• No results found

De invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een work-family conflict

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een work-family conflict"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van

een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van

een work-family conflict

Shanti Bakker

Bachelorthese Sociale Psychologie Studentnummer: 10803211

Begeleid door: Astrid Jehle Universiteit van Amsterdam Datum: 31-05-2017

Aantal woorden abstract: 149

(2)

Abstract

In het huidige onderzoek werd de invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf onderzocht, na het ervaren van een

work-family conflict. Honderdachtentwintig mensen vulden een vragenlijst in, waaruit naar voren

kwam dat gender een direct effect had op de intentie van het ondernemen van een activiteit (H1 ondersteund). Uit de mediatieanalyse, naar een indirect effect via schuldgevoelens, kwam naar voren dat schuldgevoelens, gemeten met de PANAS-X schuldschaal, geen effect hadden, echter gemeten met alleen het schulditem wel (H2 gedeeltelijk ondersteund). Uit de

moderatieanalyse, naar de invloed van mate van traditionele genderrolovertuigingen kwam geen effect (H3 niet ondersteund). Voor alsnog kan geconcludeerd worden dat vrouwen, ten opzichte van mannen, na een WFC een sterkere intentie hebben om een activiteit met hun kinderen te ondernemen dan voor zichzelf. De rol van schuldgevoelens en mate van traditionele genderrolovertuigingen beoogd meer onderzoek.

(3)

De invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een work-family conflict

Traditionele genderrolovertuigingen schrijven voor dat vrouwen achter het aanrecht staan en dat mannen een betaalde baan hebben. Zij zorgt voor het huishouden en hij dat er brood op de plank komt. In de moderne wereld wordt er echter op alle fronten steeds meer naar gelijkheid gestreefd en zo ook naar gendergelijkheid. Gendergelijkheid staat dan ook hoog in de agenda van het Europees parlement (Links maakt de weg vrij, 2010). Uit het artikel Meer vrouwen aan het werk: Vooral in deeltijd (2012), gepubliceerd door het CBS, blijkt dan ook dat arbeidsparticipatie van de bevolking tussen 15 en 65 jaar van 2002 tot 2011 gestegen is van 64,5% naar ruim 67% en dat deze groei volledig toe te schrijven is aan

vrouwen die zijn gaan werken. Wat in dit artikel echter ook naar voren komt, is dat

arbeidsdeelname van vrouwen zich vrijwel volledig heeft voorgedaan in deeltijdbanen van 20-35 uur per week. Bijna de helft van de vrouwen met een deeltijdbaan gaf als reden hiervoor gekozen te hebben vanwege de zorg voor kinderen of het huishouden. Voor veel mannen lijkt dit echter geen reden te zijn om een deeltijdbaan te kiezen. De vraag die resteert is hoe het komt dat, ondanks het streven naar gendergelijkheid, mensen vast blijven houden aan traditionele genderrollen, waarbij de vrouw voor werk binnenshuis zorgt en dan man voor betaald werk. Daarnaast wekt het de vraag op of vrouwen die voltijd werken wel meer

gelijkheid ervaren in de verdeling tussen werk- en zorgtaken met hun partner, of dat er bij hen sprake is van de zogenaamde second shift. Wat inhoud dat zij naast hun betaalde werk nog even veel werk aan familiezorgtaken, zoals kinderen en/of huishouden, verrichten.

Veranderingen in deze traditionele genderrolovertuigingen kunnen stress opleveren en

dillema’s in keuzes tussen werk- en familiezorgtaken. Zo kan volgens Reychler en Paffenholz (2000) de rol van vrouw als kostwinner binnen het gezin voor verhoogde stress zorgen en lijden mannen die niet aan de rol van kostwinnaar voldoen meer aan stress.

(4)

Deze stress en dilemma’s staan ook bekend als een family-to-work conflict (FWC) of een work-to-family conflict (WFC). Dit houdt in dat de eisen van het ene domein (familie of werk) niet samengaan met de eisen van het andere domein (werk of familie) (Greenhaus & Beutell, 1985). Dit leidt tot een gedwongen keuze voor het ene of andere domein. Een FWC betekent dat familiezorgtaken interfereren met werktaken en een WFC betekent dat werktaken interfereren met familiezorgen. Uit eerder onderzoek hiernaar blijkt dat vrouwen over het algemeen vaker een FWC ervaren en mannen vaker een WFC ervaren (Martinengo, Jacob & Hill, 2010). Dit komt overeen met hun traditionele genderrollen, waarbij de vrouw de nadruk op familie legt en de man op betaald werk. Daarnaast merkte Terborg (1985, aangehaald in Duxbury & Higgins, 1991) op dat het erop lijkt dat vrouwen redelijk makkelijk hun werk rol op zich kunnen nemen, maar psychologisch moeite hebben hun rol als moeder en echtgenoot naast zich neer te leggen. Dat vrouwen hier moeite mee hebben komt volgens de

fixed-sum-of-scarce-resources theory van Staines (1980, aangehaald in Duxbury & Higgins, 1991) omdat

zij zich schuldig voelen met betrekking tot hun traditionele familie rol. Schuldgevoel is een negatieve emotie die door zelfevaluatie tot stand komt nadat men ervan overtuigd is geraakt dat men slecht of immoreel gedrag heeft vertoond, waarbij vaak een ander pijn is aangedaan (Niedenthal, Krauth-Gruber & Ric, 2006). Het huidige onderzoek zal zich specifiek richten op schuldgevoelens door een WFC. Het lijkt er immers op dat vrouwen redelijk makkelijk de rol van werkende op zich nemen, maar moeite hebben hun familiezorgtaken naast zich neer te leggen. Het moment dat werk interfereert met deze familiezorgtaken, wat ze al moeilijk vinden om los te laten, lijkt mij dan ook het meest interessant om te onderzoeken. Dat

schuldgevoelens een rol kunnen spelen in een WFC komt naar voren uit eerder onderzoek van Martínez, Carrasco, Aza, Blanco en Espinar (2011). Uit hun bevindingen bleek dat mannen en vrouwen met traditionele genderrolovertuigingen zich schuldig voelen als ze tekortschieten in hun traditionele genderrol. Voor mannen had dit betrekking op hun rol als kostwinner en voor

(5)

vrouwen had dit betrekking op het te kort schieten voor hun kinderen. Ingaand op alleen een WFC kan aan de hand van onderzoek van Martínez et al. (2011) verwacht worden dat

vrouwen na een WFC meer schuldgevoelens zullen ervaren dan mannen. Als dit zo is kan dit verklaren waarom vrouwen vrijwillig vaker deeltijd gaan werken in plaats van voltijd. Wat leidt tot de instandhouding van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt. Verder vonden Borelli, Nelson, River, Birken en Moss-Racusin (2017) dat moeders met jonge kinderen verhoogde WFC-schuld ervaarden vergeleken met moeders met oudere kinderen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat genderrolovertuigingen naar moeders met jonge kinderen nog sterker zijn (Borelli et al., 2017). Het is dan ook van belang om deze verschillen in schuldgevoelens verder te onderzoeken en wat de mogelijke rol van mate van traditionele genderrolovertuigingen hierbij voor invloed heeft.

De mate van traditionele genderrolovertuigingen kan dan ook de invloed van gender op schuldgevoelens waarschijnlijk beïnvloeden. Uit het onderzoek van Martínez et al. (2011) bleek immers dat mannen en vrouwen met traditionele genderrolovertuigingen zich schuldig voelen als ze tekortschieten in hun traditionele genderrol. Hier bleek echter ook uit dat vrouwen met minder traditionele genderrolovertuigingen zich minder schuldig voelden ten opzichte van de zorg van familietaken en mannen met minder traditionele

genderrolovertuigingen zich hier juist schuldiger over voelden. Het lijkt er dus op dat de mate van traditionele genderrolovertuigingen schuldgevoelens kunnen beïnvloeden.

Onderzoek naar het ervaren van schuldgevoelens is van belang, omdat schuldgevoelens bepalend kunnen zijn voor mensen hun gedrag. Zo blijkt uit onderzoek van Cho en Allen (2012) dat schuldgevoelens een rol kunnen spelen bij gedrag, na het ervaren van een WFC. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een WFC door tijd en spanning bij ouders een negatief verband had met educatieve en recreatieve activiteiten die zij ondernamen met hun kinderen. Dit negatieve verband bleek echter sterker te zijn voor ouders die lager scoorden op

(6)

schuldgevoelens dan ouders die hier hoger op scoorden. Blijkbaar zorgden schuldgevoelens ervoor dat ouders meer tijd aan hun kinderen gingen besteden. Daarnaast vonden Mattingly en Bianchi (2003) op basis van hun onderzoek een verband tussen schuldgevoelens bij vrouwen en het ervaren van minder tijd voor zichzelf te hebben. Dit ervaarden zij omdat huishoudelijk werk vaak nog ondergewaardeerd wordt ten opzichte van een betaalde baan. Hierdoor kunnen vrouwen, bij het verrichten van evenveel werk als mannen, toch het idee hebben dat het huishoudelijke werk minder waardevol is en zij tijd voor zichzelf ook minder verdienen. Op basis van eerder onderzoek van Martínez et al. (2011) lijkt naar voren te komen dat vrouwen na een WFC meer schuldgevoelens ervaren dan mannen. Verder blijkt uit onderzoek van Cho en Allen (2012) dat ouders naarmate zij meer schuldgevoelens ervaren meer tijd aan hun kinderen gaan besteden. Uit onderzoek van Mattingly en Bianchi (2003) blijkt dat vrouwen minder tijd voor zichzelf ervaren dan mannen, waarbij er gehint wordt dat

schuldgevoelens hier een mediërende rol in kunnen spelen. Omdat tijd aan kinderen besteden mogelijk ten koste gaat aan tijd voor jezelf en beide beïnvloed lijken te worden door

schuldgevoelens heb ik ervoor gekozen deze twee activiteiten tegenover elkaar te zetten in mijn onderzoek. Als laatste blijkt uit onder andere onderzoek van Borelli et al. (2017) dat mate van traditionele genderrolovertuigingen de relatie tussen gender en schuldgevoelens nog lijkt te beïnvloeden en is er dus gekozen ook deze variabele in het onderzoek mee te nemen. Het eerder onderzoek dat hierboven is aangehaald is alleen correlationeel onderzoek en laat hierdoor alleen verbanden zien. In het huidige onderzoek zal een WFC gemanipuleerd worden waardoor er meer inzicht komt in de richting van verbanden tussen, gender, mate van traditionele genderrolovertuigingen, schuldgevoelens en intentie tot het ondernemen van activiteiten.

Het huidige onderzoek gaat in op de invloed van gender op de intentie tot het

(7)

Verder zal er gekeken worden of schuldgevoelens een mediërende rol hiertussen spelen. Als laatste zal er gekeken worden of mate van traditionele genderrolovertuigingen een

modererende rol spelen tussen de invloed van gender op schuldgevoelens. De hypothesen die gesteld worden zijn dat vrouwen eerder de intentie hebben een activiteit met hun kinderen te ondernemen dan voor zichzelf, ten opzichte van mannen, na het ervaren van een WFC (H1). Verwacht wordt dan ook dat vrouwen in de WFC-conditie op de gedragsintentiemaat zullen aangeven dat zij hun tijd eerder aan een activiteit met hun kinderen dan aan zichzelf zullen besteden, ten opzichte van mannen in de WFC-conditie. Daarnaast dat dit effect verklaard kan worden omdat vrouwen meer schuldgevoelens zullen ervaren dan mannen, na een WFC (H2). Verwacht wordt dan ook dat vrouwen die in de WFC-conditie zitten hoger zullen scoren op de schuldschaal van de Positive and Negative Affect Schedule- Expanded (PANAS-X), ten opzichte van mannen die in de WFC-conditie zitten. Als laatste dat dit effect groter is voor vrouwen en mannen met sterkere mate van traditionele genderrolovertuigingen (H3).

Verwacht wordt dan ook dat vrouwen uit de WFC-conditie die hoog scoren op de drie items uit de Traditional Egalitarian Sex Role schaal (TESR), hoger zullen scoren op de PANAS-X schuldschaal, ten opzichte van vrouwen die laag scoren op de drie items uit de TESR. Verder wordt verwacht dat mannen uit de WFC-conditie die hoog scoren op de drie items uit de TESR, lager zullen scoren op de PANAS-X schuldschaal, ten opzichte van mannen die laag scoren op de drie items uit de TESR.

(8)

Methode1

Deelnemers

Aan het onderzoek deden 465 mensen mee, vereist was dat zij werkten, samenwoonden, minimaal één kind onder de dertien jaar hadden en hier samen voor zorgden. Deelnemers werden geworven op schoolpleinen, speeltuinen, via advertenties bij meerdere

kinderdagverblijven, online forums en via convenience sampling. Deelnemers werden willekeurig verdeeld over een WFC-conditie en een FWC-conditie. Voor hun deelname maakten zij kans op een cadeaubon ter waarde van 25 euro, uit te geven bij een winkel naar keuze. Er deden 30 mannen en 98 vrouwen mee aan het huidige onderzoek en de meest voorkomende leeftijdscategorie was 35-40 jaar. De meeste deelnemers hadden twee kinderen. Verder werkten zowel de meeste mannen als vrouwen 24-40 uur.

Materialen

Een WFC werd gemanipuleerd door een verbeeldingstaak. Hierbij moesten deelnemers zich een situatie inbeelden waarbij werk voorrang kreeg op hun kind. Deelnemers moesten zowel de werktaak als de zorg voor hun kind die hierdoor erbij inschoot uitgebreid

opschrijven, door onder andere te vermelden wat hun afwegingen waren en welke

consequenties dit had. Tevens werd gevraagd de situatie zo levendig mogelijke voor te stellen en daarbij ook het gevoel dat de deelnemer gedurende die situatie voelde te herleven.

Schuldgevoel werd gemeten doormiddel van de schuldschaal van de Positive and

Negative Affect Schedule-Expanded (PANAS-X). Dit is een redelijk valide en betrouwbaar

(Cronbach’s alpha is 0.88) zelfrapportage instrument (Watson & Clark, 1999). De vragenlijst

1Dit onderzoek maakte deel uit van een groter onderzoek, bij materialen zal alleen beschreven

worden wat van belang was voor de huidige vraagstelling, bij procedure zal het gehele onderzoek beschreven worden.

(9)

bestaand uit zes items, met een vijf-punt schaal van 1 (Helemaal niet) tot 5 (Volledig) en een scorebereik van 6 tot 30 waarvoor gold hoe hoger een persoon scoorde hoe schuldiger deze zich voelde.

De mate van traditionele genderrolovertuigingen werd gemeten doormiddel van de

Traditional Egalitarian Sex Role schaal (TESR). Dit is een goed valide en betrouwbaar

(Cronbach’s alpha is 0.91) zelfrapportage instrument (Larsen & Long, 1988). Van de

oorspronkelijke vragenlijst zijn drie items gekozen, met een vijf-punt schaal van 1 (Zeer mee oneens) tot 5 (Zeer mee eens) en een scorebereik van 3 tot 15, waarbij voor de eerste twee items gold dat hoe hoger een persoon scoorde hoe sterker de traditionele

genderrolovertuigingen waren en voor het laatste item het tegenovergestelde gold. Of deelnemers de intentie hadden om hun tijd eerder aan een activiteit met hun

kinderen of voor zichzelf te besteden, werd gemeten door het item “Wanneer u deze week een vrij dagdeel heeft, aan wie of wat bent u dan van plan deze tijd te besteden?” Vervolgens moesten de deelnemers met een slider op een acht-punt schaal van 1 (Aan mijzelf) tot 8 (Aan mijn kinderen) aangeven hoe zij deze tijd zouden willen verdelen. Het scorebereik liep van 1 tot 8, waarbij gold hoe hoger iemand scoorde hoe sterker de intentie was om een activiteit met hun kinderen te ondernemen in plaats van voor zichzelf.

Procedure

Deelnemers werden gevraagd de vragenlijst in te vullen of konden via een link online de vragenlijst invullen. De eerste vragen gingen over hun demografische gegevens. Hierna werden zij willekeurig verdeeld over de WFC-conditie of de FWC-conditie, waarna zij de verbeeldingstaak moesten uitvoeren. Na dit gedaan te hebben moesten zij de PANAS-X schuldschaal invullen en enkele afleidende items, de TESR en als laatste een zelf opgesteld item over de mate van traditionele genderrolovertuigingen in hun omgeving. Na deze vragen

(10)

moesten ze op zes items met een slider aangeven hoe zij hun tijd zouden willen verdelen op een vrij dagdeel in de komende week. Als laatste werd hen gevraagd acht cadeaubonnen op volgorde van sterkste voorkeur naar minst sterke voorkeur te plaatsen2. Daarna werd gevraagd om opmerkingen en/of suggesties en werd er gecontroleerd of deelnemers het doel van het onderzoek door hadden. Hierna werd medegedeeld dat het einde van de vragenlijst bereikt was.

Resultaten

Van de 465 mensen die deelnamen aan het onderzoek, vielen 129 deelnemers af omdat zij in de FWC-conditie zaten, vielen 2 deelnemers af omdat zij een partner van hetzelfde geslacht hadden, vielen 2 deelnemers af omdat zij bij zichzelf of hun partner als geslacht “anders” hadden aangegeven, vielen 4 deelnemers af omdat zij aangaven dat zij niet samen met de partner voor de kinderen zorgden, vielen 4 deelnemers af omdat zij aangaven dat zij zelf of de partner niet werkten en vielen 15 deelnemers af omdat zij zich niet genoeg konden inleven in de WFC verbeeldingstaak om de manipulatie te laten werken, hierdoor konden 128 deelnemers meegenomen worden in het huidige onderzoek.

Er is een mediatie analyse uitgevoerd om het indirecte effect van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een WFC, via schuldgevoelens te meten. Ook is een moderatie analyse uitgevoerd om de invloed van mate van traditionele genderrolovertuigingen op het verband tussen gender en

schuldgevoelens te onderzoeken. Als laatste is er een gemodereerde mediatie analyse

uitgevoerd om het verband tussen al deze verschillende variabele gezamenlijk te onderzoeken.

Direct effect

2

(11)

Het directe effect van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een WFC, was significant, b = 0.95, t = 3.07, p = .003. Mannen scoorden gemiddeld 5.43 op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf en vrouwen gemiddeld 6.47, zie Tabel 1. Zowel mannen als vrouwen scoorden boven de 4, wat betekend dat beiden de intentie hebben eerder een

activiteit met hun kinderen te ondernemen dan voor zichzelf. Dit effect was echter groter voor vrouwen dan voor mannen, omdat zij significant hoger scoorden.

Tabel 1

Gemiddelde en Standaarddeviaties (tussen Haakjes)

Gemiddelde man Gemiddelde vrouw Gemiddelde totaal Mate van traditionele

genderrolovertuigingen 6.13 (2.05) 5.46 (1.86) 5.62 (1.92) Schuldschaal van de PANAS-X 11.73 (4.24) 12.98 (5.03) 12.69 (4.87) Schulditem van de schuldschaal van de PANAS-X 2.70 (1.09) 3.22 (1.19) 3.10 (1.18)

Intentie tot het ondernemen van een

activiteit met je kinderen of voor jezelf

5.43 (1.48) 6.47 (1.52) 6.23 (1.57)

Mediatie

Er was geen significant indirect effect van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een WFC, b = 0.08, 95% BCa CI [-0.02, 0.27]. Gender was geen significante voorspeller voor schuldgevoelens, b = 1.25, t = 1.23, p = .222. Wel bleek dat schuldgevoelens een significante voorspeller was voor de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, b = 0.07, t = 2.41, p = .017. Een toename van schuldgevoelens betekende een toename in intentie tot het

(12)

ondernemen van een activiteit met je kinderen in plaats van voor jezelf. Het volledig gestandaardiseerde effect laat zien dat dit een klein effect representeert, b = .02.

Moderatie

De verklaarde variantie van het moderatiemodel waarbij mate van traditionele

genderrolovertuigingen als moderator, tussen gender en schuldgevoelens, werd meegenomen was niet significant R² = 0.02, F(3,124) = 0.98, p = .404. Wat betekent dat dit model als geheel geen effect heeft. Mate van traditionele genderrolovertuigingen was geen significante voorspeller van schuldgevoelens, b = 0.12, t = 0.13, p = .898. Ook gender was geen

significante voorspeller voor schuldgevoelens, b = 0.91 t =0.28, p = .780. Er werd geen interactie-effect gevonden tussen gender en mate van traditionele genderrolovertuigingen, b = 0.09, t = 0.17, p = .865, zie Tabel 2.

Tabel 2

Voorspellers van Schuld (Schuldschaal van de PANAS-X)

b SE b t p Constant 9.56 [-2.13,21.26] 5.909 1.62 p = .108 Traditionaliteit 0.12 [-1.71,1.95] 0.923 0.13 p = .898 Gender 0.91 [-5.50,7.32] 3.239 0.28 p = .780 Traditionaliteit x Gender 0.09 [-0.93,1.11] 0.516 0.17 p = .865

(13)

Y

Intentie van activiteit met kinderen of jezelf Het gemodereerde mediatie model had als geheel geen effect, indexwaarde = 0.0058, 95% BCa CI [-0.07, 0.08], zie Figuur 1.

a b b = .017 a = .780 c c’ = .003 a t(3,124) = 0.28, p = .780 b t(2,125) = 2.41, p < .05 c1 (laag) b = 0.08 c2 (gemiddeld) b = 0.09 c3 (hoog) b = 0.10 c’ t(2,125) = 3.07, p < .05 W  M t(3,124) = 0.13, p = .898 Interactie  M t(3,124) = 0.17, p = .865

Figuur 1. Model van gender als voorspellende variabele op de intentie tot het ondernemen van

een activiteit met je kinderen of voor jezelf. Gemedieerd via schuldgevoelens en met mate van traditionele genderrolovertuigingen als moderator tussen gender en schuldgevoelens.

W Traditionaliteit van genderrolovertuigingen X Gender M Schuldgevoelens (PANAS-X schuldschaal)

(14)

Hoewel de PANAS-X schuldschaal statistisch ondersteund wordt, blijkt ook uit

onderzoek dat niet alle items op de schuldschaal gelijk staan aan schuld. Hierdoor kan het zijn dat ze geen representatieve meting vormen voor schuld. In onderzoek van Niedenthal,

Setterlund en Jones (1994, aangehaald in Niedenthal et al., 2006) moesten deelnemers verschillende situaties wijzigen zodat deze een betere afloop hadden. Hieruit kwam naar voren dat schuld-situaties als volgt werden veranderd “Had ik (slechte situatie) maar niet gedaan”, terwijl bij schaamte-situaties mensen “Was ik maar (geen slecht persoon), dan was dit niet gebeurd” invulden. Bij schuld-situaties werd dus gedrag aangepast, terwijl bij schaamte-situaties mensen persoonlijke kenmerken wilden aanpassen. Blijkbaar hebben schuldgevoelens en schaamtegevoelens betrekking op iets anders. Toch zit schaamte als item in de PANAS-X schuldschaal, hoe representatief schaamte echter voor schuld is kan

bediscussieerd worden. Om deze reden is dezelfde analyse nog een keer uitgevoerd maar met alleen het schulditem van de PANAS-X schuldschaal. Vooraf was het dus niet de bedoeling op deze manier schuld te meten. Dat ik deze analyse achteraf toevoeg is omdat ik benieuwd ben naar het eventuele effect hiervan op de data.

Direct effect

Het directe effect van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een WFC, was significant, b = 0.86, t = 2.77, p = .007. Voor de richting en hoeveelheid van het effect geldt hetzelfde als bij resultaat 1.

Mediatie

Er was een significant indirect effect van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, na het ervaren van een WFC, b = 0.17, 95% BCa

(15)

CI [0.04,0.43]. Gender was een significante voorspeller voor schuldgevoelens, b = 0.52, t = 2.16, p = .033. Waarbij mannen gemiddeld 2.70 scoorden op het schulditem en vrouwen gemiddeld 3.22, zie Tabel 1. Zowel mannen als vrouwen gaven dus aan zich in redelijke mate schuldig te voelen, maar dit effect was bij vrouwen significant groter. Schuldgevoelens waren ook een significante voorspeller voor de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, b = 0.33, t = 2.95, p = .004. Waarbij een toename van

schuldgevoelens een toename in de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen in plaats van voor jezelf betekende. Het volledig gestandaardiseerde effect laat zien dat dit een klein effect representeert, b = .05.

Moderatie

De verklaarde variantie van het model waarbij mate van traditionele

genderrolovertuigingen als moderator, tussen gender en schuldgevoelens, werd meegenomen was niet significant R² = 0.06, F(3,124) = 2.42, p = .069. Wat betekend dat dit model als geheel geen effect heeft. Mate van traditionele genderrolovertuigingen was geen significante voorspeller van schuldgevoelens, b = 0.08, t = 0.36, p = .721. Gender was geen significante voorspeller voor schuldgevoelens, b = 0.55 t = 0.72, p = .475. Er werd geen interactie-effect gevonden tussen gender en mate van traditionele genderrolovertuigingen, b = 0.005 t = 0.04, p = .968, zie Tabel 3.

(16)

Tabel 3

Voorspellers van Schuld (Schulditem van de Schuldschaal van de PANAS-X)

b SE b t p Constant 1.63 [-1.16,4.42] 1.411 1.16 p = .250 Traditionaliteit 0.08 [-0.36,0.52] 0.221 0.36 p = .721 Gender 0.55 [-0.98,2.08] 0.773 0.72 p = .475 Traditionaliteit x Gender 0.005 [-0.24,0.25] 0.123 0.04 p = .968

Gemodereerde mediatie analyse

Het gemodereerde mediatie model had als geheel geen effect, indexwaarde = 0.0016, 95% BCa CI [-0.08, 0.08], zie Figuur 2.

(17)

Y

Intentie van activiteit met kinderen of zichzelf a b b = .004 a = .475 c c’ = .007 a t(3,124) = 0.72, p = .475 b t(2,125) = 2.95, p < .05 c1 (laag) b = 3.70 c2 (gemiddeld) b = 5.62 c3 (hoog) b = 7.54 c’ t(2,125) = 2.77, p < .05 W  M t(3,124) = 0.36, p = .721 Interactie  M t(3,124) = 0.04, p = .968

Figuur 2. Model van gender als voorspellende variabele op de intentie tot het ondernemen van

een activiteit met je kinderen of voor jezelf. Gemedieerd via schuldgevoelens en mate van traditionele genderrolovertuigingen als moderator tussen gender en schuldgevoelens.

W Traditionaliteit van genderrolovertuigingen X Gender M Schuldgevoelens (schulditem van de PANAS-X schuldschaal)

(18)

Discussie

In het huidige onderzoek werd de invloed van gender op de intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf onderzocht, na het ervaren van een WFC. Verwacht werd dat schuldgevoelens een mediërende rol hierbij kunnen spelen en dat mate van traditionele genderrolovertuigingen een modererende rol kunnen spelen tussen gender en schuldgevoelens. Uit het eerste resultaat kwam naar voren dat dit niet zo bleek te zijn. Gender bleek een direct effect te hebben op intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, hiermee werd hypothese 1 ondersteund. Gender bleek echter geen indirect effect te hebben op intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf via schuldgevoelens. Dit omdat gender geen effect had op schuldgevoelens, wel bleek dat schuldgevoelens effect hadden op intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, hiermee werd hypothese 2 niet ondersteund. Verder bleek dat mate van traditionele genderrolovertuigingen geen effect had als moderator tussen gender en schuldgevoelens, hiermee werd hypothese 3 niet ondersteund. Uit het resultaat met alleen het schulditem van de PANAS-X schuldschaal kwam in de mediatie analyse echter naar voren dat schuldgevoelens wel een mediërende rol spelen tussen gender en intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf, dit effect verdween echter weer in de

gemodereerde mediatie analyse hiermee werd hypothese 2 deels ondersteund. Ondanks dat gender nu effect had op schuldgevoelens bleek dat mate van traditionele

genderrolovertuigingen geen effect had als moderator tussen gender en schuldgevoelens, hiermee werd hypothese 3 niet ondersteund. Het huidige onderzoek is deels in lijn met eerder onderzoek. Namelijk dat vrouwen minder tijd voor zichzelf ervaren (Mattingly & Bianchi 2003) en dat zij meer tijd aan hun kinderen besteden (Cho & Allen, 2012), ten opzichte van mannen. Uit eerder onderzoek kwam nog niet duidelijk naar voren of schuldgevoelens hier een mediërende rol bij spelen. Ook het huidige onderzoek heeft hier nog geen duidelijk

(19)

antwoord op kunnen geven maar lijkt wel deze richting op te wijzen, aangezien schuld gemeten met alleen het schulditem van de PANAS-X schuldschaal wel een mediërend effect laat zien. Verder kan aan de hand van onderzoek van Martínez et al. (2011) verwacht worden dat mate van traditionele genderrolovertuigingen invloed kunnen hebben op verschil in schuldgevoelens tussen mannen en vrouwen. Uit dit onderzoek kwam immers naar voren dat traditionele mannen en vrouwen vooral schuldgevoelens ervaren als zij te kort schieten in hun traditionele genderrol. Dit bleek in het huidige onderzoek echter niet zo te zijn, zowel als er geen effect van gender op schuldgevoelens was, als dat dit effect er wel was.

Dat mate van traditionele genderrolovertuigingen geen invloed had op de relatie tussen gender en schuldgevoelens kan verklaard worden doordat er sprake was van een vloer effect. De gemiddelde score op mate van traditionele genderrolovertuigingen was dan ook vrij laag in vergelijking met het gemiddelde dat verwacht kan worden bij een verdeelde variantie. Het grootste deel van de steekproef had dus geen traditionele genderrolovertuigingen. Dit kan als gevolg hebben dat er moeilijk een verschil gevonden kan worden tussen deelnemers die helemaal geen traditionele genderrolovertuigingen en weinig traditionele

genderrolovertuigingen hebben. Eventuele invloed van genderrolovertuigingen hebben hierdoor geen verklaring kunnen bieden voor verschillen in schuldgevoelens. Dat er toch een genderverschil in schuldgevoelens gevonden is, bij de mediatie analyse gemeten met het schulditem van de PANAS-X schuldschaal, ondanks dat deelnemers over het algemeen aangaven geen sterke traditionele genderrolovertuigingen te hebben, is onverwacht. Een verklaring hiervoor kan zijn dat mensen met weinig tot matige schuldgevoelens ook

schuldgevoelens ervaren in de richting van hun traditionele genderrollen, maar dat dit effect groter wordt naarmate de genderrolovertuigingen toenemen. Een andere verklaring kan zijn dat mensen aangeven geen sterk traditionele genderrolovertuigingen te hebben op een

(20)

de mediatie analyse representeert dan ook slechts een klein effect, dat wegvalt zodra het meegenomen werd in de gemodereerde mediatie analyse.

Verder is de steekproef niet erg groot waardoor het kan zijn dat deelnemers niet genoeg verschillen tonen die wel in de gehele populatie voorkomen. De kleine variantie van mate van traditionele genderrolovertuigingen kan hierdoor verklaard kunnen worden. Volgend

onderzoek kan dit punt ondervangen door mensen uit zowel progressieve als conservatieve steden te selecteren. De meeste deelnemers uit het huidige onderzoek zijn geworven in Amsterdam, wat een van de meer progressieve steden van Nederland is (Politieke landkaart, 2012). De kans is dan groot dat deze progressieve houding ook geldt voor

genderrolovertuigingen en hiermee het vloereffect van mate van traditionele genderrolovertuigingen verklaard kan worden.

Als laatste was er achteraf nog gekozen schuldgevoelens zowel met de PANAS-X

schuldschaal te meten als alleen met het schulditem van deze schuldschaal. Dit was niet van tevoren vastgesteld, maar gedaan vanwege interesse in een mogelijk effect hiervan op de data. Er was dan ook een klein verschil in resultaat te vinden bij de PANAS-X schuldschaal als mediator of alleen het schulditem van de PANAS-X schuldschaal. Beide behoren schuld te meten, de eerste door aanvullende gevoelens die correleren met schuld (Watson & Clark, 1999) uit te vragen, de tweede door alleen naar schuld te vragen. Hoewel de PANAS-X schuldschaal statistisch ondersteund wordt, bestaat er, zoals eerder besproken, discussie over de vraag of alle items van de schuldschaal ook representatief zijn voor schuld. Lewis (1971, aangehaald in Niedenthal et al., 2006) deed de uitspraak dat schuld gerelateerd is aan specifiek gedrag, terwijl schaamte een evaluatie is van het gehele zelfbeeld. Hierbij is het voor te stellen dat mensen na een WFC ander gedrag hadden willen vertonen, maar hoeven ze niet persé hun gehele zelf als slecht te evalueren. Dat het verschil maar klein was kan komen door het vloer effect van mate van traditionele genderrolovertuigingen wat er mogelijk voor

(21)

zorgde dat schuldgevoelens laag bleven. Het blijft echter van belang dat volgend onderzoek rekening houdt met verschillen in deze metingen van schuld en een weloverwogen keuze maakt voor welke schaal er gekozen gaat worden om schuldgevoelens te meten.

Voorlopig kan er geconcludeerd worden dat mannen en vrouwen na het ervaren van een WFC een andere intentie tot het ondernemen van een activiteit met hun kinderen of voor zichzelf hebben. Hoewel zowel mannen als vrouwen liever een activiteit met hun kinderen wilden ondernemen dan voor zichzelf, is dit bij vrouwen in grotere maten. Aan de hand van het huidige onderzoek kan nog geen stellige conclusie getrokken worden over de mediërende rol van schuldgevoelens en de modererende rol van mate van traditionele

genderrolovertuigingen tussen gender en schuldgevoelens. Wel lijkt het erop, met oog op het resultaat waarbij alleen het schulditem van de PANAS-X schuldschaal in de mediatie analyse is gebruikt, dat schuldgevoelens een mediërende rol kunnen spelen. Verder onderzoek is van belang om deze rol van schuldgevoelens te onderzoeken en voor de mogelijke invloed van mate van traditionele genderrolovertuigingen. Volgend onderzoek kan hier verder op in gaan zodat achterliggende factoren en verbanden van genderverschillen beter in beeld gebracht kunnen worden. Mede hierdoor kunnen mogelijk de achterliggende oorzaken gevonden worden waardoor het komt dat veel vrouwen nog altijd aangeven vanwege kinderen en huishouden voor een deeltijdbaan te kiezen. Dit terwijl gendergelijkheid hoog in de agenda staat en mannen dit blijkbaar geen reden vinden om deeltijd te gaan werken. Onderzoek als dit blijft dan ook van belang voor gendergelijkheid in familiezorg en hierdoor ook

gendergelijkheid op de werkvloer. Vooralsnog laat het huidige onderzoek niet overal effect zien maar lijkt het de verwachtingen te ondersteunen.

(22)

Literatuurlijst

Bittman, M., & Wajcman, J. (2000). The rush hour: The character of leisure time and gender equity. Social forces, 79(1), 165-189.

Borelli, J. L., Nelson, S. K., River, L. M., Birken, S. A., & Moss-Racusin, C. (2017). Gender differences in work-family guilt in parents of young children. Sex Roles, 76(5), 356- 368.

Cho, E., & Allen, T. D. (2012). Relationship between work interference with family and parent–child interactive behavior: Can guilt help?. Journal of Vocational

Behavior, 80(2), 276-287.

Duxbury, L. E., & Higgins, C. A. (1991). Gender differences in work-family conflict. Journal

of applied psychology, 76(1), 60-74.

Greenhaus, J. H., & Beutell, N. J. (1985). Sources of conflict between work and family roles. Academy of management review, 10(1), 76-88.

Kimmel, J., & Connelly, R. (2007). Mothers’ time choices caregiving, leisure, home production, and paid work. Journal of Human Resources, 42(3), 643-681.

Larsen, K. S., & Long, E. (1988). Attitudes toward sex-roles: Traditional or egalitarian?. Sex

Roles, 19(1-2), 1-12.

Links maakt de weg vrij. (2010). Opgehaald van http://www.guengl.eu/uploads/publications- documents/NL-leaflet-femme-web.pdf

Livingston, B. A., & Judge, T. A. (2008). Emotional responses to work-family conflict: An examination of gender role orientation among working men and women. Journal of

(23)

Martinengo, G., Jacob, J. I., & Hill, E. J. (2010). Gender and the work-family interface: Exploring differences across the family life course. Journal of Family Issues, 31(10), 1363-1390.

Martínez, P., Carrasco, M. J., Aza, G., Blanco, A., & Espinar, I. (2011). Family gender role and guilt in Spanish dual-earner families. Sex Roles, 65(11), 813-826.

Mattingly, M. J., & Bianchi, S. M. (2003). Gender differences in the quantity and quality of free time: The US experience. Social forces, 81(3), 999-1030.

Meer vrouwen aan het werk: Vooral in deeltijd. (2012). https://www.cbs.nl/nl- nl/nieuws/2012/10/meer-vrouwen-aan-het-werk-vooral-in-deeltijd

Niedenthal, P. M., Krauth-Gruber, S., & Ric, F. (2006). Psychology of emotion:

Interpersonal, experiential, and cognitive approaches. New York: Psychology Press.

Politieke landkaart (2012). Opgehaald van http://www.weetmeer.nl/2012/11/politieke- landkaart-2012/

Reychler, L., & Paffenholz, T. (2000). Handboek terreindiplomatie. Apeldoorn: Garant. Watson, D., & Clark, L. A. (1999). The PANAS-X: Manual for the positive and negative affect schedule-expanded form.

(24)

Appendix

Naast dat er cadeaubonnen werden verdeeld onder de deelnemers diende het indelen op voorkeur van cadeaubonnen tevens als een gedragsmaat. De cadeaubonnen waaruit

deelnemers konden kiezen waren kind of werk gerelateerd. Verwacht werd dat keuze van een cadeaubon kon dienen als voorspeller waar de deelnemers hun tijd aan wilden gaan besteden. Van tevoren is deze gedragsmaat getoetst op drie onderdelen. Namelijk of de cadeaubon daadwerkelijk met werk of kinderen in verband werd gebracht, gemiddelde populariteit en gemiddelde voorkeur. Hieruit kwam naar voren dat werkbonnen over het algemeen met werk in verband werden gebracht en dat kinderbonnen over het algemeen in verband werden gebracht met kinderen. Verder verschilden de werkbonnen niet in populariteit van de

kinderbonnen (gemeten door hoe leuk deelnemers de bonnen vinden), t(16) = -0.71, p = .487. Werkbonnen en kinderbonnen verschilden ook niet in voorkeur (gemeten door hoe graag deelnemers de bonnen wilden hebben), t(16) = -0.01, p = .990.

(25)

Zelfevaluatie

Bij verkregen feedback tijdens mondelingen gesprekken heb ik dit zoveel mogelijk genoteerd en ben hiermee aan de slag gegaan in mijn verdere onderzoek (dit was vooral de beginfase). Ik probeerde mijn literatuur hierop aan te passen waar dit nodig was en ging zo ook meer structuur geven aan mijn eigen onderzoeksvraag. Bij geschreven feedback op mijn eerste versies van inleiding & methode en resultaat & discussie ben ik eerst de opmerkingen afgegaan, waar een relatief kleine aanpassing genoeg was om het te verbeteren. Hierna heb ik de relatief grotere feedbackpunten aangepakt. Bij mijn inleiding was dit voornamelijk mijn argumentatie waarom ik bepaalde variabele heb gekozen en de structuur opbouw. Dit heb ik dan ook meerdere keren opgepakt en dan weer even laten rusten in de hoop dat ik op deze manier niet te veel in mijn eigen gedachtegangen terecht kom en denkstappen oversla, waar voor mij een valkuil ligt. Daarnaast werd aangeraden om CBS-cijfers uit Nederland aan te halen in mijn inleiding, aangezien deze echter verschilde van de Amerikaanse cijfers die ik eerder aanhaalde heb ik mijn maatschappelijke relevantie ook herschreven. Ook voor mijn discussie gold dat ik voornamelijk ben bezig geweest om denkstappen verder uit te schrijven en zinnen beter te onderbouwen na het terug krijgen van feedback. Ook heb ik overal het woord traditionaliteit van genderrolovertuigingen (wat spreektaal is) veranderd in mate van traditionele genderrolovertuigingen. Ik heb verder nog duidelijker aan proberen te geven dat ik alleen gedragsintentie heb gemeten in plaats van daadwerkelijk de keuze van het gedrag dat ze gaan doen. Hierna was het voornamelijk een proces van kill your darlings om onder het woorden limiet te blijven en heb ik ook op basis van eerdere feedback geprobeerd te kijken waar ik het zwaartepunt op kan leggen en wat geschrapt of korter herschreven kon worden. Het project verliep naar mijn idee voor mijzelf best goed met het inwinnen van informatie en alles in grote lijnen op papier krijgen. Om alles vervolgens mooi af te werken

(26)

heb ik wat meer moeite mee gehad maar ook dit is volgens mij best gelukt. Ook de opzet van de pilotstudie is iets dat ons redelijk gemakkelijk afging en vrij snel klaar was. Iets wat minder goed verliep was het uitwerken van de pilotstudie, de data die geëxporteerd werd naar SPSS was onbruikbaar waardoor een groot deel handmatig gedaan moest worden en iedereen volgens mij ook een beetje het spoor kwijt was geraakt wat nu precies de bedoeling was. Verder ging het werven van deelnemers ook moeizaam. Van mijzelf weet ik dat ik het

moeilijk vind om mensen aan te spreken en te vragen om hulp en dit merkte ik ook tijdens het werven. Een laatste punt wat minder goed ging is dat ik tot na mijn presentatie data verkeerd geïnterpreteerd heb. Dit kwam omdat uit de losse mediatie analyse met alleen het schulditem een effect komt, waar ik helemaal op ben door gegaan. Dit effect bleek echter zo klein te zijn dat hij wegvalt zodra het meegenomen wordt in de gemodereerde mediatie analyse. Dit heb ik op het laatste moment dus nog moeten aanpassen in mijn model en heb hier ook mijn

discussie wat op aangepast.

Sterke punten van mijn onderzoekverslag zijn denk ik dat ik veel variabele erbij

betrokken heb. Dit maakte het soms moeilijk om overzicht te houden, maar geeft denk ik wel een vollediger beeld dan dat ik alleen een mediatie analyse had gedaan. Ik denk dat mijn inleiding ook redelijk sterk is geworden. Ik heb geprobeerd extra uitleg toe te voegen waarom ik voor bepaalde variabele heb gekozen (vooral bij mijn keuze om intentie tot het ondernemen van een activiteit met je kinderen of voor jezelf tegen over elkaar te zetten) en waarom het onderzoek van belang is. Van mijzelf weet ik echter dat schrijven mij wisselend afgaat om standvastig te zeggen dat dit een sterk punt is vind ik dan ook moeilijk. Tegelijk denk ik dat een minder sterk deel nog steeds mijn koppeling is waarom ik voor schuldgevoelens heb gekozen. Dit probeer ik wel aan te tonen door eerder onderzoek aan te halen waar al

verbanden tussen deze variabele uit naar voren komen, maar ik blijf het moeilijk vinden om dit goed uit de verf te laten komen. Een ander minder sterk deel is nu misschien mijn

(27)

discussie geworden door de aanpassing dat schuldgevoelens gemeten met het schulditem eigenlijk alsnog alleen een klein effect laten zien en alleen in de mediatie analyse en niet in de gemodereerde mediatie analyse.

Met ethische aspecten ben ik volgens mij goed om gegaan. Voor het grootste deel ben ik degene geweest die het aanvraag-formuleer voor de ethische commissie heeft ingevuld (terwijl andere op dat moment met iets anders bezig waren). Verder konden mensen die ik aansprak altijd zeggen dat ze niet geïnteresseerd waren of liever niet meededen. Verder zijn mailadressen die eventueel op mijn telefoon stonden verwijderd. Anonimiteit is verder in mijn gehele verslag gewaarborgd, alleen in het originele databestand dat op mijn computer staat, staan sommige persoonsgegevens nog verbonden met het ingevulde resultaat van hen, hier heb ik echter zelf niets mee gedaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ontvangt regelmatig meldingen van leerlingen en ouders die problemen hebben om op school redelijke aanpassingen

Er werd geen onderzoek verricht naar de relatie tussen deze twee zaken in België, maar de baanbrekende Zweedse studie ‘Gender differences in sickness absence and the gender

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 &amp; M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Asked why their demands turned political, many participants echoed Maluleke’s (2016) assertion that the shutting down of universities in the context of student protests

Voor enkele onderwerpen werden de verbeter- mogelijkheden geschetst aan de hand van korte pitches: over de implementatie van richtlijnen door Menno Tusschenbroek (LPGGZ);

Figure 5.26: Experimental, 2D and 3D STAR-CCM+ data plots for the shear stress in the wake downstream of the NACA 0012 airfoil and wing at 3 degrees angle of attack and Reynolds