• No results found

Sekseverschillen in vertrouwen en de reactie op vertrouwensbreuk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sekseverschillen in vertrouwen en de reactie op vertrouwensbreuk"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Klinische Psychologie

Masterthese

Sekseverschillen in Vertrouwen en de Reactie

op Vertrouwensbreuk

Barbara A. Witmond

10177760

Augustus 2017

(2)

Abstract

Vertrouwen is van groot belang in verscheidene sociale interacties. In het huidige onderzoek werd onderzocht welke factoren een invloed uitoefenen op iemands vertrouwensgedrag. Deze factoren waren geslacht, de persoonlijkheidstrekken neuroticisme en agreeableness en voorspelbaarheid van de tegenspeler. Een sociale interactie werd nagebootst met de trust game, waarin de tegenspeler een aantal punten investeert in de deelnemer en de deelnemer ervoor kan kiezen een bepaald aantal punten terug te geven. De deelnemers speelden de trust game twee keer, eenmaal tegen een voorspelbare en eenmaal tegen een onvoorspelbare tegenspeler. Dit omdat het mogelijk is dat een voorspelbare tegenspeler meer vertrouwen opwekt dan een onvoorspelbare. Er werd onderzocht hoeveel de deelnemers in het algemeen teruggaven, en hoeveel zij teruggaven na een vertrouwensbreuk; een investering van minder dan vijf punten. Daarbij werd getest of er een verschil zat tussen de investeringen bij beide soorten tegenspelers. Er bleek bij beide soorten tegenspelers geen significant verschil tussen mannen en vrouwen op zowel de algemene teruggave als de teruggave na een vertrouwensbreuk. Ook voor neuroticisme en agreeableness werd geen significant verschil gevonden. Er bleek geen onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen een hogere of een lagere score en het effect op het teruggavegedrag. Hieruit kan niet worden geconcludeerd dat er geen effecten bestaan van geslacht en persoonlijkheidstrekken op het vertrouwensgedrag. Om dit uit te wijzen zal meer onderzoek nodig zijn.

Key words: vertrouwensgedrag, vertrouwensbreuk, geslacht, sekseverschillen, persoonlijkheidstrekken, neuroticisme, agreeableness, trust game, borderline persoonlijkheidsstoornis.

(3)

Inhoudsopgave Abstract 2 Inhoudsopgave 3 Inleiding 4 Methode 9 Deelnemers 9 Materialen 9 Procedure 11 Variabelen 12 Statistische analyses 13 Resultaten 13 Conclusies en Discussie 16 Dankwoord 22 Referenties 23

(4)

Inleiding

Vertrouwen is een psychologische staat die verwijst naar iemands overtuiging dat anderen oprechte inspanningen verrichten om verplichtingen na te komen, en dat zij hierbij geen misbruik maken van die persoon (Cumming and Bromiley, 1996; Rousseau et al., 1998, aangehaald in Child & Rodrigues, 2004). Als gevolg hiervan is vertrouwen een belangrijk aspect in sociale uitwisselingen. Het bevordert samenwerking en het zorgt voor een bepaalde sociale volgorde (Fukuyama, 1995; aangehaald in Ostrom & Walker, 2003; Putnam, 1993, 2000; aangehaald in Ostrom & Walker, 2003). Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat er verschillen in vertrouwensgedrag bestaan tussen mannen en vrouwen (Croson & Buchan, 1999; Buchan, Croson & Solnick, 2008) en dat bepaalde persoonlijkheidstrekken een invloed uit kunnen oefenen op hoe vertrouwensgedrag zich uit (Ho, Weingart & Rousseau, 2004; Graziano, Jensen-Campbell & Hair, 1996). Wat nog niet eerder is onderzocht, is de rol van voorspelbaarheid. Met voorspelbaar gedrag wordt meer vertrouwen opgewekt en kan er makkelijker een vertrouwensband worden opgebouwd dan wanneer iemand onvoorspelbaar gedrag vertoont (Butler, 1991; Robinson & Rousseau, 1994; Graen & Uhl-Bien, 1995; aangehaald in Whitener et al., 1998; Jukka, Blomqvist & Gan, 2016). In deze studie werd daarom ingegaan op de vraag of er sekseverschillen bestaan in vertrouwen, werd onderzocht welke rol persoonlijkheid hierin speelt en werd de invloed van de voorspelbaarheid van gedrag getest.

Sociale interacties hebben een grote sociale waarde, omdat ze kunnen leiden tot een hoge mate van solidariteit en sociale ondersteuning onder medemensen (Das & Teng, 2002). Met sociale interacties wordt een handeling bedoeld die een voordeel met zich meebrengt. Tijdens de handeling geeft een individu hulp en advies aan een ander, zonder te overleggen over voorwaarden hiervoor en zonder te weten of en wanneer de ander iets zal teruggeven (Blau, 1964; Ekeh, 1974; Levi-Strauss, 1969; aangehaald in Molm, Takahashi & Peterson,

(5)

2000). Vertrouwen is een van de belangrijkste onderdelen van een sociale interactie, gezien het feit dat het angst vermindert en dat het het plaatsvinden van wederkerigheid tussen mensen stimuleert (Molm, Takahashi & Peterson, 2000). Omdat vertrouwen zo een belangrijk onderdeel van een sociale interactie uitmaakt, is het van belang de kennis hierover te blijven uitbreiden.

Een veel gebruikt experimenteel paradigma om een sociale situatie na te bootsen waarin een vertrouwensband kan worden opgebouwd, is de trust game (Berg, 1995; Johnson & Mislin, 2011). Franzen en collega’s (2010) hebben het bijvoorbeeld gebruikt om te bekijken wat de effecten zijn van de emotionele cues van een sociale partner op het vermogen om de intenties van een ander af te leiden, en of hier verschillen in bestaan tussen patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis en gezonde deelnemers. In een andere studie is het spel gebruikt om de mogelijkheid dat patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis minder vertrouwen en meer risicovol gedrag laten zien dan mensen zonder deze diagnose te onderzoeken (Unoka et al., 2009). Het spel wordt tevens gebruikt om verschillen in vertrouwensgedrag tussen mannen en vrouwen bloot te leggen (Buchan, Croson & Solnick, 2008). De trust game wordt met twee personen gespeeld die elkaar punten over en weer geven. Het doel van het spel is het opbouwen van een vertrouwensband, door middel van samenwerking. Samenwerking is bereikt wanneer de deelnemer en de tegenspeler zich op zo een manier gedragen dat het een voordeel oplevert voor hen beiden (King-Casas et al., 2008). Het spel kan tegen een computer worden gespeeld of tegen een echte tegenspeler. Wanneer er een samenwerkingsband, en dus een vertrouwensband, wordt opgebouwd is dat terug te zien in verhoogde puntenaantallen die over en weer worden gegeven (King-Casas et al., 2008).

Vertrouwen kan zodoende worden gezien als ‘de grondslag van onze maatschappij’ (Unoka et al., 2009). Het belang ervan bij samenwerking en diens relatie met persoonlijkheid

(6)

is meerdere malen benadrukt door verschillende theoretici (Unoka et al., 2009). Ondanks deze informatie is er echter vrij weinig bekend over het belang van vertrouwen bij psychopathologie (Rekosh & Feigenbaum, 1966; Schlenker, Helm, & Tedeschi, 1973; Solomon, 1960; aangehaald in Unoka et al., 2009). Volgens Unoka en collega’s (2009) is dat belang juist heel groot, met name bij een borderline persoonlijkheidsstoornis. Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) is een complexe en ernstige mentale stoornis. Het wordt gekarakteriseerd door een pervasief patroon van een instabiliteit in het reguleren van emoties, interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en impulscontrole (Skodol et al., 2002). De stoornis gaat samen met een ernstige psychosociale verslechtering en een hoog sterftecijfer door zelfmoord (Lieb, Zanarini, Schmahl, Linehan & Bohus, 2004). Daarnaast resulteren een verstoorde vroege ouder-kind relatie en mishandeling vaak in een verslechterd interpersoonlijk vertrouwen (Unoka et al., 2009). Dit verslechterde interpersoonlijke vertrouwen wordt versterkt wanneer de ander onvoorspelbaar gedrag vertoont (Levy, 2005). Ondanks deze kennis, wordt er in het onderzoek van Unoka en collega’s (2009) aangegeven, is er weinig systematisch onderzoek verricht naar vertrouwensgedrag in een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een studie die dit wel onderzoekt is de studie van King-Casas en collega’s (2008). Zij vonden dat mensen met een BPS minder samenwerking laten zien tijdens een trust game dan de controlegroep, in dit geval deelnemers zonder de diagnose BPS. Deze verminderde samenwerking werd teruggeleid tot de rondes van het spel waarin de tegenspeler de deelnemer met BPS minder geld gaf dan in eerdere rondes. De deelnemers met BPS reageerden hierop door minder geld terug te geven, terwijl de gezonde controlegroep wel gul gedrag vertoonde. Zij gaven vaak veel geld terug, ook al kregen zij maar weinig van hun tegenspeler. Hieruit blijkt dat deelnemers met een borderline persoonlijkheidsstoornis niet in staat zijn de samenwerking te herstellen (King-Casas et al., 2008; aangehaald in Lis & Bohus, 2013).

(7)

Borderline persoonlijkheidsstoornis is een extreme vorm van de borderline persoonlijkheid. Een borderline persoonlijkheid kan worden beschreven aan de hand van basale persoonlijkheidstrekken (Widiger & Weisman, 1991). Persoonlijkheidstrekken worden veelal vastgesteld met het vijf factorenmodel van persoonlijkheid, ook wel de Big Five genoemd. Ook in de huidige studie is van dit model gebruik gemaakt. Dit model bestaat, zoals de naam al aangeeft, uit vijf factoren. Deze factoren zijn neuroticisme, agreeableness, extraversie, consciëntieusheid en openheid (McCrae et al., 2000; John & Srivastava 1999). Een borderline persoonlijkheidsprofiel en daarmee ook BPS is doorgaans gerelateerd aan een lager agreeableness en een hoger neuroticisme volgens de Big Five dan andere persoonlijkheidsprofielen en –stoornissen (Saulsman & Page, 2014; Lynam & Widiger, 2001; Samuel & Widiger, 2008). Neuroticisme representeert een hoge mate van angst, emotionele instabiliteit en een kwetsbaarheid voor extreem zelfbewustzijn (Jylhä et al., 2009). Agreeableness staat voor genereus, sympathiek, aardig en vergevingsgezind zijn (McCrae & John, 1992). Verschillen in deze twee persoonlijkheidstrekken zijn waarschijnlijk belangrijke factoren in het verklaren van vertrouwensgedrag. De mate van neuroticisme en agreeableness heeft namelijk invloed op de reactie op verbroken beloften. Mensen die hoger scoren op neuroticisme, vertonen sterkere negatieve emotieve reacties op verbroken beloften dan mensen die hier minder hoog op scoren (Ho, Weingart & Rousseau, 2004; Graziano, Jensen-Campbell & Hair, 1996). Emotieve reacties verwijzen naar de gevoelens die bij iemand opkomen als gevolg van de vertrouwensbreuk, zoals een gevoel van distress of vijandigheid (Ho, Weingart & Rousseau, 2004). Wanneer iemand een verlaagde score heeft op agreeableness, zal deze persoon eerder geneigd zijn minder punten terug te geven in een trust game dan wanneer deze score hoger ligt (Ben-Ner &Halldorsson, 2010).

Naast dat de persoonlijkheid gerelateerd kan zijn aan het vertrouwensgedrag, zou dit ook het geval kunnen zijn voor geslacht. Er is reeds onderzocht of er verschillen zijn in of

(8)

mannen of vrouwen makkelijker anderen vertrouwen, en wie men eerder vertrouwt, mannen of vrouwen (Croson & Buchan, 1999; Buchan, Croson & Solnick, 2008). Tevens is uit eerder onderzoek gebleken dat er verschillen bestaan in het vertrouwensgedrag van mannen en vrouwen. Zo geven vrouwen, wanneer er gebruik wordt gemaakt van experimenten die een sociale interactie nabootsen, meer geld dan mannen (Croson & Buchan, 1999; Eckel & Grossman, 1998), zijn vrouwen meer vergevingsgezind dan mannen nadat zich een vertrouwensbreuk heeft voorgedaan (Miller, Worthington & McDaniel, 2008) en herstellen vrouwen na een breuk sneller het vertrouwen dan mannen (Haselhuhn, Kennedy, Kray, Van Zant & Schweitzer, 2015). Bovendien worden er verschillen in persoonlijkheid gevonden tussen mannen en vrouwen. Zo scoren vrouwen hoger op zowel neuroticisme als agreeableness dan mannen (Lippa, 2010; Weisberg, DeYoung & Hirsh, 2011; Schmitt, Voracek, Realo & Allik, 2008), en krijgen meer vrouwen de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis dan mannen (Johson et al., 2003; Lieb, Zanarini, Schmahl, Linehan & Bohus, 2004).

Met deze studie werd bekeken of mannen en vrouwen verschillend reageren op een voorspelbare tegenspeler, of zij verschillend reageren op een onvoorspelbare tegenspeler en werd nader onderzocht wat de rol van persoonlijkheid volgens de Big Five hierin is. Hierbij werd verwacht dat vrouwen bij zowel een voorspelbare als een onvoorspelbare tegenspeler meer punten zouden teruggeven na een vertrouwensbreuk dan mannen. Wanneer gecontroleerd zou worden voor geslacht werd een effect verwacht van neuroticisme en agreeableness op de hoeveelheid punten die werd teruggegeven na een breuk. Hier was de verwachting dat bij een hogere score op neuroticisme en een lagere score op agreeableness, de teruggave na een vertrouwensbreuk lager zou worden.

(9)

Methode Deelnemers

Tweeëntwintig eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam deden mee aan het onderzoek. Zeven van hen waren man, vijftien waren vrouw en ze hadden een gemiddelde leeftijd van 20.5 (SD = 0.35) jaar. De gemiddelde scores voor neuroticisme en agreeableness waren respectievelijk 18.95 (SD = 9.03) en 32.09 (SD = 5.66). Voor deelname aan het onderzoek kregen de deelnemers 1 proefpersoonpunt. Deelnemers werden geworven via de website van de universiteit en via flyers die in het universiteitsgebouw zijn opgehangen.

Materialen Persoonlijkheid

Persoonlijkheidstrekken werden gemeten met behulp van de NEO Five-Factor Inventory, ook wel afgekort tot NEO-FFI (McCrae & Costa Jr., 2004). Deze vragenlijst bestaat uit zestig items die worden ingevuld op een vijfpunts-likertschaal, waarop de antwoordmogelijkheden van helemaal mee oneens (1) tot helemaal mee eens (5) lopen. Voor de data-analyse werd slechts gebruik gemaakt van de schalen ‘Neuroticisme’ en ‘Agreeableness’. Dit werd gedaan door de antwoorden van de twaalf vragen die onder één schaal vallen, bij elkaar op te tellen waaruit een score ontstaat tussen nul en achtenveertig. Nul geeft een hele lage score bij neuroticisme of agreeableness weer, achtenveertig een extreem hoge. Voorbeelden van vragen die in de vragenlijst voorkomen zijn ‘Ik ben vaak cynisch en sceptisch over de bedoelingen van anderen’ en ‘Ik verknoei veel tijd voordat ik echt aan het werk ga’.

(10)

Trust game

Voor het nabootsen van een sociale situatie waarin een vertrouwensband kan worden opgebouwd, werd gebruik gemaakt van de trust game (Berg, Dickhaut & McCabe, 1995). Dit spel werd twee keer gespeeld door elke deelnemer; een keer tegen een voorspelbare tegenspeler, een keer tegen een onvoorspelbare tegenspeler.

Eén ronde van het spel bestond uit de tegenspeler die een startbedrag van 20 punten heeft, en een deel hiervan kon investeren in de deelnemer. Deze investering werd verdriedubbeld, dus als de tegenspeler 10 punten investeerde, kreeg de deelnemer er 30. De deelnemer kon vervolgens besluiten (een deel van) dit bedrag terug te geven aan de tegenspeler (zie figuur 1), bijvoorbeeld 10. Hiermee werd een ronde van het spel afgesloten en eindigden zowel de deelnemer als de tegenspeler met 20 punten. Per tegenspeler werden er vijfentwintig ronden gespeeld.

3 × investering

teruggave

Tegenspeler Deelnemer

20 punten

Figuur 1. Overzicht van hoe één ronde eruit ziet van de trust game.

De voorspelbare tegenspeler hanteerde een tit-for-tat strategie. Dit houdt in dat deze meer investeerde wanneer hij meer terugkreeg van de deelnemer. De onvoorspelbare tegenspeler hanteerde eveneens een tit-for-tat strategie, maar daarnaast werd er een willekeurig aantal punten tussen de -10 en 10 toegevoegd. Hierdoor werd de investering minder afhankelijk van hoeveel punten de deelnemer de vorige ronde had teruggegeven. Bij de beide soorten tegenspelers vond tweemaal een vertrouwensbreuk plaats; een investering

(11)

van minder dan vijf punten. Om de reactie van de deelnemer te meten werden de gemiddelde teruggave van de deelnemer berekend, en de fractie van de teruggave nadat een breuk had plaatsgevonden. Dit werd vastgesteld door te berekenen welk percentage van het aantal punten dat de deelnemer na een vertrouwensbreuk maximaal kon teruggeven, hij ook daadwerkelijk teruggaf. Zo investeert de tegenspeler tijdens een breuk bijvoorbeeld 2 punten. De deelnemer krijgt er dan 6 en kiest ervoor 2 punten terug te geven. Om de fractie van de teruggave te berekenen, werd uitgerekend welk percentage 2 van 6 is. Hierbij werd vooral gelet op of er een verschil te zien was tussen de ronden waarin geen vertrouwensbreuk plaatsvond, en die waarin wel een breuk plaatsvond.

In deze studie werden de tegenspelers gespeeld door twee van de proefleiders. De investeringen die door de tegenspeler werden gedaan, waren bepaald door de computer. Hier was de deelnemer tijdens het uitvoeren van het onderzoek niet van op de hoogte.

Procedure

Tijdens het uitvoeren van het onderzoek waren alle drie de proefleiders aanwezig. Een van hen speelde de proefleider, de andere twee speelden deelnemer te zijn aan het onderzoek. Gedurende de trust game namen zij de rol van tegenspeler op zich. De daadwerkelijke deelnemer wist hier dus niets vanaf. De rollen die de proefleiders hadden wisselden per deelnemer. Bij binnenkomst van de deelnemer zat de proefleider in de labruimte, en de twee andere deelnemers, eigenlijk ook proefleiders, zaten op een stoel op de gang. Vervolgens werden ze alle drie mee naar binnen genomen en kregen zij een formulier met informatie over het onderzoek. Na het lezen van de informatie, en wanneer de deelnemer ermee akkoord ging, kreeg deze een toestemmingsverklaring om te ondertekenen. Voor de volledigheid deden de tegenspelers alsof zij ook een toestemmingsverklaring ondertekenden. Hierna volgde een korte uitleg van het onderzoek.

(12)

Na deze uitleg begon het daadwerkelijke onderzoek. De deelnemer en tegenspeler 1 namen plaats achter de computers, tegenspeler 2 werd verzocht op de gang te wachten. De deelnemer vulde de NEO-FFI in op de computer, tegenspeler 1 deed alsof hij dezelfde vragenlijst invulde op een laptop. Nadat zij beiden de vragenlijst hadden afgerond werd de eerste ronde van het spel gestart. Zodra het spel bezig was bracht de proefleider de laptop naar tegenspeler 2, die nog steeds op de gang zat, en deed alsof deze de NEO-FFI nu ging invullen. Wanneer het spel klaar was werd tegenspeler 1 verzocht op de gang plaats te nemen, en mocht tegenspeler 2 naar binnen komen om de tweede ronde van het spel te spelen. De deelnemer bleef hierbij achter dezelfde computer zitten. Wanneer ook deze ronde van het spel klaar was zette de proefleider de laatste vragenlijst (Theory of Mind, Luyten et al., 2016) klaar voor de deelnemer. Hij haalde wederom de laptop van de gang en gaf deze aan tegenspeler 2, eveneens om het te doen lijken alsof de beide tegenspelers ook de vragenlijsten invulden. Bij het voltooien van deze vragenlijst was het onderzoek afgerond, en werd tegenspeler 1 van de gang gehaald om gezamenlijk de debriefing te doen. Alle drie de deelnemers kregen een formulier met de uitleg van het daadwerkelijke doel van het onderzoek. Dit was tevens het moment dat het voor de deelnemer duidelijk werd dat de twee tegenspelers eigenlijk ook proefleiders van het onderzoek waren. Als laatste volgde er een aantal exit-vragen voor de deelnemer: leeftijd, geslacht, en of hij of zij daadwerkelijk geloofde dat de tegenspelers echte deelnemers waren. Hierna werd de deelnemer bedankt en mocht hij gaan. Na het succesvol afronden van het onderzoek werd de deelnemer één proefpersoonpunt toegekend.

Variabelen

Voor de statistische analyses werd gebruik gemaakt van de variabelen algemene teruggave, fractie van de maximale teruggave na een vertrouwensbreuk, neuroticisme, agreeableness, geslacht en type tegenspeler. De algemene teruggave houdt in wat de

(13)

deelnemer gemiddeld genomen over alle ronden van het spel teruggeeft aan de tegenspeler. De fractie van de maximale teruggave na een breuk is het percentage van wat de deelnemer na een breuk maximaal kan teruggeven, hij daadwerkelijk teruggeeft. Neuroticisme en agreeableness geven de scores op deze twee schalen weer en type tegenspeler geeft aan welke soort tegenspeler de deelnemer in de eerste ronde tegenover zich kreeg.

Statistische analyses

Alle analyses werden uitgevoerd met SPSS versie 23 (IBM Corp., 2015). Voor het testen van beide hypotheses werd een repeated measures ANCOVA gebruikt met een alpha van p < 0.05 en een Bonferroni correctie. De algemene teruggave en de fractie van de teruggave na een breuk werden ingevoerd als within-subjects variabelen, geslacht als between-subjects variabele en neuroticisme, agreeableness en type tegenspeler als covariaten.

Resultaten

Van de 22 deelnemers hebben twee deelnemers maar één ronde van de trust game gespeeld. De gegevens van deze twee deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere data-analyse. Over de overgebleven gegevens werd de gemiddelde teruggave van de deelnemer berekend, eveneens als de gemiddelde fractie van de teruggave nadat een vertrouwensbreuk had plaatsgevonden. Beiden met bijbehorende standaarddeviaties. Deze waarden zijn terug te vinden in Figuur 2 en Figuur 3.

(14)

6 7 8 9 10 11 12 13 14 Voorspelbaar Onvoorspelbaar gem id del de a lg em en e t er ug ga ve Vrouw Man 0,3 0,32 0,34 0,36 0,38 0,4 0,42 0,44 Voorspelbaar Onvoorspelbaar Gem id del de fr ac tie v an ter ug ga ve na br eu k Vrouw Man

Figuur 2. De gemiddelde algemene teruggave van mannen en vrouwen voor een voorspelbare en een

onvoorspelbare tegenspeler, met standaarddeviaties.

Figuur 3. De gemiddelde fractie van de teruggave na een breuk van mannen en vrouwen voor een

voorspelbare en onvoorspelbare tegenspeler, met standaarddeviaties.

Op deze gegevens is vervolgens een repeated measures ANCOVA uitgevoerd met als between-subjects variabele geslacht en als within-subjects variabelen de algemene teruggave en de fractie van de teruggave na een breuk. Neuroticisme, agreeableness en volgorde van de soort tegenspeler (in de eerste ronde de voorspelbare of in de eerste ronde de onvoorspelbare tegenspeler) zijn als covariaten meegenomen.

(15)

Aan alle assumpties die voor een repeated-measures ANCOVA worden gesteld is voldaan. Uit een niet significante Kolmogovor-Smirnov test bleek dat de data van de twee afhankelijke variabelen algemene teruggave en fractie van de teruggave na een breuk normaal verdeeld waren over mannen en vrouwen, allen p > 0.05. Levene’s test was evengoed niet significant en gaf aan dat er sprake was van homogeniteit tussen de varianties over de groepen, allen p > 0.05. Tevens was Box’s test niet significant, waaruit bleek dat de covariantie matrices voor de twee afhankelijke variabelen gelijk verdeeld waren over de groepen, F(10,446) = 0.65, p > 0.05. Ten slotte is naar de homogeniteit van regressie slopes gekeken. Ook dit bleek niet significant voor de drie covariaten; type tegenspeler, F(1,11) = 1.83, p > 0.05, neuroticisme, F(1,11) = 1.19, p > 0.05 en agreeableness, F(1,11) = 0.09, p > 0.05, dus ook aan de laatste assumptie werd voldaan.

Er werd geen significant verschil gevonden op de fractie van de maximale teruggave na een breuk tussen de voorspelbare en de onvoorspelbare tegenspeler, F(1,14) = 0.04 , p > 0.05. Voor de algemene teruggave werd eveneens geen significant verschil gevonden tussen de beide tegenspelers, F(1,14) = 1.1, p > 0.05. Het type tegenspeler heeft noch invloed op de algemene teruggave van de deelnemers, noch op de fractie van de maximale teruggave na een breuk. Voor de soort tegenspeler werd geen significant hoofdeffect gevonden, F(2,13) = 2.18, p > 0.05. Welk type tegenspeler iemand als eerste krijgt lijkt dus geen effect te hebben op de teruggave.

Hier werd nog geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Wanneer dat onderscheid wel werd gemaakt, bleek er geen significant hoofdeffect te zijn voor geslacht, F(1,14) = 0.14, p > 0.05. Vrouwen hebben in deze studie niet meer punten teruggegeven dan mannen. Dit resultaat is niet in lijn met de eerste hypothese, waarin werd verwacht dat vrouwen juist wel meer punten zouden teruggeven dan mannen.

(16)

Voor de tweede hypothese is gekeken naar de invloed van neuroticisme en agreeableness op de teruggave. Hier werden eveneens geen significante effecten gevonden voor zowel neuroticisme, F(1,14) = 0.07, p > 0.05, als voor agreeableness, F(1,14) = 0.05, p > 0.05. Hiermee is de tweede hypothese ook afgewezen. Er wordt geen invloed van neuroticisme en agreeableness op de teruggave gevonden. Dit druist in tegen de verwachtingen, waarin werd gesteld dat bij een hogere score voor neuroticisme en een lagere score voor agreeableness bij beide tegenspelers minder zou worden teruggegeven.

Conclusies en Discussie

Deze studie onderzocht de effecten van geslacht en de persoonlijkheidstrekken neuroticisme en agreeableness op de teruggave van het aantal punten in een trust game. Hierbij is gekeken naar de hoeveelheid teruggave in het algemeen en naar de hoeveelheid teruggave na een vertrouwensbreuk, en werd onderscheid gemaakt tussen een voorspelbare en een onvoorspelbare tegenspeler. Er werd geen effect gevonden van geslacht op de algemene teruggave bij zowel een voorspelbare als een onvoorspelbare tegenspeler. Tevens bleek er geen verschil tussen mannen en vrouwen in de fractie van de teruggave na een vertrouwensbreuk bij beide soorten tegenspelers. Ook de effecten van neuroticisme en agreeableness bleven uit. De scores op deze persoonlijkheidstrekken bleken beiden geen invloed te hebben op de teruggave na een vertrouwensbreuk, zowel bij een voorspelbare als bij een onvoorspelbare tegenspeler niet. Wanneer geen onderscheid werd gemaakt tussen mannen en vrouwen en persoonlijkheid niet werd meegenomen, werd er wel een verschil

gevonden in de teruggave tussen de beide tegenspelers.

Beide hypothesen die voor dit onderzoek waren gesteld zijn daarmee verworpen; zijnde vrouwen reageren op een vertrouwensbreuk van zowel een voorspelbare als een onvoorspelbare tegenspeler met meer teruggave dan mannen, en wanneer wordt gecontroleerd

(17)

voor sekseverschillen wordt er een effect gevonden van persoonlijkheid op de reactie op een vertrouwensbreuk. Hier kan echter niet uit geconcludeerd worden dat deze effecten niet bestaan. Toekomstig onderzoek zal dit uit moeten wijzen.

Deze bevindingen staan haaks op de bevindingen die zijn gedaan in eerdere onderzoeken. Daaruit komt naar voren dat vrouwen over het algemeen wel meer punten teruggeven dan mannen wanneer een trust game of soortgelijk spel wordt gespeeld (Croson & Buchan, 1999; Eckel & Grossman, 1998) en dat vrouwen na een breuk eerder geneigd zijn te vergeven dan mannen (Miller, Worthington & McDaniel, 2008). Het uitblijven van dit effect kan een aantal oorzaken hebben. De hoeveelheid mannelijke en vrouwelijke deelnemers aan dit onderzoek was niet gelijk; veertien vrouwen tegenover zes mannen. Doordat er zo weinig mannen meededen is het goed mogelijk dat hun reacties geen effect teweeg konden brengen. Wanneer de hoeveelheid mannen en vrouwen in het onderzoek meer aan elkaar gelijk is, wordt de kans vergroot dat er een invloed van geslacht wordt gevonden. Bovendien is in dit onderzoek geen rekening gehouden met het geslacht van de tegenspeler en welke invloed dit zou kunnen hebben op het vertrouwensgedrag van de deelnemers. Vrouwen worden over het algemeen, door zowel mannen als vrouwen, als betrouwbaarder gezien dan mannen (Buchan, Croson & Solnick, 2008). In de huidige studie is gebruik gemaakt van zowel vrouwelijke als mannelijke tegenspelers. Gezien het feit dat men vrouwen betrouwbaarder vindt dan mannen, is het goed mogelijk dat de deelnemers bij een vrouwelijke tegenspeler meer punten teruggeven en eerder geneigd zijn het vertrouwen na een breuk te herstellen dan bij een mannelijke tegenspeler.

Ook het feit dat er geen invloed van de persoonlijkheidstrekken neuroticisme en agreeableness werd gevonden op de algemene teruggave en de teruggave na een vertrouwensbreuk is niet wat werd verwacht en is niet in lijn met hetgeen uit eerdere onderzoeken blijkt. Daar wordt namelijk gevonden dat de mate van neuroticisme en

(18)

agreeableness die iemand bezit invloed hebben op het vertrouwensgedrag van een individu. Hierbij speelt voornamelijk een verhoogde mate van neuroticisme en een verlaagde mate van agreeableness een rol (Ho, Weingart & Rousseau, 2004; Graziano, Jensen-Campbell & Hair, 1996). Het huidige onderzoek maakte gebruik van een vrij homogene groep deelnemers; zij waren allemaal eerstejaars psychologiestudenten aan de Universiteit van Amsterdam, met een leeftijd tussen de 19 en 22 jaar. De scores op agreeableness waren allen vrij hoog, namelijk gemiddeld 32 waarbij de laagst mogelijke score 0 is en de hoogst mogelijke score 48. Zonder de benodigde (lage) uitschieters blijft een effect vervolgens uit.

De huidige studie heeft, in tegenstelling tot de meeste eerder uitgevoerde studies op dit gebied, onderscheid gemaakt tussen een voorspelbare en een onvoorspelbare tegenspeler. Het doel hiervan was om te bekijken of de betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de tegenspeler een effect zouden hebben op de teruggave van de deelnemer. Deze invloed werd inderdaad gevonden. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken die aangeven dat wanneer iemand betrouwbaar en voorspelbaar gedrag vertoont, er makkelijker een vertrouwensband kan worden opgebouwd met die persoon. Het wordt vervolgens ook makkelijker geaccepteerd als dat vertrouwen een keer wordt geschonden (Butler, 1991; Robinson & Rousseau, 1994; Graen & Uhl-Bien, 1995; aangehaald in Whitener et al., 1998). Het tegenovergestelde gebeurt wanneer iemand keer op keer erg wisselvallig reageert. Dan wordt een vertrouwensband minder makkelijk opgebouwd, en als het kleine beetje vertrouwen dat er eventueel wel is ook nog eens wordt geschonden, is de kans groot dat dat niet wordt aanvaard door een deelgenoot (Jukka, Blomqvist & Gan, 2016). Met dit onderzoek is een eerste stap gezet naar het onderzoeken van de betrouwbaarheid van gedrag, iets wat met vervolgonderzoek verder kan worden uitgebreid.

In het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van een vrij homogene groep deelnemers. Het is goed mogelijk dat hierdoor geen resultaten werden gevonden, want hoe

(19)

homogener de groep, hoe dichter de uitkomsten ook bij elkaar zullen liggen. Voor een eventuele vervolgstudie wordt het dan ook ten zeerste aangeraden meer verscheidenheid in de deelnemers aan te brengen. Zowel wat betreft leeftijd en geslacht, maar bijvoorbeeld ook opleidingsniveau. Bovendien is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een erg beperkte deelnemerspopulatie, er hebben slechts tweeëntwintig deelnemers deelgenomen. Met een vooraf uitgevoerde power-analyse is vastgesteld dat voor het onderzoek minstens zestig deelnemers nodig zouden zijn. Het feit dat dit aantal niet is gehaald, komt de power niet ten goede. Hierdoor bestaat eveneens de kans dat verwachte effecten uitblijven. Voor een volgend onderzoek is het dan ook belangrijk dat meer deelnemers worden geworven.

Vervolgens het punt van de tegenspeler. Deze studie maakte gebruik van twee vrouwelijke en één mannelijke tegenspeler, die willekeurig werden afgewisseld. Elke deelnemer kreeg te maken met twee tegenspelers. Hierbij werd echter geen rekening gehouden met het geslacht van de tegenspelers. Wellicht zijn er ongewenste effecten opgetreden doordat een deelnemer slechts de twee vrouwelijke tegenspelers kreeg, of juist wanneer hij of zij een vrouwelijke en de mannelijke tegenspeler had. In het huidige onderzoek is niet systematisch bijgehouden welke tegenspelers de deelnemers tegenover zich kregen. Om eventuele ongewenste effecten die uit deze verschillen kunnen ontstaan te vermijden, is het raadzaam ervoor te kiezen dat elke deelnemer bijvoorbeeld een mannelijke en een vrouwelijke tegenspeler krijgt.

Ten slotte is het belangrijk de manipulatiecheck te bespreken. Hoewel deze in dit onderzoek wel aanwezig was, was deze vrij beperkt. De deelnemers werd één vraag gesteld over de geloofwaardigheid. Deze vraag gaf echter weinig inzicht in welke onderdelen van het onderzoek deelnemers daadwerkelijk geloofden en wat aan de opzet van het onderzoek wellicht verbeterd kan worden. Ook dit is iets om in het vervolg rekening mee te houden en

(20)

duidelijk uit te werken aangezien het veel informatie kan geven over de opzet van het onderzoek.

Inmiddels is duidelijk dat mannen en vrouwen verschillend vertrouwensgedrag vertonen (Croson & Buchan, 1999; Eckel & Grossman, 1998) en dat bepaalde persoonlijkheidstrekken dit gedrag kunnen beïnvloeden (Ho, Weingart & Rousseau, 2004; Graziano, Jensen-Campbell & Hair, 1996). Kennis over hoe vrouwen precies anders reageren dan mannen in sociale situaties waarin vertrouwen een rol speelt en of voorspelbaarheid hier een invloed op uitoefent, kan op een aantal manieren gebruikt worden. Zo geven Haselhuhn en collega’s (2015) aan dat vrouwen hun vertrouwen in een ander minder snel verliezen nadat het vertrouwen is geschonden dan mannen. Hierdoor kunnen vrouwen worden gezien als naïever en is het mogelijk dat zij meer risico lopen om uitgebuit te worden dan mannen (Haselhuhn et al., 2015). Deze en nieuwe kennis over dit soort sociale uitwisselingen kan vrouwen helpen dit gedrag te herkennen, en eventuele negatieve consequenties ervan te voorkomen. Maar het aanhoudende vertrouwen van vrouwen kan het voor hen ook mogelijk maken om kleine misverstanden eerder door de vingers te zien en samen te werken met een ander om tot een creatieve oplossing te komen (Haselhuhn et al., 2015). Dit soort informatie kan cruciaal zijn in het bedrijfsleven, omdat op deze manier werknemers doelmatig kunnen worden ingezet op verschillende opdrachten.

Meer inzicht in de invloed van bepaalde persoonlijkheidstrekken op vertrouwensgedrag kan op een vergelijkbare manier worden gebruikt. Wat nog wel uitgebreider onderzocht dient te worden is de rol die vertrouwen speelt bij bepaalde psychopathologie, en dan voornamelijk die waar persoonlijkheid een belangrijke rol speelt, zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS). Bekend is dat wanneer iemand een hogere mate van neuroticisme en een lagere mate van agreeableness heeft, dit het vertrouwensgedrag dusdanig beïnvloedt dat iemand wantrouwender is en het niet nakomen

(21)

van een belofte minder makkelijk vergeeft (Ho, Weingart & Rousseau, 2004; Graziano, Jensen-Campbell & Hair, 1996). Eveneens is bekend dat mensen die lijden aan BPS een hogere mate van neuroticisme en een lagere mate van agreeableness hebben, en dat zij problemen hebben met het vertrouwen van anderen (Saulsman & Page, 2014; Lynam & Widiger, 2001; Samuel & Widiger, 2008). Hoe deze zaken elkaar beïnvloeden en wat voor uitwerking dit heeft blijft echter onduidelijk. Het is van belang hier meer inzicht in te krijgen, zodat op die manier meer duidelijkheid kan ontstaan over hoe de stoornis zich uit. Wellicht kan met deze uitgebreidere kennis over de rol van vertrouwen bij een borderline persoonlijkheidsstoornis, de behandeling hiervoor worden aangepast en kunnen er mogelijkerwijs betere behandelresultaten behaald worden.

Concluderend kan worden gezegd dat met het huidige onderzoek geen effecten zijn gevonden voor geslacht en bepaalde persoonlijkheidstrekken op vertrouwensgedrag. Hiermee is echter niet gezegd dat deze effecten hoe dan ook niet bestaan. Meer onderzoek naar het onderwerp is nodig om hier eventueel uitsluitsel over te kunnen geven. Het is nuttig deze informatie op de werkvloer te gebruiken, maar ook om het toe te passen in de eventuele bijstelling van de behandeling voor een borderline persoonlijkheidsstoornis.

(22)

Dankwoord

Ik wil graag iedereen bedanken die het mij heeft mogelijk gemaakt deze master these tot een goed einde te brengen.

In het bijzonder wil ik Henk Cremers bedanken voor zijn betrokkenheid en hulp. Ik kon altijd bij hem terecht met vragen en voor advies. Hij nam elke keer de tijd en had het geduld om mij weer op weg te helpen. Als tweede wil ik Suzanne Juffermans en Jan Batstra bedanken. Zonder hen was het niet mogelijk geweest dit onderzoek uit te voeren. Hun hulp en kennis is tijdens de uitvoering van het onderzoek onmisbaar gebleken. Tot slot wil ik Wolfert Engelsman bedanken voor de nodige mentale steun tijdens de moeilijkere momenten. Hij wist mij elke keer weer nieuwe moed in te praten.

(23)

Referenties

Berg, J., Dickhaut, J. & McCabe, K. (1995). Trust, Reciprocity, and Social History. Game and Economic Behavior, 10, 122-142.

Ben-Ner, A., & Halldorsson, F. (2010). Trusting and trustworthiness: What are they, how to measure them, and what affects them. Journal of Economic Psychology, 31(1), 64-79. Buchan, N. R., Croson, R. T. A. & Solnick, S. (2008). Trust and Gender: An Examination of

Behavior and Beliefs in the Investment Game. Journal of Economic Behavior & Organization, 68, 466-476.

Chaudhuri, A., & Gangadharan, L. (2003). Gender differences in trust and reciprocity.

Child, J., & Rodrigues, S. B. (2004). Repairing the breach of trust in corporate governance. Corporate Governance: An International Review, 12, 143-152.

Croson, R. & Buchan, N. (1999). Gender and Culture: International Experimental Evidence from Trust Games. The American Economic Review, 89, 386-391.

Cumming, L. L., & Bromiley, P. (1996). The Organizational Trust Theory (OTI): Development and Validation.". Trust in Organization. In RK (Eds), Frontiers of

Theory and Research, 302-220.

Das, T. K., & Teng, B. S. (2002). Alliance constellations: A social exchange perspective. Academy of management review, 27(3), 445-456.

Eckel, C. C., & Grossman, P. J. (1998). Are women less selfish than men?: Evidence from dictator experiments. The economic journal, 108(448), 726-735.

Fiedler, M. & Haruvy, E. (2009). The Lab versus the Virtual Lab and Virtual Field—An Experimental Investigation of Trust Games with Communication. Journal of Economic Behavior & Organization, 72, 716–724.

Franzen, N., Hagenhoff, M., Baer, N., Schmidt, A., Mier, D., Sammer, G., Gallhofer, B., Kirsh, P., & Lis, S. (2010). Superior ‘Theory of Mind’ in Borderline Personality Disorder: An Analysis of Interaction Behavior in a Virtual Trust Game. Psychiatry Research, 187, 224-233.

(24)

Fonagy, P., Luyten, P., Moulton-Perkins, A., Lee, Y. W., Warren, F., Howard, S., ... & Lowyck, B. (2016). Development and validation of a self-report measure of

mentalizing: The Reflective Functioning Questionnaire. PloS one, 11(7), e0158678. Graziano, W. G., Jensen-Campbell, L. A. & Hair, E. C. (1996). Perceiving Interpersonal

Conflict and Reacting to it: The Case for Agreeableness. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 820-835.

Hasselhuhn, M. P., Kennedy, J. A., Kray, L. J., Van Zant, A. B. & Schweitzer, M. E. (2015). Gender Differences in Trust Dynamics: Women Trust more than Men Following Trust Violation. Journal of Experimental Social Psychology, 56, 104-109.

Ho, V. T., Weingart, L. R. & Rousseau, D. M. (2004). Responses to Broken Promises: Does Personality Matter? Journal of Vocational Behavior, 65, 276-293.

John, O. P., & Srivastava, S. (1999). The Big Five trait taxonomy: History, measurement, and theoretical perspectives. In L. A. Pervin & O. P. John (Eds.), Handbook of personality: Theory and research (2nd ed., pp.102–138). New York, NY: Guilford Press.

Johnson, N. D. & Mislin, A. A. (2011). Trust games: A Meta-analysis. Journal of Economic Psychology, 32, 865-889.

Johnson, D. M., Shea, M. T., Yen, S., Battle, C. L., Zlotnick, C., Sanislow, C. A., ... & Gunderson, J. G. (2003). Gender differences in borderline personality disorder: Findings from the Collaborative Longitudinal Personality Disorders Study. Comprehensive Psychiatry, 44(4), 284-292.

Jukka, M. K., Blomqvist, K., Li, P. P., & Gan, C. (2016). Trust-distrust balance: Trust ambivalence in Sino-Western B2B relationships. Cross Cultural & Strategic Management, (just-accepted), 00-00.

Jylhä, P., Melartin, T., Rytsälä, H., & Isometsä, E. (2009). Neuroticism, introversion, and major depressive disorder – traits, states, or scars? Depression and Anxiety, 26, 325-334.

Kadefors, A. (2004). Trust in Project Relationships – Inside the Black Box. International Journal of Project Management, 22, 175-182.

King-Casas, B., Sharp, C., Lomax-Bream, L., Lohrenz, T., Fongay, P. & Read Montague, P. (2008). The Rupture and Repair of Cooperation in Borderline Personality Disorder. Science, 321, 806-810.

Levy, K. N. (2005). The implications of attachment theory and research for understanding borderline personality disorder. Development and psychopathology, 17(4), 959-986. Lieb, K., Zanarini, M. C., Schmahl, C., Linehan, M. M., & Bohus, M. (2004). Borderline

(25)

Lippa, R. A. (2010). Gender Differences in Personality and Interests: When, Where, and Why? Social and Personality Psychology Compass, 11, 1098-1110.

Lis, S., & Bohus, M. (2013). Social interaction in borderline personality disorder. Current

psychiatry reports, 15(2), 338.

Lynam, R. D. & Widiger, T. A. (2001). Using the Five-Factor Model to Represent the DSM-IV Personality Disorders: An Expert Concensus Approach. Journal of Abnormal Psychology, 110, 401-412.

Lönnqvist, J. E., Verkasalo, M. & Walkowitz, G. (2011). It Pays to Pay – Big Five Personality Influences on Cooperative Behavior in an Incentivized and Hypothetical Prisoner’s Dilemma Game. Personality and Individual Differences, 50, 300-304. Lönnqvist, J. E., Verkasalo, M., Wichardt, P. C. & Walkowitz, G. (2012). Personality

Disorder Categories as Combinations of Dimensions: Translating Cooperative Behavior in Borderline Personality Disorder into the Five-Factor Framework. Journal of Personality Disorders, 26, 298-304.

McCrae, R. R. & Costa Jr., P. T. (2004). A Contemplated Revision of the NEO Five-Factor Inventory. Personality and Individual Differences, 36, 587-596.

McCrae, R. R., Costa Jr., P. T., Ostendorf, F., Angleitner, A., Hrebickova, M., Avia, M. D., Smith, P. B. (2000). Nature over nurture: Temperament, personality, and life span development. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 173–186.

McCrae, R. R., John, O. P. (1992). An introduction to the five-factor model and its applications. Journal of Personality, 60, 175-215.

Miller, A. J., Worthington Jr, E. L., & McDaniel, M. A. (2008). Gender and forgiveness: A meta-analytic review and research agenda. Journal of Social and Clinical

Psychology, 27(8), 843-876.

Molm, L. D., Takahashi, N., & Peterson, G. (2000). Risk and trust in social exchange: An experimental test of a classical proposition. American Journal of Sociology, 105(5), 1396-1427.

Morey, L. C., Gunderson, J., Quigley, B. D. & Lyons, M. (2000). Dimensions and Categories: The Big-Five Factors and DSM Personality Disorders. Psychological Assessment, 7, 203-216.

Orbell, J., Dawes, R. & Schwartz-Shea, P. (1994). Trust, Social Categories, and Individuals: The Case of Gender. Motivation and Emotion, 18, 109-128.

Ostrom, Elinor, and James Walker, eds. Trust and reciprocity: Interdisciplinary lessons for

experimental research. Russell Sage Foundation, 2003.

Raja, U., Johns, G. & Ntalianis, F. (2004). The Impact of Personality on Psychological Contracts. Academy of Management Journal, 47, 350-367.

(26)

Samuel, D. B. & Widiger, T. A. (2008). A Meta-analytic Review of the Relationships Between the Five-Factor Model and DSM-IV-TR Personality Disorders: A Facet Level Analysis. Clinical Psychology Review, 28, 1326-1342.

Saulsman, L. M. & Page, A. C. (2014) The Five-Factor Model and Personality Disorder Empirical Literature: A Meta-analytic Review. Clinical Psychology Review, 23, 1055-1085.

Schmitt, D. P., Voracek, M., Realo, A. & Allik, J. (2008). Why can’t a Man Be More Like a Woman? Sex Differences in Big Five Personality Traits across 55 Cultures. Journal of Personality and Social Psychology, 94, 168-182.

Skodol, A. E., Gunderson, J. G., Pfohl, B., Widiger, T. A., Livesley, W. J., & Siever, L. J. (2002). The borderline diagnosis I: psychopathology, comorbidity, and personaltity structure. Biological psychiatry, 51(12), 936-950.

Unoka, Z., Seres, I., Áspán, N., Bódi, N., & Keri, S. (2009). Trust Game Reveals Restricted Interpersonal Transactions in Patients with Borderline Personality Disorder. Journal of Personality Disorders, 23, 399–409.

Whitener, E. M., Brodt, S. E., Korsgaard, M. A., & Werner, J. M. (1998). Managers as initiators of trust: An exchange relationship framework for understanding managerial trustworthy behavior. Academy of management review, 23(3), 513-530.

Widiger, T. A., & Weissman, M. M. (1991). Epidemiology of borderline personality disorder. Psychiatric Services, 42(10), 1015-1021.

Weisberg, Y. J., DeYoung, C. G. &Hirsh, J. B. (2011). Gender Differences in Personality across the Ten Aspects of the Big Five. Frontiers in Psychology, 2, 1-11.

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nadat De Jongh en Ten Broeke de meta-analyse hebben gemist en hun studenten een overbodig literatuuron- derzoek hebben opgedragen, moeten deze verder zoe- ken om McNally (1999) op

Maar waar gaat het om? Deze vraag verdient voor nu twee antwoorden. Ten eerste is het belangrijk vast te stellen dat de centrale rol van vertrouwen in het dagelijks leven ertoe

moeten vertrouwen: ‘Waar moet ik aanbellen?’ ‘Wie is onze wijkagent?’ ‘Wat is een gebiedsmakelaar?’ In de literatuur worden vier kenmerken genoemd die relevant zijn in

Ziggo stelt vast dat KPN, YouCa en Tele2 zich kunnen vinden in de conclusies van OPTA ten aanzien van de afbakening van de relevante markten, de positie van Ziggo op deze

Echtpaar Habenix zit in het bejaar- denhuis. Het tekort wordt bijgepast door de Sociale Dienst. Na verrekening van af- trekpost ziektekostenverzekering, wordt hij

Meer recentelijk is de onderzoekslijn uitgebreid naar andere patiëntengroepen die traditioneel geëxcludeerd worden bij klinisch geneesmiddel onderzoek zoals volwassenen met

Onder commerciële waarde zou echter ook kunnen worden verstaan de waarde van het pensioen zoals de uitvoerder van het pensioen in eigen beheer dit in de jaarrekening moet opnemen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of