• No results found

6. Kwalitatieve analyse

6.6 Deelconclusie 2

In deze paragraaf wordt de deelvraag 2 beantwoord: Wat is de aanpak van de gemeente Purmerend en de politie Purmerend op het gebied van veiligheid? Hoe tevreden zijn ex-

Amsterdammers met deze aanpak? En hoe is deze tevredenheid in relatie met de

veiligheidsbeleving onder ex-Amsterdammers?

Purmerend heeft als gemeente in samenwerking met de politie een aantal structurele acties ondernomen. Dit gevoerde beleid is op zowel gericht op het aanpakken van negatieve veiligheid verlagende oorzaken en op het motiveren van positieve veiligheid verhogende factoren (Boers et al, 2008; Boutellier, 2017). Er is veel aandacht voor de communicatie tussen externe betrokken partijen. Dit gaat om het contact tussen de politie en de gemeente, en de bijbehorende andere partijen. Er zijn resultaten behaald door inzet van wijkagenten en team buurttoezicht, preventiedagen, Task Force overvallen en live cameratoezicht. De gemeente en politie zijn tevreden met een ons kent ons mentaliteit en het informele karakter van overleg (van Vliet, 2017). Volgens de sleutelpersonen loopt Purmerend hier heel erg in voorop (Roos, 2017). Naast deze externe partijen, wordt de participatie van de burgers net zo belangrijk gevonden. Veel projecten lopen via de burgers: Burgernet, het Ogen en Oren project, preventieavonden (wel door de politie en gemeente georganiseerd, maar aangevraagd door burgers) en de Whatsapp-groepen. Het gaat hier allemaal om de reassurance policing waar er veel verantwoordelijkheid vanuit de burgers wordt gevraagd (van Stokkem et al, 2013). Hierbij draait het allemaal om communicatie tussen de partijen.

Andere maatregelen vanuit de theorie, zoals functiemenging, sociale controle en ruimtelijke ordening zijn niet genoemd door van Vliet en Roos.

Purmerend blijkt in haar High Impact Crimes te zijn gedaald (AD Misdaadmeter, 2016). Dit zijn resultaten gericht op objectieve veiligheid (Spithoven et al, 2012). Maar gezien de resultaten van de veiligheidsbeleving onder de respondenten en de Omnibusenquête, blijkt ook de subjectieve veiligheid te zijn verbeterd (Gemeente Purmerend, 2017a). De criminaliteit is dus ook in werkelijkheid gedaald.

Vervolgens valt uit de analyses over de tevredenheid van deze aanpak onder de respondenten te concluderen dat 113 respondenten tevreden zijn en dat 91 ontevreden zijn. Dit mag opvallend genoemd worden omdat bijna de helft van de onderzochte populatie niet tevreden is. Er is dus enige discrepantie tussen de burgerparticipatie als aanpak van de gemeente en politie en de hoge ontevredenheid van de burgers.

Deze tevredenheid in de aanpak blijkt licht van invloed te zijn op de veiligheidsbeleving van de bewoners. Als een respondent ontevreden is met de aanpak heeft dat een relatie met het onveilig voelen. Met deze gegevens mag echter niet worden geconcludeerd dat tevreden met de aanpak zijn ook meteen geldt dat de respondent zich veilig voelt.

7. Kwantitatieve Analyse

In dit hoofdstuk worden de analyses van deze scriptie onderzocht. Allereerst, in paragraaf 7.1 wordt de representativiteit van de steekproef besproken. In 7.2 worden de beschrijvende statistieken van veiligheidsbeleving en woontevredenheid onderzocht wat leidt tot het beantwoorden van deelvraag 3 (paragraaf 7.3). Vervolgens worden de verhoudingen tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabelen geanalyseerd met behulp van de bivariate analyses (paragraaf 7.4), gevolgd door de binaire logistische regressieanalyses in paragraaf 7.5. Middels deze twee analysemethoden wordt in paragraaf 7.6 de laatste deelvraag beantwoord.

§7.1 Representativiteit steekproef

De representativiteit van de steekproef wordt onderzocht met de gegevens van de gemeente Purmerend, de Veiligheidsmonitor en het CBS. In deze paragraaf worden de geslacht en leeftijd van de respondenten gemeten met de gegevens van de bevolking in Purmerend. De gegevens over veiligheidsbeleving en woontevredenheid worden gemeten in paragraaf 2.

Geslacht

In tabel 13 is te zien hoeveel mannen en hoeveel vrouwen aan de vragenlijst hebben meegedaan.

Tabel 13: Geslacht van de respondenten

Aantal %

Man 67 33,3

Vrouw 137 66,7

Totaal 204 100

Het is relevant voor de representativiteit en betrouwbaarheid van de gegevens van de steekproef, om het geslacht van de ex-Amsterdammers te vergelijken met het geslacht van de hele bevolking van Purmerend. In tabel 14 is het geslacht van de bevolking van Purmerend in 2016 weergegeven.

Tabel 14: Geslacht van de bevolking in Purmerend in 2016

Aantal %

Man 38973 48,8

Vrouw 40955 51,2

Totaal 79928 100

(Bron: CBS Statline, 2017b)

Hieruit blijkt dat er meer vrouwen in Purmerend wonen dan mannen (51,2%). Het verschil met de respondenten van dit onderzoek, waarbij er 66,7% vrouwen hebben meegedaan aan de

vanwege het vergelijken van ex-Amsterdammers met alle inwoners. Niettemin is dit verschil te groot. Hieruit is op te maken dat de steekproef niet geheel representatief is voor alle ex- Amsterdammers en dat de getrokken conclusies kunnen afwijken. Het geslacht is dan ook alleen gebruikt bij de beschrijvende statistieken over veiligheidsbeleving en woontevredenheid (zie paragraaf 6.2) en niet bij de analyses. Dit zal verder geen consequenties hebben voor de andere resultaten.

Leeftijd

De leeftijd van de respondenten is onderverdeeld in 3 categorieën: 18-39, 40-64 en 65+. Deze klassen zijn aangehouden vanuit de vergelijking met het Omnibusenquête van de gemeente Purmerend. In tabel 15 zijn de gegevens opgebouwd.

Tabel 15: Leeftijd Aantal % 18-39 46 22,5 40-64 140 68,6 65+ 18 8,8 Totaal 204 100

Ook voor leeftijd is het relevant voor de representativiteit om de gevonden data van de steekproef te vergelijken met alle inwoners van Purmerend. In tabel 16 is te zien wat de leeftijd van de bevolking van Purmerend in 2018 is.

Tabel 16: Leeftijd van de bevolking in Purmerend in 2018

Aantal %

18-39 18278 22,9

40-64 29264 36,6

65+ 15430 19,3

Totaal 62972 / 79971 78,8 / 100

(Bron: Gemeente Purmerend, 2018)

In het vergelijken van beide tabellen vallen twee percentages op. In tabel 7 is de groep van 40- 64 jarige met 68,6% vertegenwoordigd, bij tabel 8 is dit maar 36,6%. Daarnaast is in tabel 7 de groep van 65-plussers maar met 8,8% van de steekproef vertegenwoordig, terwijl er 19,3% 65-plussers in Purmerend wonen (zie tabel 16). Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook leeftijd niet geheel representatief is aan alle ex-Amsterdammers in Purmerend. Ook vanwege deze reden is leeftijd alleen gebruikt bij de beschrijvende statistieken over veiligheidsbeleving en woontevredenheid (zie paragraaf 7.1) en niet bij verdere analyses zodat het de andere resultaten niet vertekend.

§7.2 Beschrijvende statistieken

Veiligheidsbeleving

De veiligheidsbeleving van respondenten is door veel verschillende indicatoren gemeten (zie operationalisering op bladzijde 27). De meest relevante metingen in dit onderzoek zijn de nominale vragen: Hoe veilig voelt u zich in Purmerend? en Hoe veilig voelt u zich in de buurt?, en de stellingen die bestaan uit alle dimensies van veiligheidsbeleving (zie ook paragraaf 4.1).

Daarnaast zijn er ook vragen gesteld als: Hoe angstig voelt u zich? Hoe groot schat u uw kans op slachtofferschap? En bent u wel een slachtoffer geweest van een overtreding/misdrijf? En vragen die meer gericht zijn op de positieve kant van veiligheidsbeleving: Voelt u zich veilig met functiemenging om u heen? Heeft u veel sociale contacten met bewoners? Bent u bekend met Burgernet?

Al deze vragen zijn onderdeel voor het beantwoorden van deelvraag 3: Hoe is de veiligheidsbeleving onder de ex-Amsterdammers in Purmerend? in paragraaf 6.3.

Er is eerst gekeken naar de vraag hoe veilig de respondenten zich voelen in Purmerend en in hun eigen buurt. Dit is samengevoegd in tabel 17.

Tabel 17: Hoe veilig voelt u zich in Purmerend?

Aantal %

Veilig 184 90,2

Onveilig 20 9,8

Totaal 204 100

In tabel 17 is er te zien dat van de 204 respondenten, er maar 20 mensen zich onveilig voelen in Purmerend. Dit is een klein getal (9,8%) in vergelijking met de anderen respondenten (90,2%) die zich veilig voelen.

Om de representativiteit van de resultaten van veiligheidsbeleving onder de respondenten te meten, is er een vergelijking gemaakt met de cijfers van de Veiligheidsmonitor onder alle bewoners van Purmerend. In 2016 voelde 7,8% zich onveilig in de buurt in Purmerend (CBS, 2017a). Het is een klein verschil met de resultaten van tabel 19, wat twee oorzaken kan hebben: dit onderzoek is recenter en er is dus een kans dat er een verschil kan zijn in gegevens, of dat het onderzoek wordt gebaseerd op minder mensen waardoor er een minder betrouwbaar gegeven is ontstaan. Bovendien zijn de gegevens van de Veiligheidsmonitor gebaseerd op alle inwoners van Purmerend en in dit onderzoek zijn alleen de inwoners vanuit Amsterdam van toepassing.

Het verschil tussen de percentages is echter zo klein dat ervan uit mag worden gegaan dat de resultaten over veiligheidsbeleving representatief zijn en dit geen vertekend beeld geeft op de

Het tweede concept wat veiligheidsbeleving onder de respondenten heeft gemeten zijn de stellingen die over veiligheidsbeleving gaan. Dit is weergegeven in tabel 18.

In dit tabel is te zien dat er meerdere respondenten zich onveilig voelen met gebruik van andere indicatoren dan alleen het ‘gevoel van veilig of onveilig hebben’. Dit zijn 19 personen in relatie tot 185 mensen die zich wel veilig voelen.

Tabel 18: Stellingen veiligheidsbeleving

Aantal %

Veilig 185 90,7

Onveilig 19 9,3

Totaal 204 100

Bij deze resultaten voelen weinig respondenten zich onveilig in vergelijking tot de respondenten die zich veilig voelen. Doordat er zo weinig mensen zich onveilig voelen en er met deze kleine groep analyses worden gehouden om de oorzaak van deze onveiligheid te onderzoeken, kan het een onbetrouwbaar beeld leveren op de resultaten. Tijdens het beantwoorden van deelvraag 3 en de hoofdvraag wordt hier rekening mee gehouden.

Vervolgens wordt er gevraagd of mensen zich snel angstig voelen en of zij hun kans hoogschatten om slachtoffer te worden van een misdrijf. Deze gegevens zijn terug te vinden in de bijlage in tabel C en D.

Er zijn 20 personen van de 204 respondenten angstig aangelegd (9,8%). Bovendien schatten 114 respondenten hun kans onder de 40% om slachtoffer te worden van een misdrijf. Opvallend is dat 71 respondenten zijn die hun kans om slachtoffer te worden boven de 60% schatten. Dit is redelijk veel in vergelijking met hoeveel mensen angstig zijn.

Op de vraag of de respondent slachtoffer is geweest van een misdrijf of overtreding (in bijlage tabel E) is merkbaar dat er 84 ex-Amsterdammers hebben gereageerd met ‘Ja’. Dit is 41,2% van de totaalaantal respondenten. Hier wordt niet bij gevraagd wanneer en waar zij slachtoffer zijn geworden, dit hoeft dan ook niet in Purmerend te zijn gebeurd.

Het is een groot verschil met de aantal respondenten die zich onveilig voelt in Purmerend wat zorgt voor een veronderstelling dat er toch geen samenhang hoeft te zijn tussen slachtofferschap of de angst om slachtoffer te worden, en onveiligheidsbeleving. De uitspraken van onderzoekers (Innes, 2002; 2004; Hale, 1996, Blokland, 2009; en Boutellier, 2017) worden met deze resultaten tegengesproken. Dit wordt meegenomen in de analyse tussen slachtofferschap en veiligheidsbeleving.

Na de aspecten die de veiligheidsbeleving van mensen verlagen, zijn de positieve veiligheidsbeleving verhogende factoren zoals functiemenging, sociale cohesie en sociale controle gevraagd. Deze gegevens zijn te vinden in de bijlage bij tabel F, G en H.

Volgens Blokland (2009) en Jacobs (1961) uit de literatuur zou functiemenging moeten zorgen voor een hogere sociale controle, wat weer zorgt voor een veiliger gevoel.

Met de stelling: ‘Ik voel mij veilig met verschillende functies van wonen, werken en winkelen om mij heen’ is dit gecontroleerd onder de respondenten. Het blijkt dat 81,3% van de respondenten zich veilig voelt met de verschillende functies om hun heen. Dit wijst niet meteen uit dat de respondenten zich dan veiliger voelen door de functiemenging, maar het geeft wel een indicatie van dat functiemenging kan helpen voor een veiliger gevoel.

De sociale cohesie wordt onderzocht in de hoeveelheid contact met de buren (Tabel F in bijlage). Volgens Blokland (2009) zou sociale cohesie (saamhorigheid) versterkt worden door functiemenging en zou dit zorgen voor meer vertrouwen in de buren en buurt wat het veiligheidsgevoel bevordert. Uit het tabel blijken maar 9 respondenten geen contact te hebben met de buren, en de andere ex-Amsterdammers (195) heel veel of matig contact hebben. Dit zou een reden kunnen zijn dat de meeste bewoners zich veilig voelen.

Om de sociale controle na te gaan, wordt er gekeken hoeveel respondenten bekend zijn met Burgernet. Burgernet zou ervoor moeten zorgen dat inwoners meer informele toezicht hebben in de buurt en bewust omgaan wanneer zij iets opvallends zien. De meesten zijn bekend met burgernet (87,3%). Dit zou tot meer sociale controle moeten leiden, wat weer zou zorgen voor een hogere veiligheidsbeleving (Blokland, 2009; Jacobs, 1961). De hypothese dat sociale controle zorgt voor een hogere veiligheidsbeleving wordt nog geaccepteerd en meegenomen naar de analyse. Er zou volgens Blokland (2009) dan ook meer onderzoek moeten worden gedaan naar de relatie tussen de sociale controle en de ervaring van veiligheid.

Voor extra toelichting is er in de enquête een vraag gesteld naar waarom men zich juist veilig of onveilig voelt. De redenen dat mensen zich onveilig voelen, hebben te maken met dat ze de buurt niet veilig vinden voor de kinderen, de buurten slecht onderhouden worden, er veel hangjongeren zijn, ze slachtoffer zijn geweest van inbraak/diefstal/ongeluk, te weinig politietoezicht is, er veel criminele figuren rondlopen en dat er veel onrust in de straat is. De respondenten zijn dus of angstig aangelegd (niet veilig voor kinderen/slachtoffer geweest/ veel hangjongeren/veel criminele figuren), vinden de leefbaarheid van de buurt een discussiepunt (wordt niet onderzocht in deze scriptie) of zijn het niet eens met de veiligheidsaanpak van de politie.

Er zijn echter meer positieve benaderingen zoals dat er voldoende politie is, er uiteindelijke weinig gebeurt/weinig criminaliteit, een sterke saamhorigheid is, respondenten geen slechte ervaringen hebben, goed contact met buren hebben, er goede sociale controle is, de buurt levendig is, de respondenten de buurt goed kennen (omgevingsbekendheid) en de realisatie hebben dat er overal wel iets gebeurt.

Om te kijken of de oververtegenwoordiging van klassen in het geslacht en leeftijd zorgen voor een vertekend beeld die de resultaten kan beïnvloeden, zijn er kruistabellen gehouden tussen het geslacht en de veiligheidsbeleving en tussen de leeftijd en de veiligheidsbeleving. Deze kruistabellen zijn opgenomen in de bijlage tabellen I en J. Beide kruistabellen zijn onderzocht

Bij geslacht wordt er verwacht dat er meer vrouwen zich onveiliger voelen. Bij leeftijd wordt ervan uit gegaan dat ouderen (65+) zich sneller onveilig voelen (Boutellier, 2017).

De kruistabel tussen geslacht en veiligheidsbeleving geeft aan dat er in totaal drie mannen van de 67 mannen (4,5%) zijn die zich onveilig voelen. Dit is in vergelijking met de vrouwen waarbij 17 van de 137 vrouwen zich onveilig voelt, relatief een groot verschil (12,4%). Dit komt mogelijk door de oververtegenwoordiging van de vrouwen in het onderzoek. Ook al voelen vrouwen zich sneller onveiliger dan mannen, toch is dit verschil in aantal mannen in vergelijking met aantal vrouwen te groot. Er is vanuit gegaan dat het geslacht van de respondenten een vertekend beeld geeft op de veiligheidsbeleving en dit niet in verdere analyse wordt gebruikt.

In de kruistabel tussen leeftijd en veiligheidsbeleving blijkt de ondervertegenwoordiging van de 65+-jarigen een vertekend beeld te geven in de hoeveelheid respondenten die zich onveilig voelen. Er zijn namelijk geen van de ouderen (in totaal 18) die zich onveilig voelen terwijl dat wel wordt verwacht. Van de 18 tot en met 39-jarigen voelt 10,9% zich onveilig en van de 40 tot en met 64-jarigen 10,7%. Met dit tabel is bewezen dat leeftijd geen betrouwbare resultaten geeft over de veiligheidsbeleving. Leeftijd en geslacht worden verder in dit onderzoek achterwegen gelaten.

Woontevredenheid

Woontevredenheid is op twee verschillende manieren in de vragenlijst gemeten, met rapportcijfers over de buurt en Purmerend, en met stellingen over het tevredenheidsgevoel. Met deze metingen kan uiteindelijk de deelvraag: Hoe is de woontevredenheid onder de ex- Amsterdammers in Purmerend? worden beantwoord.

In de volgende grafieken worden de rapportcijfers van Purmerend als gehele stad en van de buurt waar de respondenten in Purmerend in wonen, gepresenteerd (zie cijfers per buurt in bijlage tabel.

In de grafieken zijn er twee opvallende lijnen te zien bij het cijfer 8.0. Meer dan 90 respondenten hebben zowel Purmerend als hun buurt een 8.0 als cijfer gegeven. Daarnaast geven de meeste respondenten een dikke voldoende (boven de 6,5) als cijfer wat wijst op een hoge woontevredenheid. Het gemiddelde cijfer in dit onderzoek geldt een 7,6.

In hoofdstuk 4 is uitgelegd dat de cijfers zijn samengevoegd en gedeeld door 2 als gemiddelde van beide cijfers. Vervolgens is alles onder een 5,4 als onvoldoende beschouwd en alles boven de 5,5 als voldoende. Hierdoor geven enkel 9 respondenten een onvoldoende aan Purmerend.

In de Omnibusenquête 2017 van Gemeente Purmerend is er ook gevraagd naar wat inwoners Purmerend als cijfer zouden geven. Dit gegeven kan gebruikt worden om de betrouwbaarheid van het gemiddeld cijfer in dit onderzoek te controleren. Volgens de Gemeente van Purmerend scoort Purmerend is het algemeen een 7,7 in de Omnibusenquête (2017a). Dit is vergelijkbaar met het gemiddelde cijfer (7,6) van dit onderzoek.

Vervolgens wordt er in de Omnibusenquête een tevredenheidscijfer gegeven, gebaseerd op de groepen leeftijden. Zie deze gegevens in de bijlage tabellen K en L. Alle klassen komen in zowel de gemeentelijke resultaten als de resultaten uit dit onderzoek tussen een 7,5 en een 7,8 uit. Het enige verschil is dat de inwoners boven de 65+ volgens de Gemeente meer tevreden te zijn, terwijl dat in dit onderzoek de minst tevreden groep is.

Dit cijfer is ook per wijk uitgerekend. Zie de gegevens voor de wijken in de bijlage tabellen M en N.

Hieruit blijkt dat alle cijfers zich tussen de 7 en de 8 bevinden bij beide onderzoeken. Sommigen wijken verschillen 0,1 of 0,2 decimalen per cijfer. Er is alleen een groter verschil te zien in de Overwhere, de Gors en de Wheermolen waarbij de Wheermolen hoger scoort in dit onderzoek dan in de Omnibusenquetê en Overwhere en de Gors lager scoren in dit onderzoek.

Deze vergelijking laat zien dat er weinig verschil is met de cijfers uit dit onderzoek onder de ex-Amsterdammers en met de cijfers uit de Omnibusenquetê onder de totale bevolking van Purmerend. De representativiteit van de woontevredenheid gegevens worden hiermee gewaarborgd en kunnen worden gebruikt bij de analyses met woontevredenheid als afhankelijke variabele.

Als tweede meetindicator zijn de stellingen over de woontevredenheid opgesteld. Dit is aangegeven in tabel 19.

Tabel 19: Stellingen Woontevredenheid

Aantal %

Tevreden 186 91,2

Ontevreden 18 8,8

Ook voor woontevredenheid geldt, net als voor de veiligheidsbeleving, dat er een te ongelijke celvulling is. Dit kan consequenties hebben voor de analyseresultaten die onderzoek doen naar het verband tussen de onafhankelijke variabelen en het ontevreden of het tevreden zijn. Omdat er weinig respondenten ontevreden zijn, is dit niet geheel accuraat op de relaties van de variabelen en wordt dit benoemd in de conclusie.

Tevens zijn er kruistabellen gemaakt voor de relatie tussen het geslacht en de woontevredenheid, en de leeftijd en de woontevredenheid om te onderzoeken of het geslacht en de leeftijd een vertekend beeld geven aan de woontevredenheid. Deze tabellen zijn opgenomen in de bijlage tabellen O en P. Deze tabellen zijn beiden geanalyseerd met de rapportcijfers (nominale meting).

De verwachting is dat evenveel mannen als vrouwen zich tevreden en ontevreden voelen over het wonen in Purmerend. En dat geldt ook voor de verschillende leeftijdsklasse van de respondenten.

Vanuit de kruistabel blijkt dat er bijna hetzelfde aantal mannen als vrouwen ontevreden zijn over Purmerend (4 mannen en 5 vrouwen). Dit lijkt misschien nagenoeg hetzelfde, maar omdat er een oververtegenwoordiging is van vrouwen, kan het zijn dat wanneer er meer mannen meededen aan het onderzoek, er meer respondenten ontevreden zouden zijn. Het geeft dus wel degelijk een vertekend beeld.

Voor de kruistabel tussen leeftijd en de woontevredenheid geldt dat ook bij, zoals de veiligheidsbeleving tabel, de 65-plussers één iemand zich ontevreden voelt. Dit is geheel onwaarschijnlijk. Bovendien zijn de meeste respondenten van de klasse 40-64 jaar ontevreden. Dit komt omdat er een oververtegenwoordiging is van deze groep met 140 respondenten. Dit bevestigd dat de leeftijd een vertekend beeld geeft aan de analyses en niet