• No results found

Experimenteren met identiteiten Een kwantitatief onderzoek naar hoe 'Instagram involvement' gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar), en hoe 'identity confusion' en 'resistance to peer i

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Experimenteren met identiteiten Een kwantitatief onderzoek naar hoe 'Instagram involvement' gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar), en hoe 'identity confusion' en 'resistance to peer i"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EXPERIMENTEREN MET IDENTITEITEN

EEN KWANTITATIEF ONDERZOEK NAAR HOE INSTAGRAM INVOLVEMENT

GERELATEERD IS AAN EEN VERSTOORD IDENTITEITSBEELD BIJ DE LATE

ADOLESCENT (18-25 JAAR), EN HOE IDENTITY CONFUSION EN RESISTANCE TO

PEER INFLUENCE DIE RELATIE VERKLAREN.

Wetenschappelijk artikel Aantal woorden: 9.957

Roos Martens

Stamnummer: 01404361

Promotor: Dr. Ini Vanwesenbeeck

Commissaris: Ben Robaeyst

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Communicatiewetenschappen afstudeerrichting Communicatiemanagement

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

Abstract

Social media in general have positive effects on the social and technical skills of the users. Yet its use, for example using Instagram and following peers and influencers, is not completely harmless. Especially for the late adolescence, that is the life stage in which young people go through the process of identity formation. A lot of research has already been done on the impact of social media in general. But the focus was so far mainly on the impact of social media on young people, in the early and middle adolescence. However, the process of identity formation still continues into the late teens and mid-twenties. There was therefore a need for a study specifically aimed at the late adolescence (18 to 25 years). This quantitative, correlational study is based on an online survey (n = 224) and investigates if the involvement with Instagram is directly related to a distorted identity image in late adolescents (18-25 years). In that process, it also pays attention to the identity confusion and resistance to peer influence the late adolescent experiences as a result of using Instagram. There is no independent variable manipulated, but there is searched for statistical relationships between multiple variables. The results showed no significant relation between Instagram involvement and a disturbed identity image. But this study did show that Instagram involvement can result in more identity confusion, which in turn is related to less resistance to peer influence and a more disturbed identity image in late adolescents (18-25 years). The late adolescence must be informed about these underlying mental processes of Instagram involvement, in order to develop coping mechanisms and have a more conscious control over their own Instagram use.

(4)

Dankwoord

Hier zijn we dan, aanbeland bij het einde van de uitdaging ‘masterproef’, alsook bij het einde van deze opleiding in de Communicatiewetenschappen. Na veel verricht opzoekwerk, gehaalde deadlines, en interessante hoor- en werkcolleges is de finish nu eindelijk in zicht. Ik ben alvast zeer tevreden dat ik mijn masterproef heb kunnen schrijven over een actueel onderwerp die me enorm interesseert, het was een leerrijke ervaring!

Graag zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om enkele mensen te bedanken die mij met raad en daad bijstonden tijdens het realiseren van mijn masterproef. Allereerst wil ik mijn promotor, dr. Ini Vanwesenbeeck bedanken voor de steeds constructieve feedback, de leerrijke tips en tricks, en het feit dat ze altijd bereikbaar stond voor vragen doorheen de verschillende fasen van deze masterproef.

Vervolgens zou ik ook graag prof. dr. Gino Verleye bedanken, die via het concept van de CLINICS voor kwantitatieve analyse vrijblijvend beschikbaar stond voor studenten met vragen of onduidelijkheden. Enthousiast als ik ben, heb ik daar een aantal keer gretig gebruik van gemaakt voor extra advies.

Tot slot bedank ik ook alle respondenten voor hun deelname aan dit onderzoek, zonder hen zou het onderzoek an sich niet mogelijk geweest zijn.

Merci!

(5)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Dankwoord ... 4

1. Inleiding ... 8

2. Theoretisch kader ... 10

2.1 Motoren voor sociale mediagebruik ... 10

2.1.1 Sociale vergelijking ... 10

2.1.2 Fear of Missing Out (FoMO) ... 11

2.1.3 Sociale media als ontspanning ... 12

2.2 Identiteitsontwikkeling in de late adolescentiefase (18-25 jaar) ... 13

2.2.1 Het begrip identiteit ... 13

2.2.2 Identiteitsontwikkeling gedurende de late adolescentie ... 13

2.2.3 De hedendaagse late adolescentie ... 14

2.3 De zoektocht naar een coherente identiteit ... 15

2.3.1 Experimenteren met identiteiten op Instagram ... 15

2.3.2 Een verstoord identiteitsbeeld – Self-Discrepancy Theory ... 17

2.3.3 De mediërende impact van identity confusion en resistance to peer influence ... 18

2.4 Vormen van peer influence ... 19

2.4.1 Commerciële peer influence ... 19

2.4.2 Niet-commerciële peer influence ... 22

2.4.3 De impact van peer influence op het identiteitsbeeld ... 22

3. Kwantitatief onderzoek: online survey bij de late adolescentie (18-25 jaar) ... 24

3.1 Methode ... 24

3.2 Onderzoeksdesign... 25

3.2.1 Variabelen ... 25

3.2.2 Conceptueel model (Model 6 - Hayes) ... 25

3.3 Participanten ... 26

3.4 Procedure ... 27

3.4.1 Verloop online survey ... 27

3.5 Meetschalen ... 29

4. Resultaten ... 31

4.1 Relatie X met M1 en M2 ... 31

(6)

4.3 Relatie M1 en M2 met Y ... 33

4.4 Relatie X en Y ... 34

4.5 De mediërende impact van M1 en M2 ... 34

4.6 Samenvatting van de resultaten ... 36

4.6.1 Hypothesetoetsing ... 36

4.6.2 Statistisch model (Model 6 – Hayes) ... 36

5. Discussie en conclusie ... 37

6. Praktische implicaties ... 39

7. Beperkingen en suggesties voor verder onderzoek ... 40

8. Bibliografie ... 41

9. Bijlagen ... 51

1. Bijlagen literatuurstudie ... 51

A. Percentage Amerikaanse volwassenen die onderstaande sociale media gebruiken online of via smartphone (2012 - 2018) ... 51

B. Opwaartse vs. Neerwaartse vergelijkingen in functie van stemming/humeur/mood ... 51

C. Percentage Amerikaanse volwassenen die sociale media gebruiken (2006 - 2018) ... 52

D. Percentage Amerikaanse volwassenen die sociale media gebruiken vs. hun leeftijdscategorie (2006 - 2018) ... 52

2. Vragenlijst onderzoek – online survey via Qualtrics ... 53

3. Analyse: Output SPSS... 61

A. Testen interne betrouwbaarheid schalen – Cronbachs alfa (α)... 61

(7)

Figurenlijst

Figuur 1: Conceptueel model ... 25

Figuur 2: a1 pad ... 31 Figuur 3: a2 pad ... 32 Figuur 4: d21 pad ... 32 Figuur 5: b1 pad ... 33 Figuur 6: b2 pad ... 33 Figuur 7: c' pad ... 34 Figuur 8: c pad ... 34

Figuur 9: Statistisch model ... 36

Tabellenlijst

Tabel 1: Opgestelde hypotheses vanuit theoretisch kader... 24

Tabel 2: Variabelen gebruikt in deze studie ... 25

Tabel 3: indirecte effecten ... 35

Tabel 4: vergelijking indirecte effecten... 35

(8)

1. Inleiding

In het algemeen hebben sociale media positieve effecten op de sociale en technische vaardigheden van de gebruikers (Bittanti et al., 2008). Toch gaat het gebruik ervan ook hand in hand met negatieve psychosociale gevolgen, met name voor jongeren in de late adolescentie. Dat is namelijk de levensfase waarin jongeren het proces van identiteitsvorming doorlopen, en waarin ze het meest kwetsbaar zijn voor invloeden van buitenaf (zgn. peer influence) (Balakrishnan & Griffiths, 2017; Collins & Steinberg, 2006; O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011). Met meer dan een miljard actieve gebruikers per maand, is Instagram een van de meest populaire sociale netwerken ter wereld (Clement, 2020). Ondanks dat adolescenten zelf aangeven dat Instagram niet goed is voor hun mentale gezondheid, wordt de app tot op vandaag wereldwijd nog fervent gebruikt, sterker nog: het gebruikersaantal is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen (Clement, 2020; Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019). Die paradox kan verklaard worden door verscheidene fenomenen, die allemaal gebundeld zijn in de literatuurstudie van deze masterthesis. Er werd een literatuurstudie uitgevoerd die illustreert waarom de hedendaagse late adolescent zo actief verbonden is aan sociale media zoals Instagram. Dergelijke mate van online activiteit, en bijgevolg kwetsbaarheid, kan onder andere verklaard worden door volgende concepten: sociale vergelijking, Fear of Missing Out (FoMO), mood management theory, self-discrepancy theory,

empty-self theory en peer influence. Ook werd ingegaan op de vatbaarheid voor zowel commerciële als

niet-commerciële peer influence waar de late adolescent op Instagram mee geconfronteerd wordt. Hoewel er over de impact van sociale media op de gebruikers al heel wat onderzoek verricht is (Evans, Phua, Lim, & Jun, 2017; Khamis, Ang, & Welling, 2016), werd in de literatuur geen eenduidig antwoord gevonden op de vraag of Instagram involvement gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld, specifiek bij de late adolescent (18-25 jaar). Wellicht komt dat doordat de focus van dergelijke onderzoeken doorgaans ligt op de early en middle adolescence. Nochtans loopt het proces van identiteitsvorming in de hersenen nog door tot in de late teens en de mid-twenties (Beckman, 2004). Deze masterthesis wil toelichten of Instagram involvement al dan niet zorgt voor discrepantie tussen het reële zelfbeeld en het ideale zelfbeeld bij jongeren, specifiek in de late adolescentie (18-25 jaar). De centrale vraag waarop deze masterthesis een antwoord wil bieden luidt dan ook als volgt:

OV: “In welke mate is Instagram involvement gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld

(9)

Er werd een kwantitatief, correlationeel onderzoek uitgevoerd om de resultaten van de literatuurstudie te toetsen en nieuwe bevindingen te rapporteren. Er werd hierbij geen onafhankelijke variabele gemanipuleerd, maar wel gezocht naar de statistische relatie tussen meerdere variabelen. Tijdens dit onderzoek moesten late adolescenten, die zich bevinden binnen de leeftijdscategorie van 18 tot en met 25 jaar, online een survey invullen. Op die manier werd gepeild naar hun mate van identity confusion, hun weerstand tegen invloeden van peers (zgn. resistance to peer influence), en naar de relatie tussen

Instagram involvement en de discrepantie tussen het reële en het ideale zelfbeeld die de late

(10)

2. Theoretisch kader

2.1 Motoren voor sociale mediagebruik

2.1.1 Sociale vergelijking

Ondanks dat Instagram als een geïdealiseerde omgeving wordt beschouwd, is het de sterkste stijger de afgelopen jaren wat betreft het gebruikersaantal, en wordt de app wereldwijd nog enorm veel gebruikt (Clement, 2020; Pew Research Center, 2018; Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019) (zie Bijlage 1-A). Die tegenstrijdigheid kan verklaard worden door het fenomeen ‘sociale vergelijking’, die als motor werkt voor het sociale mediagebruik van de late adolescent. De sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954) stelt dat individuen een sterk verlangen hebben om zichzelf te evalueren, het zogenaamde self evaluation motive. Sociale vergelijkingen worden gemaakt in functie van twee doelen: enerzijds self-enhancement (zichzelf vergelijken met anderen om een positiever zelfbeeld te verkrijgen), en anderzijds zelfevaluatie (eigen imago aftoetsen tegenover anderen) (Wills, 1981). Sociale vergelijking en het verlangen naar bevestiging is een belangrijke motivator voor het sociale mediagebruik van adolescenten (Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019). Sociale media bieden individuen namelijk de perfecte omgeving om zichzelf online te vergelijken met anderen, en dat kan zowel in opwaartse als in neerwaartse richting (Lup, Trub & Rosenthal, 2015). Bij het maken van neerwaartse sociale vergelijkingen ontstaan positieve gevoelens, zoals een verhoogd zelfvertrouwen bijvoorbeeld. Bij het maken van opwaartse vergelijkingen daarentegen ontstaan negatieve gevoelens zoals jaloezie, depressie, of een laag zelfbeeld, en dat net op een cruciaal punt in de identiteitsontwikkeling (Fox & Moreland, 2015; Voelker, Reel, & Greenleaf, 2015). Festinger (1954) stelt dat individuen van nature een voorkeur hebben om zich opwaarts te vergelijken met mensen die beter af zijn: waar ze naar opkijken en waarmee ze zich identificeren (Festinger, 1954; Lockwood & Kunda, 1997). Bovendien toont een longitudinaal onderzoek van Frison (2016) aan dat er op sociale media het vaakst opwaarts vergeleken wordt door adolescenten die ontevreden zijn met hun eigen leven. Andere studies bevestigen dat het maken van opwaartse sociale vergelijkingen samenhangt met een verminderd welzijn van het individu (Festinger, 1954; Gerson, Plagnol, & Corr, 2016; Gilani, Bolat, & Wilkin, 2018; Johnson & Knobloch – Westerwick, 2014).

(11)

Een andere invalshoek van waaruit sociale vergelijkingen bekeken kunnen worden is mood

management. Sociale media komen tegemoet aan allerlei psychologische noden van gebruikers, onder

andere het herstellen van een negatief humeur, en het behouden of verbeteren van een positief humeur (Mauri et al., 2011). Het grootste deel van de tijd online spendeert de adolescent niet aan zichzelf, maar aan het bekijken van andermans activiteiten (Metzger, Wilson, Pure, & Zhao, 2012). Dat toont aan dat sociale vergelijking een belangrijk mechanisme is waarmee sociale media de mood of stemming van adolescenten kan verbeteren. Onderzoek van Haferkamp & Krämer (2011) toont aan dat neerwaartse vergelijkingen op sociale media het positieve effect op de mood of stemming nog kunnen versterken. Want door zichzelf te vergelijken met mensen die slechter af zijn, kunnen adolescenten hun eigen, bedreigde zelfvertrouwen opkrikken (Wills, 1981). Opwaarts vergelijken daarentegen gebeurt met mensen die beter af zijn: waarmee de adolescent zich identificeert, bijvoorbeeld hun peers of influencers op Instagram (Lockwood & Kunda, 1997). Uit een experiment van Haferkamp & Krämer (2011) met nep profielen op sociale media blijkt dat deelnemers die profielen bekeken van minder aantrekkelijke of succesvolle mensen, een hogere dunk van zichzelf hadden dan mensen die profielen van aantrekkelijke en succesvolle mensen bekeken. Nochtans toont een onderzoek van Johnson & Knobloch-Westerwick (2014) aan dat opwaarts vergelijken altijd dominant is: om het even in welke

mood of stemming, opwaartse sociale vergelijking komt het vaakst voor (zie Bijlage 1-B). Toch heeft mood of stemming wel degelijk invloed op sociale vergelijking: wanneer een individu zich goed voelt

spendeert die significant minder tijd aan neerwaarts vergelijken dan wanneer die zich slecht voelt. Toch blijft het opwaarts vergelijken in beide situaties dominant (Johnson & Knobloch-Westerwick, 2014).

2.1.2 Fear of Missing Out (FoMO)

Ook het fenomeen Fear of Missing Out (FoMO) werkt als motor voor het sociale mediagebruik van de late adolescent, en verklaart mee de impact van sociale media op het welzijn van de adolescent (Przybylski, Murayama, De Haan, & Gladwell, 2013). FoMO slaat op het verlangen om continu te weten wat andere peers aan het doen zijn, en het overheersende en ongemakkelijke gevoel om daar iets van te missen. Wie last heeft van FoMO, zal zijn relaas zoeken in het bekijken van de activiteiten van peers op sociale media, wat op zijn beurt zorgt voor een nog groter gevoel van FoMO (Przybylski, Murayama, De Haan, & Gladwell, 2013). Het cyclische karakter van FoMO en sociale mediagebruik kwam voor het eerst aan het licht door een longitudinaal onderzoek van Buglass (2017). Mensen die ontevreden zijn met zichzelf of hun eigen leven hebben meer last van FoMO, en zoeken online actief naar manieren om

(12)

dat gevoel van FoMO te verminderen. Ze gebruiken daardoor meer sociale media, wat op zijn beurt leidt tot een nog groter gevoel van FoMO, en zo is er een vicieuze cirkel van engagement op sociale media (Buglass, Binder, Betts, & Underwood, 2017).

2.1.3 Sociale media als ontspanning

Naast FoMO en het verlangen om zichzelf met anderen te vergelijken (zgn. self evaluation motive) zijn er nog tal van andere redenen waarom adolescenten sociale media gebruiken. In een studie van Taylor, Lewin & Strutton (2011) wordt aangetoond dat sociale media gezien worden als een manier om de levenskwaliteit te verbeteren omdat het mensen kan afleiden van de dagelijkse uitdagingen die op hun pad komen. Naast de communicatie met vrienden, en het bekijken van content, gebruiken adolescenten sociale media ook om te ontspannen. Op zo’n ontspanningsmomenten is de consument het meest vatbaar voor peer influence en worden positievere attitudes gecreëerd ten opzichte van advertenties. En net daar doet influencer marketing zijn intrede, die commerciële vorm van peer

influence wordt soms ten onrechte beschouwd als een vorm van native advertising. Het betaalde

partnerschap tussen het merk en de influencer is vaak zodanig subtiel, dat het niet opgemerkt wordt. De boodschap van de influencer komt betrouwbaar over en wordt eerder als een spontane review ervaren dan als een sponsored ad (European Commission, 2018). Toch bewijzen andere studies dat sociale mediagebruikers steeds minder geduldig zijn met commerciële advertenties waarvan de persuasieve insteek te hard opvalt, en die bijgevolg doelbewust gaan vermijden (Bang & Lee, 2016; Reijmersdal, Smit, & Neijens, 2010).

(13)

2.2 Identiteitsontwikkeling in de late adolescentiefase (18-25 jaar)

2.2.1 Het begrip identiteit

Identiteit is een dynamisch begrip: de identiteitsstructuur van mensen verandert continu door het toevoegen van nieuwe elementen, en het elimineren van andere. Toch zijn er bepaalde periodes in het menselijk leven die cruciaal zijn voor de vorming van die identiteitsstructuur, bijvoorbeeld de adolescentie (Erikson, 1968; Marcia, 1980). Met name de late adolescentie is cruciaal, want dat is het eerste moment in het leven waarop zowel cognitieve en fysieke veranderingen als sociale verwachtingen samenkomen. Zo is de adolescent in staat de kindertijd te verwerken, en het pad naar volwassenheid open te leggen (Marcia, 1980). Zowel de hersenontwikkeling als de psychosociale ontwikkeling is nog volop aan de gang gedurende de leeftijdsperiode van 18 tot en met 25 jaar (Casey, Tottenham, Liston, & Durston, 2005). Identiteit kan worden gedefinieerd als een psychologisch proces dat iemands kennis weerspiegelt over zijn/haar lidmaatschap in de groep, de bijbehorende waarden en de emotionele betekenis (Tanti, Stukas, Halloran, & Foddy, 2011). Andere ontwikkelings- en persoonlijkheidspsychologen definiëren persoonlijke identiteit als een cognitieve structuur die beschrijft hoe mensen antwoorden zoeken op de vraag: ‘wie ben ik?’ (Erikson, 1959; Marcia, 1980; McLean & Syed, 2015). Identiteit is een begrip die meerdere dimensies heeft, met verschillende mogelijke identiteitsrollen en subdomeinen.

2.2.2 Identiteitsontwikkeling gedurende de late adolescentie

De late adolescentie is een cruciale fase in de sociale en psychologische ontwikkeling. Het is de levensfase waarin jongeren het proces van identiteitsvorming doorlopen, en waarin de persoonlijke identiteit pas echt gevormd wordt (Collins & Steinberg, 2006; Erikson, 1968; Tanti, Stukas, Halloran & Foddy, 2011; Van Cleemput, 2008). De prefrontale cortex is op dat moment nog volop in ontwikkeling, waardoor er gedurende de late adolescentie (18-25 jaar) nog steeds sprake is van psychosociale onvolwassenheid (Arnett, 2000; Casey, Tottenham, Liston, & Durston, 2005). Bovendien maken jongeren gedurende de late adolescentie ook de overgang van de middelbare school naar de hogeschool/universiteit of het werkleven. Die overgang wordt gekenmerkt door een nieuwe sociale context, waarin de verschillen tussen zichzelf en anderen duidelijk worden en dat kan een impact hebben op de identiteit (Sani & Bennett, 2004). Op dat moment is er immers nog geen stabiele identiteit ontwikkeld, en heerst er verwarring over de eigen, persoonlijke identiteit (zgn. identity confusion) (Hill,

(14)

Burrow & Summer, 2013). Identity confusion wordt gedefinieerd als een gebrek aan duidelijkheid over wie men zelf is, welke rol men inneemt, en waarin men gelooft (Schwartz, Pantin, Prado, Sullivan, & Szapocznik, 2005). Jongeren worstelen in de late adolescentie met wie ze zijn, en experimenteren daarom online met identiteiten (Erikson, 1956; Rispens, Goudena, & Groenendaal, 1994; Steinberg, 2001). Bovendien zijn late adolescenten ook gevoelig voor invloeden van buitenaf (zgn. peer influence), wat hen een zeer kwetsbare groep maakt (Balakrishnan & Griffiths, 2017; O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011). Adolescenten vormen hun identiteit uiteindelijk op basis van de waarden en normen die ingebed zijn in hun sociale context (Carr, 2006; Davis, 2013; Harter, 1999). Sociale media spelen een belangrijke rol in het sociale leven van de hedendaagse adolescent, en maken ook deel uit van die sociale context (Antheunis, Schouten, & Krahmer, 2016; Carr, 2006; Davis, 2013). Een ander typisch kenmerk van de adolescentiefase is een sterke focus op relaties met peers (Zarrett & Eccles, 2006). Adolescenten hebben een primaire nood om zichzelf in hun sociale netwerk te kunnen uitdrukken, en daar feedback en goedkeuring van peers over te ontvangen (Choi & Toma, 2014). De peer groep is een belangrijk element in de identiteitsvorming van de adolescent, waardoor de vatbaarheid voor invloeden van peers hoog ligt, en de weerstand bijgevolg laag (zgn. resistance to peer influence) (Eccles & Barber, 1999; Youniss, McLellan & Yates, 1997). Vanwege die interactie tussen zelfpresentatie en groepsinvloeden (zgn. peer influence), spelen sociale media ook een belangrijke rol in het creëren van ideaalbeelden of normen voor schoonheid (Cantor et al., 2004; Meier & Gray, 2014).

H1: Identity confusion is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence.

2.2.3 De hedendaagse late adolescentie

De specifieke doelgroep uit de onderzoeksvraag is de ‘late adolescentie’. Late adolescenten zijn jongeren die tussen de 18 en 25 jaar oud zijn (Dumulescu & Matei, 2018). De hedendaagse late adolescentie maakt deel uit van Generatie Z, die generatie omvat iedereen die geboren is tussen het jaar 1995 en het jaar 2012, of ruimweg tussen de mid 1990s tot en met de late 2010s (Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019; Turner, 2015). De jongeren van Generatie Z, die zich grotendeels in de late adolescentiefase bevinden, worden ook wel digital natives genoemd omdat ze opgegroeid zijn na de wijdverspreide adoptie van digitale technologie (Prensky, 2001). De digital natives groeien op met ongekende mogelijkheden van zelfrepresentatie en interconnectiviteit (Wiederhold, 2018). Er

(15)

toegankelijk geworden is van jongs af aan (Prensky, 2001). Dat is ook een van de redenen waarom adolescenten een ander gebruikersprofiel op sociale media hebben dan volwassenen. Bij adolescenten is Facebook niet langer het favoriete kanaal, maar staan YouTube, Instagram en Snapchat bovenaan de populariteitsladder (Pew Research Center, 2018). Elf jaar geleden al toonde een onderzoek, uitgevoerd door Common Sense Media (2009) in Amerika, aan dat een kwart van de jongeren hun sociale media meer dan tien keer per dag bekijken, en de helft van de jongeren deed dit toen meer dan eens per dag. Zoals te zien op de grafiek uit een Amerikaans onderzoek (zie Bijlage 1-C), is het aantal volwassenen die sociale media gebruiken, en de tijd die ze eraan spenderen sindsdien alleen maar toegenomen (Pew Research Center, 2018). Het zijn de jongvolwassenen, waaronder dus ook de late adolescenten, die als

early adopters bestempeld worden en die tot op vandaag de grootste groep sociale mediagebruikers

zijn (zie Bijlage 1-D) (Pew Research Center, 2018). Van alle leeftijdscategorieën zijn het de adolescenten die het vaakst op sociale media zitten, het meeste peers volgen, en dus het vaakst blootgesteld worden aan peer influence.

2.3 De zoektocht naar een coherente identiteit

2.3.1 Experimenteren met identiteiten op Instagram

De zoektocht naar een stabiele en coherente identiteit gebeurt zowel offline als online (Subrahmanyam, Smahel, & Greenfield, 2006). Die zoektocht wordt online ondersteund door sociale media die eindeloze mogelijkheden bieden om identiteiten te creëren (Davis, 2013; Davis & Weinstein, 2017). Sociale media spelen bijgevolg een belangrijke rol in de psychologische ontwikkeling, vooral in de overgang van de late adolescentie naar volledige volwassenheid (Davis & Weinstein, 2017). Uit onderzoek blijkt dat de helft van de adolescenten af en toe experimenteert met verschillende identiteiten op het internet (Lenhart, Madden, & Hitlin, 2005; Schouten, Valkenburg, & Peter, 2005; Stern, 2008). Bovendien biedt online communicatie ook ongekende mogelijkheden voor zelfonthulling en zelfrepresentatie. Zelfpresentatie is de manier waarop de adolescent invloed kan uitoefenen op de indruk van zichzelf in de hoofden van anderen (Brown, 2007). Zoals blijkt uit onderzoek van Lang en Barton (2015) is zelfpresentatie selectief: de adolescent toont zich van z’n beste en meest geïdealiseerde kant, en elimineert daarbij de minder flatterende foto’s. Zelfpresentatie draagt bij aan de identiteitsvorming van adolescenten omdat ze zo proberen het beoogde, ideale zelfbeeld te realiseren (Gollwitzer, 1968). Uit de literatuur blijkt dat jongeren zich online beter kunnen uiten dan

(16)

offline, gedurende face-to-face interacties bijvoorbeeld (Joinson, 2001; Schouten, Valkenburg, & Peter, 2006). Adolescenten tonen hun identiteit liever, in plaats van die onder woorden te brengen, en dat maakt Instagram een geschikt kanaal voor identiteitsexploratie (Ahadzadeh, Sharif, & Ong, 2017).

Instagram is een mobiele applicatie, beschikbaar voor iOS en Android, waarbij de gebruiker via foto’s en video’s een greep uit zijn/haar leven kan weergeven, en zo geconnecteerd kan blijven met vrienden (Marwick, 2015; Meikle, 2016). Adolescenten geven een bepaalde identiteit weer via hun Instagramprofiel, en stellen zich op die manier open voor commentaren van peers, die op hun beurt het proces van identiteitsvorming vergemakkelijken (Balakrishnan & Griffiths, 2017). Maar op sociale media worden adolescenten ook blootgesteld aan oneindig veel verschillende identiteiten, wat leidt tot meer verwarring over de eigen identiteit (Mazalin & Moore, 2004; Valkenburg & Peter, 2011). Fervente gebruikers hebben bijvoorbeeld meer volgers of vrienden op sociale media, en krijgen bijgevolg meer verschillende feedback op de eigen identiteit, waardoor die gebruikers erg verward zijn over hun eigen identiteit (Sharif & Khanekharab, 2017). In deze fase van de ontwikkeling is goedkeuring en steun van

peers erg belangrijk, en sociale media bieden adolescenten de ideale omgeving om die te verkrijgen

(Lenhart, 2015). Het is echter een vicieuze cirkel: late adolescenten met nog onvolmaakte identiteiten zoeken op sociale media soelaas voor hun drang naar sociale vergelijking en goedkeuring van peers, maar blijven tegelijkertijd met meer identiteitsverwarring achter (Denegri-Knott & Molesworth, 2010; Festinger, 1954; Mazalin & Moore, 2004).

H2: Instagram involvement is positief gerelateerd aan identity confusion.

Bovendien toont de sociale vergelijkingstheorie van Festinger (1954) aan dat sociale vergelijking het vaakst opwaarts gebeurt (zie 2.1.1). De late adolescent bekijkt voornamelijk Instagram posts en profielen van peers die beter af zijn. Daardoor wordt de late adolescent geconfronteerd met persoonlijkheidskenmerken – en attributen van de peers of die hij/zij zelf niet bezit, en ervaart de late adolescent een afstand (zgn. discrepantie) tussen de reële zelf en de ideale zelf (Higgins, 1987).

(17)

2.3.2 Een verstoord identiteitsbeeld – Self-Discrepancy Theory

De self-discrepancy theory van Higgins (1987) stelt dat het zelfbeeld bestaat uit drie domeinen: de ‘actual’ self (zgn. reële zelfbeeld), de ‘ideal’ self, en de ‘ought’ self. Het reële zelfbeeld bestaat uit de persoonlijkheidskenmerken die een persoon denkt zelf te bezitten. Met het ideale zelfbeeld worden de kenmerken bedoeld die een persoon niet bezit, maar wel wenst te bezitten. De ought self wijst op de kenmerken waarvan anderen geloven dat je ze zou moeten bezitten. Een voorbeeld dat het verschil aantoont tussen de ideale zelf en de ought self is het dilemma van vrouwen om te kiezen tussen hun droom om succesvol te zijn en carrière te maken (ideal self), en andermans verwachtingen om een

‘stay-at-home mom’ (ought self) te zijn (Higgins, 1987). Wanneer de kenmerken tussen een van die drie

domeinen van het zelfbeeld niet matchen of gelijkaardig zijn, wordt een afstand of zogenaamde discrepantie ervaren. Instagram biedt adolescenten niet alleen de mogelijkheid om te experimenteren met verschillende identiteiten, maar ook om blootgesteld te worden aan, en zich te vergelijken met identiteiten van peers (Lup, Trub & Rosenthal, 2015). Eerdere studies tonen aan dat het opwaarts vergelijken met peers samenhangt met een verminderd welzijn (Gerson, Plagnol, & Corr, 2016; Johnson & Knobloch – Westerwick, 2014). Adolescenten bewerken hun Instagram foto’s om op de waargenomen schoonheidsidealen te lijken, als gevolg van de discrepantie die ze ervaren tussen hun reële en ideale identiteit (Chua & Chang, 2016). Die discrepantie tast niet alleen het wereldbeeld of de norm van de late adolescent aan, maar ook zijn/haar eigen identiteitsbeeld. De incongruentie resulteert namelijk ook in een negatief zelfbeeld en ontevredenheid met het eigen lichaam (Ahadzadeh, Sharif, & Ong, 2017). Die correlatie tussen het gebruik van sociale media en een negatief lichaamsbeeld werd ook in andere onderzoeken meermaals aangetoond (Tiggemann & Miller, 2010; Tiggemann & Slater, 2013). Tot slot toont de self-discrepancy theory van Higgins (1987) ook aan dat die negatieve gevolgen niet voor iedereen van dezelfde aard zijn: hoe groter het aantal verschillende kenmerken tussen de ideale zelf en de reële zelf, des te groter de intensiteit van de effecten/nadelen van de discrepantie.

(18)

2.3.3 De mediërende impact van identity confusion en resistance to peer

influence

Adolescenten die deze actual/own:ideal/own discrepantie ervaren, voelen zich vaak leeg, ontevreden, en teleurgesteld in zichzelf (Higgins, 1987). Volgens Cushman’s empty-self theory (1990) zorgt dat gevoel van leegte ervoor dat de ‘empty self’ van de consument continu op zoek is naar vervollediging. De consument vult die leegte dan op door middel van materiële consumptie. De empty-self theory veronderstelt dat de link tussen overmatig sociale media gebruik en compulsief koopgedrag gemedieerd is door identiteitsverwarring (Canan et al., 2012; Roberts & Pirog, 2013). In de hedendaagse maatschappij drukken individuen hun identiteit namelijk uit door middel van consumptie. Het compulsief koopgedrag komt voort uit de identiteitsverwarring, omdat men de geadverteerde producten koopt om zo dichter bij hun ideale identiteit te komen (Davis, 2013; Davis & Weinstein, 2017). Adolescenten kunnen niet om met de discrepantie tussen hun reële en ideale zelfbeeld, en streven er dan ook naar om die twee in balans te brengen (Chua & Chang, 2016). Adolescenten die dergelijke discrepantie ervaren, zijn doorgaans meer materialistisch en geven meer uit aan het opvullen van dat ‘gat’. Vandaar ook de hoge vatbaarheid voor commerciële peer influence, het aankopen van geadverteerde producten op Instagram (Dittmar, Long, & Bond, 2007).

Dat leidt tot de hypothese dat de relatie tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar), verklaard zou kunnen worden door identity

confusion enerzijds, en resistance to peer influence anderzijds.

H5: Identity confusion en resistance to peer influence spelen een mediërende rol in het verklaren

(19)

2.4 Vormen van peer influence

2.4.1 Commerciële peer influence

2.4.1.1 Influencer marketing

Al decennialang tonen verschillende theorieën en studies aan dat andere consumenten een grotere overtuigingskracht hebben dan traditionele reclame wat betreft het veranderen van attitudes en gedragingen van de consument (Lin, Lee, & Horng, 2011; Salancik & Pfeffer, 1978; Schlosser & Shavitt, 2002). Dat komt doordat niet-commerciële opinies van andere consumenten als onpartijdig, en bijgevolg als meer betrouwbaar worden beschouwd (Bailey, 2005; Fong & Burton, 2006). Dat resulteerde in een shift van adverteren via traditionele media naar online media. De sociale media zijn de afgelopen jaren sneller gegroeid dan alle andere internetplatformen (Lup, Trub, & Rosenthal, 2015). Bijgevolg blijft ook de populariteit van het adverteren op sociale media alsmaar toenemen. Door die shift ontstond een nieuwe marketingtool: de social media influencer (Gorry & Westbrook, 2009). Social

media influencers zijn mensen die een groot netwerk van volgers hebben opgebouwd, en de attitudes

en opinies van hun publiek erg makkelijk kunnen beïnvloeden door middel van tweets, blogposts, of andere sociale media (De Veirman, Cauberghe & Hudders, 2017; Freberg et al., 2011). Door het plaatsen van kwalitatieve foto’s met relevante hashtags, en door de interactie aan te gaan met hun volgers, werden ze ‘Insta-famous’1. Op basis van die beroemdheid nemen adverteerders contact op met de influencer waarvan zijn/haar interesses het beste passen bij die van de doelgroep, en krijgen die bijvoorbeeld gratis producten toegestuurd die dan gepromoot moeten worden naar het doelpubliek. Die link wordt ook wel de match-up hypothese genoemd: als de karakteristieken van de influencer congruent zijn aan het imago en eigenschappen van het product of merk (Kamins & Gupta, 1994; Misra & Beatty, 1990). De samenwerking resulteert in een win-win relatie: de influencer krijgt gratis producten, ervaringen, of een financiële vergoeding, en merken kunnen zo rechtstreeks de beoogde consumenten bereiken (De Veirman et al., 2017; Evans, Phua, Lim, & Jun, 2017; Khamis, Ang & Welling, 2017). De samenwerking kan verscheidene vormen aannemen: van het delen van gesponsorde advertenties of product placement, tot het promoten of verslaggeven op evenementen (Mediakix, 2017). Productinformatie die via de influencer rechtstreeks tot bij de beoogde consumenten komt,

1 ‘Insta-famous’: een Insta-famous persoon is een zelfgemaakte micro-celebrity die louter bekend staat om zijn/haar

(20)

oefent een grotere invloed uit op het beslissingsproces dan traditionele reclame, omdat consumenten ervan uitgaan dat marketeers hun producten altijd in een positiever daglicht willen plaatsen (De Veirman et al., 2017). In een wereld waar de hedendaagse consument niet makkelijk te bereiken is vanwege de opkomst ad-blocks, en de mogelijkheid tot het doorspoelen van reclame, vormt influencer marketing via Instagram een goed alternatief om op een originele manier tot bij de beoogde consument te geraken (Cauberghe, Hudders, & De Veirman, 2017; De Veirman et al., 2017; Lin, Lee & Horng, 2011; Salancik & Pfeffer, 1978; Schlosser & Shavitt, 2002). Het concept influencer marketing omvat enerzijds het identificeren van sleutelfiguren die invloed kunnen uitoefenen op potentiële consumenten, en anderzijds het inzetten van die sleutelfiguren in de marketingactiviteiten van een product of merk (Evans, Phua, Lim, & Jun, 2017). De meeste sociale mediakanalen zijn in handen van de zogenaamde ‘bedrijven met winstoogmerk’, die op hun kanalen advertentieruimte aanbieden tegen betaling. Sociale mediakanalen staan op die manier rechtstreeks in contact met de gebruikers, waardoor commerciële belangen vaak domineren over de eerder vermelde sociale – en ontwikkelingsgerichte belangen (Uhls, 2015).

2.4.1.2 Invloed van influencer marketing op de late adolescent

In tegenstelling tot traditionele endorsers, zoeken online influencers meer interactie met hun volgers, door bijvoorbeeld te reageren of hen vragen te stellen (Abidin, 2015; Jerslev, 2016). Daardoor worden ze gepercipieerd als meer toegankelijk en betrouwbaar, en bijgevolg dus makkelijker om zich mee te identificeren (De Veirman, Cauberghe, & Hudders, 2017). Dergelijke interactie zorgt voor een gevoel van betrouwbaarheid dat op lange termijn kan uitgroeien tot een parasociale relatie (Lee & Watkins, 2016). In zo’n relaties zien volgers de influencers als echte, betrouwbare vrienden (Giles, 2002). Dergelijke relaties fungeren dan als maatstaf voor het ideale zelfbeeld van de volger: hoe meer ze op de influencer in kwestie lijken, hoe beter hun zelfbeeld wordt. Een studie van Zipporah en Mberia (2014) toont aan dat wanneer individuen kwaliteiten van een ander individu bewonderen, ze de neiging hebben zich er sneller mee te gaan identificeren. Om die identificering mogelijk te maken gaan individuen het gedrag van de desbetreffende persoon nabootsen, door onder andere het overnemen van hun waarden en gedragingen (Jin & Phua, 2014; Zipporah & Mberia, 2014). De parasociale relatie bepaalt dus enigszins het zelfbeeld van het individu, aangezien dergelijke gedragingen worden overgenomen om meer op de persoon in kwestie te lijken (Kelman, 1961). Volgens de two-step flow

(21)

zorgt voor een grotere attitudeverandering, en dat leidt op zijn beurt tot meer koopgedrag (Ohanian, 1990; Uzunoğlu & Kip, 2014). De effectiviteit van Instagram influencer marketing blijkt uit de vele advertenties en gesponsorde posts die er circuleren. Zo’n advertenties beïnvloeden niet alleen de aankoopgewoonten van de late adolescenten, maar ook hun kijk op wat normaal is (Cantor et al., 2004).

Een mogelijke verklaring voor het succes van Instagram influencer marketing is het feit dat foto’s via Instagram veel gemakkelijker te bewerken zijn (bijvoorbeeld via filters) dan via eender welk ander sociaal mediakanaal. Instagram influencers delen excentrieke, glamoureuze foto’s van zichzelf met hun volgers waarop ze te zien zijn op luxueuze, afgelegen locaties, en waar ze dan zorgvuldig afgebeeld staan in een bepaalde pose of waarop hun lichaam piekfijn geretoucheerd is (Reece & Danforth, 2017). Een kwalitatief onderzoek van Throuvala, Griffiths, Rennoldson en Kuss (2019) toont aan dat de late adolescent zich hier weldegelijk van bewust is, want Instagram wordt door de adolescentie beschouwd als een geïdealiseerde omgeving die vooral gebruikt wordt om inspiratie op te doen. De meerderheid van de adolescenten gaf zelfs aan een tweede, ‘Finstagram2’ account te hebben: een privé-account dat

enkel zichtbaar is voor dichte vrienden, en waar de gedeelde content veel persoonlijker en eerlijker is (Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019).

2 ‘Finstagram’: een combinatie van de woorden fake en Instagram, verwijzend naar een tweede, meer persoonlijk

Instagram privé-account. De content op het Finstagram account is casual, alledaags en vooral ongefilterd. Het doel van Finstagram is een realistische weergave van het dagelijkse leven (Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019).

(22)

2.4.2 Niet-commerciële peer influence

Het verhoogde internetgebruik in combinatie met de processen van zelfregulering en emotionele controle die nog volop in ontwikkeling zijn, maakt de late adolescent kwetsbaar voor invloeden van buitenaf (Berthelsen, Hayes, White, & Williams, 2017; Kuss & Griffiths, 2011; Rideout, Foehr, & Roberts, 2010). Gedurende de late adolescentie zijn jongeren erg vatbaar voor invloeden van peers, de

resistance to peer influence is met andere woorden laag (Eccles & Barber, 1999; Youniss, McLellan, &

Yates, 1997). Tijdens deze levensfase is de late adolescent meer dan ooit op zoek naar goedkeuring en steun van peers, veel meer dan in de kindertijd (Beyens, 2016; Lenhart, 2015). De verhoogde vatbaarheid voor groepsdruk maakt deel uit van het proces om een emotioneel autonoom persoon te worden (Steinberg & Silverberg, 1986). Het toegenomen belang van peers zorgt ervoor dat de late adolescent zijn/haar gedrag aanpast om erbij te horen (Brown, Clasen, & Eicher, 1986). Peer comparison is onoverkomelijk, en leidt late adolescenten ertoe louter het beste van zichzelf te laten zien op sociale media (Throuvala, Griffiths, Rennoldson, & Kuss, 2019). Academisch onderzoek heeft reeds herhaaldelijk aangetoond dat peer communication via sociale media een cruciale rol speelt in het proces van socialisatie en identiteitsontwikkeling van de late adolescent (De Jans, Cauberghe & Hudders, 2018; Zarrett & Eccles, 2006). Hierdoor wordt verwacht dat hoe meer de late adolescent betrokken is bij Instagram, en hoe meer die blootgesteld wordt aan verschillende identiteiten van peers, hoe minder weerstand die zou kunnen bieden tegenover invloeden van peers (zgn. resistance to peer influence).

H6: Instagram involvement is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence.

2.4.3 De impact van peer influence op het identiteitsbeeld

Het gebruik van sociale media resulteert voor adolescenten in betere sociale connecties, en meer communicatieve – en technische vaardigheden (Bittanti et al., 2008). Aan de andere kant zijn er ook risico’s verbonden aan het gebruik van, en het experimenteren met sociale media, en Instagram steekt er op dat vlak met kop en schouders bovenuit (Wiederhold, 2018). Er zijn weinig sociale mediakanalen die even schadelijk zijn als Instagram voor het welzijn van de late adolescent (Wiederhold, 2018). In een onderzoek van de Royal Society for Public Health (RSPH) en de Young Health Movement (YHM) in het

(23)

mediakanaal beoordeeld inzake slaapkwaliteit, beoordeling van het lichaamsbeeld en gevoelens van FoMO. Instagram staat erom bekend te functioneren als ‘people’s highlight reel’ eerder dan een échte weergave van het dagdagelijkse leven, omdat het o.a. via commerciële peer influence (influencers), maar ook via niet-commerciële peer influence (peers) erg onrealistische verwachtingen schept (Wiederhold, 2018). Daardoor zou de adolescentie een afstand (zgn. discrepantie) kunnen ervaren tussen het reële zelfbeeld en het (onhaalbare) ideale zelfbeeld, wat op zijn beurt kan zorgen voor een minderwaardigheidsgevoel, en bijgevolg een lager zelfvertrouwen (Wiederhold, 2018). De opwaartse sociale vergelijking met peers kan namelijk resulteren in een gevoel van minderwaardigheid en onzekerheid (Fox & Moreland, 2015; Gilani, Bolat, & Wilkin, 2018; Voelker, Reel, & Greenleaf, 2015).

Zoals een studie van Buckingham (2008) aantoont zijn peer influence en identiteit onlosmakelijk met elkaar verbonden. Jonger onderzoek toonde aan dat diegenen die het meest aan sociale vergelijking doen online, ook diegenen zijn die de grootste discrepantie ervaren tussen hun huidige zelfbeeld en hun ideaalbeeld (Yu, Kozar, & Damhorst, 2013). Het concept identiteit wordt binnen dit onderzoek beschouwd als paradoxaal: enerzijds impliceert het iets unieks van het individu, maar anderzijds refereert het ook aan de relatie van het individu met een grotere sociale groep, de zogenaamde peers. Bijgevolg wordt verwacht dat weerstand tegenover peer influence ervoor kan zorgen dat de late adolescent minder discrepantie ervaart tussen zijn/haar reële identiteit en ideale identiteit. Er wordt verwacht dat resistance to peer influence als een coping mechanisme werkt in de relatie tussen

Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld. Concreet impliceert het dat een late

adolescent met weinig resistance to peer influence, meer kans heeft op een verstoord identiteitsbeeld en vice versa.

H7: Resistance to peer influence is negatief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

Dit onderzoek wil daarom nagaan of Instagram involvement wel degelijk zorgt voor een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar), en of dit verklaard kan worden door de mate van

identity confusion die de late adolescent ervaart, en de mate van resistance to peer influence waarover

(24)

3. Kwantitatief onderzoek: online survey bij de late

adolescentie (18-25 jaar)

3.1 Methode

In bovenstaande literatuurstudie werd de link tussen Instagram involvement, identity confusion,

resistance to peer influence en de persoonlijke identiteit en het zelfbeeld van de late adolescent reeds

duidelijk aangetoond. Evolutionair gezien hebben mensen altijd de drang om zichzelf te gaan evalueren en te gaan vergelijken met anderen (Festinger, 1954). Het volgende onderzoek gaat na of die drang dermate groot is, opdat de late adolescent het toelaat er een verstoord identiteitsbeeld aan over te houden. Met een verstoord identiteitsbeeld wordt de discrepantie bedoeld die de late adolescent ervaart tussen zijn reële identiteit en zijn ideale identiteit. De onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt:

OV: “In welke mate is Instagram involvement gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld bij de

late adolescent (18-25 jaar)?”

Vanuit het theoretisch kader, werden volgende hypotheses ontwikkeld die dan getest zullen worden in het empirische deel van deze studie:

H1: Identity confusion is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence. H2: Instagram involvement is positief gerelateerd aan identity confusion. H3: Identity confusion is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld. H4: Instagram involvement is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

H5: Identity confusion en resistance to peer influence spelen een mediërende rol

in het verklaren van de relatie tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld.

H6: Instagram involvement is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence.

H7: Resistance to peer influence is negatief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

Tabel 1: Opgestelde hypotheses vanuit theoretisch kader

Deze studie wil de vooropgestelde hypotheses toetsen aan de hand van een kwantitatief, correlationeel onderzoek. Door middel van een online survey in Qualtrics kan er op een snelle en gebruiksvriendelijke manier directe respons van een groot aantal respondenten verzameld worden. Het onderzoek is cross-sectioneel, wat betekent dat de relaties bestudeerd werden op een welbepaald moment (Saunders,

(25)

3.2 Onderzoeksdesign

De onafhankelijke variabele (X) binnen dit onderzoek is Instagram involvement, en de afhankelijke variabele (Y) is het verstoord identiteitsbeeld van jongeren in de late adolescentie (18-25 jaar). De afhankelijke variabele wordt meetbaar gemaakt door concreet de afstand (zgn. discrepantie) af te toetsen tussen het reële zelfbeeld en het ideale zelfbeeld van de late adolescent in kwestie. Ook worden de variabelen identity confusion (M1) en resistance to peer influence (M2) toegevoegd als mediatoren omdat vanuit de hypotheses, gebaseerd op de literatuurstudie, verwacht wordt dat die variabelen de relatie tussen Instagram involvement (X) en een verstoord identiteitsbeeld (zgn. discrepantie) (Y) kunnen verklaren. Er is hier sprake van een seriële mediatie, want er wordt verwacht dat de mediatoren ook onderling gecorreleerd zijn.

3.2.1 Variabelen

Variabelen gebruikt in deze studie (aangepast vanuit Saunders, Lewis & Thornhill, 2016, 179)

Type Variabele Betekenis

Onafhankelijke variabele (X) Instagram involvement

Variabele waarbij de relatie wordt nagegaan met de afhankelijke variabele, en met de mediatoren.

Afhankelijke variabele (Y) Verstoord identiteitsbeeld

Variabele waarbij de relatie wordt bekeken t.o.v. de onafhankelijke variabele en de mediatoren.

Mediator (M1) Identity confusion Variabele die de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele zou kunnen verklaren.

Mediator (M2) Resistance to peer influence

Variabele die de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele zou kunnen verklaren.

Tabel 2: Variabelen gebruikt in deze studie

3.2.2 Conceptueel model (Model 6 - Hayes)

(26)

3.3 Participanten

Zoals de literatuurstudie reeds beschrijft bestaat de doelgroep van dit onderzoek uit late adolescenten: jongeren die tussen de 18 en de 25 jaar oud zijn, en die de dag van vandaag tot Generatie Z behoren, ook wel de digital natives genaamd (Dumulescu & Matei, 2018; Turner, 2015). De literatuurstudie toont ook aan dat de hedendaagse, late adolescentie de groep is die het meest actief is op sociale media als Facebook bijvoorbeeld (Pew Research Center, 2018). En omdat the medium the message is, werden de participanten voor dit onderzoek dan ook via die weg gerekruteerd.

(n = 224)

In totaal namen er 259 respondenten deel aan dit onderzoek, na de data cleaning bleven er 224 respondenten over voor verdere analyse waaronder 45 mannen (20%) en 179 vrouwen (80%). Bij de data cleaning werden 35 respondenten verwijderd vanwege missing values, die respondenten hadden de survey niet volledig ingevuld en de gegevens waren bijgevolg onbruikbaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten bedroeg 22,44 jaar (SD = 1.74). De leeftijd van de jongste en de oudste respondent bedroeg respectievelijk 18 en 25 jaar, bovendien werd elke leeftijd voldoende vertegenwoordigd binnen de categorie van de late adolescentie (18 t.e.m. 25 jaar). Het hoogst behaalde diploma werd als volgt verdeeld over de verschillende categorieën: 2 respondenten (lager onderwijs), 43 respondenten (middelbaar onderwijs), 103 respondenten (professionele bachelor), 26 respondenten (academische bachelor), en 50 respondenten (master). Van de 224 respondenten gaven 4 respondenten (2%) aan de app slechts minder dan een jaar te gebruiken, 9 respondenten (4%) één tot twee jaar, 18 respondenten (8%) twee tot drie jaar, 35 respondenten (16%) drie tot vier jaar, 48 respondenten (21%) vier tot vijf jaar, en de meerderheid, 110 respondenten (49%) gaven aan Instagram al meer dan vijf jaar te gebruiken. Met betrekking tot de frequentie van het gebruik gaven 206 respondenten aan Instagram dagelijks te gebruiken, 15 respondenten wekelijks, slechts 1 respondent maandelijks en slechts 2 respondenten nog minder.

(27)

3.4 Procedure

De online survey werd gemaakt met behulp van het programma Qualtrics. Daarin werden, aan de hand van verschillende stellingen en schalen, enkele concepten en variabelen gemeten, onder andere:

Instagram involvement, identity confusion, resistance to peer influence en de discrepantie tussen de

reële zelf en de ideale zelf (zgn. self-discrepancy). De vragen werden zowel op directe als indirecte wijze gesteld, omdat sommige variabelen meerdere dimensies nodig hebben om in kaart gebracht te worden. Enerzijds werd op die manier de relatie tussen Instagram involvement en de discrepantie in het zelfbeeld van de late adolescent bekeken. Anderzijds werd de mediërende invloed van identity

confusion en resistance to peer influence getest binnen die relatie. De survey liep online gedurende de

volledige maand maart 2020, en duurde gemiddeld tien minuten. Door middel van verscheidene toetsen: o.a. Cronbach’s alpha en een analyse via Hayes, konden de hypotheses dan bevestigd of ontkracht worden. Voor de analyses is gebruik gemaakt van het Statistical Package for the Social Sciences (SPSS).

3.4.1 Verloop online survey

3

Nadat de respondenten op de startknop geklikt hadden, kwamen ze terecht in het eerste deel van de survey. Hier kregen ze een inleidende boodschap te zien in verband met het doel van het onderzoek, alsook het ethische aspect. Er werd aangehaald dat dit onderzoek dient voor mijn masterthesis, en het dus kadert binnen de masteropleiding Communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Gent. Eveneens werd vermeld dat het gaat om een onderzoek in verband met Instagram gebruik en het begrip identiteit. Meer dan dat werd nog niet meegedeeld om sociale wenselijkheid en vertekening te vermijden. Tot slot werd een informed consent meegegeven waarin werd vermeld dat de data strikt anoniem verwerkt en bewaard wordt in het kader van dit onderzoek, en niet gedeeld zal worden met derden. Dat werd vermeld om de respondent op zijn gemak te stellen, zodat die een eerlijke opinie zou durven geven. Ook werd aan de respondent expliciet toestemming gevraagd voor het verzamelen en verwerken van de onderzoeksdata op anonieme wijze, om de GDPR-regels te gehoorzamen. Nadien werd nog het e-mailadres van de onderzoeker meegegeven, waar de respondent terecht kon voor vragen of bedenkingen.

(28)

Aan het begin van de survey werd gepeild naar demografische gegevens zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Nadien werd aan de respondent gevraagd of die beschikt over een Instagram account. Respondenten die dan al aangaven niet actief te zijn op Instagram, werden meteen naar het einde van de vragenlijst geleid, want die zijn niet bruikbaar voor dit onderzoek. Ook respondenten die niet binnen de leeftijdscategorie van 18 tot en met 25 jaar vallen, werden doorverwezen naar het einde. Diegenen die wel actief zijn op Instagram kregen vervolgens vragen over de frequentie van hun Instagram gebruik, de tevredenheid met de Instagram applicatie en een schatting van het aantal Instagram influencers dat ze volgen. Nadien werd via meerdere stellingen ook gepeild naar hun

Instagram involvement, op een 5-punts Likertschaal.

In het tweede luik van de survey, omtrent persoonlijke identiteit en zelfbeeld, kregen de respondenten vijf stellingen te zien die polsten naar identity confusion en beoordeeld dienden te worden op een 5-punts Likertschaal gaande van ‘helemaal niet akkoord’ naar ‘helemaal akkoord’. Vervolgens moesten de respondenten voor een aantal fysieke eigenschappen aangeven hoe ze zichzelf daar in hun huidige situatie op beoordelen, met in het achterhoofd hoe ze er idealiter uit zouden willen zien. Nadien moesten ze voor diezelfde fysieke eigenschappen aangeven hoe belangrijk ze die idealen vinden. Dat telkens op een 4-punts Likertschaal. Tot slot werden de respondenten geconfronteerd met paren van stellingen, hierbij moesten ze kiezen welke stelling het best bij hen past: de persoonlijkheid links beschreven of de persoonlijkheid rechts beschreven. Bij de desbetreffende stelling moesten ze dan aanduiden in welke mate het met hun persoonlijkheid overeenkomt: ‘een beetje waar’ of ‘helemaal waar’. Deze stellingen werden ook beoordeeld op een 4-punts Likertschaal.

Ten slotte werd aan de respondenten vrijblijvend nog de optie aangeboden om hun e-mailadres achter te laten, mochten ze kans willen maken op duo tickets voor Kinepolis ter waarde van €23.60. Achteraf kregen de respondenten nog een dankwoord te zien voor hun medewerking.

(29)

3.5 Meetschalen

Om de vooropgestelde onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, en de hypothesen te testen, is het noodzakelijk de gebruikte concepten en variabelen te operationaliseren. 4

Instagram involvement (X)

(M = 3.18, SD = .76)

Om de onafhankelijke variabele, Instagram involvement, na te gaan werd gebruik gemaakt van de

Instagram Involvement Scale van Ross et al. (2009;α = .81). Die meetschaal bestaat uit 5 stellingen die

beoordeeld dienen te worden op een 5-punts Likertschaal, gaande van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord”. Deze meetschaal is betrouwbaar bevonden.

Verstoord identiteitsbeeld (Y)

(M = .57, SD = 1.34)

De afhankelijke variabele, een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent, werd meetbaar gemaakt door de afstand (zgn. discrepantie) te meten die de late adolescent ervaart tussen zijn reële zelf, en zijn ideale zelf. Meer specifiek werd dat gemeten door de discrepantie na te gaan op vlak van

body image: een meerledig construct die percepties, gedachten en gevoelens omvat ten opzichte van

iemands lichaam of uiterlijk (Cash & Pruzinsky, 1990). Dat werd gemeten aan de hand van de

Body-Image Ideals Questionnaire (BIQ) van Cash en Szymanski (1995; α = .85), die ook betrouwbaar

bevonden is. De BIQ meet op betrouwbare en valide wijze de discrepantie die een persoon ervaart ten opzichte van zijn/haar persoonlijke idealen op meerdere fysieke eigenschappen. Ook meet de BIQ het belang dat de persoon in kwestie hecht aan elk van deze idealen. De BIQ is afgeleid van een

self-discrepancy theory framework, en is geschikt voor personen van 18 jaar en ouder (Cash & Szymanski,

1995; Higgins, 1987). Deze meetschaal bestaat uit 22 items die beoordeeld dienen te worden op een 4-punts Likertschaal. De BIQ is beschermd door auteursrechten, waardoor er voor het gebruik ervan een

user’s license ($20) vereist is, die voor dit onderzoek dan ook werd aangekocht. De meetschaal mag

echter niet gebruikt worden door, noch gedeeld worden met derden en is bijgevolg ook niet bijgevoegd in de vragenlijst in Bijlage 2.

4 De SPSS output van het testen van de interne betrouwbaarheid van de schalen (Cronbachs alfa) is terug te vinden

(30)

Identity confusion (M1) (M = 2.63, SD = .78)

De eerste mediator, de mate van identity confusion bij de late adolescent, werd gemeten door middel van een subscale van de Erikson Psychosocial Stage Inventory (EPSI) van Erikson: de Identity Confusion

Scale van Rosenthal, Gurney en Moore (1981; α = .82). Deze meetschaal is betrouwbaar bevonden en

bestaat uit 5 items die beoordeeld dienen te worden op een 5-punts Likertschaal gaande van “helemaal niet akkoord” tot “helemaal akkoord”.

Resistance to peer influence (M2) (M = 2.75, SD = .53)

De tweede mediator, resistance to peer influence, werd gemeten aan de hand van de Resistance to

Peer Influence Scale (RPI) van Steinberg en Monahan (2007; α = .82), die eveneens betrouwbaar

bevonden is. De meetschaal bestaat uit 10 items die beoordeeld dienen te worden op een 4-punts Likertschaal. De 10 items gaan na in hoeverre een individu de neiging heeft aan de invloeden van zijn/haar peers te weerstaan. Om sociaal wenselijke antwoorden te vermijden, bevat elk item twee tegengestelde uitspraken: 'Sommige mensen ... MAAR Andere mensen ...'. Aan de deelnemers werd gevraagd telkens aan te geven welke stelling het best bij hen past, alsook de mate van toepasselijkheid van het item aan te geven. De respondenten lezen bijvoorbeeld een stelling als: 'Sommige mensen gaan mee met hun vrienden, alleen maar om hun vrienden gelukkig te houden, MAAR… Andere mensen weigeren mee te gaan met wat hun vrienden willen doen, ook al weten ze dat hun vrienden hierdoor ongelukkig maken. " Dan werd hen gevraagd welke bewering het meest aansluit bij zichzelf, en of het" echt waar voor mij" of " soort waar voor mij" was. Elk item werd dus gescoord van 1 tot 4 met 1 dat" echt waar voor mij "aangeeft bij de eerste stelling, en 4 dat "echt waar voor mij" aangeeft over de tegenovergestelde stelling (Steinberg & Monahan, 2007).

Demografische gegevens

Ook werd demografische data verzameld zoals: leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Dat gebeurde via rechtstreekse vragen bij het begin van de online survey.

(31)

4. Resultaten

5

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden en de hypotheses uit de literatuurstudie te testen, werd een kwantitatief, correlationeel onderzoek uitgevoerd. Er werd hierbij geen onafhankelijke variabele gemanipuleerd, maar wel gezocht naar de statistische relatie tussen meerdere variabelen. Daarom werd een seriële mediatie anayse uitgevoerd (Hayes 2017; PROCESS, model 6, 5,000 bootstrap samples en 95% betrouwbaarheidsinterval) om de relatie tussen Instagram involvement (X) en een verstoord identiteitsbeeld (Y), a.d.h.v. self-discrepancy, bij de late adolescent (18-25 jaar) na te gaan. Eerst werd daarbij de relatie tussen Instagram involvement en identity confusion (M1) en resistance to

peer influence (M2) onderzocht. Nadien werd gekeken naar het onderlinge verband tussen identity confusion en resistance to peer influence. Vervolgens werd ook gekeken naar hoe identity confusion en resistance to peer influence gerelateerd zijn aan een verstoord identiteitsbeeld. Tot slot werd nagegaan

of Instagram involvement gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar), en of identity confusion en resistance to peer influence onderliggende mechanismen zijn die die relatie verklaren

.

De statistische analyse werd hieronder stapsgewijs uiteengezet.

4.1 Relatie X met M1 en M2

H2: Instagram involvement is positief gerelateerd aan identity confusion.

De analyse toont aan dat er een significant verband is tussen Instagram involvement en identity

confusion (a1 = .16, SE = .07, t (222) = 2.35, p = .019). De p-waarde is kleiner dan .05, en 0 bevindt zich

niet in het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [.0264, .2980]) dus er is sprake van een significante relatie tussen de variabelen Instagram involvement en identity confusion.

Figuur 2: a1 pad

Opmerking: *p<.05

(32)

H6: Instagram involvement is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence.

De analyse toont aan dat Instagram involvement wel negatief, maar niet significant gerelateerd is aan

resistance to peer influence (a2 = - .05, SE = .05, t (221) = - 1.01, p = .314). De p-waarde is groter dan .05,

en 0 bevindt zich binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [-.1347, .0434]), wat aantoont dat de relatie tussen de variabelen Instagram involvement en resistance to peer influence niet als significant beschouwd kan worden.

Figuur 3: a2 pad

4.2 Relatie M1 en M2

H1: Identity confusion is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence.

De analyse toont aan dat identity confusion zowel negatief, als significant gerelateerd is aan resistance

to peer influence (d21 = - .14, SE = .04, t (221) = -3.15, p = .002). De p-waarde is kleiner dan .05, en 0 bevindt zich niet binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [-.2228, -.0514]) dus er is sprake van een significante relatie tussen de variabelen identity confusion en resistance to peer influence.

Figuur 4: d21 pad

(33)

4.3 Relatie M1 en M2 met Y

H3: Identity confusion is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

De analyse toont aan dat identity confusion significant gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld, gemeten aan de hand van self-discrepancy (b1 = .49, SE = .11, t (220) = 4.40, p < .001). De p-waarde is

kleiner dan zowel .05 als .001, en 0 bevindt zich niet binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [.2695, .7070]). Er is dus sprake van een significante relatie tussen de variabelen identity confusion en een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar).

Figuur 5: b1 pad

Opmerking: ***p<.001

H7: Resistance to peer influence is negatief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

De analyse toont aan dat resistance to peer influence wel negatief, maar niet significant gerelateerd is aan een verstoord identiteitsbeeld (b2 = - .23, SE = .17, t (220) = -1,37, p = .172). De p-waarde is groter dan .05, en 0 bevindt zich binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [-.5609, .1010]) dus er is geen sprake van een significante relatie tussen resistance to peer influence en een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar).

(34)

4.4 Relatie X en Y

H4: Instagram involvement is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld.

De analyse toont aan dat er geen significante relatie is tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld, gemeten via self-discrepancy (c’ = .11, SE = .11, t (220) = .99, p = .322). De p-waarde is groter dan .05, en 0 bevindt zich binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [-.1107, .3350]) dus er is geen sprake van een significante relatie tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld bij de late adolescent (18-25 jaar).

Figuur 7: c' pad

4.5 De mediërende impact van M1 en M2

H5: Identity confusion en resistance to peer influence spelen een mediërende rol in het verklaren

van de relatie tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld.

De analyse toonde aan dat er een significant, lineair pad is tussen de twee mediatoren: identity

confusion en resistance to peer influence. Ook als het total effect van Instagram involvement op een

verstoord identiteitsbeeld (zgn. self-discrepancy) bekeken wordt, is er geen sprake van een significante relatie (c = .21, SE = .12, t (222) = 1.77, p = .078). De p-waarde is nog steeds groter dan .05, en 0 bevindt zich ook daar binnen het betrouwbaarheidsinterval (95% CI = [-.0237, .4376]).

(35)

Maar wanneer het indirecte effect van Instagram involvement op een verstoord identiteitsbeeld bekeken wordt via seriële mediatie van identity confusion en resistance to peer influence, is er wel sprake van statistische significantie (a1 d21 b2 = .10, SE = .04, 95% CI = [.0152, .1838]). Hieruit blijkt dat

identity confusion en resistance to peer influence de relatie tussen Instagram involvement en een

verstoord identiteitsbeeld mediëren want het indirecte effect is significant verschillend van 0.

Om te weten welk verband het grootste deel uitmaakt van het bovenstaand indirect effect, werden de verschillende indirecte effecten of mogelijkheden ook afzonderlijk bekeken. Die staan samengevat in de bijgevoegde Tabel 3.

Identity confusion (M1) heeft het grootste aandeel in het total effect

Indirect effect Indirect effect key Effect SE BootLLCI – BootULCI

Ind1 X -> M1 -> Y .08 .04 95% CI = [.0067, .1589] Ind2 X -> M2 -> Y .01 .02 95% CI = [-.0128, .0486] Ind3 X -> M1 -> M2 -> Y .01 .01 95% CI = [-.0028, .0193]

Tabel 3: indirecte effecten

Uit voorgaande resultaten (Tabel 3) blijkt dat het hoogste effect het eerste indirecte effect is (Ind1), wat wijst op het effect van identity confusion (M1). Identity confusion is een sterke mediator binnen de relatie tussen X en Y aangezien 0 niet binnen het betrouwbaarheidsinterval ligt, en die dus significant verschillend is van 0. Het grosso van het total effect bestaat uit de volgende verbinding: X -> M1 -> Y. Zowel de mediatie van M2, als de dubbele mediatie van M1 en M2 maken een kleiner deel uit van het

total effect, en zijn niet significant. Tot slot werden de indirecte effecten ook met elkaar vergeleken om

te kijken welk indirect effect het best is, de resultaten daarvan worden weergegeven in Tabel 4.

Identity confusion (M1) is de sterkste mediator

Contrast Effect contrast definitions Effect SE BootLLCI – BootULCI

(C1) Ind1 minus Ind2 .07 .04 95% CI = [-.0157, .1531] (C2) Ind1 minus Ind3 .07 .04 95% CI = [.0054, .1533] (C3) Ind2 minus Ind3 .01 .01 95% CI = [-.0216, .0407]

(36)

Uit voorgaande resultaten (Tabel 4) blijkt dat alleen de vergelijking (C2) significant is, want 0 bevindt zich niet binnen het betrouwbaarheidsinterval. Dat betekent dat Ind1 en Ind3 significant van elkaar verschillen, zoals ook reeds bleek uit de resultaten in Tabel 3. Identity confusion is duidelijk een sterkere mediator dan resistance to peer influence in de relatie tussen X en Y.

4.6 Samenvatting van de resultaten

4.6.1 Hypothesetoetsing

Hypothese Resultaat

H1: Identity confusion is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence. Aanvaard

H2: Instagram involvement is positief gerelateerd aan identity confusion. Aanvaard

H3: Identity confusion is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld. Aanvaard

H4: Instagram involvement is positief gerelateerd aan een verstoord identiteitsbeeld. Verworpen

H5: Identity confusion en resistance to peer influence spelen een mediërende rol in het

verklaren van de relatie tussen Instagram involvement en een verstoord identiteitsbeeld.

Gedeeltelijk aanvaard

H6: Instagram involvement is negatief gerelateerd aan resistance to peer influence. Verworpen

H7: Resistance to peer influence is negatief gerelateerd aan een verstoord

identiteitsbeeld.

Verworpen

Tabel 5: Hypothesetoetsing – samenvatting van de resultaten

4.6.2 Statistisch model (Model 6 – Hayes)

In onderstaand statistisch model wordt het mediërend effect van identity confusion en resistance to

peer influence op de relatie van Instagram involvement met een verstoord identiteitsbeeld

weergegeven. Alle directe effecten die in het analysedeel vermeld staan, zijn hier ook nog eens visueel voorgesteld (a1, a2, b1, b2, d21 en c’), alsook het total effect van X op Y (c).

Figuur 9: Statistisch model

Afbeelding

Tabel 2: Variabelen gebruikt in deze studie
Figuur 4: d 21  pad    Opmerking: **p&lt;.01
Figuur 6: b 2  pad
Figuur 7: c' pad
+3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A related question is: Does countenancing םיהלא objects with indeterminate parts entail that composition of the relations between םיהלא and natural phenomena be vague, that

To what extent is the identified strength perspective represented among support staff working with African American and Chicano transfer students in support programs in

Wanneer alvast vooruit wordt gekeken naar het volgende deelonderzoek, waarbij de invloed van fouten in advertenties op het vertrouwen van de potentiële koper

De identity markers die in dit onderzoek worden gebruikt spitsen zich toe op fysieke en sociale kenmerken met betrekking tot Wolfsburg, fysieke en sociale kenmerken met betrekking tot

Er wordt in dit onderzoek alleen gekeken naar de faalkosten die optreden bij de technische ruimte.. Met de technische ruimte wordt de ruimte bedoeld die zich op de tweede

We have introduced an automatic detection method for the detection of small traumatic brain hemorrhages in TBI patients using a computer-generated average CT.. Our automatic detec-

Niet op de kweekschool werd hij gegrepen door het onderwijs, maar pas toen hij op Curaçao voor de klas stond, op een school in een krottenwijk.. De relatie met zijn vriendin was

To address the question what potential mechanisms under- lie the influence of peer feedback on body perceptions at a neural level, we examined how late adolescent girls’ own