• No results found

Overbescherming van moeders en vaders in relatie tot angst van het kind

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overbescherming van moeders en vaders in relatie tot angst van het kind"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overbescherming van Moeders en Vaders in Relatie tot Angst van het Kind

Bachelorscriptie

Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Hamta Dehpoor (10581464) Scriptiebegeleider: Eline Möller

Amsterdam, 25-12-2017 Aantal woorden: 5263

(2)

Samenvatting

In dit literatuuroverzicht is onderzocht wat het verschil in overbeschermend

opvoedgedrag van moeders en vaders van kinderen met angst in de leeftijd van zeven tot en met dertien jaar. Ten eerste is onderzocht of er een verschil bestond tussen overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders. Op basis van de literatuur werd hierbij verwacht dat moeders een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag vertonen dan vaders. Ten tweede werd onderzocht wat het verschil is in overbeschermend opvoedgedrag tussen

moeders en vaders in relatie tot de angst van het kind. Hierbij werd op basis van verschillende studies verwacht dat het overbeschermende opvoedgedrag van moeders een sterkere relatie heeft met de angst van het kind. Uit het merendeel van de geraadpleegde studies voor dit literatuuroverzicht is gebleken dat er geen verschil is tussen het overbeschermende opvoedgedrag van moeders en vaders. Wat betreft het overbeschermende opvoedgedrag moeders en vaders in relatie tot angst bij het kind, kwamen er tegenstrijdige

onderzoeksresultaten naar voren. De helft van de studies vond geen verschil en in het andere deel van de studies werd er wel een verschil gevonden. Uit het deel van de studies dat wel een verschil vond, bleek dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders positief samenhangt met angst bij het kind. Dit verband bleek niet te gelden voor overbeschermende vaders. Aan de hand van deze bevindingen kan worden geconcludeerd dat het van belang is om

interventies voor het opvoedgedrag van ouders te richten op het overbeschermende opvoedgedrag van moeders.

(3)

Inhoud

Samenvatting ... 2 Overbescherming van Moeders en Vaders en Relatie tot Angst van het Kind ... 4 Verschil in overbeschermend opvoedgedrag tussen moeders en vaders ... 7 Verschil tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag en relatie met angst van kinderen ... 11 Discussie ... 17 Referenties ... 22

(4)

Overbescherming van Moeders en Vaders en Relatie tot Angst van het Kind

Iedereen ervaart wel eens angst, echter komt angst bij sommige mensen vaker voor dan bij anderen (GGZ, 2010). Angst is een beklemmende emotionele toestand, die optreedt bij dreigend gevaar en als een persoon een situatie als bedreigend ervaart (Konijn, Bruinsma, Lekkerkerker, & Eijgenraam, 2009). Angst worden herkent aan de hand van angstsymptomen wordt het sneller kloppen van het hart of een versnelde ademhaling, trillen, zweten,

duizeligheid of het plotseling warm of koud krijgen (GGZ, 2010).Wanneer angst blijft bestaan en het dagelijkse functioneren belemmert dan is er sprake van een angststoornis (Konijn et al., 2009). Angststoornissen zijn de meest voorkomende stoornissen bij kinderen en adolescenten en deze komen vaak voor in combinatie met andere stoornissen (Rigter, 2013).

Angst heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van een kind (Rigter, 2013). Voorbeelden van negatieve invloeden zijn problemen bij de acceptatie door leeftijdgenoten, de omgang met leeftijdgenoten, de omgang met de eigen of andere de sekse en het volbrengen van schoolse taken (Rigter, 2013). Daarnaast gaan angststoornissen gepaard met depressie, slaapstoornissen, stemmingsstoornissen, externaliserende stoornissen, middelengebruik, eenzaamheid, lage zelfwaardering en afwezigheid (Bögels et al., 2010; Rapee & Spence, 2004; Rigter, 2013). In dit onderzoek wordt met de term angst niet alleen angststoornissen, maar ook angstsymptomen aangeduid. Omdat in de sociale wetenschappen het meeste onderzoek gedaan is naar sociale angst, worden hierover veel onderzoeken aangehaald. Mensen met een sociale angststoornis zijn bang voor de beoordeling door anderen in een sociale situatie (DSM-5, 2013).

Angstsymptomen komen in sommige families vaker voor dan in andere families. Kinderen van ouders met een angststoornis lopen een verhoogd risico om een angststoornis te ontwikkelen. Dat komt deels, omdat angst een erfelijke component is (Beidel, 1988; Scaini, Belotti, & Ogliari, 2014). Genen verklaren echter niet alles, ook de omgeving heeft een grote

(5)

rol in de ontwikkeling van angst. Het is daarom interessant om te kijken naar de invloed van ouders op de ontwikkeling van angst bij kinderen. Ouders kunnen bijvoorbeeld sociale activiteiten aanmoedigen of ontmoedigen, waardoor een kind op sociaal vlak beperkt of verrijkt kan worden (Bruch, 1989). De mate waarin een gezin deelneemt aan sociale activiteiten heeft invloed op de mate van sociale angst bij kinderen: hoe minder sociale activiteiten, hoe meer sociale angst (Bögels, Van Oosten, Muris, & Smulders, 2001).

Verschillende vormen van opvoedgedrag kunnen angst in de hand werken, een voorbeeld hiervan is overbescherming (Dewit et al., 2005; Lieb et al., 2000; Melfsen, Osterlow, & Florin, 2000). Overbescherming is een overmatige vorm van ouderlijke bezorgdheid over de veiligheid en de gezondheid van het kind (Edwards et al., 2010). Een overbeschermende ouder is voorzichtig naar het kind, waardoor het kind gelimiteerd wordt in het ontdekken, ontmoeten en ervaren van nieuwe objecten, personen en situaties (Bögels & Van Melick, 2004; Edwards et al., 2010). Deze overbescherming kan angst in de hand

werken, doordat het kind minder autonomie krijgt om zijn eigen angst te overwinnen. Op deze manier kan overbeschermend opvoedgedrag van ouders angst bij het kind in stand houden.

In de literatuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen het overbeschermende opvoedgedrag van moeders en van vaders, omdat verondersteld wordt dat moeders en vaders verschillende rollen spelen in de ontwikkeling van kinderen (Grossmann et al., 2002; Lindsey & Mize, 2001; Majdandžić, Möller, De Vente, Bögels, & Van den Boom, 2014; Paquette & Bigras, 2010). De moeder-kindrelatie is meer troostend, steunend en kalmerend, terwijl de vader-kindrelatie meer actief en uitdagend is (Paquette, 2004). Bögels en Phares (2008) stellen dat het uitdagende opvoedgedrag van vaders uitdagend, samenwerkend, zelfstandig en nieuwsgierig gedrag stimuleert. Omdat moeders andere vormen van opvoedgedragingen hebben dan vaders, is het interessant om te onderzoeken of het overbeschermende opvoedgedrag van moeders verschilt van dat van vaders.

(6)

Bögels en Perotti (2010) hebben een conceptuele model opgesteld over ouderlijke invloed op sociale angst bij kinderen. Uit het model kan worden geconcludeerd dat een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag passender is bij de rol van moeders dan die van vaders. Daarom heeft een overbeschermend opvoedgedrag van vaders een sterker effect op angst bij het kind dan overbeschermend opvoedgedrag van moeders. Er wordt namelijk van uitgegaan dat vaders gespecialiseerd zijn in het openen van de buitenwereld voor kinderen. Daarom heeft het overbeschermend opvoedgedrag van vaders een sterkere relatie met het toenemende angst van kind. Met andere woorden van moeders wordt een sterkere mate van overbeschermend opvoedgedrag verwacht dan van vaders. Als vaders echter

overbeschermend opvoedgedrag vertonen, neemt angst bij het kind verder toe dan als moeders overbeschermend opvoedgedrag vertonen (Bögels & Perotti, 2010). In lijn met deze theorie wordt onderzocht of de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind verschilt tussen moeders en vaders.

Dit literatuuroverzicht focust zich op kinderen van zeven tot en met dertien jaar met angst. Omdat angst zich versterkt naarmate een persoon ouder wordt (De Looze et al., 2014), is het van belang om angst te signaleren voorafgaand aan deze kritieke periode. Door vroeg in te grijpen, kan een opeenstapeling van problemen in de adolescentie worden voorkomen. De adolescentieperiode is een kritische periode voor het ontwikkelen van internaliserend en externaliserend probleemgedrag (Paus, Keshavan, & Giedd, 2008; Zahn-Waxler, Shirtcliff, & Marceau, 2008).

Het is van belang dat de rol van overbeschermende ouders bij de angst van het kind wordt onderzocht, omdat dan achterhaald kan worden wat de mogelijke oorzaken en instandhoudende factoren zijn. Als bekend is dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders of vaders een mogelijke risicofactor is, dan kunnen interventies ontwikkeld worden die zich richten op het opvoedgedrag van moeders of vaders. Er bestaan interventies zoals De

(7)

Dappere Kat voor kinderen met angststoornissen (Bartelink, 2010). Deze interventies zijn

gericht op het kind en de ouder, maar niet op het overbeschermende opvoedgedrag van de ouders. Indien sprake is van een samenhang tussen het overbeschermende opvoedgedrag van moeders of vaders en de ontwikkeling van angst bij kinderen tussen zeven en dertien jaar, dan kunnen interventies gerichter opgesteld worden om angst bij het kind te verminderen. Hierbij kan ook rekening worden gehouden met het verschil in overbeschermende opvoedgedrag tussen moeders en vaders, zodat interventies specifiek op een van de ouders kunnen worden gericht.

Er is namelijk geen recent literatuuroverzicht over de angst van kinderen tussen de zeven tot en met dertien jaar in verband met overbeschermend opvoedgedrag van ouders. Wel is er door Möller, Nikolić, Majdandžić en Bögels (2016) onderzoek gedaan naar de angst van het kind en overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders bij kinderen tussen nulen vijf jaar door. Uit deze meta-analyse kwam naar voren dat zowel overbeschermend

opvoedgedrag van moeders als van vaders significant geassocieerd is met angst van het kinderen tussen nul en vijf jaar.

De onderzoeksvraag die centraal staat in dit literatuuroverzicht is: ‘Wat is de rol van overbeschermend opvoedgedrag van ouders bij angstproblemen bij kinderen in de leeftijd van zeven tot dertien jaar?’ Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt er gebruik gemaakt van twee deelvragen: (1) ‘Bestaat er een verschil in overbeschermend opvoedgedrag van moeders en van vaders?’ en 2. ‘Verschilt de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angstproblemen van kinderen tussen moeders en vaders?’

Verschil in overbeschermend opvoedgedrag tussen moeders en vaders

In vijf studies werd gekeken naar verschillen in het opvoedgedrag dat vaders en moeders vertonen (Bögels et al., 2001; Bögels & Van Melick, 2004; Fliek, Dibbets, Roelofs,

(8)

& Muris, 2017; Rork & Morris, 2009; Van Gastel, Legerstee, & Ferdinand, 2009). In al deze studies werd onderzoek gedaan naar kinderen tussen de zeven en de dertien jaar, waarbij het merendeel van de studies vragenlijsten aan deze kinderen (en/of hun ouders) hebben

voorgelegd om de overbeschermende opvoedgedrag van ouders in kaart te brengen. De studies die hieronder worden behandeld gaan over het verschil tussen overbeschermende opvoedgedrag van moeders en vaders.

Onlangs deden Fliek et al. (2017) onderzoek naar de relatie tussen angst bij ouders en angst bij kinderen in relatie tot ouderlijk opvoedgedrag. Uit het onderzoek bleek dat de mate van overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders niet verschilden. Aan dit

onderzoek deden 258 kinderen mee tussen zeven en twaalf jaar oud. Niet van alle kinderen namen beide ouders deel aan het onderzoek; in totaal deden 199 moeders en 117 vaders mee. In dit onderzoek werd gebruikgemaakt van de Parental Overprotection Measure (POM; Edwards, Rapee, & Kennedy, 2008), een zelfrapportage voor ouders om overbeschermend opvoedgedrag te meten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de mate van

overbeschermend opvoedgedrag tussen moeders en vaders niet verschilde (Fliek et al., 2017). Aansluitend kwam uit het onderzoek van Van Gastel et al. (2009) kwam naar voren dat geen verschil bestaat tussen het overbeschermende opvoedgedrag van moeders en vaders. Van Gastel et al. (2009) voerden een onderzoek uit naar de rol van opvoeding op de

aggregatie van sociale angst bij kinderen. Aan het onderzoek namen 71 kinderen tussen acht en twaalf jaar deel, 70 moeders en 59 vaders van kinderen met angststoornissen. In dit onderzoek werd gebruikgemaakt van de kindgerapporteerde vragenlijst Egna Minnen

Betraffande Uppfostran (EMBU-C: Castro, Toro, Van der Ende, & Arrindell, 1993) om het

overbeschermend opvoedgedrag van de ouders te meten. Uit het onderzoek bleek geen verschil tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag. Daarnaast keken de onderzoekers naar overbeschermend opvoedgedrag van ouders van kinderen met

(9)

internaliserend probleemgedrag. Deze groep bestond uit 96 kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, 93 moeders en 82 vaders. Ook onder deze ouders bleek er geen significant

verschil te bestaan tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag (Van Gastel et al., 2009).

In overeenkomst met de twee voorgaande studies bleek uit het onderzoek van Rork en Morris (2009) dat geen verschil bestaat tussen het overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders. Rork en Morris (2009) deden onderzoek naar de invloed van

ouderschapsfactoren op angststoornissen bij kinderen. Aan het onderzoek namen 32 kinderen deel in de leeftijd van tien tot dertien jaar, samen met hun beide ouders. Om het

overbeschermende opvoedgedrag van de ouders te meten, maakten zij gebruik van het Parent

Bonding Instrument (PBI: Parker, Tupling, & Brown, 1979). Hierbij rapporteerde elk kind

over beide ouders. Daarnaast werd een taak uitgevoerd, de Multi-family interaction task, om onder andere het overbeschermend opvoedgedrag van ouders te meten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het verschil moeders en vaders in overbeschermend opvoedgedrag niet significant is. Bij dit onderzoek kunnen echter enkele kanttekeningen worden geplaatst. De participanten waren welgestelde gezinnen, die mogelijk meer kennis hadden van effectieve opvoedgedragingen. Dit kan leiden tot meer mogelijkheden en inzet door de ouders om sociale interacties vaker aan te bieden en meer ontwikkelingsruimte mogelijk te maken (Rork & Morris, 2009).

In lijn met de voorgaande studies, bleek uit onderzoek van Bögels et al. (2001) dat kinderen geen verschil tussen overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders rapporteren. Hierbij deed Bögels et al. (2001) onderzoek naar familiale invloeden op de sociale angst bij kinderen en adolescenten. Aan het onderzoek namen 190 kinderen deel in de leeftijd van acht tot achttien jaar deel met een gemiddelde leeftijd van twaalf. Van de 190 kinderen waren er 64 gediagnostiseerd met een sociale angst. In dit onderzoek gebruikte men

(10)

de EMBU voor ouders en de EMBU-C (Castro et al., 1993) voor kinderen om

overbeschermend opvoedgedrag van ouders te meten. De moeders (N = 62) en vaders (N = 40) vulden ook de EMBU-vragenlijst in over hun eigen overbeschermende opvoedgedrag. Uit het onderzoek kwamen verschillende resultaten naar voren, aan de hand van de beoordelingen van de kinderen en van de ouders. Uit beide kind-en ouderrapporten, kwam naar voren dat er geen significant verschil tussen moeders en vaders is gevonden in overbeschermend

opvoedgedrag (Bögels et al., 2001).

Anders dan de voorgaande studies kwamen tegenstrijdige resultaten naar voren uit het onderzoek van Bögels en Van Melick (2004). Bögels en Van Melick (2004) onderzochten de relatie tussen kind, ouder en partner en de ontwikkeling van angst bij kinderen. Aan het onderzoek namen 109 kinderen in de leeftijd van negen tot twaalf jaar deel. Van 75 kinderen deden beide ouders mee aan het onderzoek en van de 34 resterende kinderen namen of vaders of moeders deel. In totaal namen 77 vaders en 100 moeders deel aan het onderzoek. In dit onderzoek maakte men gebruik van de Mother-Father-Peer Inventory (MFP: Epstein, 1983) om het overbeschermende opvoedgedrag van ouders te meten. In dit onderzoek rapporteerden ouders hun eigen overbeschermende opvoedgedrag en dat van hun partner. Ook rapporteerden kinderen het overbeschermende opvoedgedrag van hun ouders middels de Child Report of

Parental Behavior Inventory (CRPBI-30: Schaefer, 1965). Kinderen rapporteerden geen

significant verschil in overbeschermend opvoedgedrag tussen moeders en vaders. Deze resultaten waren in lijn met wat vaders rapporteerden. De moeders rapporteerden echter significant hoger over zichzelf en over het overbeschermende opvoedgedrag van de vaders, dan de kinderen rapporteerden. Ook gaven de moeders een significant hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag bij vaders dan bij zichzelf. Enkele kanttekeningen die bij dit onderzoek geplaatst kunnen worden, zijn dat overbeschermend opvoedgedrag en autonomie zijn samengenomen als een item, omdat ze hoog correleerden met elkaar. Hierbij zijn de

(11)

concepten angst en autonomie tegen elkaar afgezet. Dit wil zeggen: hoe meer autonomie een kind heeft, des te minder angst het ervaart; hoe meer angst des te minder autonomie. De conclusie zegt dus niet alleen iets over overbeschermend opvoedgedrag, maar ook over autonomie binnen de opvoeding (Bögels & Van Melick, 2004).

Er kan geconcludeerd worden dat uit de studies van Bögels et al. (2001), Fliek et al., (2017), Rork en Morris (2009) en Van Gastel et al., (2009) hetzelfde resultaat naar voren komt. Uit deze onderzoeken bleek geen significant verschil tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag. Interessant is dat in de twee laatste studies gebruik werd gemaakt van ouder- en kinderrapporten, terwijl bij de andere studies alleen de ouders of alleen de kinderen rapporteerden over het overbeschermende opvoedgedrag. Uit een van de studies, waarbij kinderen en ouders rapporteerden, kwam een verschil naar voren tussen de bevindingen van kinderen en van moeders. In het onderzoek van Bögels en Van Melick (2004) rapporteerden zowel kinderen als vaders dat er geen significant verschil was tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag. Uit de moederrapporten kwam echter wel een significant verschil tussen moeders en vaders. Moeders rapporteerden bij vaders een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag dan bij zichzelf (Bögels & Van Melick, 2004).

Op basis van de aangehaalde studies kan geconcludeerd worden dat moeders en vaders niet van elkaar verschillen in de mate van overbeschermend opvoedgedrag. Uit onderzoek Bögels en Van Melick (2004) komt echter naar voren dat moeders een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag vertonen.

Verschil tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag en relatie met angst van kinderen

(12)

In acht studies werd gekeken naar verschillen in het overbeschermend opvoedgedrag dat vaders en moeders vertonen in relatie tot angst van het kind (Bögels et al., 2001; Bögels & van Melick, 2004; Breinholst, Esbjørn, & Reinholdt-Dunne, 2015; Fliek et al. 2017; Gere, Villabø, Torgersen, & Kendall, 2012; Rork & Morris, 2009; Markus, Lindhout, Boer, Hoogendijk, & Arrindell, 2003; Xu, Ni, Ran, & Zhang, 2017). In al deze studies werd onderzoek gedaan naar kinderen met angst tussen de zeven en de dertien jaar, waarbij het merendeel van de studies vragenlijsten aan deze kinderen (en/of hun ouders) hebben voorgelegd om de overbeschermend opvoedgedrag in kaart te brengen. Deze angst werd veelal onderzocht aan de hand van vragenlijsten. In dit hoofdstuk worden enkele onderzoeken aangehaald die bij deelvraag één zijn behandeld, waarin ook is gekeken naar de relatie tussen angst bij het kind en overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders. Het gaat om de onderzoeken van Bögels et al. (2001), Bögels en Van Melick (2004), Fliek et al. (2017) en Rork en Morris (2009).

Fliek et al. (2017) deden onderzoek naar de correlatie tussen overbeschermend opvoedgedrag van ouders en angst van het kind. Uit dit deel van het onderzoek bleek geen significant verschil tussen moeders en vaders in correlatie tussen angst bij het kind en

overbeschermend opvoedgedrag. Overbeschermend opvoedgedrag was gemeten aan de hand van een oudervragenlijst genaamd POM-vragenlijst (Edwards et al., 2008). Angst bij kinderen werd gemeten aan de hand van een vragenlijst en een taak, waarbij het kind een verhaal las en aangaf op een schaal hoe eng dit was.

Eveneens bleek uit het onderzoek van Markus et al. (2003) dat er geen significant verschil was tussen moeders en vaders in de correlatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind. Markus et al. (2003) deden onderzoek naar opvoedstijlen en factoren die van invloed kunnen zijn op kinderen. Aan het onderzoek namen 824 kinderen in de leeftijd van zeven tot dertien jaar deel, van wie 37 de zelfrapportage angst vragenlijst had ingevuld.

(13)

Daarbij gebruikten de onderzoekers de EMBU-C-vragenlijst (Castro et al., 1993) om overbeschermend opvoedgedrag van ouders te meten.

Het onderzoek van Xu et al. (2017) liet eveneens geen verschil zien tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind. Xu et al. (2017) deden onderzoek naar de relatie tussen opvoedstijlen en angst bij kinderen. Aan het onderzoek namen 1345 kinderen in de leeftijd van elf tot negentien jaar deel, waarbij de gemiddelde leeftijd dertien jaar was. Het overbeschermende opvoedgedrag van moeders en vaders werd gemeten middels de EMBU-C-vragenlijst (Castro et al., 1993) en de angst bij kinderen middels een vragenlijst. Uit het onderzoek kwam naar voren dat kinderen met sociale angst een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag van zowel moeders als vaders ervaren. Het overbeschermende opvoedgedrag van beide ouders is positief

gecorreleerd met sociale angst bij het kind.

Eveneens toonde het onderzoek van Gere et al. (2012) dat er geen verschil tussen moeders en vaders was in de correlatie tussen angst bij het kind en overbeschermend

opvoedgedrag. Gere et al. (2012) deden onderzoek naar overbeschermend opvoedgedrag bij kinderen met angststoornissen en daaraan verbonden probleemgedrag van kinderen. Aan het onderzoek namen 190 kinderen tussen zeven en dertien jaar deel, waarvan de gemiddelde leeftijd tien jaar was. Ook namen 171 moeders en 135 vaders deel aan het onderzoek. In dit onderzoek gebruikte men de Rearing Behaviour Questionaire (RBQ: Bögels & Van Melick, 2004) om overbeschermend opvoedgedrag van de ouders te meten. Angst van het kind werd aan de hand van een vragenlijst gemeten. Moeders rapporteerden geen verschil tussen overbeschermend opvoedgedrag van zichzelf en van vaders in relatie tot de angst van het kind. Vaders echter, rapporteerden dat overbescherming van zowel moeders als vaders significant gecorreleerd was met angst bij het kind. Er werd geen verschil tussen

(14)

het kind. Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat de steekproef is genomen bij kinderen die angst en internaliserend probleemgedrag vertoonden en slechts een kleine hoeveelheid participanten angst had. Daardoor was een lage correlatie waar te nemen tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst.

Uit de studies van Bögels et al. (2001), Bögels en Van Melick (2004), Breinholst et al. (2015), Rork en Morris (2009), echter, blijkt dat overbeschermend opvoedgedrag van

moeders en vaders wél verschilt in relatie met angst van het kind. Hieronder worden deze studies uitgebreid behandeld.

In het onderzoek van Bögels et al. (2001) werd onderzocht of er een verschil bestond tussen angst bij het kind en overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders. Uit de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders verschillen in relatie tot angst van het kind. Het overbeschermende opvoedgedrag van de ouders werd gemeten aan de hand van de EMBU-C-vragenlijst (Castro et al., 1993) die ingevuld werd door het kind, de moeder en de vader. De onderzoekers hebben de angst van het kind aan de hand van een vragenlijst gemeten. Uit de resultaten bleek dat het overbeschermende opvoedgedrag van moeders correleert met de sociale angst van het kind, zoals gerapporteerd door het kind. Daarentegen bleek het overbeschermende opvoedgedrag van vaders niet significant te correleren met de sociale angst van het kind. Bij de door het kind gerapporteerde ouderlijke overbescherming is een trend zichtbaar richting significantie met het ontstaan van angst bij kinderen. Kinderen die hun moeder als overbeschermend rapporteerden, hebben een hogere kans om angst te ontwikkelen. Dus hoe meer

overbeschermend kinderen hun moeder vonden, hoe meer sociale angst deze kinderen rapporteerden. Deze relatie vonden de onderzoekers niet bij kinderen die hun vaders als overbeschermend rapporteerden.

(15)

Uit het onderzoek van Breinholst et al. (2015) kwam een soortgelijk resultaat naar voren, namelijk dat alleen overbeschermend opvoedgedrag van moeders significant

correleerde met angst van het kind. Breinholst et al. (2015) deden onderzoek naar het effect van gehechtheid op opvoedgedrag bij kinderen met angst. Aan het onderzoek namen 1134 kinderen tussen negen en zeventien jaar deel, met een gemiddelde leeftijd van twaalf jaar. Verder namen de ouders deel aan het onderzoek, onder wie 955 vaders en 1033 moeders. Aan de hand van de RBQ-vragenlijst (Bögels & Van Melick, 2004) maten de onderzoekers het overbeschermende opvoedgedrag van ouders. Aan de hand van een zelfrapporage-vragenlijst maten zij angst bij kinderen. Uit het onderzoek bleek dat het overbeschermende opvoedgedrag van moeders significant correleerde met de angst van het kind. Het overbeschermende

opvoedgedrag van vaders was daarentegen niet significant gecorreleerd met de angst van het kind. Er was een verschil tussen vaders en moeders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en de angst van het kind.

Ook uit het onderzoek van Rork en Morris (2009) bleek dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders verschilden correleerde met angst bij het kind. Het overbeschermende opvoedgedrag maten de onderzoekers aan de hand van

PBI-kinderrapporten (Parker et al., 1979). Daarnaast werd een controlled-interactietaak gebruikt om overbeschermend opvoedgedrag te observeren. De angst van het kind maten zij aan de hand van kind- en ouderrapportage. Uit de resultaten bleek dat alleen moederlijk

overbeschermend opvoedgedrag gerelateerd was aan de angst van het kind. Vaderlijk

overbeschermend opvoedgedrag correleerde niet met angst van het kind. Er was een verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en de angst van kind.

Uit het onderzoek van Bögels en Van Melick (2004) kwamen variërende resultaten naar voren. Deze waren tegenstrijdig met betrekking tot het overbeschermende opvoedgedrag

(16)

van moeders en van vaders in relatie tot angst bij het kind. Met behulp van de

MFP-vragenlijst (Epstein, 1983) en de CRPBI-MFP-vragenlijst (Schaefer, 1965) maten de onderzoekers het overbeschermende opvoedgedrag. Aan de hand van een screening werd de angst bij kinderen gemeten. Uit de kinderrapportages bleek dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders correleerde met de angst van het kind. Uit de vaderrapportages kwam naar voren dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders en van vaders correleerde met de angst van het kind, waarbij moederlijke overbescherming zéér significant correleerde. Uit de moederrapporten echter, kwam naar voren dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders correleerde met de angst van het kind, maar overbeschermend opvoedgedrag van vaders niet. Alleen moeders rapporteerden dus een significant verschil tussen moederlijke en vaderlijke overbescherming in relatie tot de angst van het kind.

De bovenstaande onderzoeken leverden dus geen eenduidige resultaten op. Uit de onderzoeken van Fliek et al. (2017), Gere et al. (2012), Markus et al. (2003) en Xu et al. (2017) bleek geen verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en de angst van kinderen. Dit betekent echter niet dat er geen correlatie bestaat tussen deze factoren. Uit alle onderzoeken bleek dat er een correlatie bestond tussen

overbeschermend opvoedgedrag van ouders en de angst van het kind, maar uit de eerste vier onderzoeken bleek geen verschil tussen vaders en moeders in deze correlatie. In tegenstelling tot de eerste vier onderzoeken bleek uit de onderzoeken van Bögels et al. (2001), Breinholst et al. (2015) en Rork en Morris (2009), echter wel degelijk een verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind. Uit deze drie onderzoeken kwam naar voren dat het overbeschermende opvoedgedrag van moeders

correleerde met de angst van het kind, terwijl dit niet het geval was bij vaders. Opvallend is dat in het laatste onderzoek van Bögels en Van Melick (2004) vaders en kinderen geen

(17)

vaders, terwijl de moeders aangaven dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders significant correleerde met de angst van het kind, maar het gedrag van vaders niet.

Discussie

Dit onderzoek had als doel om antwoord te vinden op de vraag wat de correlatie is tussen overbeschermend opvoedgedrag van vaders en moeders en angst bij kinderen tussen zeven en dertien jaar. Allereerst is gekeken naar het verschil tussen overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders. Uit het merendeel van de studies bleek geen verschil te bestaan tussen moeders en vaders in de mate van overbeschermend opvoedgedrag. In één studie werd wel een verschil gerapporteerd, waarbij moeders aangaven dat vaders significant vaker

overbeschermend opvoedgedrag vertoonden. Vervolgens is onderzocht of een verschil bestaat tussen overbeschermend opvoedgedrag van moeders en vaders in relatie met angst van het kind. Uit vier onderzoeken bleek geen verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij kinderen. Uit drie studies echter, bleek wél een significant verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend

opvoedgedrag en angst bij het kind. Overbeschermend opvoedgedrag van moeders bleek te correleren met angst van het kind, terwijl overbeschermend van vaders niet correleerde met angst van het kind. Uit onderzoek door Bögels en Van Melick (2004) kwamen tegenstrijdige resultaten naar voren: Vaders rapporteerden geen verschil tussen moeders en vaders in relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind, terwijl overbeschermend

(18)

De verwachting dat moeders een hogere mate van overbeschermend opvoedgedrag vertonen dan vaders is niet bevestigd door de studies in deze literatuurstudie. De bevindingen van dit literatuuroverzicht zijn in tegenspraak met de literatuur, waarin overbeschermend opvoedgedrag past bij de rol van moeders (Bögels & Perotti, 2010). Dit literatuuroverzicht heeft laten zien dat overbeschermend opvoedgedrag van ouders niet sekse-afhankelijk is. Het verwachte verschil was gebaseerd op de theorie dat vaders een uitdagendere rol hebben en om die reden minder overbeschermend gedrag vertonen (Bögels & Phares, 2008). Deze theorie wordt echter niet gesteund door de resultaten van deze studie. Dit kan mogelijk verklaard worden, doordat overbeschermend gedrag samenhangt met een ander aspect dan de vaderlijke of moederlijke opvoedrol. Mogelijk hangt overbeschermend gedrag samen met angst van de ouder. Uit het onderzoek van Clarke, Cooper en Creswel (2013) bleek dat overbeschermend opvoedgedrag niet significant was geassocieerd met de angststoornis van het kind. Het overbeschermende opvoedgedrag was echter wel significant geassocieerd met moederlijke angstsymptomen.

De verwachting dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders sterker correleert met de angst van het kind dan het gedrag van vaders werd bevestigd door de helft van de studies. Deze verwachting was gebaseerd op het conceptuele model van Bögels en Perotti (2010). In dit conceptuele model werd verwacht dat overbeschermend gedrag van vaders geassocieerd wordt met meer angst van het kind, omdat dit niet bij de rol van de vader past. Dit bleek echter niet uit de aangehaalde studies. Hieruit bleek dat overbeschermend

opvoedgedrag van vaders ook samenhangt met de angst van het kind, maar dat deze correlatie niet significant is. De studies tonen verschillende uitkomsten wat betreft het verschil tussen moeders en vaders in de relatie tussen overbeschermend opvoedgedrag en angst bij het kind. Die verschillen kunnen mogelijk verklaard worden door angst van moeders zelf. In twee onderzoeken, door Bögels et al. (2001) en Bögels en Van Melick (2004), werd ook de angst

(19)

van ouders gemeten. Uit beide onderzoeken kwam naar voren dat de angst van moeders significant correleerde met de angst van het kind. Ook kwam naar voren dat overbeschermend opvoedgedrag en angst van kind significant samenhingen met de angst van de moeder (Bögels et al., 2001; Bögels & Van Melick, 2004).

Dit onderzoek heeft gedeeltelijk bevestigd dat overbeschermend opvoedgedrag van moeders samenhangt met angst bij het kind. Overbeschermend opvoedgedrag van vaders hangt ook samen met het angst van kind maar deze is niet significant. Tegelijkertijd is niet duidelijk geworden of overbeschermend opvoedgedrag van moeders voorspellend is voor de angst bij het kind of dat dit een reactie is op angstig gedrag van het kind. Opvoeding is een bidirectioneel proces: niet alleen de acties van ouders hebben invloed, maar ook het kind lokt bepaalde opvoedgedragingen uit bij de ouders (Bronfenbrenner, 1986). Uit eerder onderzoek is gebleken dat angst van het kind overbeschermend opvoedgedrag van de moeder versterkt. Manassis en Bradley (1994) suggereren dat kinderen met een reactief of angstig temperament het gedrag van hun ouders mogelijk sturen richting meer overbeschermend opvoedgedrag (zie ook Rubin, Nelson, Hastings, & Asendorpf, 1999).

Aan de hand van dit onderzoek kan alleen een uitspraak worden gedaan over kinderen tussen zeven en dertien jaar. Uit de meta-analyse van Möller et al. (2016) bleek dat

overbeschermend opvoedgedrag van zowel moeders als vaders significant geassocieerd is met angst van kinderen tussen nul en vijf jaar. In het huidige literatuuroverzicht werden in de helft van de studies overeenkomstige resultaten gevonden bij kinderen met angst tussen zeven en dertien jaar.

Bij de samenstelling van dit literatuuroverzicht zijn echter een aantal

onderzoeksbeperkingen gemoeid. De eerste beperking is dat overbeschermend opvoedgedrag in de studies voornamelijk werd gemeten aan de hand van vragenlijsten. Dit is een beperking om twee redenen. Ten eerste bestaat een grotere kans op sociaal wenselijke antwoorden bij

(20)

het gebruik van vragenlijsten en zelfrapportages. Daarnaast zijn de ervaringen van kind en ouders ten aanzien van overbeschermend opvoedgedrag door middel van vragenlijsten

onderzocht, maar is niet onderzocht of dit gedrag in de praktijk vertoond wordt. Daarom is het aan te raden om het concept overbeschermend opvoedgedrag middels vragenlijsten en

observaties te meten.

Een tweede beperking is dat alle geciteerde studies cross-sectioneel waren. Het is niet duidelijk hoe het effect van overbeschermend opvoedgedrag van ouders op de angst van het kind door de tijd heen verloopt. Het is aan te bevelen om in een vervolgonderzoek met een longitudinale of experimentele onderzoeksvorm na te gaan wat het effect van

overbeschermend opvoedgedrag van ouders is op de angst van het kind. In een longitudinale studie kan het effect van overbeschermend opvoedgedrag op het angst van het kind op de langere termijn onderzocht worden. Door middel van experimenteel onderzoek kan het overbeschermende opvoedgedrag van ouders gemanipuleerd worden als een onafhankelijke variabele, waardoor niet alleen de correlatie- maar ook mogelijke causale verbanden tussen overbeschermend opvoedgedrag van ouders en angst bij kinderen kunnen worden onderzocht.

Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is dat ook angst bij beide ouders

meegenomen moet worden om te achterhalen of deze angst mogelijk een bepalende factor is. Middels observaties of interviews met moeders, die significant meer overbeschermend opvoedgedrag vertonen, kan gevraagd worden naar de reden daarvan. Het kan zijn dat

moeders dit overbeschermende opvoedgedrag onbewust vertonen of dat dit voortkomt uit hun eigen angst. Ook kan het zijn dat moeders hun kind beter kennen dan vaders. Mogelijk weten moeders dat hun kind vaak angstig is en vertonen ze ter preventie overbeschermend

opvoedgedrag. Het is ook interessant om te achterhalen of er sprake is van bidirectionele interactie door na te gaan of het angstige gedrag van het kind overbeschermend opvoedgedrag van moeders uitlokt. Dit kan onderzocht worden middels een longitudinaal onderzoek,

(21)

waarbij ouders en kinderen langdurig gevolgd worden. Op meerdere meetmomenten kunnen de constructen overbescherming en angst gemeten worden.

De bevindingen van het huidige onderzoek zijn nuttig voor de praktijk. Bij interventies voor kinderen vanaf zeven tot en met dertien jaar met angst kan rekening gehouden worden met het overbeschermende opvoedgedrag van ouders en voornamelijk van moeders. Omdat overbeschermend opvoedgedrag van vaders niet significant blijkt te correleren met angst van kinderen vanaf zeven tot en met dertien jaar, is het met name van belang om de moeder te betrekken bij de behandeling. Op deze manier kan de effectiviteit van interventies gericht op het overbeschermende opvoedgedrag van moeders worden gestimuleerd en kunnen er meer werkzame interventies worden ontwikkeld.

(22)

Referenties

Barnes, G. M., & Farrell, M. P. (1992). Parental Support and Control as Predictors of Adolescent Drinking, Delinquency, and Related Problem Behaviors. Journal of

Marriage and the Family, 54, 763-776. doi: 10.2307/353159

Bartelink, C. (2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'De Dappere kat'. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies Bean, R. A., Barber, B. K., & Crane, D. R. (2006). Parental Support, Behavioral Control, and

Psychological Control Among African American Youth. Journal of Family Issues,

27, 1335-1355. doi: 10.1177/0192513X06289649

Beidel, D. C. (1988). Psychophysiological assessment of anxious emotional states in children.

Journal of Abnormal Psychology, 97, 80-82. doi: 10.1037/0021-843X.97.1.80

Bögels, S. M., Alden, L., Beidel, D. C., Clark, L. A., Pine, D. S., Stein, M. B., & Voncken, M. (2010). Social anxiety disorder: questions and answers for the DSM-V. Depression

Anxiety, 27, 168-189. doi: 10.1002/da.20670

Bögels, S. M., & Brechman-Toussaint, M., L. (2006). Family issues in child anxiety: Attachment, family functioning, parental rearing and beliefs. Clinical Psychology

Review, 26, 834-856. doi: 10.1016/j.cpr.2005.08.001

Bögels, S. M., & Phares, V. (2008). Fathers’ Role in the etiology, prevention and treatment of child anxiety: a review and new model. Clinical Psychology Review, 28, 539-558. doi: 10.1016/j.cpr.2007.07.011

Bögels, S. M., & Perotti, E. C. (2010). Does Father Know Best? A Formal Model of the Paternal Influence on Childhood Social Anxiety. Journal Child Family Studies, 20, 171-181. doi: 10.1007/s10826-010-9441-0

Bögels, S. M., & Van Melick, M. (2004). The relationship between child-report, parent self-report, and partner report of perceived parental rearing behaviors and anxiety in

(23)

children and parents. Personality and Individual Differences, 37, 1583-1596. doi: 10. 1016/j.paid.2004.02.014

Bögels, S. M., Van Oosten, A., Muris, P., & Smulders, D. (2001). Familial correlates of social anxiety in children and adolescents. Behaviour Research and Therapy, 39, 273-287. doi: 10.1016/S0005-7967(00)00005-X

Breinholst, S., Esbjørn, B. H., & Reinholdt-Dunne, M. L. (2015). Effects of attachment and rearing behavior on anxiety in normal developing youth: A mediational study.

Personality and Individual Differences, 81, 155-161. doi: http://dx.doi.org/10.1016/

j.paid.2014.08.022

Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the Family as a Context for Human Development: Research Perspectives. Developmental Psychology, 22, 723-742. doi: 0012-649/86/S00.75

Brown, A. M., & Whiteside, S. P. (2008). Relations among perceived parental rearing behaviors, attachment style, and worry in anxious children. Journal of Anxiety

Disorders, 22, 263-272. doi: 10.1016/j.janxdis.2007.02.002

Bruch, M. A., Heimberg, R. G., Berger, P., & Collins, T. M. (1989). Social phobia and perceptions of early parental and personal characteristics. Anxiety Research, 2, 57-65. doi: 10.1080/08917778908249326

Castro, J., Toro, J., Van der Ende, J., & Arrindell, W. A. (1993). Exploring the feasibility of assessing perceived parental rearing styles in Spanish children with the EMBU. The

International Journal of Social Psychiatry, 39, 47-57. doi: 10.1177/

002076409303900105

Clarke, K., Cooper, P., & Creswell, C. (2013). The parental overprotection scale: associations with child and parental anxiety. Journal of Affective Disorders, 151, 618-24. doi: 10. 1016/j.jad.2013.07.007.

(24)

De Looze, M., Van Dorsselaer, S., De Roos, S., Verdurmen, J., Stevens, G., Gommans, R., Van Bon-Martens, M., Ter Bogt, T., & Vollebergh, W. (2014). 'Gezondheid, welzijn

en opvoeding van jongeren in Nederland: HBSC-2013 : Health Behavior in School-aged Children'. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Dewit, D. J., Chandler-Coutts, M., Offord, D. R., King, G., Mcdougall, J., Specht, J., & Stewart, S. (2005). Gender differences in the effects of family adversity on the risk of onset of DSM-III-R social phobia. Journal of Anxiety Disorders, 19, 479-502. doi: 10. 1016/j.janxdis.2004.04.010

Edwards, S. L., Rapee, R. M., & Kennedy, S. J. (2010). Prediction of anxiety symptoms in preschool-aged children: examination of maternal and paternal perspectives. Journal

of Child Psychology and Psychiatry, 51, 313-321. doi: 10.1111/j.1469-7610.2009.

02160.x

Edwards, S. L., Rapee, R. M., & Kennedy, S. J. (2008). Psychometric properties of a

parent-report measure of overprotection of preschool-aged children. Manuscript submitted

for publication.

Epstein, S. (1983). The Mother-Father Peer Scale, Unpublished manuscript.

Fliek, L., Dibbets, P., Roelofs, J., & Muris, P. (2017). Cognitive Bias as a Mediator in the Relation Between Fear-Enhancing Parental Behaviors and Anxiety Symptoms in Children: A Cross-Sectional Study. Child Psychiatry Human Development, 48, 82-93. doi: 10.1007/s10578-016-0655-2

Gere, M. K., Villabø, M. A., Torgersen, S., & Kendall, P. C. (2012). Overprotective parenting and child anxiety: The role of co-occurring child behavior problems. Journal of

Anxiety Disorders, 26, 642-649. doi: 10.1016/j.janxdis.2012.04.003

Greco, L. A., & Morris, T. L. (2002). Paternal Child-Rearing Style and Child Social Anxiety: Investigation of Child Perceptions and Actual Father Behavior. Journal of

(25)

Psychopathology and Behavioral Assessment, 24, 259-267. doi:

https://doi-org.proxy.uba.uva.nl:2443/10.1023/A:1020779000183

Grossmann, K., Grossmann, K. E., Fremmer-Bombik, E., Kindler, H., Scheuerer-Englisch, H., & Zimmermann, P. (2002). The uniqueness of the child-father attachment

relationship: fathers’ sensitive and challenging play as a privotal variable in a 16-year longitudinal study. Social development, 11, 301-337. doi: 10.1111/1467-9507.

00202

Hudson, J. L., & Rapee, R. M. (2000). The Origins of Social Phobia. Behavior Modification,

24, 102-129. doi: 10.1177/0145445500241006

Konijn, C., Bruinsma, W., Lekkerkerker, L., & Eijgenraam, K. (2009). Classificatiesysteem

voor de aard van de problematiek van cliënten in de jeugdzorg: CAP-J. Utrecht:

Nederlands Jeugdinstituut.

Lieb, R., Wittchen, H. U., Hofler, M. Fuetsch, M., Stein, M. B., & Merikangas, K. R. (2000). Parental psychopathology, parenting styles, and the risk of social phobia in offspring.

Archives of General Psychiatry, 57, 859-866. doi: 10.1001/archpsyc.57.9.859

Lindsey, E. W., & Mize, J. (2001). Contextual Differences in Parent-Child Play: Implications for Children's Gender Role Development. Seks Roles, 44, 155-176. doi: https:// doi.org/10.1023/A:1010950919451

Majdandžić, M., Möller, E. L., De Vente, W., Bögels, S. M., & Van den Boom, D. C. (2014). Fathers' challenging parenting behavior prevents social anxiety development in their 4-year old children: A longitudinal observational study. Journal of Abnormal Child

Psychology, 42, 301-310. doi: 10.1007/s10802-013-9774-4

Manassis, K., & Bradley, S. (1994). The development of childhood anxiety disorder: Toward an integrated model. Journal of Applied Developmental Psychology, 15, 345-366.

(26)

Markus, M. T., Lindhout, I. E., Boer, F., Hoogendijk, T. H. G., & Arrindell, W. A. (2003). Factors of perceived parental rearing styles: the EMBU-C examined in a sample of Dutch primary school children. Personality and Individual Differences, 34, 503- 519. doi: 10.1016/S0191-8869(02)00090-9

Melfsen, S., Osterlow, J., & Florin, I. (2000). Deliberate emotional expressions of socially anxious children and their mothers. Journal of Anxiety Disorders, 14, 249-261. doi: https://doi.org/10.1016/S0887-6185(99)00037-7

Möller, E. L., Nikolić, M., Majdandžić, M., & Bögels, S. M. (2016). Associations between maternal and paternal parenting behaviors, anxiety and its precursors in early childhood: A meta-analysis. Clinical Psychology Review, 45, 17-33. doi: 10.1016/ j.cpr.2016.03.002

Parker, G., Tupling, H., & Brown, L. B. (1979). A parental bonding instrument. British

Journal of Medical Psychology, 52, 1-10. doi: 10.1111/j.2044-8341.1979.tb02487.x

Paquette, D. (2004). Theorizing the father-child relationship: mechanisms and developmental outcomes. Human Development, 47, 193-219. doi: 10.1159/000078723

Paquette, D., & Bigras, M. (2010). The risky situation: a procedure for assessing the

father-child activation relationship. Early Child Development and Care, 180, 33-50. doi: http://dx.doi.org/10.1080/03004430903414687

Paus, T., Keshavan, M., & Giedd, J. N. (2008). Why do many psychiatric disorders emerge during adolescence?. Nature Reviews Neuroscience, 9, 947-957. doi: 10.1038/nrn2513 Rapee, R. M., & Spence, S. H. (2004). The etiology of social phobia: empirical evidence and

an initial model. Clinical Psychology Review, 24, 737-67. doi: 10.1016/j.cpr.2004. 06.004

Rigter, J. (2013). Handboek ontwikkelingspathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.

(27)

Rork, K. E., & Morris, T. L. (2009). Influence of Parenting Factors on Childhood Social Anxiety: Direct Observation of Parental Warmth and Control. Child & Family

Behavior Therapy, 31, 220-235, doi: 10.1080/07317100903099274

Rubin, K., Nelson, L., Hastings, P., & Asendorpf, J. (1999). The transaction between parents’ perceptions of their children’s shyness and their parenting styles. International

Journal of Behavioral Development, 23, 937-957.

Scaini, S., Belotti, R., & Ogliari, A. (2014). Genetic and environmental contributions to social anxiety across different ages: A meta-analytic approach to twin data. Journal of

Anxiety Disorders, 28, 650-656. doi: https://doi.org/10.1016/j.janxdis.2014.07.002

Schaefer, E. S. (1965). Children’s report of parental behavior: an inventory. Child

Development, 36, 417-424. doi: 10.2307/1126465

Van Gastel, W., Legerstee, J. S., & Ferdinand, R. F. (2009). The role of perceived parenting in familial aggregation of anxiety disorders in children. Journal of Anxiety Disorders,

23, 46-53. doi: 10.1016/j.janxdis.2008.03.014

Xu, J., Ni, S., Ran, M., & Zhang, C. (2017). The Relationship between Parenting Styles and Adolescents’ Social Anxiety in Migrant Families: A Study in Guangdong, China.

Frontiers in Psychology, 8, 626. doi: 10.3389/fpsyg.2017.00626

Zahn-Waxler, C., Shirtcliff, E. A., & Marceau, K. (2008). Disorders of Childhood and Adolescence: Gender and Psychopathology. Annual Review of Clinical Psychology,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

functionalities of PHRs mainly include online self-management support, monitoring the disease course and functionalities for information exchange among health care

To answer the research question “Why are the expenses of preventive healthcare in the Netherlands limited to 4% of the total healthcare budget?” this research has investigated

eHealth heeft invloed op de manier waarop geëvalueerd wordt: steeds meer onderzoekers geven aan dat we verder dan de RCT moeten gaan om te bepalen welke interventieonderdelen

Figure 2: Effect of ozone on contamination of mineral oil based emulsion (treatment time of 2 hours).. Figure 3: Effect of ozone on contamination of polymer based dilution

Change of both transmitted and reflected intensities The enhancements of the total transmitted intensity η tr , the total reflected intensity η re , and the intensity outside

This leads, finally, to the main research question: Are internal integration of the functions within the buying firm and the accumulation of social capital

Figure 2 shows the estimated posterior densities of the testlet variance para- meter using an informative and a vague prior under the TRT model, given sampled values in Condition 7

Breast cancer diagnoses among women aged < 50 or > 74  years (i.e. those not invited for biennial mam- mography screening) became significantly lower—as compared to the