!!"#!,!!!!"#$#$!+ !!!"#$%&'(!,!+ !!!"#$%&'()!,!+ !!,!
Deze regressies worden extra gedaan omdat het aannemelijk is dat een verandering van de EPL een vertragende of versnelde invloed heeft op de
werkgelegenheid. Bijvoorbeeld bij een aankondiging van het verhogen van de EPL over een jaar is te verwachten dat de werkgelegenheid nu daalt, door het op dit moment ‘goedkoper’ ontslaan van werknemers. Of een vertragende werking door bijvoorbeeld de vertraging die de invoering van de EPL kan hebben. De oorzaak van deze vertraging kan bijvoorbeeld de regel en/of wetgeving in een land zijn. Beide regressies worden gedaan om te kijken of de EPL een vertragende of een versnelde invloed heeft.
3.3 Samenvatting van de statistieken.
Tabel 1 geeft de samenvatting weer van de statistieken die in dit onderzoek zijn gebruikt.
Variabele Observaties Gemiddelde Standaard
deviatie Minimum Maximum EPL 336 2.065 0.769 0.703 3.776 BBP groei ratio 336 1.908 2.938 -‐8.9 10.7 Inflatie 336 2.655 1.768 -‐0.9 12.00 Belasting 336 39.069 10.103 12.4 57.1 Totale werkgelegenheid 336 65.311 7.695 44.117 78.072 Mannelijke werkgelegenheid 336 73.132 6.114 56.669 82.798 Vrouwelijke werkgelegenheid 336 57.603 11.213 22.319 75.444 Dummy crisis 336 0.429 0.496 0 1 EPL*crisis 336 0.867 1.103 0 3.592 Tabel 1.
In de tabel is het aantal observaties, het gemiddelde, de standaard deviatie, het minimum en het maximum te zien. Zoals te zien is het gemiddelde van de EPL 2.065 wat betekend dat de gemiddelde EPL dat in de OESO landen wordt gebruikt niet hoog ligt aangezien deze schaal tot en met zes loopt. Uit deze tabel is ook af te lezen dat
mannelijke werkgelegenheid hoger is dan de vrouwelijke werkgelegenheid. Verder is er te zien dat de hoogste EPL die tijdens de crisis is gemeten 3.592 is, dit is lager dan het maximum van de EPL.
4. Resultaten.
In deze sectie worden de resultaten besproken. In het eerste subhoofdstuk worden de empirische resultaten besproken. In het tweede subhoofdstuk wordt gekeken naar gelijktijdige causaliteit.
4.1 Empirische resultaten.
Tabel 2 geeft de resultaten weer die voortvloeien uit de hoofdregressie en de resultaten uit de regressies waarbij de hoofdregressie is opgedeeld in vrouwelijke en mannelijke werkgelegenheid.
Tabel 2.
Zoals te zien is uit de tabel is het effect van EPL op de totale werkgelegenheid significant op het 1 procent significantie niveau. Dit betekent dat er bewijs is voor een effect van EPL op de totale werkgelegenheid dat significant verschillend is van nul. Waarbij de coëfficiënt van dit effect 1.534 is. Geconcludeerd kan worden dat dit effect van positieve aard is. Dit resultaat wijkt af van de hypothese maar komt overeen met een deel van het eerder onderzoek. Hoge ontslagbescherming (EPL) heeft in de regressie juist een positieve invloed op de werkgelegenheid. Deze positieve invloed is
waarschijnlijk ontstaan door de tijdsperiode die is gebruikt. Zoals in de literatuur is besproken is de variabele positief door de toeloop naar een crisis. Dit omdat hogere ontslagkosten zorgen voor een stijging van de werkgelegenheid in slechte tijden zoals besproken in Bentolila en Bertola (1990). Dit komt overeen met dit onderzoek omdat de tijdsperiode die is gebruikt, 2000 tot en met 2013, kan worden opgedeeld in een periode van toeloop naar een crisis en een periode van crisis. In de periode van toeloop naar een crisis zal de variabele positief zijn en in een periode van crisis zal de variabele positief zijn.
De dummy variabele crisis geeft geen significante resultaten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat crisis geen effect significant verschillend van nul heeft op de totale
Totale werkgelegenheid Vrouwelijke werkgelegenheid Mannelijke werkgelegenheid EPL 1.534 (0.587)*** 0.109 (0.593) 3.107 (0.725)*** BBP groeiratio 0.182 (0.046)*** 0.117 (0.046)** 0.246 (0.056)*** Inflatie 0.109 (0.028)*** 0.085 (0.028)*** 0.127 (0.035)*** Belasting -‐0.202 (0.074)*** 0.012 (0.075) -‐0.424 (0.091)*** Crisis -‐0.321 (0.660) 1.210 (0.667)* -‐1.784 (0.815)** EPL*Crisis 0.681 (0.303)** 0.728 (0.306)** 0.570 (0.374) Constante 68.876 (3.440)*** 55.267 (3.477)*** 82.686 (4.248)*** * significant op het 10 procent significantie niveau
** significant op het 5 procent significantie niveau *** significant op het 1 procent significantie niveau
werkgelegenheid. Dit niet significante effect kan worden verklaard door de variabele BBP die meegenomen is in de regressie. Het kan dat deze variabele een groot deel van het effect van de variabele crisis al meeneemt (in een crisis is er een daling in het BBP) waardoor de variabele crisis minder invloed heeft op de werkgelegenheid.
Maar waar dit onderzoek daadwerkelijk in geïnteresseerd is, is de interactie tussen EPL en de crisis. Zoals te zien is in te tabel is deze interactie significant
verschillend van nul op het 5 procent significantieniveau met een positieve coëfficiënt van 0.681 wat duidt op een significant positief effect. Dit betekent dat wanneer er crisis is een hogere EPL leidt tot meer werkgelegenheid. Hogere ontslagbescherming leidt dus tot hogere werkgelegenheid in tijden van crisis. Dit komt overeen met de hypothese en met eerder onderzoek. Dit positieve effect is dan ook te verklaren. Tijdens een crisis is er een daling van de output en zullen bij een lage ontslagbescherming veel werknemers worden ontslagen doordat een bedrijf zich aanpast aan deze lage output. Bij een hogere ontslagbescherming is dit niet mogelijk en zullen werknemers niet worden ontslagen door de hoge ontslagkosten. Hogere ontslagbescherming heeft een positieve invloed op de werkgelegenheid in tijden van crisis.
Om te zien hoe deze effecten verschillen tussen mannen en vrouwen zijn de resultaten getoond in de derde en vierde kolom. Af te lezen is dat er daadwerkelijk een verschil is tussen het effect van mannen en vrouwen. Zo is te zien dat EPL geen
significant effect heeft op de vrouwelijke werkgelegenheid terwijl dit bij de mannen een significant effect heeft op het 1 procent significantie niveau. Hieruit kan worden
geconcludeerd dat het positieve effect van de ontslagbescherming (EPL) op de
werkgelegenheid sterker is bij mannen dan bij vrouwen. Het verschil tussen het effect van de interactie variabele EPL*Crisis is juist omgekeerd. Te zien is dat deze variabele wel een significant effect heeft bij vrouwen maar deze variabele is niet significant
verschillend van nul bij de mannen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het effect van een hoge ontslagbescherming (EPL) tijdens een crisis een groter positief effect heeft op de vrouwelijke werkgelegenheid dan op de mannelijke werkgelegenheid.
Tabel 3 geeft de resultaten weer die voortvloeien uit de twee extra regressies die zijn gedaan met betrekking tot de vertragende en de toekomstige variabele. De
hoofdregressie is in deze tabel opgenomen als vergelijkingsmateriaal.
In de derde kolom van tabel 3 is de regressie met de vertragende variabele te zien. Af te lezen is dat EPL significant is op het 1 procent significantie niveau met een
coëfficiënt van 2.029. Dit betekent dat het positieve effect vergeleken met de gewone EPL variabele is versterkt. Dus een verhoging van de EPL vorig jaar heeft een grotere positieve impact op de stijging van de werkgelegenheid dit jaar. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de EPL en dus de ontslagbescherming een vertragende werking heeft. De oorzaken van deze vertraagde werking kan zoals al eerder aangegeven veroorzaakt worden door wet en regelgeving en de snelheid van het invoeren hiervan.
In de vierde kolom van tabel 3 is de regressie te zien met de toekomstige variabele. Af te lezen is dat deze EPL niet significant verschillend van nul is. Dit betekent dat een toekomstige stijging van de EPL geen invloed heeft op de verandering van de werkgelegenheid dit jaar. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de EPL geen versnelde werking heeft op de stijging van de werkgelegenheid. Werkgevers reageren dus niet versneld op een aankondiging van de verhoging van de ontslagbescherming.
Tabel 3.
4.2 Causaliteit
In de regressie die in dit onderzoek is gebruikt is de mogelijkheid dat de werkgelegenheid ook de EPL beïnvloedt in plaats van dat de EPL alleen de
werkgelegenheid beïnvloedt. De coëfficiënten beïnvloeden elkaar, de term die hiervoor
Totale
werkgelegenheid Werkgelegenheid met EPL met vertragende variabele
Werkgelegenheid met EPL met versnelde variabele EPL/EPL_L1/EPL_F1 1.534 (0.587)*** 2.029 (0.647)*** 0.880 (0.610) BBP groei ratio 0.182 (0.046)*** 0.199 (0.047)*** 0.173 (0.044)*** Inflatie 0.109 (0.028)*** 0.132 (0.034)*** 0.108 (0.027)*** Belasting -‐0.202 (0.074)*** -‐0.249 (0.080)*** -‐0.162 (0.076)** Crisis -‐0.321 (0.660) -‐0.521 (0.671) -‐0.205 (0.669) EPL_Crisis 0.681 (0.303)** 0.728 (0.309)** 0.626 (0.305)** Constante 68.876 (3.440)*** 69.714 (3.646)*** 68.711 (3.511)*** * significant op het 10 procent significantie niveau
** significant op het 5 procent significantie niveau *** significant op het 1 procent significantie niveau
gebruikt wordt is gelijktijdige causaliteit. Als dit het geval is, is de kleinste kwadraten schatter die voor de regressie is gebruikt afwijkend en onzuiver geschat. Om deze gelijktijdige causaliteit te testen zal een test moeten worden gedaan op causaliteit, speciaal voor panel data in een econometrisch programma. Als er inderdaad sprake is van gelijktijdige causaliteit zal de regressie opnieuw moeten worden gedaan met bijvoorbeeld zogenoemde instrumentele variabelen om zo zuiver geschatte variabelen te verkrijgen.
De versnellende en vertragende variabele die in dit onderzoek worden gebruikt spelen ook nog een rol in een deze gelijktijdige causaliteit. Als in de regressie de
versnellende variabele wordt gebruikt in plaats van de normale EPL variabele is het waarschijnlijk dat de versnellende variabele een groot deel van deze gelijktijdige causaliteit wegneemt. Het is dan ook belangrijk om te testen op deze gelijktijdige causaliteit in de regressie met de versnellende variabele erin. Als deze niet meer
aanwezig is, is het niet nodig om een model met instrumentele variabelen te gebruiken.
5. Conclusie en discussie
Employment protection legislation, EPL, is een set van regels omtrent het proces van aannemen en ontslaan van werknemers. Deze indicator wordt in dit onderzoek gebruikt om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te meten. In dit onderzoek wordt onderzocht wat een hoge EPL, het moeilijker ontslaan van werknemers, voor een effect heeft op de werkgelegenheid. Panel data worden gebruikt met 336 observaties, 24 landen met een tijdsperiode van 14 jaar. De landen die worden onderzocht bevinden zich in de OESO. De data die worden gebruikt zijn dan ook afkomstig van de OECD website waarbij in de totale dataset een aantal landen wegvallen door het missen van data of door multicollineariteit. Er wordt een regressie gedaan om te kijken naar de invloed die ontslagbescherming (EPL) heeft op de werkgelegenheid. Er wordt in dit onderzoek ook nog extra gekeken naar de invloed die een crisis heeft op deze relatie. Ook wordt er een vertragende en toekomstige EPL variabele toegevoegd om te kijken of de EPL een vertragende of versnelde invloed heeft op de werkgelegenheid.
De resultaten van dit onderzoek op de hoofdregressie is dat ontslagbescherming (EPL) een positieve invloed heeft op de werkgelegenheid. Dit komt niet overeen met de hypothese die is opgesteld maar wel met een aantal van het eerder onderzoek. Deze positieve invloed is zeer waarschijnlijk ontstaan door de tijdsperiode die is gebruikt.