• No results found

Veiligheidsbeleving en woontevredenheid : de invloed van de veiligheidsaanpak van de gemeente, het imago van de stad, slachtofferschap, sociale controle en verhuisredenen op de veiligheidsbeleving en woontevredenheid va

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Veiligheidsbeleving en woontevredenheid : de invloed van de veiligheidsaanpak van de gemeente, het imago van de stad, slachtofferschap, sociale controle en verhuisredenen op de veiligheidsbeleving en woontevredenheid va"

Copied!
110
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Veiligheidsbeleving en Woontevredenheid

De invloed van de veiligheidsaanpak van de gemeente, het imago van

de stad, slachtofferschap, sociale controle en verhuisredenen op de

veiligheidsbeleving en woontevredenheid van ex-Amsterdammers in

Purmerend

Zita Aling

10769269

Bachelor Scriptieproject

Universiteit van Amsterdam

16 maart 2018

(2)

Zita Aling 10769269

zita.aling@student.uva.nl

Van Woustraat 153-I 1074 AK Amsterdam +31 6 122 199 29

Begeleider: Marco Bontje m.a.bontje@uva.nl

Tweede lezer: Aslan Zorlu a.zorlu@uva.nl

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie Sociale Geografie en Planologie 734301500W, 2017/2018

Thema: ‘Stad’ – ‘Suburb’ – ‘Platteland’: voorbij Stereotypen

Bronnen afbeeldingen voorblad: van Liere, 2018 en Universiteit van Amsterdam, 2018

(3)

Voorwoord

Beste lezer, voor u ligt mijn bachelorscriptie.

De keuze van mijn afstudeeronderwerp is gebaseerd op enerzijds mijn interesse voor stadsgeografie en geografische dynamiek en anderzijds voor Criminologie, mede door het volgen van de minor Forensische Criminologie. Door deze belangstelling, ben ik gaan zoeken naar een relatie tussen stadsontwikkeling en veiligheid. De combinatie van beide aandachtsvelden en mijn zienswijze op en mijn ervaringen met Purmerend, hebben uiteindelijk geresulteerd in dit onderzoek.

Nu mijn eindversie is voltooid wil ik graag enkele mensen hiervoor bedanken.

Allereerst mijn scriptiebegeleider Marco Bontje, die mij door deze periode heeft gesteund met goede feedback en een luisterend oor. Ik had uw kritieken zeker nodig om mijn subjectiviteit los te laten en de andere kant van het verhaal te bekijken. Daarnaast wil ik ook Aslan Zorlu bedanken voor zijn goede feedback en kritische blik.

Tevens mijn sleutelfiguren Martine van Vliet, Ruud Roos en Hans Boutellier. Ik bedank hen voor de relevante informatie en de tijd die voor mij is vrijgemaakt. Marga Moester en Leni van Mill wil ik graag bedanken voor het contact leggen met mijn contactpersonen. En ook alle respondenten die tijd hebben gemaakt om mijn vragenlijst in te vullen.

Ten slotte mag ik ook zeker niet mijn naasten vergeten. Mijn ouders (Rob Aling en Monique van Akkeren) en mijn vriend (Dion van Vliet) die mij mentaal een duwtje in de rug hebben gegeven door kritisch te kijken naar mijn onderzoek en altijd in mij zijn blijven geloven. Bovendien moeten ook mijn huisgenoten worden genoemd die mij keer op keer weer moed hebben ingesproken tijdens een periode waarin ik het af en toe niet zag zitten.

Deze scriptie heeft mij inzichten gegeven in het verzamelen van eigen data, het analyseren van kwantitatief onderzoek, en het schrijven van een wetenschappelijk betoog. De ervaring in het doen van onderzoek zal mij zeker verder brengen in mijn verdere loopbaan.

Zita Aling Maart, 2018

(4)
(5)

Inhoud

1. Inleiding ... 7

1.1 Veiligheidsbeleving en woontevredenheid ... 7

1.2 Geografische afbakening: Purmerend... 8

1.3 Onderzoeksvragen en opbouw scriptie ... 9

2. Theoretisch kader ... 11 2.1 Veiligheidsbeleving ... 11 2.2 Woontevredenheid ... 18 2.3 Imago ... 18 2.4 Verhuisredenen ... 19 2.5 Deelconclusie 1 ... 20 3. Methodologie ... 22

3.1 Aanpak van onderzoek ... 22

3.2 Dataverzameling... 25 3.3 Databewerking ... 26 3.4 Analyses ... 29 3.5 Aandachtspunten ... 31 4. Variabelen ... 33 4.1 Afhankelijke variabelen ... 33 4.2 Onafhankelijke variabelen ... 36 5. Casus Purmerend ... 39

5.1 Purmerend als stad ... 39

5.2 Purmerend en haar veiligheidsaanpak ... 41

6. Kwalitatieve analyse ... 43

6.1 Purmerend en haar veiligheidsplan... 43

6.2 Purmerend en haar specifieke maatregelen t.b.v. veiligheid ... 44

6.3 Purmerend als veiligere stad ... 47

6.4 Purmerend en haar veiligheidsbeleving ... 47

6.5 Analyse tussen tevredenheid over de veiligheidsaanpak en veiligheidsbeleving ... 49

6.6 Deelconclusie 2 ... 50 7. Kwantitatieve analyse... 51 7.1 Representativiteit steekproef ... 51 7.2 Beschrijvende statistiek ... 53 7.3 Deelconclusie 3 ... 59 7.4 Bivariate analyses ... 60

7.5 Binaire logistische regressieanalyses ... 63

7.6 Deelconclusie 4 ... 66 8. Conclusie ... 68 9. Discussie ... 70 10. Literatuurlijst ... 73 11. Interviews ... 78 12. Bijlagen ... 79

12.1 Itemlijst kwalitatieve interviews sleutelpersonen ... 79

12.2 Vragenlijst kwantitatief ... 80

(6)
(7)

1. Inleiding

‘’Purmerend is rustiger en veiliger dan Amsterdam, ik ben tevreden hier (vrouw, 23 jaar)’’ Het thema veiligheid krijgt al jaren veel aandacht in de media en in de politiek staat het hoog op de agenda (Boers et al, 2008). Er wordt op verschillende manieren gekeken in hoeverre veiligheid verbeterd kan worden in een leefomgeving. Dit vergt een duidelijke definitie. In veel onderzoeken wordt veiligheid op verschillende manieren gedefinieerd en is daardoor complex om te analyseren. In dit onderzoek wordt veiligheid beschreven als de veiligheidsbeleving onder bewoners. Dit kan door veel verschillende factoren worden beïnvloed en door bepaalde maatregelen worden verbeterd. Deze aspecten worden behandeld in deze scriptie.

§1.1 Veiligheidsbeleving en Woontevredenheid

Een beleving van veiligheid is een van de aspecten die mensen beschrijven wanneer ze hun gevoel over een omgeving willen uiten en wat zich vertaald in een mate van woontevredenheid (CCV, 2017a). Met woontevredenheid wordt er een voldoening in de manier van wonen (in een stad) bedoeld: het realiseren van het verlangen en de behoeften van inwoners. Deze mate van tevredenheid zorgt ervoor dat mensen in een stad blijven wonen en meer mensen zich hier zullen vestigen. Het is dan ook een van de belangrijkste taken van een gemeente om te streven naar een veilig woon-en leefomgeving en tevreden bewoners (gemeente Purmerend, 2013).

In deze scriptie wordt er onderzoek gedaan naar de relatie tussen de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid. Er wordt onderzocht in welke mate veiligheidsbeleving de woontevredenheid van inwoners beïnvloedt en welke factoren van invloed zijn op veiligheidsbeleving en woontevredenheid zoals de veiligheidsaanpak van de gemeente, slachtofferschap, sociale controle, het imago van de stad en de verhuismotieven.

De veiligheidsaanpak van de gemeente is van grote invloed op de veiligheidsbeleving van de inwoners. Wanneer er maatregelen worden uitgevoerd om de veiligheid te verbeteren, is de verwachting dat dit effect geeft op de veiligheidsbeleving van de inwoners.

Vervolgens zullen slachtofferschap en sociale controle worden onderzocht in welke mate zij invloed hebben op de veiligheidsbeleving van de bewoners.

Een andere factor die beide aspecten kan beïnvloeden is het imago van de stad. Een imago van een stad kan zowel een positieve als negatieve lading meedragen in de meningen van bewoners en buitenstaanders, wat de veiligheidsbeleving en de tevredenheid van de bewoners kan beïnvloeden (CCV, 2017b).

Ten slotte kan het verhuismotief de mate van woontevredenheid bepalen. Mensen verhuizen met een reden naar een andere plaats. Deze reden vraagt om een kritische blik op de plek waar men naartoe verhuist. Zijn de bewoners blij met de keuze dat ze zijn verhuisd? Heeft het

(8)

Dit onderzoek kan een maatschappelijke toegevoegde waarde hebben op de veiligheidsaanpak van een gemeente omdat er wordt onderzocht welke concrete maatregelen de veiligheidsbeleving van bewoners in een stad verbeteren in plaats van maatregelen die de veiligheid in het algemeen verbeteren. Er wordt nadruk gelegd op het individueel gevoel van de burger en minder op de objectieve veiligheid zoals criminaliteitscijfers. De factoren die van invloed zijn op de veiligheidsbeleving en woontevredenheid kunnen nieuwe inzichten geven op het veiligheidsbeleid.

Vervolgens benadrukt het Amsterdam Planologische en Demografisch Instituut (1992) dat er weinig onderzoek is gedaan naar de grote verhuizing van bewoners naar groeikernen. Steden die als groeikernen zijn aangewezen hebben een aanzienlijke uitbreiding ondergaan met een grote nieuwe groep inwoners. Opvallend is dat er nauwelijks is gekeken naar de gevolgen van dit proces en daarmee verandering van een stad. Er is niet te herleiden dat er specifiek onderzoek is geweest naar de effecten van de nieuwe bewoners als veiligheidsbeleving en woontevredenheid. Dit is de aanleiding voor dit onderzoek.

§1.2 Geografische afbakening: Purmerend

‘’Purmerend is het afvoerputje van Amsterdam.’’ (Man, 57 jaar)

‘’In Purmerend […] hebben de huizen een tuin. En dan niet van die flauwe, ‘zes vierkante meter is óók buitenruimte’-achtige Amsterdamse tuintjes, nee, een tuin waarin je hond de bal

kan apporteren.’’ (Krijger in NRC, 2017)

Purmerend was een kleine oude stad naast Amsterdam, tot de suburbanisatie in Amsterdam begon in de jaren 60. De stad werd in de Derde Nota Ruimtelijke Ordening beschreven als één van de groeikernen in Noord-Holland en werd sindsdien veel Amsterdammers rijker (Boelhouwer, 2016). In figuur 1 is de bevolkingsgroei van Purmerend weergegeven vanaf 1980 (BRP, 2015). Er is te zien dat er sinds de realisatie van het groeikernbeleid de bevolking in Purmerend exponentieel gegroeid is.

(9)

(Bron: BRP, 2015. In: Gemeente Purmerend, 2017)

De uitbreiding van de stad en de exponentiele groei van inwoners heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat 47% van de Purmerendse bevolking uit Amsterdam komt.

Deze Amsterdammers hebben in de loop van de tijd een leven opgebouwd in Purmerend en hebben een binding gekregen met de eigen buurt en stad. Deze binding kan worden uitgedrukt in een mate van veiligheid en woontevredenheid met de stad Purmerend. Hoe veilig voelen zij zich in Purmerend? En hoe tevreden zijn zij met de stad?

Omdat er niet eerder specifiek onderzoek is geweest naar de veiligheidsbeleving en woontevredenheid van deze groep bewoners, is er in dit onderzoek gekozen om alleen de ex-Amsterdammers te analyseren.

§1.3 Onderzoeksvragen en opbouw scriptie

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de veiligheidsbeleving en woontevredenheid van deze ex-Amsterdammers wonend in Purmerend. De hoofdvraag is:

‘’Door welke factoren wordt veiligheidsbeleving van ex-Amsterdammers wonend in Purmerend beïnvloed en wat heeft dit voor effect op hun woontevredenheid met Purmerend?’’ Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld:

1. Wat is veiligheidsbeleving en welke factoren zijn van invloed op de veiligheidsbeleving? 2. Wat is de aanpak van de gemeente Purmerend en de politie Purmerend op het gebied van veiligheidsbeleving? Hoe tevreden zijn ex-Amsterdammers met deze aanpak? En wat is de relatie tussen deze tevredenheid en de veiligheidsbeleving?

3. Hoe is de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid onder de ex-Amsterdammers in Purmerend?

4. In hoeverre hebben het imago van de stad, het slachtofferschap en de sociale controle invloed op de veiligheidsbeleving onder ex-Amsterdammers in Purmerend? En in hoeverre

(10)

hebben veiligheidsbeleving, het imago van de stad en de verhuiskenmerken invloed op de woontevredenheid onder ex-Amsterdammers met Purmerend?

Deze scriptie is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt er een theoretisch kader uiteengezet. Hierin worden de definities en theorieën over veiligheidsbeleving, de woontevredenheid, de verhuisredenen in verband met het groeikernbeleid en het imago van een stad beschreven. In dit hoofdstuk wordt de eerste deelvraag beantwoord. Gevolgd door de methodologische verantwoording waarin op basis van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden een casestudy wordt toegelicht. Er wordt gebruik gemaakt van interviews met sleutelpersonen en er is een survey verspreid onder de ex-Amsterdammers wonend in Purmerend. Om de case beter te begrijpen wordt er een hoofdstuk beschreven over Purmerend als stad, als groeikern en haar veiligheid. Hierin wordt de aanpak van het veiligheidsbeleid besproken.

Vervolgens worden de resultaten behandeld. De kwalitatieve resultaten met de sleutelpersonen beantwoorden de vraag welke maatregelen de veiligheidsbeleving verbeteren. Hierin wordt er een relatie gelegd met de kwantitatieve gegevens over hoe tevreden de bewoners zijn met deze maatregelen.

Voor de kwantitatieve resultaten wordt er een onderscheid gemaakt in beschrijvende resultaten en analyses om de huidige veiligheidsbeleving, woontevredenheid en de bijbehorende factoren te meten. De beschrijvende resultaten geven een beeld van de respondenten in leeftijd, geslacht, veiligheidsbeleving en woontevredenheid weer. De analyses bestaan uit bivariate analyses en binaire logistische regressieanalyses die de samenhang tussen de veiligheidsbeleving, woontevredenheid en de andere factoren onderzoekt.

Uiteindelijk volgt de conclusie waarin antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag en leidt tot discussie- en reflectiepunten om het onderzoek een mogelijk vervolg te geven.

(11)

2. Theoretisch Kader

Om veiligheidsbeleving een duidelijke definitie te geven, moeten er eerst verschillende theorieën en thema’s over dit eerste concept worden aangehaald. Hierbij wordt er ook gekeken naar mogelijke maatregelen die volgens onderzoekers de veiligheidsbeleving kunnen verbeteren. Met deze theorie wordt de eerste deelvraag beantwoord: Wat is veiligheidsbeleving en welke factoren zijn van invloed op de veiligheidsbeleving? In dit deel is het interview met professor dr. Boutellier verwerkt.

Als tweede concept en derde concept worden de woontevredenheid en het imago van een stad gedefinieerd om te verduidelijken wat hiermee wordt bedoeld in dit onderzoek.

Als vierde concept worden de verhuismotieven aan de orde gesteld. Na alle concepten volgt de beantwoording van de eerste deelvraag.

§2.1 Veiligheidsbeleving

Zoals eerder al benoemd is veiligheid een belangrijk thema bij de overheid (Boers et al, 2008). Veiligheid wordt gezien als een situatie wat men zich beschermd voelt voor risico en gevaar. Het begrip veiligheid blijkt echter een lastig om te analyseren omdat het in vele onderzoeken anders gedefinieerd en geoperationaliseerd wordt.

Om het een concrete definitie te geven wordt het onderverdeeld in objectieve en subjectieve veiligheid. Onder de objectieve veiligheid vallen de vaste cijfers van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag (Spithoven et al, 2012). Dit zijn registraties van incidenten en de meting van schade en slachtofferschap die kunnen worden vastgesteld. Een voorbeeld is het aantal aangiften die de politie per jaar ontvangt.

Nadeel aan deze meetbare processen, is dat het niet alles meet. En zoals in meerdere studies is opgemerkt, bepaalt het feitelijk niveau van de criminaliteit de veiligheidsbeleving van inwoners niet (Blokland, 2009). Dit is de reden dat de feitelijke cijfers over criminaliteit in deze scriptie bijna niet aan de orde komen en de focus zich richt op de subjectieve veiligheid. Sommigecriminaliteitscijfers worden wel meegenomen in dit onderzoek als extra gegeven bij de veiligheidsaanpak (zie hiervoor de casushoofdstuk §5.2 en kwalitatieve analyse §6.3). Subjectieve sociale veiligheid, ook wel veiligheidsbeleving, is een persoonlijk gevoel van veiligheid of onveiligheid. Een manier waarop mensen veiligheid ervaren, waarnemen en beleven (CCV, 2017a). Veiligheidsbeleving bestaat bij de meeste mensen uit verschillende gedachten, gevoelens, emoties, opvattingen en opinies (CCV, 2017a; Oppelaar en Wittebrood, 2006). Dit verschilt per mens en wordt door verschillende factoren beïnvloed. Volgens Vanderveen (2004: 79) is veiligheidsbeleving ook wel:

’’De beleving van veiligheid evenals de opinies, normen, attitudes en het stellen van prioriteiten ten aanzien van veiligheid, en de interpretatie van situaties en gebeurtenissen’’

(12)

Tussen objectieve sociale veiligheid en subjectieve sociale veiligheid kan een aanzienlijke discrepantie ontstaan. Dit betekent dat er situaties kunnen voorkomen waarin er sprake is van een relatief hoge mate van objectieve veiligheid maar waarin mensen zich toch onveilig voelen, en andersom.

Veiligheidsbeleving kan worden onderzocht door een persoon te vragen naar persoonlijke ervaringen of door waarneembare verschijnselen van de persoon te observeren (Vanderveen et al, 2011). Door deze verschillende factoren ontstaat er een enorme diversiteit aan verschillende belevingen.

Deze differentiatie van belevingen heeft vervolgens ook te maken met de tolerantiedrempel van de burger (Spithoven et al, 2012). Er wordt bij een veiligere samenleving verder gedacht dan alleen aan criminaliteit (Blokland, 2009). Dit noemt Spithoven et al (2012) ook wel de morele gesteldheid. Hier bedoelen zij mee dat het meer gaat om een onbehagen (onrustig) gevoel die de tolerantiedrempel van de persoon overschrijdt, dan om de angst voor persoonlijke slachtofferschap (Spithoven et al, 2012; Blokland, 2009).

Boutellier (2012) geeft hiervoor als voorbeeld dat de toename van het gevoel van onbehagen onder bewoners zorgt voor meer behoeften aan een sterk overheidsoptreden ter verbetering van de veiligheid.

Afgezien van deze meetinstrumenten, vinden velen dat het conceptualiseren en meten van veiligheidsbeleving te eenvoudig wordt gemaakt (Jackson, 2002; Vanderveen, 2006; Pleysier, 2010). De conclusie die Spithoven et al (2012: 2) trekt is:

‘‘Het multidimensionale karakter van (on)veiligheidsbeleving maakt operationalisatie ervan tot een complexe aangelegenheid’’

Factoren die veiligheidsbeleving kunnen beïnvloeden

Behalve de complexe definitie van veiligheidsbeleving, hanteren tal van studies verscheidene factoren die de veiligheidsbeleving van inwoners zouden beïnvloeden. Zo zijn er uiteenlopende varianten op de vraag ‘Hoe (on)veilig voelt u zich?’, en elke vraag leidt tot andere bevindingen die ook niet meer met elkaar te vergelijken zijn (Pleysier, 2010). Dit komt omdat subjectieve sociale veiligheid uit verschillende dimensies en aspecten bestaat.

Terpstra (2009) beschrijft vooral de culturele en persoonlijke dimensies van veiligheidsbeleving die uit angsten, wantrouwen, emoties, en behoefte aan bescherming en vertrouwen bestaan. De Criminoloog Martin Innes (2002; 2004) beschrijft deze persoonlijke kenmerken met het collectieve geheugen waarin incidenten zullen fungeren als waarschuwingssignalen voor de toekomstige beleving van burgers.

Hale (1996) voegt slachtofferervaringen toe aan deze dimensies en kijkt naar de omgevingsfactoren. Volgens Blokland (2009) zijn vooral factoren zoals het vertrouwen in anderen in het alledaagse verkeer, eigen ervaringen, verhalen van anderen, en informatie via de media van invloed op de veiligheidsbeleving.

Deze factoren groepeert Boutellier (2017) in twee hoofdcategorieën: de daadwerkelijke angst om slachtoffer te worden en een algemeen gevoel over de toestand in de wereld. Dit algemene gevoel kan ook komen door persoonlijke situaties, maar wordt snel geprojecteerd op algemene onveiligheid (Boutellier, 2017).

(13)

Volgens deze onderzoekers zullen slachtofferervaringen of de angst om slachtoffer te worden zorgen voor een minder veilig gevoel en een relatie hebben met het verslechteren van de veiligheidsbeleving. Dit wordt in deze scriptie ook zo aangenomen.

Veiligheidsbeleving wordt dus doorgaans gemeten vanuit een negatieve invalshoek.

Het kan echter ook bekeken worden vanuit positieve veiligheid verhogende factoren voor het verbeteren van de veiligheidsbeleving. Dit zijn opbouwende elementen als onderling vertrouwen, sociale cohesie en contact (Boers et al, 2008; Boutellier, 2017). Het gaat om de positieve waardering van je omgeving en hoe gerust en geborgen iemand zich daarbij voelt. Het is dan ook zeker van belang dat er een onderscheid blijft tussen deze twee verschillende concepten van negatieve veiligheid verlagende en positieve veiligheid verhogende factoren vanwege de verregaande consequenties voor het gevoerde beleid (Boers et al, 2008). Dat neemt niet weg dat combinatie mogelijk is. Bij negatieve factoren voert men een beleid met aanpakken, interventies, staatsrechtelijke repressie en bij positieve factoren een beleid met geruststelling en sociale omstandigheden (Boutellier, 2017).

Uiteindelijk zijn er vier dimensies (individuele/persoonlijke, situationele, sociaal-culturele context en inschattingen van kansen en gevolgen) te onderscheiden waarbij alle factoren, zowel negatief als positief, behoren.

 De persoonlijke context bestaat uit hoe angstig je bent aangelegd, de risicobeleving, inschatting persoonlijke kwetsbaarheid, zelfredzaamheid, slachtofferschap en vermijdingsgedrag (Van Noije en Wittenbrood, 2010; Oppelaar en Wittebrood, 2006).

De daadwerkelijke angst om slachtoffer te worden stemt niet overeen met de werkelijke kans op slachtofferschap (Boutellier, 2017). Dit heeft te maken met vermijdingsgedrag. Een voorbeeld hiervan is dat ouderen een grotere angst voor slachtofferschap kennen dan jongere mensen, terwijl het werkelijke risico van ouderen lager ligt. De reden hiervoor is dat zij onveilige situaties vermijden (Boutellier, 2017).

 De situationele context bestaat uit bekendheid met de omgeving, het beperkte zicht in de omgeving, het signaleren van criminaliteit, sociale cohesie (contact met bewoners), mate van onderling vertrouwen tussen bewoners, gemeenschappelijke verwachtingen, bekendheid met buren, sociale samenstelling, instabiliteit in samenstelling, zelfredzaamheid en leefbaarheid van de omgeving.

Ook de aanwezigheid van ‘environmental incivilities’ zoals zwerfvuil, vandalisme, graffiti, leegstaande gebouwen en andere verval en verloedering, geeft een onveiligheidsgevoel, evenals overlast in mate van openbare dronkenschap, hangjongeren en het lastig worden gevallen (Hoogewoning, 1993).

 De sociaal-culturele context is gericht op veranderingen. Hierbij behoren de verhoudingen tussen het individu en de samenleving, sociale veranderingen zoals de toename van de onzekerheid van de samenleving en de afname in de traditionele waarden en solidariteit in de samenleving.

Bovendien zijn het factoren als het samenvallen van vrijheid en veiligheid, ontwikkelingen in de media, ontwikkelingen van de economie en veranderingen in het politieke klimaat (van

(14)

 De laatste dimensie bestaat uit de inschattingen van kansen en gevolgen. Dit is de inschatting zelf slachtoffer worden van criminaliteit door persoonlijke of financiële gevolgen, gevolgen voor de sociale omgeving, mate van verlies van controle over een situatie en een mate van onzekerheid over de uitkomst (van Noije en Wittenbrood, 2010; Oppelaar en Wittebrood, 2006). Volgens Oppelaar en Wittebrood (2006) hebben de meeste factoren van hierboven ook weer een onderlinge relatie met de risicoperceptie. Dit houdt in dat het effect van de factoren die veiligheidsbeleving beïnvloeden, voor een deel kan lopen via de inschatting van kans op slachtofferschap.

‘‘Hoe angstig mensen zijn, wordt mede bepaald door de wijze waarop zij in omgevingsfactoren cognitief ‘vertalen’ naar het (subjectieve) risico dat zij lopen’’ (Boers et al, 2008: 39).

Met deze verschillende dimensies wordt de complexiteit van het meten van veiligheidsbeleving nog eens benadrukt en is het de noodzaak binnen het sociaalwetenschappelijk onderzoek gebruik te maken van multi-methoden-benaderingen om alle varianten van veiligheidsbeleving en alle factoren die hier invloed in kunnen hebben, te kunnen meten.

Dit onderzoek focust zich op de persoonlijke context en de situationele context. Deze dimensies zijn goed te onderzoeken met een vragenlijst onder de bewoners. De andere dimensies vergen meer tijd en een uitbreiding in onderzoeksmethoden.

Maatregelen die worden genomen voor het verbeteren van de veiligheidsbeleving

De maatregelen die worden genomen voor het verbeteren van een veiligheidsbeleving verschillen per gebied en per geografische schaal. Onderzoekers beschrijven veel aspecten om een samenleving veiliger te laten voelen en de Nederlandse overheid stelt criminaliteit en overlast in haar beleid centraal (Blokland, 2009). In deze paragraaf worden verschillende maatregelen voor een veiligere samenleving beschreven. Aan de orde komen: functiemenging, sociale controle, ruimtelijke ordening en burgerparticipatie. Dit onderzoek richt zich op sommige van deze maatregelen die de gemeente en politie van Purmerend hanteren voor het veiligheidsbeleid.

Functiemenging

Met functies worden wonen, werken, winkelen en andere voorzieningen bedoeld. Blokland (2009) onderzocht de relatie tussen veiligheidsbeleving, de sociale controle in de grote stad en de betekenis van functiemenging. Volgens haar is een vorm van diversiteit in functies goed voor het dalen van het onveiligheidsgevoel, de anonimiteit en het isolement. Het zorgt voor meer burencontacten en integratie, wat weer goed is voor de wijkeconomie, werkgelegenheid, wijkbinding en tegen te hoge verhuismobiliteit en goed voor de sociale cohesie en leefbaarheid. Sommige onderzoekers spreken dit echter tegen. Functiemenging zonder meer levert geen vermindering op van ongewenst gedrag en criminaliteit (Van Gemerden en Staats, 2006 en Van der Voordt en Van Wegen, 1991 in Blokland, 2009). Toch wordt er bij de term functiemenging nog altijd gerefereerd aan Jane Jacobs en haar boek The Death and Life of

(15)

Great American Cities (1961), waarin zij de relevantie uitlegt van de verschillende functies als wonen, werken en verkeer in buurten. Volgens haar heeft de ruimtelijke inrichting ‘ogen op straat’ nodig (Jacobs, 1961).

Dit laat onverlet dat de manieren van functiemenging die zorgen voor sociale cohesie, sociale controle, leefbaarheid en een veilig gevoel nog altijd niet empirisch doordacht zijn. Zo kunnen onveilige buurten meer burencontacten hebben en heeft bijna elke wijk wel degelijk functiemenging (Blokland, 2009). Bovendien blijft de vraag of meer functiemenging leidt tot minder criminaliteit. Deze vraag krijgt aandacht in het onderzoek van Bontje en Ostendorf (in Blokland, 2009) waarin gekeken is naar variatie in criminele incidenten per hectare in Amsterdam. Het blijkt dat de criminaliteit hoger ligt bij horecabedrijven, detailhandelaren en overige bedrijven in de buurtbevolking. Wat dus aangeeft dat de kans op criminaliteit in een gemengde wijk hoger is dan in een wijk zonder functiemenging.

Hieruit concludeert Blokland (2009) dat de oorzaak-gevolgrelatie van ‘ogen op straat’ van Jane Jacobs zeker te simpel ligt: er moet meer onderzoek worden gedaan naar de relatie tussen de sociale controle en de ervaring van veiligheid, naar het thuis voelen, bekendheid met de omgeving en algemene onzekerheid in de samenleving.

Sociale controle

Sociale controle is een mechanisme dat al sinds de jaren 50 wordt gebruikt om voor stabiliteit en veiligheid in de samenleving te zorgen (Blokland, 2009). Dit betreft drie soorten toezicht: informeel toezicht, mensen op straat die ingrijpen; functioneel toezicht, het inzetten van andere beroepsfuncties zoals het publieke transport en openbare functies; en het formeel toezicht, zoals de beveiliging en politie (Blokland, 2009). De Nederlandse politie heeft drie taken: handhaving van de openbare orde, opsporing van strafbare feiten en hulpverlening. De burger wordt geacht de politie in te schakelen bij problemen of conflicten. De politie is verantwoordelijk voor een positieve veiligheidsbeleving (Hoogewoning, 1993).

Voor het informeel toezicht geeft Newman (1973) vijf zaken aan die afhankelijk zijn van of iemand wel of niet tot ingrijpen overgaat. Dit zijn de mate van ontwikkeld gevoel van persoonlijke en eigendomsrechten, psychologische kenmerken, de mate van wat normaal is in een buurt, de mate van wat de mens normaal vindt voor de context, identificatie met het slachtoffer en de mate waarin de mens het gevoel heeft dat ingrijpen effectief de gebeurtenis zal veranderen (Newman, 1973). In de kern gaat het er dus om de vraag of je als persoon de juiste beslissing maakt, gegeven de context waarin je je bevindt. Sociale voorwaarden bepalen of mensen de sociale controle uit zullen oefenen.

Er is aangetoond dat een gebied waar de capaciteit van de sociale controle groot is, een positief effect heeft op de angsten en onzekerheden van bewoners (Blokland, 2009). In het kader van dit onderzoek zou dit betekenen dat een sterkere sociale controle zorgt voor een hogere veiligheidsbeleving.

Ruimtelijke Ordening

In 1985 is er een onderzoek gedaan vanuit het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer naar de kwaliteit van de openbare ruimte in de stad en de sociale

(16)

veiligheid in de stad door openbare ruimte kan worden bevorderd. Zo beweren zij dat ook wanneer een straat, plein of park er leuk uitziet, het daar nog steeds onveilig kan zijn.

Een stad moet echter als druk gebied ook gecombineerd worden met rustige openbare plekken. Zo biedt een stad afwisseling en contrasten die de bewoners en bezoekers als positief waarderen en de kwaliteit verhogen van het stedelijk leefmilieu (VROM, 1985). Deze rustige plekken worden vaak geïnterpreteerd als onveilige plekken en zo zijn onveilige situaties onvermijdelijk.

Om maatregelen te bedenken voor de inrichting van de openbare ruimte gericht op het voorkomen van crimineel gedrag en het verminderen van onveiligheidsbeleving, zijn er vier oorzaken opgesteld hoe criminaliteit ontstaat: een persoonlijk karakter wat iets zou willen plegen, er moet een motief zijn, er is een drempel aanwezig en er is een mogelijkheid om het uit te voeren (VROM, 1985). Gebaseerd op deze oorzaken kan crimineel gedrag ruimtelijk gezien overal voorkomen. Dit komt vaak door onoverzichtelijkheid van de omgeving, de slechte zichtbaarheid van de persoon zelf, geen grip op de situatie, de onzichtbaarheid door andere mensen en de afwezigheid van informele sociale controle:

’’De onveiligheidsbeleving is deels gebaseerd op ervaringen met criminaliteit, maar deels heeft zij eigen karakteristieke kenmerken, die samenhangen met de inrichting van de gebouwde omgeving.’’ (VROM, 1985: 22)

Uiteindelijk komt het onderzoek met ruimtelijke inrichtingen via bestuurlijke preventiemaatregelen die de onveiligheidsgevoelens zullen verlagen (VROM, 1985). Dit zijn oplossingen als het maken van goede doorgaande routes, sociaal en economisch achtergebleven buurten herstructureren, het verhogen van sociale controle, het overzichtelijk maken van een gebied (lage bebossing, ’s avonds afsluiten van parken, verlichting, herkenbare markeringspunten en een goed verzorgd straatbeeld) en functiemenging. Door deze maatregelen zal de dader afwezig blijven en de drempel om iets te willen plegen verlagen. De Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening heeft als een van de aanbevelingen van bovenstaande genoemde rapport gegeven dat zij het vooral van belang achten dat de preventieve taak van onder meer de politie versterkt moet worden. Door surveillance en controleacties, waardoor de pakkans vergroot wordt, kan de politie een belangrijke bijdrage leveren tot voorkoming van criminaliteit (RVA, 1986).

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft op aanvraag van het VROM in 2007 een vervolgonderzoek gehouden over de leefbaarheid en veiligheid in relatie met de effecten van herstructurering. Hieruit blijkt dat de mate van veiligheidsbeleving van inwoners maar voor een beperkt deel wordt bepaald door de kenmerken van een buurt. De kenmerken van bewoners blijkt meer van belang. Hiermee wordt bedoeld dat door de herstructurering de bewonerspopulatie in een buurt verandert en dit zorgt voor het verminderen van de sociale problematiek (Wittebrood en van Dijk, 2007). Desondanks blijkt dat de bovengenoemde ruimtelijke maatregelen een positieve bijdrage kunnen leveren op de veiligheidsbeleving. Communicatie tussen burger en gemeente, burgerparticipatie

(17)

lijkt daar wel iets aan te willen doen:

’’De gemeenschappelijke noemer is ‘actieve wederkerigheid’: de burgers serieus nemen en zorgen delen, burgers niet alleen als ogen en oren gebruiken maar ook nadrukkelijk van informatie voorzien’’ (Boutellier, voorwoord van Stokkom et al, 2013: 2)

Amsterdam is in 2008 hiermee gestart door de zogenoemde buurtveiligheidteams in onveilige wijken in te zetten die ernstige overlast aanpakt en de leefbaarheid en veiligheid in de buurt verhoogt. Dit zijn speciale teams van politiemensen en toezichthouders die altijd op straat aanwezig zijn. De communicatie met de buurt borduurt voort op overlastthema’s die bewoners zelf aangeven (van Stokkom et al, 2013).

De gedachten achter deze werkwijze van buurtveiligheidteams zijn ontleend aan de ‘Reassurance Policing’ (Innes en Fielding, 2002; Innes, 2004). Dit is een strategie waarin buurtbewoners overlastproblemen aangeven. Het blijkt namelijk dat in de belevingswereld van bewoners onveiligheid vooral in termen van overlast worden ervaren. Het besef van de overlast onveiligheid is weergegeven in het ‘Broken Windows-theorie’ (Wilson en Kelling, 1982). Volgens deze theorie zal sociaal en fysiek verval zorgen voor een gevoel van wanorde en zal dit leiden voor bepaalde vormen van criminaliteit.

Door de strategie ‘Reassurance Policing’ toe te passen, zou er meer vertrouwen moeten komen door na te gaan over welke lokale incidenten bewoners zich zorgen maken en samen met bewoners oplossingen te zoeken (van Stokkom et al, 2013). Als de politie en overheid meer naar de burgers luisteren en de overlast aanpakt zullen de burgers het idee hebben dat het straatbeeld vriendelijker is en voelen zij zich meer gerust (Innes en Fielding, 2002). De kunst is dus om zichtbare veranderingen in het straatbeeld aan te brengen en het publiek ervan te overtuigen dat de sociale orde door de overheid serieus wordt genomen.

Er zijn ook andere interventies om de ‘Reassurance Policing’ te hanteren, zoals het aanstellen van wijkagenten en projecten vanuit een burgerlijk initiatief. Dat bevordert ook de vertrouwensband tussen politie, gemeente en bewoners. Deze zienswijze hoort volgens Boers et al (2008) in de huidige beleidstendensen gericht op het ‘responsibiliseren’ (het verantwoordelijk maken) van de samenleving. De overheid blijft aanwezig, maar er wordt ook actief burgerschap en sociale bindingen aangemoedigd als mogelijkheden om de veiligheidsbeleving te vergroten. In deze context wordt aangenomen dat naast het actieve burgerschap er echter ook een gemeentelijke veiligheidsaanpak moet zijn ontwikkeld om de buurt en stad veiliger te maken.

(18)

§2.2 Woontevredenheid

In onderzoeken wordt verondersteld dat een hoge mate van woontevredenheid leidt tot minder neiging tot verhuizen, een langere woonduur, meer sociale contacten en een binding met de buurt (Klaver, 2015). Het geeft een bevestiging van de leefbaarheid van een woonomgeving. Wat er met leefbaarheid wordt bedoeld ligt aan het vakgebied waarin het wordt onderzocht en is er geen eenduidige definitie die interdisciplinair relevant is.

Hoewel er veel definities van leefbaarheid zijn, is de definitie van Leidelmeijer et al (in Gieling et al, 2017) de meest gebruikelijke. Zij redeneren dat de perceptie van leefbaarheid, die zowel positief als negatief kan zijn, het resultaat is van de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de wensen, idealen en behoeften van de inwoners (Gieling et al, 2017).

Het TNO (2006) beschrijft leefbaarheid als de ervaren kwaliteit in de leefomgeving. De mate van ervaren kwaliteit wordt ook wel de algemene woontevredenheid genoemd. Dit zijn antwoorden op vragen als: ‘hoe tevreden bent u over uw buurt als buurt om in te wonen?’. Met deze vraag wordt de invloed van kenmerken van de buurt gemeten zoals die worden waargenomen of gewaardeerd door de bewoners. Een goede ervaren kwaliteit hangt niet alleen af van een goede gezondheid, maar ook van een prettige leefomgeving van een buurt en stad (Van Kamp et al, 2003, in Gieling et al, 2017). Soms betreft dit concrete kenmerken zoals de groenvoorzieningen, en soms meer abstracte kenmerken, zoals de veiligheid van de buurt (TNO, 2006).

Er zijn verschillende aspecten die de woontevredenheid in de leefomgeving bepalen (TNO, 2006). Beleid zou zich niet alleen moeten richten op het meten van tevredenheid van inwoners over de leefomgeving, maar ook op het belang dat bewoners hechten aan andere leefbaarheidsindicatoren. Ondanks grote verschillen in de kenmerken leveren studies toch een aantal gemeenschappelijke bevindingen op, zoals woningkenmerken (tevredenheid met woning), fysieke kenmerken (aantrekkelijkheid buurt in groen, onderhoud, verkeer), functionele kenmerken (tevredenheid over voorzieningen), sociale kenmerken (tevredenheid met buurtgenoten en ervaren veiligheid) en individuele kenmerken (leeftijd, sociale status en woonduur) (TNO, 2006).

In dit onderzoek wordt een hoge woontevredenheid geduid als een veilige leefomgeving waarin je wilt blijven wonen en waaraan al je behoeften en wensen worden voldaan. Zo wordt aangenomen dat de veiligheidsbeleving van de inwoners de woontevredenheid in grote mate beïnvloedt.

§2.3 Imago (van een stad)

De ontwikkeling van een stad gaat gepaard met het ontstaan van een imago (PBL, 2012). Volgens Bernstein (1984) is een imago een nettoresultaat van de interactie van alle ervaringen, veronderstellingen (stereotypering), gevoelens, kennis en indrukken, die bewoners van een stad en buitenstaanders hebben opgedaan. Het is dus een collectieve beeldvorming die kleeft aan een aspect, ook wel reputatie genoemd. Behalve reputatie is het belangrijk welke verwachtingen men wil creëren voor een stad, zoals beeldvorming vanuit de gemeente (van

(19)

der Maas, 2013).

Een imago wordt beïnvloed door een samenhang van verschillende factoren. Deze factoren bestaan volgens Merillees (2009) onder andere uit cultuur (diversiteit, historie, recreatie), ondernemen, veiligheid, voorzieningen, overheidsdiensten, openbare ruimte, sociale binding en individuele redenen (Merillees, 2009; Dijk-Bettenhaussen, 2011, in van der Maas, 2013). Dit onderzoek legt de nadruk op het imago van een stad als een persoonlijk beeld gevormd door eigen ervaringen en indrukken in criminaliteit en veiligheid.

Volgens de CCV (2017a) krijgt een plek een onveilig imago wanneer mensen onveilige situaties hebben meegemaakt of wanneer zij dat van anderen hebben gehoord. Dit werkt hetzelfde met het ervaren van positieve belevingen of bij het horen van positieve reacties. Dit beeld van een stad kan effect hebben in het handelen van de bewoners, en in het bezoeken, het verhuizen en het vestigen van bedrijven. Bovendien kan een imago invloed hebben op de beleving van bewoners. Het kan het woongenoegen, de woontevredenheid en de veiligheidsbeleving beïnvloeden (CCV, 2017b). Er wordt in deze scriptie verwacht dat een positief imago zorgt voor hogere mate van veiligheidsbeleving en grotere mate van woontevredenheid.

§2.4 Verhuisredenen

Na de Tweede Wereldoorlog begon een uitbreiding van de urbane gebieden die werd waargenomen als suburbanisatie (Bontje en Burdack, 2005). De bevolkingstoename ging hand in hand met een forse welvaartsstijging waardoor een belangstelling voor buitenstedelijk wonen toenam (PBL, 2015). De traditionele stad verdween en er kwam een nieuwe fase van verstedelijking voor terug. Er ontstond een verschuiving van agglomeratievoordelen van de stad naar de stad-regionale schaal (Bontje en Burdack, 2005).

Dit is echter niet te vergelijken met de suburbs uit Amerika. Suburbs, ook wel voorsteden genoemd, zijn in Nederland niet zo groot. In veel gevallen in Nederland zijn dit al bestaande plaatsen rondom de grote steden die aan elkaar en aan de centrale stad zijn vastgegroeid. De Noord-Amerikaanse suburbanisatie is vaak gegeneraliseerd als ‘urban sprawl’, wat ook wel stedelijke wildgroei betekent (Bontje en Burdack, 2005). Het is een deconcentratie van een gebouwde omgeving over grote afstanden en met lage dichtheden. Een bekende naam voor deze nieuwe centra zijn de Edge Cities (Bontje en Burdack, 2005). Het proces van suburbanisatie in Europa is anders verlopen.

In Nederland ging het niet via wildgroei maar via het Nederlandse beleid. Na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking gestaag toe, wat aanzette tot de ‘gebundelde deconcentratie’ (onderdeel Tweede Nota over de Ruimtelijke ordening, 1966) waarin de uitgangspunten van het groeikernenbeleid (1972) waren geformuleerd (van Dam en Manting, 2015). Vanuit deze nota kwam de Derde Nota Ruimtelijke Ordening tot stand en werd er over de definitie ‘groeikern’ gesproken waarbij achttien kleine tot middelgrote steden werden aangewezen (PBL, 2012; 2015). Het groeikernenbeleid moest de suburbanisatie in goede banen leiden en de bevolkingsoverloop uit de grote steden opvangen. Hierdoor kon de ‘urban sprawl’ worden

(20)

richting de omliggende kleinere gemeenten in Noord-Holland zoals Purmerend.

Het proces van het groeikernenbeleid was in 1972 gestart maar werd pas gerealiseerd vanaf eind jaren zeventig.

De groeikernen moesten zich ontwikkelen tot woonkernen met de omvang van een stad en bijdragen aan het verlangen naar suburbaan wonen (PBL, 2012). Dit werd gekenmerkt door verschillende verhuisredenen zoals het mooier, groter, rustiger en betaalbaar willen wonen, de overzichtelijkheid van de buurt, en de omstandigheden in het huishouden (bijvoorbeeld gezinsuitbreiding), waarin rekening werd gehouden met de verbinding naar de centrale stad, haar werkgelegenheid en overmatige voorzieningen (Gemeente Amsterdam, 2014; van Dam et al, 2015). Tevens waren motieven als verloedering en criminaliteit in de hoofdstad ook een reden om te verhuizen (NRC, 1992). Door het ontwikkelen van de groeikernen kon er aan deze verhuisredenen worden voldaan en vulde Purmerend de vraag van Amsterdammers op met betrekking tot het wonen. Zij zochten een woning die zij niet in Amsterdam konden vinden. Het gevolg was dat vele Amsterdammers verhuisden naar Purmerend.

Doordat de groeikernen anticipeerden op de behoeften van de verhuismotieven, en daardoor werd voldaan aan de behoeften, heeft geleid dat in dit onderzoek wordt aangenomen dat dit zorgt voor een hoge woontevredenheid onder de ex-Amsterdammers.

§2.5 Deelconclusie 1

In dit hoofdstuk zijn theorieën en definities beschreven over veiligheidsbeleving, woontevredenheid, het imago van een stad en de verhuisredenen van bewoners tijdens het groeikernbeleid. Tevens had dit hoofdstuk als taak om de eerste deelvraag te kunnen beantwoorden: Wat is veiligheidsbeleving en welke factoren zijn van invloed op de veiligheidsbeleving?

Veiligheidsbeleving staat bekend als de subjectieve sociale veiligheid en wordt gedefinieerd als een persoonlijke beleving van veiligheid gecombineerd met gedachtes, gevoelens en opvattingen in een bepaalde situatie (Oppelaar en Wittebrood, 2006 en VanderVeen et al, 2011). Daarnaast houdt veiligheidsbeleving niet alleen criminaliteitsaspecten in maar ook de kijk op de samenleving en wereld. Het is meer een gevoel van onbehagen dan echt bang zijn om slachtoffer te worden (Spithoven et al, 2012; Blokland, 2009). Hierdoor is er een enorme diversiteit aan belevingen. Veiligheidsbeleving wordt in dit onderzoek dan ook beschreven als een gevoel gebaseerd op persoonlijke belevingen en ervaringen met veiligheid.

De factoren die op veiligheidsbeleving van invloed zijn, zijn complex om te onderzoeken. Door de inzichten van verschillende onderzoekers (Terpstra, 2009; Hale, 1996; Blokland, 2009; Innes, 2002, 2004) zijn er vier dimensies onder te verdelen: de persoonlijke, situationele en sociaal-culturele context en inschattingen van kansen en gevolgen. Er moet hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen negatieve veiligheid verlagende en positieve veiligheid verhogende factoren omdat er een verschil moet zijn in aanpak van beleid (Boutellier, 2017 en Boers et al, 2008).

(21)

In dit onderzoek wordt er een focus gelegd op de persoonlijke en situationele aspecten zoals angst, slachtofferschap, vermijdingsgedrag, omgevingsbekendheid, sociale cohesie en sociale controle. Dit zijn factoren die te onderzoeken zijn bij inwoners via een vragenlijst. De sociaal-culturele context en de inschattingen van kansen en gevolgen vergen meerdere onderzoeksmethoden en verder onderzoek in gemeentelijke cijfers, media en politiek. Door de multidimensionaliteit is het geheel meten van veiligheidsbeleving bijna onmogelijk (Spithoven et al, 2012).

Door deze definitie van veiligheidsbeleving en de genoemde factoren in dit onderzoek te gebruiken, zal er een persoonlijke kijk van de bewoners worden weergegeven. Het zal vooral door de persoonlijke ervaringen en karaktereigenschappen komen in hoeverre zij zich veilig voelen in hun buurt en stad. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat wanneer een persoon slachtoffer is geweest van criminele activiteiten, hij/zij zich onveiliger voelt dan wanneer deze bewoner geen negatieve persoonlijke ervaringen heeft meegemaakt en zich niet snel angstig voelt (Terpsta, 2009; Innes, 2002, 2004; Hale, 1996; Blokland, 2009 en Boutellier, 2017). Bovendien zou een sterkere sociale controle zorgen voor een positieve veiligheidsbeleving (Blokland, 2009).

Er wordt aangenomen dat de overheid moet zorgen voor een veiligere buurt en stad en dat dit wordt behaald met specifieke veiligheidsmaatregelen vanuit de gemeente. Er is burgerparticipatie nodig om het vertrouwen te winnen van de bewoners en zo de veiligheidsbeleving te verhogen (Boers et al, 2008).

In dit onderzoek wordt er uitgegaan dat een hoge veiligheidsbeleving zich uit in een grote mate van woontevredenheid, dat deels worden gevormd door het imago van een stad (CCV, 2017a).

Tevens zal, het voldoen aan de verwachtingen van de verhuismotieven, ervoor zorgen dat de woontevredenheid hoger is (PBL, 2012; 2015).

(22)

3. Methodologie

De focus van het onderzoek komt als eerste aan de orde met de hoofd- en deelvragen, het conceptueel kader en de steekproef (§3.1). Hierna volgt de manier van dataverzameling en databewerking (§3.2 en §3.3). In de databewerking worden de operationalisatie en hercodering van de variabelen behandeld. Na de databewerking worden de manieren van kwantitatief analyseren beschreven (§3.4). Uiteindelijk worden de aandachtspunten die belangrijk zijn in het onderzoek besproken (§3.5).

§3.1 Aanpak van onderzoek

In deze scriptie wordt onderzocht welke factoren de veiligheidsbeleving en woontevredenheid beïnvloeden en hoe deze mate van veiligheidsbeleving invloed heeft op de woontevredenheid. De focus van dit onderzoek richt zich op verschillende aspecten: de gegevens over de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid onder bewoners, het veiligheidsbeleid van de gemeente en politie en de resultaten van factoren die een relatie hebben met de veiligheidsbeleving en woontevredenheid.

De hoofdvraag die in deze scriptie is onderzocht:

Door welke factoren wordt veiligheidsbeleving van ex-Amsterdammers wonend in Purmerend beïnvloed en wat heeft dit voor effect op hun woontevredenheid met Purmerend?

Om deze hoofdvraag stap voor stap te beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld. Deze luiden:

1. Wat is veiligheidsbeleving en welke factoren zijn van invloed op de veiligheidsbeleving? 2. Wat is de aanpak van de gemeente Purmerend en de politie Purmerend op het gebied van veiligheidsbeleving? Hoe tevreden zijn ex-Amsterdammers met deze aanpak? En wat is de relatie tussen deze tevredenheid en de veiligheidsbeleving?

3. Hoe is de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid onder de ex-Amsterdammers in Purmerend?

4. In hoeverre hebben het imago van de stad, het slachtofferschap en de sociale controle invloed op de veiligheidsbeleving onder ex-Amsterdammers in Purmerend? En in hoeverre hebben veiligheidsbeleving, het imago van de stad en de verhuiskenmerken invloed op de woontevredenheid onder ex-Amsterdammers met Purmerend?

De deelvragen zijn op verschillende manieren beantwoord: vraag 1 aan de hand van het theoretisch kader; vraag 2 middels kwalitatieve interviews en kwantitatieve gegevens; vraag 3 door middel van beschrijvende resultaten van kwantitatieve gegevens; en vraag 4 berekend aan de hand van bivariate analyses en regressieanalyses.

(23)

Conceptueel Schema

In figuur 2 is het conceptueel schema van dit onderzoek weergegeven. In dit figuur zijn de verschillende afhankelijke en onafhankelijke variabelen afgebeeld. De focus ligt op de twee afhankelijke variabelen: de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid. Daarnaast heeft veiligheidsbeleving ook een onafhankelijk karakter: het heeft ook invloed op de woontevredenheid. Veiligheidsbeleving en woontevredenheid worden door verschillende onafhankelijke variabelen beïnvloed. Bij de veiligheidsbeleving zijn dit de veiligheidsaanpak van de gemeente en politie, het imago van de stad, slachtofferschap van een bewoner en de sociale controle in een buurt. De woontevredenheid kan beïnvloed worden door het imago van de stad en het voldoen aan de verhuiswensen.

Figuur 2: Conceptueel kader

Om de deelvragen te kunnen beantwoorden, is er deels een mixed-methods onderzoeksstrategie toegepast. Dit betekent dat in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het kwalitatieve deel is enkel gericht op de afhankelijke variabele veiligheidsbeleving en is bedoeld om een completer beeld te krijgen van de veiligheidsaanpak en de motieven voor deze aanpak. De gedetailleerde informatie kan zorgen voor meer duidelijkheid over de oorzaak van de mate van veiligheidsbeleving. Dit wordt onderzocht via de veiligheidsaanpak van de gemeente en politie.

Het kwantitatieve deel is gebruikt om een geheel beeld (beschrijvende statistieken) van de afhankelijke variabelen veiligheidsbeleving en woontevredenheid te krijgen en een samenhang tussen de concepten te analyseren (Bryman, 2012). De woontevredenheid wordt alleen onderzocht met gegevens vanuit de kwantitatieve methoden omdat de achterliggende informatie over de gemeentelijke aanpak van leefbaarheid een uitgebreider onderzoek vraagt waarin meerdere factoren worden onderzocht die van invloed zijn op deze woontevredenheid. Er zijn veel voordelen aan deze combinatie van methoden. Voordelen zijn dat de zwakke eigenschappen van beide methoden wordt gecompenseerd, de volledigheid van een onderzoek

(24)

bevindingen worden gegenereerd (kwantitatief) en verklaard (kwalitatief) en de betrouwbaarheid van de bevindingen wordt verhoogd (Bryman, 2012).

Vanuit de onderzoeksstrategieën gezien heeft het onderzoek een deductief karakter (Bryman, 2012). Het deductieve karakter komt naar voren doordat er in het theoretisch kader hypotheses worden gesteld die onderzocht worden met de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten in dit onderzoek (Bryman, 2012).

Het type onderzoek dat in deze scriptie is gehanteerd is de explorerende variant. Het bekijkt hoe verschillende factoren de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid beïnvloeden.

Steekproef

Er is als onderzoeksdesign een Case Study gebruikt, wat een intensief en gedetailleerde analyse voor een bepaalde case betekent. Deze case kan een gebied, een gemeenschap of een organisatie zijn (Bryman, 2012). Het type Case Study in dit onderzoek is de single casedesign, met een holistic design. Dit betekent dat er maar één gebied is onderzocht, en dat er maar naar één bepaalde groep eenheden is gekeken (Yin, 2014).

Vaak wordt een Case Study design geassocieerd met kwalitatief onderzoek vanwege de aanpak van data verzamelen. Volgens Bryman (2012) hoeft dit niet altijd. Deze methode wordt ook toegepast bij kwantitatieve onderzoeken.

Er is gekozen om onderzoek te doen in Purmerend. Omdat onderzoek doen naar heel Nederland of een vergelijking tussen steden veel tijd zou kosten en het verzamelen van data een probleem zou worden bij gebrek aan data. Vervolgens is ervoor gekozen om de ex-Amsterdammers in Purmerend te onderzoeken. Uit cijfers van het CBS en het Meertens instituut (2017) blijkt dat 47 procent van de inwoners van Purmerend ex-Amsterdammers zijn en dat deze ex-Amsterdammers zijn verhuisd door het groeikernbeleid vanaf eind jaren 70. Hierdoor is Purmerend enorm uitgebreid als stad en hebben deze ex-Amsterdammers een leven in Purmerend opgebouwd. Het is daarom interessant om te onderzoeken wat deze mensen vinden van hun stad om in te wonen.

Ex-Amsterdammers zijn een groep bewoners die zijn geboren en verhuisd vanuit Amsterdam en nu in Purmerend wonen. Deze groep bewoners mocht alleen meedoen aan de vragenlijst van dit onderzoek wanneer zij de wettelijke volwassen leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. Hiervoor is gekozen om de kans zo groot mogelijk te maken dat de respondent bewust zelf gekozen heeft om te verhuizen van Amsterdam naar Purmerend. Er is namelijk een mogelijkheid dat de respondent met de ouders meeverhuisd is. Dit zou van invloed van kunnen zijn op de verhuismotieven. Deze mogelijkheid staat beschreven bij de verhuismotieven in het hoofdstuk variabelen en hoe hiermee wordt omgegaan in het onderzoek.

Purmerend is als stad in zijn geheel onderzocht. Dit komt omdat de ex-Amsterdammers in elke wijk in Purmerend zijn gaan wonen en niet in specifieke nieuwe wijken.

Doordat er eigen gegevens worden verzameld onder de eenheden, is er een kans is dat er geen representatieve steekproef wordt behaald in het kwantitatieve gedeelte. Om hiervoor te waken wordt de representativiteit van de gegevens over het geslacht, leeftijd, de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid van de ex-Amsterdammers gemeten door ze te vergelijken met de gegevens van de Gemeente Purmerend, de Veiligheidsmonitor en het CBS over alle inwoners

(25)

van Purmerend. Er is een kans dat dit deels verschilt omdat er naar één bepaalde groep van de gehele bevolking gekeken wordt. Het geslacht en leeftijd worden bij het begin van de kwantitatieve analyse vergeleken (paragraaf 7.1). Hierna volgen de beschrijvende statistieken waarbij de veiligheidsbeleving en de woontevredenheid worden gecontroleerd (paragraaf 7.2).

§3.2 Dataverzameling

Om aan de resultaten te komen is een vragenlijst verspreid onder een groep bewoners en zijn er interviews afgelegd met sleutelpersonen van de gemeente en de politie uit Purmerend. De resultaten zijn tenslotte in relatie gezet tot theorieën uit het theoretisch kader en beleidsconcepten uit het casushoofdstuk.

Documenten

In het hoofdstuk casusbeschrijving (zie hoofdstuk 5) wordt de stedelijke ontwikkeling van Purmerend beschreven. Met behulp van beleidsdocumenten is de ontwikkeling van het groeikernbeleid en het veiligheidsbeleid in kaart gebracht. Dit is als oriënterende fase en ondersteuning voor de andere resultaten. Er is gebruik gemaakt van de beleidsanalyses van het Planbureau voor de Leefomgeving, een onderzoeksrapport van de gemeente Purmerend en een onderzoek vanuit het Planologisch en Demografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Het veiligheidsplan van Purmerend is bestudeerd aan de hand van het Kernbeleid Veiligheid ontwikkeld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en beleidsdocumenten over leefbaarheid en veiligheid in Purmerend van de gemeente.

Vragenlijst

De vragenlijst, ook wel een survey genoemd, wordt gebruikt in het kwantitatieve deel. De respondenten zijn verkregen uit de criteria waar je aan moet voldoen om een ex-Amsterdammer te zijn (zie pagina 23).

Een surveymethode is goed toepasbaar op een grote groep respondenten. Zo zijn antwoorden makkelijk te vergelijken en kunnen er betrouwbare statistische analyses worden gemaakt. Om de vragen en gegevens overzichtelijk te implementeren is er gebruik gemaakt van Google Forms. Er zijn 40 vragen opgesteld waarbij de meeste gesloten vragen zijn en sommigen open. De open vragen zijn getalwaarden of een waaromvraag voor uitleg bij een antwoord. De meeste gesloten vragen bestaan uit stellingen. Dit is gemaakt met een likert scale, waar je kan antwoorden van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’ (Bryman, 2012).

SPSS-statistiek is gebruikt om vragen te coderen, samen te voegen en te classificeren.

Om probing (onbetrouwbare gegevens die ontstaan wanneer respondenten de vragen niet goed begrijpen) te voorkomen worden definities gegeven bij niet veel gebruikte woorden als functiemenging (Bryman, 2012). Bovendien wordt er bij een nieuw onderwerp in de vragenlijst een beschrijving gegeven van wat precies de bedoeling is.

De vragenlijst bestaat uit een non-probability steekproef (Bryman, 2012). Dit betekent dat er niet willekeurig respondenten worden geworven. Een vorm van non-probability steekproef, de

(26)

quota. Dit zijn de criteria waaraan de respondent moet voldoen. Tevens er is gebruik gemaakt van een sneeuwbalsteekproef: eerst wordt er contact gelegd met het eigen sociale netwerk die de vragenlijst doorspelen naar andere respondenten. Zo wordt er een groot sociaal netwerk bereikt.

De werving van respondenten is verlopen via Facebookgroepen als ‘Wij zijn Purmerend’ en ‘Wij Purmerenders’. Dit zorgde voor gegevens van 204 respondenten. Doordat deze respondenten via sociale media zijn verzameld, is er een bias mogelijk. Het is aannemelijk dat niet alle eenheden op sociale media zitten. Volgens Bryman (2012) zal er altijd een sampling error vormen omdat het onwaarschijnlijk is dat de onderzoeker met een werkelijk representatieve steekproef komt. Dit wordt onderzocht in de kwantitatieve analyse (h7).

Diepte-interviews

Diepte-interviews, ook wel semigestructureerde interviews genoemd, zijn gesprekken waarbij er vooraf een itemlijst is opgezet met vragen die moeten voorkomen in het gesprek en waarbij doorvragen mogelijk is (Bryman, 2012). De itemlijst is te vinden in de bijlage.

Er is met drie verschillende sleutelfiguren een semigestructureerd gesprek gevoerd.

Twee sleutelfiguren die relevant zijn voor het kwalitatieve deel, Martine van Vliet, gemeente Purmerend Adviseur Openbare Orde en Veiligheid en Ruud Roos, Team Integrale Veiligheid politie Purmerend, werkend als Wijkagent. Zij zijn benaderd via het eigen sociale netwerk. De vragen die in dit interview werden gesteld, waren gericht op het lokaal integraal Veiligheidsbeleid van Purmerend, de concretere maatregelen in veiligheid, de criminele activiteiten in Purmerend en de veiligheidsbeleving van bewoners. Beide interviews duurden gemiddeld anderhalf uur.

Het derde gesprek is gevoerd met Hans Boutellier, Hoogleraar VU Veiligheid en Veerkracht, faculteit Sociale Wetenschappen en wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker instituut. Dit interview was telefonisch en met name gericht op de eerste deelvraag. Het gesprek duurde een half uur. Zijn informatie is verwerkt in het theoretisch kader.

§3.3 Databewerking

Operationalisatie

Operationalisatie is een abstracte variabele meetbaar maken via dimensies en indicatoren. Dit wordt gedaan om de concepten te kunnen meten (Bryman, 2012).

De dimensies en indicatoren van veiligheidsbeleving, woontevredenheid, imago en verhuisredenen komen voort uit het theoretisch kader. Met de indicatoren kunnen er vragen worden opgesteld. Er worden voorbeelden van vragen gegeven. Deze vragen worden opgenomen in de vragenlijst en zijn via het codeerschema gerangschikt bij een variabele. Het codeerschema is bijgevoegd in de bijlagen. In tabel 1 is de operationalisatie per variabele van dit onderzoek overzichtelijk weergegeven.

(27)

Tabel 1: Operationalisatie van de variabelen

Variabele Dimensie Indicator Vraag

Veiligheidsbeleving Persoonlijke context Angst Bent u angstig aangelegd?

(28)

Risicosensitiviteit Hoe hoog schat u uw kans om slachtoffer te worden? Zelfredzaamheid Kunt u zichzelf redden uit een

onveilige situatie? Slachtofferschap Bent u slachtoffer van een

misdrijf/overtreding? Vermijdingsgedrag Vermijdt u onveilige plekken/tijdstippen?

Situationele context Omgevingsbekendheid Hoe goed kent u uw omgeving? Signalement criminaliteit Wat zijn onveilige plekken volgens

u?

Functiemenging Voelt u zich veiliger met verschillende functies om u heen? Sociale Cohesie Contact Heeft u contact met uw

buurtbewoners?

Vertrouwen Heeft u vertrouwen in uw buurtbewoners?

Verwachtingen Verwacht u dat uw buurtbewoners u helpen tijdens een onveilige situatie?

Sociale Controle Is er toezicht in uw buurt?

Tevredenheid over aanpak Gemeente en Politie

Hoe tevreden bent u over de veiligheidsaanpak van de Gemeente en Politie in Purmerend

Woontevredenheid Tevredenheidscijfer Wat voor Rapportcijfer geeft u

Purmerend?

Gevoel Hoe tevreden bent u met Purmerend?

Veiligheidsaanpak Maatregelen Gemeente

Maatregelen Politie

Verhuisredenen Tevredenheid Bent u blij dat u naar Purmerend

bent verhuisd?

Verhuisplannen Wilt u weer verhuizen vanuit Purmerend?

Imago Reputatie Wat voor reputatie heeft Purmerend

(29)

Veiligheidsbeleving is onderverdeeld in vier dimensies: De persoonlijke context, de situationele context, sociale cohesie en de tevredenheid over de veiligheidsaanpak van de gemeente en politie. Slachtofferschap en sociale controle zijn dikgedrukt omdat deze concepten als onafhankelijke variabelen worden meegenomen in deze scriptie. Er is gekeken in welke mate er een relatie ligt tussen deze variabelen en de veiligheidsbeleving van de respondenten.

De tevredenheid over de veiligheidsaanpak is onderzocht om aan te tonen wat de relatie is tussen de veiligheidsaanpak van de gemeente en politie (als derde variabele in de tabel) en de mate van veiligheidsbeleving. Zo worden de kwalitatieve interviews gecombineerd met de kwantitatieve gegevens van de respondenten.

De veiligheidsaanpak van de gemeente en politie worden aan de hand van de semigestructureerde interviews onderzocht.

Hercoderen

Voor het kwantitatieve deel in het onderzoek is er gebruikt gemaakt van twee analysemethoden. Met behulp van bivariate analyses zijn de onderlinge verhoudingen tussen de onafhankelijke variabelen (de mogelijke factoren) op zowel de veiligheidsbeleving als op de woontevredenheid onderzocht en is de relatie tussen de veiligheidsbeleving en woontevredenheid gemeten (zie paragraaf 7.4). Uiteindelijk zijn er met binaire logistische regressieanalyses de gezamenlijke verklaringskracht van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabelen geanalyseerd (zie paragraaf 7.5) (Field, 2013).

Om de enquêtevragen te kunnen gebruiken voor een analyse met SPSS-statistiek, moeten ze eerst zijn gehercodeerd in variabelen die meetbaar zijn. Er is gekeken naar of het antwoord bestaat uit een getal, rangantwoorden of open antwoorden met tekst. Dit is een verschil in interval/ratio (getallen), ordinaal (stellingen) en nominaal (meerkeuzevragen zonder rangorde of open antwoord) (Bryman, 2012).

In dit onderzoek zijn de enquêtevragen eerst gehercodeerd en daarna samengevoegd tot 1 variabele. Zo zijn sommige nominale variabelen en alle stellingen (ordinale variabelen) gecombineerd en geordend in variabelen die hetzelfde concept meten.

Er zijn twee soorten stellingen, stellingen met een positieve- en met een negatieve lading. Wanneer een stelling vanuit een positieve kijk wordt gegeven, bijvoorbeeld ik ben heel tevreden over Purmerend, dan krijgt ‘helemaal niet mee eens’ een score van 1 en ‘helemaal mee eens’ een score van 5. Dit geldt precies andersom bij een stelling vanuit een negatieve kijk. Dan krijgt het antwoord ‘helemaal niet mee eens’ een score van 5 en ‘helemaal mee eens’ een score van 1. De stellingen die over één variabele gaan zijn samengevoegd. Hierna werd de Cronbach’s Alpha uitgerekend om te verifiëren of de stellingen hetzelfde concept meten. Dit is een betrouwbaarheidsanalyse waarbij de Cronbach’s Alpha de maatstaf is. Uit de Cronbach’s Alpha komt een score van 0 tot 1. De grens van betrouwbaarheid ligt op 0,7. In dit onderzoek wordt er ook zoveel mogelijk aan deze grens gehouden. Als de score echter onder 0,7 ligt, mag de analyse toch doorgaan. Er is dan rekening mee gehouden dat de stellingen niet geheel het concept meten en dat niet alle resultaten even betrouwbaar zijn.

(30)

Wanneer deze stellingen samengevoegd zijn als een variabele, worden de scores van de stellingen bij elkaar opgeteld en worden met deze scores onderlinge verhoudingen geanalyseerd.

De afhankelijke variabelen veiligheidsbeleving en woontevredenheid zijn via deze scores gedichotomiseerd als categorische variabelen om te kunnen gebruiken in binaire logistische regressieanalyses. Dit zijn ook wel dummy-variabelen (Field, 2013). Veiligheidsbeleving is gedichotomiseerd met 1 = veilig voelen en 0 = onveilig voelen. Woontevredenheid heeft twee groepen met 1 = tevreden en 0 = ontevreden.

Alle nominale variabelen, behalve de variabele slachtofferschap, worden enkel gebruikt voor de beschrijvende statistieken.

Er is bewust voor gekozen om alle onafhankelijke variabelen als ordinale meting te houden (behalve slachtofferschap) en als scores van de stellingen te gebruiken in de analyse. Hiervoor is een evidente reden. Er gaat veel data verloren wanneer de onafhankelijke variabelen worden geclassificeerd in groepen. Een voorbeeld hiervan is het maken van sociale controle in klassen van sterke en zwakke sociale controle. Stel dat er een verdeling wordt gemaakt dat zwakke sociale controle loopt van scores 5 tot 10 en een sterke sociale controle loopt van 10 tot 15. Als een respondent op een paar stellingen heeft geantwoord met ‘mee eens’ en ‘niet mee eens, maar ook niet mee oneens’ en hij heeft een score van 10, en een andere respondent heeft met bijna dezelfde antwoorden gereageerd maar bij één stelling meer het antwoord ‘mee eens’ ingevuld, krijgt deze respondent een score van 11 toegewezen. Dit betekent dat de ene respondent valt onder de zwakke sociale controle, terwijl de andere respondent behoort tot de sterke sociale controle. Door één score verschil worden er dan relaties gelegd. Hierdoor worden de resultaten als minder betrouwbaar gezien.

Een mogelijk gevolg hiervan is dat de sterktes van de samenhangsmaten bij de analyses te zwak of te sterk worden gemeten, en dat verbanden niet significant meer zijn. In dit onderzoek is bewezen dat door het classificeren, bij de binaire logistische regressie, de OddsRatio (hieronder beschreven wat dit inhoudt) hele hoge resultaten krijgt. Wanneer de onafhankelijke variabelen niet in dummy-variabelen en in referentie-categorieën wordt ingedeeld, blijven de OddsRatio veel toegankelijker, betrouwbaarder, en makkelijker te interpreteren. De onverklaarbare resultaten van de binaire logistische regressieanalyses met geclassificeerde onafhankelijke variabelen zijn ter verduidelijking uiteengezet in tabellen (Y en Z) die opgenomen zijn in de bijlage.

§3.4 Analyses

Bivariate analyses

De eerste analyses worden onderzocht met behulp van kruistabellen. In deze kruistabellen zijn de onderlinge verhoudingen tussen de afhankelijke variabelen en de onafhankelijke variabelen berekend. Er wordt met deze bivariate analyse onderzocht of er een verband is tussen de variabelen en of dit verband significant is.

Om de gegevens in de kruistabellen verticaal te vergelijken, waarbij de onafhankelijke variabelen in de rijen worden geplaatst en de afhankelijke variabele in de kolommen, wordt er

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De variabele besteedbaar inkomen heeft een positieve invloed op de woontevredenheid van huishoudens in een koopwoning, en een negatieve invloed op de woontevredenheid van

Daarna zal in paragraaf 4.2 de invloed van externaliteiten op de huizenprijs worden beschreven, waarbij vooral naar bereikbaarheid, geluidsoverlast en luchtvervuiling

Omdat de Zuidelijke Ringweg nog aangepast gaat worden in de toekomst, is er ook gekeken naar de verwachte tevredenheid na aanpassing van de snelweg, en of

In de tweede fase in het onderzoek spreken we met kinderen en jongeren in alle doelgroepen (alle soorten jeugdhulp met verblijf, JJI’s en AMV’s in opvang), waarbij we ook

Ondanks het dorpse karakter van de wijk heeft de grootstedelijke criminaliteit volgens de bewoners wel zijn intrede gedaan: ‘Vroeger gingen kinderen nog via een touwtje uit

Voordat de verschillen in veiligheidsbeleving worden weergegeven, laten de resultaten van dit onderzoek zien dat er, ondanks het verschil in feitelijk toezicht,

Hierbij wordt gezien dat het plaatsen van camera’s in de onveilige buurt ervoor zorgt dat de houding ten opzichte van camera’s positiever is dan wanneer camera’s afwezig zijn.. In de

[r]