• No results found

Transitie primair naar secundair onderwijs : aanwezigheid van transitie activiteiten in Rotterdam voor ouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Transitie primair naar secundair onderwijs : aanwezigheid van transitie activiteiten in Rotterdam voor ouders"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

24/11/2014

Masterscriptie Onderwijskunde

Universiteit van Amsterdam

N.H.A.M. Veens

10616276

Begeleiding: Mw. Prof.dr. S.E. Severiens

Amsterdam, november 2014

Transitie primair naar

secundair onderwijs

Aanwezigheid van transitie activiteiten in

Rotterdam voor ouders

(2)

Transitie van primair naar secundair onderwijs

Aanwezigheid van transitieactiviteiten in Rotterdam voor ouders

Masterscriptie Onderwijskunde

Universiteit van Amsterdam

N.H.A.M. Veens

10616276

Begeleiding: mw.prof.dr. S.E. Severiens

Amsterdam, november 2014

(3)

Inhoudsopgave blz. Abstract 4 Inleiding 5 Literatuurstudie 5 1.1.Onderwijstransitie 5

1.2.Beleid met betrekking tot de transitie van primair naar secundair onderwijs 6

1.3. Probleemstelling 10 Methoden 12 Design 12 Participanten 12 Meetinstrumenten 12 Analyse 13 Resultaten 16 Deelvraag 1 16 Deelvraag 2 17 Deelvraag 3 18 Deelvraag 4 22 Deelvraag 5 23 Conclusie en discussie 24 Deelvraag 1-5 24 Onderzoeksvraag 26 implicaties en aanbevelingen 28 Referenties 30 Bijlage A; enquête 34

Bijlage B: Interviewvragen gemeente 35

Bijlage C: Interviewvragen medewerkers scholen 36

(4)

Abstract: Transition from primary to secondary education. The presence of transition activities in Rotterdam for parents

This master thesis reports on an exploratory study of transition-activities that aim to support parents in the transition from primary to secondary education in Rotterdam in the Netherlands. The activities are organized by the municipality of Rotterdam as well as by primary and secondary schools. The main research question is what kind of transition-activities are organized, how these activities are experienced and what the needs in this area are.

The data has been collected in three different ways. Firstly, interviews were held with two policy makers and with thirteen employees of primary and secondary schools. Secondly, nine policy makers completed a questionnaire on experiences and problems regarding transition activities. Thirdly, school policy documents on transition to secondary education were analysed.

The results showed that the transition-activities are mainly organized by schools. The type of activities at schools are parent-teacher meetings, secondary school markets, secondary school visits, information-meetings and a workshop for parents. The role of the municipality mainly concerns the provision of information by using two instruments: a webportal and a website.

According to the policy makers and the school staff, the parents experience the transition-activities positively. The results are discussed in relation to a literature study describing research on transition activities.

(5)

Transitie van primair naar secundair onderwijs

De overgang van primair naar secundair onderwijs is de eerste onderwijstransitie die kinderen bewust meemaken. Elk kind reageert anders op een dergelijke onderwijstransitie en hun gevoelens kunnen sterk uiteenlopen, variërend van enthousiasme tot angst (Loke & Lowe, 2013; West, Sweeting & Young, 2008; Zeedyk, Gallacher, Herderson, Husband & Lindsay, 2003). Om zicht te houden op de gevoelens van de leerlingen en om te voorkomen dat kinderen de transitie als negatief gaan ervaren, is het belangrijk dat leerlingen worden begeleid bij de transitie (Zeedyk et al., 2003). Negatieve gevoelens kunnen immers een negatieve invloed hebben op de leerprestaties (Duchesne, Ratelle & Roy, 2011).

Leerlingen kunnen op verschillende manieren begeleid worden bij de transitie van het primair naar het secundair onderwijs. Zo kunnen vanuit de gemeente en vanuit scholen zelf activiteiten georganiseerd worden. Akos (2010) beschrijft dat de gemeente naast het organiseren van activiteiten ook als gesprekspartner tussen het primair en secundair onderwijs kan fungeren. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat basis- en middelbare scholen activiteiten kunnen organiseren om zowel ouders als leerlingen te begeleiden bij de transitie naar het secundair onderwijs (Calladine-Evans, 2007; Falbo, Lein & Amador, 2001; Gutman & Midgley, 2000). In hun onderzoek beschrijven Mac Iver en Epstein (1991) dat het aanbieden van een uitgebreid transitieprogramma de kans vergroot op een succesvolle transitie van primair naar secundair onderwijs. Dit programma duurt bij voorkeur een jaar, waarbij de transitie in het midden zit (Akos, 2010).

Naast de gemeente en scholen hebben ouders ook een belangrijke rol in het begeleiden van hun kinderen bij de transitie. Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat het betrekken van ouders/opvoeders bij de onderwijstransitie een positieve invloed heeft op het gedrag en de prestaties van de leerlingen rondom de transitie van primair naar secundair onderwijs. Zo kunnen ouders het kind begeleiden bij het maken van een goede schoolkeuze, het kind in de gaten houden om problemen eerder te signaleren of het kind te begeleiden bij het plannen en maken van huiswerk (Calladine-Evans, 2007; Gottfredson & Hussong, 2011; Gutman & Midgley, 2000; Jindal-Snape & Hannah, 2013; Neild, 2009; West et al., 2008; Yuen, 2007).

Uit onderzoek van Yuen (2007) bleek echter dat ouders soms ook moeite hebben met de overgang van primair naar secundair onderwijs en niet weten hoe ze hun kind precies kunnen helpen. Het zou goed zijn als er transitieprogramma’s zouden bestaan waarin zowel de ouder als de leerling begeleid worden bij de overgang van basis naar voorgezet onderwijs (Calladine-Evans, 2007; Falbo et al., 2001; Gutman & Midgley, 2000). Weinig onderzoek is echter gedaan naar het bestaan van deze transitieprogramma’s en naar de ervaringen van de belanghebbenden met deze programma’s. In dit onderzoek zal gekeken worden welke transitieactiviteiten/programma’s voor het begeleiden van ouders in Rotterdam beschikbaar zijn, hoe deze programma’s worden ervaren en waar nog behoefte aan is.

1.1. Onderwijstransities

Jindal-Snape (2010) heeft een onderwijstransitie gedefinieerd als een doorgaand proces waarin men niet alleen van de ene context naar een andere context gaat, maar ook wisselt van interpersoonlijke relaties. Hierdoor kunnen nieuwe relaties met anderen ontstaan of veranderen bestaande relaties. Hoewel een onderwijstransitie op zichzelf al een uitdaging is, vinden bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs veel extra veranderingen plaats, met betrekking tot zowel de leerling zelf als de context. Bij jongadolescenten vinden onder invloed van hormonen en hersenontwikkeling veel individuele veranderingen plaats (Akos, 2010). Door een constante interactie tussen het individu en de omgeving hebben deze individuele veranderingen ook invloed op de omgeving. Daarnaast heeft de omgeving weer invloed op de individuele veranderingen. Zo heeft de transitie naar secundair onderwijs, naast de overige omgevingsinvloeden als familie en peers, een significante invloed op het gedrag en academische prestaties van de leerlingen (Akos, 2005).

Bovendien moeten de leerlingen tijdens de transitie naar het secundair onderwijs een vertrouwde omgeving, die meestal voelde als een thuisomgeving, verlaten. Veel leerlingen ervaren

(6)

een verschil tussen de leerkrachten van het primair en het secundair onderwijs. De leerkrachten in het primair onderwijs komen vaak toegankelijk en zorgzaam over, terwijl leerkrachten in het secundair onderwijs soms als afstandelijk en gericht op prestaties worden beschouwd (Andermann, Maehr & Midgley, 1999). Daarnaast moet de leerling bekend worden met nieuwe mensen, het nieuwe schoolgebouw en nieuwe expliciete, maar vooral impliciete regels.

Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat veel kinderen zich zorgen maken om academische, organisatorische en sociale zaken. Ze maken zich bijvoorbeeld zorgen om cijfers, het moeilijkheidsniveau van de lessen en het hebben van te veel huiswerk (Loke & Lowe, 2013; West et al., 2008; Zeedyk et al., 2003). De zorgen over organisatorische aspecten uiten zich in het vergeten van de combinatie van hun kluisje, het lopen naar de verkeerde klas, het niet weten welke activiteiten ze moeten kiezen en het verdwaald raken (Loke & Lowe, 2013; West, et al., 2008; Zeedyk et al., 2003). Daarnaast zijn veel voorkomende angsten van sociale aard, zoals de vraag of ze gepest zullen worden en hoe hun relatie met leeftijdsgenoten en leerkrachten zal zijn (Wolff, Meeuwisse & Van den Berg, 2011.; West, et al., 2008; Zeedyk et al., 2003). Hoewel uit het onderzoek van Zeedyk et al. (2003) blijkt dat veel leerlingen in het tweede jaar positief op de transitie terugkijken, wordt ook vaak aangegeven dat ze ver in het eerste jaar nog angsten ondervonden. Uit onderzoek van Duchesne, Ratelle en Roy (2011) is bovendien gebleken dat deze angsten een negatieve invloed hebben op de cijfers van de leerlingen.

1.2. Beleid met betrekking tot de transitie van primair naar secundair onderwijs

Uit onderzoek van Mac Iver en Epstein (1991) komt naar voren dat het aanbieden van meerdere transitieactiviteiten de kans vergroot op een succesvolle transitie van primair naar secundair onderwijs. Het aanbieden van transitieactiviteiten kan op drie niveaus; gemeentelijk, schools en ouderniveau. Elk van deze niveaus wordt hieronder besproken.

1.2.1 Gemeentelijk niveau

In het algemeen landelijk beleid is onderwijs al jaren een belangrijk aspect. Hoewel het onderwijsbeleid in eerste instantie met name focuste op de kwaliteit van het onderwijs, is er de laatste decennia vooral aandacht voor de inhoud van het onderwijs (Meijnen, 2012). De laatste jaren is sprake van decentralisatie en van governance. Hierbij opereren instellingen autonoom en zijn ze tot op zekere hoogte niet ondergeschikt aan een centraal gezag, zoals de overheid (Meijnen, 2012). Men veronderstelt dat de instellingen de regelgeving wel respecteren, maar verder zelf invulling geven aan de uitvoering. De verwachting is dat op deze manier de onderwijsinstellingen verantwoording moeten afleggen aan verschillende betrokkenen, zoals ouders, instanties voor vervolgonderwijs en dergelijken (Meijnen, 2002). De regering heeft dan ook een groot deel van de verplichtingen van de gemeente weggenomen, blijkt uit een notitie van Kloprogge (2008). De rol van de gemeente als toezichthouder op de kwaliteit van scholen is nog maar beperkt. Desalniettemin blijft de gemeente volgens Kloprogge (2008) nog wel een belangrijke gesprekspartner voor scholen en schoolbesturen. In zijn notitie heeft hij een overzicht gemaakt waarin zichtbaar wordt wie verantwoordelijk is voor bepaalde onderdelen van het onderwijsbeleid; de scholen, de gemeente of beide partijen. Uit dit overzicht blijkt dat de transitie van primair naar secundair onderwijs onder de verantwoordelijkheid van de scholen zelf valt. Kloprogge beschrijft echter wel dat gemeentes een beleid hebben voor bepaalde overkoepelende thema’s, zoals de doorgaande leerlijn, en daarmee de transitie van primair naar secundair onderwijs beïnvloeden.

Zoals eerder aangegeven blijkt uit de notitie van Kloprogge (2008) dat het bij decentralisatie van belang is dat de gemeente, de scholen en de schoolbesturen gesprekspartners blijven. Dit komt ook naar voren in onderzoek van Leune (2009), die aangeeft dat de beleidsuitvoerders in hun relatie met scholen ook als ‘change agents’ moeten functioneren (Leune, 2009). Zij moeten met scholen in gesprek blijven over de veranderingen en verbeteringen wat betreft de inhoud en de kwaliteit van het onderwijs.

Hoewel in de notitie van Kloprogge (2008) naar voren kwam dat de gemeente in principe geen verplichtingen heeft bij de transitie van primair naar secundair onderwijs, geeft Akos (2010) meerdere redenen voor het op gemeentelijk niveau laten plaatsvinden van activiteiten. Zo moet bijvoorbeeld aan

(7)

de hand van data achterhaald worden waar op schoolniveau nog behoefte aan is en moet de samenwerking tussen het primair en secundair onderwijs bevorderd worden. De gemeente kan hierin zowel de initiatiefnemer als een gesprekspartner zijn.

1.2.2.Schoolniveau

Hoewel scholen al aandacht besteden aan de transitie naar het secundair onderwijs, wordt gesuggereerd dat scholen nog veel meer moeten ondernemen om voor een soepele transitie tussen het primair en secundair onderwijs te zorgen (Galton, 2010). De leerkrachten van het primair en secundair onderwijs kunnen bijvoorbeeld samen een oriëntatieprogramma implementeren. Onderzoek van Mac Iver en Epstein (1991) wijst uit dat de kans op een succesvolle transitie toeneemt met een uitgebreid oriëntatieprogramma. Volgens Akos (2010) zou het de voorkeur hebben, om de transitieperiode te zien als een proces dat begint in januari en een jaar in beslag neemt. De transitie zelf vindt dan dus in het midden van deze periode plaats.

Leerlingen geven aan dat zij nog veel problemen ervaren. Galton (2010) stelt dat het grootste probleem de continuering van het primair onderwijs naar het secundair onderwijs is. Hij geeft aan dat leerkrachten uit het voortgezet onderwijs weinig aandacht besteden aan de leerstof van de jaren ervoor, omdat ze het belang van het continueringsproces nog niet inzien. Wel geeft hij toe dat dit voor leerkrachten van het secundair onderwijs lastig is, omdat ze soms leerlingen van vijftien verschillende scholen in hun klas hebben.

In een literatuuroverzicht van Jindal-Snape (2010) wordt een aantal aspecten en activiteiten genoemd die scholen kunnen ondernemen om een succesvolle transitie van de leerlingen te bevorderen. Allereerst beschrijft Galton (2010) in het literatuuroverzicht van Jindal-Snape (2010) de

transition bridges. Deze bridges bestaan al sinds 1970, maar zijn in de loop der jaren gemoderniseerd

(zie ook Tabel 1). Ze kunnen gebruikt worden voor het verbeteren en versoepelen van de transitie van primair naar secundair onderwijs. Drie van deze bridges zijn aspecten die de scholen voor zichzelf op orde moeten hebben. Daarnaast zijn er twee bridges die direct invloed hebben op de leerlingen en ouders van leerlingen. Deze bridges, ‘sociaal/gebruiksvriendelijk’ en ‘begeleiding bij leren’, kunnen verder worden toegelicht met specifieke activiteiten die beschreven worden door Akos (2010) in het literatuuroverzicht van Jindal-Snape (2010). Het gaat hierbij om veelvoorkomende activiteiten die leerlingen en ouders voorbereiden op en begeleiden bij de transitie van het primair naar het secundair onderwijs. De activiteiten zijn in Tabel 2 weergegeven en onderverdeeld in pre-transitie en post-transitie activiteiten.

Tabel 1

5 Transition Bridges om de Transitie van Primair naar Secundair Onderwijs te versoepelen zoals beschreven in Galton (2010) pp 121

Bridge Voorbeelden voor in de praktijk

Administratief Gesprekken met schoolhoofden van voortgezet onderwijs en doorgeven van de toetsgegevens en overgangstoetsen. Tegenwoordig digitaal. Gesprekken tussen de leerkrachten van primair en secundair onderwijs.

Sociaal/ gebruikersvriendelijk Ouders en leerlingen brengen een bezoek aan de nieuwe school, gevolgd door een ouderavond. Uitwisseling tussen de nieuwe klasgenoten van facebook, msn, e-mail en dergelijke. Er moet meer nadruk liggen op de stem van de leerling.

Curriculum Meer gebruik maken van lokale samenwerking, zodat de leerstof van de basisschool en voortgezet onderwijs beter op elkaar aansluit. Hierdoor hoeft er minder gebruik gemaakt te worden van zomerscholen.

(8)

Lesgeven & leren Meer tweezijdige gesprekken tussen leerkrachten van primair- en secundair onderwijs met behulp van eventuele wederzijdse observaties.

Begeleiding bij leren Post-introductie programma’s aanbieden. Leerlingen begeleiden bij het worden van professionele lerenden.

Tabel 2

Pre- en posttransitie-activiteiten die scholen kunnen organiseren voor de transitie van primair naar secundair onderwijs, zoals beschreven staat in Akos (2010) pp. 135/136.

Pre-transitie activiteiten Post-transitie activiteiten Presentatie door middelbare school voor

leerlingen en ouders

Mentorgroepen

Duidelijke informatie over ouderbetrokkenheid bij het maken van keuzes

Peer begeleiding

Groepsbegeleiding bij de transitie Groepsbegeleiding met leerkracht en ouder Oefenen van vaardigheden voor het curriculum Sociale vaardigheden en drama curriculum Sociale vaardigheden training Activiteiten en programma’s om band met de

nieuwe school te creëren

Bezoek aan nieuwe school (met ouder) Na een periode kijken welke leerling nog moeite heeft en deze leerling individuele of

groepsbegeleiding geven. Programma voor leerkracht en leerling

Deelname met ouder aan extra curriculair programma

Veelvuldige verspreiding van informatie aan leerlingen en ouders over de school

Uitleg over het curriculum

In verschillende onderzoeken wordt geconcludeerd dat de hierboven beschreven activiteiten belangrijk zijn voor leerlingen en ouders. Ze kunnen hen bij de transitie van primair naar secundair onderwijs ondersteunen (Calladine-evins, 2007; Falbo et al., 2001; Gutman & Midgley, 2000; Yuen, 2007).

Onderzoek naar de effecten van deze activiteiten is echter vrijwel niet gedaan. Wel zijn twee onderzoeken verricht naar mogelijke programma’s of activiteiten die leerlingen ondersteunen bij de onderwijstransitie van primair naar secundair onderwijs (Jindal-Snape, Vettraino, Lowson & Mcduff, 2011; Jindal-Snape & Hannah, 2013). In het eerste onderzoek is een lijst met activiteiten opgesteld die een basisschool kan ondernemen om leerlingen voor te bereiden op de transitie. Hierbij wordt weinig aandacht besteed aan de rol van de ouders (Jindal-Snape & Hannah, 2013). In het tweede onderzoek is bekeken of het inzetten van creatieve dramalessen leerlingen met een laag zelfbeeld

(9)

kan helpen bij de transitie naar secundair onderwijs. Geconcludeerd werd dat het effectief kan zijn, doordat realistische scenario’s van transitieproblemen worden nagespeeld. Hierbij werden ook geen ouders betrokken (Jindal- Snape et al., 2011).

Ook in Nederland wordt onderzoek gedaan naar de transitie van primair naar secundair onderwijs. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan het advies dat de basisschool geeft over de richting waar de leerling naar toe kan gaan. Zo is onderzocht of het advies dat gegeven wordt juist is, welke rol ouders hierin hebben en of de rol van ouders in verschillende etnische culturele groepen verschilt (Driessen, Doesborgh, Ledoux, Overmaat, Roeleveld & Van der Veen, 2005). Ook is onderzocht of een relatie bestaat tussen de verschillende vormen van secundair onderwijs en de etnische afkomst van kinderen (Driessen, Sleegers & Smit, 2008). Hierbij is echter geen aandacht besteed aan de rol van de ouders bij de onderwijstransitie van de leerlingen.

In het literatuuronderzoek van Wolff, Meeuwisse en Van den Berg (2011) worden de doorlopende leerlijnen in Nederland en specifiek in een grootstedelijke situatie beschreven. Zij beschrijven een ‘good practice’ in de gemeente Utrecht. In deze ‘good practice’ werken basisscholen en middelbare scholen samen en verstrekken zij duidelijke informatie aan ouders over wanneer een kind naar een bepaald niveau mag en hoe de toelating op scholen werkt. In deze gemeente gaan meer leerlingen naar havo/vwo dan in Rotterdam. De auteurs vragen zich af of dit komt door de afwezigheid van deze ‘good practice’ in Rotterdam. In dit onderzoek wordt alleen ingegaan op relaties tussen basis- en middelbare scholen en weer niet op activiteiten voor ouders en leerlingen om de overgang tussen primair en secundair onderwijs te vergemakkelijken.

1.2.3. Ouderniveau

Ouderbetrokkenheid en het belang daarvan is een veelbesproken onderwerp in het onderwijs. De positieve invloed van ouderbetrokkenheid op de motivatie, leerprestatie en schoolloopbaan wordt in de onderwijspraktijk erkend en blijkt tevens uit verschillende onderzoeken (Bakker, Denessen & Brus-Laeven; 2007; Kim, 2009; Unal, 2012; Hornby & Lafeale, 2011; William & Sanchez, 2013; Yoder & Lopez, 2013; Waanders, Mendez & Downer, 2007). Zo concludeert Crosnoe (2009) dat de samenwerking en communicatie tussen familie, school en leerlingen een positieve invloed heeft op de prestaties van leerlingen bij rekenen/wiskunde. Ouderbetrokkenheid is niet alleen van belang in het dagelijkse schoolleven, maar vooral ook op cruciale momenten, zoals de overgang van het primair naar het secundair onderwijs.

Veel onderzoek is gedaan naar de rol en de invloed van ouders bij de transitie van primair naar secundair onderwijs. Een aantal van deze onderzoeken zullen worden beschreven. Gottfredson en Hussong (2011) concluderen in hun onderzoek dat leerlingen die denken dat hun ouders niet betrokken zijn bij de onderwijstransitie, een groter risico hebben om alcohol te nuttigen op dagen dat ze somber zijn, dan leerlingen die een grotere betrokkenheid van hun ouders ervaren. Gutman en Midgley (2000) vonden in hun onderzoek dat leerlingen waarvan de ouders en leerkrachten meer betrokken zijn, gemiddeld hoger scoren na de transitie dan leerlingen die deze betrokkenheid van ouders en/of leerkrachten missen. Uit onderzoek van Neild (2009) blijkt dat leerlingen succesvoller zijn na de transitie, wanneer ouders betrokken zijn door toezicht te houden en hun kinderen te ondersteunen. Duchesne, Ratelle, Poitras & Drouin (2009) hebben onderzocht in hoeverre de hechting aan ouders samenhangt met zorgen over de onderwijstransitie bij de leerlingen. Geconcludeerd werd dat een leerling die een goede relatie met beide ouders heeft, emotioneel stabieler is en minder zorgen heeft over de transitie van primair naar secundair onderwijs, dan leerlingen uit één-oudergezinnen of samengestelde gezinnen.

Daarnaast is onderzocht welke vormen van ouderbetrokkenheid effectief zijn bij de transitie van middle school naar high school (Falbo et al. (2001). Hierbij werden vier vormen beschreven. Allereerst concludeerden ze dat dagelijkse gedragsobservaties van ouders bij hun kind ervoor kunnen zorgen dat de mogelijke problemen eerder gesignaleerd en behandeld worden. Ten tweede blijkt het voor een succesvolle transitie noodzakelijk dat ouders informatie aan school vragen over hun kinderen en dit samen met de school evalueren. Ten derde is het belangrijk dat ouders hun kinderen begeleiden bij hun sociaal leven, en tot slot is een effectieve vorm van ouderbetrokkenheid het direct participeren in het schoolleven van het kind.

(10)

Uit ander onderzoek is echter gebleken dat de betrokkenheid van ouders ook een negatieve invloed kan hebben op kinderen die een transitie van primair naar secundair onderwijs ondergaan. Volgens Newman en Blackburn (2002) is een familie waarin vaak conflicten tussen ouders zijn of de kind-ouder relatie vijandig is, een risicofactor voor de onderwijstransitie van het kind. Jindal-Snape en Hannah (2013) gaan op deze conflicten door. Zij concluderen dat het kind naast de onderwijstransitie ook andere persoonlijke transities doorgaat; zoals de eerder beschreven hormoon- en hersenveranderingen. Daarnaast is het mogelijk dat ouders of andere belanghebbenden tijdens de onderwijstransitie ook persoonlijke transities ondergaan. Al deze transities interacteren met elkaar en kunnen ervoor zorgen dat conflicten ontstaan. Met andere woorden: het kan mogelijk zijn dat ouders te maken hebben met transities in hun eigen leven, terwijl ze hun kind proberen te ondersteunen bij diens onderwijs- en persoonlijke transities. Dit kan voor problemen zorgen (Jindal-Snape & Hannah, 2013). Het is volgens Jindal-Snape en Hannah (2013) dan ook belangrijk om de transitieprogramma’s niet alleen te richten op de onderwijskundige transities, maar met een bredere blik te kijken. Hierdoor kunnen mogelijke psychologische problemen opgemerkt worden, die ervoor kunnen zorgen dat de onderwijskundige transitie moeizaam verloopt.

Tot slot heeft Yuen (2007) onderzoek gedaan naar de perspectieven van ouders op de transitie naar het secundair onderwijs. Hij concludeert dat ouders het idee hadden dat hun hulp niet altijd geaccepteerd wordt op scholen of dat ze niet altijd een goed advies krijgen over hoe ze kunnen helpen. Daarnaast ervaren ze een ‘breuk’ in de communicatie zodra de transitie heeft plaatsgevonden. Eenmaal op het voortgezet onderwijs worden ze nauwelijks meer betrokken bij het leerproces van hun kind. Een transitieprogramma voor zowel ouders als leerlingen zou een mogelijke oplossing kunnen zijn (Yuen, 2007).

1.3. Probleemstelling

Een onderwijstransitie wordt door leerlingen vaak als een grote stap ervaren. Hierbij maken ze zich zorgen om verschillende sociale en cognitieve aspecten. (Loke & Lowe, 2013; West et al., 2008; Zeedyk et al., 2003). Bovendien maken ook de ouders zich vaak zorgen over de overgang van hun kind (Yuen, 2007). Deze zorgen kunnen het begeleiden van het kind in de weg staan (Jindal- Snape & Hannah, 2013). In het bovenstaande literatuuronderzoek is gekeken welke activiteiten de gemeente, scholen en ouders kunnen uitvoeren om de ouders en de leerlingen te begeleiden bij de transitie van het primair naar het secundair onderwijs. Zo is gebleken uit een onderzoek van Akos (2010) dat de gemeente, naast het organiseren van activiteiten voor ouders en leerlingen, vooral een gesprekspartner kan zijn voor een optimale samenwerking tussen de basis- en middelbare scholen (Kloprogge, 2008; Leune, 2009; Meijnen, 2012). Ook scholen kunnen verschillende stappen ondernemen om de ouders en de leerlingen te begeleiden bij de transitie naar het secundair onderwijs. Zo blijkt uit een onderzoek van MacIver en Epstein (1991) dat de kans op een succesvolle transitie toeneemt bij een uitgebreid activiteitenprogramma. Volgens Akos (2010) is het van belang dat deze activiteiten verspreid worden over een jaar, waarbij de transitie halverwege plaatsvindt. In Galton (2010) worden handvatten (bridges) voor scholen beschreven waarmee ze de transitie voor leerlingen kunnen versoepelen (Duchesne et al., 2009; Gottfredson & Hussong, 2011; Falbo et al., 2001; Gutman & Midgley, 2000; Jindal-Snape & Hannah, 2013; Newman & Blackburn, 2002). Het is van belang dat ouders weten hoe ze hun kind kunnen begeleiden.

In de wetenschappelijke literatuur is naar voren gekomen dat transitieactiviteiten een positieve rol kunnen hebben bij een succesvolle onderwijstransitie (Calladine-Evans, 2007; Falbo et al, 2001; Gutman & Midgley; 2000; Yuen, 2007). In internationaal onderzoek is de aanwezigheid en effectiviteit van deze transitieactiviteiten en/of programma’s onderzocht (Jindal-Snape, 2010; Jindal-Snape & Hannah, 2013). In Nederland en specifiek in Rotterdam is echter nog weinig tot geen onderzoek verricht naar de aanwezigheid van transitieactiviteiten.

In dit onderzoek zal dan ook de volgende hoofdvraag centraal staan: ‘Welke transitieactiviteiten, die ouders begeleiden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs, worden georganiseerd in Rotterdam zowel op gemeentelijk als schoolniveau, hoe worden deze ervaren en waar is behoefte aan?’

(11)

De volgende vijf deelvragen zijn ter ondersteuning geformuleerd.

1. Welke maatregelen en activiteiten heeft of subsidieert de gemeente Rotterdam voor ouders en leerlingen voor de transitie van primair naar secundair onderwijs?

2. Waar zijn volgens de beleidsadviseurs van de gemeente Rotterdam nog problemen, waar is nog behoefte aan en wat kan er nog verbeterd worden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

3. Welke activiteiten organiseren basis- en middelbare scholen om zowel ouders als leerlingen te begeleiden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

4. Is er bij de ouders belangstelling voor transitieactiviteiten die hen kan helpen met het begeleiden van hun kind bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

5. Waar zijn volgens de scholen nog problemen, waar is nog behoefte aan en wat kan er nog verbeterd worden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

(12)

Methoden 2.1. Design

Het onderzoek ter beantwoording van de onderzoeksvragen was een verkennend en kwalitatief beschrijvend onderzoek. In het onderzoek werd gekeken naar de aanwezige activiteiten voor ouders bij het begeleiden van de transitie van primair naar secundair onderwijs. Om alle aanwezige activiteiten te kunnen onderzoeken, werd gebruik gemaakt van verschillende meetinstrumenten op micro-, meso- en macroniveau. Tijdens het onderzoek werd gekeken naar het beleid van de gemeente Rotterdam en welke activiteiten georganiseerd worden vanuit de gemeente Rotterdam. Dit gebeurde door middel van interviews met twee de beleidsadviseurs van de directie Jeugd en Onderwijs van de gemeente Rotterdam. Daarnaast werd onderzocht welke activiteiten op basis- en middelbare scholen worden georganiseerd door middel van een documentanalyse van de beleidsplannen en interviews met de oudercontactpersonen op basis- en middelbare scholen. Tot slot werd door middel van een enquête onderzocht wat beleidsmedewerkers van de directie Jeugd en Onderwijs van de gemeente Rotterdam weten over georganiseerde activiteiten voor ouders en leerlingen ten behoeve van de transitie naar het secundair onderwijs. Door gebruik te maken van verschillende meetinstrumenten kan een grondig en valide beeld geschetst worden van de aanwezigheid van transitieactiviteiten in Rotterdam.

2.2. Participanten

Van de gemeente Rotterdam zijn twee beleidsadviseurs van de directie Jeugd en Onderwijs geïnterviewd. De afdeling Onderwijs kan worden onderverdeeld in vijf thema’s. Twee van deze thema’s zijn ouderbetrokkenheid en de doorgaande leerlijn. Deze thema’s worden geleid door thematrekkers, die de leiding bij dit thema hebben. Er vanuit gaande dat zij daarom experts zijn op dat gebied, is gekozen voor een interview met beide thematrekkers. De thematrekker van het thema ouderbetrokkenheid is een man en de thematrekker van de doorgaande leerlijn is een vrouw. Tijdens het bespreken van de resultaten zullen voor deze personen afkortingen gebruikt worden. Voor de beleidsadviseur die gespecialiseerd is in ouderbetrokkenheid zal de afkorting ba-o (beleidsadviseur-ouderbetrokkenheid) gebruikt worden en voor de beleidsadviseur gespecialiseerd in de doorgaande leerling zal de afkorting ba-dl (beleidsadviseur-doorgaande leerlijn) gebruikt worden.

Naast het werken in thema’s zijn de beleidsmedewerkers ook verbonden aan een aantal scholen. In dat geval worden zij schoolcontactpersonen genoemd. In totaal zijn er ongeveer twintig schoolcontactpersonen. Allen zijn werkzaam op de afdeling Onderwijs. Onder deze schoolcontactpersonen is een enquête verspreid. Negen schoolcontactpersonen hebben deze enquête ingevuld, twee mannen en zeven vrouwen.

Tot slot zijn van de lijst met scholen met een medewerker ouder betrokkenheid van de gemeente Rotterdam twintig scholen gebeld, hiervan hebben er dertien een interview toegezegd. Bij deze dertien personen een telefonisch interview afgenomen. Acht van deze personen zijn werkzaam op basisscholen in de stad Rotterdam. Deze acht vrouwen zijn als medewerkers ouderbetrokkenheid het aanspreekpunt voor ouders op de basisschool. De andere vijf geïnterviewden zijn werkzaam op een voortgezet onderwijs school. Zij zijn als schooloudercontactpersoon het aanspreekpunt voor ouders. Eén van deze personen was een man. Tijdens het beschrijven van de resultaten zullen deze dertien medewerkers worden aangeduid met een afkorting. Degene die werkzaam zijn op de basisschool zullen worden besproken als mobcijfer (medewerker ouderbetrokkenheid en cijfer voor de school). En voor degene die werkzaam zijn op het voorgezet onderwijs zal de afkorting soccijfer (schooloudercontactpersoon en cijfer voor de school) worden gebruikt.

2.3 Meetinstrumenten

In het onderzoek werden verschillende meetinstrumenten gebruikt. Allereerst zijn de beleidsplannen voor ouderbetrokkenheid van zowel basisscholen als voortgezet onderwijs scholen bij de gemeente Rotterdam opgevraagd. Van de 185 basisscholen heeft 73% een beleidsplan bij de gemeente ingeleverd en van de 52 voortgezet onderwijsscholen heeft 63% een beleidsplan ingeleverd. Van deze 135 basisscholen en 33 voortgezet onderwijsscholen zijn de beleidsplannen geanalyseerd en is in een

(13)

frequentietabel bijgehouden welke activiteiten of programma’s scholen hebben voor ouders om de transitie van primair naar secundair onderwijs te bevorderen.

Daarnaast werd voor de schoolcontactpersonen gebruik gemaakt van een enquête. Deze bestond uit negen vragen. Op acht van deze vragen kon gekozen worden uit vier antwoorden: ‘ja’, ‘nee’, sommige wel/sommige niet’ en ‘weet ik niet’. Bij een aantal vragen werd ook om toelichting gevraagd. Bij één vraag kon aangekruist worden welke activiteiten de scholen organiseren. De vragen van de enquête gingen in op vier domeinen, namelijk: aanwezigheid van beleidsplannen, aanwezigheid/inhoud van transitieactiviteiten, ervaringen met de activiteiten en behoeftes. De enquêtes werden vooraf met een docent besproken om de validiteit te waarborgen.

Tot slot werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews voor zowel de beleidsadviseurs als de medewerkers ouderbetrokkenheid. Ook de interviews werden vooraf met een docent besproken om validiteit te waarborgen. In de interviews is ingegaan op dezelfde domeinen als in de enquête bij de schoolcontactpersonen. In Tabel 3 zijn bij elk domein een aantal voorbeeldvragen gegeven worden. Bij de interviews is gekozen voor semigestructureerde interviews, zodat de mogelijkheid tot doorvragen bestond, maar wel met zekerheid gesteld kon worden dat ieder domein behandeld werd. De interviews met de beleidsadviseurs vonden eenmalig, één op één plaats en duurden ongeveer een half uur. De interviews met de medewerkers ouderbetrokkenheid vonden telefonisch plaats en duurden ongeveer tien tot vijftien minuten. De interviews voor de beleidsadviseurs waren anders van vraagstelling dan de interviews voor de ouderbetrokkenheidmedewerkers. De interviews bestonden uit twee delen. Allereerst werden verkennende vragen gesteld over de aanwezigheid van transitieactiviteiten/programma’s. Vervolgens vond een diepte-interview plaats over de ervaringen die de participanten hebben met deze programma’s. Hierbij werd ingegaan op de vraag wat zij vinden van de kwaliteit en de doelmatigheid, hoe tevreden ze met de programma’s zijn en wat ze nog missen.

Tabel 3

Vragen van de Interviews per Domein

2.4. Analyse

De analyse van de beleidsplannen is gebeurd aan de hand van een aantal zoektermen en de zoekfunctie van Microsoft Word. De zoektermen werden bepaald aan de hand van de literatuurstudie

Aanwezigheid beleidsplannen Wat staat in de beleidsplannen over

ouderbetrokkenheid en specifiek over het begeleiden van leerlingen en eventueel ouders bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

Aanwezigheid en inhoud transitieprogramma’s/activiteiten

- Wat doet de school aan activiteiten of programma’s om leerlingen en ouders te begeleiden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs? - Wat is het doel van het programma/activiteit? - Hoe is dit doel bereikt?

Ervaringen met de programma’s - In hoeverre is het programma/activiteit doelmatig?

- Wat vindt u van de kwaliteit van het programma?

- Heeft u het idee dat dit programma/deze activiteit effectief is en waarom?

Behoeftes - Waar ziet u nog problemen bij het begeleiden

van leerlingen en ouders bij de transitie van primair naar secundair onderwijs?

- Waar denkt u dat leerlingen of ouders nog behoefte aan hebben?

- Wat kan nog verbeterd worden?

(14)

en het volledig lezen van drie beleidsplannen. De gekozen zoektermen zijn een aantal basiswoorden waarmee alles wat betrekking heeft tot de schoolovergang gevonden kon worden. Soms is gekozen voor een onderdeel van het woord, omdat het woord op verschillende manieren gebruikt kan worden. Een voorbeeld hiervan is de zoekterm ‘basis’. In de beleidsplannen van het voortgezet onderwijs werd zowel basisschool als basisonderwijs als basis onderwijs gebruikt. Door alleen te zoeken op ‘basis’ werden al deze mogelijkheden gevonden. Ditzelfde geldt voor ‘overgang’ (schoolovergang), ‘moment’ (wisselmoment, schakelmoment), ‘advies’ (adviesgesprek) en ‘markt (scholenmarkt, banenmarkt). In Tabel 4 is een overzicht weergegeven van de zoektermen voor de beleidsplannen van het primair onderwijs en de zoektermen voor de beleidsplannen van het secundair onderwijs. Om de betrouwbaarheid van de zoektermen te testen, waren bij drie willekeurige beleidsplannen de zoektermen uitgeprobeerd, waarna de hele beleidsplannen nog zijn doorgelezen op eventuele missende activiteiten.

De enquêtes werden vergeleken en geanalyseerd met behulp van een frequentietabel. In deze tabel kan per vraag aangegeven worden wat de schoolcontactpersoon heeft aangegeven. Daarnaast is een aparte frequentietabel gemaakt voor één vraag op de enquête. Bij deze vraag werd ingegaan op de activiteiten die scholen organiseren.

De afgenomen interviews zijn beluisterd en getranscribeerd. Ten behoeve van de betrouwbaarheid zijn de transcripten voorgelegd aan de geïnterviewden zodat ze akkoord konden gaan met de gegevens. Vervolgens zijn de transcripten geanalyseerd aan de hand van een codeerschema. Het codeerschema werd vooraf opgesteld aan de hand van de doelen van de interviewvragen. Dit houdt in dat het codeerschema bestaat uit vijf families. In Tabel 5 zijn per familie de codes weergegeven. De transcripten werden gecodeerd met het behulp van het programma atlas.ti. Om eventuele fouten uit het codeerschema te halen, werd een transcript vooraf gecodeerd door zowel de onderzoeker en een medestudent. Tot slot werd het codeerschema met een docent besproken op betrouwbaarheid. Met het definitieve codeerschema werden de andere transcripten gecodeerd en vervolgens geanalyseerd. In de resultatensectie zullen per de resultaten deelvraag behandeld worden.

Tabel 4

Zoektermen voor Beleidsplannen Primair en Secundair Onderwijs

Primair onderwijs Secundair onderwijs

Overgang Overgang

Moment Moment

Schoolkeuze Schoolkeuze

Voortgezet onderwijs Basis

V.O. Advies Intake Markt Markt Avond Avond Groep 8 Brugklas Nathalie Veens 10616276 14

(15)

Tabel 5

Codeerschema

Familie Codes

Beleid Beleid gemeente

Beleid scholen

Beleid thema doorgaande leerlijn Beleid thema ouderbetrokkenheid Beleid gecombineerd

Activiteiten Activiteiten gemeente voor ouders en leerlingen

Activiteiten gemeente voor leerlingen

Activiteiten scholen voor ouders en leerlingen Activiteiten scholen voor leerlingen

Kwaliteit Effect activiteit

Doel activiteit Kwaliteit activiteit

Behoefte Behoefte van ouders en leerlingen

Behoefte van scholen Behoefte van de gemeente

Verbetering Verbetering bij scholen

Verbetering bij de gemeente

(16)

Resultaten

In de resultatensectie zullen verschillende bevindingen uit de verzamende data per deelvraag besproken worden.

3.1. Deelvraag 1

Bij de eerste deelvraag is ingegaan op de werkzaamheden van de gemeente bij de transitie van primair naar secundair onderwijs. Eerst is gekeken naar de aanwezigheid van de transitie van primair naar secundair onderwijs in het onderwijsbeleid van de gemeente Rotterdam. Vervolgens is gekeken welke maatregelen de gemeente Rotterdam neemt en welke activiteiten voor ouders en leerlingen voor de transitie van primair naar secundair onderwijs de gemeente Rotterdam faciliteert.

3.1.1.Beleid

In het beleid van de gemeente komt het belang van ouderbetrokkenheid bij de transitie een aantal keer naar voren, zo blijkt uit de twee interviews met beleidsadviseurs van de gemeente. Deze beleidsadviseurs zijn de thematrekkers van de thema’s ouderbetrokkenheid (hierna: ba-o) en doorgaande leerlijn (hierna: ba-dl). Hoewel de transitie in het huidige beleid van de gemeente geen expliciete aandacht krijgt, is de verwachting groot dat het in het volgende beleidsplan wel een prominente rol krijgt. Volgens ba-o zijn de overgangsmomenten mogelijkheden waar je door middel van ouderbetrokkenheid veel invloed op kan hebben. De transitie van primair naar secundair onderwijs is echter een van de kernthema’s van het themaplan doorgaande leerlijn. Toch krijgt de transitie van het primair naar het secundair onderwijs aandacht in beide nieuwe themaplannen (beleidsplannen voor de thema’s).Uit het interview met ba-dl blijkt dat de activiteiten die de gemeente subsidieert een overkoepelend doel hebben, namelijk het tegengaan van schooluitval. De gemeente wil dat zoveel mogelijk leerlingen op niveau doorstromen naar het vervolgonderwijs. Doorstromen op het niveau vraagt veel van de leerkrachten, het vereist dat de ouders in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van de leerling en bij gesprekken over het voorgezet onderwijs worden betrokken.

3.1.2.Activiteiten

Ondanks de afwezigheid van een specifiek beleid met betrekking tot de transitie van primair naar secundair onderwijs, komt in de interviews naar voren dat de gemeente zelf geen activiteiten of programma’s organiseert, maar deze wel subsidieert. De gemeente subsidieert activiteiten van scholen die gericht zijn op het betrekken van ouders bij een soepele overgang naar het voortgezet onderwijs, zoals vakantiescholen en talentenklassen op woensdagmiddag. Daarnaast subsidieert de gemeente enkele organisaties zoals Jinc, die voor een koppeling tussen de basisscholen en het bedrijfsleven zorgt. Hierdoor komen leerlingen en ouders al vroeg in aanraking met beroepsmogelijkheden en dit kan helpen met het maken van een goede schoolkeuze. Ook werkt de gemeente samen met FOKOR aan het ontwikkelen van een website die de keuze voor een po of vo school moet vergemakkelijken (schoolkeuze.nl). Tevens is er het project Masterskills, waarbij leerlingen van het primair onderwijs al les krijgen op het secundair onderwijs. Ook worden in veel Rotterdamse gebieden scholenmarkten georganiseerd. Hoewel deze in veel gevallen door de voormalige deelgemeenten werden georganiseerd, is het volgens de gemeente niet de bedoeling dat dit nu door hen georganiseerd wordt. Dit past niet in het idee van een terugtredende overheid. Wel wil de gemeente optreden als aanjager en eventueel faciliteren met middelen/financiën. Verder wordt in de interviews vermeld dat de gemeente een brief stuurt naar de ouders rond de tijd van de transitie om ouders en leerlingen bewust te maken van het belangrijke keuzemoment en hen te wijzen op websites en andere informatieplekken. Een van deze informatieplekken is de webportal. Deze beheert de gemeente zodat ouders informatie kunnen vinden over het onderwijs in Rotterdam. Daarnaast is voor de zogenaamde Children’s Zone in Rotterdam Zuid (de Children’s Zone bestaat uit zeven zogenaamde focuswijken) nog iets extra’s, namelijk een soort faciliteitswijzer waarin ouders kunnen zien wat de kwaliteit van school is en wat je als ouder kan verwachten. Op dit moment is het niet het beleid om dat voor de hele stad te doen, maar wellicht in de toekomst wel. Tot slot organiseren een aantal secundaire scholen vakantiescholen die gericht zijn op deze overgang. De gemeente subsidieert deze projecten.

Wat betreft de effectiviteit van de activiteiten is er nog enige onzekerheid. Hoewel het erop lijkt Nathalie Veens 10616276 16

(17)

dat de activiteiten effectief zijn, kan dit niet met zekerheid gesteld worden. Dit komt mede doordat de doelen bij de scholen liggen waardoor er nog niet goed zicht is op de kwaliteit van alle activiteiten. Wellicht dat de kwaliteit en effectiviteit van activiteiten in de toekomst structureler in kaart kan worden gebracht.

Samenvattend kan gezegd worden dat de gemeente Rotterdam een aantal activiteiten heeft voor informatievoorziening, zoals een portal, website en brieven die naar ouders worden gestuurd. Daarnaast subsidieert de gemeente een aantal projecten waarin het begeleiden van ouders en leerlingen bij de transitie van primair naar secundair onderwijs een onderdeel is, zoals Jinc en

Masterskills.

3.2. Deelvraag 2

Op gemeentelijk niveau is tevens gekeken naar problemen die de gemeente ervaart en problemen die ouders en scholen volgens de gemeente ervaren. Hierbij wordt ook gekeken waar de behoeftes liggen en welke verbeterpunten worden aangedragen door de beleidsadviseurs van de gemeente Rotterdam en de schoolcontactpersonen.

3.2.1.Problemen

Over mogelijke problemen bij de transitie van primair naar secundair onderwijs zijn de meningen van de schoolcontactpersonen verdeeld. Bijna de helft geeft aan niet te weten of er problemen worden ervaren, vijf geven aan dat er geen problemen zijn en slechts twee geven aan dat er wel problemen ervaren worden. Deze twee schoolcontactpersonen geven beide aan dat naar hun idee de ouders niet voldoende kennis over de transitie hebben.

Uit de interviews met de beleidsadviseurs komen wel een aantal problemen naar voren. Zo maakt ba-dl zich zorgen over de informatie die verstrekt wordt door middelbare scholen. De scholen profileren zichzelf om zoveel mogelijk leerlingen te krijgen, waardoor de informatie mogelijk niet meer objectief is. Van de ouders kan echter niet verwacht worden dat zij onderscheid kunnen maken tussen de subjectieve en objectieve informatie. Hier kan de gemeente wellicht op inspelen door objectieve en volledige informatie te verstrekken richting de ouders en leerlingen.

Daarnaast geeft ba-o ook een tweetal problemen aan. Volgens hem hebben ouders veel vragen over het vmbo. Ze vinden dit erg ingewikkeld en begrijpen het niet. Daarnaast geeft hij aan dat er problemen zijn met de toelatingsprocedure van scholen. Doordat sommige scholen erg populair zijn, kunnen zij de lat hoger leggen dan niet-populaire scholen en selectiever leerlingen kiezen.

3.2.2. Behoefte

Uit de resultaten van de enquête blijkt dat scholen niet allemaal behoefte hebben aan hulp bij het begeleiden van ouders bij de transitie. Bijna de helft van de schoolcontactpersonen heeft geen idee of scholen hulp nodig hebben, maar er geven wel zes schoolcontactpersonen aan dat scholen hier toch behoefte aan hebben. Slechts twee schoolcontactpersonen geven aan dat scholen hier geen behoefte aan hebben.

Uit de interviews met de beleidsadviseurs wordt aangegeven dat er behoefte aan hulp is, niet alleen vanuit ouders of scholen, maar ook vanuit de gemeente. Zo wordt ten eerste aangegeven, aansluitend op een eerder besproken probleem, dat de ouders behoefte hebben aan een algemeen geldende toelatingsprocedure voor alle scholen. FOKOR heeft hiervoor de afgelopen maanden veel werk verricht. De gemeente kan daardoor nu wel de Rotterdamse ouders wijzen op deze doorstroomprocedure. Ten tweede hebben scholen de behoefte aan een gesprekspartner bij de gemeente ten aanzien van schoolkeuze en onderwijsovergangen. Zonder deze samenwerking wordt het moeilijk extra stappen te zetten. Ten derde blijkt dat de gemeente behoefte heeft aan meer analyses en in kaart gebrachte data, zodat ze een gestructureerd beeld hebben van de transitie van primair naar secundair onderwijs. Ten slotte wordt aangegeven dat ouders niet alleen behoefte hebben aan objectieve informatie over de middelbare scholen, maar ook informatie over het kiezen van een middelbare school, bijvoorbeeld welke aspecten van belang zijn en welke minder.

3.2.3. Verbetering

Tijdens de interviews kwam ook ter sprake hoe deze behoeftes vervuld konden worden en/of de transitie verbeterd kan worden. De schoolcontactpersonen vinden bijna allemaal dat zowel de

(18)

scholen als de gemeente de begeleiding van ouders en leerlingen bij de transitie van primair naar secundair onderwijs kunnen verbeteren. Zo vinden ze dat scholen beter moeten samenwerken met het secundair onderwijs en de informatie over de transitie zichtbaarder moeten maken. De gemeente kan volgens hen ook op een aantal punten zichzelf verbeteren. Zo vinden ook hier drie schoolcontactpersonen dat de gemeente objectieve informatie moet geven over middelbare scholen, de transitie moet opnemen in het algemeen beleid, de samenwerking tussen primair en secundair onderwijs moet bevorderen en meer ondersteuning moet bieden.

Ook volgens de beleidsadviseurs kan er bij de gemeente nog wat verbetering plaatsvinden. Zo wordt aangegeven dat de gemeente vooral op bestuurlijk niveau een gesprek met FOKOR over de doorstroom voert, terwijl tijdens de gesprekken veel vaker op uitvoerend niveau afspraken kunnen worden gemaakt.

Vervolgens wordt nogmaals de objectieve informatie aangekaart. De gemeente kan het aanbieden van objectieve informatie wellicht verbeteren door de webportal daarvoor te benutten. Zo kan er met de ouders een ‘checklist’ gemaakt worden en kan op de webportal per school zichtbaar worden in hoeverre ze aan de checklist voldoen. Een andere verbetering kan zijn dat de gemeente meer debatten organiseert waarin ouders over de transitie van primair naar secundair onderwijs kunnen discussiëren. Tot slot wordt nogmaals aangegeven dat de gemeente een helpende hand kan bieden bij de toelatingsprocedures, zodat deze beter en transparanter verlopen.

Kortom, er zijn volgens de medewerkers van de gemeente Rotterdam een aantal aandachtspunten. Allereerst het geven van objectieve en duidelijke informatie over de verschillende scholen en het secundair onderwijs. Daarnaast moet er helderheid zijn over een consequente toelatingsprocedure. Tot slot wordt gesproken over een samenwerkingsverband met zowel het primair als secundair onderwijs en FOKOR, waarin de gemeente een innovatieve gesprekspartner kan zijn. 3.3. Deelvraag 3

Om deelvraag 3 te kunnen beantwoorden is onderzocht welke activiteiten basis- en middelbare scholen organiseren om ouders te begeleiden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs. De data is verzameld vanuit drie onderzoeken, die ieder afzonderlijk besproken zullen worden. Allereerst zullen de bevindingen van de documentanalyse van de beleidsplannen van de basis- en voortgezet onderwijs scholen in de stad Rotterdam besproken worden. Vervolgens wordt gekeken wat de schoolcontactpersonen van de gemeente Rotterdam weten over de activiteiten die op basis- en middelbare scholen worden georganiseerd. Tot slot zullen de bevindingen uit de interviews met medewerkers ouderbetrokkenheid van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs worden beschreven.

In deze resultaten wordt gesproken over een aantal dezelfde activiteiten. Deze activiteiten zullen eerst kort worden toegelicht. Allereerst, vinden er verschillende gesprekken op zowel basis- als middelbare scholen plaats. Dit kan een 15-minuten- of een voorgangsgesprek zijn, waarin de voortgang van het kind in de klas wordt besproken. Vanaf groep 6 wordt vaak ook een voorlopig advies voor het voortgezet onderwijs gegeven. Ook kunnen oriëntatiegesprekken plaatsvinden, waarin vaak voorlopige adviezen worden gegeven. Eenmaal in groep 8 vindt het definitieve adviesgesprek plaats. Hier wordt vermeld wat de cito- uitslag is en wat het niveau is dat de school adviseert aan de leerling. Veel oriëntatiegesprekken vinden echter op het voortgezet onderwijs plaats. Hierbij vindt een kennismaking tussen de leerling, ouders en de middelbare school plaats. Daarnaast hebben veel middelbare scholen ook een intakegesprek. Hierbij worden de wederzijdse verwachtingen tussen leerling, ouders en school uitgesproken. Naast de gesprekken houden zowel basisscholen als middelbare scholen een ouder- of voorlichtingsavond/bijeenkomst voor ouders en soms ook leerlingen. Tijdens deze avond wordt informatie gegeven over de transitie naar het voortgezet onderwijs, de toelatingseisen van bepaalde scholen en over de middelbare school/scholen zelf. Naast deze veelvoorkomende activiteiten organiseren een aantal scholen nog een aantal extra activiteiten, zoals bijvoorbeeld een scholenmarkt. Hierbij komen meerdere middelbare scholen naar een basisschool en vertellen daar wat zij te bieden hebben. Ouders en kinderen kunnen dan langslopen en informatie vragen. Ook gaan basisscholen op schoolbezoek bij middelbare scholen om daar kennis

(19)

te maken. Daarnaast hebben sommige scholen een stappen- of werkplan beschikbaar dat ouders helpt bij de overgang naar het secundair onderwijs. Scholen bieden soms ook iedere ouder individuele ondersteuning aan en doorlopen met de ouders samen de toelatingsprocedure. Een andere activiteit is een cursus voor ouders over de transitie en hoe ouders hun kind hierin het beste kunnen begeleiden. De cursus ‘Toekomst van je kind’ bestaat uit zestien bijeenkomsten waarin verschillende onderwerpen centraal staan. Deze onderwerpen verschillen van: ‘Wat is de cito-toets?’ tot ‘Hoe kan ik mijn kind het beste voorbereiden op de overgang?’. Deze cursus konden de scholen bij Stichting de Meeuw bestellen. Deze stichting is echter wegbezuinigd en er is geen nieuwe versie van deze cursus beschikbaar. Medewerkers geven dan ook aan dat ze graag een update hiervan zouden willen, omdat het voortgezet onderwijs verandert.

3.3.1. Documentanalyse beleidsplannen scholen

Rotterdam heeft ongeveer 185 basisscholen. Sommige van deze scholen hebben meerdere locaties of dependances waardoor het daadwerkelijke aantal scholen hoger ligt. In veel van de beleidsplannen worden deze verschillende gebouwen echter samengevoegd tot één school. Een aantal scholen hierop vormen een uitzondering. Indien zij een eigen brinnummer hebben, hebben ze een apart beleidsplan. Voor het secundair onderwijs geldt hetzelfde. In totaal heeft Rotterdam ongeveer 52 middelbare scholen.

Het merendeel (73%) van de basisscholen heeft zijn beleidsplan bij de gemeente Rotterdam ingeleverd. In Tabel 6 is weergegeven hoeveel van deze 135 basisscholen bepaalde activiteiten aanbieden. In totaal bieden deze 135 basisscholen 193 activiteiten aan. In de beleidsplannen van de basisscholen wordt een voorlichtingsbijeenkomst over de Cito Eindtoets en het voortgezet onderwijs het vaakst genoemd als transitieactiviteit (61%) (zie tabel 6). Een ander veel beschreven activiteit in de beleidsplannen is het adviesgesprek voor zowel ouders als kinderen (39%). Andere voorkomende transitieactiviteiten die in de beleidsplannen beschreven worden voor ouders (en eventueel kinderen) zijn ouderavonden, stappenplannen, oriëntatiegesprekken, werkplannen, scholenmarkten, georganiseerde bezoeken aan middelbare scholen, individuele ondersteuning en een cursus/workshop. Dit laatste is echter vrij zeldzaam, slechts drie scholen bieden dit aan ouders aan. Sommige scholen bieden meerdere activiteiten aan. Zo hebben ze bijvoorbeeld een informatieavond, adviesgesprek en een scholenmarkt. Het aantal activiteiten varieert van nul tot zeven activiteiten. Gemiddeld biedende scholen anderhalve activiteit aan. Tot slot is er echter ook een groot percentage (32%) scholen dat in hun beleidsplannen geen transitieactiviteiten beschrijft.

Ook in het secundair onderwijs heeft het merendeel van de scholen (63%) een beleidsplan bij de gemeente ingeleverd. In Tabel 6 is weergegeven hoeveel deze 33 voortgezet onderwijsscholen bepaalde transitieactiviteiten organiseren. In totaal worden in de beleidsplannen van de voortgezet onderwijs scholen 47 transitieactiviteiten beschreven. In de beleidsplannen zijn een ouderavond en/of een intakegesprek de meest genoemde activiteit (beide 39%). Daarnaast wordt in mindere mate vermeldt dat er (oriëntatie)gesprekken gevoerd worden, ze een stappenplan of werkplan voor ouders hanteren of een scholenmarkt organiseren. Ook hier organiseren de scholen soms meerdere activiteiten. Het aantal activiteiten per school varieert van nul tot vier activiteiten. In 33% van alle ingeleverde beleidsplannen wordt niet gesproken over transitieactiviteiten.

Tabel 6

Activiteiten georganiseerd door Scholen in het Primair en Secundair Onderwijs

Activiteit Primair onderwijs scholen Secundair onderwijs scholen Aantal Percentage Aantal Percentage

Ouderavond 15 11.11% 13 39.33%

15 min. Gesprek 3 2.22% 4 12.12%

(20)

Oriëntatiegesprek 6 4.44% 5 15.15% Stappenplan 1 0.74% 2 6.06% Intakegesprek 0 0 % 13 39.39% Werkplan 2 1.48% 1 3.03% Voorlichtingsbijeenkomst 82 60.74% 8 24.24% Adviesgesprek 52 38.51% 0 0% Scholenmarkt 19 14.07% 1 3.03% Cursus 3 2.22% 0 0% Individuele ondersteuning 5 3.71% 0 0% School bezoeken 5 3.71% 0 0% Geen 43 31.85% 11 33.33% 3.3.2. Schoolcontactpersonen

Uit de enquête onder de schoolcontactpersonen is gebleken dat alle scholen transitieactiviteiten organiseren voor ouders en leerlingen over de transitie van primair naar secundair onderwijs. Daarnaast geven ze aan dat veel scholen voorlichting geven over het secundair onderwijs. Bovendien blijkt uit de enquête dat de scholen het vaakst een scholenmarkt bezoeken of organiseren, adviesgesprekken geven en de scholen zelf bezoeken. Het minst komt het werkplan en het geven van een cursus voor. Dit gebeurt maar volgens één schoolcontactpersoon. Daarnaast geven twee schoolcontactpersonen nog aan dat er een project is waarbij de leerlingen van groep 8 lessen kunnen volgen op de middelbare school, zodat ze beter voorbereid zijn en beter toegerust zijn op het secundair onderwijs. Volgens één van de schoolcontactpersonen heeft dit project een strenge toelatingsprocedure en moeten ouders ook meerdere bijeenkomsten bijwonen over het begeleiden van hun kind bij aankomende transitie.

3.3.3. Medewerkers ouderbetrokkenheid

Tijdens de interviews is gesproken met medewerkers ouderbetrokkenheid van het primair onderwijs en het secundair onderwijs. Allereerst zal het primair onderwijs aanbod komen, daarna zullen de resultaten uit de interviews met de medewerkers ouderbetrokkenheid uit het secundair onderwijs beschreven worden. In de beschrijvingen van het primair onderwijs zullen de medewerkers ouderbetrokkenheid afgekort worden tot mob met daarachter een nummer voor de school (bijvoorbeeld mob1) en in het secundair onderwijs zullen de schooloudercontactpersonen afgekort worden tot soc met daarachter een nummer voor de school.

3.3.4. Primair onderwijs

In de interviews worden een aantal overeenkomstige activiteiten genoemd. Zo vertellen drie mob’ers dat zij een programma ‘toekomst van uw kind’ hebben. Dit programma bestaat uit zestien bijeenkomsten. Acht bijeenkomsten zijn voor de ouders die kinderen in groep 7 hebben en acht bijeenkomsten zijn voor ouders met kinderen in groep 8. Tijdens deze bijeenkomsten wordt gesproken over onder andere de richtingen binnen het voortgezet onderwijs, de entreetoets en Cito Eindtoets, maar ook over veranderingen die zowel voor de leerlingen als ouders zullen plaatsvinden. Mob6 vertelt het volgende over het doel van dit programma: ‘In deze periode gaat er veel bij de kinderen

veranderen, qua lichaam, maar ook gewoon ze worden groter en zijn ineens de grootste van de school, maar moeten naar een andere school. dus er is heel veel verandering en hoe je het kind daar het beste bij kunt begeleiden en steunen als ouder zijnde, dat is het doel.’ Een andere mob’er heeft

(21)

niet het project ‘de toekomst van uw kind’, maar heeft wel zelf een project opgezet met dezelfde doelen en inhoud. Een andere veel voorkomende activiteit is de scholenmarkt/vo-markt of het bezoeken van de scholen. Deze twee activiteiten lijken in sommige gevallen op elkaar. Vijf van de acht geïnterviewden zeggen deze activiteiten te organiseren. In twee gevallen wordt er een vo-markt in de wijk of op een school gehouden, dan hebben de vo-scholen waarmee ze samenwerken een standje. Twee anderen geven aan dat de leerlingen op bezoek gaan bij vo-scholen en een dag proefdraaien. Bij sommige scholen gaan hier de ouders ook mee en bij sommige alleen de leerling. Een mob’er vertelt dat ze beide activiteiten hebben, echter is het bezoek alleen voor de leerlingen en niet voor de ouders.

Een activiteit die op één na alle mob’ers organiseren is een informatiebijeenkomst. Hierin wordt uitgelegd wat de ouders kunnen verwachten van de Cito Eindtoets en de transitie, welke scholen er zijn en wat de richtingen inhouden. Eén mob’er kijkt bij het organiseren van deze bijeenkomst vooral naar de behoefte van de ouders: ‘Het hangt af van de behoefte van de ouders.

Wat voor een informatie hebben ze nodig. En daarop kan ik ze ook splitsen. Dan nodig ik ze niet in een keer uit, omdat de behoeftes verschillen. Zo speel ik daar op in.’ Voor alle mob’ers is het doel van

deze bijeenkomst het informeren over het voortgezet onderwijs en bewust maken van het belang van een goede voorbereiding. Voor mob3 gaat het doel nog een stapje verder. Zij stelt voor iedere ouder een ander doel op: ‘in het verleden hebben we gedaan dat je standaard dingen gaat verzinnen, maar

dan is de opkomst laag en komen de ouders niet. Maar als je dan meegaat in wat de ouders nodig hebben dan krijg je dat ze verschijnen en actief bij de bijeenkomst zijn. We bieden individuele begeleiding.’

Daarnaast vermelden vier mob’ers expliciet dat ze gesprekken met ouders voeren. Bij een enkele scholen beginnen deze gesprekken al in groep 7, maar alle vier voeren ze een definitief adviesgesprek in groep 8. Een mob’er (3) vertelt dat ze soms de ouders hierop voorbereid: ‘Soms zijn

er ouders die behoefte hebben aan begeleiding bij een adviesgesprek. Ze willen bijvoorbeeld weten is het definitief of heb ik er inbreng in en dan gaan we daarop in.’

Drie mob’ers (2,4 en 8) organiseren zelf niks voor de ouders wat betreft de transitie van primair naar secundair onderwijs. Twee hiervan geven aan dat zij vooral gericht zijn op de groepen 0 tot en met 3. Mob2 vertelt: ‘Eigenlijk gebeurt alles door de leerkracht van groep 8 en de

bovenbouwcoördinator en extra ondersteuning is niet noodzakelijk’. Mob 2 en 8 weten echter wel

welke activiteiten de school organiseert. Mob4 kan niks over dit onderwerp vertellen.

3.3.5. Secundair onderwijs

Ook in het secundair onderwijs worden verschillende activiteiten georganiseerd voor ouders en leerlingen. Deze activiteiten zijn grofweg te verdelen in twee categorieën; het werven van nieuwe leerlingen en het inschrijven op de voortgezet onderwijs school.

Alle schooloudercontactpersonen (soc) geven aan dat de scholen aanwezig zijn op scholenmarkten of, wanneer ze zijn uitgenodigd, bij voorlichtingen op een basisschool. Daarnaast hebben ze allemaal open dagen voor ouders en leerlingen. Soc1 gaat zelfs nog een stapje verder:

‘We gaan dus naar scholenmarkten. We gaan soms met onze eigen school op bezoek bij de basisscholen. En omdat ons netwerk erg breed is, geven we ook voorlichting in de moskee en dergelijke.’

Voor de ouders die eenmaal voor de bepaalde school hebben gekozen, organiseren alle scholen voor het nieuwe schooljaar begint, een informatiebijeenkomst. Bij alle scholen is deze bijeenkomst voor ouders en leerlingen. Bij de meeste scholen heeft deze bijeenkomst twee doelen. Het eerste doel is dat de leerlingen kennis te maken met de nieuwe klas en mentor en het tweede doel is het informeren over de school en de dagelijkse gang van zaken. Bij de school van soc3 is deze avond echter geheel informeel: ‘De eerste bijeenkomst is aan het einde van het schooljaar. Dus dan

moeten de leerlingen nog komen. Het is een bijeenkomst waarbij leerlingen samen komen met andere leerlingen in de klas en de ouders worden uitgenodigd en ontmoeten elkaar. Het is een informele avond waarop iedereen elkaar ontmoet.’ Deze school en de school van soc5 organiseren aan het

begin van het jaar ook nog een informatieavond alleen voor ouders. Op deze avond wordt dan alsnog informatie over schoolse zaken verteld.

(22)

Daarnaast hebben alle scholen een inschrijfprocedure. Deze verschilt per school. Bij de school van soc3 is er een inschrijfochtend of middag voor alle ouders: ‘Ze krijgen dan een stukje

informatie en een rondleiding. We vertellen wat de mogelijkheden zijn binnen deze school en dan kan de leerling worden ingeschreven, mits die aan de voorwaarden voldoet.’ Bij de scholen van soc1, 2 en

5 vinden intakegesprekken plaats. Soc1 is hierbij aanwezig: ‘Wij zitten erbij om miscommunicatie uit

de wereld te helpen zodat het allemaal helder is voor de ouders, leerling en mentor wat er volgend jaar gaat gebeuren. Bij soc2 op school is het doel uitgebreider: ‘In de gesprekken wordt de wederzijdse verwachtingen aan elkaar doorgegeven. Daar maak je dus een driehoek van want dat doe je samen met de leerlingen. Op die manier kunnen zowel de ouders, als de leerling als de mentor aangeven wat de verwachting en eventuele uitdagingen en problemen die we zien op de weg zijn.’

Samenvattend komt uit verschillende analyses naar voren dat er een aantal transitieactiviteiten aanwezig zijn in Rotterdam. Allereerst worden verschillende gesprekken gevoerd, zoals adviesgesprekken in het primair onderwijs en intakegesprekken in het voortgezet onderwijs. Daarnaast geven bijna alle scholen een informatiebijeenkomst. In het primair onderwijs heeft deze als doel het informeren over het secundair onderwijs en in het secundair onderwijs worden ouders geïnformeerd over de desbetreffende school. Daarnaast hebben sommige scholen als derde activiteit een scholenmarkt of gaan ze op bezoek bij voortgezet onderwijs scholen. Tot slot organiseren een aantal basisscholen nog een mini-cursus voor ouders om hen voor te bereiden op de transitie naar het secundair onderwijs.

3.4. Deelvraag 4

Naast de aanwezigheid van activiteiten op scholen die ouders begeleiden bij de transitie van primair naar secundair onderwijs is ook gekeken door middel van interviews met de oudercontactpersonen in hoe verre ouders belangstelling hebben voor deze activiteiten.

3.4.1. Primair onderwijs

Van alle scholen waarvan de mob’ers zeggen dat ze activiteiten organiseren, geven alle mob’ers ook aan dat de opkomst van ouders bij deze bijeenkomsten voldoende tot hoog is. Mob1: ‘Kijk als ouders

het niet weten wat het is dan zijn ze een beetje terughoudend, maar als er een aantal ouders hebben meegedaan en die vertellen het dan door, dan zie je wel dat er meer animo voor is.’ Daarnaast geven

ze ook allemaal aan dat ouders positief reageren op de georganiseerde activiteiten. Mob6: ‘Ouders

hebben er erg behoefte aan. Het is zelfs zo dat ze zelf vragen wanneer de volgende bijeenkomst wordt gehouden.’

Drie scholen (mob 1,2,3) geven echter aan dat ze zien dat de animo soms minder is. Dit heeft volgens hen drie verschillende redenen. Ten eerste geven ze alle drie aan dat het voor sommige ouders een herhaling is. Mob2: ‘Op een gegeven moment is het ook herhaling. Als je drie kinderen

hier op school hebt, dan is het bij het eerste kind al geweest dus dan komen ze alleen als het vernieuwd is’. Een andere reden is volgens mob1 het werk van de ouders. ‘Het is natuurlijk lastig om de ouders te bereiken in de zin dat de meeste ouders werken. (…) Dus dat is de voornaamste reden dat ouders niet mee kunnen doen met het programma. Een derde reden die genoemd wordt is de

behoefte van ouders: ‘In het verleden hebben we dat gedaan dat je dingen standaard gaat verzinnen,

maar dan is de opkomst laag en komen de ouders niet. Maar als je dan meegaat in wat de ouders nodig hebben dan krijg je dat ze verschijnen en actief bij de bijeenkomst zijn.’

3.4.2. Secundair onderwijs

Ook in het secundair geven alle soc aan dat de opkomst van ouders hoog is bij de informatiebijeenkomst(en). Soc4: ‘Ja ze worden wel goed bezocht, vooral de open dagen zijn redelijk.

Maar als ze eenmaal hebben aangemeld dan zijn alle ouders aanwezig op de eerste informatieavond.’

Soc2 geeft echter aan dat sommige ouders niet komen vanwege tijdgebrek. Soc1 geeft aan dat ouders het fijn vinden als er extra ondersteuning voor hen is: ‘Ouders ervaren dit erg positief. Los van

het feit of ze de taal wel of niet beheersen. Voortgezet onderwijs is heel anders dan de basisschool en ze zijn erg blij als jij dan als extra ondersteuning die ouders helpt.’ Al met al kan gezegd worden dat,

volgens de medewerkers op de basis – en voorgezet onderwijs scholen, ouders de transitieactiviteiten positief ervaren indien ze de gelegenheid hebben om de transitieactiviteiten bij te wonen. Twee

(23)

redenen waarom ouders de activiteit niet bijwonen zijn tijdgebrek en herhaling.

3.5. Deelvraag 5

Tot slot werd nog gekeken waar ouders en scholen volgens de medewerkers eventueel nog behoefte aan hebben. Hierbij komen ook eventuele problemen en/ of verbeterpunten naar voren.

3.5.1. Problemen

Uit de gesprekken met de medewerkers ouderbetrokkenheid en de schooloudercontactpersonen komen grofweg twee problemen naar voren. In het primair onderwijs noemen vier scholen het eindadvies als problematisch. Mob4: ‘Soms kom je ouders tegen die het niet eens zijn met de

cito-uitslagen. Ze zijn het niet eens met het schooladvies dat wij geven over naar welke school ze gaan. Soms heb je dan ouders die boos zijn en niet tevreden.’ In het secundair onderwijs geeft één school

dit aan. Soc2: ‘Als je problemen ervaart dan hebben we aparte individuele gesprekken met de ouders,

leerling, en de docent van daar om te kijken wat wij zien als problematiek en of we dat gezamenlijk kunnen tackelen.’

Daarentegen geven alle vier de soc-ers aan dat ouders vooral problemen ervaren met de overgang naar het voortgezet onderwijs. Ze hebben moeite met de veranderingen van omgeving en situaties. Soc4: ‘Ze hebben dezelfde angsten als hun kinderen eigenlijk. Zeker als het hun eerste kind

naar het voortgezet onderwijs is. Het is toch een grote stap van het alleen reizen. Daar zijn ouders wel angstig over.’ Dit wordt ook op basisschool als probleem ervaren; mob1: ‘Ze raken een vertrouwde omgeving kwijt. De ouders van de basisschool kennen elkaar, omdat het weinig kinderen zijn. Maar het voorgezet onderwijs is natuurlijk ineens heel groot.’

Echter, geven drie basisscholen geven aan dat zij geen problemen ervaren.

3.5.2. Behoefte

Hierbij is gekeken naar twee soorten behoeftes, namelijk de behoefte aan hulp van ouders aan scholen en de behoefte aan hulp van scholen aan de gemeente Rotterdam. Ouders hebben vooral behoefte aan informatie en ondersteuning. Een tweetal basisscholen geeft aan dat er geen behoefte is of dat zij daar geen zicht op hebben. De andere basis- en voortgezet onderwijs scholen geven aan dat ouders behoefte aan informatie nodig hebben. Eén basis- en één voortgezet onderwijsschool geven ook aan dat ouders behoefte aan ondersteuning hebben, hoewel beide scholen dit aanbieden. Soc1: ‘Op het moment dat ouders ons bellen met een probleem dan brengen wij dat in op school en kijken

we wie dit het beste kan oplossen’. De problemen kunnen zijn ik maak me ongerust over of hij zijn huiswerk maakt, genoeg vrienden heeft of hij gepest wordt, dit soort vragen.’

Wat betreft de behoefte van scholen verschillen de meningen wel. De helft van de basisscholen heeft volgens de medewerkers ouderbetrokkenheid geen behoefte aan hulp. De overige scholen hebben verschillende behoeftes aan hulp. Zo geven mob1, 2 en 7 aan dat de school geen behoefte heeft, maar dat de mob’ers meer informatie willen over de overgang en het begeleiden van de ouders hierbij. Ook mob8 geeft aan dat ze het lastig vindt om ouders goed te begeleiden. In het voortgezet onderwijs wordt niet aangegeven dat scholen nog ergens behoefte aanhebben.

3.5.3. Verbetering

Het laatste punt van deze deelvraag zijn mogelijke verbeterpunten. Over het algemeen denkt men niet dat er nog iets verbeterd hoeft te worden. In de gesprekken met de mob’ers van de basisscholen wordt aangegeven dat er geen verbetering nodig is. Ook in het voortgezet onderwijs is men positief. Hier noemen echter twee personen nog een mogelijkheid tot verbetering. Zo geeft soc4 aan dat ouders nog beter ondersteund en voorbereid moeten worden: ‘Ik denk dat wat meer informatie vanuit

de basisschool kan komen ook voor de angsten van de ouders’. Ook soc3 ziet een mogelijkheid tot

verbeteren voor basisscholen. Zij vindt dat ouders nog meer vrijheid moeten krijgen wat betreft het kiezen van een school: ‘Ik vind dat ouders de vrijheid moeten hebben en krijgen om de school te

kiezen die zij het leukste vinden en niet dat dat gestuurd wordt vanuit de basisschool, omdat boor openbaar is en lmc katholiek is en een andere identiteit heeft. Dat vind ik wel, ik vind niet dat ze daar op basisscholen zo op in moeten sturen. Iedereen heeft de vrijheid om te kiezen wat hij zelf wilt.’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de business case van verduurzaming van de woning- markt zijn bijvoorbeeld vooral hogere subsidies nodig, terwijl voor de opschaling van investeringen in energie-infrastructuur

Het zijn vooral de ouders van die leerlingen waar de school- carrière moeizamer verloopt en die weinig begrip of onder- steuning ervaren, die sterke bedenkingen hebben bij het

 Zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2016, uitgezonderd de gevolgen van de aangelegenheid beschreven in de paragraaf “De basis

Nu blijkt dat voor bepaalde specialistische functies van jeugdhulp in veel regio’s nog geen afspraken tot stand zijn gekomen en het gevaar dreigt dat dit ook niet tijdig het geval

Begin september zullen we de regio’s waar nu nog onvoldoende zekerheid bestaat dat de contracten tijdig zijn vastgesteld doorlichten zodat zekerheid wordt geboden over de

2. Toegang is op orde: gemeenten hebben een laagdrempelige, herkenbare, integrale toegang voor jeugd georganiseerd, waar signalen, vragen over en verzoeken om hulp snel

Indachtig het voornemen voor een meer gebiedsgerichte benadering voor het beschermen van mosselbanken heeft dat in het voorjaar van 2013 niet geleid tot het gericht sluiten van

• Het Uitvoeringsprogramma transitie Garnalenvisserij en Natuurambitie Rijke Waddenzee beschrijft de stappen en maatregelen die nodig zijn om de ambities van dit Convenant